De Romantiek - Telenet Users

advertisement
Dossier IV: De Romantiek
A. Inleiding: Algemene kenmerken
a) Algemene context

De Romantiek is een cultuurbeweging die ontstond op het einde van de 18de eeuw,
maar pas rond het midden van de 19de eeuw echt wist door te breken.

Deze stroming bestreek werkelijk alle terreinen van het leven en kwam bovendien
tot uiting in alle vormen van de kunst.
 De Romantiek hield dus een eigen levenshouding in (een manier van denken).
 Zowel aandacht voor de figuratieve kunsten
literatuur, muziek, etc…
(beeldhouwwerken, schilderijen, etc..)
als

De term “romantisch” werd afgeleid uit het Engels en slaat terug op “zoals in de
romans”. Hiermee bedoelde men de boeken met heldhaftige verhaaltjes.

In de 18de / 19de eeuw werd “romantisch” een sleutelwoord in de strijd tussen
rede (Verlichting) en gevoel (sentimentaliteit).
 Aanhangers van de Verlichting gebruikten “romantisch” als spotnaam voor
sommige kunstenaars die te veel de nadruk op het gevoel legden.
 Op die manier verkreeg 'romantisch' stelselmatig haar huidige
cultuurhistorische betekenis: een vernieuwende stroming in de kunst met een
herwaardering van het gevoelsleven.
 Dit alles in een tijd van immense onrust (de talloze revoluties uit de 19de eeuw).
b) De thema’s van de Romantiek

Tegenover de ideale wereld uit zijn gedachten stond voor de romanticus de
lelijke realiteit waarin hij moest leven.
 Dit besef gaf de romanticus een pijnlijk gevoel van machteloosheid.
 De kunst die de romanticus vervaardigde, stond dus ook gelijk aan een
vlucht uit de werkelijkheid.
 Vlucht in: de ongerepte natuur, verre oorden, het verleden, het
irrationele, etc…
33
 Vluchtroute 1: Een terugkeer naar de natuur…

Poging om het verbroken contact tussen mens en natuur te herstellen.

De natuur werd het ideale vluchtoord waarin de romanticus zijn verlangen
naar een ongeschonden wereld projecteert.
 De romanticus had een afkeer van de industriële revolutie.
 Vb: Bergen en bossen, ver verwijderd van de mens en het alledaagse.

De romanticus voelde zich vooral aangesproken door de avond en de nacht.
 Dit zijn momenten van verpozing, vlucht uit de realiteit van de dag.
 Vluchtroute 2: Exotische bestemmingen: het wanderer-thema…

Een wanderer is een jonge man, die zich uit zijn alledaagse, banale en
beschermde bestaan losrukt om vervolgens vol verwachtingen en zonder
vaststaand doel voor ogen, de wijde wereld in te trekken.
 Hij keert zekerheden de rug toe om zich op goed geluk te laten verrassen
door de wereld. Het door hem begeerde object dat zijn verlangen moet
temperen is echter onvindbaar.

Reizen naar exotische landen kwamen gedurende de 19de eeuw in de mode.
 West-Europa kwam in contact met ‘primitieve volkeren’.
 De romanticus spreekt van ‘le bon sauvage’, die nog onbezoedeld in de
natuur leeft (onaangetast door de moderne, ongevoelige samenleving).
 Vluchtroute 3: Het verleden…

De romantiek gaf de aanleiding tot de ontwikkeling van de geschiedenis als
wetenschappelijke discipline.
 Door het toegenomen nationalisme ontstond als vanzelfsprekend ook de
drang naar kennis van het eigen nationale verleden.
 Specialisaties in de studie der geschiedenis (vb: diplomatiek ( = oorkondenleer)).
 Verbeterde opleidingen aan de universiteiten (impuls van de Duitse school).
 Oprichting in België van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis.
 Aanvang bronnenpublicaties (kronieken, oorkonden, etc…).
 vb: de Monumenta Germaniae Historiae
34
(Duitse taalgebied).

De Middeleeuwen werden door de romanticus opgehemeld als een tijd van
levende fantasie en gevoelsspontaniteit.
 Herwaardering van de Gotische bouwkunst.

Herontdekking van volksliederen, verhalen en sprookjes.
 Gebroeders Grimm in Duitsland.
 Hans Christiaen Andersen in Denemarken.

Vernieuwde interesse voor godsdienst, voornamelijk het katholicisme.

Stijgende populariteit van de historische roman.
 Aanhalen van de glorietijd van het eigen volk
(in het kader van het nationalisme).
 Vb: voor Vlaanderen: "De leeuw van Vlaanderen" van H. Conscience.
 Vluchtroute 4: Het irrationele, het onwerkelijke, …

De irrationele krachten in de mens (gevoel, instinct, driften,
werden door de romanticus haast verheven tot een cultus.

Plotselinge stemmingsveranderingen
leven van de romanticus.

Om de werkelijkheid te verlaten, greep de romanticus ook vaak naar
verdovende middelen zoals opium, alcohol, etc…
droom en verbeelding)
(rust – onrust; vreugde – verdriet)
bepaalden het
B. Artistieke realisaties
a) Literatuur

Voor een volledige behandeling van dit thema verwijzen we graag naar de lessen
Nederlands, Frans, Engels of Duits…

Toch enkele belangrijke namen:
 Nederlandse taalgebied: Conscience, Gezelle, Multatuli, etc…
 Rest van Europa: Shelly, Keats, Lord Byron, Goethe, Hugo, etc…
35
b) Bouwkunst

Geen eigen romantische bouwkunst!
 Men greep terug naar oude stijlen:
 Neo-stijlen: sterk gebaseerd op reeds bestaande stijl.
 Eclectisme: mengvormen / synthesekunst.

Hernieuwde interesse voor de gotische bouwkunst: restauratie (Notre-Dame te Parijs)
en afwerking van middeleeuwse gebouwen (Dom in Keulen). Nieuwe creaties in
middeleeuwse stijl (Sacré-Coeur te Parijs) en oprichting neo-gotische kathedralen.

Enkele voorbeelden…
- Engeland: House of Parliament in Londen: neo-gotiek.
-
België: Justitiepaleis te Brussel: eclectisme.
c) Beeldhouwkunst

Meer langzame evolutie dan in de schilderkunst.
De romantische beeldhouwkunst maakte zich maar
moeilijk los van de classicistische stijl.

Belangstelling voor historische figuren, heroïsche
toestanden, portretten. Verheerlijking van de
argeloosheid van het kind, lieftalligheid van de
vrouw, moed, vaderlandsliefde van de soldaat en
de roem van het vaderland.

Dynamisch: nadruk op beweging, emotie, etc…
36
d) Schilderkunst


Algemeen:
-
Door de keuze van het onderwerp probeerde de kunstenaar een bepaald gevoel
op te roepen.
-
De kleur kreeg een emotionele geladenheid.
-
Licht werd een dramatisch element.
-
Lossere penseelstreek en doorbreken van de starre compositie van het
classicisme (uiting van innerlijke bewogenheid).
Kunstenaars:
 Théodore Géricault:

Pionier van de romantische beweging in Frankrijk.

Bestudeerde de renaissance in Rome en kwam vervolgens in Engeland in
contact met de romantische beweging.

Bekendste werk: ‘Het vlot van de Medusa’. Dit schilderij betekende een
ware breuk met het classicisme: emotioneel in het onderwerp, vol hevige
kleuren en vormen, met een hartstochtelijk geweld. Géricault bezocht
lijkenhuizen en hospitalen om figuren van doden en stervenden, weergegeven
op het vlot, zo natuurgetrouw mogelijk te kunnen uitbeelden. Hij toonde de
mens die onderhevig is aan het lijden en de dood. Somber en vaak donkere
kleuren, gebruik van clair-obscur dat doet herinneren aan de barokschilderkunst in de Nederlanden.
37
 Eugène Delacroix:

Hij was waarschijnlijk de grootste romantische schilder van Frankrijk.

Hij ondernam een reis naar Engeland waar hij in contact kwam met de Engelse
romantische schilderkunst en literatuur.

Maakte eveneens een reis naar Spanje en Marokko. Daar leerde hij de levende
vormen van geweld en erotiek kennen die zijn werk ook zouden beïnvloeden.
38
 Jean-Baptiste Camille Corot:

Onder de indruk van licht en natuur
(invloed van Constable).

Stemming weergegeven in losse kleurtoetsen.

Corot was geen lid van de school van Barbizon, maar vertoonde toch een
nauwe verwantschap met hen: gelijkaardige thema's + gevoel voor de natuur.
 School van Barbizon

Groep van schilders die zich onder leiding van Rousseau te Barbizon vestigden
(bosrijk gebied nabij Parijs). De schilders beelden de natuur in alle lichtspiegelingen
en romantische stemmingen af.

Jean-François Millet:
 Bij Millet kan men ook reeds kenmerken uit het realisme aantreffen.
39
 William Turner:

Tot zijn reis naar Italië schilderde hij vooral maritieme taferelen.

Weergeven van atmosferische indrukken en wisselende weersomstandigheden.
Turner had veel ontzag voor de natuurelementen: regen, wind, vuur, etc…

Oproepen van stemmingen door de werkelijkheid te verdoezelen.
 John Constable:

Één van de grondleggers van de moderne landschapskunst.

Als eerste ging hij met zijn schildersezel midden in de natuur staan.
40
 Caspar David Friedrich:

De meester van de romantische landschappen (gevoelsstemmingen).

Bergen, ruïnes, etc… roepen gevoelens van eenzaamheid en melancholie op.
 Gustave Wappers:

Schilderde o. a. scènes uit de Belgische onafhankelijkheidsstrijd.
41
Download