Les 10 Romeinse Kunst

advertisement
Romeinse Kunst
Dit hoofdstuk bestaat uit drie onderdelen: de Romeinse bouwkunst, de Romeinse
beeldhouwkunst en de Romeinse schilderkunst.
I.
Romeinse bouwkunst: voor burger en imperium
1.1 inleiding: Romeinen en Grieken
De Romeinse schrijver Vergilius schrijft in de eerste eeuw v. chr., als hij een
toekomstvoorspelling doet over de grootheid van het Romeinse Rijk, het volgende:
Anderen zullen het brons met groter bezieling vervullen,
denk ik, en levensechter hoofden uit marmer houwen.
Zij zullen beter het woord kunnen voeren of met hun passer
hemelbanen beschrijven en rijzende sterren benoemen.
Jij, Romein, moet bedenken: jij bent tot heerser geboren;
Dit zal jouw specifieke talent zijn: vrede opleggen,
Onderworpenen sparen, neerslaan wie zich verzetten
Vergilius had gelijk. Inderdaad, de Grieken waren superieur aan de Romeinen in kunst en
wetenschap, maar de Romeinen waren overwinnaars, heersers, bestuurders van een zeer groot
rijk. Dat zien we ook in hun beeldende kunst en architectuur terug.
1.2 De allure van de Romeinse bouwkunst
De Romeinen waren veel meer dan de Grieken bezig met het verwerven en uitoefenen van
macht. Dat bepaalde in belangrijke mate hun architectuur. Zij waren geïnteresseerd in een
praktische bouwkunst: het aanleggen van wegen, aquaducten, openbare badgebouwen
(thermen) en gebouwen waar handel werd gedreven en recht werd gesproken, de basilica's .
Deze gebouwen hadden vaak enorme afmetingen. Ze moesten immers tevens de grootheid
van het Romeinse imperium uitstralen. De invloed van het leger is zelfs terug te vinden in de
plattegronden van de steden die ze stichtten: deze gingen terug op de plattegrond van de
legerplaatsen. Daarnaast richtten de Romeinen uiteraard ook veel gebouwen op die
herinnerden aan hun militaire successen en hun macht, zoals triomfbogen en gedenkzuilen"
Wat de tempel- en theaterbouw betreft grepen ze terug op de Grieken.
1.3 Griekse invloed: tempel en theater
Al vroeg waren de Romeinen met de Grieken in contact gekomen. omstreeks 700 v. Chr.
werd de zuidpunt van Italië en de streek ten zuiden van Rome door Grieken bewoond. Daar
vinden we, onder Napels, nog grootse resten van Griekse tempels. Van de Grieken hebben de
Romeinen de tempelvorm - met enkele afwijkingen overgenomen. Een goed bewaarde
Romeinse tempel bevindt zich in Nimes (afb.4. 1). Naast de van de Grieken overgenomen
tempelvorm, zien we ook - en dat is wel typisch Romeins - tempeltjes met een ronde vorm
(afb.4.2).
1
4. 1
4.2
Ook de vorm van het theater werd van de Grieken overgenomen. Hier waren de afwijkingen
echter opvallender (afb . 4.3).
4.3
Griekse theater van Epidauros
Plattegrond Romeins theater
Ondanks hun grote bewondering voor de Griekse architectuur gingen de Romeinen toch hun
eigen weg. Daarbij was het materiaal dat ze gebruikten, vaak bepalend voor de vormen die ze
toepasten. Daarom zullen we nu eerst het materiaal bespreken en dan de vormen.
1.4 Romeinse materialen
Bij het bouwen gebruikten de Romeinen niet alleen natuursteen, maar ook baksteen en zelfs
als eersten op grote schaal beton. Hoe ging dat bouwen met beton in zijn werk? Ze maakten
een bekisting van hout of van baksteen, stortten de ruimte daartussen vol met kapotte stenen
of met puin en goten daaroverheen een mengsel van kalk, vulkanisch zand en water. zodat de
massa hard was geworden, bouwden ze daarop weer een nieuwe bekisting enzovoort.
Het werken met beton bood hun de mogelijkheid zeer hoge gebouwen te maken met een zeer
groot grondoppervlak. Gewelven of koepels van beton kunnen immers veel grotere ruimtes
2
overbruggen dan daken die gestut moeten worden. Zo zien we dat de aard van het materiaal
ook invloed had op de vorm van de gebouwen.
1.5 Romeinse vormen: bogen, gewelven en koepels
De Romeinen hebben een enorme invloed gehad op de architectuur. overal ter wereld vinden
we de typisch Romeinse vormen zoals bogen, gewelven en koepels terug. Hieronder zullen
we op deze vormen ingaan en daarbij steeds een voorbeeld geven.
Bogen
De boogconstructie is een belangrijke vinding. Hoe komt zo'n boog tot stand? De boog wordt
gevormd door wigvormige stenen. Door de zwaartekracht worden de wigvormige stenen naar
beneden getrokken, waarbij ze steeds meer klem komen te zitten. Met een sluitsteen boven in
het midden wordt de boog gesloten (afb. 4.3). Bogen moeten van opzij altijd gestut worden,
bijvoorbeeld door een andere boog of door een steunbeer (dikke muur), doordat de druk niet
alleen naar beneden gericht is, maar ook zijwaarts. Hierdoor hoeven bogen niet ondersteund te
worden met bijvoorbeeld extra zullen, zoals bij de architraafbouw . Ze kunnen daardoor een
bredere ruimte overspannen dan horizontale afsluitingen. Een opvallend Romeins bouwwerk
dat bestaat uit boogconstructies, is het aquaduct Le pont du Gard in Zuid-Frankrijk (afb. 4.4).
Tot in de twintigste eeuw wordt bij bruggen die een dal of rivier moeten overspannen gebruik
gemaakt van bogen.
4.3
4.4
Hel Romeinse aquaduct Le pont du Gard maakt deel uit van een waterleidingsysteem dat de stad Nimes
van, water voorzag uit een bron die ongeveer 50 kilometer van de stad verwijderd lag. De Pont du Gard is
273 meter lang en 49 meter hoog. Om het water geleidelijk te laten stromen, vereisten dergelijke
bouwwerken een enorme precisie. Het verval van het water van dit aquaduct is niet meer dan 35 cm per
kilometer.
3
Het Colosseum: gewelfbouw en bogen
Als je meer bogen achter elkaar plaatst, ontstaat er een gewelf, een zogenaamd tongewelf. Dat
stelt eisen aan de muren eronder. Deze moeten erg dik zijn om de druk van het gewelf op te
vangen. ze werden bij voorkeur van beton gemaakt. Ook kon men, om de druk te verdelen,
twee tongewelven kruiselings over elkaar plaatsen (afb. 4.5), waardoor een kruisgewelf
ontstond. Deze verschillende vormen van gewelfbouw vinden we in het Colosseum, de
blikvanger in Rome (afb. 4.6).
4.5
Het Colosseum is een amfitheater, dat wil zeggen een rond of ovaal theater. Amfitheaters
werden gebruikt voor het houden van wedstrijden tussen gladiatoren en wilde dieren. Het
4.6 Het Colosseum te Rome. Met dit Romeinse amfitheater kreeg het Romeinse volk in B0 n. Chr. een
prachtige nieuwe arena voor 45.000 toeschouwers, voorzien van de nieuwste snufjes, zoals een zwevende
vloer, waaronder zich de stallen voor de wilde dieren en de dienstruimten bevonden en liften die de kooien
met dieren en de gladiatoren in de arena brachten.
inwijdingsfeest van het Colosseum in 80 n. chr. duurde 100 dagen en daarbij werden talloze
gladiatoren en 5000 wilde dieren gedood!
De bogen van de onderste drie lagen zijn elk versierd met halfzuilen - zuilen die half in de
muur zitten – van steeds een andere Griekse orde. Dorische zuilen staan tegen de muur van de
onderste laag. Ionische zuilen in de middelste rij en Corinthische zuilen staan tussen de bogen
4
van de derde laag. Deze volgorde van zware naar lichte zuilen is later in de bouwkunst steeds
opnieuw gebruikt als er in paleizen of huizen verschillende etages versierd werden.
Binnen de bogen stonden vroeger standbeelden. Aan de bovenkant van het amfitheater waren
palen bevestigd, die gebruikt werden om een enorm zeil te spannen om de zonnehitte te weren
(afb.4.6). De toeschouwer wordt geïmponeerd bij de eerste aanblik. Door de bogen krijgt de
enorme constructie echter toch iets doorzichtigs, zodat de mens, als hij ernaar kijkt, zich niet
verpletterd voelt. Het is een typisch Romeins gebouw, versierd met Griekse elementen.
Basilica: voorbeeld voor christelijke kerken
Een gebouw waarin we soms ook kruisgewelven aantreffen, was de basilica. Een basilica was
een overdekte multifunctionele ruimte. Er werd bijvoorbeeld recht gesproken en markt
gehouden of er werden geldzaken geregeld. Na het pantheon is de basilica te Trier met zijn 70
meter lengte en 30 meter hoogte het grootste Romeinse gebouw dat nog overeind staat (aÍb.
4.7). De vorm van de basilica met een middenschip, met een ronde uitbouw (apsis) en twee
zijbeuken, vormde het grondpatroon voor veel christelijke kerken die later gebouwd werden.
4.7 De Romeinse basilica te Trier, in 31 0 gebouwd als de troonzaal van het paleis van Constantijn de
Grote.
4.8 Het Pantheon (ca. 120-125 n. Chr.)
5
Het Pantheon: een grandioze koepel
Een bijzondere variant van de gewelfbouw is de koepel (afb. 4.5). Een van de grootste
koepels ter wereld is het Pantheon te Rome. Het pantheon was oorspronkelijk een tempel voor
alle goden. Vanaf 600 NC is het in gebruik als een christelijke kerk. Dat betekende voor het
Pantheon - zoals voor zoveel gebouwen uit de klassieke oudheid - de redding. De lichamen
van de Italiaanse koningen en van de Italiaanse schilder Rafael zijn hier geborgen. Aan de
voorkant van het Pantheon staat een 'Grieks' tempelportaal met zuilen. Daarachter bevindt
zich een enorme ronde ruimte, bekroond door een betonnen koepel (afb. 4. 8) Deze was
oorspronkelijk van buiten met brons bekleed. wat een fantastisch gezicht moet zijn geweest in
de stralende zon. De diameter van de koepel is 43 meter, even groot als de tempel hoog is.
Door de ronde opening – oculus / oog genaamd – bovenin de koepel, et diameter van 9 meter"
komt voldoende licht naar binnen. De baan van licht beweegt zich in de loop van de dag door
het interieur en laat steeds een ander gedeelte oplichten (afb. 4.9).
De binnenkant van de koepel bestaat uit cassetten, die oorspronkelijk met verguld brons
bedekt waren. Ook al is dat alles nu niet meer zichtbaar, de indruk van het Pantheon blijft
verpletterend.
4.9
6
Triomfboog en triomfzuil
Twee bekende Romeinse vormen die te maken hebben met het karakter en de 'taak' van het
Romeinse volk zijn de triomfboog en de triomfzuil. Beide werden opgericht als herinnering aan de overwinning op vijandige buitenlandse volkeren. Als bijzondere eer mocht
de veldheer met zijn leger dan een triomftocht houden. Veldheer en leger trokken vervolgens
in een processie voort, waarin krijgsgevangenen meeliepen, onder wie bij voorkeur de
gevangen genomen vorst. Soldaten droegen de buit en geschilderde taferelen van het veroverde land. Door een – oorspronkelijk houten – boog, die voor die gelegenheid werd opgericht,
ging het dan over het Forum Romanum, het centrum van het openbare leven te Rome, naar
het Capitool, de heuvel die daar boven uitstijgt. Daar bracht de veldheer een offer aan de
goden.
Later werden triomfbogen van steen opgericht als een blijvende herinnering. Overal in Europa
kom je nu dergelijke triomfbogen tegen, uit de Romeinse tijd (afb. 4.10) en uit later tijd,
bijvoorbeeld de Arc de Triomphe te Parijs. Vlak bij het Forum is in 113 een zuil opgericht ter
herinnering aan de onderwerping van de Daciers (de inwoners van het huidige Roemenië)
door keizer Trajanus (afb. 4.11). De zuil is 35,25 cm hoog. In de basis is in een gouden urn de
as opgeborgen van Trajanus en zijn vrouw. Boven op de top stond vroeger een standbeeld van
Trajanus. Dat werd ca. 1500 vervangen door een beeld van de apostel Petrus.
Het meest bijzondere aan de zuil zijn de reliëfs (met 2500 figuren!) die de buitenkant sieren.
Zij draaien in een spiraal omhoog en laten de expeditie van Trajanus tegen de Daciërs zien
(afb. 4.12); zo vormen ze een stripverhaal in steen.
4.10 Volubilis, Marokko
7
4.11
De zuil van Trajanus, in 113 aan Trajanus gewijd ter herinnering aan zijn overwinning op de
Daciërs, de inwoners van het huidige Roemenië.
4.12 Boven: een detail van de zuil; soldaten slaan een kamp op.
8
II
De Romeinse beeldhouwkunst
Het citaat van Vergilius hierboven laat zien dat de Romeinen in de Grieken hun meesters
erkenden wat betreft de beeldhouwkunst. Hun bewondering daarvoor was zo groot dat ze –
na hun verovering van Griekenland in 168 v. Chr. – scheepsladingen Griekse beelden naar
Rome transporteerden. Daarvan werden talloze kopieën gemaakt die de tuinen en huizen van
de rijken sierden. De Romeinen hebben daardoor als het ware de Griekse beeldhouwkunst
bewaard en aan ons 'doorgegeven'. Maar naast de grote Griekse invloed, zijn er ook eigen
kenmerken in de Romeinse beeldhouwkunst te ontdekken, met name in de portretten en de
reliëfs.
2.1 Portretten
Realisme
De Grieken maakten portretten van beroemde mannen of vrouwen (dichters, politici,
filosofen, atleten), waarbij ze de werkelijkheid idealiseerden. Romeinse portretten werden
echter gemaakt van ieder die dat kon betalen of een bepaalde functie of macht bezat. De
opdrachtgevers wilden dat de portretten ook leken.
Er bestaan inderdaad zeer realistische Romeinse portretten die absoluut niet verfraaid zijn.
Dat realisme in de Romeinse portretkunst gaat in feite terug op de dodencultus (verzorging en
verering van de doden). De Etrusken, die van 700-500 in het land ten noorden van Rome
machtig waren, bewaarden vaak de as van de gestorvene in sarcofagen (doodskisten). Op de
sarcofaag werd de dode liggend afgebeeld. Voor het lichaam van de gestorvene maakte men
vaak gebruik van standaardmallen (vormen). Het hoofd vertoonde echter een sprekende
gelijkenis met het hoofd van de gestorvene (afb.4.13).
4.13
Realistisch portret van een echtpaar op het deksel van een Etruskische sarcofaag (doodskist) van
klei, eind tweede eeuw v. Chr.
9
4.15
(Links) Een realistisch portretten van de Romeinse veldheren en staatsmanmen Pompeius,
Crassus en Ceasar (ca. 50 v. Chr.)
De Romeinen zelf waren daarnaast gewoon van hun gestorven voorouders dodenmaskers van
was te maken. Deze dodenmaskers werden thuis bewaard en namen als het ware nog deel aan
het officiële leven. In een begrafenisprocessie van de familie droeg iemand, die qua postuur
op de voorouder leek, gekleed in diens officiële kleding, dat masker, zodat de voorouder weer
tot leven leek gekomen.
Zo konden alle mensen aan de kant van de weg zien wie ook alweer – uiteraard –
voortreffelijke voorouders van de onlangs gestorvene waren. Deze tendens tot realisme zien
we terug in de Romeinse portretkunst. Van machtige leiders Pompeius en Caesar hebben we
portretten die zeer persoonlijk en individueel zijn (afb. 4.15).
Geïdealiseerd realisme
Naast de realistische portretten bestaan er ook portretten waarin geïdealiseerde schoonheid en
persoonlijke kenmerken gecombineerd waren. Dat waren vaak portretten van keizers
en andere belangrijke personages. Deze moesten enerzijds waardigheid uitstralen, anderzijds
toch herkenbaar zijn. Een goed voorbeeld daarvan is het portret van keizer Augustus (afb.
4.16). De door ieder zo bewonderde Speerdrager van Polycletus [een beroemd Grieks beeld]
werd als uitgangspunt gekozen voor het portret van Augustus. Door dat beeld als voorbeeld te
nemen wilde men bereiken dat het beeld van Augustus bij zijn burgers respect voor zijn
autoriteit en bewondering voor zijn waardigheid opriep, Wel werd het aangepast aan de
Romeinse smaak: het hoofd kreeg de (overigens wel gerealiseerde) gelaatstrekken van
Augustus en het lichaam werd niet naakt (wat onwaardig was voor een keizer.;, maar gekleed
in harnas en mantel weergegeven. Bovendien werd het hoofd wat gedraaid, zodat de keizer
zijn onderdanen aankeek en werd de arm geheven in een heersend gebaar. Zo werd dit beeld
een voorbeeld van een typisch Romeinse portretkunst.
10
4.16 Een geïdealiseerd beeld van keizer Augustus uit ca. 20 v. Chr.
Romeinse keizers lieten zich echter in later tijd ook wel bewust realistisch afbeelden, zoals
bijvoorbeeld Vespasianus, die steunend op het leger in 69 keizer werd. Zijn veldheerschap
was zijn kracht en dat komt in dit portret goed tot uiting (afb. 4.18).
4.18 Vespasianus
11
III
De Romeinse schilderkunst
3.l De uitbarsting van de Vesuvius
Op 24 augustus van het jaar 79 zag de jonge Romeinse schrijver Plinius vanaf kaap Misenum
bij Napels in de verte iets bijzonders. Een wolk van ongewone grootte en aanblik steeg van de
berg Vesuvius op in de gedaante van een pijnboom. Hoog oprijzend met een lange stam
verbreedde hij zich later met een soort takken. Nu eens was hij wit, dan weer vuil en gevlekt.
Kronkelende en sidderende flitsen van vuur en lange vlammenstralen groter dan
bliksemschichten werden uit de krater gespuwd. Tegelijkertijd begon de aarde te trillen en
klonk er een dof gerommel. Plinius en zijn moeder besloten te vluchten. Ze waren nog maar
nauwelijks op pad, toen de wolk over de aarde neerdaalde en alles in absolute duisternis
Hulde. Ze gingen aan de kant van de weg zitten, bang als ze waren in de duisternis door de
vluchtende mensen onder de voet gelopen te worden. Overal hoorden ze het gejammer van
vrouwen, het geschrei van kinderen, het geschreeuw van mannen. De mensen zochten elkaar
en herkenden elkaar alleen aan hun stem, de een zijn ouders, de ander zijn kinderen, weer een
ander zijn vrouw. Er waren er die uit angst voor de doodjuist om de dood baden. Velen
strekten de handen smekend ten hemel; nog meer mensen verklaarden dat er geen goden meer
bestonden en dat dit de laatste nacht, de eeuwige nacht van de wereld was" Plinius en zijn
moeder wisten zich in veiligheid te brengen. De meeste inwoners van de steden aan de voet
van de Vesuvius niet.
3.2 Romeinse schilderkunst op fresco's
Pompeii, Herculaneum, Boscoreale en Stabiae waren door de uitbarsting van de aardbodem
verdwenen. Ze waren door een metersdikke laag lava, modder en puin bedekt. Pas in de
achttiende eeuw zouden deze steden herontdekt worden. Dan worden er min of meer
systematische opgravingen verricht - al hadden schatgravers in de loop der tijd wel gangen
door de lava gegraven om te kijken of ze waardevolle spullen naar boven konden slepen. De
Duitse geleerde Joachim Winckelmann speelde bij de opgravingen een belangrijke rol. De
vulkaanlaag uit de Vesuvius had de Romeinse steden en de mensen die daar op het moment
van de uitbarsting waren, luchtdicht afgesloten en zo als het ware geconserveerd. Toen
alles was weggegraven, kwam men plotseling oog in oog te staan met de Romeinse cultuur
van bijna zeventien eeuwen geleden. Niet alleen gebouwen kwamen te voorschijn, maar ook
trof men lijken van mensen en dieren aan die overvallen waren door de vurige asregen en
gestikt. Deze opgravingen vormen een grote bron van kennis over Romeinse huizen en
stedenbouw (afb. 4.21 en 4.22). De huizen van de rijken waren versierd met de mooiste
fresco's (wandschilderingen die rechtstreeks op de natte kalk werden aangebracht). De kamers
van de huizen hadden geen ramen, dat was voor het klimaat veel te heet. De grote
muurvlakken boden plaats voor fantastische, kleurrijke fresco's. Vaak werden daar in een
architectonische omlijsting doorkijkjes geschilderd, die de suggestie van ruimte en diepte
gaven. Deze illusie van marmeren zuilen, openstaande vensters waardoorheen een landschap
of een tuin ‘zichtbaar’ werd, was typisch Romeins. In de grote vlakken werden ook wel
mythologische voorstellingen geschilderd, al dan niet naar Grieks voorbeeld.. Weer andere
muurdecoraties waren guirlandes en grottesken: sierlijke, ragfijn geschilderde zuiltjes,
bloemmotieven, maskers en dieren- en mensenfiguurtjes, die speels met elkaar verbonden
werden. Deze decoratievormen werden grottesken genoemd, omdat ze omstreeks 1500 bij
opgravingen in onderaardse ruimtes (Italiaans: grotte) werden aangetroffen.
12
Zo hebben we aan een natuurramp onze kennis van de Romeinse schilderkunst te danken!
4.21 Reconstructie van de stad Pompeii
4.22
4.23 Fresco’s
Bron: Forum
13
Download