 
                                Economie, een Inleiding Hoofdstuk 18: Geld en het bankwezen ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 1 Geld en het bankwezen  Belangrijk voor macro-economische analyse  Zonder geld zijn er geen ‘nominale’, maar enkel reële grootheden en relatieve prijzen ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 2 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. 5. 6. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 3 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. 5. 6. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 4 1. Waarom gebruiken we geld?  Geld    Waardmeter Ruilmiddel Beleggingsmiddel ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 5 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. Waarom gebruiken we geld? 1. Geld als waardemeter 2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel 3. Geld als beleggingsmiddel 2. 3. 4. 5. 6. Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 6 1.1. Geld als waardemeter  Relatieve prijzen   Alles uitdrukken ten opzichte van waarde van bepaald goed  Voorbeeld “Een boek kost 2 bioscoopbezoeken” Eenheid (goed) waarin alles wordt uitgedrukt noemen we numéraire  Nominale prijzen   In geld uitgedrukte waarde van elk goed  Voorbeeld “Een boek kost €15, een bioscoopbezoek kost €7,5” Het is in elk geval praktischer voor consumenten en ondernemingen ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 7 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. Waarom gebruiken we geld? 1. Geld als waardemeter 2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel 3. Geld als beleggingsmiddel 2. 3. 4. 5. 6. Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 8 1.2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel  Primitieve maatschappijen: directe ruil   Goed A wordt gewisseld voor goed B Aantal markten > Aantal goederen (vanaf 4 goederen)  10 markten voor 5 goederen  45 markten voor 10 goederen  4950 markten voor 100 goederen  Dankzij geld: indirecte ruil   Goed A wordt gewisseld voor geld, geld wordt gewisseld voor goed B  Reductie zoekkosten Aantal markten = Aantal goederen ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 9 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. Waarom gebruiken we geld? 1. Geld als waardemeter 2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel 3. Geld als beleggingsmiddel 2. 3. 4. 5. 6. Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 10 1.3. Geld als beleggingsmiddel  Beleggingsmiddel: vermogen beleggen en koopkracht overdragen naar later tijdstip  Voordeel van geld als beleggingsmiddel   Is perfect liquide Liquiditeit: mogelijkheid om snel en zonder kosten om te wisselen tegen andere goederen  Aandelen en obligaties zijn minder liquide  Materiële goederen zijn nog minder liquide  Nadeel van geld als beleggingsmiddel  Brengt niets op en heeft geen gebruikswaarde ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 11 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. 5. 6. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 12 2. Wat gebruiken we als geld?  Vroeger: goederengeld  Zeldzame schelpen, edele metalen  Tegenwoordig: chartaal en giraal geld en quasigeld   Geldhoeveelheid in enge zin  Chartaal geld  Giraal geld Geldhoeveelheid in ruime zin  Chartaal geld  Giraal geld  Quasigeld  Daarnaast: internationaal geld ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 13 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. Waarom gebruiken we geld? 2. Wat gebruiken we als geld? 1. 2. 3. 4. 3. 4. 5. 6. Goederengeld De geldhoeveelheid in enge zin De geldhoeveelheid in ruime zin Het internationale geld De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 14 2.1. Goederengeld  Waarde van zulk geld berust op waarde van betrokken goed  Enkele voorwaarden opdat goed zou kunnen dienen als geld     Moeilijk vermeerderbaar Grote waarde per eenheid gewicht  Voorbeelden: vee, tabak, leder, schelpen, metalen en slaven Duurzaam Deelbaar zonder waardeverlies  Voorbeeld: metalen ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 15 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. Waarom gebruiken we geld? 2. Wat gebruiken we als geld? 1. 2. 3. 4. 3. 4. 5. 6. Goederengeld De geldhoeveelheid in enge zin De geldhoeveelheid in ruime zin Het internationale geld De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 16 2.2. De geldhoeveelheid in enge zin  Geldhoeveelheid in enge zin = Chartaal geld + Giraal geld  Chartaal geld: euromunten en eurobiljetten (België)    Wanneer ze circuleren of als beleggingsmiddel gebruikt worden (in handen van publiek) (CP) Euromunten en eurobiljetten in koffers bij banken (R) vallen buiten definitie van geldhoeveelheid Wettelijk betaalmiddel  Giraal geld: girorekeningen, elektronisch geld (D)   Onmiddellijk opvraagbare tegoeden op zichtrekeningen Chartaal en giraal geld zijn haast perfecte substituten ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 17 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. Waarom gebruiken we geld? 2. Wat gebruiken we als geld? 1. 2. 3. 4. 3. 4. 5. 6. Goederengeld De geldhoeveelheid in enge zin De geldhoeveelheid in ruime zin Het internationale geld De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 18 2.3. De geldhoeveelheid in ruime zin  Geldhoeveelheid in ruime zin = Geldhoeveelheid in enge zin + Quasi-geld  Quasi-geld: spaarrekeningen, termijndeposito’s op ten hoogste twee jaar en enkele kortetermijnactiva   Minder liquide dan girorekeningen Maar toch bijna ‘zo goed’ als geld ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 19 ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 20 2.3. De geldhoeveelheid in ruime zin  Observaties:   Giraal geld: meer dan 82% van geldhoeveelheid in enge zin  Technologische ontwikkelingen  ‘Cashless society’ Spaar- en termijndeposito’s: meer dan 60% van geldhoeveelheid in ruime zin  Vervolg hoofdstuk: geldhoeveelheid in enge zin ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 21 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. Waarom gebruiken we geld? 2. Wat gebruiken we als geld? 1. 2. 3. 4. 3. 4. 5. 6. Goederengeld De geldhoeveelheid in enge zin De geldhoeveelheid in ruime zin Het internationale geld De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 22 2.4. Het internationale geld  Algemeen aanvaarde rekeneenheid op internationaal vlak?    Amerikaanse dollar Britse pond, Japanse yen en euro Twee voorwaarden  Vrij omwisselbaar of convertibel  Politieke stabiliteit en economisch gewicht  Internationaal Monetair Fonds  Speciale Trekkingsrechten ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 23 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. 5. 6. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 24 3. De basismechanismen van geldcreatie  Waar komt geld vandaan?  Historische invalshoek ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 25 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. Waarom gebruiken we geld? 2. Wat gebruiken we als geld? 3. De basismechanismen van geldcreatie 1. Het ontstaan van chartaal geld 2. Het ontstaan van giraal geld 3. De geldbasismultiplicator 4. Het aanbod van geld 5. De vraag naar geld 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 26 3.1. Het ontstaan van chartaal geld  Geldsubstitutie   Eén soort geld (goud)  ander soort geld (bankbriefjes) ≠ Geldcreatie  Goud  in bewaring bij goudsmid  bewijsbriefje of schuldbekentenis  Schuldbekentenissen = eerste bankbriefjes ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 27 3.1. Het ontstaan van chartaal geld  Geldcreatie    Goud slechts in beperkte mate opgevraagd bij goudsmid Deel van dat goud  Uitlenen  Intresten Mits vrijwaring inwisselbaarheid (convertibiliteit) van de schuldbekentenissen  Dekkingscoëfficiënt = kasreservecoëfficiënt voldoende hoog Dekkingscoëfficiënt: percentage goud dat een goudsmid in kas houdt ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 28 3.1. Het ontstaan van chartaal geld  Voorbeeld     Goudsmid A bewaart 1000 gouden munten Hij leent 800 gouden munten uit Ontlener kan die 800 gouden munten gebruiken om betalingen te doen  Geld in omloop: 1000 + 800 gouden munten  Kredietverlening  Geldcreatie Persoon aan wie ontlener 800 munten betaalt kan deze deponeren bij goudsmid B  800 gouden munten vervangen door bankbriefjes  Geld in omloop: (nog steeds) 1800 gouden munten  Geldsubstitutie ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 29 3.1. Het ontstaan van chartaal geld  Voorbeeld (vervolg)  Goudsmid B gebruikt 800 gouden munten om verder krediet te verlenen  Kredietverlening  Geldcreatie ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 30 3.1. Het ontstaan van chartaal geld  Fiduciair geld   Papiergeld gedekt door  Goud (in mindere mate)  Schuldvorderingen (in grote mate), namelijk krediet dat goudsmid had verleend Vertrouwen wordt belangrijk  Reële kostenbesparing  Geen vervoerskosten voor papiergeld  Betere kredietmogelijkheden  Investeringen ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 31 3.1. Het ontstaan van chartaal geld  Gevaren  Wantrouwen  Massale vraag om bankbriefjes in te wisselen tegen goud  Mogelijke instorting banksysteem Er zijn veel meer bankbriefjes in omloop dan goud in kluis  Centrale bank   Monopolisering van bankbiljettenuitgifte Grotere stabiliteit van banksysteem ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 32 3.1. Het ontstaan van chartaal geld  West-Europa, begin Eerste Wereldoorlog   Inwisselbaarheid van bankbriefjes tegen goud afgeschaft Band tussen papiergeld en goud volledig verbroken  Rem op ongelimiteerde geldcreatie door monetaire overheden verdwijnt ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 33 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. Waarom gebruiken we geld? 2. Wat gebruiken we als geld? 3. De basismechanismen van geldcreatie 1. Het ontstaan van chartaal geld 2. Het ontstaan van giraal geld 3. De geldbasismultiplicator 4. Het aanbod van geld 5. De vraag naar geld 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 34 3.2. Het ontstaan van giraal geld  Geldcreatie door private banken blijft mogelijk!   Vroeger:  Goud wordt bij bank gedeponeerd  Bankbriefjes worden aangereikt Nu:  Bankbriefjes worden bij bank gedeponeerd  Rekening wordt aangereikt Transacties via cheques, overschrijvingen  Nieuw soort geldcreatie ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 35 3.2. Het ontstaan van giraal geld  Veronderstel  Handelaar deponeert voor €1000 aan bankbriefjes op zichtrekening bij bank A (geldsubstitutie) ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 36 3.2. Het ontstaan van giraal geld  Veronderstel    Kasreservecoëfficiënt = 10% Bank A leent €900 (90% van €1000) uit (geldcreatie) Ontvanger deponeert geld op zichtrekening bij bank B ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 37 3.2. Het ontstaan van giraal geld  Veronderstel    Kasreservecoëfficiënt = 10% Bank B leent €810 (90% van €900) verder uit Ontvanger deponeert geld op zichtrekening bij bank C ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 38 3.2. Het ontstaan van giraal geld  Theoretisch eindigt dit proces slechts indien bij alle banken bankbriefjes in kluis 10% uitmaken van alle uitstaande deposito’s  Veronderstel dat kasreservecoëfficiënt overal = 10%  Geconsolideerde balans ziet er dan zo uit: ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 39 3.2. Het ontstaan van giraal geld  Samengevat:    Oorspronkelijk €1000 bankbiljetten  Uit omloop verdwenen  In kluizen Schepping giraal geld €10000 Uiteindelijke geldcreatie €9000  Formeel: Schepping giraal geld ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 40 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. Waarom gebruiken we geld? 2. Wat gebruiken we als geld? 3. De basismechanismen van geldcreatie 1. Het ontstaan van chartaal geld 2. Het ontstaan van giraal geld 3. De geldbasismultiplicator 4. Het aanbod van geld 5. De vraag naar geld 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 41 3.3. De geldbasismultiplicator  Geldhoeveelheid   Chartaal geld in handen van publiek Deposito’s bij banken  Geldbasis   Chartaal geld in handen van publiek Kasreserves van banken ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 42 3.3. De geldbasismultiplicator  Geldbasismultiplicator mm:  Verhouding tussen totale geldhoeveelheid M en hoeveelheid basisgeld MB  Ofwel  r = kasreservecoëfficiënt  c = chartaal geld dat mensen op zak willen houden in verhouding tot deposito’s ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 43 3.3. De geldbasismultiplicator  Voorbeeld    r = 10% c = 50% = CP/D  Van elke drie euro houdt individu één euro aan als chartaal geld en twee euro onder vorm van deposito’s Geldbasismultiplicator mm ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 44 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. 5. 6. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 45 4. Het aanbod van geld  Geldhoeveelheid en geldbasismultiplicator  Geldhoeveelheid afhankelijk van    Verhouding tussen chartaal geld en totaal aan zichtdeposito’s c  Publiek Kasreservecoëfficiënt r  Banken In omloop gebrachte hoeveelheid basisgeld MB  Monetaire overheid ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 46 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld 1. 2. 3. 4. De rol van het publiek in de geldcreatie De rol van de banken in de geldcreatie De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie De stabiliteit van het bankwezen 5. De vraag naar geld 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 47 4.1. De rol van het publiek in de geldcreatie  Geldscheppend vermogen van banken wordt groter  Naarmate verhouding CP/D lager is  Naarmate publiek relatief minder chartaal geld wenst aan te houden  Afhankelijk van voorkeuren en betalingsgewoonten ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 48 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld 1. 2. 3. 4. De rol van het publiek in de geldcreatie De rol van de banken in de geldcreatie De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie De stabiliteit van het bankwezen 5. De vraag naar geld 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 49 4.2. De rol van de banken in de geldcreatie  Geldscheppend vermogen van banken wordt groter  Naarmate kasreservecoëfficiënt lager is  Naarmate banken relatief minder chartaal geld in kas houden  Afhankelijk van ervaringen met opvraging van bankbriefjes, intrestvoet en wettelijke bepalingen ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 50 4.2. De rol van de banken in de geldcreatie  Centrale bank   Kan verplichte minimale kasreservecoëfficiënt opleggen Voorbeeld: minimale kasreservecoëfficiënt = 2% voor eurozone  Figuur 18.1.: observaties:   Periode 2004-2008: groei geldhoeveelheid Correspondeert met ‘boom’ in woningmarkten en in aandelenmarkten ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 51 FIGUUR 18.1. - PROCENTUELE GROEI VAN DE GELDHOEVEELHEID (M3) IN DE EUROZONE (DRIEMAANDELIJKSE GEMIDDELDE GROEIVOET OP JAARBASIS) 15 12 9 6 3 0 ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 -3 52 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld 1. 2. 3. 4. De rol van het publiek in de geldcreatie De rol van de banken in de geldcreatie De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie De stabiliteit van het bankwezen 5. De vraag naar geld 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 53 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie  ECB beïnvloedt geldhoeveelheid op twee manieren, via geldbasis   Direct effect:  Deel van uitgegeven bankbiljetten komt terecht in handen van publiek Indirect effect:  Deel van uitgegeven bankbiljetten belandt in kluizen van banken  basis voor girale geldexpansie ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 54 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie  Hoe kan ECB hoeveelheid basisgeld beïnvloeden?  Beschouw eerst balans van ECB ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 55 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie  Hoe kan ECB hoeveelheid basisgeld beïnvloeden?   ECB brengt geld in omloop door aankoop van activa  Aan linkerzijde van balans: extra activa  Aan rechterzijde van balans: chartaal geld in handen van publiek of banken neemt toe ECB vernietigt geld door verkoop van activa  Aan linkerzijde van balans: minder activa  Aan rechterzijde van balans: chartaal geld in handen van publiek of banken neemt af ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 56 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie  Concreet beïnvloedt ECB geldbasis met behulp van volgend instrumentarium:  Openmarktverrichtingen  Voorbeeld: aankoop van overheidspapier bij financiële instellingen  In ruil voor het overheidspapier ontvangen financiële instellingen basisgeld ~ lening  ECB bepaalt intrestvoet Lage intrestvoet betekent goedkoper lenen  Taylor-regel ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 57 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie  Concreet beïnvloedt ECB geldbasis met behulp van volgend instrumentarium:  Minimale kasreservecoëfficiënt opleggen ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 58 4.3. De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie  ECB: lender of last resort  Plotse geldopvragingen van depositohouders opvangen  Collectieve beweging van wantrouwen in 2008    Massaal terugtrekken van deposito’s Liquiditeitscrisis Centrale banken  Massaal geld verschaffen  Openmarktverrichtingen  Zie Figuur 18.2. ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 59 FIGUUR 18.2. - BALANSTOTAAL VAN BOE, FED EN ECB (INDEX 2006=100) 400 350 300 250 200 150 100 50 BoE ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 FED okt 2009 apr 2009 okt 2008 apr 2008 okt 2007 apr 2007 okt 2006 0 ECB 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 60 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld 1. 2. 3. 4. De rol van het publiek in de geldcreatie De rol van de banken in de geldcreatie De rol van de Europese Centrale Bank in de geldcreatie De stabiliteit van het bankwezen 5. De vraag naar geld 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 61 4.4. De stabiliteit van het bankwezen  Broosheid van bankstelsel     Asymmetrie in termijnstructuur van enerzijds passiva van banken (vooral deposito’s) en anderzijds activa (kredieten) Passiva: korte looptijd, kunnen op elk moment worden opgevraagd Activa: lange looptijd Banken doen aan ‘looptijdtransformatie’  ‘banks borrow short and lend long’ ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 62 4.4. De stabiliteit van het bankwezen  Erosie van vertrouwen ten opzichte van één bank met liquiditeitsproblemen    Negatieve externaliteiten Andere banken worden meegesleurd  Imperfecte informatie Domino-effect ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 63 4.4. De stabiliteit van het bankwezen  Bankencrisis jaren dertig    Moral hazard  Banken vermoeden dat overheid toch zal helpen bij problemen  Dit leidt tot risicovolle investeringen Belangrijke les: bankiers moeten beperkt worden in nemen van risico’s Scheiding tussen gewone banken en zakenbanken werd ingevoerd door overheid  Jaren tachtig en negentig    Strikte scheiding wordt opgeheven Speculatieve koorts Zeepbel springt in 2008 ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 64 4.4. De stabiliteit van het bankwezen  Zeepbel: zelfversterkend mechanisme    Stijgende aandelenkoersen  waarde van onderneming neemt toe  makkelijker om krediet te krijgen Stijgende huisprijzen  waarde van huizen neemt toe  makkelijker om (tweede) hypotheek te krijgen Ook banken zelf gingen meer lenen ‘leveraging’ ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 65 4.4. De stabiliteit van het bankwezen  Tussenkomst overheid gerechtvaardigd?  Ja, want bij faillissement banken…  Mensen verliezen vermogen  Kredietverlening komt tot stilstand  Achteruitgang economische activiteit … ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 66 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. 5. 6. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 67 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. 5. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld 1. De transactievraag naar geld 2. De vermogensvraag naar geld 3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 68 5.1. De transactievraag naar geld  Vraag naar geld voor transactiedoeleinden stijgt met   Volume van transacties Algemeen prijsniveau  Transactievraag is dus functie van nominaal BBP  Institutionele factoren   Frequentie waarmee lonen uitbetaald worden Efficiëntie van banksysteem ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 69 5.1. De transactievraag naar geld  Transactievraag naar geld: formeel  Vergelijking van Fisher  Of, uitdrukking voor omloopsnelheid van geld V  Herschrijven levert geldvraagfunctie die beschrijft hoe groot geldhoeveelheid moet zijn voor gegeven nominaal BBP en gegeven omloopsnelheid ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 70 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. 5. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld 1. De transactievraag naar geld 2. De vermogensvraag naar geld 3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 71 5.2. De vermogensvraag naar geld  Vermogensvraag naar geld   Negatief beïnvloed door intrestvoet  Intrestvoet van obligaties = opportuniteitskost voor aanhouden van geld Negatief beïnvloed door verwachte inflatie  Bepaalde beleggingsvormen (onroerend goed) zijn minder onderhevig aan waardeverliezen ten gevolge van inflatie ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 72 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. 5. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld 1. De transactievraag naar geld 2. De vermogensvraag naar geld 3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 73 5.3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag  Introductie van vermogensvraag naar geld in formule van (nominale) geldvraag  Via omloopsnelheid   daalt (stijgt) indien intrestvoet daalt (stijgt)  Illustratie: intrestvoet daalt  vermogensvraag naar geld neem toe  ceteris paribus zal omloopsnelheid afnemen daalt (stijgt) indien verwachte inflatie daalt (stijgt)  Inverse van omloopsnelheid: ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 74 5.3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag  Reële geldvraag (versus nominale geldvraag)  Voorbeeld van lineaire specificatie  Bijhorende nominale geldvraag ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 75 5.3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag  Coëfficiënten    Inkomensgevoeligheid van reële geldvraag Intrestgevoeligheid van reële geldvraag Intercept capteert verschuivingen van geldvraagfunctie onder invloed van alle andere factoren ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 76 5.3. Een analytische uitdrukking voor de geldvraag  Nominale geldvraag (Figuur 18.3.)   Beweging op curve: verandering intrestvoet Verschuiving van curve:  Verandering reëel BBP Toename reëel BBP  Geldvraagcurve naar rechts Beschouw Figuur 18.3.  Verandering algemeen prijsniveau  Verandering verwachte inflatie ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 77 ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 78 Geld en het bankwezen - Inhoudstafel 1. 2. 3. 4. 5. 6. Waarom gebruiken we geld? Wat gebruiken we als geld? De basismechanismen van geldcreatie Het aanbod van geld De vraag naar geld Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 79 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod  Evenwicht  Geldvraag = Geldaanbod bij evenwichtsintrestvoet  Te lage intrestvoet     Excess vraag naar geld Transactievraag ligt vast, o.w.v. gegeven nominaal BBP Vermogensvraag moet afnemen Stijging van intrestvoet ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 80 ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 81 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod  Comparatief-statische analyse  Figuur 18.5.: Toename van geldaanbod  Mogelijke oorzaken: expansief beleid ECB of toename geldmultiplicator ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 82 ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 83 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod  Bij oorspronkelijke intrestvoet    Excess aanbod van geld Vermogensvraag moet toenemen Daling van intrestvoet ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 84 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod  Opmerking:      Stijgend geldaanbod Aanbodoverschotten Stijgende vraag naar obligaties Stijgende prijzen van obligaties Dalende intrestvoet ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 85 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod  Comparatief-statische analyse  Figuur 18.6.: Toename van transactievraag naar geld  Mogelijke oorzaken: groei herneemt ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 86 ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 87 6. Het evenwicht tussen geldvraag en geldaanbod  Bij oorspronkelijke intrestvoet    Excess vraag naar geld Vermogensvraag moet afnemen Opwaartse druk op intrestvoet  Ceteris paribus conclusie: intrestvoet is procyclisch  Intrestvoeten bewegen mee met conjunctuur  Ze stijgen bij herneming  Ze dalen bij vertraging ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 18 – GELD EN HET BANKWEZEN © S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN 88