Droom en daad. Het politieke denken van Frans Hemsterhuis

advertisement
Artikel: Droom en daad. Het politieke denken van Frans Hemsterhuis
Auteur: Jan Rotmans
Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 30.4, 228-243.
© 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam
ISSN 0165-7518
Abstract: Not available.
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van
de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar
verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele
historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder
publiek te presenteren.
Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het
machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de
redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar
bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam •
www.skript-ht.nl • [email protected]
Droom en daad
Het politieke denken van
Frans Hemsterhuis
Jan
Rotmans
De politiekefilosofievan Frans Hemsterhuis en zijn beschouwingen over de politiek
in de patriottentijd zijn bijna in de vergetelheid geraakt, terwijl Hemsterhuis toch
kan worden beschouwd als de belangrijkste Nederlandse filosoof uit de achttiende
eeuw. Jan Rotmans onderzoekt in dit artikel het politieke denken van Hemsterhuis
en de samenhang daarin. Hij confronteert zijn bevindingen tenslotte met Jonathan
Israels beoordeling van Hemsterhuis' politiektheoretische geschriften.
'Vergeten? Ja, voorlopig wel. Evenmin als die van Spinoza aanvaardde Nederland
aanvankelijk Hemsterhuis' erfenis. Er waren ook bij zijn leven immers maar enkele
landgenoten die hem gewaardeerd hadden.'' In Erflaters van onze beschaving
bespreken Jan en Annie Romein het gedachtegoed van de filosoof Frans Hemsterhuis
(17Z1-1790). Hun sombere voorspelling is gedeeltelijk uitgekomen; pas recentelijk
is er meer belangstelling te ontwaren voor het denken van deze 'erflater'.
Vooral de esthetica van Hemsterhuis is tegenwoordig het onderwerp van talloze
studies.- Zijn schoonheidsleer heeft namelijk invloed uitgeoefend op de vroege Romantiek
in Duitsland. Maar ook bestaan er overeenkomsten tussen het gedachtegoed van Hemsterhuis en dat van sommige verlichtingsdenkers. Veel studies richten zich daarom op de
vraag of zijn filosofie tot de Verlichting dan wel de Romantiek moet worden gerekend.
In dit artikel concentreer ik mij op een andere, onderbelichte kant van
Hemsterhuis' filosofie: zijn politieke denken en de samenhang daarin.' Er is
nog nooit een poging gedaan Hemsterhuis' politieke denken in zijn totaliteit
te analyseren, terwijl hij toch kan worden beschouwd als de belangrijkste
Nederlandse filosoof uit de achttiende eeuw. Mijn onderstaande analyse van zijn
politieke denken krijgt door een confrontatie met die van de historicus Jonathan
Israel extra reliëf Maar eerst enige informatie over Hemsterhuis' achtergrond.
Het leven van Frans Hemsterhuis
Hemsterhuis kwam uit een echt geleerdengeslacht. Zijn vader was de alom gerespecteerde graecus en filoloog Tiberius Hemsterhuis. Zijn zoon bewonderde hem;
Frans Hemsterhuis' humanistische oriëntatie en voorliefde voor de Klassieke Oudheid
vonden dan ook hun oorsprong in de jaren dat hij thuis onderwijs genoot. Het
contact met zijn vader en met diens collega's was voor zijn intellectuele vorming
wellicht even belangrijk als de colleges die hij later in Leiden zou gaan volgen.''
228
Hij interesseerde zich in die laatste periode vooral voor natuurwetenschappen
als microbiologie en optica, maar ook voor wijsbegeerte. Zijn liefde voor Plato
en Socrates werd aangevuld met een nagenoeg onbegrensde bewondering voor
Newton. Hemsterhuis' achtergrond en opleiding ten spijt was voor hem geen
succesvolle carrière in de wetenschap weggelegd. In plaats daarvan werd hem de
eervolle positie aangeboden van secretaris bij de Raad van State. Deze functie
zou hem niet alleen een riant inkomen verschaffen, maar ook maatschappelijk
aanzien en toegang tot de hoogste regionen van het landsbestuur. Het is daarom
niet verwonderlijk dat hij deze baan accepteerde. Hij verhuisde naar Den Haag
en bleef tot zijn pensionering in 1780 werkzaam bij de Raad van State.'
Hemsterhuis' belangrijkste inspiratiebron was een jongere, Duitse prinses,
Amalia von Gallitzin, die hij in 1773 leerde kennen. Zij was gehuwd met de Russische
gezant in de Republiek. Mede door zijn contact met deze Duitse prinses had
Hemsterhuis een grote internationale kennissenkring, waartoe onder andere
Diderot en Goethe behoorden. In dit artikel komt vooral de uitvoerige briefwisseling
tussen Hemsterhuis en Amalia von Gallitzin ter sprake."^
Naast deze omvangrijke correspondentie is er ook nog het voor publicatie
bedoelde werk van Hemsterhuis. Zijn oeuvre heeft een geringe omvang, mede
omdat hij pas relatief laat begon met schrijven.^ Bovendien schreef Hemsterhuis
zijn meeste werk op verzoek van vrienden en verspreidde hij het slechts onder
een kleine en selecte lezerskring. Zijn keuze voor het Frans ten slotte beperkte het
bereik van zijn werk tot de bovenlaag van de samenleving.**
Amalia stimuleerde hem om meer te publiceren; hun vriendschap luidde dan
ook een productieve fase in, waarbij hun correspondentie vaak aan de basis stond
van nieuwe geschriften. Haar invloed was niet alleen merkbaar in de hoeveelheid
publicaties, maar ook in de vorm ervan. Vóór Hemsterhuis' ontmoeting met
Amaha schreef hij vooral traktaten, daarna overwegend dialogen. Deze laatste
vorm sloot naadloos aan bij zijn liefde voor Plato en Socrates.'
Ook twee belangrijke traktaten over politiek zagen in deze periode het licht.
Hemsterhuis leefde en schreef immers in een turbulente periode in onze vaderlandse
geschiedenis, de patriottentijd. De strijd tussen patriotten en orangisten zou na het
uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) leiden tot verregaande polarisatie
en politisering van de samenleving en zelfs uitmonden in een burgeroorlog. Hemsterhuis
beschouwde zichzelf door zijn ervaringen als politiek filosoof, hoge ambtenaar en
betrokken burger als uitermate geschikt om te reflecteren op deze situatie."
Het politieke denken van Hemsterhuis is veelzijdig en complex. Hij is geen
systeemfilosoof die uit enkele axioma's een complete filosofie afleidt. Zijn denken lijkt
soms incoherent en inconsistent, zeker in combinatie met de veelzijdigheid en
complexiteit ervan. Hieronder betoog ik dat het politieke denken van Hemsterhuis
in essentie wel degelijk een coherent en consistent geheel vormt. Om dat te kunnen
onderbouwen onderscheid ik drie perspectieven in zijn politieke denken: zijn abstracte
politieke theorie, zijn pogingen structurele oplossingen te formuleren voor de politieke
problemen waarin de Republiek verkeerde en zijn concrete politieke opvattingen en
voorkeuren. Anders gezegd: Hemsterhuis als politiek filosoof, analyticus en commentator.
Skript Historisch Tijdschrift 30.4
2 ^
De politiek filosoof
Hemsterhuis stelt dat 'de menselijke samenleving alleen dan volmaakt zou kunnen
zijn als zij louter is samengesteld uit enkelingen die geen enkele andere band hebben
dan die gouden ketting die God zelf in hun wezen heeft gesmeed'." Met deze
'gouden ketting' doelt hij op een van de opvallendste en belangrijkste elementen
uit zijn gedachtegoed, het 'zedelijke orgaan'", dat hij bij ieder mens aanwezig
acht. De functie van dit zedelijke of morele orgaan is vergelijkbaar met wat wij
een geweten zouden noemen. Hemsterhuis beschrijft de werking ervan als volgt:
Door dit zedelijke beginsel vereenzelvigt de enkeling zich op enigerlei wijze met een
ander wezen, voelt hij wat dit andere wezen voelt en kan hij om zo te zeggen, zichzelf
beschouwen vanuit de kern van een andere enkeling. En daaruit ontstaan de gevoelens
van deernis, recht, plicht, deugden en ondeugden en tenslotte alle hoedanigheden die de
mens van het dier onderscheiden [...]."'
Dit door God gegeven vermogen is volgens Hemsterhuis de enige bron van moraliteit. In het achttiende-eeuwse denken was ethiek meestal niet gescheiden van
theologie of politieke theorie.'^ Deze onderlinge verbondenheid manifesteert zich
ook in het werk van Hemsterhuis.
Het morele orgaan speelt namelijk een centrale rol in zijn politiektheoretische
overwegingen. Als Hemsterhuis een abstract perspectief inneemt ten aanzien van
politiek, komt hij tot de conclusie dat een perfecte samenleving apolitiek is. Idealiter
wordt het onderlinge contact tussen mensen in zijn ogen geheel gereguleerd door
hun morele orgaan. Dat een dergelijk apolitiek samenlevingsverband in de ogen van
Hemsterhuis geen onbereikbare utopie is, blijkt uit zijn speculatieve beschrijvingen
van het ontstaan en de ontwikkeling van menselijke samenlevingen.
In een ver verleden bestond volgens hem een paradijselijke situatie. Hierin waren
alle mensen geUjksoortig, waardoor hun morele orgaan optimaal kon functioneren.
Deze homogeniteit ging verloren doordat bevolkingsgroei mensen dwong zich in
groepen te verspreiden over de wereld. Deze groepen diversifieerden door de
verschillende omstandigheden waaronder ze leefden. Ook de groepen of volkeren
zelf werden heterogener; kennisgroei en het ontstaan van eigendomsrechten zorgden
voor het ontstaan van grote verschillen tussen mensen."
Het zedelijke orgaan was hierdoor niet langer geschikt om het intermenselijke
contact in goede banen te leiden. 'De wet, geschapen door het verstand bij het beschouwen
van de gevolgen die alle behoorden tot de lichamelijke kanten, verving het zedelijke
orgaan dat overbodig werd en dat men bijgevolg verleerde te gebruiken'.'' Langs
deze weg werd '[d]e in vrijheid geboren mens [...] slaaf van de wetgeving, die slechts
nuttig en nodig was voor de enkelingen, voorzover zij tot het lichamelijke behoren'.'^
Omdat volkeren niet beschikten over een zedelijk orgaan, was bovendien het
contact tussen verschillende volkeren moeilijk te reguleren. 'De wetgever die zich tot
dan alleen maar had beziggehouden met het voorkomen of herstellen van misbruiken
binnen zijn samenleving, zag zich genoodzaakt om in deze onvoorziene omstandigheden
van zijn volk een lichaam, een politieke staat te maken [...]'.'* Deze politieke staten
230
'die in geen opzicht bij elkaar pasten omdat zij niet zoals de mens waren begiftigd
met een zedelijk orgaan en met een natuurlijk recht op alles wat zij niet waren,
bedreigde[n] het menselijke ras met algehele vernietiging'."^
De overgang van een sociaal naar een politiek samenlevingsverband wordt door
Hemsterhuis dus niet als positief ervaren. PoUtieke instituties als wetten zijn veel minder
geschikt om menselijk gedrag in goede banen te leiden dan het morele orgaan. 'Het is
waar dat de wet in al haar volmaaktheid iedere slechte daad zou verhinderen voorzover
zij een gevolg is, maar het zedelijke orgaan zou in al zijn volmaaktheid de oorzaak ervan
onmogelijk maken'."" Hoewel wetgevers verschillende pogingen deden om de negatieve
gevolgen van de afgenomen deugdzaamheid te ondervangen, legde geen van allen
nadruk op de cultivering van het morele orgaan. Het cultiveren van dit orgaan is
volgens Hemsterhuis de enige manier om een ideaal samenlevingsverband te bereiken.
Politieke instituties zijn in dit abstracte perspectief dus niet de oplossing, maar
onderdeel van het probleem. Staten en samenlevingen zijn per definitie amoreel, omdat
alleen het individu een moreel orgaan bezit. God heeft de mens bovendien als enkeling
geschapen. Hemsterhuis vindt dat 'een dwaas iets beters heeft willen maken; met wetten
bond hij duizenden enkelingen kunstmatig samen om een reus te scheppen, een volk'."
Het is cruciaal een onderscheid te maken tussen dit kunstmatige politieke en het
natuurlijke, sociale samenlevingsverband dat in een ver verleden op aarde bestond.
Hemsterhuis' verwerping van politieke instituties moet namelijk niet worden
begrepen als een solipsistische of antisociale stellingname, want 'bij de mens in de
samenleving ontvouwt het zedelijke orgaan zich'." In zijn ogen speelt de sociale
context dus een constructieve rol bij de morele ontwikkeling van mensen.
Idealiter neemt de ongelijksoortigheid tussen mensen weer af als ze hun morele
orgaan ontwikkelen; politieke instituties worden dan overbodig. Dit apolitieke
ideaal ligt volgens Hemsterhuis niet alleen in het verleden, maar ook in het verschiet.
Hij is namelijk aanhanger van een cyclische geschiedtheorie, waarin de geschiedenis
niet lineair verloopt, maar circulair. Het 'gouden tijdperk'^', de ideale samenleving
uit het verleden, kan en zal terugkeren op aarde. Hemsterhuis brengt echter niet
onder woorden op welk moment en op welke manier dit gaat gebeuren.
Hij laat nog meer vragen onbeantwoord en problemen onbehandeld. Zo
definieert Hemsterhuis nergens wat hij onder 'volken', 'wetgevers' of 'politieke
lichamen' verstaat of hoe deze politieke instituties precies tot stand komen. Hij
schetst bovendien veel lange lijnen, die bij nadere bestudering niet altijd eenduidig
zijn. Hoewel sommige delen van zijn politieke theorie hierdoor voor verschillende
interpretaties vatbaar worden, is de kern ervan duidelijk. Er lijkt alleen een contrast
te bestaan met de oplossingen die hij aandraagt voor de politieke problemen
waarin zijn vaderland na 1780 terechtkwam.
De politieke analyticus
Hemsterhuis redeneert vanuit en reageert op de bestaande situatie bij het bespreken
van de politieke problemen die de Republiek teisteren. Hij draagt er uiteenlopende
oplossingen voor aan. De Republiek omvormen tot een apolitieke samenleving is
Skript Historisch Tijdschrift 30.4
231
hier niet een van; Hemsterhuis lijkt zich te realiseren dat deze aantrekkelijke
utopie ver verwijderd is van de weerbarstige realiteit.
Slechts één keer benadert hij een apolitieke visie, als hij stelt dat 'als de mens
een samenleving wil stichten [...], laat hij dan strenge rechtbanken instellen, dan
zal hij geen behoefte hebben aan heersers, vorsten of staten'.^-t Dit is grotendeels
consistent met zijn apolitieke ideaalbeeld. Het is alleen gebaseerd op een veel
minder rooskleurig mensbeeld. Hemsterhuis' vertrouwen in de mens werd door
de burgeroorlog namelijk behoorlijk op de proef gesteld, want 'iedere enkeling
heeft hier de broederlijke neiging om zijn buurman een vuistslag te verkopen'.^'
Het aanstellen van strikte rechters vormt dan een oplossing. Deze rechters maken
politieke instituties overbodig en beteugelen de mens wiens morele orgaan niet
geschikt is om intermenselijk contact te reguleren.
In een brief die Hemsterhuis schrijft vóór het uitbreken van de burgeroorlog
verzucht hij: 'wanneer ik de onbuigzaamheid van de wet zie, lijkt ze me een krankzinnige'.^" Toen was Hemsterhuis dus duidelijk een tegenstander van strenge rechtbanken. Hij pleitte op basis van het contact dat hij door zijn werk met gevangenen
had voor een vorm van rechtvaardigheid die 'wijs is zonder blinddoek'.^^ Wellicht
is er op dit punt in zijn politieke denken dus een inhoudelijke verandering
merkbaar als gevolg van de strijd die losbarstte tussen patriotten en orangisten.
Verreweg de meeste politieke observaties van Hemsterhuis over de Republiek
stammen echter uit de periode na 1780; vergelijkbare veranderingen doen zich op
andere punten dan ook niet voor. Het is in mijn ogen plausibel dat Hemsterhuis'
pleidooi voor strenge rechtspraak voortkomt uit een gedesillusioneerde en gefrustreerde houding die niet te serieus moet worden genomen. Het gebrek aan vertrouwen
in de mens dat hieruit blijkt, is namelijk niet karakteristiek voor de rest van zijn denken.
De mens bezit volgens Hemsterhuis een natuurlijke hang naar deugdzaamheid
en perfectie, die behoort tot zijn essentie. De problemen die de contemporaine
samenleving in hun greep houden, zijn daarentegen accidenteel: 'de kiem van
die kwalen bevindt zich in de tegenwoordige bestaanswijze van de menselijke
samenleving die door haar aard open staat voor verandering, terwijl de kiem
voor het geneesmiddel dat die kwalen kan verhelpen en uitroeien in het beginsel
van de volmaakbaarheid der mensen ligt dat net zo eeuwig is als hun soort'.'^'*
Hemsterhuis moest na het uitbreken van de strijd tussen patriotten en orangisten
wel erkennen dat het onmogelijk is dat alle mensen ook daadwerkelijk, en niet slechts
in potentie, moreel hoogstaande wezens zijn. In zijn ogen is 'het wel mogelijk de samenleving, die ons eigen maaksel is, zodanig te wijzigen dat een boosaardige er geen
kwaad zou kunnen doen of liever dat er voor de samenleving geen slecht mens zou
kunnen bestaan'.^' Welke wijzingen hiervoor nodig zijn, maakt hij echter niet duidelijk.
Op basis van deze passage kan wel worden geconcludeerd dat het in zijn ogen mogelijk
zou moeten zijn een perfecte samenleving te creëren met deels imperfecte leden.
Uit bovenstaande 'oplossingen' blijkt niet hoe het politieke bestel van de Republiek structureel te verbeteren valt. In alle concretere verbeteringen die Hemsterhuis
voorstelt, is een grote rol weggelegd voor politieke instituties. De wetgever moet
bijvoorbeeld de leiding nemen bij het vormen van een volk. Daarbij moet hij met
twee soorten volmaaktheden rekening houden: 'de ene is de volstrekte en persoonlijke
232
vrijheid van iedere burgei; de andere is de grootst mogelijke kracht van het staatsbestel'.^"
Nadruk op de eerste soort resulteert in een republiek en nadruk op de tweede in een
monarchie. Volgens Hemsterhuis zijn dit de enige twee regeringsvormen die er bestaan.
De twee soorten volmaaktheden moeten worden gecombineerd, omdat ze
afzonderlijk geen van beide geschikt zijn: '[d]e eerste leidt vast en zeker tot volstrekte
ordeloosheid, de ander tot absoluut koningschap, allebei even ongerijmd'." Hemsterhuis pleit er daarom voor dat de wetgever zo veel mogelijk van beide samenvoegt
'als de geaardheid en de omstandigheden van het ogenblik van zijn volk hem toelaten
te doen teneinde daaruit het best mogelijke te halen'.'^
Een nadere uitleg van het 'best mogelijke' geeft Hemsterhuis niet. Hij Hjkt wel
een voorkeur uit te spreken voor een van de twee regeringsvormen als hij stelt dat 'in
de republiek de enkeling voelt dat zijn vrijheid slechts voortvloeit uit zijn eigen aard als
mens en als burger'." Het individu in een samenleving onder monarchaal bestuur
voelt daarentegen dat het zijn vrijheid dankt aan een ander. Hemsterhuis relativeert
het belang van zijn voorkeur voor republieken echter door te stellen 'dat de slechtst
mogelijke staatsinrichting met enkele invloedrijke mannen oneindig veel meer waard
is dan de allerbeste staatsinrichting met een oneindig aantal onbeduidende lieden'."'
Zodra Hemsterhuis specifiek ingaat op de situatie in de Republiek, wordt een
aantal standpunten verhelderd. Tijdens de Opstand vormden alle delen van de
Republiek volgens hem noodzakelijkerwijs een sterk en samenhangend geheel. Het
externe gevaar dwong een hoge mate van onderlinge saamhorigheid af. Na de oorlog
werden de verschillen tussen de delen echter weer benadrukt; deze delen werden
steeds ongelijksoortiger en 'daardoor minder geschikt om samen een staat te vormen
die zowel in vredestijd als in tijd van oorlog op een hechte grondslag steunde'."
Om deze delen weer tot een geheel te vormen moet een belangrijke rol worden
toegedicht aan de stadhouder. Hemsterhuis pleit daarom voor het toekennen van
de macht 'ondeelbaar aan één enkele persoon, wat zijn titel ook moge zijn'."'
Hemsterhuis meent dat deze persoon afkomstig moet zijn uit het Huis van Nassau
op basis van het argument dat deze familie als de grootste grootgrondbezitter het
'grootste belang heeft bij het welvaren en het behoud van het vaderland'.'^
De macht moet bovendien erfelijk toevallen aan deze familie. Dit is voor Hemsterhuis een keuze uit twee kwaden, '[w]ant het ligt niet in de aard der dingen dat de mensen altijd een uitzonderlijk man kiezen of kunnen kiezen, noch dat een groot man
gewoonlijk een zoon voortbrengt die op hem lijkt'.'* Het is typerend voor zijn hele
poli-tieke denken dat hij hier pleit voor zowel een krachtig staatsbestel waarin de
leider wordt aangewezen door erfopvolging als een hoge mate van vrijheid voor het
individu, zonder precies uiteen te zetten hoe beide kunnen samengaan.
Een mogelijke verklaring voor het feit dat Hemsterhuis verder nauwelijks concrete
oplossingen aandraagt voor de problemen waarin de Republiek verkeerde, is erin geegen dat hij met het politieke traktaat Bespiegelingen over de Republiek der Verenigde
Provinciën nauwelijks verder is gekomen dan de inleiding. Waarschijnlijk wilde hij
hierin uitvoeriger ingaan op de politieke situatie in de Republiek. Voor een duidelijker
beeld van zijn visie op deze politieke situatie is het noodzakelijk ook Hemsterhuis' evaluatie van contemporaine gebeurtenissen en zijn eigen politieke oriëntatie te bestuderen.
stript Historisch Tijdschrift "^0.4
233
De politieke commentator
Het succes van de Republiek verklaart Hemsterhuis uit 'haar gunstige ligging, de duurzaamheid van haar roem ter zee en die van de wederzijdse betrekkingen van de machten die haar omgeven'.» Met het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog veranderden
deze 'wederzijdse betrekkingen' drastisch in het nadeel van zijn vaderland. Veel vertrouwen in een goede afloop voor de Republiek heeft Hemsterhuis dan ook niet, zoals
blijkt uit zijn retorische vraag: 'hoe zal dat dan kunnen aflopen terwijl de dolle driften
van de tweedracht zich nog zullen voegen bij de wanorde die eigen is aan deze regering?'-*"
Deze 'wanorde' is het gevolg van de gefragmenteerde, en daarmee volgens
Hemsterhuis chaotische, staatsstructuur van de Republiek; hij meent dat 'als
men de Republiek op zich beschouwt dan is niets beklagenwaardiger [dan deze,
JR]'.^' Door een toevallige samenloop van omstandigheden leek deze republiek
een krachtige staat, maar door de oorlog met Engeland komen de structurele
tekortkomingen van haar bestel aan de oppervlakte. De externe dreiging wordt
bovendien nog aangevuld met 'tweedracht' in de Republiek zelf, de strijd tussen de
patriotten en de orangisten. In 1780 stelt Hemsterhuis 'dat deze Republiek sinds het
ogenblik waarop zij ontsprong aan de boezem van de gebeurtenissen, nog nooit zo
diep verdeeld is geweest als nu in dit uur'.''^
Terwijl Hemsterhuis reflecteerde op de contemporaine gebeurtenissen in de
internationale en nationale politiek, participeerde hij daarin ook. Hij koesterde
overduidelijk orangistische sympathieën. De patriotten waren in zijn ogen 'schurken'.^'
Hun intentie het politieke bestel radicaal te veranderen en de macht van de stadhouder
te breken stond diametraal tegenover zijn standpunten. Hemsterhuis erkent de
gebreken van de huidige stadhouder Willem V wel. Hij omschrijft hem zelfs als 'Ie
plus inepte des hommes'.-*^ Desondanks was Hemsterhuis van mening dat alleen
de stadhouder de verdeelde Republiek tot een eenheid kon omvormen en zo haar
voortbestaan kon verzekeren.
Hemsterhuis moest in het verloop van de strijd voor zijn eigen leven vrezen.
Vanwege zijn voormalige positie bij de Raad van State en zijn contacten met vooraanstaande orangisten was hij immers een potentieel doelwit voor de patriotten. De ernst
van deze dreiging blijkt uit zijn beschrijving van een nacht in 1787 waarin hij 'het
grootste gevaar [heeft] gelopen aan handen en voeten gebonden naar Amsterdam te
worden gezonden om daar als gijzelaar te dienen of er te worden afgeslacht'.^' De
vreugde van Hemsterhuis is dan ook groot als de stadhouderlijke partij eind 1787
met hulp van Engeland en Pruisen het verzet van de patriotten breekt.
Deze snelle en relatief geweldloze overwinning was volgens Hemsterhuis
mogelijk geweest, omdat 'onze schurken en Frankrijk elkaar bij de neus hebben
genomen'.^'' De patriotten hadden het in zijn ogen doen voorkomen alsof de orangisten
makkelijk konden worden verslagen en de Fransen waren niet te hulp geschoten toen
de patriotten de overhand verloren. Maar met het verslaan van de patriotten waren
nog lang niet alle problemen opgelost. Er waren namelijk nog veel aanhangers van de
patriotse zaak en '[djeze lieden de ogen te openen zal veel tijd, vaardigheid en begeleiding vergen'-*^ volgens Hemsterhuis. Het oplossen van de structurele gebreken
van het staatsbestel van de Republiek moest bovendien nog beginnen.
234
::rwmë- n nm^f'^^^^^'^^''^^
Frans Hemsterhuis, litho door Leendert Springer (1789-1871). Bron: M.J. Petry, Frans Hemsterhuis,
Waarneming en werkelijkheid. Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland 14 (Baarn 1990).
235
Ook andere staten kenden trouwens hun problemen. Hemsterhuis was
bijvoorbeeld een voorstander van de Franse Revolutie, omdat hiermee een einde
werd gemaakt aan 'de meest onbeschaamd hooghartige dwingelandij'.^" Zijn
enthousiasme voor deze omverwerping van de absolute monarchie verdween
onder invloed van de wanorde die in Frankrijk ontstond in de nasleep van de
revolutie. De situatie was er in zijn ogen zelfs zo ernstig dat het Hemsterhuis
beter leek 'het koningschap voor een bepaalde tijd in ere te herstellen'.''' De ontstane
chaos dwong hem tot een keuze uit twee kwaden: monarchie of anarchie.
Hemsterhuis' idealisme moest hier wijken voor een pragmatischer benadering.
Een hyperbool met zijn asymptoot
Het is nu mogelijk een coherent overzicht te bieden van het politieke denken
van Hemsterhuis door de onderscheiden perspectieven samen te voegen. Langs
deze weg kan zijn laveren tussen een idealistische en een realistische stellingname
in de politiek worden begrepen zonder dit af te doen als inconsistent of een
verschuiving van standpunt. Andere verklaringen voor schijnbare inconsistenties
lijken trouwens niet bevredigend. Zo komt Hemsterhuis namelijk in een latere
levensfase niet terug op zijn eerdere standpunten; hij begon immers pas op late
leeftijd met schrijven. Omdat veel van zijn werk over politiek uit de periode
vanaf 1780 stamt, kan het verschil tussen zijn idealistische en realistische
positie ook niet worden geduid als een reactie op de strijd tussen patriotten
en orangisten. Realisme en idealisme zijn ook na 1780 beide aanwezig in
Hemsterhuis' werk, zowel in zijn correspondentie als in zijn voor publicatie
bedoelde geschriften.
Een metafoor van Hemsterhuis zelf blijkt bruikbaar bij het analyseren van zijn
politieke denken: 'de hyperbool met zijn asymptoot'% een voortdurende nadering
zonder eenwording. Dit schijnbare streven naar een onbereikbaar doel is vergelijkbaar
met het politieke idealisme van Hemsterhuis dat zijn politiektheoretische perspectief
kenmerkt. Zijn pleidooi voor een apolitieke samenleving is namelijk utopisch. Hemsterhuis ziet zelf ook dat dit ideaalbeeld niet eenvoudig kan worden gerealiseerd. Zijn
ervaringen bij de Raad van State en tijdens de burgeroorlog hebben bijgedragen aan
dit inzicht. Hoewel hij door deze burgeroorlog kritisch staat tegenover de pohtiek,
kan hij niet vertrouwen op het morele orgaan van burgers die elkaar met woord
en daad bestrijden. Pohtieke instituties zijn daarom in de praktijk een noodzakelijk
kwaad, terwijl ze vanuit een abstract perspectief overbodig en zelfs onwenselijk
zijn. Vanuit een concreter en realistischer perspectief bezien is vasthouden aan
dit theoretische ideaal gevaarlijk; andere staten en volken besteden immers wel
aandacht aan de kracht van hun staatsbestel en vormen zo een grote bedreiging.
Is het politieke denken van Hemsterhuis eigenlijk origineel te noemen? Het antwoord hierop valt buiten het bereik van dit artikel. Het is wel duidelijk dat sommige
grote denkers uit zijn tijd weinig zagen in de centrale aspecten van zijn werk. Zo bekritiseert Diderot het traktaat De mens en zijn betrekkingen wat betreft de rol die het
morele orgaan speelt met het commentaar: je ne sais ce que c'est que eet organe moral'.^'
27'^
In strijd met Spinoza?
Jonathan Israel is de enige historicus die recent aandacht heeft besteed aan het
politieke denken van Hemsterhuis. Het is opvallend dat hij het morele orgaan niet
eens noemt bij deze bespreking. In de lezing In strijd met Spinoza, die Israel in 2007 in
de Koninklijke Bibliotheek hield, wijst hij nauwelijks op het idealisme van Hemsterhuis.
Hierdoor ontstaat een vertekend beeld van het politieke denken van, volgens Israel,
'de meest vooraanstaande filosoof uit Holland destijds'.'^
Door Hemsterhuis' idealisme te negeren kan Israel hem typeren als een denker
die 'koppig pessimistisch en sceptisch' is ten aanzien van 'de mensheid'." Maar
Hemsterhuis' mensbeeld is juist optimistisch, vanwege het morele orgaan dat iedereen
bezit. De mens als burger is in zijn ogen een slaaf van politieke instituties. Deze instituties zijn op zich een noodzakelijk kwaad en Israels typering lijkt mij dan ook meer van
toepassing op Hemsterhuis' visie op de politiek, dus op het analytische perspectief
Israels preoccupatie met het politieke realisme van Hemsterhuis biedt geen
verklaring voor zijn bewering dat het Hemsterhuis 'buitengewoon riskant'
leek om 'ernaar te streven het menselijk geluk en vrijheid te maximaliseren'.'••
Zowel vanuit een idealistisch als een realistisch perspectief erkent Hemsterhuis
immers het belang van individuele vrijheid. Wellicht streeft Israel hier naar een
contrastwerking met de radicaal egalitaire Spinoza. Hemsterhuis' opvattingen
over het morele orgaan zijn echter ook in hoge mate egalitair. De 'gouden ketting'
waarmee God de mens heeft verbonden, impliceert immers geen verticale maar een
horizontale en gelijkwaardige relatie tussen mensen.
In In strijd met Spinoza interpreteert Israel de politiekefilosofievan Hemsterhuis als een reactie op en een verwerping van de wijsbegeerte van Spinoza en het
spinozisme. Het getuigt van reductionisme om zijn denken slechts op deze manier
te benaderen. Hemsterhuis' politieke filosofie is meer dan een poging andere denkwijzen te weerleggen. Als hij al reageert op andere filosofieën, dan ageert hij niet
specifiek tegen het spinozisme. Hoewel Hemsterhuis deze vorm van materialisme
als onwaar en gevaarlijk beschouwde'', richt hij zijn pijlen primair op het materialisme
in al zijn verschijningsvormen.''
Israel erkent dat Hemsterhuis lang niet overal verwijst naar het spinozisme,
ook niet als hij wel ageert tegen materialistische ideeën. Hij verbindt hieraan de
conclusie dat filosofen als Hemsterhuis het spinozisme zo gevaarlijk vonden dat
ze er niet eens meer expliciet naar verwezen." Deze argumentatie is niet alleen
methodologisch gezien inadequaat vanwege haar oncontroleerbaarheid, maar
ook inhoudelijk ontoereikend. Hemsterhuis verwijst in zijn werk namelijk vrijwel
nergens naar andere filosofen of wijsgeren.'* Het is daarom niet verwonderlijk dat
dit ook geldt voor Spinoza en het spinozisme. Daaraan kan dus niet de conclusie
worden verbonden dat hij Spinoza doodzweeg.
De centrale these in In strijd met Spinoza is de gedachte dat voorstanders van de
radicale Verlichting niet alleen werden verbonden door hun voorkeur voor het spinozisme, maar ook op politiek gebied geestverwanten waren. Israel lijkt daarmee de
politieke strijd tussen orangisten en patriotten te willen verklaren uit de filosofische
strijd tussen respectievelijk gematigde en radicale Verlichtingsdenkers."
stript Historisch Tijdschrift "^0.4
237
Deze stelling leidt Israel weg van de veelzijdigheid van het politieke denken
van Hemsterhuis. Mijn kritiek richt zich daarom niet alleen op datgene wat Israel
wel beschrijft, maar ook op wat hij weglaat. Hierdoor ontstaat in In strijd met
Spinoza een te eenzijdig beeld van Hemsterhuis' politieke filosofie. Hopelijk wordt
deze politieke filosofie in het derde deel van Israels trilogie over de Verlichting wel
gepresenteerd als meer dan een voorspelbare reactie vanuit het gematigde verlichtingsdenken van orangisten op het spinozisme en de daarmee verbonden patriottistische
idealen. Voorlopig lijkt het mij beter het politieke denken van Hemsterhuis te
benaderen vanuit de drie perspectieven die ik erin heb onderscheiden. Hierdoor
wordt recht gedaan aan zijn realisme én zijn idealisme.
238
Noten
'
Jan en Annie Romein, Erflaters van onze
beschaving. Nederlandse gestalten uit zes
eeuwen (Amsterdam 1977) 515.
^ Bijvoorbeeld: P.C. Sonderen, Het sculpturale
denken. De esthetica van Frans Hemsterhuis
(Leende 2000).
' Er zijn weinig artikelen verschenen waarin
het politieke denken van Hemsterhuis wordt
besproken. De voornaamste zijn: Gert Jan
Scheurwater, 'Moral knowledge and political
significance of Hemsterhuis's Lettre sur
I'homme' in: Claudia Melica ed., Hemsterhuis: A European philosopher rediscovered
(Napels Z005) 257-282; Waltraud Loos,
'Politik und Gesellschaft im Urteil Hemsterhuis' in seinen Briefen an Amalia von Gallitzin (1786-1790)' in: Marcel F. Fresco e.a. ed.,
Frans Hemsterhuis (iyzi-1790) Quellen,
Philosophie und Rezeption (Hamburg 1995)
445-470; Ida Nijenhuis, 'The Republic and its
constitution' in: Claudia Melica ed.,
Hemsterhuis: A European philosopher
rediscovered (Napels 2005) 283-298. In deze
artikelen wordt echter steeds slechts een
deelaspect van Hemsterhuis' politieke denken
besproken; een coherente analyse van dit
denken in zijn totaliteit ontbreekt hierdoor.
•* G.M. Mesland, Frans Hemsterhuis' filosofie
(Leeuwarden 2001) 16-17; M.J. Petry,
'Inleiding' in: Frans Hemsterhuis, Wijsgerige
Werken, Idem ed. (Budel 2001) xi-liv, xlv-xlvii.
' Petry, 'Inleiding', 1-lii.
'^ Heinz Moenkemeyer, Francois Hemsterhuis
(z.p. 1975) 14-15; M.J. Petry, Frans Hemsterhuis, Waarneming en werkelijkheid.
Geschiedenis van de wijsbegeerte in
Nederland 14 (Baarn 1990) 20-22.
" Voor een overzicht en een publicatiegeschiedenis van Hemsterhuis' werk verwijs
ik naar: Petry, 'Inleiding', xi-xviii.
* Ik baseer mij in dit artikel op de meest
recente en complete uitgave en vertaling van
Hemsterhuis' brieven en geschriften: Frans
Hemsterhuis, Wijsgerige Werken. M.J.
Skript Historisch Tijdschrift ^0.4
Petry ed. (Budel 2001). Er zijn nog honderden brieven die nog nooit zijn onderzocht,
mede omdat ze deel uitmaken van privéarchieven. Hoewel het niet voor de hand ligt
dat deze brieven een totaal ander beeld
opleveren van het denken van Hemsterhuis,
kan dit natuurlijk pas met zekerheid worden
vastgesteld na bestudering van dit deel van
zijn correspondentie.
' Moenkemeyer, Francois Hemsterhuis, 18.
'° Voor meer biografische informatie verwijs
ik naar: L. Brummel, Frans Hemsterhuis.
Een philosofenleven (Haarlem 1925);
Petry, 'Inleiding', xliv-liv; Moenkemeyer,
Frangois Hemsterhuis, 9-25. Een recent
overzicht van de historiografie over het
denken van Hemsterhuis wordt geboden in:
Jacob van Sluis, Bibliotheca Hemsterhusiana.
Het boekenbezit van Tiberius en Frans
Hemsterhuis, met genealogie en bibliografie
(Leeuwarden 2001).
" Frans Hemsterhuis,'Bespiegelingen over de
Republiek der verenigde provinciën (1781)'
in: idem. Wijsgerige Werken, 455-471,
aldaar 463-465.
" Frans Hemsterhuis, 'Brief over de mens en
zijn betrekkingen (1772)' in: idem. Wijsgerige
Werken, 13-117, aldaar 71.
'• Frans Hemsterhuis, 'Aristaios of over de
godheid (1779)' in: idem. Wijsgerige
Werken, 653-733, aldaar 695-697.
'• • P.P. de Quay, De genoegzaamheid van het
natuurlijk gezond verstand. Prijsverhandelingen over godsdienst, zedenkunde en
burgerlijke maatschappij aan het einde
der i8e eeuw, Nederlandse cultuur in
Europese context 19 (Meppel 2000) 2-3.
'* Hemsterhuis, 'Brief over de mens en zijn
betrekkingen (1772)', 69-71, 83-85.
" Ibidem, 71.
"' Ibidem.
'* Frans Hemsterhuis, 'Bespiegelingen over de
Republiek der verenigde provinciën
(1781)' in: idem. Wijsgerige Werken,
239
455"47i» aldaar 461.
" Ibidem.
" Hemsterhuis, 'Brief over de mens en zijn
betrekkingen (1772.)', 71.
" Frans Hemsterhuis, 'Brieven over geschiedenis, opvoeding en pohtiek' in: idem.
Wijsgerige Werken, 369-453, aldaar 393.
Brief van Z5.9.1786.
" Hemsterhuis, 'Brief over de mens en zijn
betrekkingen (1772)', 81.
™ Hemsterhuis verwijst naar dit tijdperk in de
titel van een van zijn dialogen, Alexis of over
het gouden tijdperk (1787).
^ Hemsterhuis, 'Brieven over geschiedenis,
opvoeding en politiek', 435. Brief van
17.9.1786.
" Ibidem.
'•^ Ibidem. Brief van 4.3.1780.
-" Ibidem. Dit is een verwijzing naar de
geblinddoekte Vrouwe Justitia.
'•^ Hemsterhuis, 'Brieven over geschiedenis,
opvoeding en politiek', 395. Brief van
z.10.1786.
™ Ibidem.
'° Frans Hemsterhuis, 'Schets voor een advies
aan de Raad van State (1784)' in: idem,
Wijsgerige Werken, 473-479, aldaar 477.
" Ibidem.
"^ Ibidem.
" Ibidem, 467.
'•> Hemsterhuis, 'Brieven over geschiedenis,
opvoeding en politiek', 393. Brief van
25.9.1786.
" Hemsterhuis, 'Schets voor een advies aan de
Raad van State (1784)', 475.
'" Ibidem, 477.
" Ibidem.
'* Hemsterhuis, 'Brieven over geschiedenis,
opvoeding en politiek', 431. Brief van
27.5.1785.
" Ibidem, 377. Brief van 11.2.1788.
'^ Ibidem, 411. Brief van 23.10.1780.
•^ Ibidem, 413. Brief van 26.10.1780.
"• Ibidem. Brief van 11.12.1780.
•" Ibidem, 445. Brief van 28.9.1787.
Zp
Benjamin Kaplan. Foto: Suze Zijlstra.
"•' Brummel, Frans Hemsterhuis, 46.
<' Hemsterhuis, 'Brieven over geschiedenis,
opvoeding en politiek', 439. Brief van
21.9.1787.
^'
t"
-*
•"
'°
Ibidem. Brief van 28.9.1787.
Ibidem, 445. Brief van 19.10.1787.
Ibidem, 447. Brief van 24.7.1789.
Ibidem, 453. Brief van 30.10.1789.
Frans Hemsterhuis, 'Brief over de verlangens
(1770)' in: idem, Wijsgerige Werken, 535561, aldaar 559.
" Geciteerd in: Johan Arie Van Ruler, 'Sensing
and Judging. Hemsterhuis, empiricism and
the Cartesian Legacy' in: Melica ed.,
Hemsterhuis: A European philosopher
rediscovered, 19-48, aldaar 43.
" Jonathan Israel, In strijd met Spinoza. Het
failliet van de Nederlandse Verlichting
(i6yo-i8oo). Hans van Cuijlenborg vert.
(Amsterdam 2007) 42.
" Ibidem, 44.
" Ibidem.
" Ibidem, 45.
T' Hemsterhuis, 'Brief over de mens en zijn
betrekkingen (1772)', 15.
'" Israel, In strijd met Spinoza, 45.
'* Frans Hemsterhuis, 'Sophylos of over de
wijsbegeerte (1778)' in: idem. Wijsgerige
Werken, 155-191, aldaar 157-161.
" Israel, In strijd met Spinoza, 11-12, 72-73.
Download