Help! Ik heb een beperking….. En nu?? Je krijgt een zoon/dochter, hartstikke leuk! Maar uit de diagnose komt dat het kind een beperking heeft.. Dit kan zijn; syndroom van down, autisme, rettsyndroom of nog veel meer andere soorten beperkingen. Veel volwassen zijn nog helemaal niet bekend met een gehandicapt kind. Er gaan dan veel vragen in je hoofd om, zoals: Wat is …. ?, Hoe begeleid je iemand met ….? Natuurlijk zijn er nog veel meer vragen die er in je hoofd om kunnen gaan. Ik had me eigen bedacht, ik ga een werkstuk maken over verschillende soorten beperkingen. Hierin komt dan te staan: Wat houd het in dat iemand …. heeft? Wat zijn de kenmerken ervan? Waar moet je opletten tijdens de begeleiding? Deze soorten beperkingen worden in dit werkstuk behandeld: - Syndroom van down Autisme Rett-syndroom Syndroom van Gilles de la Tourette Pitt Hopkins Syndroom, Pica-gedrag Interseks Syndroom van down Wat is het syndroom van down? Het syndroom van down is een ziekte die gevormd is tijdens de zwangerschap. Tijdens de zwangerschap is er iets mis gegaan bij chromosoom verdeling. Het syndroom van down kan een erfelijke ziekte zijn. Wanneer het eerste geboren kind het syndroom van down heeft is de kans heel groot dat bij de volgende geboorte het kind ook het syndroom van down heeft. Wat zijn de oorzaken van het syndroom van down? De oorzaak van het syndroom van down is dat chromosoom 21 verkeerd is verdeeld. Mensen die dit syndroom hebben, hebben het DNA van alle genen die gelegen zijn op chromosoom 21 te veel in al (of veel van) hun lichaamscellen. Daardoor worden in die cellen allerlei eiwitten in overmaat geproduceerd. Eén daarvan is bijvoorbeeld het ß-amyloïd precursor-eiwit APP[8] (peptidase nexin-II), dat een rol speelt bij het ontstaan van de ziekte van Alzheimer. Het teveel aan chromosoom 21 kan op drie manieren ontstaan: In 95% van de gevallen is er sprake van trisomie-21. Dat wil zeggen, dat er in iedere cel drie in plaats van twee exemplaren van chromosoom 21 aanwezig zijn. Bij de vorming van de geslachtscel, meestal de eicel, zijn er twee chromosomen 21 in plaats van één in de kern gekomen, doordat de twee chromosomen 21 bij de reductiedeling niet van elkaar losraakten (nondisjunctie). Na de bevruchting waren er daardoor drie. Bij het verouderen van de eicellen komt deze afwijking beduidend vaker voor. Op gevorderde leeftijd van de moeder stijgt het risico op de geboorte van een kind met trisomie-21 aanmerkelijk. Het risico van het hebben van een kind met het syndroom van Down op leeftijd van de moeder 25 is 1 in 1250; op leeftijd 30 is 1 in 1000; op leeftijd 35 is 1 in 400; op leeftijd 40 is 1 in 100; op leeftijd 45 is 1 in 30. [9] [10] Hoewel echter de kans op een kind met het syndroom van Down groter is bij oudere moeders, worden de meeste kinderen met dit syndroom geboren uit jonge moeders. Er bestaat overigens ook een geringe correlatie met de leeftijd van de vader. Bij 4% van de Down-patiënten is er sprake van een ("ongebalanceerde") translocatie van chromosoom 21. Ook hierbij is er een derde chromosoom 21 in elke cel aanwezig, maar dit ligt niet los in de celkern, maar zit vast aan chromosoom 14, of er zitten twee chromosomen 21 aan elkaar vast. Het is ook mogelijk dat de vader of moeder een "gebalanceerde" translocatie had. Bij hem of haar zat dan een van de chromosomen 21 vast aan chromosoom 14, of zaten twee chromosomen 21 aan elkaar. Wanneer echter het totaal aantal exemplaren van chromosoom 21 in iedere celkern twee blijft, is er met een "drager" zelf meestal niets aan de hand. Hun kinderen lopen echter een grote kans op het syndroom van Down (bij 14/21 translocatie 1:3 en 1:3 zal drager zijn; een drager van 21/21 translocatie zal alleen maar kinderen met het syndroom van Down kunnen krijgen). In de meeste gevallen zijn de ouders echter geen drager en is de translocatie bij de vorming van de geslachtscellen voor het eerst ontstaan. In Nederland zijn enkele tientallen families opgespoord met dragers die zelf niet het syndroom van Down hebben. Kinderen van dragers kunnen zelf ook weer drager zijn zonder dat zij dat weten of merken. In 1% van de gevallen is er sprake van mozaïcisme voor chromosoom 21; dat wil zeggen dat slechts een deel van de cellen een derde chromosoom 21 heeft. Deze stoornis is ontstaan bij een van de eerste celdelingen in het jonge embryo, doordat het verdubbelde chromosoom 21 bij de celdeling niet van elkaar losraakte (non-disjunctie). http://nl.wikipedia.org/wiki/Syndroom_van_Down Wat zijn de kenmerken van het syndroom van down?: - Lichamelijk; ruwere tong, scheef oog door extra plooi bij het binnenste van de ooghoek, sluike haren, op de rand van de iris witte vlekjes, schedel is kleiner, weinig achterhoofd, asymmetrische oren, nek is kort, korte armen en benen, tanden zijn kleiner, kleine brede handen, pink staat krom en is klein, tenen zit ruimte tussen eerste en tweede teen, de tenen zijn even lang. Mensen met het syndroom van down hebben sneller kans op: Maag-darm problemen Hartstoornissen Zijn extra vatbaar op infecties Veel sneller voedselallergie Leukemie Paar extra weetjes: De tong van mensen met het syndroom van down lijkt groter, maar dit komt door spierslapte en hangt de tong naar buiten en gaan de mensen vaak kwijlen. De huid rondom de mond word dan ruw en rood. De rest van de huid is vaak ook ruw. De lippen zijn gegroefd. Deze mensen wisselen pas laat hun gebit, de tanden komen meestal ook niet recht te staan. Mensen met het syndroom van down kunnen de vingers ver naar achterdoen en zijn erg lenig door de spierverslapping. De geslachtsorganen zijn kleiner Het lichaamshaar is ook stijl Ze hebben weinig baard/snor. De menstruatie is normaal Borsten blijven klein tijdens de pubertijd maar hoe ouder ze worden hoe groter de borsten. - - Geestelijk; mensen met het syndroom van down hebben vaak het niveau van een kind maar het kan ook zijn dat ze een normaal of hoog niveau hebben. Sociaal; mensen met het syndroom van down kunnen goed sociale contacten leggen, dit omdat ze er erg vriendelijk uitzien en erg behulpzaam zijn. Ze vinden aandacht erg fijn en zoeken dit ook op. Vanaf hun 25e levensjaar worden ze vaak eenzaam, vandaar dat er dagbesteding aangeboden word. Na hun 25e levensjaar verouderen ze sneller. Wat zijn de gevolgen van het syndroom van down? - - Cliënt; na hun 25e levensjaar worden ze sneller “oud”, ze komen er ouder uit te zien. Ook na hun 25e levensjaar gaan ze zich vaak eenzaam voelen. Hiervoor gaan ze naar een dagbesteding toe, zodat ze toch onder de mensen zijn. Omgeving; het is tijdens de opvoeding extra moeilijk omdat het kind het syndroom van down heeft en daarom ook wat moeilijker is bij de opvoeding. Het is goed om deze mensen aandacht te geven, zij vinden dit erg fijn. Adviezen en tips voor de omgang met cliënten met het syndroom van down. Aandacht geven Onder de mensen houden Personen met het syndroom van down zijn niet allemaal hetzelfde. De verschillen kunnen zelfs heel groot zijn, met name bij: het begrijpen van taal, spreken en zelfredzaamheid. Gehoorverlies komt heel erg vaak voor bij jongeren en volwassen met het syndroom van down. Los daarvan hebben ook mensen met het syndroom van down met een goed gehoor toch vaak moeite om in een ruimte met veel geluiden de informatie die voor hen bedoeld is te selecteren. Personen met het syndroom van down hebben vaak wat meer tijd nodig om informatie die zij hebben gehoord te verwerken. Over het algemeen begrijpen mensen met het syndroom van down meer taal dan je zou verwachten op grond van de manier waarop zij spreken. De spraak is meestal minder goed ontwikkeld dan het woordbegrip en het begrip van korte zinnen. Iemand die heel weinig of heel moeizaam spreekt, maakt al snel de indruk bij anderen dat hij of zij ook heel weinig zal begrijpen. Dat hoeft dus helemaal niet zo te zijn. Zo lang je in niet al te lange zinnen spreekt, wordt er vaak veel wel begrepen. Geef bij het aanleren van nieuwe dingen niet te veel informatie in één keer. Mensen met het syndroom van down verwerken en onthouden visuele informatie vaak beter dan informatie die zij alleen hebben gehoord. Kondig gebeurtenissen en activiteiten duidelijk aan. Probeer de persoon met het syndroom van down zo leeftijdsadequaat mogelijk te bejegenen. Geef grenzen aan bij ongepast gedrag Doe zo gewoon mogelijk. Autisme Wat is autisme ? Autisme is een ontwikkelingsstoornis, die bij het kind al in aanleg aanwezig is. De hersenen van mensen met autisme verwerken prikkels, die met de zintuigen worden waargenomen, op een andere manier. Mensen met autisme begrijpen die informatie anders; ze denken anders en dit leidt ook tot ander gedrag. Het anders verwerken van informatie uit de omgeving heeft grote invloed op de ontwikkeling van vele levensgebieden. Oorzaken autisme. Over oorzaken valt nog weinig te zeggen. Duidelijk is wel dat het gaat om een neurobiologische stoornis ( problemen met de informatieverwerking in de hersenen). Erfelijke factoren kunnen ook een rol spelen. Welke soorten autisme zijn er? Klassiek Autisme Asperger PDD-NOS Kenmerken autisme. Dit zijn de kenmerken van autisme bij een volwassen persoon: Maakt weinig oogcontact met anderen Herkent non-verbale signalen niet altijd Begrijpt dubbele boodschappen niet, neemt taal vaak letterlijk Over- of juist ondergevoelig voor sensorische prikkels (geluid, licht, smaak, tast) Moeite om leven te organiseren en structureren, toekomstplannen te maken Problemen bij het voeren van de thuisadministratie Werkt slecht in teamverband Werkt vaak onder het eigen niveau Realiseert zich vaak niet wat de drijfveren van de ander zijn, weinig inlevingsvermogen Vasthoudend aan eigen overtuiging, niet snel bereid tot het sluiten van compromissen Komt bij spanning moeilijk uit zijn/haar woorden, gaat stotteren of klapt dicht Problemen met aangaan en onderhouden van vriendschappen en relaties Kan slecht inschatten welk gedrag sociaal acceptabel is en slaat vaak de plank mis. Houdt niet van geklets over ditjes-en-datjes, beperkt communicatie tot de essentie Hoort niet altijd alles wat er gezegd wordt en vergeet dingen die de interesse niet hebben Sterke behoefte aan routine en regelmaat Sterke behoefte aan duidelijke instructies, met name op het werk Sterk vasthoudend aan eigen planning, raakt van slag als deze door anderen verstoord wordt Kan slecht tegen veranderingen in de leefomgeving Brengt graag veel tijd alleen door Kan helemaal opgaan in een bepaalde activiteit of hobby, op het obsessieve af Obsessieve rituelen, zoals boeken altijd in zelfde volgorde neerzetten Zeer goed oog voor detail http://www.autismekenmerken.net/autisme-2/kenmerken-van-autisme-bij-volwassenen/ Hoe begeleid je iemand met autisme? Bij het begeleiden van iemand met autisme is er een makkelijk methode beschikbaar: Geef me de 5 is een methode om mensen met een stoornis in het autismespectrum duidelijkheid en structuur te bieden en ze te leren zelfstandig te functioneren De methode heeft als uitgangspunt dat mensen met een autistische stoornis op drie gebieden onvoldoende ontwikkeld zijn: EF (Executieve functies, het kunnen uitvoeren van taken) CC (Centrale Coherentie, het zien van de algehele samenhang) TOM (Theory of mind, het inlevingsvermogen) Als gevolg hiervan is de wereld voor iemand met een autistische stoornis heel onduidelijk en onvoorspelbaar. Geef me de 5 is erop gericht de wereld voor deze mensen te structureren met behulp van 'kettingen' van taken en roosters en door een bepaalde manier van communiceren. Er wordt heel veel gebruikgemaakt van afbeeldingen (pictogrammen). Met het structureren moet er duidelijkheid gegeven worden aan de vijf aspecten: Wat (er moet gebeuren)? Wanneer? Hoe? Waar? Wie? Uiteindelijk werkt de methode ernaartoe dat mensen met autisme zich kunnen ontwikkelen van persoonsafhankelijk, waarbij een vaste persoon voortdurend aansturing moet geven, viastructuurafhankelijk, afhankelijkheid van opgestelde structuren, naar zelfstandigheid. Natuurlijk moet je er goed bedenken dat mensen met autisme erg veel structuur nodig hebben. Gevolgen van autisme. - - Cliënt; krijgt meer begeleiding in huis, dit is soms best ongemakkelijk voor de cliënt, hij/zij krijgt dan meer prikkels om zich heen. Ondersteuning op school en werk. Voor de omgeving; het is prettig voor de omgeving dat de cliënt meer begeleiding krijgt. Als ouder bijvoorbeeld leer je daardoor omgaan met autisme. Tips en adviezen. - - - - Mensen met autisme hebben grote behoeft aan structuur en veiligheid. Veranderingen zijn bedreigend. Als de omgeving daar rekening mee houdt, loopt het contact met een autist wat soepeler. Anticipeer op veranderingen en maak die ruim van te voren bekend. Zorg ervoor dat de omgeving zo veilig mogelijk blijft. Dat betekent bijvoorbeeld; weinig nieuwe gezichten op een feestje, geen onverwachte activiteiten, goede voorbereiding op een verhuizing etc. Geef in leer- en werksituaties duidelijk en korte instructies controleer of ze begrepen worden. Herhaling van handelingen is belangrijk om dingen te kunnen leren. Pas op met humor. Autisten nemen woorden vaak letterlijk. Een grapje interpreteren ze niet altijd zoals het bedoeld is. Maak je een grapje, zeg dat er dan bij. Autisten hebben moeite met fysiek contact, soms ook met oogcontact en harde geluiden. Vermoed plotseling vastpakken en dwing een autist niet tot aanrakingen of langdurig oogcontact. Mensen met autisme hebben vaak de behoefte aan privacy en aan alleen zijn. Rett-syndroom Wat is het rett-syndroom? Het Rettsyndroom is een aangeboren ontwikkelingsstoornis van de hersenen, waardoor neurologische stoornissen en een ( ernstig ) verstandelijk handicap ontstaan. Kenmerken bij mensen met het Rettsyndroom: - Autistisch gedrag. - Stereotiepe handbewegingen - Houterige manier van lopen - Ernstige verstandelijk handicap - Normale ontwikkeling tot 6 á 15 maanden. Normale baby: Na de geboorte ontwikkeld de baby zich in de eerste maanden ogenschijnlijk normaal. Ze drinken normaal, maken gewoon oogcontact, zijn geïnteresseerd in de omgeving en leren gewoon zitten, kruipen en soms lopen. Ook komt de taalontwikkeling gewoon op gang. - Het verdwijnen van reeds aangeleerde spraak. - Komt vrijwel alleen voor bij vrouwen Deze ziekte verloopt in 4 fasen: Fase 1: Begin fase ( ½ jaar tot 1 ½ jaar ) Wat gebeurd er in deze fase: Aspecifieke repeterende handbewegingen ( zonder aanleiding steeds de zelfde handeling uitvoeren ) kunnen voorkomen. ( bijvoorbeeld handwringen ). - Verminderde interesse in speelgoed, de omgeving en afname van oogcontact. - Vertraging bij ontwikkeling. - Eerste symptomen zijn afname van de spierspanning en/of autistisch gedrag. - Afname groei van de schedel is soms al vast te stellen op deze leeftijd. - De baby is slapper, o schokkerig o heeft minder aandacht voor de omgeving, o bewegen minder, met een overmaat aan steeds herhalende bewegingen van de ledematen en de romp, Alles op zich onvoldoende om de diagnose al te kunnen stellen. Gedrag kan autisme- achtig zijn, met verlies van contact of communicatie naar anderen. Er is weinig of geen oogcontact meer. Het lijkt alsof ze ‘door je heen kijken’. Ze zijn om een kleinigheid snel geïrriteerd. Ook huilen ze snel, soms met ontroostbare huil-, gil-, of krijsbuien. Het snel geagiteerd raken wordt vaak verweten aan het onvermogen van iemand met Rett om zich te kunnen uiten. Dit kan ook angst of onzekerheid verklaren. Zelf verwondend gedrag komt bij 49% voor. Fase 2: Snelle achteruitgang ( 1 tot 4 jaar ) Verlies van aangeleerde, doel gerichte handelingen van de handen tussen ½ en 2 ½ jaar. Het in gang zetten van doelgerichte bewegingen is moeilijk. Er is een licht tremor van de handen, die kan toenemen bij opwinding. Als ze lopen is dit onstabiel en onzeker. Ze kruipen vaak niet gewoon, maar zonder handen te gebruiken. Achteruitgang van spraakvermogen. De aangeleerde spraak verdwijnt. Soms is spraak beperkt tot enkele woorden. - Stereotiepe doelloze bewegingen. Meestal betreft het bewegingen van de handen. Gestoorde ademhaling in de vorm van hyperventilatie, luchthappen, of af en toe de adem een tijdje inhouden. - De slaapstoornis met nachtelijk onderbroken slaap met lachbuien. Afname van groei, aanvankelijk van het hoofd en later ook de rest van het lichaam. Opvallend zijn de klein blijvende voeten. - Tussen het 2e en 4e jaar kan zich epilepsie ontwikkelen. - De spierspanning kan aanvankelijk te laat zijn ( slappe spieren ). Fase 3: Plateau fase ( 2- 10 jaar ). In deze fase nemen de gedragsproblemen af en lijkt er mee contact mogelijk te worden. De motorische beperkingen en de epilepsie zijn nog steeds duidelijk aanwezig, maar worden minder ernstig. - Er ontstaan schuddende bewegingen van de romp en soms ook van de ledematen. De spieren worden stijver en soms ontstaat spasticiteit met verstijvingen van gewrichten. Ook kan de rug verder kromgroeien. - Veel meisjes met Rett blijven de rest van hun leven in dit stadium. Fase 4: Later motorische achteruitgang ( leeftijd: als stadium 3 eindigt ) Soms treed er na tientallen jaren nog verdere motorische achteruitgang op. Meisjes die konden lopen kunnen dit nu niet meer. De repeterende handbewegingen kunnen weer afnemen. Er is in dit stadium meestal geen verdere achteruitgang m.b.t. communicatie. Starende blik neemt af. Vanaf ongeveer 10 jaar. Vanaf deze leeftijd gaan kinderen motorisch achteruit. De gedrag problemen nemen daarbij juist af. Ze raken minder snel geïrriteerd en hebben minder huilbuien. Het gedrag is minders autisme- achtig en er ontstaat weer wat interesse in de omgeving. Ze lijken alerter te worden en beter de aandacht bij te kunnen houden. Ook lijkt de communicatie beter te gaan. Veel meisjes met Rett blijven de rest van hun leven in dit stadium. Soms treedt er na tientallen jaren alsnog een nieuwe fase van achteruitgang op, welke voornamelijk betrekking heeft op de lichamelijke mogelijkheden. Gestoorde ademhaling. Komt bij 86% voor. De ademhaling kan versneld zijn, met luchthappen of zuchtend. De ademhaling kan soms ook even stoppen waardoor degene cyanotisch wordt. Slaapstoornis vaak treden nachtelijk lachbuien op, maar het kan ook gaan om schreeuwen of huilen. Dit neemt met het ouder worden vaak af. Afname van groei. Afname van de schedelgroei is soms van de 2e – 4e maand vast te stellen, vaak nog voordat er andere tekenen zijn. Als gevolg van de vaak voorkomende groeivertraging blijft de lichaamslengte op volwassene leeftijd achter bij het gemiddelde. Opvallend kleine voeten. Problemen met voeding. Veel meisjes lijden aan een milde tot ernstige mate van ondervoeding, ondanks hun ogenschijnlijke vraatzucht eetlust. Dit komt door slikproblemen, onvoldoende voedselinname en groter energieverbruik. Reflux-problemen. Reflux is het terugkeren van voedsel in de slokdarm dat reeds in de maag zat. Dit veroorzaakt een brandende pijn in de slokdarm. Door de handicap kunnen ze de pijn moeilijk aangeven. Het wordt gemerkt doordat ze na enkele happen niet meer willen eten of in een liggende houding veel huilen. Reflux- problemen kunnen met medicatie goed verholpen worden. Epilepsie. Dit kan beginnen tussen de 2 en 4 jaar. Er zijn verschillende vormen van epilepsie optreden zoals: generaliseerd tonisch- clonisch, myonionus, parieel complex en atypisch motorische aanvallen. Lage spierspanning. Dit treed op tijdens het eerste jaar. Dit kan leiden tot problemen met de voeding. Later kan de spierspanning juist sterk verhoogd raken. Kromme rug. Dit begint te vergroeien tussen het 10e en 15e levensjaar. Soms is een brace of operatieve behandeling nodig. De kans op scoliose is groter bij meisjes die niet kunnen lopen en bij meisjes die vroeg een lage spierspanning hebben. Op latere leeftijd kan de spierstijfheid leiden tot spasticiteit met verstijvingen van gewrichten. Stoornissen in de autonome zenuwstelsel. als gevolg van afwijkingen in de hersenstam kunnen er stoornissen in de werking van het autonome zenuwstelsel optreden. Gevolgen hiervan zijn stoornissen in de ademhaling, hartritme, slikken, slaapstoornissen, stoornissen in de darmbewegingen, speekselvorming, en een stoornis in de pijnsensatie. De stoornis in de regulatie van de doorbloeding van de huid treedt met name aan de benen op, waardoor de voeten koud blijven. Grote kans op botbreuken Dit is een gevolg van de kleinere hoeveelheid calcium in het bot en een lagere botdichtheid. De afgenomen botdichtheid is ernstiger bij degene die anti-epileptica gebruiken. Dystonie ( schuddende bewegingen). Op latere leeftijd kunnen er schuddende bewegingen van de romp en soms ook van de ledematen ontstaan, waardoor er abnormale lichaamshoudingen ontstaan. Vrij normale levensverwachting. Behoudens ernstige ziekte of complicaties, is een levensverwachting van meisjes met Rett goed. In een enkel geval onvermoede stoornissen in de prikkelgeleiding in het hart aanleiding geven tot het plotseling onverwacht overlijden. Oorzaak rett-syndroom? Het is een ontwikkelingsstoornis van het zenuwstelsel; met name de hersenstam. De oorsprong van het syndroom ligt in een genetische mutatie (afwijking in een specifiek gen) op het X-chromosoom. Het betreft vrijwel altijd een spontane (nieuwe) mutatie en is dus doorgaans niet erfelijk. Syndroom van Gilles de la Tourette Wat is het syndroom van Gilles de la Tourette? Het Syndroom van Gilles de la Tourette is een neuro-psychiatrische aandoening die gekenmerkt wordt door tics. Een tic is een plotselinge, snelle, herhaalde, niet-ritmische stereotiepe, motorische beweging of vocale uiting. Niet iedereen met een tic heeft GTS. Daar is pas sprake van als men voldoet aan de volgende criteria: het hebben van meerdere motorische tics en tenminste één vocale tic, al dan niet tegelijkertijd, vrijwel dagelijks vele keren per dag. Deze tics heeft men al langer dan één jaar en zijn nooit langer dan 3 maanden geheel afwezig geweest. De tics zijn vòòr het 21e levensjaar ontstaan Kenmerken van het syndroom van Gilles de la Tourette. Zoals eerder genoemd zijn dit vaste tics. Voorbeelden van motorische tics (ook wel bewegingstics genoemd): extreem knipperen met de ogen een grimas trekken wegdraaien met de ogen optrekken van neus of schouders knikken met het hoofd tenen krommen etc. Voorbeelden van vocale tics (ook wel geluidstics genoemd): keelschrapen kuchen grommen snuiven klakken met de tong roepen van woorden of zinnen etc. De meeste hierboven vermelde tics zijn enkelvoudige tics; één beweging of klank die telkens kortstondig en explosief wordt gemaakt. Er zijn ook samengestelde tics, waar meerdere spiergroepen bij betrokken zijn, zoals grimassen trekken, sprongetjes maken, aanraken van voorwerpen of roepen van woorden of hele zinnen. Samengestelde tics kunnen doelgericht lijken. Veel mensen met GTS hebben ook cognitieve- of gedachtentics. Cognitieve tics zijn doelloze gedachten of beelden die zich steeds maar weer opdringen, zoals het bedenken van woorden met een bepaalde letter, in gedachten optelsommetjes maken die per se op zeven moeten uitkomen of in stilte woorden herhalen. Wat betekend het syndroom van Gilles de la Tourette voor de toekomst? Het syndroom van Gilles de la Tourette is een chronische ziekte. De ernst van de ziekte kan variëren in de tijd. Er kunnen ook periodes van weken tot maanden voorkomen zonder tics. Meeste zijn de symptomen van Gilles de la Tourette op zijn hevigst op de leeftijd van 12 jaar. Door het ouder worden leren de kinderen en ouders er beter mee om te gaan. Meestal worden de tics ook minder na de pubertijd. Broertjes en zusjes hebben een iets grotere kans om het syndroom van Gilles de la Tourette te krijgen. Pitt Hopkins syndroom Wat is het Pitt Hopkins syndroom? Het Pitt Hopkins syndroom is een aandoening waarbij kinderen een ontwikkelingsachterstand hebben in combinatie met typische uiterlijk, epilepsie en periodes waar kinderen erg snel gaan ademen. Het Pitt Hopkins syndroom is een zeldzame aandoening. Er is nog niet veel informatie over bekend. De epilepsie hoeft niet bij elke vorm van het Pitt Hopkins syndroom voor te komen. Kenmerken Pitt Hopkins syndroom? Kinderen en volwassenen met Pitt-Hopkins hebben veel overeenkomsten. De hier genoemde kenmerken kunnen variëren in voorkomen en in ernst. Uiterlijke kenmerken Mensen met Pitt-Hopkins hebben: een kleine hoofdomtrek, en het voorhoofd ligt wat terug ten opzichte van de kaaklijn; De neus: de basis van de neus is breed, de neuspunt vol, en neusvleugels staan vaak iets naar buiten; De mond: is breed, met oplopende bovenlip, de bovenlip vertoont in het midden een inkepinkje, net of de lippen getuit zijn om een kus te geven (in medische termen wordt dit een cupido-vorm genoemd); de onderlip is vol; De oren: de oorranden zijn vaak dik en staan wat naar buiten. De vingertoppen: hebben een typische vorm, ze worden naar de topjes steeds breder, bolle nagels (trommelstokvingers). Aan de onderzijde van de vingertoppen en tenen, zijn vaak zachte puntjes (in medische termen wordt dit fetal pads genoemd) te vinden. De meeste kinderen groeien langzaam en blijven kort van postuur, hoewel dit meestal niet uitgesproken is. Gezondheidskenmerken De spierspanning is laag (hypotonie). Als gevolg hiervan zijn er de eerste jaren vaak voedingsproblemen, omdat het kind minder sterk kan zuigen. De lage spierspanning draagt ook bij aan de langzame motorische ontwikkeling. Vroege stimulering met ondersteuning van een kinderfysiotherapeut en of logopedist is erg nuttig. Bij een aantal kinderen ontwikkelt zich een opvallende manier van bewegen. Door een zwakke coördinatie van de bewegingen van armen en benen (ataxie) leert het kind pas laat lopen en oogt het lopen houterig. Kinderen met Pitt-Hopkins kunnen periodes met een erg opvallend ademhalingspatroon hebben. Het ontwikkelt zich meestal tussen het 5e en 10e levensjaar, maar eerder of veel later (soms pas als volwassene) kan ook. Het patroon bestaat uit enkele minuten heel snel ademhalen (hyperpnoea) , gevolgd door een periode van stoppen met ademhalen (apnoea). Dit patroon kan zich herhalen. Het versneld ademhalen of periodiek stoppen ervan kan ook apart voorkomen. Tijdens de slaap is de ademhaling meestal normaal. Tijdens periodes van snel ademen slikt het kind meer lucht dan normaal. Deze lucht komt in buik en ingewanden, met als gevolg een bolle buik. Veel kinderen hebben last van verstopping. Bij een kind is de oorzaak hiervoor gevonden in de aanwezigheid van de ziekte van Hirschsprung (niet goed aangelegd zijn van de zenuwen in de darmwand), maar meestal blijft onduidelijk waarom ze dit hebben. Soms werkt de sluitspier van de anus niet goed, waardoor ze de ontlasting niet goed kwijt kunnen. Een minder vaak voorkomende probleem is epilepsie. Het reageert goed op de gebruikelijke therapie. Het is terug te vinden in het EEG dat afwijkend is. Als een MRI van de hersenen gemaakt wordt ziet men vaak een onderontwikkeld corpus callosum (hersenbalk) en bolle nucleus caudatus. Gedragskenmerken Het gedrag is opvallend, druk en beweeglijk. Veel kinderen flapperen met de handen bij opwinding. Het karakter van kinderen met Pitt-Hopkins is doorgaans aanhankelijk, blij en opgewekt. Sommigen kunnen aanvallen van lachen hebben, zonder dat hiervoor een duidelijke aanleiding is. Wat dit betreft bestaat er een gelijkenis met Angelman syndroom waar dit ook bij voorkomt. Ontwikkelingskenmerken Kinderen en volwassenen met Pitt-Hopkins hebben een matige tot ernstige verstandelijke beperking. Het kind is laat met de mijlpalen in de ontwikkeling, zoals omrollen, zitten, staan en lopen. De meeste kinderen gaan niet praten, al gebruiken sommige kinderen wel enkele woorden. In de communicatie is het leren gebruiken van gebaren en picto's heel belangrijk. Pica gedrag Wat is Pica? Pica wordt ook wel Pica Eating Disorder genoemd en valt onder de eetstoornissen. Het is een zeldzame eetstoornis, die anderzijds toch wel bij de meeste mensen, vaak onbewust, bekend is. Bij Pica worden voorwerpen gegeten die niet voor consumptie bestemd zijn. Dit kan van alles zijn: zand, stenen, takken, gloeilampen, plastic, papier, sigarettenpeuken, zeep etc. Geophagia is een substoornis van Pica, waarbij mensen klei of grond eten. Hoe ontstaat Pica? Pica ontstaat veelal in de kinderjaren of de puberteit, maar kan ook pas daarna tot ontwikkeling komen. Vaak is er sprake van een ontwikkelingsstoornis of een psychische stoornis. Soms is er geen onderliggende stoornis te ontdekken, maar blijkt de oorzaak te liggen in een ernstig mineralentekort, waardoor deze drang ontstaat. Pica herkennen Veel jonge kinderen vertonen Pica-gedrag: ze eten alles wat ze tegenkomen. Dit is veelal zand, steentjes, takken, maar ook kleine voorwerpen als speelgoed of stukjes papier, plastic of wol. De meeste kleine kinderen groeien hier overheen: het gaat hierbij om slechts een fase in de ontwikkeling van het jonge kind. Over Pica wordt gesproken wanneer deze eetstoornis langer dan drie maanden aanhoudt en ook op oudere leeftijd voorkomt, meestal op een leeftijd boven de drie jaar. De bekendste symptomen zijn: - kinderen ouder dan drie jaar, die niet-consumeerbare voorwerpen eten vaak last van verstoppingen als gevolg van het eten van nietconsumeerbare voorwerpen regelmatig een arts moeten bezoeken vanwege het eten van vreemde voorwerpen het eten van niet-consumeerbare voorwerpen gedurende langer dan vier weken er is sprake van een ontwikkelingsstoornis of een psychische stoornis Bovenstaande symptomen kunnen gelijktijdig voorkomen, maar kunnen ook los van elkaar tot uiting komen. Vaak zijn er minstens drie van de vijf bovenstaande symptomen aanwezig. Pica is zeer gevaarlijk gedrag. Door het eten van scherpe voorwerpen, kunnen er inwendige verwondingen en bloedingen ontstaan. Denk hierbij aan een bloeding in de slokdarm, de maag of de darmen. ook kan er een vergiftiging ontstaan wanneer bepaalde voorwerpen toxisch zijn. Batterijen die gegeten worden, kunnen in het lichaam gaan lekken. Er bestaat tevens een kans op verstikking door het eten van te grote voorwerpen. Ook komen verstoppingen regelmatig voor. Waar komt deze ziekte vooral voor? Pica komt waarschijnlijk onder alle lagen van de bevolking en alle leeftijden voor. Kinderen, zwangere vrouwen en personen die lijden aan een mentale retardatie (geestelijke achterstand) zijn hoogstwaarschijnlijk extra gevoelig voor Pica. In ontwikkelingslanden komt het vaker voor dan in ontwikkelde landen. Cultuur en vooral ook ondervoeding spelen hier een rol bij. Het komt voor bij: 8,1 % van de zwangere Afro Amerikaanse vrouwen. 8,6 % van de zwangere Saoedische vrouwen Maar ook bij zo'n 25% van de bevolking in arme landen. Weetjes: Dieren kunnen ook Pica vertonen Pica komt van de Latijnse naam van de ekster (Pica Pica) die ook alles eet. Interseks Wat is intersex? Bij interseksualiteit vertoont een lichaam zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken. Kenmerken intersex? Er kan onderscheid gemaakt worden tussen het fenotypische geslacht (uitwendig man of vrouw), het gonadale geslacht (het geslacht op basis van de aanwezige gonaden (eierstok of teelbal)), het genetische geslacht (aanwezigheid van X- en/of Y-chromosomen) en de gender-identiteit (tot welk geslacht iemand zichzelf voelt te behoren) en deze kunnen in vele combinaties met elkaar voorkomen. Aan welk criterium men het grootste gewicht toe wenst te kennen, is in wezen arbitrair en wordt vaak beïnvloed door het eigen vakgebied. Vrij algemeen wordt hiervoor toch de genderidentiteit aangehouden. Behandeling intersex. Wanneer een baby wordt geboren en er is niet duidelijk of het nu een jongen of een meisje is, vind er zo snel mogelijk een operatie plaats. In sommige gevallen schamen ouders zich ervoor en laten dit niet behandelen.