Werkdocument Sterke Verhalen – Boek Exodus

advertisement
Werkdocument Sterke Verhalen – Boek Exodus
Ter inleiding
In de reeks ‘Sterke Verhalen’ van het najaar 2008 staat het boek Exodus centraal. Dit bijbelse boek
toont ons wegen van bevrijding. Het vertelt de geboorte van Israël uit de slavernij. Na de uittocht
uit doodsland Egypte en de doortocht door de Rietzee vervolgt het met een uitvoerig relaas over
de tocht door de woestijn, veertig jaar lang. Een geschiedenis van mensen op zoek naar de
moeilijke vrijheid…
De Schrift leert ons dat de hele mensengeschiedenis eigenlijk niet anders bedoeld is dan als een
stelselmatige verwijding, een uitbreiding in tijd en ruimte van dat Exodusverhaal. Gaandeweg
worden steeds meer gebeurtenissen tot ‘geboortenissen’; in steeds wijdere kringen - als het ware
trechtervormig, wordt op de duur de hele mensheid er bij betrokken. En zo moet tenslotte ook
onze geschiedenis op vandaag in dit verhaal worden ingepast, het eeuwige verhaal van God-opweg-met-mensen… Een verhaal van bevrijding; goed nieuws over kansen op verlossing en groeien
naar leven in overvloed. Elk lezen en verwerken van deze schriftverhalen is een oefening in de
‘arbeidskamer’, een naderen tot de verlossing, een zich inleven in dat aloude bevrijdingsproces.
Want zoals in het evangelie geschreven staat: ‘Als gij niet opnieuw geboren wordt, zult gij het Rijk
Gods niet binnengaan…’ (Joh. 3,3).
De Bijbel staat vol dergelijke verhalen van zoekende, soms wanhopige, soms hoopvol verlangende
mensen. Mensen die afgaande op een roepstem hun weg zijn gegaan, alleen of met velen, en die al
gaande gelukkig zijn geworden of juist niet. Verhalen waarin mensen nadenken over vragen die
elke generatie zich telkens opnieuw stelt: wie ben je zelf, wie is de ander en wie is God? Waarvoor
ben je als mens op aarde? Waar gaat het met ons allemaal, met de wereld en de samenleving
naartoe? Deze ‘Sterke Verhalen’ uit de Bijbel zijn er om verteld te worden, ze geven inspiratie om
uit te leven. Door er dieper op in te gaan, wordt al snel duidelijk hoe actueel ze wel zijn.
Wij mogen de Bijbel nooit vrijblijvend lezen. In de bladspiegel van elke tekst moeten we onszelf
leren zien en herkennen. Achter de ‘wetens-vraag’ moeten we ook de ‘gewetens-vraag’ leren
ontdekken. En tegelijk ondervinden hoe de Bijbel nooit zomaar geschiedenis is, in de zin van louter
feitenrelaas: feiten worden in de Bijbel tot beeld, gelijkenis, parabel. Zij bieden ruimte voor steeds
nieuwe mensen om zichzelf erin terug te vinden. De bijbelse verhalen zijn geen ‘exclusieve story’s’
– zij werken altijd ‘inclusief’. Ze sluiten de lezer in, proberen hem of haar in te palmen en voor zich
te winnen. Ze gaan altijd (en zelfs in de eerste plaats!) ook over mij, over ons vandaag. Het doel
van alle omgang met de Schrift moet altijd zijn: uit te komen bij onszelf en bij de mensen om ons
heen (veraf en dichtbij). Dán pas hebben wij de Schrift goed gelezen…
Wie zich werkelijk verdiept in deze ‘Sterke Verhalen’, ontdekt altijd weer onverwachte inzichten,
nieuwe vergezichten en onverhoopte perspectieven. Er worden, als het goed gaat, wegen zichtbaar
waarlangs Gods Volk indertijd is gegaan: uit Egypte vandaan, door de woestijn heen, naar een land
van Vrijheid en Vrede. En tussen de regels van de tekst wenkt ons onvermoeibaar Hij die heet ‘Ikzal-er-zijn’, zodat wij al lezende en horende begrijpen dat wij met Hem mee moeten gaan.
Geschapen en in het leven geroepen om vrij te zijn en thuis te komen in het Beloofde Land, waar
God ooit alles in allen zal zijn…
Bedoeling van dit werkdocument:
De Bijbel is een boeiend boek, maar het is ook oud en moeilijk en roept bij heel wat mensen nogal
wat weerstand en vervelende herinneringen op. Wij staan een paar duizenden jaren verwijderd
van de taal en de stijl die de auteurs er in hanteren, van de cultuur en gebruiken die het boek
1
omkaderen, van de sfeer die de verhalen uitademen… Velen voelen zich dan ook machteloos en
niet deskundig genoeg om op hun eentje een verkenningstocht doorheen al die bijbelse teksten te
wagen. Daarom kan het nooit goed zijn om met de Bijbel als ‘…in een hoekje met een boekje…’ te
gaan zitten. Wij moeten regelmatig in groep ‘samen-scholen’ rond al die ‘Sterke Verhalen’…
Zo kunnen we bijvoorbeeld in een ‘leerhuis’ samenkomen om van elkaar en aan elkaar de kunst te
leren, en van onze geloofsvaders en –moeders die kunst af te kijken: hoe zij het gered hebben
indertijd; hoe wij het dus misschien ook samen kunnen redden, hoe God ons kan redden én wij
Hem… In het licht van en onder gezag van de Schrift, ‘studeren’ wij daar over onze eigen situatie
en opdracht, over onze ‘roeping’ in het leven. Dat ‘studeren’ is nooit een vrijblijvende, louter
intellectuele bezigheid. Het gaat immers om het leven! Dan blijft niet, zoals bij zoveel van onze
kerk- en ‘schoolgangers’, de actualiteit op de drempel liggen, maar wordt ze integendeel mee
binnen gebracht zodat het licht van de Schrift er over kan schijnen om ons de weg te wijzen, dat is:
om voor ons ‘Thora’ te zijn, wegwijzer ten leven…
Door samen een tekst te keren en te wenden, door hem geduldig van alle kanten te bekloppen en
te beluisteren (alsof wij leerling-dokters waren die de stethoscoop hanteren om naar het hart, naar
het inwendige van de tekst te luisteren, er de ademhaling, de inspiratie en hartenklop van waar te
kunnen nemen…) kunnen wij tenslotte uitkomen op de enige écht belangrijke vraag: Hoe heeft die
tekst ooit op mensen een beroep gedaan, hoe is hij voor hen ooit richtinggevend, ‘Thora’ geweest?
En hoe kan hij dat ook worden voor ons, vandaag, in onze concrete situatie hier en nu?
Want bijbelse teksten hebben nooit een voorgoed afgesloten zin. Ze blijken verbazend plooibaar
en soepel te zijn en tegen méér dan één (al dan niet gelovig) stootje te kunnen. Ze zijn in het
verleden eindeloos opnieuw ingevuld met betekenis, en dus zijn ze ook nu nog invulbaar en te
actualiseren. Zoals de Schrift ooit is ontstaan vanuit intens doorleefde menselijke situaties (hetzij
in volle teugen genoten, hetzij moeizaam en pijnlijk doorworsteld!), zo kan de Schrift op vandaag
maar goed verstaan worden vanuit datgene wat mensen op vandaag aan feitelijke ervaringen in
hun concrete situatie meemaken.
In samenhang met de reeks ‘Sterke Verhalen’ over Exodus die het Braambos dit jaar
programmeert, willen wij dergelijke ‘leerhuizen’ stimuleren en helpen organiseren. Via dit
werkdocument bieden we een aantal werkvormen aan om in groep dieper in te gaan op elk van de
vijf afleveringen. We willen daarmee de kijkers helpen om tekst en commentaar nog dieper te
laten doordringen en nog sterker met het leven te verbinden.
In een ruimere context…
De Bisschoppen van België publiceerden een pastorale brief voor het werkjaar 2008-2009 onder de
titel: ‘God ontmoeten in zijn Woord’. Zij willen daarmee dit jaar duidelijk in het teken plaatsen van
het omgaan met de Schrift.
In hun brief zeggen zij onder andere: ‘Van Gods spreken getuigt de Schrift. Daar horen wij hoe Hij
mensen aanspreekt en hoe Hij nog steeds tot ons spreekt. De Bijbel is immers meer dan een serie
teksten over God. Hij is meer dan een religieus document zoals elke godsdienst er wel enkele
heeft. Hij is meer dan een geschiedenis over het ontstaan van het geloof. De Schrift is als een brief,
waarin God zich tot ons richt, een boodschap van de Heer, een oproep om Hem te leren kennen.
Soms is Gods woord tegendraads. Het kan ons tegen de haren instrijken. Het kan ergeren en
uitdagen. Wij moeten het soms aanhoren tegen ons in. Dat moet ons niet verbazen, want: “Het
Woord van God is levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard en dringt door
tot het raakpunt van ziel en geest” (Heb 4,12)’.
2
Maar de Schrift is een oud en vreemd boek. Het is niet vanzelfsprekend om erin thuis te komen.
Daarom zeggen de bisschoppen: de Bijbel lezen in de huiskamer is een begin. Er meer over te
weten komen en erover uitwisselen in groep helpt de overweging vooruit. Ze blijft dan niet bij een
vage mijmering, maar wordt concreet. Gods Woord is ondenkbaar zonder mensen van vlees en
bloed die het overwegen, beamen en in de praktijk brengen. Niet zomaar ieder voor zichzelf en op
zijn eigen manier, maar samen, als één familie van broers en zussen. Dat is de Kerk…
Wie op een dergelijke manier de Schriften benadert, zeggen zij, herkent erin zijn eigen ervaring als
gelovige. Hij leest de tekst met aandacht. Hij overweegt wat God erin zou willen zeggen vandaag.
Hij bidt en antwoordt metterdaad op Gods spreken. Hij slaat de brug tussen Bijbel en leven…
Allereerst: een methode om te hanteren bij gesprek en bezinning na elke aflevering:
De ‘methode-Vigan’: een driemaal-drie-methode…
Deze meer contemplatieve methode om in groep een Bijbeltekst te delen, werd uitgewerkt in
het Filippijnse Vigan en is ruim verspreid. Ze dient strikt toegepast te worden. Dan - zo is de
ervaring van velen - werkt ze heel eenvoudig en zeer diep. Voorwaarde is alleen dat elke
deelnemer authentiek over de brug wil komen.
We spreken van een driemaal-drie-methode omdat ze bestaat uit drie fasen (tekst – woord antwoord), met telkens drie momenten (lezen - overwegen – meedelen). De Bijbeltekst wordt
telkens integraal en hardop gelezen. De beluisterde tekst wordt daarna telkens gedurende
een lange tijd van stilte overwogen. Het derde moment in elke fase is het meedelen door
ieder van de aanwezigen. We zeggen niet 'uitwisselen'. Want in deze methode wordt over het
meegedeelde niet van gedachten gewisseld. Andere contemplatieve methoden voorzien wél
een periode van uitwisselen. Bijvoorbeeld door te zeggen wat je bij de inbreng van anderen
opvalt. Of door te vragen naar verduidelijking. Zelfs dit soort 'contemplatief gesprek' gebeurt
in de hier voorgestelde methode niet. De ervaring leert dat de interactie op deze manier niet
kleiner is. Want het meedelen in de eerste fase bevrucht de tweede; en die van de tweede
fase de derde. Ik ga anders luisteren naar de Bijbeltekst door wat mij opviel bij de vorige
mededeling van anderen. En dat heeft zijn invloed op wat ik zelf meedeel in de volgende
ronde. Echte communicatie loopt steeds via het samen beluisterde Bijbelwoord. En dat
gebeurt dus in drie fasen.
Eerste fase: tekst
Na de eerste voorlezing herleest ieder in stilte de Bijbeltekst. Met als aandachtspunt: welke
woorden of zinnen treffen mij? Voor deze bezinning in stilte wordt ruime tijd gelaten. De
deelnemers kunnen dit - met het oog op het meedelen - ook neerschrijven. Wie de
bijeenkomst leidt, beëindigt de stilte door zelf de eerste ronde van mededeelzaamheid in te
zetten. In het begin zullen sommigen misschien moeilijk de discipline kunnen opbrengen om
geen uitleg te geven ('ik koos dit vers omdat...') en om evenmin op elkaar in te spelen ('ik vind
integendeel iets heel anders belangrijk'). Iedereen zegt alleen 'In vers... treft mij; en in vers...'
Tweede fase: woord
Nu zoekt iedereen in stilte: wat wil God mij in deze Bijbeltekst zeggen? Wie wil, kan opnieuw
iets noteren. Je hoeft je natuurlijk niet te binden aan de verzen die je in de eerste fase koos.
Want het groepsgebeuren heeft jouw aandacht bevrucht. Nu de tekst opnieuw wordt
voorgelezen, ga je op een nieuwe manier luisteren naar Gods boodschap voor jou. De
3
Bijbeltekst blijft geen versteend drukwerk. Hij gaat open. Hij wordt een taal waarin je God
verstaat. Het meedelen na de stilte wordt ingeleid met: 'De Heer zegt mij...'. Daarop volgt een
vrije verwoording, met eventueel een verwerking van zinsneden uit de Bijbeltekst.
Derde fase: antwoord
Na de derde voorlezing is de stilte dus gericht op de vraag: welk antwoord geef ik op Gods
uitnodiging? We kunnen bij voorkeur antwoorden in de vorm van een gebed.
(naar Fr. LEFEVRE, Open de Bijbel. Een benadering voor de praktijk, Halewijn-Antwerpen 1998)
Hier ook enkele vragen die bruikbaar zijn ter bespreking bij elke aflevering:
 Wat heeft mij getroffen in deze aflevering van ‘Sterke Verhalen’? Wat vind ik
nieuw in deze Bijbeluitleg? Wat vind ik verhelderend, bevrijdend voor mijn
geloof en leven? Waar heb ik het moeilijk mee?
 Wat zie, hoor, lees… ik helemaal anders in de behandelde schriftpassages?
Waar voel ik weerstand tegen de gegeven uitleg en commentaar?
 Hoe actueel vind ik deze Schrifttekst? Kan ik die plaatsen in mijn leven, in de
maatschappij, in de Kerk van vandaag?
 Waarin heeft God tot mij gesproken - doorheen de Schrifttekst, de beelden en
de commentaar, en/of het verhaal van de getuigen?
 Wat neem ik mee om werk van te maken in mijn dagelijkse situatie? Hoe wil ik
dat concreet proberen te doen?
En ook nog een gebed dat bij het begin van elke groepsbespreking kan gebeden worden:
GEBED BIJ HET OPENEN VAN DE SCHRIFT
Om inspiratie en luisterbereidheid bidden wij
in deze samenkomst rond de Schrift.
Dat wij niet zomaar horen wat wij willen horen,
maar dat wij horen en verstaan
wat wij nog niet weten of misschien niet ‘geweten’ willen hebben.
Dat wij uit oude en bekende woorden
nieuwe schatten van bevrijding en hoop zouden delven.
Daarom bidden wij:
levende God,
maak ons benieuwd, zo verdoofd en schamper als wij zijn;
maak ons nieuwgeboren, zo oud als wij zijn;
maak ons hoopvol en verlangend naar Uw Rijk dat komen zal.
En bovenal: maak ons opstandig en springlevend,
zo dood als wij op vele plekken van ons samenleven zijn.
4
Om inspiratie en luisterbereidheid bidden wij
in deze samenkomst rond de Schrift. Amen.
(naar Jan van Opbergen in ‘Ter Inspiratie’, jg.25, nr.27,1994)
Aflevering 1: Vrouwen kiezen voor leven
De Bijbel wist het al: vrouwen geven het niet op om voor leven te kiezen. In het boek Exodus is dit
niet anders. Daarin zijn vroedvrouwen overtuigd burgerlijk ongehoorzaam tegenover de farao, lang
voor de term uitgevonden was. Ze weigeren eerstgeborenen te doden. En aan wie zou Mozes onze centrale figuur in het boek Exodus - zijn redding uit een rieten mandje te danken hebben?
Jawel, aan vrouwen.
Bijbeltekst:
Er kwam in Egypte een nieuwe koning aan de macht, die Jozef niet gekend had. Hij zei tegen zijn
volk: ‘De Israëlieten zijn te sterk voor ons en te talrijk. Laten we verstandig handelen en voorkomen
dat dit volk nog groter wordt. Want stel dat er oorlog uitbreekt en zij zich aansluiten bij onze
vijanden, de strijd tegen ons aanbinden en uit het land wegtrekken!’ Er werden slavendrijvers
aangesteld die de Israëlieten tot zware arbeid dwongen. Maar hoe meer de Israëlieten onderdrukt
werden, des te talrijker werden ze. Ze breidden zich zo sterk uit dat de Egyptenaren een afkeer van
hen kregen. Daarom beulden ze hen af en maakten ze hun het leven ondraaglijk met zwaar werk.
Bovendien gelastte de koning de Hebreeuwse vroedvrouwen, Sifra en Pua geheten, het volgende:
‘Als u de Hebreeuwse vrouwen bij de bevalling helpt, let dan goed op het geslacht van het kind. Als
het een jongen is, moet u hem doden; is het een meisje, dan mag ze blijven leven.’ Maar de
vroedvrouwen hadden ontzag voor God en deden niet wat de koning van Egypte hun had
opgedragen: ze lieten de jongetjes in leven. Daarom ontbood de koning de vroedvrouwen. ‘Wat
heeft dit te betekenen?’ vroeg hij hun. ‘Waarom laat u de jongens in leven?’ De vroedvrouwen
antwoordden de farao: ‘De Hebreeuwse vrouwen zijn anders dan de Egyptische: ze zijn zo sterk dat
ze hun kind al gebaard hebben voordat de vroedvrouw er is.’ God zegende het werk van de
vroedvrouwen, zodat het volk zich sterk uitbreidde. En omdat de vroedvrouwen ontzag voor God
hadden, schonk hij ook aan hen nakomelingen. Toen gaf de farao aan heel zijn volk het bevel om
alle Hebreeuwse jongens die geboren werden in de Nijl te gooien; de meisjes mochten in leven
blijven.
Ex.1, 8-11a, 12-13a, 15-22
Vragen ter bespreking bij deze aflevering:
 Wie zijn de Sifra’s en Pua’s van deze tijd? Vertel iets over één van die vrouwen die jij erg
respecteert, waar je naar opkijkt, die je dankbaar bent…
 Kan je zelf een voorbeeld geven van doodgewone mensen vlakbij of veraf die zachtmoedig zijn en met geweldloos verzet kiezen voor leven?
 Heb je zelf ooit op een moment in jouw leven het gevoel gehad van te moeten kiezen
tussen meedoen met de meerderheid, de sterksten, de machtigen… of opkomen voor het
kwetsbare, pasgeboren leven..? Vertel daar eens iets over. Waar ging het over? Hoe
moeilijk was die keuze? Wat heb je daar bij gevoeld, gedacht..? Welke motieven hebben
jouw beslissing uiteindelijk beïnvloed?
 Men zegt wel eens dat vrouwen overal en telkens weer de wereld dragen en het leven in
stand houden (in de Derde Wereld bijvoorbeeld). Waar zie je dat vandaag gebeuren?
5
 Welke rol zou de vrouw nog meer kunnen spelen in onze maatschappij, in ons ‘Egypte’,
zodat er meer voor leven wordt gekozen..? En in de Kerk?
 Mozes wordt opgevist uit de Nijl, om zelf later ooit mensenvisser te worden… Wie heeft
jou ooit ‘gezien’, ‘gevonden’, ‘opgevist’… en jou vaste grond onder de voeten gegeven,
zodat je jouw eigen weg kon gaan..?
Creatieve oefening om met de hele groep te doen:
1/ We vragen aan alle deelnemers om in de week die vooraf gaat aan dit groepsmoment samen
met hun partner en kinderen, met hun communauteit, parochieteam, collega’s op school,
klasgenoten, pastorale of liturgische ploeg… een week lang heel aandachtig te kijken of te luisteren
naar het nieuws in de krant, in tijdschriften, op TV of internet… En dan daaruit één of meerdere
stukjes te halen die hen pijn hebben gedaan, kwaad hebben gemaakt, aan ‘Egypte’, aan dood,
macht en onrecht… doen denken. Ze moeten er een collage of tekening van maken, of het bewuste
artikel… op een stuk rood papier kleven dat ze meebrengen naar de groepsbijeenkomst.
2/ We vragen aan alle deelnemers ook om verhalen, feiten, gebeurtenissen… te verzamelen die
getuigen van leven dat heel kwetsbaar is en broos. ‘Geboorteberichtjes’ als het ware, schuchtere
‘beginnetjes’ van een nieuwe wereld die de kop opsteekt hier of daar, signalen van hoop, tekens
van nieuw leven dat op komst is, en dat ze zouden willen koesteren en ‘redden’… Schrijf ze op een
A4-blad (wit of gekleurd, maar niet in blauw of rood), en breng ze mee naar de bijeenkomst.
3/ Tijdens de bijeenkomst zelf kan men over al de negatieve, ‘rode’ berichten eerst iets vertellen,
en ze dan naast elkaar leggen in het doodswater van de Nijl (een brede strook blauw papier die
vooraf in het midden van de kring is uitgerold). Waarmee we uitbeelden: er is een stroom van
bloed, zweet en tranen, een doodsrivier die onophoudelijk doorheen onze wereld stroomt…
4/ In een tweede ronde halen we onze kleine berichtjes van leven boven, en vertellen er iets over
in de groep. Dan vouwen we elk A4-blad met dat bericht tot een klein bootje, en zetten het
midden op ‘het water van de Nijl’.
5/ Misschien is het ook mogelijk om met de hele groep ter plaatse een soort van biezen mandje te
maken (allerhande materiaal moet dan van te voren worden aan- of meegebracht!), een klein
Arkje van Noach, een notendopje troost voor de kleine Mozes die straks hulpeloos zal
ronddobberen op de Nijl. Zorg dat het mandje stevig is en zacht tegelijk, teder en sterk! En leg dan
alle geboorteberichtjes één voor één (na enige toelichting) in dat ‘biezen mandje’. Of het mogen
ook kleine voorwerpen zijn die je meegebracht hebt, een brief of mail die je van iemand gekregen
hebt met een bericht van leven, een souvenir of cadeautje, een trouwring, een overlijdensprentje,
iets wat jou heel dierbaar is en dat je doet denken aan kwetsbaar, bedreigd leven…
Gebed om af te sluiten:
Gij die ons opzet en aanvuurt
tegen de dood in al zijn gedaanten,
en ons ingeeft niet te berusten
in de macht van het onrecht,
in lafheid en wreedheid –
wees in ons hart-en-verstand,
dat wij bij machte mogen zijn
het ergste leed te verzachten;
dat wij opwegen tegen de ongeest
die deze aarde verwildert.
Wij bidden U
voor hen die moedeloos geworden zijn
om alle kwaad in deze wereld.
Maar ook voor hen die hoopvol zijn,
die helder blijven: versterk hun hart dat nooit ontbreken in ons midden
standvastigheid en zachtheid,
liefde, sterker dan de dood.
6
(Huub Oosterhuis, Bijbelse scheurkalender
2006)
Aflevering 2: Een mens wordt tweemaal geroepen
Roeping, een oud woord? Alleen voor uitzonderlijke mensen? Mozes’ levensverhaal helpt ons van
die misverstanden af. In slaap gewiegd aan het hof van de farao wordt hij wakker geschud door de
confrontatie met onrecht. Eenmaal is hier niet genoeg. Een tweede keer is er nodig om het appèl
tot in zijn binnenste te laten doordringen. Maar eenmaal zover gaat Mozes voluit en geeft zich
helemaal. Van een uitdaging gesproken.
Bijbeltekst
Toen Mozes volwassen geworden was, zocht hij op een dag de mensen van zijn volk op. Hij zag
welke zware dwangarbeid ze verrichtten en was er getuige van dat een Hebreeër, een volksgenoot
van hem, door een Egyptenaar werd geslagen. Hij keek om zich heen, en toen hij zag dat er
niemand in de buurt was sloeg hij de Egyptenaar dood; hij verborg hem onder het zand. De dag
daarop zag hij hoe twee Hebreeuwse mannen met elkaar op de vuist gingen. ‘Waarom sla je
iemand van je eigen volk?’ vroeg hij aan de man die begonnen was. Maar die antwoordde: ‘Wie
heeft jou als leider en rechter over ons aangesteld? Wou je mij soms ook doodslaan, net als die
Egyptenaar?’ Mozes schrok, hij dacht: Dan is het dus toch bekend geworden! Toen de farao ervan
hoorde, wilde hij Mozes laten doden. Daarom vluchtte Mozes voor de farao. Zo kwam hij in Midjan
terecht, en daar ging hij bij een put zitten.
De priester van Midjan had zeven dochters. Zij kwamen daar water putten en vulden de
drinkbakken om de schapen en geiten van hun vader te drinken te geven. Maar er kwamen ook
herders, die hen wilden wegjagen. Daarop schoot Mozes hun te hulp en gaf het vee te drinken.
Mozes was gewoon de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de Midjanitische priester, te
weiden. Eens dreef hij de kudde tot voorbij het steppeland, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg
van God. Daar verscheen de engel van de HEER aan hem in een vuur dat uit een doornstruik
opvlamde. De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun
jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. Daarom ben ik afgedaald
om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden. Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij
moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’
Ex.2, 11-17. Ex3, 1-2a, 7-8a, 10.
Vragen ter bespreking bij deze aflevering:
 Heb je het dat al meegemaakt in jouw leven (op je werk, in je buurt, op school, in de klas,
in de familie…): je ziet onrecht gebeuren tussen mensen, en je trekt het je aan… Vertel
eens. Waarover ging het? Wat heb je proberen te doen aan dat onrecht? Hoe is het verder
afgelopen..?
 Waar zijn de plaatsen, momenten, kansen, groepen, bijeenkomsten, teksten, andere
hulpmiddelen… die jou helpen om te oefenen in het ‘leren zien van jouw broer…’?
 Ken je mensen die je ziet ‘geroepen en geboren worden’, ‘méns ziet worden’, omdat je ze
de stap ziet zetten van ‘op een afstand staan te kijken’ naar ‘zich het lot van hun broer
daadwerkelijk aantrekken’?
7
 Ieder mens wordt twee keer geroepen: hoe vertaal je dat naar jouw leven? Via welke
stappen ben jij naar een bepaalde keuze, een bepaald engagement in jouw leven
toegegroeid..? Kan je iets vertellen over één of meerdere van die ‘groeimomenten’, die
‘crisissen’, die ‘nachten wakker liggen van iets of iemand, met de vraag wat kan ik er aan
doen..’ ?
‘Terwijl zijn mensen daar beneden aan het vechten zijn tegen Amalek, houdt Mozes hardnekkig
zijn armen omhoog in gebed, zodat zij hun gevecht kunnen winnen. Dan wordt hij moe, en
Aäron en Chur komen hem ondersteunen…
 Waar voel jij zelf onmacht om ‘er iets aan te doen’? Word jij zoals Mozes ook soms
moe van te geloven, te hopen, te blijven vertrouwen..? Vertel eens…
 Waar zie jij solidariteit gebeuren tussen mensen? In de grote wereld? Concreet in
jouw leven: wie ondersteunt jou? Wie ondersteun jij? Waar vind jij jouw
bondgenoten? Noem er eens een paar…
 Waar en hoe zouden wij elkaar als groep meer en beter kunnen ondersteunen?
 Bij die steen die Aäron en Chur aanbrengen om Mozes op te laten zitten: waar vind jij
rust, bezinning, verademing, inkeer in de strijd..? Hoe hou jij het vol: dank zij wie,
dank zij wat..?
Creatieve oefening om met de hele groep te doen:
1. Bibliodrama - De lege stoel
Bibliodrama is een vorm van speels en dramatiserend omgaan met bijbelverhalen om in
groepsverband de persoonlijke zingeving en levensspiritualiteit te ontdekken en te verruimen. In
onderwijs en pastoraat is de interesse voor deze methode de laatste jaren sterk gegroeid. De
zogenaamde ‘lege stoel’ is wellicht een van de meest gekende bibliodrama-technieken. Wie er
goed mee vertrouwd is, kan onderstaande oefening uitvoeren volgens alle regels van de kunst. Wij
bieden hier slechts een wat ‘lichtere’ versie aan van deze methodiek.

De deelnemers zitten in een halve kring. Vooraan staat een lege stoel. Zorg voor voldoende
ruimte tussen de stoel en de deelnemers, zodat je als begeleider achter de deelnemers
door kan lopen. Hun aandacht moet tijdens het spelen gericht kunnen blijven op de man
op de stoel. Als je door hun blikveld gaat lopen, breek je de aandacht en de concentratie.

De begeleider leidt het bibliodrama in. ‘Wat we nu gaan doen, is een verhaal uit de bijbel
"spelen". Het is echter niet zomaar "toneeltje spelen”. We zullen het verhaal in één rol
naspelen, nl. de rol van Mozes. We proberen zo vanuit onze eigen verbeelding in de huid te
kruipen van die man, zodat het ons helpt om een beetje te begrijpen wat in die
welbepaalde situatie van zijn leven zou kunnen gebeurd zijn.’

We kunnen focussen op vier momenten in het verhaal over het herhaaldelijk geroepen
worden van Mozes:
A/ Vlak nadat hij de eerste keer uit zijn paleis is gestapt om eens te gaan kijken naar de
slavernij, en voor het eerst is geconfronteerd met het onrecht. Hij heeft ingegrepen en
heeft een moord begaan op een Egyptische slavendrijver…(Ex. 2, 11-15)
8
B/ Vlak nadat hij ’s morgens is opgestaan bij het aanbreken van de tweede dag – de
fameuze ‘morning after’ dus. Hij is na de eerste confrontatie met het onrecht teruggekeerd
naar het paleis, en is gaan slapen. Nu is die nacht pas voorbij, en hij moet beslissen of hij
vandaag al of niet nòg een keer naar de slaven zal gaan kijken op dezelfde bouwwerf…
(idem: Ex. 2,11-15)
C/ De eerste dag tijdens zijn verblijf in de woestijn – hij is na de tweede confrontatie met
het onrecht op de vlucht geslagen, en verblijft nu voor het eerst van zijn leven in
niemandsland… (Ex. 2, 15-22)
D/ Het moment waarop hij – na veertig jaar rondzwerven in de woestijn en na de
confrontatie met het brandende braambos – beslist terug te gaan naar ‘Egypte’ en naar de
farao, om hem namens God te gebieden: ‘Let my people go!’… (Ex. 3,11-4,23)
Eerst wordt de passage uit het verhaal van Mozes die we gekozen hebben rustig voorgelezen (of
misschien kijkt de groep eerst samen naar aflevering 2 van ‘Sterke Verhalen’). De begeleider geeft
dan wat achtergrondinformatie en uitleg bij het gekozen verhaal zodat dit in zijn juiste context
wordt geplaatst, en er geen misverstanden bestaan over de kern ervan.
Vraag dan de deelnemers even de ogen te sluiten en terug te denken aan het bijbelverhaal dat
werd gekozen. Zij moeten proberen Mozes in de zopas vertelde situatie voor zich te zien. Waaraan
denken zij als ze hem zo voor zich zien? Wat gaat er door hen heen? Wat zouden ze hem willen
zeggen of vragen? Dan moeten ze in gedachten diezelfde Mozes op de ‘lege stoel’ zien zitten. Pas
daarna doen ze voorzichtig de ogen weer open.
In een eerste kennismakingsronde geeft de begeleider aan elke deelnemer de kans zichzelf als
personage uit het verhaal voor te stellen, en duidelijk te maken vanuit welke rol men straks aan
Mozes vragen gaat stellen (bijv.: ik ben de farao, ik ben de moeder van Mozes, een arbeider op de
bouwwerf die Mozes heeft zien slaan op die opzichter, zijn schoonvader Jitro, zijn vrouw Sippora,
één van zijn schapen uit de woestijn, een meisje dat hij heeft verdedigd tegen de overvallers bij de
bron, zijn broer Aäron… )
Dan wordt aan één deelnemer gevraagd zich in te leven in de rol van Mozes. Hij gaat even buiten,
wordt in het gezelschap uitgenodigd en verzocht plaats te nemen op de ‘lege stoel’, en even kort
als ‘Mozes’ aan de deelnemers voorgesteld.
Ieder uit het gezelschap die wil, kan nu met hem aan de praat gaan en hem allerlei vragen stellen,
om er achter te komen wat hij dacht en voelde op dat moment in zijn levensverhaal… Demonstreer
vooraf hoe dat verloopt: ‘Je gaat vlak voor Mozes-op-de-stoel staan, je zegt de naam van het
personage dat jij zelf speelt, en je stelt jouw vraag. Mozes mag antwoorden, waarop de
interviewer mag repliceren met een andere vraag enz… Na enige tijd sluit de begeleider het eerste
interview af, en nodigt iemand anders uit om zijn of haar vraag aan Mozes te stellen. Beëindig de
werkvorm als alle vragen zijn gesteld en alle antwoorden gegeven. Dan wordt Mozes bedankt voor
zijn aanwezigheid. Hij wordt uitgeleide gedaan en begeleid tot aan de deur, terwijl de deelnemers
hem goedendag zeggen.
De ‘lege stoel’ wordt ‘ontrold’ door die rond te draaien op één van de achterste poten (daarmee
geeft de begeleider met een duidelijk gebaar aan dat er niemand meer op de stoel zit, dat dit weer
een gewone stoel is) en opzij gezet. Dan wordt er ruimte gemaakt voor de uitwisseling van
belevingen en ervaringen. De deelnemers worden uitgenodigd te vertellen wat ze in het contact
9
met Mozes beleefd hebben en hóe ze dit hebben beleefd (ik was verwonderd over…; ik was kwaad
toen hij zei…; ik vind het niet serieus dat hij…) Zij mogen ook eigen herinneringen en
levenservaringen vertellen die ze associeerden bij het spelen.
Tenslotte kan de Schrifttekst nog eens opnieuw gelezen worden, zodat de deelnemers de
oorspronkelijke versie kunnen vergelijken met de vragen die ze gesteld hebben en de antwoorden
die ze gegeven hebben. Na het voorlezen van het verhaal is de werkvorm in principe helemaal ten
einde.
Een interessante variante:
Men kan de stoel in het midden ook letterlijk de hele tijd leeg laten. De begeleider nodigt de
deelnemers dan uit een eerste vraag te stellen aan Mozes. Nadat de eerste vraagsteller zijn vraag
geformuleerd heeft aan de denkbeeldige Mozes-op-de-lege-stoel, vraagt de begeleider aan Mozes
of hij iets wil antwoorden. Denkt de vraagsteller van zo even zelf te weten wat Mozes zou willen
antwoorden, dan wordt hij gevraagd plaats te nemen achter de lege stoel en met de handen op de
rugleuning voor even de rol van Mozes op te nemen en een antwoord te geven. Hij antwoordt in
de ik-vorm, en gaat daarna naar zijn plaats. Ook de andere deelnemers mogen om beurt een
antwoord op die eerste vraag komen geven, altijd vanuit de rol van Mozes zelf en ieder om beurt,
zonder te discussiëren met elkaar.
Er moet dus na de eerste vraag niet onmiddellijk een nieuwe vraag gesteld worden, want er
kunnen mogelijks meerdere verschillende antwoorden komen uit de groep. En het ene antwoord
creëert soms ook een totaal ander antwoord bij iemand uit de kring…
Het gaat er bij deze variant vooral om zich met zijn allen heel sterk in te leven in die ene figuur van
Mozes, en ook van daaruit te reageren. Elke vraag komt vanuit een verschillend personage – alle
antwoorden komen van Mozes. Zo kan je Mozes helemaal ‘uitvragen’ over van alles, en zelf allerlei
antwoorden zoeken in zijn plaats…
2. Mozes op de berg Nebo – bekroning of ontgoocheling..?
Mozes krijgt van op de berg Nebo even uitzicht op het Beloofde Land waar hij heel zijn leven naar
heeft verlangd. Zelf zal hij er echter nooit mogen binnengaan,want hij sterft vóóraleer dit kan
gebeuren. De generatie na hem zal zijn werk verder zetten en zij zullen in dat Land mogen gaan
wonen…
Ook jij hebt dromen en verlangens (gehad) over jezelf, jouw leven, jouw engagement of roeping,
jouw relatie, jouw kinderen, jouw klas, jouw school, jouw toekomst… Wat zijn/waren die
verwachtingen, verlangens, idealen? Welke daarvan zijn uitgekomen? Welke blijf je nog
koesteren? Welke heb je al lang of recent opgegeven..?
Welke gevoelens roept het op als je de oogst ziet van wat je tot nog toe hebt gezaaid? Welke grote
verlangens of dromen heb je nog in dat verband? Wat denk je nog/hoop je nog te mogen
meemaken? Wat zal voor na jouw leven zijn – misschien..?
We gaan met al dat materiaal aan de slag!
A/ AANLEGGEN VAN EEN WIJNLOGBOEK – INVENTARIS VAN DE KELDER DER HERINNERINGEN…
10
Een wijnlogboek is de ideale plek om ‘hidden memories’ in op te slaan. Je kan er kwijt wanneer en
in welk gezelschap een bepaalde fles werd ontkurkt. En of de wijn je in de zevende hemel bracht,
dan wel afging als een gieter bij de hazenrug of de kalkoen…
Proefaantekeningen in een persoonlijk kelderboek stellen de wijnliefhebber bovendien in staat na
verloop van tijd de (te slome of supersnelle) evolutie van een grand cru te ontdekken. Wie geen
aantekeningen maakt over zijn wijnen, zal merken dat het proefgeheugen na een tijdje grote
mazen begint te vertonen, en dat is doodzonde…
Leg (in een halfuurtje voorbereidingstijd) een persoonlijk wijnlogboek aan, een ‘kelderboek’,
waarmee je op systematische wijze de in- en uitstroom in de kelder van jouw leven (of één
bepaald domein ervan: gezin, werk, relatie, roeping, inzet en engagement…) vastlegt. De bedoeling
is dat je eventjes achterom kijkt in verwondering, en probeert te noteren wat je in jouw leven (of
op dat domein) hebt meegemaakt aan sterke en moeilijke momenten; wat je daarbij hebt
geproefd, wat de nasmaak was enz…
In het gezamenlijk moment kan men de deelnemers één voor één een fragmentje uit hun
wijnlogboek laten voorlezen en er wat commentaar bij laten geven.
B/ MAAK ZELF JOUW WIJNETIKET – PLUS: WE ORGANISEREN EEN RONDJE WIJNPROEVEN…
Koop een fles wijn uit de Wereldwinkel (dat verruimt meteen de blik en doet de geesten open
gaan). Zet die in het midden van de kring, omringd door evenveel lege flessen als er deelnemers
zijn in de groep.
Zorg dat er ook een aantal glazen of bekertjes in het midden staan, om straks te kunnen proeven.
In een winkel waar men materiaal verkoopt voor wijnbereiding kan je mooie, onbedrukte etiketten
kopen. Zorg dat er minstens evenveel beschikbaar zijn als er deelnemers zijn, maar liefst meer.
We krijgen eerst een halfuurtje de tijd om ons eigen wijnetiket te maken, voor een wijn die als
naam zal dragen: ‘MOUNT NEBO – Wine of the Holy Land’ (cfr. het flesje dat op het einde van deze
aflevering 2 van ‘Sterke Verhalen’ werd getoond.) Op het etiket noteren we – naast de naam van
onze wijn - in enkele woorden of een paar zinnetjes een groot verlangen dat we altijd hebben
gehad, en dat al of niet is uitgekomen. Zet er een datum op die voor dat verlangen zeer
betekenisvol was/is; het jaartal of de dag waarop het allemaal is begonnen, in vervulling is gegaan
of is misgelopen…
Indien mogelijk proberen we te zorgen dat het nieuw ontworpen etiket telkens op één van de lege
flessen kan gekleefd worden. In het groepsmoment mag ieder dan om beurten iets over zijn
wijnetiket en zijn flesje ‘gebotteld verlangen’ van de berg Nebo vertellen, waarna hij of zij wat wijn
uit de volle fles Wereldwinkel-wijn in één van de bekertjes mag uitschenken. Op het einde proeven
we even van elkaars verlangen, en drinken op de toekomst van ons allen – ‘kome wat komt’…
C/ WIJNKAART VOOR EEN LEVEN VOL VERLANGEN – SUGGESTIES VAN DE CHEF…
Laat iedereen persoonlijk een wijnkaart opstellen voor het vieren van zijn of haar moment van
afscheid ooit, boven op de berg Nebo. Daarvoor moet men een lijst opstellen van alle goede
dingen die men in de loop van zijn leven tot hiertoe heeft geproefd. Allemaal voorproefjes van het
Beloofde Land dus, kleine en grote momenten waarop het alledaagse water tot wijn is geworden
van verlangen en vervulling.
11
Doe dan op een tweede kaart een aantal suggesties aan de generatie die na jou komt. Iets wat zij
ooit moeten zien te proeven, iets waar ze smaak zullen in vinden, iets wat hen deugd zal doen,
waar ze zullen kunnen van genieten, een plek waar ze eens naar toe moeten gaan, een zalige
ervaring die ze eens moeten opdoen…
Er mag eventueel nog een ‘aanbeveling van de patron’ bij, wat aanwijzingen voor het goed
bewaren, de duur die nodig is voor het rijpen, wat wenken voor het opdienen en degusteren…
Uiteraard gaan we dit alles dan uitwisselen in de groep, en er van alles bij vertellen… Gezondheid!
Gebed om af te sluiten:
Veel te laat heb ik jou liefgekregen
schoonheid wat ben je oud wat ben je nieuw
veel te laat heb ik jou liefgekregen.
Binnen in mij was je, ik was buiten
en ik zocht jou als een ziende blinde
buiten mij, en uitgestort als water
liep ik van jou weg en liep verloren
tussen zoveel schoonheid die niet jij is.
Toen heb jij geroepen en geschreeuwd,
door mijn doofheid ben jij heengebroken.
Oogverblindend ben jij opgedaagd
om mijn blindheid op de vlucht te jagen.
Geuren deed jij en ik haalde adem,
nog snak ik naar adem en naar jou,
proeven deed ik jou en sindsdien dorst ik,
honger ik naar jou. Mij, lichtgeraakte,
heb jij doen ontbranden. En nu brand ik
lichterlaaie naar jou toe, om vrede.
(Huub Oosterhuis in ‘Dan zal ik leven. Teksten voor uren alleen’ Ambo/Baarn, 1976, p.112)
Aflevering 3: Gods troonafstand
Wanneer gelijk waar een koning afstand doet van zijn troon, dan gaat dit nieuws in een
sneltreinvaart de hele wereld rond. Dat onze God troonsafstand doet, is des te opzienbarender.
Wat dit wil zeggen, wordt meteen duidelijk wanneer Hij zijn naam openbaart: ‘Ik zal er zijn’. Dat
God een werkwoord heeft als roepnaam, is hetzelfde als zeggen: het blijft niet bij woorden. Ik
maak er werk van.
Bijbeltekst
Eens dreef Mozes de kudde tot voorbij het steppeland, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg van
God. Daar verscheen de engel van de HEER aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde.
Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd. Hoe kan het dat
die struik niet verbrandt, dacht hij. Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken.
Maar toen de HEER zag dat Mozes dat ging doen, riep hij hem vanuit de struik: ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ik
luister,’ antwoordde Mozes. ‘Kom niet dichterbij,’ waarschuwde de HEER, ‘en trek je sandalen uit,
want de grond waarop je staat, is heilig. Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God
12
van Isaak en de God van Jakob.’ Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te
kijken.
De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun
jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden. Daarom stuur ik jou naar
de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden. Mozes zei: ‘Maar wie ben ik dat ik
naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn.
En dit zal voor jou het teken zijn dat ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid,
zullen jullie God bij deze berg vereren.’
Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun
voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan
zeggen?’ Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK
ZAL ER ZIJN” heeft mij naar u toe gestuurd.’ Ook zei hij tegen Mozes: ‘Zeg tegen hen: “De HEER
heeft mij gestuurd, de God van uw voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God
van Jakob. En hij heeft gezegd: ‘Zo wil ik voor altijd heten, met die naam wil ik worden
aangeroepen door alle komende generaties.’
Ex. 3, 1b-7,10-15
Vragen ter bespreking bij deze aflevering:
 In welke omstandigheden heb jij ooit ervaren dat God jou opriep, appèl op jou deed?
Vanuit welke ‘schreeuw’ van mensen of gebeurtenissen was dat?
 In welke omstandigheden heb jij ervaren dat God rakelings aan jou voorbijging, dat je Hem
even op de rug kon zien..? In moeilijke omstandigheden? In gelukkige?
 Welke beelden en namen van God zijn jou als kind geleerd? Welke daarvan heb je
overgehouden, welke overboord gegooid – en waarom?
 Met welke namen zou je God nu noemen? Wie is God voor jou? Met welke ervaringen
onderbouw je die Godsbeelden en –namen?
 God spreekt Mozes aan vanuit het brandende braambos. Waar zijn volgens jou nu in de
wereld de ‘brandende kwesties’ – waar ‘brandt’ het op dit moment..? En hoor jij daar
persoonlijk iets in van ‘Gods Stem’, iets van roeping, een oproep tot ver-antwoordelijkheid? Hoe ga je daar mee om?
 Waar/wanneer heb jij in de voorbije periode het hart van je levensopdracht, de polsslag
van jouw gelovig bewogen zijn gevoeld? Waar/wanneer wist je: dààr is het te doen – dat is
mijn ‘heilige grond’ – daar doe ik mijn sandalen voor uit, daar huiver ik voor uit eerbied,
respect, mededogen..?
 Waar zou ik op dit moment van mijn leven ‘in Godsnaam’ naartoe moeten gaan – waar ligt
mijn zending, mijn roeping? Waar ligt die van de Kerk in deze tijd?
Creatieve oefening om met de hele groep te doen:
Werken met 'Lapjes God'…
HET LAPJE
13
Stond iemand in een winkel. Uitverkoop. Voor in de rij ritselde papier waarin werd ingepakt, en
geld.
Is zijn beurt gekomen, zegt hij: Dag juffrouw, heeft u voor mij 2 cm god?
Ach meneer, mogen het ook 4 cm zijn? Ik heb een lapje 4 bij 4, dan hoef ik niet te scheuren.
Zeker, pakt u maar in.
Hij betaalde de gewone prijs.
Toen hij weer buiten was, stijfjes stappend over gladde richels bevroren sneeuw, mompelde hij
voor zich uit: wat zal ik met mijn lapje doen? Het is te smal om mij op neer te leggen, het is te zacht
om huizen op te bouwen, het is te duur om kleren van te maken. Wel kan ik het, bij wijze van grap,
aan iemand sturen, als een pleister, of met een kus beplakt. Of zal ik er iets op schrijven, over
iemand die ik misschien bemin?
Zo mompelend paste hij wel op dat hij niet uitgleed, en liep jaar in jaar uit, of vloog wat rond,
terwijl zijn ogen vroegen aan het licht, zijn voeten aan de grond, zijn handen aan elkaar: wat moet
ik doen met mijn lapje?
(Huub Oosterhuis in ‘Zien – soms even, Ambo/Baarn, 1972, zesde druk,p.7 )
In de loop der tijden hebben mensen God bekleed met een 'patchworkmantel’ van godsbeelden,
definities, formules en dogma’s. Dit duidt in elk geval op het feit dat God -zelfs Bijbels- niet in één
beeld te vatten is. Het bovenstaande verhaal van Huub Oosterhuis, waarmee zijn boekje ‘Zien –
soms even; fragmenten over God’ begint, nemen wij als aanzet voor een oefening waarin we op
het Godsbeeld van Exodus 3 (het brandende braambos) focussen.
We hebben op een behoorlijk aantal stukjes heel divers gekleurd papier (minstens dubbel zoveel
als er deelnemers zijn) een godsbeeld of een uitspraak omtrent God genoteerd. Indien met echte
lapjes stof wordt gewerkt, moet men de uitspraak of verbeelding aan het lapje vastnieten. We
voorzien voldoende stylo’s en enkele nietjesmachines. Ook extra lege blaadjes om van alles op te
noteren.

We beginnen met het zingen van een keervers:
‘Hoe is Uw Naam, waar zijt Gij te vinden,
Eeuwige God, wij willen U zien.
Geef ons vandaag een teken van liefde…’ (Z.J. 566)

Iemand leest het verhaal over ‘Het lapje’ voor, van H. Oosterhuis.

We gaan dit verhaal nu met de hele groep spelen. Er zijn vooraf een aantal lapjes
klaargemaakt met allerlei namen op voor God, woorden, beelden, zinnen uit een lied of
geloofsbelijdenis… Aan elke aanwezige wordt lukraak een lapje uitgedeeld door de
winkeljuffrouw (begeleider) – want zij houdt vandaag uitverkoop... Deze mag haar rol met
verve en met de nodige show spelen, en elk lapje even stevig aanbevelen, als was zij een
rasechte marktkramer in de stad der mensen…

De deelnemers maken in stilte kennis met hun gratis gekregen 'lapje' God en kijken of zij
zich kunnen vinden in dit Godsbeeld of -denken. Zij kunnen er dan drie dingen mee doen:
a/ Zit er naar hun idee een goed beeld of een goede verwoording aan vast, dan houden ze het bij.
Ze kunnen er iets op schrijven (of aan vastnieten) aan de achterkant: herkenningspunten met de
14
God die herder is, of de god van hun vader en moeder… Hun reacties tegen de God van hun
kindertijd; een ervaring uit hun leven of uit de recente gebeurtenissen, die het Godsbeeld van hun
lapje onderbouwt of juist hevig tegenspreekt…
b/ In een groep waar men elkaar goed kent of vrij open met elkaar kan communiceren, kan men
een lapje dat men niet wil houden maar waarvan men vermoedt of zeker weet dat het goed bij een
andere deelnemer past omdat die misschien wel zo over God denkt en voelt, doorgeven aan die
persoon, al of niet met een boodschap er bij voor de bestemmeling, een aanbeveling, een wens,
een gezamenlijke herinnering of ervaring die men heeft meegemaakt… De ontvanger moet dan op
zijn beurt beslissen of hij het wil houden. Hij mag het lapje ook terugsturen naar afzender, met
enige repliek of commentaar eraan bevestigd.
c/ Men kan het pas gekregen ‘lapje God’ ook van de hand doen door het opnieuw in het midden
van de kring te leggen met of zonder commentaar. De winkeljuffrouw leest na verloop van tijd al
wat teruggegeven is even hardop voor (zij wil er van af: het is uitverkoop!) Zij prijst het nog even
aan en als er iemand is die zich door één of ander afgeprijsd lapje aangesproken weet of vindt dat
er een betere verwoording aan vast zit dan bij het lapje dat hij heeft gekregen,dan kan die
‘kandidaat-koper’ om één van deze 'lapjes' vragen.

We voorzien geruime tijd om de uitverkoop verder te zetten. Je kan aan de winkeljuffrouw
een nieuw lapje vragen als dat van jou weg is. Of je kan er eentje nemen uit het stapeltje
afgewezen lapjes. Je kan nog een keer één van de drie bovenstaande dingen met jouw
laatst-verworven lapje doen; je kan terugschrijven naar wie jou iets geschreven en
aanbevolen heeft enz…

De winkeljuffrouw van dienst kan op het laatst nog even de overblijvende lapjes God
solderen of gratis weggeven. Uiteindelijk mag elke deelnemer slechts één lapje als 'beste'
voor zichzelf overhouden.

Dan laten we ieder om beurt zijn favoriete lapje voorlezen – de voorkant en misschien iets
van wat er op de achterkant bij geschreven staat of aan vastgeniet is. We maken daar een
litanie van namen van, een lange voorbede. Want na elke inbreng zingen we het keervers:
‘Hoe is Uw Naam…’

Op het einde mag wie dat wil ook een lapje nemen uit de stapel die afgewezen werd, en
naar believen daarbij ook een vrije voorbede formuleren. (‘Ik zou willen bidden voor al wie
zwaar ziek is, en niet meer kan geloven in een God die almachtig is…)

In een nabespreking kan er nog aan alle deelnemers gevraagd worden in welke van de
favoriete godsbeelden van ieder persoonlijk zij zich kunnen vinden. Er worden streepjes
gezet, en zo vinden we zelfs 'het meest favoriete lapje God’ van de hele groep. Vergelijk dit
dan eens met wat in de aflevering van ‘Sterke Verhalen’ over ‘Gods troonafstand’ als het
‘godsbeeld-van-het-brandende-braambos’ wordt naar voor gebracht. En ga daarover in
gesprek.
Gebed om af te sluiten:
God van Mozes
brandende stem, vuur
onder zijn voeten
woord als een wolk
15
licht voor hem uit
water en brood
land van belofte
God van ons
allerhoogste
steeds zo nabij
Jij niet God zoals wij je denken
onvindbare betrouwbare
vriend.
Gij die de oorsprong zijt
van al het goede dat gedaan wordt,
wees in ons hart, in onze ziel,
in ons verstand,
dat wij bij machte zijn
het ergste leed iets te verzachten,
dat wij opwegen tegen de wanhopigen;
dat allen die zich mensen noemen
niet doorgaan met de verwoesting
van deze aarde.
Bij alles wat gebeurt,
schrikwekkend, mensonwaardig,
nu hier, dan daar –
leer ons aandacht hebben
voor wat óók gebeurt
en geschiedenis maakt:
voor gerechtigheid die volbracht wordt,
voor mensen die zich inzetten
ten einde toe en zich eraan houden.
Stem die ons riep
en roepen zal,
in ons en boven ons uit,
van U is de toekomst
kome wat komt.
(Huub Oosterhuis in ‘Dan zal ik leven. Teksten voor uren alleen’ Ambo/Baarn, 1976, p.88)
Aflevering 4: De passage
Het gevoel hebben tegen een muur aan te lopen, niet meer verder te kunnen…, wie onder ons
maakte dat al niet mee in zijn leven? Het verhaal van de doortocht door de Rode Zee leert ons om
niet bij de pakken te blijven zitten. Meer nog het vertelt ons van een ‘passage’, van een doorgang.
Dit opstandig geloof wordt hier voor het eerst verwoord. We kunnen er best aan wennen, want
het is de basismelodie van de hele Bijbel, een weerkerend refrein.
16
Bijbeltekst
Die nacht nog ontbood de farao Mozes en Aäron. ‘Ga onmiddellijk bij mijn volk weg,’ zei hij, ‘u en
alle Israëlieten! Ga de HEER maar vereren, zoals u hebt gevraagd. Neem uw schapen, geiten en
runderen mee, zoals u gevraagd hebt, en verdwijn! Maar bid dan ook voor mij om zegen.’ De
Egyptenaren drongen er bij het volk op aan zo snel mogelijk uit hun land weg te gaan. ‘Anders
sterven we allemaal nog!’ zeiden ze. Toen pakten de Israëlieten hun baktroggen, met daarin het
nog ongedesemde deeg, wikkelden die in kleren en namen ze op de schouders.
Nadat ze Sukkot hadden verlaten, sloegen ze hun kamp op in Etam, aan de rand van de woestijn.
De HEER ging voor hen uit om hun de weg te wijzen, overdag in een wolkkolom, ’s nachts in een
lichtende vuurzuil. Zo konden ze dag en nacht verder trekken. Overdag ging de wolkkolom het volk
voortdurend voor, en ’s nachts de vuurzuil.
Toen aan de farao, de koning van Egypte, bericht werd dat het volk gevlucht was, kregen hij en zijn
hovelingen spijt. ‘Hoe konden we Israël zomaar laten vertrekken!’ zeiden ze. ‘Nu zijn we onze
slaven kwijt.’ De farao liet zijn strijdwagen inspannen en verzamelde zijn krijgsvolk. Hij nam de
zeshonderd beste wagens van Egypte mee, en ook alle andere, stuk voor stuk bemand met
officieren.
Toen hield Mozes zijn arm boven de zee, en de HEER liet de zee terugwijken door gedurende de
hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij veranderde de zee in droog land. Het
water spleet, en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land; rechts en links
van hen rees het water op als een muur. De Egyptenaren achtervolgden hen, alle paarden en
wagens van de farao en al zijn ruiters gingen achter hen aan de zee in. Maar in de morgenwake
keek de HEER vanuit de vuurzuil en de wolkkolom neer op het Egyptische leger en zaaide paniek
onder hen. Hij liet de wielen van de wagens vastlopen, zodat de Egyptenaren de grootste moeite
hadden om vooruit te komen. ‘Laten we vluchten!’ riepen ze. ‘De HEER steunt de Israëlieten, hij
strijdt tegen ons!’ Zo redde de HEER de Israëlieten die dag uit de handen van de Egyptenaren.
Ex 12, 31-34, Ex. 13, 20-22, Ex. 14, 5-7, 21-25, 30a
Vragen ter bespreking bij deze aflevering:
Bij de plagen van Egypte:
 Welke ‘plagen’ teisteren vandaag de mensheid? Hoe vertaal je die ‘plagen van Egypte’ uit
het Schriftverhaal naar vandaag..?
 Is het waar dat natuurrampen en epidemieën… straffen zijn van God? Welke
tegenargumenten kan je aanbrengen om deze doemgedachte te ontkrachten?
Bij de ‘liturgie’ van Pesach, de Paasnacht:
 Hoe beleef jij de liturgie in het algemeen, en concreet de vieringen in jouw gemeenschap?
Wat spreekt je daar in aan, wat geeft je van daaruit kracht, wat houdt je gaande en
staande?
 Wat zou in die liturgie een stuk levensechter kunnen zijn? En hoe kan daar aan gewerkt
worden?
Bij de doortocht door de Rietzee:
17
 Wanneer moest je zelf ooit door de Rietzee heen trekken? Hoe lang heeft toen die
‘passage’ geduurd? En aan welke ‘overkant’ ben je toen beland?
 Wie heeft ooit op één of ander domein van je leven gezegd: ‘Trek weg uit Egypte’? Wie
heeft jou ooit uitgenodigd, gevraagd, uitgedaagd om in beweging te komen, om een
(nieuwe) weg te gaan? Wat deed die vraag jou? En wat is er van gekomen, hoe is het
verder gegaan, eenmaal je die ‘passage’ had gemaakt?
 Voor wie heb jij ooit geprobeerd om een beetje als Mozes te zijn, die met zijn geloof in ‘Ikzal-er-zijn’ en met zijn staf het (vrucht)water van de Rietzee deed breken en een weg open
maakte naar de toekomst..? En wat is er van die ‘boreling’ die jij ter wereld mocht helpen
brengen, verder geworden..?
Creatieve oefening om met de hele groep te doen:
Tableau vivant…
De bedoeling van een tableau vivant (een levend schilderij) is de inleving. De deelnemers nemen
de rol van een personage op zich, maar die rol is beperkt in 'tijd': het is een momentopname zoals
op een schilderij of een foto; én beperkt in 'plaats': de personages bewegen niet.
We focussen in deze oefening op de fameuze ‘plagen’ van Egypte, tien in getal. Voor alle
duidelijkheid zetten we ze hier nog eens onder elkaar, in de juiste volgorde en met een duidelijke
schriftverwijzing:
1. Het water van de Nijl in bloed veranderd (Ex.7,14-22)
2. De kikvorsenplaag (Ex. 7,26-29 en 8, 1-11)
3. De muggen (Ex. 8,12-28)
4. Allerlei ongedierte (idem)
5. De veepest (Ex. 9,1-12)
6. Zweren en puisten… (idem)
7. Hagel en donder verwoesten de oogsten (Ex. 9,17-35)
8. Sprinkhanen vreten het land kaal (Ex. 10,1-20)
9. Duisternis valt over heel het land (Ex.10,21,29)
10. Dood van de eerstgeborenen van Egypte (Ex. 11,4-8)
A. We knutselen met de hele groep eerst op een creatieve manier twee zaken ineen die de
machtspositie van farao moeten verbeelden:

Een TROON, bijvoorbeeld een rijkversierde zetel met onder elk van de vier poten telkens
vijf platte stenen of tegels. Dat betekent dat de troon van farao bij het begin behoorlijk
stevig staat en in evenwicht is. Op die troon moet tijdens de oefening maar beter niemand
gaan zitten (is te gevaarlijk!)
18

Een KROON met tien punten, verguld en versierd, met in elke punt een (nep)juweel. Het
moet wel mogelijk zijn om elk van die punten af te breken, en er het (nep)juweel uit te
halen.
B. Nu gaan we in kleine groepjes elk van de tien plagen proberen te hertalen naar vandaag, en een
manier zoeken om die straks in een ‘tableau vivant’ uit te beelden voor de hele groep.
We kunnen ook graffiti gebruiken, spandoeken maken enz… Belangrijk kan ook zijn: het schminken
en verkleden van de deelnemers in de kleur, het dier of het voorwerp van de plaag. Er kan geluid
bij te pas komen: bubbelgeluiden van stervende vis, kwakende kikkers, zoemen van muggen,
loeiende koeien, doodse stilte bij de duisternis, geschrei van de vermoorde eerstgeborenen…
Misschien kunnen hier of daar ook een moderne song, een foto uit de krant, een schilderij, een
video- of filmfragment… van pas komen.
Let er toch vooral op dat het méér wordt dan een spelletje of een techniek. Laat iedereen zich
inleven in zijn rol – ga er eerst over aan de praat en vergeet vooral de vertaaloefening naar
vandaag niet!
Voor wie niet zo creatief is, of voor dit alles niet de nodige ‘soepelheid’ bezit, of het nodige
materiaal: een scenario uitschrijven voor wat men zou moeten en kunnen doen om één van de tien
plagen uit te beelden kan ook reeds zeer interessant zijn…
C. Wanneer alles klaar is, gaan we de plagen één voor één uitbeelden. Tekens weer gaat Mozes
met zijn groepje acteurs voor de troon van farao staan, en beeldt de plaag uit die op komst is. En
na iedere presentatie gaat Mozes naar de troon, haalt van onder één van de poten van de troon
twee stenen of tegels weg, zodat die troon eventjes begint te wankelen… En van farao’s kroon
haalt hij telkens uit één punt het juweel weg, en breekt die punt dan ook helemaal af van de basis
van de kroon…
Wie op dat moment niet moet acteren, kijkt toe en observeert, zonder commentaar te geven. Nog
een wenk: het 'tableau vivant' echt fotograferen en dan laten zien bij de nabespreking werkt
stimulerend en heeft soms verrassende effecten…
D. Op het einde is dan de troon van farao definitief omver gestoten (Mozes moet daarvoor bij zijn
laatste ingreep nog een handje toesteken en met zijn staf die troon écht omver gooien!) En de
kroon is helemaal ontbloot…
E. Het 'tableau vivant' wordt dan definitief verbroken. Alle deelnemers (spelers en observatoren)
gaan in een kring zitten. Er volgt een nagesprek, waarbij men ‘plaag’ na ‘plaag’ de revue laat
passeren. De begeleider vraagt eerst naar de gevoelens van degenen die deelnamen aan het
tableau vivant. Daarna komen de observatoren aan het woord, en vertellen wat het tableau vivant
bij hen zoal heeft opgeroepen.
F. Als slot kan men met de groep nog één of andere versie van het Magnificat zingen, het ‘lied van
Mirjam’. Of bijvoorbeeld ook de beurtzang uit psalm 72: ‘Voor kleine mensen…’
Gebed om af te sluiten:
Wij lopen vooruit
op wat nog niet is,
wij spelen in
op uw toekomst;
zeggen en zingen
19
‘alles is goed
wat Gij hebt gemaakt.’
Langzaam en moeizaam
in hoop en vrees
werken wij uw belofte uit,
bouwen wij
aan een stad van vrede,
de nieuwe schepping
waar Gij ons licht zijt,
alles in allen.
Zend uw geest
en wij worden herschapen.
Geef deze aarde
een nieuw gezicht.
(Huub Oosterhuis in ‘Gebeden en Psalmen’ Ambo/Baarn, 1984, p.80)
Aflevering 5: Samen-scholen in de woestijn
Een woestijn kan best idyllisch lijken op een tv-scherm vanuit onze luie zetel. Wanneer de Bijbel
spreekt over de woestijn, dan heeft dit niets met toerisme te maken. De woestijn is er een krachtig
symbool. Het wil ons duidelijk maken dat we aangewezen zijn op de ander, op God. Wie het in een
barre omgeving alleen wil redden, haalt het niet. De woestijn daagt ons daarom uit om met
anderen op weg te gaan, school te lopen bij elkaar.
Bijbeltekst
Van de Rietzee ging Israël in opdracht van Mozes weer verder, de woestijn van Sur in. Drie dagen
trokken ze door de woestijn zonder water te vinden. Toen kwamen ze in Mara. Het water van Mara
konden ze echter niet drinken, zo bitter was het; vandaar ook dat die plaats Mara heet. Het volk
begon zich bij Mozes te beklagen. ‘Wat moeten we drinken?’ zeiden ze. Mozes riep de HEER aan, en
de HEER wees hem op een stuk hout. Toen hij dat in het water gooide, werd het zoet.
Daar in de woestijn gaf de HEER hun wetten en regels, en daar stelde hij hen op de proef. Hij zei:
‘Als jullie de woorden van de HEER, jullie God, ter harte nemen, als jullie doen wat goed is in zijn
ogen en al zijn geboden en wetten gehoorzamen, zal ik jullie met geen van de kwalen treffen
waarmee ik Egypte heb gestraft. Ik, de HEER, ben het die jullie geneest.’ Hierna kwamen ze in Elim,
een plaats met twaalf waterbronnen en zeventig dadelpalmen. Daar sloegen ze bij het water hun
tenten op.
Vanuit Elim trok het hele volk van Israël weer verder. Op de vijftiende dag van de tweede maand
na hun vertrek uit Egypte bereikten ze de woestijn van Sin, die tussen Elim en de Sinai ligt. Daar in
de woestijn begon het volk zich opnieuw te beklagen. ‘Had de HEER ons maar laten sterven in
Egypte,’ zeiden ze tegen Mozes en Aäron. ‘Daar waren de vleespotten tenminste gevuld en hadden
we volop brood te eten. U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om ons hier allemaal
van honger te laten omkomen.’De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten
regenen. De mensen moeten er dan elke dag op uitgaan om net zo veel te verzamelen als ze voor
20
die dag nodig hebben. Daarmee stel ik hen op de proef: ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften
houden. Op de zesde dag moeten ze tweemaal zo veel verzamelen en klaarmaken als op de andere
dagen. Sommigen luisterden niet naar hem en bewaarden toch iets; de volgende morgen zat het
vol wormen en stonk het. Mozes wees hen scherp terecht.
Ex. 15,22-27, Ex. 16,1-5, Ex. 16,20
Vragen ter bespreking bij deze aflevering:
Veertig jaar ronddwalen in de woestijn. Momenten van twijfel, onzekerheid, leegte,
uitzichtloosheid… Maar tegelijk tijd om te groeien en te verlangen, kans om sterker en meer
volwassen te worden in geloof.
 Als je jouw leven bekijkt, welke gebeurtenissen gaven je dan het gevoel ‘in de woestijn’ te
zitten? Wat maakte het jou dan moeilijk, wat moest je achterlaten, en hoeveel moeite
heeft dat gekost? En hoe ben je daardoorheen gegroeid naar iets nieuws?
 Wat is er volgens jou nodig om ‘Volk van God’ te worden? Op welke manier zijn wij daar
met onze groep, school, parochiegemeenschap, communauteit… mee bezig? Wat lukt er al
aardig? Wat lukt helemaal niet? Wat moeten we anders aanpakken? Waar zouden we
eindelijk eens werk moeten van maken..?
 Op welk moment heb jij het duidelijkst gevoeld dat je bij deze groep behoorde? Wat waren
tot nog toe onze sterkste momenten als groep? Wat zijn bindende factoren – wat zijn
ontbindende factoren geweest in het verleden? En op vandaag?
 Geef aan een buitenstaander vijf motieven op om aan te sluiten bij deze groep waar jij nu
deel van uitmaakt. Maak er een soort ‘propagandafolder’ van: hoe werf je nieuwe leden
om mee met deze gemeenschap van mensen op zoek te gaan naar het Beloofde Land?
 Hoe zie jij de evolutie inzake medezeggenschap en samen gedragen verantwoordelijkheid
in de Kerk - plaatselijk en wereldwijd? Teken een soort gedroomd ‘organigram’ uit van dat
‘Volk Gods’ onderweg… Welke ‘ambten’ zijn er nodig, welke structuren, welke
overlegorganen..? En wat van het nu bestaande kan men beter afschaffen of anders
organiseren en invullen..?
Creatieve oefening om met de hele groep te doen:
1. Probeer ‘Egypte’ op vandaag eens voor te stellen aan de hand van collages, flapteksten,
krantenknipsels enz… met namen, gezichten, situaties, cijfergegevens, beursberichten… uit
de actualiteit. Waar zie je dit allemaal gebeuren:

Piramides van macht en rijkdom die worden opgestapeld

Er zijn mummies, er heerst een cultuur van de dood, er is het conservatief
vasthouden aan macht en bezit

Aan de top: zonnekoningen, farao’s, dictators – en onderdrukte mensen in slavernij
aan de basis

Alles wordt bewaakt door sfinxen, onbetrouwbare mensen, ‘leeuwen’ als koningen
van de ‘jungle’

Daar staan de vleespotten van de welvaartsmaatschappij
21

Op strategische plaatsen zijn obelisken opgericht als symbolen van de
‘winnaarsmentaliteit’; triomfbogen vol erelijsten en prestaties…

Het gouden kalf wordt er aanbeden…
2. Wat stel je daar tegenover? Welke symbolen, utopische perspectieven… zie je ergens aan
de horizon verschijnen die een gedroomd alternatief vormen voor dat ‘Egypte’? Hoe stel je
het ‘Beloofde Land’ voor op vandaag? Een Land waar waarden overheersen als:
samenhorigheid, verbondenheid, vrede, vrijheid, trouw, democratie, inspraak, gelijke
rechten voor iedereen, multicultureel samenleven, respect voor de natuur, delen van werk,
herverdelen van bezit…
Je zou deze droombeelden bijvoorbeeld kunnen boetseren in klei, met op de achtergrond
het lied ‘Imagine’ van John Lennon. Misschien schrijft er zelfs iemand een nieuwe strofe
voor dat lied, die moet beginnen met ‘Stel je eens voor dat…’ en eindigen met het refrein:
‘Je mag zeggen dat ik een dromer ben, maar ik ben zeker de enige niet. Ik hoop dat jij je
ooit bij ons zult voegen, en dan zal de wereld meer één worden…’ (in het Engels mag ook!)
3. Zet ‘Egypte’ en ‘Beloofde Land’ nu als twee tegengestelden tegenover elkaar in de ruimte.
En leg daartussen een strook zand aan, met middenin op een lange strook papier de
handgeschreven tekst van de ‘tien woorden’ uit Exodus 20,1-17 (of een parafrase die
directer aanspreekt of die je met de groep hebt opgesteld). Laat iedereen nu eens
nadenken welke concrete situaties, mensen, projecten, initiatieven… hij of zij ziet gebeuren
die onze wereld dichter bij het Beloofde Land brengen. En ook welke kleine stapjes hij of zij
zelf wil zetten/reeds gezet heeft om die weg door de woestijn vorm te geven. Schrijf die
gegevens op voetjes die vooraf zijn klaar gemaakt, en die je dan als een ‘weg’ in het
midden van de woestijn legt. Want ‘…wie zal zeggen of dat wat wij hopen bestaat? Het is
ermee als met de wegen op aarde: eerst zijn er geen wegen, maar ze ontstaan als mensen
in dezelfde richting gaan…’ (lee sjuun)
4. Je kan afsluiten met het (prachtige) lied van Herman Verbeek: ‘Doopbelijdenis’ uit de
bundel ‘Zang van de monnik’ – waarbij telkens eerst iemand uit de groep op de
keuzevragen uit de strofes moet antwoorden met ‘Dan zal ik door het water gaan…’. Pas
dan mag de hele groep instemmen met het refrein: ‘En wij met jou en jij met ons, wij zullen
samen gaan…’ Een ander lied om mee af te sluiten kan zijn: ‘De Steen’ - van Bram
Vermeulen.
Gebed om af te sluiten:
Laat het soms even zijn
alsof wij gaan op vleugels –
zoals mensen gaan
die op weg zijn naar een nieuw begin.
Dat wij zien, nog bij ons leven,
een glimp, een vonkje
van uw rijk van vrede:
mensen in vrede.
Dat wij soms even weten,
zo zeker als wij bestaan,
dat duren zal uw trouw,
en wie Gij zijn zult, ooit,
22
in een nieuwe hemel,
op een nieuwe aarde,
als de dood gedood is:
God in mensen.
Nu nog heeft niemand
U ooit gezien.
Maar Gij zult God zijn,
nieuw en voorgoed
alles in allen.
(Huub Oosterhuis in ‘Gebeden en Psalmen, Ambo/Baarn, 1984, p.189)
Auteur: Geert Dedecker
23
Download