Hoofdstuk 1-2 1. Als een niet-ledige verzameling van reële getallen een infimum en een supremum bezit, dan is steeds het infimum strikt kleiner dan het supremum. (vals) 2. Zij twee verzamelingen van reële getallen. Dan is . (waar) 3. De rationale getallen, met optelling, vermenigvuldiging en ordening (ongelijkheid),vormen een compleet geordend veld. (vals) 4. Gegeven zijn de rijen en van positieve getallen. Als , dan ofwel zijn beide rijen convergent ofwel zijn beide rijen divergent. (vals) 5. Er bestaat een reëel getal waarvoor geldt: , voor alle . (vals) 6. Als een niet-ledige verzameling reële getallen een supremum bezit dan is deze verzameling begrensd. (vals) 7. Een complex getal en zijn toegevoegde hebben dezelfde modulus. (waar) 8. Onderstel dat de rij convergeert; er geldt: . (vals) 9. De rij convergeert. (waar) 10. Een dalende rij van positieve reële getallen convergeert naar (vals) . Hoofdstuk 2-3 1. Als de rij convergeert naar (vals) , dan zal de reeks 2. (vals) 3. Gegeven de rij van complexe getallen . . Als , dan zal (vals) 4. Als alle termen van de rij de reeks 5. Als de functie positief zijn en voldoen aan vertonen in 6. Als de functie (vals) , dan zal convergeren. (vals) continu is in en de rechterlimiet en de linkerlimiet , dan zal , ten minste één nulpunt . (waar) continu is in 7. De reeks 8. Als convergeren. , dan is ook is convergent. voor alle en continu in . (waar) in een gepunte omgeving van bestaan, dan is , en de limieten . (vals) 9. Als de functie een punt continu is in waarvoor 10. Als de functie en . (waar) continu is in er een punt , dan bestaat er en waarvoor , dan bestaat . (vals) Hoofdstuk 4 1. De functie (waar) vertoont een relatief minimum in het punt 2. De functie daalt in . (waar) 3. Onderstel dat de functie uniform continu is in extremum vertoont in een punt . Als , dan is . een relatief . 4. Als een functie is waarvoor voor alle alle , dan is een veeltermfunctie.(waar) (vals) waarvoor en 5. De functie is uniform continu in . (vals) 6. Een veeltermfunctie van graad kan relatieve extrema vertonen. (waar) 7. Als de functie afleidbaar en strikt stijgend is in , dan is in . (vals) 8. Als een veeltermfunctie van graad is, dan vertoont relatief extremum in de oorsprong. (vals) 9. De restrictie van tot een is inverteerbaar. (vals) 10. De functie gegeven door reële as. (waar) is continu afleidbaar over de hele Hoofdstuk 5-8 1. (vals) 2. De functie 3. Als de functie is integreerbaar over . integreerbaar is over , dan geldt: (waar) (vals) 4. Neem een vaste . . De functie is integreerbaar over (waar) 5. Als de functies dat en continu zijn in in (waar) 6. De restrictie van de functie 7. Er bestaat één constante . (waar) 8. De vergelijking (waar) tot waarvoor dan volgt uit voor alle is inverteerbaar. (waar) voor alle bezit oneindig veel oplossingen in 9. Voor alle geldt: 10. (waar) (waar) Hoofdstuk 6 1. Als de functie integreerbaar in . stuksgewijs glad is in elk begrensd interval en absoluut , dan wordt het fourierbeeld van gegeven door (vals) 2. 3. Als de functie continu in convergeert als (vals) fouriertransformeerbaar is, dan is haar fourierbeeld . (vals) 4. Als de causale functie fouriertransformeerbaar is, dan is laplacetransformeerbaar voor . (waar) 5. Als de functie oneven is, dan is (vals) 6. Zij . Dan is als (waar) 7. Er bestaat een continue functie , die absoluut integreerbaar is over met volgend fourierbeeld: (vals) 8. Het fourierbeeld van de heavisidefunctie is in 9. Voor een stijgende functie. (vals) convergeert betrekkelijk (waar) 10. is . (vals) ,