Hoor met hart en ziel We hebben gelezen uit het laatste boek van de Tora, dat we kennen als Deuteronomium, ofwel de tweede Tora. In het Hebreeuws begint het met: Dit zijn de woorden van Mozes. Van Mozes? Zijn het dan niet de woorden die gegeven zijn op de Horeb in de Sinai zult u zeggen? Jawel, maar daar sprak God en nu is het Mozes die spreekt, maar het zijn wel dezelfde woorden. Voor hij gaat sterven wil hij het volk nogmaals die woorden inprenten. Hij kent zijn pappenheimers. “Hoor Israël,Adonai onze God Adonai is de enige.” “Je zult je God liefhebben met heel je hart en heel je ziel en met heel je kracht”. Het is de geloofsbelijdenis van Israël. Daarin klopt het hart van het geloof en elke vrome jood zal met deze woorden op zijn lippen willen sterven. Zelfs in de concentratiekampen is dat gebeurd. Vóór Mozes begint met met een verklaring van de Tien Woorden, vermaant hij het volk. Hij herinnert ze aan hun overtredingen: hoe ze rebelleerden in de woestijn en hoe de Eeuwige hen niettemin met erbarmen tegemoet trad .Dit om zijn liefde voor hen te onderstrepen. Om ze ertoe te brengen niet in hun oude zonden terug te vallen, steekt hij ze een hart onder de riem, door ze in te prenten ,dat God ze ook in de toekomst erbarmen zal blijven betonen. De psalmist heeft dat ervaren en ervan gezongen. “Steeds opnieuw hebt gij uw land begenadigd en ons leven ten goede gekeerd. Steeds weer uw dreigementen herroepen en de brand van uw woede geblust”. Hoor Israël. Dat horen is niet alleen horen met je oren, er volgt altijd iets op, een opdracht. In dit geval het onderhouden van de geboden, die richtlijnen hoe te leven. Die woorden moeten gedaan worden en Mozes is daar blijkbaar niet zo gerust op, want ook in hoofdstuk 11 zegt hij het nog eens. Hij weet dat de generatie die de bevrijding uit Egypte heeft meegemaakt , het beloofde land niet zal binnentrekken. Het is de vólgende generatie en die heeft alleen van horen zeggen, wat God gedaan heeft om ze uit het slavenhuis te bevrijden . Toch moeten zij het leven in het beloofde land tot een land van melk en honing maken, d.w.z. tot een land waar het goed en vredig leven is onder Gods geboden. Dan zal God op tijd regen geven, herfst- en voorjaarsregens, zodat ze kunnen oogsten en volop te eten hebben. Mozes vergelijkt het land met Egypte, waar het land bevloeid moet worden met water uit de rivier, terwijl het land dat God het volk geeft, een land is van bergen en dalen, dat door de regen uit de hemel besproeid wordt. Alles doet Mozes eraan, nu hij weet dat hijzelf niet mee mag, om ze voor te bereiden op het leven in het land. De geboden zijn immers een waarborg voor het leven op aarde. Wij mensen van eeuwen later ervaren dat ook. Als er gemoord wordt, gelogen en gestolen en kwaad gesproken, zullen we geen goed leven hebben, geen toekomst. Dat we ons oordeel gauw klaar hebben, en zien wat niet is en horen wat niet zo is gezegd, werd duidelijk toen het rapport van de Onderzoeksraad uitkwam over de ramp met het vliegtuig in Oekraïne. Nog geen eindrapport, maar het beeld dat was ontstaan: onmenselijk, zonder respect, walgelijk. Aan dat beeld wordt nu voorzichtig getornd, voorzichtig, want we houden er niet van te moeten erkennen, dat ons oordeel misschien wel erg voorbarig was. Voorzichtig wordt nu gezegd, dat het bergen van de lichamen doelmatiger was dan we aanvankelijk dachten. We hadden zo onze eigen interpretaties van de beelden. We dachten dat we wisten wat we zagen. Wat een onrecht deden we die mensen aan. Hoe meer we weten, hoe meer we ons schamen over ons te snelle oordeel. Hoor Israël, Adonai onze God is de enige. Heb hem lief met heel je hart en je naaste als jezelf. Gelukkig staat dat erachter, en je naaste als jezelf, want God liefhebben, daar weten we niet zo goed raad mee. Bij sommige mensen en dingen menen we vrij goed te weten wat het is om lief te hebben, maar bij God? In het boek Deuteronomium is de liefde tot God echter direct verbonden met het onderhouden van de geboden. We hebben God dus allereerst lief als we zijn geboden onderhouden. Daarom kon een jood wiens zoon zei niet meer in God te geloven , zeggen: als je dan tenminste nog maar in zijn tora gelooft. God liefhebben is geen vaag, onbestemd, verheven gevoel, maar nuchtere, daadwerkelijke gehoorzaamheid; doen wat gedaan moet worden, zeggen wat gezegd moet worden als vrije mensen. Altijd met gespitste oren en open ogen. Dat is te doen zegt het boek. Het woord dat ik jou geef is niet te zwaar, is niet te hoog, jij kunt het volbrengen. Een voorbeeld: Een vriend vertelde me: Ik sliep met mijn broer in één bed. We hadden ruzie gemaakt ,om iets onnozels waarschijnlijk. W e waren kwaad op elkaar en zeiden niets meer, tot mijn broer zei: zullen we maar vrede sluiten? Ik vond dat zo mooi, het is me altijd bijgebleven en vaak heeft de gedachte aan dat voorval mijn koppigheid gebroken. Heb je naaste lief, die is als jij, dan moord je niet en bedrieg je niet, dan ben je trouw en sticht je vrede. Als we dat doen mogen we in Gods tenten te gast zijn, zelfs wonen in zijn huis hoog in de bergen. Moge het zo zijn. Trix van Rijen