Samenvatting voor niet-medici 9 128 | Chapter 9 Diabetes mellitus (suikerziekte) kan op den duur leiden tot beschadiging van verschillende organen, zoals de ogen, de nieren en het hart- en vaatstelsel. Ook neuropathie, beschadiging van het perifere zenuwstelsel, is een bekende complicatie van diabetes. In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat diabetes ook kan leiden tot beschadiging van het centrale zenuwstelsel, de hersenen. Deze “hersenschade” kan onder andere leiden tot geheugen problemen. Gelukkig lijken deze problemen bij de meeste patiënten mee te vallen. Bij oudere diabetes patiënten, echter, zijn de geheugenproblemen meer uitgesproken. Ook lijkt voor oudere diabetespatiënten het risico op het ontwikkelen van dementie verhoogd. Over de oorzaak van de schadelijke effecten van diabetes op de hersenen was nog onvoldoende bekend. Het doel van het in dit proefschrift beschreven onderzoek was om beter in kaart te brengen waar de schade aan de hersenen uit bestaat en om risicofactoren voor het ontstaan van schade aan de hersenen bij diabetes op te sporen. Dit proefschrift bestaat uit twee delen. Eerst is gekeken naar de rol van stoornissen van de bloedvaten bij het ontstaan van hersenschade in diabetische ratten. Deze ratten werden behandeld met een medicijn (enalapril) wat veel gebruikt wordt in diabetes patiënten als beschermer van de bloedvatwand en als bloeddrukverlager. In deze diabetische ratten verbeterde leren en geheugen, de doorbloeding van de hersenen, synaptische plasticiteit (een cellulaire vorm van leren) en de snelheid van het doorgeven van signalen in de hersenen (evoked potentials). Wij concluderen hieruit dat stoornissen van de bloedvaten en de doorbloeding van de hersenen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van hersenschade in diabetische ratten, en dat de bloedvaten een mogelijk aanknopingspunt voor behandeling bieden. In het tweede deel van dit proefschrift wordt een onderzoek beschreven waarin we gekeken hebben naar hoe “hersenschade” zich uit in diabetische patiënten en wat de risicofactoren zijn voor het ontstaan hiervan. In dit onderzoek (Utrecht Diabetic Encephalopathy Study UDES) werden patiënten met ouderdomsdiabetes (diabetes type 2) vergeleken met leeftijdgenoten. Er werden neuropsychologische tests afgenomen, om een beeld te krijgen van onder andere het leervermogen en het geheugen, de zogenaamde cognitieve functies. Daarnaast werden de hersenen onderzocht met een hersenscan (MRI). Het doel van het onderzoek was vast te stellen of de ernst van geheugen en leer problemen en de ernst van eventuele afwijkingen op de MRI-scan bij diabetes patiënten samenhangt met de aan- of afwezigheid van vaatstoornissen. Daarom werd bij alle patiënten ook uitgebreid onderzoek gedaan naar de bloedvaten in het hoofd, maar ook naar die in bijvoorbeeld het netvlies. Daarnaast werden mogelijke andere complicaties van diabetes (nieren, zenuwen) bij alle deelnemers in kaart gebracht. Er werden bij de diabetes patiënten inderdaad veranderingen van de cognitieve functies gevonden. Zo was de prestaties op tests voor de snelheid van de verwerking van complexe informatie en voor het geheugen Samenvatting voor niet-medici | 129 licht verminderd. Ook op de MRI scan werden veranderingen gezien, waaronder een lichte toename van vaatschade en een lichte toename van veranderingen die bij veroudering van de hersenen worden gezien. Er leek een samenhang te bestaan tussen het voorkomen van atherosclerose (aderverkalking) elders in het lichaam en de ernst van de cognitieve functiestoornissen en MRI veranderingen. De relatie met ander factoren, zoals bijvoorbeeld de bloedsuikers of andere diabetische complicaties, was minder sterk. Dit onderzoek is een belangrijke stap voorwaarts, omdat het voor de eerste maal de aard van de MRI veranderingen die samenhangen met veranderingen in de cognitie beschrijft. Ook de aanwijzingen voor een rol van de vaten zijn van belang, omdat eventuele preventieve maatregelen zich op de vaten kunnen richten. Met steun van het diabetes fonds is inmiddels een vervolgonderzoek opgestart, waarbij alle deelnemers van het UDES onderzoek na 4 jaar opnieuw wordt verzocht zich te laten onderzoeken. Met dit vervolgonderzoek kunnen nauwkeurig de veranderingen in cognitie en de MRI hersenen bij iedere individuele patiënt worden vastgelegd. Hiermee kunnen we nog beter vaststellen welke factoren verantwoordelijk zijn voor versnelde achteruitgang bij de individuele patiënt.