niveau gevangenis

advertisement
DE GEZONDHEIDSZORG
IN DE BELGISCHE GEVANGENISSEN
“Gezondheidszorg is een mensenrecht voor elkeen en dus ook voor gedetineerden”.
“Gezondheidszorg in de gevangenissen moet gelijkwaardig zijn aan die in de vrije
samenleving. Dit vereist dan ook een integratie in de algemene gezondheidszorg”.
“Zorgverleners hebben respect voor de medische ethiek en deontologie en verstrekken
kwaliteitsvolle zorg aan gedetineerden, een fysiek en mentaal kwetsbare groep”.
“Kwaliteitsvolle zorg in de gevangenissen vereist een specifiek gezondheidsbeleid
en een eigen beheer”.
Dr. Francis VAN MOL
Erehoofdgeneesheer - directeur
Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen
1
2
VOORWOORD
Het grootste deel van de zorgverleners in de gevangenissen hebben naast hun opdracht binnen de
gevangenismuren ook andere professionele activiteiten. De meesten werken in de gevangenis als
zelfstandigen. Ze beginnen dikwijls met een klein aantal uren om die nadien progressief uit te breiden
of om na een korte proefperiode terug te verdwijnen. Het snel afhaken is meestal toe te schrijven aan
de hun vaststelling dat “de gevangenis” om een of andere reden niet hun ding is. Sommigen klagen
echter ook over een gebrek aan informatie over de eigenheid van de professionele activiteiten van het
medisch personeel in de gevangenissen.
Het is duidelijk dat beginnende zorgverleners en in bijzonder dan zelfstandigen, in de geschetste
context nood hebben aan onthaal en informatie, maar dat klassieke onthaaldagen van grote
instellingen en bedrijven hier niet de geschikte formule zijn. Het gebrek aan financiële middelen, vooral
voor de opleiding van zelfstandigen, maakte het onmogelijk hen volledig wegwijs te maken in de
bijzonderheden van de gezondheidszorg in de gevangenissen.
Sinds jaren leefde daarom het idee een uitgebreide handleiding voor beginnende zorgverleners uit te
schrijven. De nodige tijd heeft steeds ontbroken. Dit document moet hier een antwoord op zijn.
Deze wegwijzer is dus in de eerste plaats uitgewerkt voor het medisch personeel in de gevangenissen.
Naast beginnende zorgverleners zullen ook de al ervaren collega’s in dit document ongetwijfeld nuttige
informatie terugvinden.
Ook andere geïnteresseerden in de gezondheidszorg en in de strafuitvoering zullen uit dit document
met uitgebreide bronvermelding en verwijzingen kunnen putten. Publicaties over de gezondheidszorg
in de Belgische gevangenissen zijn immers niet zo talrijk en eerder fragmentarisch.
Bij deze gelegenheid wil ik ook al de medewerkers danken die de uitgebreide documentatie, nodig om
dit werk af te ronden, hielpen verzamelen. Sommigen brachten ook andere inzichten aan en
inspireerden tot nieuwe ideeën door constructieve kritiek.
Dr. Francis Van Mol
Melle, paasmaandag 2013.
3
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD ...............................................................................................................................................3
INHOUDSOPGAVE.........................................................................................................................................4
SAMENVATTING ...........................................................................................................................................9
1.
BASISBEGINSELEN VAN DE GEZONDHEIDSZORG IN DE GEVANGENISSEN ..................................13
1.1.
UNIVERSELE BEGINSELEN ............................................................................................................13
HET GELIJKWAARDIGHEIDBEGINSEL .................................................................................................14
HET INTEGRATIEBEGINSEL (INTEGRATIE IN DE ALGEMENE GEZONDHEIDSZORG) ...........................14
1.2.
1.3.
HET CPT: EUROPEES BEWAKER VAN DE UNIVERSELE BEGINSELEN ..............................................15
GELIJKWAARDIGHEIDBEGINSEL IN DE BELGISCHE GEVANGENISSEN ..........................................16
1.3.1.
1.3.1.1.
1.3.1.2.
1.3.1.3.
1.3.1.4.
Rechten van de gedetineerde op het gebied van gezondheidszorg .........................................................17
Recht op kwaliteitsvolle gezondheidszorg ................................................................................................17
Recht op zorgverleners met de vereiste kwalificaties ..............................................................................17
Recht op (beperkte) toepassing van de wet betreffende de rechten van de patiënt ................................18
Recht op toepassing van bijzondere gezondheidswetten .........................................................................19
1.4.
INTEGRATIE VAN PENITENTIAIRE GEZONDHEIDSZORG IN DE ALGEMENE GEZONDHEIDSZORG .19
1.4.1.
1.4.2.
Voor gedetineerden ..................................................................................................................................19
ADVIES VAN DE PENITENTIAIRE GEZONDHEIDSRAAD ......................................................................19
Voor geïnterneerden.................................................................................................................................20
2.
ACTOREN VAN DE GEZONDHEIDSZORG IN DE GEVANGENISSEN................................................22
2.1.
DE GEDETINEERDEN .....................................................................................................................22
2.1.1.
2.1.2.
De gevangenispopulatie ............................................................................................................................22
Gedetineerden: een fysiek en mentaal kwetsbare groep.........................................................................23
2.2.
DE ZORGVERLENERS EN HUN NOODZAKELIJKE MEDEWERKERS .................................................23
2.2.1.
2.2.1.1.
2.2.1.2.
2.2.1.3.
2.2.1.4.
2.2.2.
Het statuut van de zorgverleners..............................................................................................................23
De statutairen, de contractuelen, de benoemde niet statutairen.............................................................24
De zelfstandigen ........................................................................................................................................24
De interim-verpleegkundigen ....................................................................................................................25
De zorgverleners en de medewerkers met een externe werkgever ..........................................................26
Cijfergegevens ...........................................................................................................................................26
3.
MEDISCHE ETHIEK EN DEONTOLOGIE IN DE GEVANGENISSEN...................................................27
3.1.
3.2.
3.3.
DE PROFESSIONELE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE ZORGVERLENERS .........................................27
DE ONVERENIGBAARHEID VAN ZORG EN EXPERTISE ...................................................................29
HET BEROEPSGEHEIM VAN DE ZORGVERLENERS .........................................................................30
3.3.1.
Uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht ...........................................................................................31
3.3.1.1. Doorbreken van het beroepsgeheim ZONDER TOESTEMMING van de patiënt ........................................31
DE ZORGVERLENER MOET “SPREKEN” ..............................................................................................31
DE ZORGVERLENER MAG “SPREKEN”................................................................................................31
3.3.1.2. Doorbreken van het beroepsgeheim MET TOESTEMMING van de patiënt...............................................33
3.3.1.3. Het beroepsgeheim binnen de diensten voor gezondheidszorg en binnen een zorgnetwerk ...................35
4
3.4.
3.5.
ETHIEK EN DEONTOLOGIE VAN DE ZORGVERLENERS ..................................................................35
DEONTOLOGISCHE REGELS IN DE RELATIE MET ANDERE BEROEPSBEOEFENAARS ......................36
3.5.1.
Artsen met een opdracht als zorgverstrekker ..........................................................................................36
3.5.1.1. Continuïteit van zorg .................................................................................................................................36
3.5.1.2. De vrij gekozen arts ...................................................................................................................................36
HET ADVIES VAN DE VRIJ GEKOZEN ARTS .........................................................................................36
DE BEHANDELING DOOR DE VRIJ GEKOZEN ARTS ............................................................................37
3.5.2.
Beroepsbeoefenaar met een opdracht als expert (adviseur, controleur) ................................................38
3.5.2.1. De Psychosociale Dienst (PSD) ..................................................................................................................38
3.5.2.2. De arts van het CPT ...................................................................................................................................39
3.5.2.3. De arts van de Commissie van Toezicht ....................................................................................................39
4.
GENEESKUNDIGE VERZORGING DOOR DE ZORGVERLENERS ......................................................41
4.1.
DE ARTS VAN DE GEVANGENIS ALS BEHANDELENDE ARTS ..........................................................42
4.1.1.
4.1.1.1.
4.1.1.2.
4.1.2.
4.1.3.
Overbrenging naar een gespecialiseerde gevangenis of buiten de gevangenis .......................................42
Overbrenging naar een gespecialiseerde gevangenis ...............................................................................42
Overbrenging naar buiten de gevangenis .................................................................................................43
Invrijheidstelling om gezondheidsredenen ...............................................................................................43
Levensgevaar of overlijden .......................................................................................................................45
4.2.
DE ZORGVERLENER IN BIJZONDERE DETENTIEOMSTANDIGHEDEN.............................................45
4.2.1.
4.2.2.
4.2.3.
4.2.4.
4.2.4.1.
4.2.4.2.
4.2.4.3.
4.2.4.4.
CONTINUÏTEIT VAN DE GENEESKUNDIGE ZORG ...............................................................................45
ZORGAANBOD VAN DE ZORGVERLENER AAN DE GEDETINEERDE ....................................................46
INFORMATIE AAN DE DIRECTEUR MET RESPECT VOOR HET MEDISCH GEHEIM ..............................46
De binnenkomende gedetineerde ............................................................................................................48
Overbrenging per vliegtuig - Fit to fly .......................................................................................................48
De gedetineerde in hongerstaking ............................................................................................................51
Veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties (o.a. de strafcel) ......................................................................55
Definities en omschrijvingen uit de Basiswet gevangeniswezen...............................................................55
MAATREGELEN VAN RECHTSTREEKSE DWANG ................................................................................57
Afzonderingsmaatregelen .........................................................................................................................58
ONTBREKEN VAN ADVISERENDE ARTSEN .........................................................................................58
Opdrachten van de behandelende arts bij afzonderingsmaatregelen ......................................................59
GEEN OPDRACHT ALS ADVISEREND ARTS .........................................................................................59
VERZEKEREN VAN DE CONTINUÏTEIT VAN ZORG ..............................................................................60
ZORGAANBOD AAN DE GEDETINEERDE ............................................................................................61
INFORMATIE AAN DE DIRECTEUR MET RESPECT VOOR HET MEDISCH GEHEIM ..............................61
Tussenkomsten van de behandelde arts ...................................................................................................62
VOORAFGAANDELIJK AAN ELKE AFZONDERINGSMAATREGEL .........................................................62
BIJ VERPLICHT VERBLIJF IN EEN TOEGEWEZEN VERBLIJFSRUIMTE (= EIGEN CEL) ............................63
BIJ INDIVIDUEEL BIJZONDER VEILIGHEIDSREGIME ...........................................................................63
BIJ AFZONDERING IN EEN BEVEILIGDE CEL OF IN EEN STRAFCEL .....................................................64
4.3.
DE GENEESKUNDIGE VERZORGING VAN SPECIFIEKE GROEPEN GEDETINEERDEN .......................64
4.3.1.
4.3.2.
4.3.3.
4.3.4.
4.3.4.1.
4.3.4.2.
4.3.4.3.
Vrouwen en kleine kinderen .....................................................................................................................64
Bejaarden en personen met een handicap ...............................................................................................66
Psychiatrische patiënten ...........................................................................................................................66
(Psychiatrische) patiënten onder dwang ..................................................................................................68
Voorwaarden behandeling onder dwang .................................................................................................71
Verantwoording behandeling onder dwang .............................................................................................71
Keuze behandeling onder dwang ..............................................................................................................71
AFZONDEREN OP MEDISCHE GRONDEN ...........................................................................................71
FIXATIE OP MEDISCHE GRONDEN .....................................................................................................72
TOEDIENEN VAN MEDICATIE ONDER DWANG..................................................................................73
5
4.3.4.4. Procedure behandeling onder dwang .......................................................................................................73
PROCEDURE BIJ WILSBEKWAAMHEID (OOK BIJ NIET PSYCHIATRISCHE PATIËNTEN) .......................73
PROCEDURE BIJ WILSONBEKWAAMHEID .........................................................................................75
PROCEDURE BIJ SPOED OF NOODTOESTAND ...................................................................................76
4.3.5.
Middelenafhankelijke gedetineerden .......................................................................................................76
4.3.6.
Gedetineerden met besmettelijke ziekten ...............................................................................................77
4.3.7.
Gedetineerden met tandproblemen.........................................................................................................79
4.4.
TOEPASSING VAN DE BIJZONDERE GEZONDHEIDSWETTEN ........................................................79
4.4.1.
4.4.2.
4.4.3.
4.4.4.
4.4.5.
4.4.6.
Palliatieve zorg ..........................................................................................................................................79
Euthanasie .................................................................................................................................................80
Zwangerschapsafbreking ..........................................................................................................................81
Orgaandonatie ..........................................................................................................................................81
Medisch begeleide voortplanting .............................................................................................................82
Medische Experimenten ...........................................................................................................................83
5.
BIJDRAGE TOT PREVENTIE EN BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID ........................................85
5.1.
DE BIJDRAGE TOT GEZONDHEIDSPREVENTIE VOOR GEDETINEERDEN EN PERSONEEL ..........................................85
5.1.1.
5.1.2.
5.1.3.
5.1.4.
5.1.4.1.
5.1.4.2.
Gezondheidspromotie ..............................................................................................................................85
Preventie tegen drugs en besmettelijke ziekten ......................................................................................86
Preventie van zelfmoord ...........................................................................................................................86
Preventie van geweld ................................................................................................................................87
Anonieme registratie .................................................................................................................................87
Attesten betreffende vaststelling van geweld...........................................................................................88
5.2.
DE BIJDRAGE TOT GEZONDHEIDSBESCHERMING VOOR GEDETINEERDEN EN PERSONEEL .....................................88
5.2.1.
5.2.2.
5.2.3.
5.2.3.1.
5.2.3.2.
5.2.3.3.
Het verwijderen van medisch afval ...........................................................................................................89
De geneesmiddelendistributie ..................................................................................................................89
Het welzijn op het werk, de hygiëne en de voeding .................................................................................90
Welzijn op het werk ...................................................................................................................................91
Hygiëne......................................................................................................................................................92
Voeding .....................................................................................................................................................92
6.
BIJDRAGE VAN DE ZORGVERLENERS TOT REINTEGRATIE VAN DE GEDETINEERDE ....................93
7.
INTEGRATIE VAN DE GEZONDHEIDSZORG IN DE GEVANGENISACTIVITEIT .................................94
7.1.
7.2.
7.3.
7.4.
DE DIRECTEUR VAN DE GEVANGENIS...........................................................................................94
OVERLEGVERGADERINGEN EN DIENSTREGELING........................................................................94
REGELS VAN ORDE EN VEILIGHEID ...............................................................................................95
LOKALEN EN UITRUSTING ............................................................................................................95
8.
GEZONDHEIDSZORG IN DE GEVANGENISSEN: ORGANISATIE EN STRUCTUUR ...........................96
8.1.
8.2.
8.3.
DE MINISTER VAN JUSTITIE ALS INRICHTENDE MACHT ................................................................96
DE PENITENTIAIRE GEZONDHEIDSRAAD (PGR) ............................................................................96
DIENST GEZONDHEIDSZORG GEVANGENISSEN (DIENST GZG) .....................................................97
8.3.1.
8.3.2.
8.3.3.
8.3.4.
8.3.4.1.
8.3.4.2.
8.3.4.3.
8.3.5.
8.3.5.1.
Missie ........................................................................................................................................................97
Visie ...........................................................................................................................................................97
Beleid en beheer .......................................................................................................................................97
Organisatie en structuur (centraal en intermediair niveau) .....................................................................98
Directie van de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen ..........................................................................98
Zorg en Logistiek .......................................................................................................................................98
Apotheken .................................................................................................................................................99
Ondersteuning van de zorgverleners in de gevangenissen ......................................................................99
Richtlijnen en procedures ..........................................................................................................................99
6
8.3.5.2. Epicure.net ..............................................................................................................................................100
8.4.
DIENST GEZONDHEIDSZORG VAN EEN GEVANGENIS ................................................................ 102
8.4.1.
8.4.2.
8.4.2.1.
8.4.2.2.
Missie ......................................................................................................................................................102
Organisatie en structuur (niveau gevangenissen)...................................................................................102
Lokaal Medisch Management (LOC) .......................................................................................................102
Departement Medische Logistiek............................................................................................................103
ZORG & ORGANISATIE (S&O) ..........................................................................................................103
LOKALE APOTHEEK (FAL) .................................................................................................................103
8.4.2.3. Medische Departement ...........................................................................................................................103
MEDISCHE & TANDHEELKUNDIGE ZORG (M&T) .............................................................................103
PSYCHIATRISCHE & PSYCHOLOGISCHE ZORG (P&P) .......................................................................104
8.4.2.4. Bijzondere Afdelingen .............................................................................................................................104
PSYCHIATRISCHE AFDELING (SPA) ...................................................................................................104
MEDISCH CENTRUM (CMC) .............................................................................................................104
AFDELING VERZORGING (RES).........................................................................................................104
AFDELING DRUGS (DRU) .................................................................................................................104
8.4.3.
Organogram van de Dienst Gezondheidszorg (niveau gevangenis) .......................................................105
9.
FINANCIERING GEZONDHEIDSZORG VOOR GEDETINEERDEN EN GEINTERNEERDEN.............. 106
9.1.
9.2.
GEEN SOCIALE ZEKERHEID - KOSTELOZE ZORG DOOR DE FOD JUSTITIE .................................... 106
TUSSENKOMST DOOR VOLKSGEZONDHEID EN RIZIV ................................................................ 106
10.
EVOLUTIES VAN DE GEZONDHEIDSZORG IN DE GEVANGENISSEN .......................................... 108
10.1.
10.2.
RECENTE ONTWIKKELINGEN ..................................................................................................... 108
TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN............................................................................................ 108
11.
BIJLAGEN ................................................................................................................................... 111
11.1.
11.2.
11.3.
11.4.
BASISWET GEVANGENISWEZEN EN GEZONDHEID .................................................................... 111
REGELGEVING BETREFFENDE DE VRIJE KEUZE VAN ARTS ......................................................... 114
REGELGEVING BETREFFENDE DE GENEESMIDDELENDISTRIBUTIE IN DE GEVANGENISSEN ..... 116
WET BETREFFENDE DE RECHTEN VAN DE PATIËNT (2002) ....................................................... 117
7
8
SAMENVATTING
De universele beginselen: gelijkwaardigheid en integratie in de algemene gezondheidszorg
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Verenigde Naties, 1948), het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
vormden de basis van het recht voor gevangenen op fysieke en mentale integriteit.
Ook het recht van iedereen, dus ook van gedetineerden, op de hoogst bereikbare
gezondheidsstandaard is een internationale verworvenheid.
Het gelijkwaardigheidbeginsel, het recht van de gedetineerden op gezondheidszorg gelijkwaardig aan
de zorg verstrekt in de vrije samenleving kwam tot stand vooral onder impuls van de Verenigde Naties
(1982), hierin steeds gevolgd door de Raad van Europa.
De integratie van de zorg voor gedetineerden in de algemene gezondheidszorg was een impuls die
oorspronkelijk eveneens uitging van de Verenigde Naties. Op Europees vlak namen zowel de WHO
Europa als de Raad van Europa hierover belangrijke standpunten in.
Deze internationale bepalingen en andere regels en verklaringen hebben ertoe bijgedragen dat het
gelijkwaardigheidbeginsel algemeen aanvaardt is en dat in meerdere Europese landen de
gezondheidszorg in de gevangenissen overgedragen werd naar de overheden belast met de algemene
gezondheidszorg. (het Verenigd Koninkrijk, Italië, Frankrijk, Noorwegen, Spanje …).
Als bewaker van deze universele beginselen werd in 1987 in het kader van de Europese overeenkomst
voor de preventie van foltering en andere mishandelingen in de schoot van de Raad van Europa
overgegaan tot de oprichting van het Comité ter preventie van foltering, onmenselijke en
vernederende behandeling en bestraffing (CPT). Het CPT bezoekt om de 4 jaar de landen van Europa
en heeft toegang tot alle plaatsen waar personen tegen hun wil zijn opgesloten (gevangenissen, centra
voor illegalen en gecolloceerden in psychiatrische ziekenhuizen).
De universele beginselen in de Belgische gevangenissen
In België is het gelijkwaardigheidbeginsel opgenomen in de Basiswet gevangeniswezen van 2005. De
gedetineerde kan dus aanspraak maken op de wettelijke rechten die voor iedere burger gelden op het
gebied van gezondheidszorg.
De wet betreffende de rechten van de patiënt (2002) is dan ook van toepassing op de gedetineerden
met uitzondering van de afwijkingen voorzien in de Basiswet gevangeniswezen (beperkte keuze van
arts en vertrouwenspersoon, alsook een eigen regeling van het recht op een afschrift van het medisch
dossier).
De gedetineerde heeft ook recht op geneeskundige activiteiten die zijn geregeld door bijzondere
gezondheidswetten en die dus niet onder de wet betreffende de rechten van de patiënt vallen. Het
betreft o.m. verzoek om euthanasie, zwangerschapsafbreking.
De integratie van de gezondheidszorg voor gedetineerden in het algemene gezondheidsstelsel
bestaat enkel uit een gedeeltelijke financiële tussenkomst van het RIZIV. Er is nog geen sprake van een
integratie op beleidsvlak.
9
Algemeen wordt thans aangenomen dat de meeste geïnterneerden (misdrijfplegers die
ontoerekenbaar verklaard zijn) niet thuishoren in de gevangenissen. De integratie van de zorg voor
geïnterneerden in het externe psychiatrische zorgcircuit is in ontwikkeling en het Rijksinstituut voor
ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) neemt ook het grootste deel van de kosten op zich (2005).
In 2009 verleende de Penitentiaire Gezondheidsraad een advies over de hervorming van de
gezondheidszorg in de gevangenissen uit. Deze Raad is een adviesorgaan van de Minister van Justitie
samengesteld uit zorgverleners werkzaam in de gevangenissen. In het advies wordt de oprichting van
een Instituut Gezondheidszorg Gevangenissen onder de voogdij van de Minister van Volksgezondheid
aanbevolen. Zowel het gezondheidsbeleid in de gevangenissen als de financiering ervan moet, volgens
het advies, opgenomen worden in het algemeen gezondheidsstelsel. In het Beheerscomité van het
Instituut, moeten alle belanghebbende partners vertegenwoordigd zijn (Justitie, Volksgezondheid,
RIZIV, de gemeenschappen voor het aspect preventie …).
De gedetineerden en de zorgverleners
Gedetineerden in overbevolkte gevangenissen (11.000 personen voor een capaciteit van 8.500) zijn
fysiek en mentaal kwetsbaar. Heel wat aandoeningen komen meer voor in de gevangenis dan in de
doorsnee maatschappij. Naast besmettelijke ziekten worden steeds meer psychiatrische problemen
vastgesteld.
De zorgverleners in de gevangenissen (volgens de Basiswet gevangeniswezen beoefenaars van een
gezondheidszorgberoep en psychologen) hebben diverse statuten. Naast ongeveer 250 statutaire en
contractuele zorgverleners (vnl. verpleegkundigen en paramedici) en ook administratieve medewerkers
werken 500 zelfstandigen (huisartsen, artsen specialisten, tandartsen, apothekers, kinesitherapeuten,
verpleegkundigen …), interim-verpleegkundigen alsook medewerkers met een externe werkgever.
Ze moeten de vereiste kwalificaties hebben en zich houden aan de ethische beginselen en
deontologische regels die ook buiten de gevangenis gelden. In de Basiswet gevangeniswezen is de
professionele onafhankelijkheid van de zorgverlener alsook op de onverenigbaarheid van zorg en
expertise wettelijk vastgelegd. Ook de wettelijke bepalingen betreffende het beroepsgeheim gelden
onverminderd voor de zorgverleners binnen de gevangenismuren.
De behandelende arts van de gevangenis houdt zich strikt aan de deontologische regels betreffende
collegialiteit en continuïteit van zorg in zijn betrekkingen met de beroepsbeoefenaars die de
gedetineerde voor zijn detentie in behandeling hadden, met de vrij gekozen arts en met de
beroepsbeoefenaars die de behandeling overnemen na de detentie. Hij houdt zich ook strikt aan de
regels van het beroepsgeheim en aan de deontologische regels in zijn relatie met de artsen en met de
andere beroepsbeoefenaars, die met een opdracht van expertise of controle in de gevangenis zijn
belast (Psychosociale Dienst, artsen van het CPT, van de Commissie van Toezicht….).
Inhoud van de gezondheidszorg in de Belgische gevangenissen
Op grond van de Basiswet gevangeniswezen van 2005, omvat de gezondheidszorg in de gevangenissen
de geneeskundige verzorging zoals bepaald in de wet op de patiëntenrechten met uitzondering van de
stervensbegeleiding, die niet tot de opdracht van de zorgverlener in de gevangenis behoort.
Op basis van het gelijkwaardigheidbeginsel heeft de gedetineerde echter ook recht op verzoek tot
euthanasie, zwangerschapsafbreking en andere medische activiteiten geregeld door bijzondere
gezondheidswetten. Hiervoor wordt beroep gedaan op beroepsbeoefenaars van buiten de gevangenis
die de nodige deskundigheid hebben.
10
De arts van de gevangenis neemt zelf het initiatief om zorg aan te bieden aan binnenkomende
gedetineerden, aan hongerstakers, aan gedetineerden in afzondering bij veiligheidsmaatregel of bij
tuchtsanctie, in het bijzonder bij gebruik van dwangtuigen die de bewegingsvrijheid beperken. Deze
omstandigheden zijn immers een bijzonder gevaar voor de gezondheid van de gedetineerde.
Hij heeft bijzondere aandacht voor specifieke groepen gedetineerden zoals vrouwen, bejaarden,
personen met een handicap, middelenafhankelijke gedetineerden en psychiatrische patiënten, in
bijzonder voor deze die in medische afzondering zijn geplaatst, vooral als fixatie en/of dwangmedicatie
wordt aangewend.
Een bijdrage tot gezondheidspreventie en gezondheidsbescherming van personeel en gedetineerden
is een bijkomende opdracht voor de zorgverleners in de gevangenissen. In het kader van de
gezondheidspreventie leveren ze een bijdrage aan de programma’s over gezondheidspromotie en de
preventie van drugs en besmettelijke ziekten, van zelfmoord en geweld in de gevangenis.
In het kader van de gezondheidsbescherming staan de zorgverleners in voor het verwijderen van het
medisch afval en voor de geneesmiddelendistributie. De voeding, de hygiëne en het welzijn op het
werk zijn het terrein van specialisten en gespecialiseerde diensten. Door hun bijzondere positie in de
gevangenis hebben ook de zorgverleners in deze materies een opdracht te vervullen.
De zorgverleners leveren een eigen bijdrage tot reïntegratie van de gedetineerde door hun fysieke en
psychische welzijn te bevorderen, minstens de schade hieraan te beperken, en door het bevorderen
van het sociale welzijn door medewerking aan sociaaltherapeutische initiatieven en programma’s voor
sociale reïntegratie.
De organisatie en de structuur van de gezondheidszorg in de Belgische gevangenissen
De Minister van Justitie, met de Penitentiaire Gezondheidsraad als adviserend orgaan, is de inrichtende
macht van de gezondheidszorg in de gevangenissen. Het dagelijkse beleid en beheer gebeuren centraal
vanuit de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen te Brussel.
In elke gevangenis verzekert de Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis de basisgezondheidszorg.
Deze omvat algemene geneeskunde, tandheelkunde en psychiatrie en in sommige grotere
gevangenissen specialistische geneeskunde (gynaecologie in de 8 gevangenissen waar vrouwen
verblijven, dermatologie, radiologie, …). In elke gevangenis wordt ook verpleegkundige zorg en
kinesitherapie verzekerd en een lokale apotheek van buiten de gevangenis staat in voor het dagelijks
klaarmaken en het leveren van geneesmiddelen.
In enkele gevangenissen zijn bijzondere afdelingen uitgebouwd voor specialistische en
gespecialiseerde gezondheidszorg: psychiatrische afdelingen (geïnterneerden en gedetineerden met
psychiatrische aandoeningen), medische centra (met hospitalisatie, operatiezaal en polikliniek voor
specialisten), verzorgingsafdelingen voor bejaarde gedetineerden en personen met een handicap.
Tevens wordt vanuit de gezondheidszorg ondersteuning gegeven aan drugprogramma’s en aan
afdelingen voor gedetineerden onder de maatregel van individuele en bijzondere veiligheid.
De toekomst van de gezondheidszorg in de Belgische gevangenissen
Gelijkwaardige gezondheidszorg voor gedetineerden is alleen haalbaar door volledige integratie in de
algemene gezondheidszorg.
11
12
1. BASISBEGINSELEN VAN DE GEZONDHEIDSZORG IN DE GEVANGENISSEN
1.1.
UNIVERSELE BEGINSELEN
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Verenigde Naties, 1948), het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens1 en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke
Rechten2 vormden de basis van het recht voor gevangenen op fysieke en mentale integriteit.
Ook het recht van iedereen, dus ook van gedetineerden, op de hoogst bereikbare
gezondheidsstandaard3 is een internationale verworvenheid.
Specifiek voor gedetineerden hebben de Internationale regels voor de behandeling van gedetineerden 4
ook betrekking op hun gezondheidszorg.
Internationale beroepsorganisaties, die artsen en verpleegkundigen over de hele wereld
vertegenwoordigen via nationale beroepsorganisaties, hebben gezaghebbende verklaringen met
belangrijke morele betekenis opgesteld. De ‘World Medical Association’ ondermeer over foltering en
andere mishandelingen5, hongerstaking6, fouille aan het lichaam van gedetineerden7 en de doodstraf8,
de ‘World Psychiatric Association’9 over ethische normen en de ‘International Council of Nurses’10 over
verpleegkundige zorg.
1
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens - EVRM (Raad van Europa, 1950, goedgekeurd bij wet van 13
mei 1955, B.S., 19-08-55) - www.conventions.coe.int - Complete list: 005
2
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten - IVBPR (1966, goedgekeurd bij wet van 15
mei 1981, B.S., 06-07-1983)
3
art.12 - Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (VN 1966)
- Europees Sociaal Handvest (Raad van Europa 1961) - www.conventions.coe.int - Complete list: 035 en 163
- Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de Biogeneeskunde (Raad van Europa 1997, niet geratificeerd door
België) - www.conventions.coe.int - Complete list: 164
4
Standaard Minimum regels voor de behandeling van gevangenen (VN 1955)
www.uncjin.org/standards/compendium.pdf - C. Treatment of offenders
- Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2. Zie ook R(73) 5
en R(87) 3
5
www.WMA Declaration of Tokyo (1975, herzien in 2005 en 2006); www.WMA Declaration of Hamburg (1997,
herzien 2007)
6
www.WMA Declaration of Malta (1991, herzien in 1992 en 2006)
7
www.WMA Statement on body searches of prisoners (1993, herzien in 2005)
8
www.WMA Resolution Prohibition of participating in Capital Punishment (2012)
9
www.wpanet.org Declarations on ethical standards - Hawaii (1977, herzien in 1983), Athens (1989), Madrid
(1996, herzien in 2011)
10
www.icn.ch - Publications /Position statements - Nurses’ role in the care of detainees and prisoners
13
Ook in eigen land werden meerdere adviezen specifiek voor gedetineerden uitgebracht door de
‘Nationale Raad van de Orde van Geneesheren’11, alsook door het ‘Raadgevend Comité voor bioethiek’12.
HET GELIJKWAARDIGHEIDBEGINSEL
Het recht van de gedetineerden op gezondheidszorg gelijkwaardig aan die van andere inwoners kwam
tot stand onder impuls van de Verenigde Naties13:
- 1982 (VN): de gedetineerden hebben recht op gezondheidszorg gelijkwaardig aan die van
andere inwoners en artsen in de gevangenis mogen alleen handelen op basis van medische
criteria.
Het gelijkwaardigheidbeginsel was ook het uitgangspunt van de Raad van Europa14. De Raad oordeelde
het zelfs nodig ook voor psychiatrische patiënten het recht op gelijkwaardige zorg te proclameren:
- 2004 (Raad van Europa15): ook personen met een geestesstoornis in de gevangenissen hebben
recht op gelijkwaardige gezondheidszorg.
“Gelijkwaardig” heeft niet dezelfde betekenis als “gelijk” en de nuance hierin wordt bepaald door de
gevangeniscontext. Zo kan een arts buiten de gevangenis een patiënt met slaapproblemen aanraden
een flinke avondwandeling te maken, een arts van de gevangenis kan deze nochtans eenvoudige
behandeling niet voorschrijven, gezien de gevangeniscontext. Hij is verplicht een gelijkwaardig
alternatief te zoeken, jammer genoeg meestal een slaappil.
HET INTEGRATIEBEGINSEL (INTEGRATIE IN DE ALGEMENE GEZONDHEIDSZORG)
Meer en meer werd duidelijk dat gelijkwaardigheid van gezondheidszorg in de gevangenissen niet
haalbaar was zonder de integratie van de gezondheidszorg voor gedetineerden in de algemene
gezondheidszorg. De impuls hiertoe ging oorspronkelijk uit van de Verenigde Naties 16 (gedetineerden
moeten zonder discriminatie op basis van hun wettelijke toestand toegang hebben tot de
gezondheidszorg van het land waar zij zijn opgesloten).
11
www.ordomedic.be - Adviezen - Gedetineerden
Advies 46 van 19 januari 2009 van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek betreffende fertiliteithandelingen
op vraag van een gedetineerde - www.health.belgium.be/bioethics - Adviezen
13
Beginselen van de medische ethiek met betrekking tot de rol van gezondheidspersoneel, meer in het bijzonder
artsen, en de bescherming van de gevangenen en gedetineerden tegen foltering en andere wreedaardige,
onmenselijke of vernederende bestraffing of behandeling (VN 1982) - www.un.org/documents/ga/res/37/194
14
Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de penitentiaire en criminologische aspecten van het
beheersen van besmettelijke ziekten, in bijzonder van AIDS, en de daaraan verbonden gezondheidsproblemen in
de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(93) 6
- Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
- Par.38 tot 44 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E
(2002)1 - Rev. 2011, p. 44 et 45
15
art.35 - Aanbeveling van de Raad van Europa aangaande de bescherming van de Rechten van de Mens en de
waardigheid van personen met geestesstoornissen - www.coe.int/t/dg3/healthbioethic/texts - REC(2004)10
16
Beginsel 9 - Basisbeginselen van de behandeling van gevangenen - www.un.org/documents/ga/res/45/111
12
14
Op Europees vlak namen zowel de World Health Organisation - Europe als de Raad van Europa hierover
belangrijke standpunten in:
- 2003 (WHO Europe17): de gezondheidszorg in de gevangenissen moet integraal deel uitmaken
van het publieke gezondheidsstelsel van elk land.
- 2006 (Raad van Europa18): het beleid en beheer van de gezondheidszorg voor gedetineerden
moet geïntegreerd worden in de algemene gezondheidszorg.
Het ‘Health in Prisons Project’ (HIPP) van de World Health Organisation - Europe werd opgestart in
1995 en verleent adviezen aan de lidstaten19 over besmettelijke ziekten, drugs, geestelijke
gezondheidszorg en ook over de integratie in de algemene gezondheidszorg. Momenteel werken 44
Europese staten actief mee aan dit project. Het uitgangspunt van WHO HIPP is dat gedetineerden uit de
gemeenschap komen en er meestal ook zullen naar terugkeren. Het beperken van besmettelijke
aandoeningen komt niet alleen de gevangenen maar de hele gemeenschap ten goede, terwijl de druk
op het gezondheidszorgsysteem als dusdanig beperkt wordt. De WHO organiseert een jaarlijkse
bijeenkomst en verleent tweejaarlijks “best practice awards”, waarvan er enkele ook al België ten deel
vielen20.
In meerdere Europese landen werd de gezondheidszorg in de gevangenissen intussen overgedragen
aan de overheden belast met de algemene gezondheidszorg (het Verenigd Koninkrijk, Italië, Frankrijk,
Noorwegen, Spanje, …).
1.2.
HET CPT: EUROPEES BEWAKER VAN DE UNIVERSELE BEGINSELEN
In het kader van het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende
behandeling of bestraffing21 werd overgegaan tot de instelling van het ‘Comité ter voorkoming van
foltering en onmenselijke of vernederende behandeling en bestraffing’ (CPT) in de schoot van de Raad
van Europa (1987). Het CPT is een Europees controleorgaan. Een delegatie van het CPT, waaronder één
of meerdere artsen, bezoekt, meestal om de 4 jaar, de landen van Europa. De delegatie heeft toegang
tot alle plaatsen waar personen tegen hun wil zijn opgesloten (gevangenissen, politiekantoren, centra
voor illegalen, gesloten afdelingen in psychiatrische ziekenhuizen). Na elk bezoek ontvangt de regering
17
www.euro.who.int Moscow declaration on prison health (2003)
- Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Introduction p. 2, 3; Standards in prison health: the prisoner as a patient - A. Coyle, p. 7
18
art.40 - Europese Gevangenisregels - www.coe/ recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
19
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174
20
2005 Brugge: Hepatitis C protocol
Huy: SOA en HIV preventie (SES Huy)
Ruiselede: “Be Leave” project
2007 Jamioulx: Peer education (v.z.w. Modus Vivendi)
Lantin: samenwerking met ‘Hôpital de la Citadelle’
2009 Andenne: preventiekit (SES Huy)
21
Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (VN 1984,
goedgekeurd bij wet van 9 juni 1999, B.S. 28-10-1999) - www.un.org/documents/ga/res/39/46
- Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing
(Raad van Europa 1987, goedgekeurd bij wet van 7 juni 1991, B.S. 29-01-1992) www.conventions.coe.int/Treaty/EN/Treaties/Html/126.htm
15
een rapport met aanbevelingen, commentaar en vragen om inlichtingen. Dit rapport wordt samen met
het antwoord van de regering gepubliceerd 22.
De Algemene Rapporten van het CPT bevatten eveneens nieuwe standaarden (“Normes du CPT”)23,
opgesteld op basis van de opgedane ervaringen tijdens de verschillende bezoeken. In tegenstelling met
“Europese Aanbevelingen” en “Europese Regels”, die tot stand komen na soms jarenlange
werkzaamheden in werkgroepen en dus zeer statisch zijn, heeft deze manier van werken een
permanente en dynamische aanpassing van de standaarden tot gevolg waarbij ingespeeld wordt op
actuele toestanden. Het is dan ook te verwachten dat de “Normes du CPT” in de toekomst een steeds
groter moreel gezag zullen uitstralen.
In deze normen heeft het CPT zijn gehechtheid aan het gelijkwaardigheidbeginsel onderstreept 24. Ook
over het Integratiebeginsel25 heeft het CPT een duidelijk standpunt. Om hun onafhankelijkheid op het
gebied van gezondheidszorg te verzekeren acht het CPT het belangrijk dat het statuut van de
zorgverleners in de gevangenissen vergelijkbaar is met dat van andere zorgverleners in de algemene
samenleving. Het CPT onderstreept tevens het belang van een gezondheidszorg op basis van medische
criteria. De kwaliteit en de efficiëntie van de gezondheidszorg in de gevangenis moet geëvalueerd
worden door een instantie gekwalificeerd op het gebied van gezondheidszorg. Een dergelijke instantie,
en niet Justitie dus, moet volgens het CPT ook de beschikbare middelen beheren.
1.3.
GELIJKWAARDIGHEIDBEGINSEL IN DE BELGISCHE GEVANGENISSEN
De Basiswet gevangeniswezen26 werd in 2005 afgekondigd en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
De rode draad doorheen deze wet is het normalisatiebeginsel. Volgens dit beginsel moet het leven
tijdens de detentie zo normaal mogelijk verlopen, met respect voor de menselijke waardigheid en het
zelfrespect van de gedetineerde, zodat deze aangesproken wordt op zijn individuele en sociale
verantwoordelijkheid. De detentie zelf moet in orde en veiligheid verlopen. Ze mag enkel het verlies
van de vrijheid van komen en gaan zonder verdere kwelling inhouden. Alle andere rechten, dus ook het
recht op gezondheidszorg, blijven voor de gedetineerde behouden27. Het universeel beginsel van het
recht op gelijkwaardige gezondheidszorg werd dan ook opgenomen in de wet.
Na al die jaren is Justitie er steeds niet toe gekomen de uitvoeringsbesluiten betreffende het
gelijkwaardigheidbeginsel en de andere artikelen betreffende “VII - Gezondheidszorg en
gezondheidsbescherming” van de Basiswet gevangeniswezen28 in voege te brengen. Nochtans
handelen de meeste artikelen over principes die conform zijn aan de Europese Aanbevelingen en die
zelfs al voor 2005 het beleid op het gebied van gezondheidszorg bepaalden. Zolang de
22
www.cpt.coe.int
www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1
24
Par.31 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 42
25
Par.71 en 72 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002)
1 - Rev. 2011, p. 50
26
Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden B.S., 01-02-2005
27
art.5 - idem
28
art.87 tot 101 - idem; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
23
16
uitvoeringsbesluiten achterwege blijven zijn de in de wet vermelde rechten niet afdwingbaar, niet
verbindend voor de burger. Hij kan wel het bestaan van de wet inroepen en er al rechten uit putten 29.
1.3.1. Rechten van de gedetineerde op het gebied van gezondheidszorg
1.3.1.1. Recht op kwaliteitsvolle gezondheidszorg
-
Gelijkwaardig met de gezondheidszorg in de vrije samenleving (art. 88)
De Basiswet gevangeniswezen omvat het gelijkwaardigheidbeginsel (niet het integratiebeginsel).
-
Aangepast aan de specifieke noden (art. 88)
Het verplicht verblijf in een gesloten gemeenschap van gedetineerden die zich in de gevangeniscontext
in een afhankelijke en ondergeschikte positie bevinden geeft aanleiding tot bijzondere noden op het
gebied van gezondheidszorg. De grote concentratie van gedetineerden met drugproblemen 30 en de aan
drugs gerelateerde besmettelijke ziekten31, zoals AIDS en hepatitis, vereisen al jaren bijzondere
maatregelen voor de behandeling en de preventie op dit vlak. Hetzelfde geldt voor tuberculose. Naast
de preventie voor besmettelijke ziekten verdient ook de preventie van zelfmoord en geweld 32 de
aandacht. Bovendien zijn er nog de specifieke gevangenisproblemen zoals de binnenkomende
gedetineerde, de hongerstaking en de veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties 33. Ook bepaalde
groepen van gedetineerden zoals vrouwen,de talrijke psychiatrische patiënten, personen met een
handicap en bejaarde gedetineerden hebben recht op een bijzondere aandacht34.
-
Gelijkwaardig aan de gezondheidszorg van voor de opsluiting (art. 89)
Met toestemming van de binnenkomende gedetineerde moet de zorgverlener contact opnemen met
de zorgverleners die de gedetineerde voor de opsluiting in behandeling hadden om de continuïteit van
zorg te verzekeren.
Levensnoodzakelijke behandelingen (bv chemotherapie) moeten uiteraard worden verder gezet na de
opsluiting. De opsluiting op zich is evenmin een argument om behandelingen te onderbreken of af te
bouwen (bv substitutiebehandeling).
1.3.1.2. Recht op zorgverleners met de vereiste kwalificaties
De wet betreffende de rechten van de patiënt moet worden toegepast door alle beroepsbeoefenaars
die vermeld worden in het KB n°78 betreffende de gezondheidszorgberoepen (artsen, tandartsen,
apothekers, vroedvrouwen, kinesisten, verpleegkundigen, paramedici).
29
Johan Vande Lanotte - Overzicht van het Publiek Recht - Inleiding tot het Publiek Recht, Deel II n° 833 - die
Keure 1997
30
Zie ook infra: 4.3.5. Middelenafhankelijke gedetineerden
31
Zie ook infra: 4.3.6. Gedetineerden met besmettelijke ziekten
32
Zie 6. Bijdrage tot preventie en bescherming van de gezondheid
33
Zie ook infra: 4.2. De behandelende arts in bijzondere detentieomstandigheden
34
Zie ook infra: 4.3. Geneeskundige verzorging van specifieke groepen gedetineerden
17
De Basiswet gevangeniswezen omschrijft het begrip zorgverlener ruimer: naast de beroepsbeoefenaars
bedoeld door de wet betreffende de rechten van de patiënt, vallen ook psychologen onder de definitie
van zorgverlener35.
1.3.1.3. Recht op (beperkte) toepassing van de wet betreffende de rechten van de patiënt
De gedetineerde heeft, zoals geregeld in de wet betreffende de rechten van de patiënt (behalve de
beperkingen omschreven in de Basiswet gevangeniswezen) recht op kwaliteitsvolle dienstverlening, op
(beperkte) vrije keuze van beroepsbeoefenaar, recht op informatie, op geïnformeerde toestemming en
dus het recht om zorg te weigeren, recht op inzage (maar niet op in eigen handen ontvangen afschrift)
van het patiëntendossier, recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, op
klachtenbemiddeling, op pijnbestrijding en op bijstand door (een beperkte categorie)
vertrouwenspersonen. Anderzijds heeft de gedetineerde, zoals alle andere patiënten, ook een
medewerkingplicht36.
Afwijkingen van de wet betreffende de rechten van de patiënt in de Basiswet gevangeniswezen
-
Recht op advies door een vrij gekozen arts (art. 91 §1)37
Elke gedetineerde heeft het recht zich te laten onderzoeken door een vrij gekozen arts. Deze geeft een
schriftelijk advies aan de behandelende arts betreffende de diagnose, de vereiste onderzoeken en
behandeling. Indien de artsen, na overleg, het niet eens zijn, vragen zij, met instemming van de
gedetineerde, het advies van een derde arts die zij in onderling overleg aanwijzen.
-
Beperkt recht op behandeling door een vrij gekozen arts (art. 91 §2)38
De Geneesheer-diensthoofd van de Dienst Gezondheidszorg, kan, indien daartoe redelijke gronden
bestaan, toestemming geven aan een gedetineerde zich te laten behandelen door een vrij gekozen arts.
-
Recht op bijstand door een beperkte categorie van vertrouwenspersonen (art. 92 §1)
De patiënt kan zich in de uitoefening van zijn rechten van patiënt laten bijstaan door een
vertrouwenspersoon. In de vrije samenleving kan dat om het even wie zijn. Voor de gedetineerde
patiënt is de rol van vertrouwenspersoon beperkt tot een arts van buiten, een advocaat of een tot de
gevangenis toegelaten vertegenwoordiger van zijn godsdienst of levensbeschouwing.
-
Recht op onrechtstreekse afgifte van een afschrift van het patiëntendossier (art. 92 §2)
De bewoner van een gevangeniscel geniet niet van de grondwettelijk gewaarborgde onschendbaarheid
van de woning39. Beambten hebben dus geen bevelschrift nodig van een onderzoeksrechter om een cel
te onderzoeken. De gedetineerde kan dus moeilijk persoonlijke en vertrouwelijke documenten, zoals
medische gegevens, op cel kan bewaren.
35
art.2 18° - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
36
art.4 - idem
37
Zie infra: 3.5.1.2. De vrij gekozen arts - Advies van de vrij gekozen arts
38
Zie infra: 3.5.1.2. De vrij gekozen arts - Behandeling door de vrij gekozen arts
39
art.15 - Grondwet
18
In afwijking van de wet betreffende de rechten van de patiënt kan een gedetineerde daarom niet
rechtstreeks afschrift van het patiëntendossier verkrijgen zolang hij in de gevangenis verblijft. Hij kan
enkel schriftelijk verzoeken een afschrift mee te delen aan de door hem aangewezen
vertrouwenspersoon (arts van buiten of advocaat). De gedetineerde moet wel kunnen beschikken over
informatie uit zijn patiëntendossier40 en heeft volgens de wet betreffende de rechten van de patiënt
ook recht op inzage41.
1.3.1.4. Recht op toepassing van bijzondere gezondheidswetten
De gedetineerde heeft ook recht op geneeskundige activiteiten die zijn geregeld door bijzondere
gezondheidswetten en die dus niet onder de wet betreffende de rechten van de patiënt vallen. Het
betreft o.m. euthanasie, zwangerschapsafbreking, het wegnemen van organen en medisch begeleide
voortplanting. Ook het medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (medische experimenten)
valt hier onder.
Medische tussenkomsten in deze domeinen moeten desgevallend buiten de gevangenismuren
uitgevoerd worden in de mate dat zij niet vallen onder de definitie van gezondheidszorg in de
gevangenis. Hier wordt nog uitgebreid op teruggekomen bij de toepassing voor gedetineerden van de
bijzondere van de bijzondere gezondheidswetten42.
1.4.
INTEGRATIE VAN PENITENTIAIRE GEZONDHEIDSZORG IN DE ALGEMENE GEZONDHEIDSZORG
1.4.1. Voor gedetineerden
Er is nog geen sprake van integratie van het gezondheidsbeleid voor gedetineerden in het algemene
gezondheidsbeleid. Tot op heden gebeurde de integratie enkel door gedeeltelijke financiering. Het
RIZIV voorziet een financiële tussenkomst voor gedetineerden in penitentiair verlof of onder
elektronisch toezicht43, voor de hospitalisaties buiten de gevangenissen en voor de
geneesmiddelenconsumptie binnen de gevangenissen44.
De zorgverleners van de gevangenissen zelf zijn vragende partij voor een volledige integratie van de
gezondheidszorg voor gedetineerden in de algemene gezondheidszorg. Ze namen in dit verband een
initiatief via de Penitentiaire Gezondheidsraad.
ADVIES VAN DE PENITENTIAIRE GEZONDHEIDSRAAD
In 2009 bracht de Penitentiaire Gezondheidsraad, een adviesorgaan van de Minister van Justitie
samengesteld uit zorgverleners werkzaam in de gevangenissen, een advies uit over de hervorming van
40
Par.61 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 48
41
art.9 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
42
Zie infra: 4.4. Toepassing van de bijzondere gezondheidswetten
43
art.5 van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van art. 22-11° van de wet betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering gecoördineerd op 14 juli 1994
44
art.56 §3bis ingevoegd bij art. 72 van de programmawet (I) van 27 december 2005. De verdere modaliteiten
zijn bepaald bij het KB van 16 maart 2006 - B.S., 31-03-2006
19
de gezondheidszorg in de gevangenissen45. Hierin wordt de oprichting van een Instituut
Gezondheidszorg Gevangenissen onder de voogdij van de Minister van Volksgezondheid aanbevolen.
Zowel het gezondheidsbeleid in de gevangenissen als de financiering ervan moet, volgens het advies,
opgenomen worden in het algemene gezondheidsstelsel. In het beheerscomité van het Instituut
moeten alle belanghebbende partners vertegenwoordigd zijn (Justitie, Volksgezondheid, RIZIV, de
gemeenschappen voor het aspect preventie, …)
1.4.2. Voor geïnterneerden
De Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis 46 erkent
het recht op zorg in hoofde van de geïnterneerde. De internering strekt ertoe de maatschappij te
beschermen en ervoor te zorgen dat de geïnterneerde de nodige zorgen krijgt met het oog op zijn
herintegratie in de maatschappij (art.2). Hoewel deze wet nog niet in uitvoering is worden deze
principes al toegepast. Bovendien wordt thans algemeen aangenomen dat de meeste geïnterneerden
niet thuishoren in de gevangenissen.
Huidige toestand
Plegers van delicten in een toestand van ernstige geestesstoornis worden in afwachting van de
definitieve beslissing opgesloten in de psychiatrische afdelingen van de gevangenissen.
Multidisciplinaire zorgequipes werden aangesteld (psychiater, psycholoog, maatschappelijk werker,
psychiatrische verpleegkundige, ergotherapeut, kinesitherapeut en opvoeder) om de zorgverlening te
optimaliseren.
Zodra de maatregel definitief is staan geïnterneerden ter beschikking van een Commissie tot
Bescherming van de Maatschappij (CBM). Afhankelijk van de geestestoestand en de gevaarlijkheid, en
van de evolutie daarvan beslist de bevoegde CBM over de invrijheidstelling, de invrijheidstelling op
proef onder voorwaarden of overplaatsing in het extern zorgnetwerk d.w.z. in Psychiatrische
Ziekenhuizen (PZ) of Psychiatrische Verzorgingstehuizen (PVT), waarvan sommigen beschikken over
beveiligde afdelingen (mid-security afdelingen in Zelzate, Bierbeek, Rekem, Doornik).
In de loop der jaren heeft Volksgezondheid progressief het aantal gesubsidieerde forensische plaatsen
verhoogd. Eind 2008 waren er ongeveer 1000 plaatsen voorhanden wanneer tussen de ministers van
Justitie en van Volksgezondheid een bijkomend vierjarenplan (560 extra plaatsen) uitgewerkt werd tot
uitbreiding van dit extern zorgcircuit voor geïnterneerden.
Toch blijft er een plaatsgebrek in het extern zorgcircuit alsook een te geringe doorstroming binnen het
extern zorgnetwerk. Daardoor gebeuren nog altijd plaatsingen in inrichtingen van het Directoraat
generaal Penitentiaire Inrichtingen (Paifve, Merksplas, Turnhout). Ook deze inrichtingen zijn volzet.
Tussen de beslissing van het CBM tot plaatsing en de effectieve overbrenging zijn er wachttijden,
oplopend tot meer dan een jaar, in de overbevolkte psychiatrische afdelingen van gevangenissen met
onderbemande zorgequipes.
Te vermelden is ook dat meer dan een derde van de 1100 geïnterneerden die in de gevangenissen
verblijven personen zijn met een verstandelijke beperking. Doorstroming naar het extern zorgnetwerk
betekent voor deze categorie hoofdzakelijk plaatsing in instellingen van de Gemeenschappen voor
45
Advies 2009/1 van de Penitentiaire Gezondheidsraad aan de Minister van Justitie betreffende de hervorming
van de gezondheidszorg in de gevangenissen
46
B.S., 13-07-2007
20
volwassenen met een verstandelijke beperking. De Vlaamse Gemeenschap voorziet een beperkt aantal
plaatsen (30) voor personen erkend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
(VAPH). Bovendien komt de sector zelf naar de gevangenissen (Obra in Gent, ’t Zwart Goor in
Merksplas, OLO in Antwerpen) om de VAPH - dossiers in orde te stellen en om patiënten te begeleiden.
In Wallonië gebeurt er weinig of niets.
In ieder geval is het lot van de geïnterneerden die thans in de gevangenissen verblijven een beschaafd
land als België onwaardig. Het is dan ook niet te verwonderen dat ons land de laatste tijd meerdere
veroordelingen opliep op dit gebied bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)47.
De toekomst
De mogelijkheden tot herintegratie in de maatschappij worden in grote mate bepaald door een
kwaliteitsvolle zorg voor geïnterneerden. Dit vereist een omgeving, weliswaar beveiligd, maar gericht
op zorg. Deze specifieke structuur en omkadering is niet verenigbaar met de gevangeniscultuur.
Hoewel het toe te juichen is dat externen de gevangenissen binnenkomen om geïnterneerden met een
verstandelijke beperking te begeleiden, kan men zich vragen stellen over de efficiëntie van hun werking
in een gevangenisomgeving die bovendien meestal met overbevolking kampt. Uitbreiding van de
capaciteit in gespecialiseerde instellingen voor personen met een verstandelijke beperking buiten de
gevangenissen is uiteindelijk de enig goede oplossing. Ook de doorstroming binnen het extern
zorgcircuit zou beter moeten. De bouw van de Forensische Psychiatrische Centra (FPC) in Gent (272
bedden in 2014) en Antwerpen (180 bedden in 2015) alsook de uitbreiding van Paifve (+ 300 bedden in
2016) zouden het mogelijk moeten maken de nodige plaatsen te creëren met de vereiste zorgnormen.
Voorwaarde is dat die FPC’s het statuut krijgen van psychiatrisch ziekenhuis en losgekoppeld worden
van Justitie.
De rol van Justitie zou moeten beperkt blijven tot het oprichten van een centrum voor observatie van
plegers van delicten met een ernstige geestesstoornis. De observatieperiode dient voor het op punt
stellen van de diagnose en om advies te verlenen over verdere oriëntatie in het zorgnetwerk. Ook
geïnterneerden vrij op proef die zich niet houden aan de voorwaarden of die nieuwe delicten plegen
zouden kunnen geheroriënteerd worden via het Centrum voor Observatie en Oriëntatie (COO).
Eventueel zou ook beroep kunnen gedaan worden op het gevangeniswezen voor het plaatsen van
geïnterneerden voor wie het aspect veiligheid doorslaggevend is: geïnterneerden die behandeling
weigeren of voor wie een tijdelijke onderbreking van behandeling aangewezen is, alsook voor
uitbehandelde en therapieresistente geïnterneerden. Hun regime moet gericht zijn op een
menswaardig bestaan in een beveiligde omgeving en dit voor een lange periode, eventueel levenslang.
Ook moet hun situatie regelmatig geëvalueerd worden. Evenmin mag vergeten worden dat het
psychisch lijden bij sommigen zeer groot is.
47
EHRM - L.B. c. Belgique n° 228 31/08, 02.10.2012; Claes c. Belgique n° 43418/09, 10.01.2013 ; Swennen c.
Belgique n° 53448/10, 10.01.2013 - www.hudoc.echr.coe.int - Hudoc Database
21
2. ACTOREN VAN DE GEZONDHEIDSZORG IN DE GEVANGENISSEN
2.1.
DE GEDETINEERDEN
2.1.1. De gevangenispopulatie
In België zijn meer dan 30 gevangenissen verspreid over het territorium. Enkele daarvan zijn open
inrichtingen (Ruislede) of halfopen inrichtingen (Hoogstraten, Marneffe). Deze inrichtingen zijn minder
gericht op veiligheid, maar des te meer op werk, opleiding en re-integratie.
De meeste gevangenissen zijn gesloten inrichtingen. Dikwijls zijn het gerestaureerde gevangenissen uit
de 19de eeuw gebouwd naar het model van Ducpétiaux (de eerste Inspecteur-generaal van de
gevangenissen na de onafhankelijkheid van België). Hij koos voor een gevangenis in stervorm,
overzichtelijk vanuit een centrum met 1 gedetineerde per cel.
Gemiddeld bedraagt de dagpopulatie ongeveer 11.000 personen (capaciteit 8.500). Dit betekent 1
gedetineerde per 10.000 inwoners wat ongeveer overeenkomt met het Europees gemiddelde. (In de
Verenigde Staten zitten 7 per 10.000 personen opgesloten).
Een kleine meerderheid van onze gevangenispopulatie heeft de Belgische nationaliteit, terwijl de
vrouwen 5% van de dagpopulatie uitmaken.
Belangrijk om weten is ook dat jaarlijks ongeveer 15.000 personen de gevangenissen binnenkomen (de
helft daarvan is buiten na 2 maanden) en dat jaarlijks ook 15.000 overbrengingen tussen gevangenissen
plaatsvinden.
Er zijn 4 categorieën gedetineerden:
- Preventief gehechten (> 3500) staan ter beschikking van de gerechtelijke overheden en zijn bijgevolg
opgesloten in de gevangenis van het arrondissement waar de vermeende strafbare feiten zich hebben
voorgedaan. Voor hen heeft de gevangenis waar ze gedwongen verblijven vooral een hotelfunctie.
- Veroordeelden (> 5500) zijn de gedetineerden die hun straf uitzitten. Zij worden verdeeld over de
gevangenissen volgens de classificatie van penitentiaire overheid. Zij kunnen naar het einde van hun
detentie toe penitentiair verlof (PV) aanvragen. Voor hen is ook beperkte detentie (BD) mogelijk. Voor
veroordeelden wordt sinds enkele jaren ook elektronisch toezicht (ET) toegepast (> 1000
gedetineerden).
- Geïnterneerden (> 1000) zijn plegers van delicten in een toestand van ernstige geestesstoornis. Ze
staan ter beschikking van de CBM (Commissie Bescherming Maatschappij) verbonden aan een
gevangenis (Gent, Antwerpen, Leuven Hulp, Vorst, Lantin, Namur, Jamioulx, Mons). In afwachting dat
ze geplaatst worden door de CBM zouden ze normaal op de psychiatrische afdeling van de gevangenis
moeten verblijven, maar gezien de overbevolking zitten ze dikwijls verspreid tussen de andere
gedetineerden. De plaatsing door een CBM kan gebeuren in Inrichtingen Bescherming Maatschappij
(EDS Paifve, “Les Marronniers”, Tournai, “Chêne aux Haies”, Mons voor vrouwen) of in Afdelingen
Bescherming Maatschappij in de gevangenissen van Merksplas, Turnhout en Brugge voor vrouwen. De
CBM kan geïnterneerden ook plaatsen in het extern psychiatrisch zorgcircuit.
- Jongeren en uit handen gegeven jongeren (100) verblijven in aparte inrichtingen (Everberg, SaintHubert, Tongeren).
22
2.1.2. Gedetineerden: een fysiek en mentaal kwetsbare groep
Heel wat aandoeningen komen veel meer voor in de gevangenis dan in de doorsnee maatschappij: TBC
(x16), HIV (x5), Hepatitis C (x7), alcohol en drugproblemen (x7), ervaring met heroïne (x54), veel
tandbederf na druggebruik.
Steeds meer gedetineerden (5 à 10%) vertonen ernstige psychiatrische stoornissen, psychosen (x5),
zelfmoord (x6).
Alsmaar meer gevallen van obesitas en diabetes worden vastgesteld door het voorschrijven van
atypische neuroleptica, door vergrijzing van de bevolking (seksuele delinquenten) en door immobiliteit
door overbevolking.
2.2.
DE ZORGVERLENERS EN HUN NOODZAKELIJKE MEDEWERKERS
De gedetineerde wordt zo spoedig mogelijk na zijn opname en daarna telkens hij erom verzoekt bij de
aan de gevangenis verbonden arts gebracht48. De gedetineerde heeft recht op de diensten van
zorgverleners met de vereiste kwalificaties in functie van zijn specifieke noden49.
Wordt verstaan onder zorgverlener:
- de aan de gevangenis verbonden beoefenaar van een gezondheidszorgberoep50, zoals bedoeld
in art.2, 3° van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die met een
opdracht van gezondheidszorg in de gevangenis is belast;
- de aan de gevangenis verbonden psycholoog die met een opdracht van gezondheidszorg in de
gevangenis is belast51.
Worden beschouwd als noodzakelijke medewerkers van de zorgverleners, de personen die in een
gevangenis meewerken aan de invulling van een gezondheidszorg zoals bepaald in de Basiswet
gevangeniswezen. Om de gezondheidszorg in de gevangenis de inhoud en de kwaliteit te geven is de
medewerking nodig van administratief personeel en van allerlei beroepscategorieën (o.m. secretaris,
maatschappelijk assistent, opvoeder, pedicure, tandartsassistent …).
2.2.1. Het statuut van de zorgverleners
Voor de gezondheidszorg in een gevangenis doet de Minister een beroep op door hem:
- aangenomen zorgverleners (statutaire, contractuele, benoemde niet statutaire, zelfstandige);
- aanvaarde zorgverleners (zorgverleners optredend binnen het kader van een conventie met
externe instellingen of organisaties voor zorgverlening en zorgverleners met externe
werkgevers );
- aangeduide zorgverleners (zonder aannemingscontract).
48
art.89 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
49
art.90 - idem
50
Onder beoefenaars van een gezondheidszorgberoep wordt verstaan artsen, tandartsen, vroedvrouwen,
apothekers, kinesitherapeuten, verpleegkundigen en paramedici die vallen onder het toepassingsgebied van het
Koninklijk Besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van gezondheidsberoepen
51
art.2 18° - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
23
De zorgverleners beoefenen hun praktijk volgens hun functiebeschrijving en rekening houdend met de
reglementering in de gevangenissen. Ingeval van afwezigheid of wanneer ze beroep moeten doen op
andere specialiteiten doen ze bij voorkeur een beroep op andere door de Minister aangenomen,
aanvaarde of aangeduide zorgverleners.
De zorgverleners hebben analoge rechten en plichten als personen met een opdracht van
gezondheidszorg buiten de gevangenis. Daarom werd al in 199652 geopteerd voor een uitbouw van
vergelijkbare statuten, arbeidsovereenkomsten en aannemingsovereenkomsten. Deze optie werd 2
jaar later bevestigd de Raad van Europa53.
2.2.1.1. De statutairen, de contractuelen, de benoemde niet statutairen
De meeste verpleegkundigen en administratieve medewerkers hebben het statuut van het
rijkspersoneel of een arbeidsovereenkomst. Voor hun verloning zijn de loon- en weddeschalen voor het
rijkspersoneel van toepassing. Het Hoofd van de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen stelt per
gevangenis de verdeling van de medewerkers vast.
Er zijn nog enkele deeltijds benoemde artsen in dienst die niet het statuut van het rijkspersoneel
hebben. Deze betrekkingen worden afgeschaft bij het vertrek van de titularissen ervan 54. Ze worden
vervangen door artsen met een aannemingsovereenkomst.
2.2.1.2. De zelfstandigen
-
Zelfstandigen met aannemingsovereenkomst
Voor de meeste zorgverleners wordt geopteerd voor een aannemingsovereenkomst tussen de
zorgverlener en de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen.
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen berekent per inrichting en per kwalificatie het kader van de
zorgverlening.
De berekening gebeurt op basis van statistische gegevens en onder voorbehoud van vermeerdering of
vermindering ervan naargelang de medische noodwendigheden.
Om dit kader in te vullen wordt een beroep gedaan op de vereiste zorgverleners. Alleen al om de
continuïteit van zorgen te garanderen worden meerdere zorgverleners met dezelfde kwalificatie
ingeschakeld.
De rechtsverhoudingen tussen de zorgverleners in de gevangenissen en Justitie stemmen overeen met
de rechtsverhoudingen die buiten de gevangenissen bestaan tussen zorgverleners en de inrichtende
macht van verzorgingsinstellingen.
In de aannemingsovereenkomst met de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen verbindt de
zorgverlener zich, zoals een arts in een verzorgingsinstelling, professionele handelingen te verrichten
ten voordele van gedetineerde patiënten. De aannemingsovereenkomst kreeg het gunstig advies van
de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren55.
52
Van Mol F., Herstructurering van de Medische Diensten, april 1996
art.22 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
54
art.5 - KB van 11 juni 1998 tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van het
Directoraat - generaal Strafinrichtingen - B.S., 17-07-1998
55
Advies 30-10-1999 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be - Adviezen
53
24
De algemene bepalingen voorzien dat Justitie bij voorkeur een beroep doet op zorgverleners met een
aannemingsovereenkomst. De Minister van Justitie oefent noch in feite noch in recht gezag uit over de
professionele handelingen van de zorgverlener en de aangegane verplichtingen van de zorgverlener
worden door de partijen aanzien als inherent aan de uitoefening van zijn vrij beroep ten voordele van
de patiënten.
Iedere partij behoudt haar eigen aansprakelijkheid in overeenstemming met het gemeen recht. De
zorgverlener behandelt de patiënten onder eigen verantwoordelijkheid. Hij moet zijn burgerrechtelijke
aansprakelijkheid wat de uitoefening van zijn beroep betreft laten verzekeren door een gunstig
bekende verzekeringsmaatschappij.
De overige algemene bepalingen betreffen de looptijd, de overplaatsing naar een andere gevangenis en
de uitbreiding van de overeenkomst, de schorsing en de ontbinding van de aannemingsovereenkomst.
De honoraria voor zorgverlening worden berekend en vergoed, ofwel forfaitair per uur, ofwel per
handeling volgens de geldende RIZIV-tarieven. Hierbij wordt rekening gehouden met de eigenheid van
het kader waarin de gezondheidszorg zich afspeelt. Zo is bijvoorbeeld een aparte nomenclatuur en
honorering ingevoerd voor automutilatie met talrijke snijwonden. Ook oproepen buiten de gewone
consultatie-uren, ‘s nachts en tijdens het weekend worden beter gehonoreerd dan volgens de analoge
RIZIV-tarieven omdat de toegang tot de gevangenis meer tijdrovend is dan een huisbezoek.
Naast de honoraria voor geneeskundige verzorging zijn bijkomende honoraria en vergoedingen
voorzien voor zorgverleners met een leidinggevende opdracht (managementfunctie), voor bijzondere
opdrachten en voor vorming.
De tarieven voor de zorgverleners onder aannemingsovereenkomst worden elk jaar op 1 juli aangepast.
-
Zelfstandigen via conventie
In het kader van de optimale zorgverstrekking sluit de Minister van Justitie conventies af met
verzorgingsinstellingen die zorgverleners ter beschikking stellen.
Meestal gaat het om artsen specialisten die binnen die conventie, als zelfstandige, professionele
handelingen verrichten in een gevangenis.
Momenteel bestaan er conventies met het AZ St. Jan (MC Brugge) en Hôpital de la Citadelle te Luik (CM
Lantin).
Voor deze zelfstandigen zijn dezelfde tarieven voor de honoraria van toepassing als voor de
zelfstandigen met een aannemingsovereenkomst.
-
Aangeduide zelfstandigen
Het betreft zelfstandigen op wie slechts sporadisch (vb. tijdens de verlofperiode van een aangenomen
zorgverlener) of sporadisch (vb. een arts dermatoloog in een kleine gevangenis) een beroep wordt
gedaan.
Ze worden nominatief aangeduid, maar iedere vorm van formele overeenkomst wordt door beide
partijen of door één ervan niet relevant geacht.
2.2.1.3. De interim-verpleegkundigen
Het beperkte aanbod van verpleegkundigen op de arbeidsmarkt en de medico-legale verplichtingen
maken dat soms een beroep moet gedaan worden op interim-arbeid. Medico-legaal moeten bepaalde
25
professionele handelingen immers uitgevoerd worden door zorgverleners met een bepaalde
kwalificatie.
Binnen het kader van de wet betreffende de overheidsopdrachten wordt een beroep gedaan op de
markt. Het interim-bureau verbindt er zich toe om verpleegkundigen te zenden volgens de
noodwendigheden. Deze noodwendigheden worden berekend door Dienst Gezondheidszorg
Gevangenissen.
Het interim-bureau staat in voor de voorselectie van de verpleegkundigen. In de loop van de jaren
verbeterde deze procedure, maar toch blijft de komst van interim-verpleegkundigen een belasting voor
de statutaire en contractuele verpleegkundigen onder meer door het snel komen en gaan.
Anderzijds moet onderstreept worden dat de vele deelnemers aan statutaire examens de gevangenis
hebben leren kennen via interim-arbeid.
2.2.1.4. De zorgverleners en de medewerkers met een externe werkgever
In het kader van de optimale zorgverlening werden de laatste jaren ook zorgverleners en medewerkers
met een externe werkgever aangetrokken.
Zoals de gevangenissen kampen bijna alle ziekenhuizen met een tekort aan verpleegkundigen.
Anderzijds vragen benoemde verpleegkundigen in deze ziekenhuizen om allerlei redenen om een
tijdelijke of blijvende heroriëntatie. Een van die mogelijkheden is een dienstenpakket “verpleging” aan
te bieden aan andere instellingen, zoals gevangenissen. Zo levert het Virga Jesse Ziekenhuis Hasselt aan
de plaatselijke gevangenis een dienstenpakket “verpleging”.
Ook in drugprojecten worden aannemingsovereenkomsten afgesloten met organisaties, die
gespecialiseerde drughulpverleners voor de duur van de overeenkomst deeltijds of voltijds afstaan.
Veel gedetineerden lijden aan bloedoverdraagbare ziekten (HIV, Hepatitis). Meer nog dan buiten de
gevangenissen zijn dus hoge steriliteitnormen vereist bij bepaalde handelingen, ondermeer in de
tandheelkunde. Om die hoge steriliteitnormen te bereiken is het dan ook aangewezen dat tandartsen
zich in de gevangenissen laten bijstaan door tandartsassistenten. Sommige tandartsen verkiezen te
werken met de tandartsassistent die ze tewerkstellen in hun privépraktijk. In deze gevallen kunnen ze
de kosten doorrekenen in hun honoraria.
Voor het klaarmaken, het afleveren en het leveren van geneesmiddelen aan de gevangenissen wordt
een beroep gedaan op lokale apotheken op basis van een openbare aanbesteding. De
verantwoordelijke apotheker is meestal een zelfstandige. Sommige apothekers hebben een
arbeidsovereenkomst in een vennootschap of met het ziekenhuis dat hen tewerkstelt. In die gevallen
worden de honoraria van de apotheker geïnd door zijn werkgever.
2.2.2. Cijfergegevens
De FOD Justitie doet een beroep op 250 statutaire en contractuele zorgverleners en medewerkers (vnl.
verpleegkundigen en paramedici) en op 500 zelfstandigen (huisartsen, artsen specialisten, tandartsen,
apothekers, kinesisten, verpleegkundigen..…), interim-verpleegkundigen en zorgverleners en
medewerkers met externe werkgevers.
26
3. MEDISCHE ETHIEK EN DEONTOLOGIE IN DE GEVANGENISSEN
Het Ministercomité van de Raad van Europa heeft op 8 april 1998 de Aanbeveling R(98)7 betreffende
de ethische en organisatorische aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenissen aangenomen.
Het uitgangspunt was dat de gezondheidszorg in de gevangenissen gericht moest zijn op dezelfde
ethische beginselen als in de maatschappij buiten de gevangenis omdat de gedetineerden recht
hebben op gelijkwaardige gezondheidszorg. Bovendien eisen de driehoeksverhouding tussen
zorgverleners,
gedetineerden
en
de
penitentiaire
administratie,
alsook
specifieke
detentieomstandigheden van de zorgverleners een strikt respect voor de deontologische regels.
Bovendien heeft de Belgische wetgever in de Basiswet gevangeniswezen56 het opportuun geacht om
een wettelijke verankering te geven aan de professionele onafhankelijkheid van de zorgverleners en
de onverenigbaarheid van zorg en expertise.
Op Europees vlak nam ook de World Health Organisation - Europe over deze beide principes een
duidelijk standpunt in57.
3.1.
DE PROFESSIONELE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE ZORGVERLENERS
Basiswet gevangeniswezen art.96 §1. De zorgverleners behouden hun professionele onafhankelijkheid
en hun evaluaties en beslissingen met betrekking tot de gezondheid van de gedetineerde worden enkel
gefundeerd op medische criteria.
§2. Ze kunnen niet gedwongen worden handelingen te stellen die hun vertrouwensrelatie met de
gedetineerde in het gedrang brengen.
Het principe vindt zijn verre oorsprong bij de Verenigde Naties: “Zorgverleners in de gevangenissen
mogen gedetineerden alleen behandelen op basis van medische criteria”. Deze Beginselverklaring van
de Verenigde Naties van 198258 zorgde voor een toenemend respect voor de professionele
onafhankelijkheid van de zorgverleners. Dit blijkt trouwens uit reglementswijzigingen die werden
doorgevoerd in de loop van de jaren. In 1986 werd de reglementering in verband met de strafcel 59 in
die zin gewijzigd dat de arts geen geschiktheidattest meer moest afleveren bij een opsluiting in de
strafcel. Het Algemeen Reglement van 1965 voorzag ook dat de arts de personeelsconferentie
bijwoonde, die onder meer adviezen gaf over de voorwaardelijke invrijheidstelling. De reglementering
werd gewijzigd in 1999. De arts was vanaf dan geen lid meer van het personeelscollege60. Intussen was
56
Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
57
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Prisons - specific ethical and clinical problems - J-P Restellini, p. 33
58
Beginselen van de medische ethiek met betrekking tot de rol van gezondheidspersoneel, meer in het bijzonder
artsen, en de bescherming van de gevangenen en gedetineerden tegen foltering en andere wreedaardige,
onmenselijke of vernederende bestraffing of behandeling (VN 1982) - www.un.org/documents/ga/res/37/194
59
art.86 - KB 7 februari 1986 tot wijziging van het KB van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de
strafinrichtingen, B.S., 20-03-1986.
60
art.38 - KB van 10 februari 1999 tot wijziging van het KB van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement
Algemeen Reglement van de strafinrichtingen, B.S., 27-02-1999.
27
het artikel van de Algemene Instructies61 dat de arts verplichtte aan de directeur te melden welke
gedetineerden een ziekte veinsden, sinds jaren in onbruik geraakt.
De zorgverlener moet in de eerste plaats bekommerd zijn om de kwaliteit van de gezondheidszorg die
gelijkwaardig moet zijn met de zorg buiten de gevangenis. Zelfs indien de beslissing van de zorgverlener
een probleem oplevert voor de gevangenisoverheid, zoals bij een overbrenging naar een
burgerziekenhuis, baseert hij zich uitsluitend op medische criteria62. Hetzelfde geldt voor maatregelen,
zoals afzondering, die genomen worden in geval van besmettelijke ziekten 63.
De professionele onafhankelijkheid van de zorgverlener die zijn beslissingen enkel baseert op medische
criteria, is de hoeksteen van de noodzakelijke vertrouwensrelatie met de patiënt 64, zeker binnen de
gevangenis, waar zowel zorgverlener als patiënt rekening moet houden met de eisen van een derde
partner ( de penitentiaire administratie, de gerechtelijke overheden) die de gewone relatie tussen arts
en patiënt doorkruist65.
De zorgverlener mag niet betrokken worden in het overmeesteren van agressieve en gevaarlijke
gedetineerden66 en ook niet in het opleggen van veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties (o.a. de
strafcel)67 of andere opgelegde maatregelen (Overbrenging per vliegtuig - Fit to fly68). Dit om te
voorkomen dat de vertrouwensrelatie in het gedrang wordt gebracht. Orde en veiligheid behoren
uitsluitend tot de bevoegdheid van de directie en het penitentiaire personeel.
In dezelfde context behoren onderzoeken op het lichaam en afname van lichaamsvochten 69, uitgevoerd
in het kader van de opsporing van voorwerpen of producten en gefundeerd op niet medische criteria,
niet tot de opdracht van de zorgverlener.
Volgens het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende
behandeling (CPT) zijn zorgverleners een potentiële risicogroep op het gebied van professionele
onafhankelijkheid. Hun plicht tegenover hun patiënten kan in botsing komen met de penitentiaire
beheersbaarheids- en veiligheidsproblemen. Deze situatie kan leiden tot ethische dilemma’s en
moeilijke keuzes. Om hun onafhankelijkheid op het gebied van gezondheidszorg te verzekeren acht het
CPT het belangrijk dat het statuut van de zorgverleners in de gevangenissen vergelijkbaar is met dat
van andere zorgverleners in de algemene samenleving. De kwaliteit en de efficiëntie van een
gezondheidszorg op basis van medische criteria moet geëvalueerd worden door een instantie
gekwalificeerd op het gebied van gezondheidszorg70.
61
art.153 al.3 - MB van 12 juli 1971 houdende Algemene Instructies van de strafinrichtingen, B.S., 10-08-1971.
art.19 en 20 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van
de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
63
art.38, 39 en 40 - idem
64
art.96 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
65
Memorie van toelichting bij art.23 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en
organisatorische aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations
prisonsandprobation- Rec R(98) 7
66
art.65 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
67
Zie ook infra: 4.2.4. Veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties (o.a. de strafcel)
68
Zie ook infra: 4.2.2. Overbrenging per vliegtuig - Fit to fly
69
art.72 en 73 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van
de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
70
Par.71 en 72 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002)
1 - Rev. 2011, p 50
62
28
3.2.
DE ONVERENIGBAARHEID VAN ZORG EN EXPERTISE
Basiswet gevangeniswezen art.96 §3. De functie van zorgverlener is onverenigbaar met een opdracht
als expert in de gevangenis.
Basiswet gevangeniswezen art.100 §3. De functie van adviserend arts is onverenigbaar met een
opdracht als zorgverlener in de gevangenis.
De Basiswet gevangeniswezen71 poneert, tot tweemaal toe en zonder meer, de onverenigbaarheid van
zorg en expertise. Een expert heeft als opdracht zijn opdrachtgever voor te lichten. Een zorgverlener
die als expert optreedt zet daardoor de vertrouwensrelatie met zijn patiënt onder druk. Bovendien
komt hij onvermijdelijk in conflict met zijn beroepsgeheim.
Het CPT geeft nog een bijkomend argument om in de gevangenissen de vertrouwensrelatie tussen de
behandelende arts en de patiënt niet te verstoren. De gedetineerde is door zijn beperking van vrije
keuze van zorgverlener aangewezen op de behandelende arts van de gevangenis. Daardoor is ook de
arts van zijn kant beperkt in zijn vrijheid om een patiënt te weigeren. Hij moet zijn plicht blijven doen,
zelfs als de patiënt zich niet schikt naar de medische voorschriften of een dreigende of gewelddadige
houding aanneemt72.
De onverenigbaarheid van zorg en expertise in de gevangenissen is ook opgenomen in de Europese
Aanbevelingen73 en in de Code van de geneeskundige Plichtenleer74. Adviezen specifiek voor de
gevangenissen over deze materie kwamen ook, in 1999 al, van de Nationale Raad van de Orde van
Geneesheren75 en van de World Health Organisation - Europe76.
Op het terrein is deze onverenigbaarheid zeker nog niet doorgedrongen in de geesten. Een
binnenkomende gedetineerde wordt zo spoedig mogelijk bij de arts van de gevangenis gebracht 77. Deze
consultatie is de kennismaking van een arts en een patiënt, die op elkaar zijn aangewezen door de
omstandigheden maar niettemin een vertrouwensrelatie moeten trachten op te bouwen. De arts biedt
zich aan als zorgverlener, de gedetineerde kan het aanbod afslaan. Niemand mag in deze situatie van
deze arts verwachten dat hij een volledige evaluatie kan maken van de lichamelijke en geestelijke
toestand van de persoon die voor hem zit. Dat behoort tot de competentie van een expert met deze
opdracht.
71
art.96 §3 en art.100 §3 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie
van de gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
72
Par.74 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 51
73
art.73 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
74
art.121 §2 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
75
Advies 30-10-1999, 28-06-2008 en 11-12-2010 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Adviezen
76
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Prison - specific ethical and clinical problems - J-P Restellini, p. 33
77
art.89 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
29
Het blijft voor velen moeilijk te begrijpen dat een behandelende arts enkel verklaart: “mijn patiënt is
medische (tijdelijke) ongeschikt” en dat alleen een expert vaststelt: “deze persoon is medische
geschikt” (voor sport, voor arbeid, voor een gevangenisregime, voor een overbrenging per vliegtuig,….).
Opsluiting in een strafcel kan een gevaar zijn voor de geestelijke of lichamelijke gezondheid. De
behandelende arts doet een zorgaanbod aan de gesanctioneerde (die dit aanbod kan afslaan) omdat
het zijn deontologische plicht als zorgverlener is, niet om administratieve redenen. De informatie die
hij, met respect voor het medisch beroepsgeheim, overmaakt aan de directeur, de verantwoordelijke
voor de uitvoering van de strafmaatregel, beperkt zich tot het noodzakelijke om de directeur toe te
laten zijn verantwoordelijkheid te nemen. De behandelende arts doet dus geen expertiseonderzoek bij
de persoon in de strafcel en levert in geen geval een expertiseverslag af aan de directeur.
3.3.
HET BEROEPSGEHEIM VAN DE ZORGVERLENERS
Juridische basis
De wettelijke grondslag van het beroepsgeheim ligt vervat in art.458 van het Strafwetboek:
“Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere
personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd,
en deze bekendmaking buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte of voor een parlementaire
onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen
bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met
geldboete van honderd tot vijfhonderd euro”.
Daarnaast moeten vermeld worden: de privacywet78, de patiëntenrechtenwet79 en de deontologische
codes van de zorgverleners80.
Finaliteit
Het beroepsgeheim dient een maatschappelijk belang, (het vertrouwen van de burgers in de
beroepsbeoefenaar veilig stellen wat onontbeerlijk is voor de uitoefening van de opdracht) maar vooral
ook het individueel belang van de patiënt. Het is noodzakelijk om de vertrouwensrelatie tussen
zorgverlener en patiënt te vrijwaren. Deze vertrouwensrelatie is een conditio sine qua non voor een
kwaliteitsvolle zorgverlening. Indien een zorgverlener in concrete situatie een afweging moet maken
over spreekrecht of zwijgrecht moet hij het belang van de vertrouwensrelatie met de patiënt steeds
voor ogen houden.
Draagwijdte
Het beroepsgeheim omvat al wat de patiënt aan de zorgverlener heeft toevertrouwd of al wat de
zorgverlener heeft gezien, gehoord, vernomen of vastgesteld, tijdens of bij gelegenheid van de
uitoefening van zijn beroep81.
78
Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer t.o.v. de verwerking van
persoonsgegevens - B.S., 18-03-1993
79
Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11. Bijlagen,
11.4)
80
Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be Code
- BFP Deontologische Code voor Psychologen in België - www.bfp.fbp.be
81
art.56 en 57 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
30
3.3.1. Uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht
De zorgverlener moet of mag, al dan niet met de toestemming van zijn patiënt, in bepaalde situaties,
het beroepsgeheim doorbreken.
3.3.1.1. Doorbreken van het beroepsgeheim ZONDER TOESTEMMING van de patiënt
DE ZORGVERLENER MOET “SPREKEN”
Het verbod om beroepsgeheimen bekend te maken geldt niet wanneer de wet mededeling van
informatie verplicht of een meldingsplicht oplegt.
Informatie aan het Fonds voor medische ongevallen (no fault)
Documenten en informatie die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van hun wettelijke opdracht
moeten op straffe van een dwangsom overgemaakt worden aan de artsen van het Fonds voor
medische ongevallen wanneer zij daarom verzoeken82.
Melding van besmettelijke ziekten
Zoals elke arts buiten vervult de behandelende arts van de gevangenis de nodige formaliteiten bij
verplichte aangifte van sommige overdraagbare ziekten83.
Verder legt de Basiswet gevangeniswezen de gevangenisarts de verplichting op om de directeur te
verwittigen wanneer, bij besmettelijke ziekte, maatregelen moeten genomen worden om de zieke
gedetineerde af te zonderen of om verspreiding van de ziekte te voorkomen 84.
DE ZORGVERLENER MAG “SPREKEN”
Getuigenis in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie
De zorgverlener die wordt opgeroepen om te getuigen voor een rechter of een parlementaire
onderzoekscommissie moet hieraan gevolg geven. Onder getuigenis in rechte wordt begrepen het
verhoor als getuige, onder eed afgenomen door een (onderzoeks)rechter of, wat eerder uitzonderlijk
is, een parlementaire onderzoekscommissie.
Verhoor door de politie is geen getuigenis in rechte en laat dus niet toe om geheimen bekend te
maken. Het verhoor van een zorgverlener als verdachte (en dus niet onder eed) valt uiteraard niet
onder de noemer getuigenis in rechte.
Wanneer de zorgverlener getuigenis in rechte aflegt heeft hij zowel spreekrecht als zwijgrecht. Hij mag
geheimen bekend maken maar kan ook zijn beroepsgeheim inroepen voor zover de feiten waarover
getuigenis wordt gevraagd binnen de grenzen van het beroepsgeheim vallen. Het is de zorgverlener, en
82
art.15 - Wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg B.S., 02-04-2010
83
KB van 1 maart 1971 aangaande de verplichte aangifte van sommige overdraagbare ziekten - B.S., 02-04-1973
- Vlaams Decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten - B.S., 19-07-1995
84
art.99 §4 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
31
niet de patiënt, die oordeelt of hij best spreekt of zwijgt. Zelfs op verzoek van de patiënt is de
zorgverlener niet verplicht te spreken85. Bij het afwegen van de houding die hij zal aannemen zal hij zich
vooral laten leiden door de belangen van zijn patiënt. In het kader van het gedeeld beroepsgeheim
binnen een dienst of een netwerk86 is het aangewezen dat daarover voorafgaand onderling overleg
wordt gepleegd.
Verdediging in rechte
Het recht op verdediging heeft voorrang op het beroepsgeheim. Wanneer een zorgverlener zich moet
verdedigen voor een rechtbank of voor een tuchtoverheid mag hij zijn beroepsgeheim verbreken en
geheimen meedelen die relevant zijn in het kader van zijn verdediging.
Melding bij dringend gevaar voor kwetsbare personen
Art.458 bis creëerde in 2001 een meldingsrecht voor dragers van het beroepsgeheim wanneer
bepaalde misdrijven gepleegd werden t.o.v. minderjarigen.
In 2011 werd dit spreekrecht uitgebreid t.o.v. andere categorieën kwetsbare personen. Art.458 bis
Strafwetboek geeft thans een meldingsrecht aan dragers van het beroepsgeheim wanneer zij kennis
hebben van bepaalde misdrijven die gepleegd worden of dreigen gepleegd te worden ten aanzien van
personen die kwetsbaar zijn omwille van hun leeftijd, zwangerschap, ziekte, lichamelijk of geestelijk
gebrek of onvolwaardigheid (gevallen van aanranding van de eerbaarheid en verkrachting, moord en
doodslag, vergiftiging, slagen en verwondingen, genitale verminking, verlating en kinderverwaarlozing).
Er moet sprake zijn van een ernstig en dreigend gevaar voor de fysieke of psychische integriteit van een
kwetsbare persoon en de zorgverlener moet in de onmogelijkheid zijn om zelf of met behulp van
anderen het gevaar af te wenden.
Wanneer er grond is te vrezen dat de gedetineerde wegens zijn ondergeschikte positie zelf niets kan of
durft ondernemen is de behandelende arts, onder meer bij geweld gepleegd op de gedetineerde,
gerechtigd het feit en zijn waarneembare gevolgen te attesteren. Het attest wordt bewaard in het
medisch dossier en onmiddellijk of later overgemaakt, op de vraag van de gedetineerde, aan zijn
vertrouwenspersoon, zijnde zijn advocaat of zijn vrij gekozen arts.
Informatie aan de arts van het CPT
(zie 3.5.2.2.)
Bij noodtoestand
De noodtoestand is een rechtvaardigingsgrond die maakt dat het bekend maken van geheimen niet
meer strafbaar is. Opdat er sprake kan zijn van een noodtoestand moeten drie voorwaarden vervuld
zijn:
- dreiging van een duidelijke, acute gevaarsituatie;
85
Hof van Cassatie 29-10-1991, Arr. Cass.1991, 197
Zie ook infra: 3.3.1.3. Het beroepsgeheim binnen de diensten voor gezondheidszorg en binnen een
zorgnetwerk
86
32
-
-
het bedreigde rechtsgoed moet van een hoger belang zijn dan het beroepsgeheim. Bescherming
van de fysieke of seksuele integriteit wordt van hoger belang geacht dan de bescherming van
het beroepsgeheim87;
het gevaar kan niet op een andere manier worden afgewend dan door het kenbaar maken van
het geheim. Zo moeten eerst redelijke pogingen ondernomen worden om de gedetineerde te
overtuigen zelf iets te ondernemen om het gevaar af te wenden of zijn toestemming tot
mededeling te krijgen.
Enkele voorbeelden:
-
-
-
Een gedetineerde verklaart een wapen op cel te hebben waarmee hij wil afrekenen met een
penitentiair beambte: hier kan sprake zijn van een noodsituatie. De persoon die de noodsituatie
inroept moet nagaan of in dit concrete geval aan de criteria is voldaan. De afweging zal later, in
geval van eventuele strafvervolging, door de rechtbank worden getoetst.
Een geïnterneerde verklaart, indien hij ooit vrij komt te zullen afrekenen met diegenen die hem
geïnterneerd hebben: hier is geen sprake van noodsituatie, er is immers geen duidelijk, acuut
dreigend gevaar is. Ook hier komt de uiteindelijke beoordeling toe aan de rechter.
Een gedetineerde bekent de dader te zijn van een misdrijf: kennis van een strafbaar feit is niet
voldoende om het beroepsgeheim te doorbreken. Er is immers geen sprake van een duidelijk,
acuut dreigend gevaar.
Aanbevelingen aan de behandelende arts in geval van noodtoestand.
-
In ernstige gevallen of in gevallen die geen uitstel dulden kan de behandelende arts, zelfs zonder
toestemming van de gedetineerde, vertrouwelijke informatie kenbaar maken. Het is de
behandelende arts, en hij alleen, die oordeelt over de noodzaak van het verstrekken van de
vertrouwelijke informatie, over de aard ervan en over de persoon aan wie de informatie wordt
gericht88. Hierbij moet hij afwegen hoe hij zijn vertrouwensrelatie met de gedetineerde en met
andere gedetineerden het best bewaart.
3.3.1.2. Doorbreken van het beroepsgeheim MET TOESTEMMING van de patiënt
De rechtspraak en rechtsleer zijn verdeeld over de vraag of de patiënt de zorgverlener kan ontslaan van
zijn geheimhoudingsplicht. Meer en meer vindt de theorie aanhang waarbij men ervan uitgaat dat,
vermits de finaliteit van het beroepsgeheim ligt in het vrijwaren van de vertrouwensrelatie met de
patiënt en de vertrouwensrelatie niet geschonden wordt wanneer de patiënt toestemt, ook het
beroepsgeheim niet geschonden wordt. Zolang het Hof van Cassatie zich niet duidelijk heeft
uitgesproken over deze kwestie is voorzichtigheid geboden89.
Voor bepaalde situaties is er geen twijfel aangezien de wet het uitdrukkelijk toelaat. Zo gelden meer
specifiek binnen de gevangeniscontext volgende wettelijke bepalingen:
87
Hof van Cassatie 05-04-1996, Arr. Cass.1996
Zie ook infra: 3.3.1.2. Mededeling aan de directeur
89
Zie ook art.64 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
88
33
Mededeling aan de patiënt zelf
De patiënt heeft recht op informatie, op inzage en op afschrift van het hem betreffend
patiëntendossier met uitsluiting van de persoonlijke notities en de gegevens die betrekking hebben op
derden90.
Indien de mededeling van de informatie klaarblijkelijk ernstig nadeel zou kunnen berokkenen voor de
gezondheid van de patiënt kan de arts de therapeutische exceptie inroepen na voorafgaandelijk een
andere arts te hebben geraadpleegd. In een advies heeft het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek het
zeer uitzonderlijk en tijdelijk karakter van deze maatregel onderstreept91.
De gedetineerden kunnen hun recht op afschrift slechts beperkt uitoefenen. Omdat het beroepsgeheim
niet kan gevrijwaard worden bij celfouille of indiscretie van celgenoten mag het afschrift niet in het
bezit van de gedetineerde worden gelaten maar wordt het op zijn verzoek toegezonden aan zijn
vertrouwenspersoon (een gedetineerde kan enkel een advocaat, een arts van buiten of de
vertegenwoordiger van zijn godsdienst of levensbeschouwing in de gevangenis aanwijzen)92.
Mededeling aan de vertrouwenspersoon van de patiënt
De zorgverlener kan op verzoek van de patiënt informatie meedelen aan diens vertrouwenspersoon 93.
Op vraag van de patiënt kan die vertrouwenspersoon ook inzage of afschrift krijgen van stukken uit het
patiëntendossier94.
Mededeling aan de directeur van de gevangenis
Wanneer een behandelende arts van oordeel is dat de geestelijke of lichamelijke gezondheidstoestand
van een gedetineerde ernstig wordt geschaad door de voortzetting van de detentie of door enigerlei
daarmee verband houdende omstandigheden, meldt hij dit, met instemming van de gedetineerde, aan
de directeur en aan de hoofdarts van de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen95.
Wanneer de gedetineerde zijn toestemming niet wil geven, bv uit vrees voor een overplaatsing, kan de
arts zich geplaatst zien voor een noodtoestand (acuut dreigend gevaar voor de gezondheid van de
betrokkene - zie hoger) en alsnog in geweten oordelen mededeling te moeten doen aan de
penitentiaire overheden zonder toestemming van de gedetineerde. Deze situatie kan zich ook
voordoen bij afzondering van de gedetineerde als veiligheidsmaatregel of bij tuchtsanctie 96 of bij
overbrenging per vliegtuig97.
90
art.7 en 9 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
91
Advies 35 van 15 maart 2007 van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek betreffende de therapeutische
exceptie - www.health.belgium.be/bioethics - Adviezen
92
art.92 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
93
art.7 §2 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
94
art.9 §2 - idem
95
art.94 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
96
Zie infra: 4.2.4.3. Informatie aan de directeur met respect voor het medisch geheim
97
Zie infra: 4.2.2. Overbrenging per vliegtuig - Fit to fly
34
Mededeling aan de arts van de Commissie van Toezicht
(zie 3.5.2.3.)
3.3.1.3. Het beroepsgeheim binnen de diensten voor gezondheidszorg en binnen een zorgnetwerk
Binnen een multidisciplinaire dienst voor gezondheidszorg of binnen een zorgnetwerk (=zorg gedeeld
met derden van buiten, bv externe drughulpverleners, interneringszorg) mogen, in het kader van het
gedeeld beroepsgeheim en mits aan onderstaande voorwaarden is voldaan, vertrouwelijke gegevens
uitgewisseld worden in het belang van de kwaliteit en de continuïteit van de zorgverlening.
Voorwaarden voor gedeeld beroepsgeheim:
-
-
-
-
3.4.
De andere leden van de dienst of het netwerk met wie de informatie gedeeld wordt, moeten
zelf ook gebonden zijn door het beroepsgeheim. Al de leden van de dienst of van het netwerk
die betrokken zijn bij de zorgverlening moeten beschouwd worden als noodzakelijke
vertrouwenspersonen. Zij zijn individueel gebonden door het beroepsgeheim. De
administratieve medewerkers van de dienst of het netwerk die niet betrokken zijn bij de
zorgverlening, zijn op grond van het ambtenarenstatuut of de arbeidsovereenkomstwet
gehouden tot ambtelijke geheimhoudingsplicht.
De leden van de dienst of netwerk moeten optreden met dezelfde finaliteit. In casu betekent dit
meewerken aan de zorgverlening van de patiënt. Het finaliteitcriterium mag niet te ruim
geïnterpreteerd worden om te vermijden dat vertrouwelijke informatie vrij gaat circuleren
tussen allerlei actoren.
De onderlinge uitwisseling van vertrouwelijke gegevens moet noodzakelijk zijn met het oog op
de kwaliteit en de continuïteit van de zorgverlening en het belang van de patiënt. De
noodzakelijkheid moet worden beoordeeld in het licht van de specifieke taak van elk teamlid.
De informatie van de patiënt: de patiënt moet geïnformeerd worden over het feit dat de
vertrouwelijke informatie kan gedeeld worden binnen de equipe en met zorgverleners van het
netwerk.
ETHIEK EN DEONTOLOGIE VAN DE ZORGVERLENERS
De aan de Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis verbonden arts is voor de gedetineerde de
behandelende arts. Hij staat in voor de gezondheidszorg van de gedetineerde zoals omschreven in de
Basiswet Gevangeniswezen98 en doet dit met respect voor de rechten van de gedetineerden99.
In het belang van de kwaliteit en de continuïteit van de zorgverlening werkt hij samen met de andere
zorgverleners en de noodzakelijke medewerkers. Hij eerbiedigt en doet eerbiedigen de ethische
beginselen en de deontologische regels over het algemeen, alsook deze eigen aan de gevangenissen.
98
art.87 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
99
Zie ook supra: 1.3.1. Rechten van de gedetineerde op het gebied van gezondheidszorg
35
3.5.
DEONTOLOGISCHE REGELS IN DE RELATIE MET ANDERE BEROEPSBEOEFENAARS
De behandelende arts van de gevangenis houdt zich strikt aan de deontologische regels betreffende
collegialiteit en continuïteit van zorg in zijn betrekkingen met de zorgverleners die de gedetineerde
voor zijn detentie in behandeling hadden, met de vrij gekozen arts en met de zorgverleners die de
behandeling overnemen na de detentie.
Hij houdt zich ook strikt aan de deontologische regels in zijn relatie met de artsen en met de andere
beroepsbeoefenaars, die met een opdracht van expertise of controle in de gevangenis zijn belast
(Psychosociale Dienst, artsen van het CPT, van de Commissie van Toezicht….).
3.5.1. Artsen met een opdracht als zorgverstrekker
3.5.1.1. Continuïteit van zorg
Voor de behandelende arts van de gevangenis gelden, bij plaatsing onder elektronisch toezicht of
invrijheidstelling van een gedetineerde, bij overbrenging naar een andere gevangenis of bij de
overbrenging naar een gespecialiseerde gevangenis of naar een extern ziekenhuis om medische
redenen, dezelfde deontologische regels als buiten de gevangenis in zijn relatie met de arts die de
behandeling overneemt.
3.5.1.2. De vrij gekozen arts
In afwachting van een KB100 dat de regels101 bepaalt betreffende de vrij gekozen arts is het aangewezen
een procedure te volgen die conform is aan de bepalingen van art. 91 van de Basiswet
gevangeniswezen, het Advies van de Raad van State102 en de Europese rechtspraak103.
HET ADVIES VAN DE VRIJ GEKOZEN ARTS
Elke gedetineerde heeft het recht zich te laten onderzoeken door een vrij gekozen arts. Deze geeft een
schriftelijk advies aan de behandelende arts betreffende de diagnose, de vereiste onderzoeken en
behandeling. Indien de artsen, na overleg, het niet eens zijn, vragen zij, met instemming van de
gedetineerde, het advies van een derde arts die zij in onderling overleg aanwijzen104.
De gedetineerde die het bezoek wenst te ontvangen van een vrij gekozen arts deelt de directeur de
naam en de coördinaten van deze arts mee. Deze maakt de gegevens over aan de behandelende arts
van de gevangenis, die zich binnen een redelijke termijn in verbinding stelt met de vrij gekozen arts om
in gemeenschappelijk overleg datum en uur van het bezoek te bepalen.
100
art.91 §3 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
101
Regelgeving betreffende de vrije keuze van arts; ( 11. Bijlagen, 11.2)
102
Advies 48.963/2 van 15 december 2010 van de Raad van State
103
EHRM - Mathew t. Nederland, 29-09-2005 - www.hudoc.echr.coe.int - Hudoc Database
104
art.91 §1 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
36
De behandelende arts van de gevangenis verstrekt aan de vrij gekozen arts alle nuttige inlichtingen
over de gezondheidstoestand van de gedetineerde, over de regels die van toepassing zijn op de
toegang tot de gevangenis en op gezondheidszorg in detentie.
Het onderzoek van de gedetineerde gebeurt in de lokalen van de Dienst Gezondheidszorg van de
gevangenis met behulp van het daar aanwezige materiaal. Alleen de Geneesheer-diensthoofd van de
Dienst GZG kan uitzonderingen toestaan.
Tenzij de vrij gekozen arts of de gedetineerde erom verzoekt, gebeurt het onderzoek buiten de
aanwezigheid van bewakingspersoneel, van de behandelende arts van de gevangenis of van andere
zorgverleners verbonden aan de gevangenis.
De vrij gekozen arts geeft een schriftelijk advies aan de behandelende arts betreffende de diagnose, de
vereiste onderzoeken en behandeling. Indien de artsen, na overleg, het eens zijn delen zij hun
gemeenschappelijke conclusie mee aan de gedetineerde.
Indien de artsen, na overleg, het niet eens zijn, vragen zij, met instemming van de gedetineerde, het
advies van een derde arts die zij, voorafgaandelijk aan het bezoek van de vrij gekozen arts, in onderling
overleg hebben aangewezen. Indien de vrij gekozen arts en de behandelende arts van de gevangenis
het niet eens zijn over de keuze van de derde arts wordt de derde arts aangesteld door de Voorzitter
van de Raad van de Orde van Geneesheren van de provincie waar de gevangenis gelegen is.
De procedure voor het bezoek van de derde arts verloopt zoals deze van het bezoek van de vrij gekozen
arts. Na het onderzoek tracht hij het standpunt van de behandelende arts en de adviserende arts te
verzoenen om tot een consensus te komen.
Bij gebrek aan consensus deelt hij een voorlopig advies mee aan de Geneesheer-diensthoofd van de
Dienst GZG. Schriftelijk maakt deze opmerkingen en doet hij bijkomende voorstellen. Na ultiem
onderling overleg tussen beide artsen om tot een consensus te komen neemt de derde arts een
scheidsrechterlijke beslissing.
De kosten verbonden aan het advies van de vrij gekozen arts en van de derde arts zijn ten laste van de
gedetineerde.
DE BEHANDELING DOOR DE VRIJ GEKOZEN ARTS
De Geneesheer-diensthoofd van de Dienst Gezondheidszorg, kan, indien daartoe redelijke gronden
bestaan, toestemming geven aan een gedetineerde zich te laten behandelen door een vrij gekozen
arts105.
Redelijke gronden zijn enerzijds werkelijke redenen van medische aard106. Hierbij moet gedacht
worden aan ingrijpende behandelingen, waarbij de patiënt toestemming krijgt een arts te kiezen in wie
hij vertrouwen stelt. Anderzijds moet de Geneesheer-diensthoofd rekening houden met de
penitentiaire context. Het is dus best mogelijk dat een gedetineerde een complexe chirurgische
ingreep ondergaat in een ziekenhuis naar zijn keuze, maar dat de penitentiaire context zijn keuze
beperkt tot een binnenlands ziekenhuis.
105
106
art.91 §2 - idem
EHRM, Mathew t. Nederland, 29 september 2005, §175
37
Wat de kosten betreft, hanteert de Geneesheer-diensthoofd als basisregel dat de kosten die voor de
gewone patiënten buiten ten laste vallen van de ziekteverzekering door de Dienst GZG worden
gedragen.
3.5.2. Beroepsbeoefenaar met een opdracht als expert (adviseur, controleur)
De arts met een opdracht van adviseur of controleur is gebonden aan de deontologische regels voor
experten107. Zijn functie is onverenigbaar met die van behandelend arts. Hij deelt de gedetineerde mee
in welke hoedanigheid hij optreedt en dat hij in zijn verslag alles zal vermelden dat binnen zijn opdracht
valt. Hij onthoudt zich in het bijzijn van de gedetineerde van elke beoordeling over de behandelende
arts en van elke inmenging in de behandeling. Hij verzwijgt al wat hij heeft vernomen buiten het kader
van zijn opdracht en mag nooit het medisch dossier raadplegen zonder de toestemming van de
behandelende arts en zonder het akkoord van de gedetineerde.
3.5.2.1. De Psychosociale Dienst (PSD)
De Psychosociale Dienst (PSD) verleent vanuit wetenschappelijke hoek een adviserende medewerking
met betrekking tot de uitvoering van verschillende vrijheidsberovende straffen en maatregelen, hij
omkadert en begeleidt gedetineerden met het oog op het voorbereiden van hun psychosociale reintegratie en evalueert hun reclasseringsvoorstellen.
De leden van de PSD zijn niet gebonden door het beroepsgeheim t.o.v. hun opdrachtgevers (de
penitentiaire overheid, de minister, de CBM, de SURB) voor alles wat binnen hun opdracht valt. Zij zijn
geen noodzakelijke vertrouwenspersoon van de gedetineerde en hebben juist tot taak hun
opdrachtgever voor te lichten. Zij hebben wel een zwijgplicht t.a.v. derden.
Er kan geen sprake zijn van gedeeld beroepsgeheim tussen de zorgverleners en de PSD. De experts zijn
t.o.v. hun opdrachtgever immers niet gebonden door het beroepsgeheim. Als principe geldt dus dat
geen informatie mag uitgewisseld worden.
Een te strikte opstelling kan indruisen tegen het belang van de patiënt (bv 2 maal na elkaar een EEG
maken). Wanneer voldaan is aan onderstaande voorwaarden mogen artsen vertrouwelijke gegevens
aan de PSD overmaken108:
- het moet gaan om objectieve gegevens. Gegevens die de patiënt in vertrouwen heeft meegedeeld
of persoonlijke notities zijn in ieder geval uitgesloten;
- enkel objectieve gegevens die rechtstreeks verband houden met de finaliteit van de
expertiseopdracht mogen meegedeeld worden;
- de mededeling van de objectieve gegevens met rechtstreeks verband tot het doel van de expertise
mag pas gebeuren na geïnformeerde toestemming van de patiënt. De patiënt moet in
verstaanbare taal worden geïnformeerd over de inhoud van wat meegedeeld wordt en met welk
doel.
107
art.119 tot 130 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
108
art.62 - idem
38
Modaliteiten:
- De zorgverleners werken onder de verantwoordelijkheid van de behandelende arts. Stukken en
informatie uit het patiëntendossier kunnen enkel na zijn akkoord, desgevallend na overleg met het
team, meegedeeld worden.
- Stukken uit het patiëntendossier (bv radiografieën, testresultaten….) mogen niet in het bezit van
de gedetineerde worden gelaten en zullen desgevallend door de behandelende arts rechtstreeks
aan zijn collega van de PSD worden overgemaakt.
- Attesten: de gedetineerde kan ten behoeve van de expertise-equipe, de SURB of andere rechtbank
een attest vragen m.b.t. zijn behandeling, zijn gezondheidstoestand en de evolutie ervan. De
behandelende arts mag in dat geval een attest afleveren maar is daartoe niet verplicht.
Hij brengt de gedetineerde op de hoogte van de inhoud van het attest en laat aan hem de beslissing
wat ermee zal gebeuren: bewaren in het medische dossier of overmaken met schriftelijke
toestemming van de gedetineerde aan de arts van de expertise-equipe of aan zijn
vertrouwenspersoon (zijn advocaat of een vrij gekozen arts).
3.5.2.2. De arts van het CPT
Het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of
bestraffing109 verleent een aantal faciliteiten aan het Comité. De leden krijgen onbeperkt toegang en
bewegingsvrijheid in de gevangenissen. Het Comité kan alle inlichtingen inwinnen die noodzakelijk zijn
om zijn opdracht in te vullen, dus ook inlichtingen van medische aard, maar het moet daarbij het
nationaal recht en de beroepsethiek respecteren. Naar aanleiding van een incident rond inzage van het
medisch dossier van een gedetineerde tijdens het eerste bezoek van het CPT aan een Belgische
gevangenis, werd artikel 62 van de Code van de geneeskundige plichtenleer aangepast: “binnen de
perken van volstrekte noodzaak mag een diagnose of inlichting van geneeskundige aard worden
meegedeeld aan de artsen van het Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke
vernederende behandeling of bestraffing bij de uitvoering van hun opdracht”110.
In zijn rapport aan de Belgische regering verheugde het C.P.T. zich over deze stap111.
3.5.2.3. De arts van de Commissie van Toezicht
De Commissies van Toezicht en de Centrale Toezichtraad werden opgericht in 2003112 met als opdracht,
onafhankelijk van de DG EPI, toezicht te houden op de bejegening van de gedetineerden.
In elke gevangenis is een Commissie van Toezicht, met verplicht één arts onder haar leden, ingesteld.
Zij rapporteren en adviseren aan de Minister van Justitie.
De Centrale Toezichtraad coördineert en ondersteunt de werking van de Commissies en heeft ook een
toezichthoudende en rapporterende opdracht.
109
Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing
(Raad van Europa 1987, goedgekeurd bij Wet van 7 juni 1991, B.S. 29-01-1992) www.conventions.coe.int/Treaty/EN/Treaties/Html/126.htm
110
art.62 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
111
art.8 - Rapport au Gouvernement de la Belgique relatif à la visite effectuée par le Comité européen pour la
prévention de la torture et des peines ou traitements inhumains ou dégradants (C.P.T.) en Belgique du 14 au 23
novembre 1993
112
KB van 4 april 2003 tot wijziging van het KB van 21 mei 1965 houdende Algemeen Reglement van de
strafinrichtingen
39
Voor de uitoefening van hun opdracht mogen de Commissies van Toezicht en de Centrale Toezichtraad
vrij in contact staan met alle gedetineerden en alle documenten in de gevangenis inzien. Voor stukken
die individuele gegevens van gedetineerden bevatten is hun schriftelijke instemming vereist.
De inzage van de medische dossiers door de leden van de Commissies van Toezicht en/of door een arts,
lid van de Commissie, geeft aanleiding tot discussie. De Nationale Raad van de Orde van geneesheren
bracht op 22 september 2007 hierover een advies uit. Dit advies werd bevestigd in een advies van 20
september 2008113.
Volgens de Nationale Raad wordt door de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de
patiënt geen recht op inzage, laat staan recht op afschrift, van patiëntendossiers toegekend aan de
leden van de Commissie van Toezicht. De arts, lid van de Commissie van Toezicht, kan evenmin
optreden in de hoedanigheid van vertrouwenspersoon (arts van buiten de gevangenis) van de
gedetineerde en aldus een afschrift van een patiëntendossier verkrijgen zoals bepaald in de Basiswet
gevangeniswezen114.
Volgens de Nationale Raad biedt noch de wet betreffende de rechten van de patiënt, noch de Basiswet
gevangeniswezen dus een wettelijke uitzondering die de arts verplichten afstand te doen van zijn
beroepsgeheim ten aanzien van de leden van de Commissie van Toezicht.
Ook op deontologische vlak zijn er geen afwijkingen op de regels voorzien. De toepassing van het
zogenaamde “gedeeld beroepsgeheim” is niet mogelijk ten aanzien van een arts, lid van de Commissie
van Toezicht, omdat die arts niet betrokken is bij de diagnostische en therapeutische opdracht van de
behandelende gevangenisarts.
Toch kan de gevangenisarts medische inlichtingen overmaken aan een arts, lid van de Commissie van
Toezicht, (ook zonder toestemming van de patiënt) indien het voor hem het enig middel is om zich te
verdedigen tegen een verdenking of betichting van fout.
In uitzonderlijke omstandigheden kan de gevangenisarts van oordeel zijn dat de ernst en de
consequenties van vernomen feiten een noodtoestand vormen115 die hem toelaat af te zien van het
beroepsgeheim ten voordele van principes van hoger belang.
De adviezen van de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren roepen vragen op. Aangezien de
Commissies van Toezicht zijn ingesteld als maatschappelijke controle op de goede gang van zaken in de
gevangenis, zou een weigering tot meedelen van gegevens die gedekt zijn door het medisch geheim,
tegen de belangen van de patiënt kunnen ingaan. Met instemming van de patiënt zou, indien nodig,
inzage kunnen gegeven worden van de relevante stukken van het patiëntendossier. Voorwaarden
zouden zijn dat de vraag tot inzage binnen de opdracht van de Commissie van Toezicht valt: “toezicht
houden op alles wat betrekking heeft op de bejegening van de gedetineerde en op de naleving van de
voorschriften ter zake”116 en dat de arts van de Commissie van Toezicht zich houdt aan de
deontologische regels voor deskundigen117.
Deze stelling is niet conform met de adviezen van de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren.
Het is dan ook aangewezen dat de Penitentiaire Gezondheidsraad zich buigt over deze materie. Indien
de Raad zich kan vinden in deze stelling is een nieuwe vraag om advies van de Nationale Raad van de
Orde van Geneesheren nodig om deontologische problemen te vermijden.
113
Advies 20-09-2008 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be - Adviezen
art.92 §7 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
115
Zie ook supra: 3.3.1.1. De zorgverlener mag”spreken”
116
art.138ter van het KB van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen
117
art.119 tot 130 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
114
40
4. GENEESKUNDIGE VERZORGING DOOR DE ZORGVERLENERS
In artikel 2 2° van de Wet betreffende de rechten van de patiënt (2002) wordt gezondheidszorg
omschreven als: diensten verstrekt door een beroepsbeoefenaar met het oog op het bevorderen,
vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de gezondheidstoestand van een patiënt of om de
patiënt bij het sterven te begeleiden.
In artikel 87 1° van de Basiswet gevangeniswezen (2005) wordt de geneeskundige verzorging in de
gevangenissen omschreven als: de diensten verstrekt door de zorgverleners met het oog op het
bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de lichamelijke en geestelijke
gezondheidstoestand van de patiënt.
De twee definities zijn gelijklopend maar verschillen ook op meerdere plaatsen:
- “beroepsbeoefenaars” in de Wet betreffende de rechten van de patiënt is in de Basiswet
gevangeniswezen uitgebreid tot “zorgverleners”, d.w.z. beroepsbeoefenaars en psychologen118:
- door invoegen in de Basiswet gevangeniswezen van “lichamelijke en geestelijke”
gezondheidstoestand onderlijnde de wetgever dat ook de geestelijke aspecten van de
gezondheidstoestand belangrijk zijn voor de gedetineerde;
- in de Basiswet gevangeniswezen werd “… of om de patiënt bij het sterven te begeleiden” niet
opgenomen omdat de wetgever, conform een jarenlange traditie binnen het Belgisch
gevangeniswezen, er van uitging dat “in de regel personen die in een fase van stervensgevaar
treden in vrijheid worden gesteld om gezondheidsredenen119.” Ook internationale aanbevelingen
bekrachtigen dit uitgangspunt120. De wetgever bepaalde dan ook dat de arts van de gevangenis,
met instemming van de gedetineerde in die omstandigheden een invrijheidstelling om
gezondheidsredenen moet voorstellen121.
Begeleiden bij het sterven is dus begrepen in de definitie van de wet betreffende de rechten van de
patiënt, maar niet in de definitie van de geneeskundige verzorging in de Basiswet gevangeniswezen. Op
grond van het gelijkwaardigheidbeginsel heeft de gedetineerde er echter recht op als de
invrijheidstelling om gezondheidsredenen niet wordt toegestaan. Op grond van hetzelfde beginsel
heeft hij trouwens ook recht op euthanasie, zwangerschapsafbreking en andere medische activiteiten
geregeld door bijzondere gezondheidswetten. Hier wordt verder uitgebreid op teruggekomen bij de
toepassing voor gedetineerden van de bijzondere gezondheidswetten122.
118
art.2 18° - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
119
Parlementaire stukken Kamer Doc 51-231/002
120
The guidelines on HIV infections and AIDS in prison (WHO 1993)
- art.51 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
- art.43.3 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
- Par.70 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 50
121
art.94 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
- art.72 - Wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelde tot een vrijheidsstraf
en aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten - B.S., 17-05-2006
122
Zie infra: 4.4. Toepassing van de bijzondere gezondheidswetten
41
4.1.
DE ARTS VAN DE GEVANGENIS ALS BEHANDELENDE ARTS
De behandelende arts doet voor diagnose volgens de regels van de kunst beroep op medische
beeldvorming, klinische biologie en specialistische onderzoeken.
Hij kan geneesmiddelen, diëten, lichaamsprothesen, orthopedische en andere hulpmiddelen toepassen
of voorschrijven, evenals behandelingen en handelingen uit te voeren door zorgverleners van andere
disciplines.
Hij kan de gedetineerde voor diagnose en/of behandeling, eventueel met medische begeleiding doen
overbrengen naar een gespecialiseerde gevangenis of naar een instelling buiten de gevangenis.
Hij levert een attest af aan de bevoegde overheid wanneer hij van oordeel is dat een voorlopige
invrijheidstelling om gezondheidsredenen is aangewezen.
De arts van de gevangenis neemt zelf het initiatief om geneeskundige verzorging aan te bieden aan
binnenkomende gedetineerden, aan hongerstakers, aan gedetineerden in afzondering bij
veiligheidsmaatregel of bij tuchtsanctie, in het bijzonder bij gebruik van dwangtuigen die de
bewegingsvrijheid beperken. Deze omstandigheden zijn immers een bijzonder gevaar voor de
gezondheid van de gedetineerde.
Hij heeft bijzondere aandacht voor specifieke groepen gedetineerden zoals vrouwen, bejaarden,
personen met een handicap, middelenafhankelijke gedetineerden en psychiatrische patiënten, in
bijzonder voor deze die in medische afzondering zijn geplaatst, vooral als fixatie en/of dwangmedicatie
wordt aangewend.
4.1.1. Overbrenging naar een gespecialiseerde gevangenis of buiten de gevangenis
Wanneer een gedetineerde een medisch geïndiceerd diagnostisch onderzoek of gespecialiseerde
behandeling nodig heeft waarvoor de gevangenis niet of onvoldoende is uitgerust, wordt hij op verzoek
van de aan de gevangenis verbonden arts, in voorkomend geval na diens overleg met de vrij gekozen
arts, overgebracht, indien nodig met medische begeleiding, naar een gespecialiseerde gevangenis, naar
een ziekenhuis of naar een instelling voor gezondheidszorg123.
4.1.1.1. Overbrenging naar een gespecialiseerde gevangenis
De aan de gevangenis verbonden arts neemt contact voor afspraak, beslist over de eventueel medisch
noodzakelijke modaliteiten van vervoer en begeleiding.
Wanneer de aan de gevangenis verbonden arts een onmiddellijke overbrenging noodzakelijk acht,
neemt hij contact met de verantwoordelijke arts van de gespecialiseerde gevangenis voor het
verschaffen van objectieve informatie over de gezondheidstoestand van de patiënt en voor overleg.
De verantwoordelijke arts van de gespecialiseerde gevangenis, en hij alleen, geeft, voorafgaandelijk aan
de overbrenging, zijn akkoord.
Zonder enige inlichting van medische aard te verstrekken brengt de aan de gevangenis verbonden arts
onmiddellijk de directeur op de hoogte. Deze vraagt toelating aan de bevoegde autoriteit voor de
overbrenging.
123
art.93 §1 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
42
Wanneer het een verdachte, een beklaagde of een beschuldigde betreft brengt de directeur tevens het
bevoegde parket op de hoogte.
Wanneer het een geïnterneerde betreft neemt de directeur contact met de voorzitter van de bevoegde
Commissie ter Bescherming van de Maatschappij.
In geval van noodtoestand beslist de directeur eigenmachtig en brengt hij achteraf de Minister en
desgevallend de bevoegde overheid op de hoogte.
4.1.1.2. Overbrenging naar buiten de gevangenis
Wanneer de aan de gevangenis verbonden arts oordeelt dat een gedetineerde naar buiten de
gevangenis moet worden overgebracht, handelt hij zoals hoger vermeld met dien verstande dat hij
tevens een verwijsbrief onder gesloten omslag opmaakt ten behoeve van de arts specialist en dat hij de
directeur meedeelt dat het gaat om een ambulant onderzoek of behandeling, een daghospitalisatie of
een langere hospitalisatie.
Ook de directeur handelt zoals hoger vermeld. Het ziekenhuis of de instelling voor gezondheidszorg
wordt als een bijhuis van de gevangenis beschouwd124.
Zwangere vrouwen worden rond de zevende maand van hun zwangerschap overgebracht naar de
vrouwenafdeling van het PC Brugge. Voor de bevalling worden ze, conform de Basiswet
gevangeniswezen125, overgebracht naar het AZ St. Jan te Brugge.
De aan de gevangenis verbonden arts houdt zich op de hoogte van de gezondheidstoestand van de
gedetineerde en informeert hierover de directeur met eerbiediging van het beroepsgeheim.
De arts van de gevangenis of van de gespecialiseerde gevangenis die de behandeling na een
ziekenhuisopname op zich zal nemen moet hierover, voorafgaandelijk aan de overbrenging uit het
ziekenhuis, zijn akkoord geven. Hij doet dit na overleg met de arts van het ziekenhuis.
4.1.2. Invrijheidstelling om gezondheidsredenen
Veroordeelden
De voorlopige invrijheidstelling om gezondheidsredenen van de veroordeelde op grond van een
beslissing van de Minister van Justitie is binnen het Belgische gevangeniswezen een jarenlange praktijk
gestoeld op humane overwegingen. Internationale aanbevelingen126 bekrachtigen dit uitgangspunt,
intussen ook opgenomen in de Belgische wetgeving.
In de Basiswet Gevangeniswezen is bepaald dat: “Wanneer een behandelende arts van oordeel is dat de
geestelijke of lichamelijke gezondheid van een gedetineerde ernstig wordt geschaad door de
voortzetting van de detentie of door enigerlei daarmee verband houdende omstandigheden, meldt hij
124
art.93 §4 - idem
art.93 §2 - idem
126
The guidelines on HIV infections and AIDS in prison (WHO 1993)
- art.51 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
- art.43.3 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
- Par.70 du 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 50
125
43
dit, met instemming van de gedetineerde, aan de directeur en aan het diensthoofd van de dienst voor
gezondheidszorg bij de penitentiaire administratie127”.
Daarnaast zijn er ook de bepalingen in de wet betreffende de externe rechtspositie van de
veroordeelde die de voorlopige invrijheidstelling om gezondheidsredenen door de SURB regelen op
basis van een advies door een adviserende arts128.
Deze bepalingen in de wetgeving zijn echter nog niet in werking gesteld. Intussen is de volgende
procedure van toepassing:
De arts van de gevangenis meldt aan de directeur dat hij een medisch verslag met een voorstel tot
voorlopige invrijheidstelling om gezondheidsredenen van de veroordeelde aan de Geneesheerdiensthoofd van de Dienst GZG heeft overgemaakt. Deze onderzoekt het voorstel, de eventuele
mogelijkheden tot verdere behandeling binnen de context van de detentie, de plaats en de
omstandigheden van de verdere geneeskundige verzorging na een eventuele invrijheidstelling en
brengt hierover verslag uit bij de Dienst Detentiebeheer.
De Dienst Detentiebeheer onderzoekt, na advies van de lokale directie en PSD, de penitentiaire situatie
van de veroordeelde en de mogelijkheden tot sociale herintegratie. Het volledig dossier wordt dan voor
beslissing voorgelegd aan de Minister.
Geïnterneerden
Voor geïnterneerden beslist de Commissie ter Bescherming van de Maatschappij over overbrenging om
therapeutische redenen naar een inrichting die voldoet aan de eisen van verzorging en veiligheid of
over de voorlopige vrijstelling al dan niet op proef.
De behandelende arts maakt, na overleg met de Geneesheer-diensthoofd van de Dienst GZG, een
medisch verslag over aan de bevoegde autoriteiten.
Voorlopig gehechten
Bij de voorlopig gehechte129 beslist de Raadkamer het aanhoudingsmandaat op te heffen.
De behandelende arts maakt, na overleg met de Geneesheer-diensthoofd van de Dienst GZG, een
medisch verslag over aan de bevoegde autoriteiten.
Na de invrijheidstelling
Het bevoegde parket wordt op de hoogte gebracht van de invrijheidstelling. Het maakt periodiek aan
de bevoegde overheid een verslag over, eventueel met een medisch verslag van de wetsgeneesheer.
De voorlopige invrijheidstelling kan worden herroepen indien de gezondheidstoestand een
wederopsluiting toelaat of indien het gedrag van de zieke dit nodig maakt.
127
art.94 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
128
art.72 e.v. - Wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelde tot een
vrijheidsstraf en aan de slachtoffers toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS.,
17-05-2006
129
art.25 - Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, BS., 19-08-1990
44
4.1.3. Levensgevaar of overlijden
In geval van levensgevaar of overlijden van de gedetineerde draagt de directeur er zorg voor dat zijn
samenwonende echtgenoot, wettelijk samenwonende partner, zijn naastbestaanden, diegene die met
hem een feitelijk gezin vormt en desgevallend zijn voogd of voorlopige bewindvoerder en de door de
gedetineerde patiënt aangewezen vertegenwoordiger daarvan onmiddellijk in kennis worden gesteld.
Hij stelt hen, indien zij hierom verzoeken, in verbinding met de aan de gevangenis verbonden arts130.
4.2.
DE ZORGVERLENER IN BIJZONDERE DETENTIEOMSTANDIGHEDEN
De rode draad doorheen de Basiswet gevangeniswezen131 is het normalisatiebeginsel. Volgens dit
beginsel moet het leven tijdens de detentie zo normaal mogelijk verlopen. De detentie mag enkel het
verlies van de vrijheid van komen en gaan zonder verdere kwelling inhouden. Alle andere rechten, dus
ook het recht op gezondheidszorg, blijft de gedetineerde behouden132.
Bijzondere detentieomstandigheden zijn situaties waarbij het normalisatiebeginsel onder druk komt te
staan door de aard van de situatie:
- het binnenkomen in de gevangenis is voor veel gedetineerden een traumatiserend gebeuren, maar
ook de zorgverlener staat onder druk. Hij moet zo snel mogelijk evalueren of de gedetineerde op het
gebied van gezondheid een gevaar is voor zichzelf of voor anderen en of dringende zorg nodig is;
- gedetineerden die hun straf zullen uitzitten in hun land van herkomst worden overgebracht per
vliegtuig. Ook uitgewezen illegalen worden per vliegtuig overgebracht en vertrekken soms vanuit
een gevangenis. Het verlaten van de gevangenis is in die gevallen niet altijd vrijwillig;
- ook bij hongerstaking is het normalisatiebeginsel niet zomaar toe te passen. Ditmaal omdat de
gedetineerde vrijwillig afstand doet van een deel van zijn rechten door het voedsel te weigeren dat
de overheid verplicht is hem te geven;
- onnodig te stellen dat bij afzonderingsmaatregelen in het kader in het kader van het handhaven van
de orde en de veiligheid en bij de uitvoering van tuchtsancties (strafcel) de grenzen van het
normalisatiebeginsel worden afgetast.
Bij bijzondere detentieomstandigheden staat het normalisatiebeginsel, de rode draad doorheen de
Basiswet gevangeniswezen, onder druk door de aard van de situatie. In al deze bijzondere
omstandigheden zijn vanuit medisch standpunt enkele aspecten gemeenschappelijk:
- continuïteit van de geneeskundige zorg;
- een actief zorgaanbod door de zorgverlener;
- informatie aan de directeur, met respect voor het medisch geheim.
CONTINUÏTEIT VAN DE GENEESKUNDIGE ZORG
Alle internationale bronnen stellen dat binnenkomende gedetineerden zo spoedig mogelijk verwezen
worden naar de zorgverlening, conform daarmee zegt de Basiswet gevangeniswezen dat ze ten laatste
de dag na hun opneming gezien worden door een arts133.
130
art.95 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
131
Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden B.S., 01-02-2005
132
art.5 - idem
133
art.89 - idem
45
De arts van de gevangenis moet er voor zorgen dat de continuïteit van zorg gewaarborgd kan blijven bij
de overbrenging van gedetineerde patiënten per vliegtuig.
Tijdens een hongerstaking respecteren zorgverleners deze beslissing van de gedetineerde, zelfs de
gehele of gedeeltelijke weigering van de daaraan verbonden zorg, maar verstrekken voor het overige
de vereiste kwaliteitsvolle zorg.
Tijdens de uitvoering van afzonderingsmaatregelen, op welke grond dan ook, blijven heel wat rechten,
zoals de medische hulpverlening, gevrijwaard134.
De directeur, de uiteindelijke verantwoordelijke voor de gang van zaken, is de enige die om
veiligheidsredenen kan beslissen de continuïteit van de geneeskundige zorg in te perken. In geen geval
mag de inperking een bijkomende bestraffing zijn.
ZORGAANBOD VAN DE ZORGVERLENER AAN DE GEDETINEERDE
Zowel binnenkomende gedetineerden als gedetineerden die naar het buitenland worden overgebracht,
alsook gedetineerden onder een afzonderingsmaatregel hebben recht op een gezondheidszorg die
gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije samenleving. Bovendien hebben ze recht op een
gezondheidszorg aangepast aan hun specifieke noden135.
In de Basiswet gevangeniswezen wordt een zorgaanbod door de zorgverlener niet opgelegd in
bijzondere detentieomstandigheden. Het gevaar voor de gezondheid van de gedetineerde is in veel
gevallen echter zo groot dat, niettegenstaande de mogelijkheid voor de gedetineerde steeds een
beroep te doen op de medische hulpverlening, de zorgverlener niet passief de vraag op medische hulp
van de gedetineerde afwacht, maar zelf een zorgaanbod doet.
Vanuit medisch standpunt zijn bijzondere detentieomstandigheden dus te beschouwen als een voor
zijn gezondheid van de gedetineerde gevaarlijke situatie. Hij moet de gedetineerde dus regelmatig zien
en eventueel onderzoeken136. Het is immers de deontologische en wettelijke plicht van een
zorgverlener om ”in alle omstandigheden” te waken over de gezondheid van zijn patiënt 137 en in te
staan voor een kwaliteitsvolle dienstverlening138.
INFORMATIE AAN DE DIRECTEUR MET RESPECT VOOR HET MEDISCH GEHEIM
Tijdens bijzondere detentieomstandigheden of door deze omstandigheden op zich, kan een
zorgverlener vaststellen dat de continuïteit van zorg of de gezondheid van de gedetineerde zelf in het
gedrang is. De zorgverlener die zelf, noch in de beslissing tot die bijzondere detentieomstandigheden,
134
art.113 §2 7° en art.136 8°- idem
- art.66 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
- Par.42 - 12e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 13
135
Zie ook supra: 1.1. Universele beginselen - Het gelijkwaardigheidbeginsel; zie ook supra: 1.3.1. Rechten van
de gedetineerde patiënt op het gebied van gezondheidszorg
136
Par.56 - 2e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 22
137
art.3 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
138
art.5 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
46
noch in de uitvoering ervan kan en mag tussenkomen moet, met instemming van de gedetineerde, de
directeur verwittigen als de gezondheid van de gedetineerde in gevaar is. De directeur is
verantwoordelijk voor de uitvoering van de detentie en de aanpassing van de modaliteiten daarvan.
De zorgverlener moet enerzijds hem de nodige en nuttige informatie verschaffen om maatregelen te
nemen in het belang van de gezondheid van de gedetineerde maar moet anderzijds de
vertrouwensrelatie met de gedetineerde bewaren door het medisch geheim respecteren. Mededelen
van nodige en nuttige informatie betekent niet dat het medisch geheim mag geschonden worden. Het
volstaat te melden dat inname van geneesmiddelen nodig is gedurende enkele dagen, de
verpleegdienst om de drie dagen een verband moet vernieuwen, een raadpleging in een extern
ziekenhuis is gepland op een bepaalde dag…
Wanneer de gedetineerde zijn instemming niet wil geven kan de arts zich geplaatst zien voor een
noodtoestand139 en alsnog in geweten oordelen mededeling te moeten doen aan de directeur zonder
instemming van de gedetineerde. Een noodtoestand kan zich bijvoorbeeld voordoen als de
gedetineerde geen instemming geeft om aan de directeur te melden dat hij medicatie moet nemen om
ernstige gezondheidsproblemen te voorkomen. De zorgverlener verwittigt de behandelende arts. Het is
de behandelende arts, en hij alleen, die oordeelt over de noodzaak van het verstrekken van de
vertrouwelijke informatie en over de aard ervan. De arts moet hierbij afwegen of het doorbreken van
het beroepsgeheim zijn vertrouwensrelatie met de gedetineerde zou kunnen schaden of andere
gedetineerden zou kunnen weerhouden hem te raadplegen.
In geen geval kan gevraagd of opgelegd worden aan de behandelende arts van de gedetineerde een
“medisch attest van geschiktheid” af te leveren voor het aanvangen of het verlengen van een
bijzondere detentieomstandigheid. Zeker binnen de muren van een gevangenis, waar zowel de
zorgverlener als de patiënt rekening moet houden met de eisen van een derde partner (administratie,
gerechtelijke overheden) die de gewone relatie arts-patiënt doorkruist140, is hij immers niet gehouden
tot enige handeling die de noodzakelijke vertrouwensrelatie arts-patiënt in het gedrang brengt141.
Het spreekt vanzelf dat de algemeen geldende regels van toepassing blijven. Wanneer de
behandelende arts dus van oordeel is dat de geestelijke en lichamelijke gezondheid van een
gedetineerde ernstig wordt geschaad door de voortzetting van de detentie of door enigerlei daarmee
verband houdende omstandigheid moet hij dit, met instemming van de gedetineerde, melden aan de
directeur en aan de Geneesheer-diensthoofd van de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen142.
139
Zie ook supra: 3.3.1.1. De zorgverlener mag”spreken”
Memorie van toelichting bij art.23 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en
organisatorische aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations
prisonsandprobation - Rec R(98) 7
141
art.96 §2 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
- Par.73 - 3e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 51
- Par.62 - 21e Rapport général du CPT - idem, p. 40
142
art.94 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
- art.43.3 en 45 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
140
47
4.2.1. De binnenkomende gedetineerde
Volgens de WHO-Europe143 moet de zorgverlener vooral trachten te evalueren of de gedetineerde,
zelfs als deze weinig meewerkt, op het gebied van gezondheid een gevaar is voor zichzelf of voor
anderen. Hij kan immers lijden aan ziekten die een continuïteit in de behandeling vereisen (diabetes,
epilepsie, ...). Soms verliep de arrestatie niet zonder geweld, anderen hebben zelfmoordneigingen. Heel
wat binnenkomende gedetineerden zijn onder invloed van drugs of hebben abstinentieverschijnselen.
Mogelijk lijden ze aan besmettelijke ziekten of zijn ze gewelddadig144. In sommige gevallen moet de
directeur zo spoedig mogelijk informatie krijgen om de nodige maatregelen te treffen.
In het kader van de continuïteit van zorg is het dus belangrijk dat ze ten laatste de dag na hun
opneming bij een arts gebracht worden145. Bij deze kennismaking biedt de arts zorg aan. In arresthuizen
wordt bijgevolg dagelijks een raadpleging gehouden, dagen van het weekeinde en feestdagen
inbegrepen.
De Basiswet gevangeniswezen voorziet zelfs een adviseren arts met een opdracht van medische
expertise die dwingend aan de gedetineerde kan opgelegd worden om duidelijkheid te scheppen over
de diens gezondheidstoestand en de negatieve invloed daarvan op de toestand van anderen of op de
gezondheid in de gevangenis146. Tot op heden zijn echter nog geen adviserende artsen geworven147.
Zowel voor de Raad van Europa148 als voor het CPT149 kan een binnenkomende gedetineerde eerst
gezien worden door een verpleegkundige en enkel als het nodig is onderzocht worden door een arts. In
sommige landen, zoals in Nederland, gebeurt dit trouwens door opgeleide verpleegkundigen 150.
Ook in ons land is deze procedure te overwegen om een meer efficiënte en meer economische werking
van de diensten voor gezondheidszorg te realiseren. Vooral in de grote arresthuizen is het een illusie te
verwachten dat de arts van de gevangenis een volledig medische evaluatie maakt van elke
binnenkomende gedetineerde. Een dergelijke opdracht is het terrein van adviserende artsen en
bovendien zijn veel gedetineerden wantrouwig tegenover een arts die ze niet kennen en met wie ze
dus nog geen vertrouwensrelatie hebben.
4.2.2. Overbrenging per vliegtuig - Fit to fly
De meeste uitgewezen illegalen worden vanuit de gesloten centra voor illegalen (FOD Binnenlandse
Zaken) per vliegtuig overgebracht naar hun land van herkomst maar sommigen vertrekken vanuit een
gevangenis. Buitenlandse gedetineerden kunnen op grond van verdragen die gesloten zijn met hun
land van herkomst, hun straf uitzitten in hun thuisland. Ook deze categorie wordt overgebracht per
vliegtuig.
143
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Primary health care in prisons - A. Fraser, p. 24, 25
144
art.1 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
145
art.89 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
146
art.100 §1 1° - idem
147
Zie infra: 4.2.4.2. Ontbreken van adviserende artsen
148
art.42.1 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
149
Par.33 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 43
150
Zie ook infra: 4.2.4.4. Tussenkomsten van de behandelende arts
48
De Federale Politie die instaat voor de overbrenging vraagt om, ten vroegste 48 uur voor het voorziene
vertrek, door een arts een formulier “Geschikt om te vliegen” te laten invullen, het zgn. Fit to fly. Op dit
formulier vermeldt de arts welke medicamenten mogen en moeten ingenomen worden en door middel
van het cijfer 1 tot 4 geeft hij een indicatie over het besmettingsgevaar voor anderen. Bovendien vraagt
de overheid een medisch attest waarbij bevestigd wordt dat de nodige zorg kan verstrekt worden in
het land van bestemming.
De artsen van de gesloten centra voor illegalen en van de gevangenissen worden gevraagd het
formulier en het medisch attest in te vullen. Zij zijn immers ter beschikking en worden verondersteld als
behandelend arts de patiënten goed te kennen.
De behandelende arts in de gevangenis kan onmogelijk ingaan op de vraag om een formulier “Geschikt
om te vliegen”, het zgn. Fit to fly in te vullen en om een medisch attest op te maken waarbij bevestigd
wordt dat de nodige zorg kan verstrekt worden in het land van bestemming. Het beantwoorden van
beide vragen, een geschiktheidattest en een attest dat kennis van de inhoud en de kwaliteit van de
geneeskundige verzorging in een ver land vereist, zijn ongetwijfeld en zonder meer opdrachten voor
adviserende artsen. Bovendien betreft het personen aan wie de maatregel tot overbrenging wordt
opgelegd en van wie de vrijwillige instemming twijfelachtig tot duidelijk negatief is.
Sommige illegalen zijn nauwelijks enkele dagen in de gevangenis opgenomen en in andere gevallen
heeft de behandelende arts van de gevangenis de vereiste medewerking van de patiënt niet om
kwaliteitsvol te werken151. De kennis van de gezondheidstoestand van de patiënt is dus soms summier.
Bovendien mag de behandelende arts, om te voorkomen dat zijn professionele onafhankelijkheid en
dus zijn vertrouwensrelatie met de patiënt in het gedrang worden gebracht, niet betrokken worden in
opgelegde maatregelen en is de functie van zorgverlener in de gevangenis onverenigbaar met een
opdracht als expert152. Dit blijkt niet alleen uit de Basiswet gevangeniswezen153, maar ook uit de
Europese Aanbevelingen154, de Normen van het CPT155 en de Code van de geneeskundige
Plichtenleer156. Meer specifiek voor de gevangenissen verstrekte ook en de World Health Organisation Europe157 en de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren158 adviezen over deze materie.
151
art.4 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
152
Zie supra: 3.1. De professionele onafhankelijkheid van de zorgverleners
- Zie supra: 3.2. De onverenigbaarheid van zorg en expertise
153
art.96 §3 en 100 §3 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van
de gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
154
art.72 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
155
Par.74 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 51
156
art.120 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
157
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Prison - specific ethical and clinical problems - J-P Restellini, p. 33
158
Adviezen 30-10-1999 en 11-12-2010 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be Adviezen
49
Een vertrouwensrelatie arts-patiënt opbouwen en dus kwaliteitsvolle gezondheidszorg verzekeren is
trouwens onmogelijk als de patiënt leeft met de wetenschap dat zijn behandelende arts mee beslist
over gedwongen vertrek. Bedreigingen, wantrouwen, gebrek aan medewerking, simulatie en aggravatie
van ziektebeelden van de kant van de patiënt zijn met zekerheid te verwachten. Om dit te voorkomen
stelde de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren in een advies over het convenant tussen artsen
en de Minister van Binnenlandse Zaken159 nogmaals de onverenigbaarheid van de functie van
behandelend arts en een opdracht als expert. Bovendien stelde de Nationale Raad in hetzelfde advies
dat het formulier “Geschikt om te vliegen” informatie bevat die verband houdt met de
gezondheidstoestand van de betrokkene en dus moet bezorgd worden aan de arts van de Federale
Politie.
Op het terrein blijkt echter dat de artsen van de Federale Politie ontbreken. Hun ontbreken betekent
echter niet dat de behandelende arts van de gevangenis hun opdrachten als deskundige mag
overnemen, maar betekent evenmin dat de behandelende arts van de gevangenis geen rol te spelen
heeft in de overbrenging per vliegtuig. Hij weet dat “het kussentje van Samira” niet meer is toegelaten.
Maar hij moet ook weten dat de overbrengingen met geweld kunnen gepaard gaan en dus een
bedreiging zijn voor de gezondheid van zijn patiënt. Dit blijkt trouwens uit het uitgebreide document
van het CPT over de materie160.
De overbrenging per vliegtuig moet dus beschouwd worden als een bijzondere detentieomstandigheid
waarbij de gezondheid van de gedetineerde in gevaar is. De behandelende arts moet er alles aan doen
de continuïteit te verzekeren en doet zelf een zorgaanbod aan de gedetineerde. Deze heeft het recht
dit aanbod geheel of gedeeltelijk te weigeren. Met instemming van de gedetineerde zal de
behandelende aan de directeur de nodige en nuttige informatie geven om deze toe te laten de nodige
maatregelen te nemen.
Het komt de directeur toe om, zodra de gedetineerde de gevangenis verlaat aan de verantwoordelijke
van de verdere uitvoering van de overbrenging de informatie in zijn bezit over te maken. Deze beslist
dan over de verdere uitvoering.
De arts van de gevangenis ontbiedt de gedetineerde die in aanmerking komt voor een overbrenging per
vliegtuig in zijn kabinet zodat de vertrouwelijkheid is verzekerd en zodat hij kan uitleggen dat:
- de al dan niet gedwongen overbrenging per vliegtuig, het zgn. Fit to fly en de mogelijke zorg in
het land van bestemming het terrein zijn van enerzijds van de overheid (en de artsen deskundig
in de materie, als ze er zijn) en anderzijds van de gedetineerde en zijn raadgevers. De
behandelende arts van de gevangenis neemt geen standpunt in. Hij blijft neutraal en vermijdt
zorgvuldig zelfs een schijn van partijdigheid. Zijn optreden blijft beperkt tot de geneeskundige
verzorging zoals bepaald in de Basiswet gevangeniswezen161;
- de behandelende arts van de gevangenis geen opdracht heeft als expert en dus geen formulier
“Geschikt om te vliegen” zal invullen;
- indien hij een absolute medische tegenindicatie om te vliegen vaststelt hij echter wel een attest
“Ongeschikt om (tijdelijk) te vliegen” zal afleveren. Om discussie en willekeur te vermijden zou
159
Advies 27-03-2010 - idem
Par.27 tot 45 - 13° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E
(2002) 1 - Rev. 2011, p. 84 tot 90
161
art.87 1° - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
160
50
-
-
de behandelende arts van de gevangenis moeten beschikken over een lijst tegenindicaties,
opgesteld door artsen experten;
met instemming van de gedetineerde, aan de directeur de nodige en nuttige informatie zal
gemeld worden om de continuïteit van zorg te verzekeren tijdens de overbrenging per vliegtuig.
met instemming van de gedetineerde aan de eventueel aangestelde expert de nodige en nuttige
informatie zal overgemaakt worden om deze toe te laten zijn deskundige verrichtingen uit te
voeren;
de patiënt steeds het advies van een vrij gekozen arts kan vragen162;
de patiënt contact kan opnemen met een vertrouwenspersoon. Deze staat de patiënt bij in de
uitoefening van zijn rechten163. Voor de gedetineerde patiënt is de rol van vertrouwenspersoon
beperkt tot een arts van buiten, een advocaat of een tot de gevangenis toegelaten
vertegenwoordiger van zijn godsdienst of levensbeschouwing164.
Wanneer de gedetineerde zijn toestemming niet wil geven kan de arts zich geplaatst zien voor een
noodtoestand165 en alsnog in geweten oordelen mededeling te moeten doen aan de directeur zonder
toestemming van de gedetineerde166. Dit kan het geval zijn als de gedetineerde geen toestemming
geeft om te melden dat hij geneesmiddelen moet nemen om te voorkomen dat zijn eigen integriteit
(bijv. Epilepsie) of de integriteit van anderen in gevaar komt (bijv. hypoglycemie gepaard met
agressieve neigingen).
4.2.3. De gedetineerde in hongerstaking
Hongerstaking door een gedetineerde is een hem toegelaten middel van protest tegen
overheidsbeslissingen. De gedetineerde uit dit protest door een tegen zich zelf gerichte agressie, in het
bijzonder door het geheel of gedeeltelijk weigeren van voedsel en drank of één van beiden.
Door een dergelijke actie plaatst de gedetineerde de plicht van de overheid te waken over de fysieke en
psychische integriteit van de gedetineerden167 tegenover de plicht van diezelfde overheid het
zelfbeschikkingsrecht over het eigen lichaam te respecteren168.
Het is een conflict tussen twee partijen, de overheid en de gedetineerde, die elk hun standpunt
verdedigen en dus niet neutraal zijn.
Het is aan de directeur om nota te nemen van de redenen van de hongerstaking en van de gestelde
eisen. Hij zoekt ook naar oplossingen van de conflictsituatie zonder ongeoorloofde druk op de
gedetineerde uit te oefenen, zoals ontzeggen van het recht op kantine 169. Intussen waarschuwt de
directeur wel de arts van de gevangenis, zodat de zorgverleners hun opdracht kunnen vervullen.
162
art.91 §1 - idem
art.7 §2 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
164
art.92 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
165
Zie supra: 3.3.1.1. De zorgverlener mag”spreken”
166
Zie supra: 4.2. Informatie aan de directeur met respect voor het medisch geheim
167
art.3 en 8 - Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens - EVRM (Raad van Europa, 1950, goedgekeurd bij
wet van 13 mei 1955, B.S., 19-08-55) - www.conventions.coe.int - Complete list: 005
- art.7, 9, 10 - Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten - IVBPR (1966, goedgekeurd bij
wet van 15 mei 1981, B.S., 06-07-1983)
168
art. 22 - Grondwet
169
art.47 - idem
163
51
De zorgverlener neemt geen standpunt in. Hij blijft neutraal en vermijdt zorgvuldig zelfs de schijn van
partijdigheid. Zijn optreden blijft beperkt tot de geneeskundige verzorging zoals bepaald in de Basiswet
gevangeniswezen170 en hij moet er over waken het conflict niet te laten “medicaliseren” door de
overheid of de gedetineerde zelf, die in sommige gevallen op deze manier hun eigen
verantwoordelijkheid als partij trachten af te schuiven.
De World Medical Association171, de Raad van Europa172 en de World Health Organisation - Europe173
hebben standpunten ingenomen over de houding van de zorgverlener in de gevangenis. Uitgangspunt
is dat de arts de gedetineerde behandelt met respect voor zijn menselijke waardigheid, zijn
persoonlijke levenssfeer, zijn recht op informatie en zijn zelfbeschikkingsrecht.
Het recht op geïnformeerde toestemming en zelfbeschikking wordt ook omschreven in het Verdrag
inzake de Rechten van de Mens en de Biogeneeskunde174 en de Wet betreffende de rechten van de
patiënt175.
Dit recht is conform de Code176 en het advies177 van de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren.
In ieder geval moet de zorgverlener in vertrouwelijke omstandigheden contact blijven houden met de
hongerstaker, zijn vertrouwen trachten te winnen, hem zo objectief mogelijk informeren over de
evolutie van zijn gezondheidstoestand en de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en er naar
streven deze schadelijke gevolgen te beperken.
De zorgverlener komt niet tussen zonder de instemming van de gedetineerde, die zoals iedere patiënt
het recht heeft om bepaalde onderzoeken en/of behandelingen te weigeren.
De juiste tussenkomst op het juiste moment kan een belangrijke impact hebben op het psychologisch
vlak. Sommige hongerstakers vrezen blijvende schadelijke gevolgen aan hun gezondheid en willen in
geen geval doodgaan. Op een “vastberaden” manier voedingssupplementen voorschrijven geeft de
hongerstaker de gelegenheid om zonder gezichtsverlies het “bevel” van de arts op te volgen. De
overbrenging naar een andere site of een hospitalisatie kan ook zo een kantelmoment zijn in de actie
van de hongerstaker. Als het juiste moment gekozen wordt is dit een uitweg voor de hongerstaker, als
het moment slecht gekozen is kan het verharden van de actie het gevolg zijn.
170
art.87 1° - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
171
www.WMA Declaration of Malta (1991, herzien in 1992 en 2006)
172
art.60, 61, 62 en 63 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische
aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec
R(98) 7
173
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Prison - specific ethical and clinical problems - J-P Restellini, p. 38-40
174
art.5 en 9 - Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de Biogeneeskunde (Raad van Europa 1997, niet
geratificeerd door België) - www.conventions.coe.int - Complete list: 164
175
art.8 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
176
art.29 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
177
Advies 12-05-2007 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be - Adviezen
52
Het moet in ieder geval duidelijk zijn dat de patiënt wilsbekwaam is en blijft (een tweede advies van
een psychiater kan nuttig of nodig zijn) en dat hij handelt uit vrije wil (zonder druk van andere
gedetineerden, familie, politieke of religieuze medestanders).
Het toedienen van voedsel onder dwang gebeurt in principe niet bij een wilsbekwame hongerstaker uit
respect voor zijn zelfbeschikkingsrecht. In noodgevallen, bij spoed en bij wilsonbekwame patiënten is
dezelfde procedure van toepassing als bij behandeling onder dwang178. Ook hier gebeurt de evaluatie,
de verantwoording en beslissing door de behandelende arts in alle professionele onafhankelijkheid en
op basis van medische criteria.
De arts van de gevangenis die het zelfbeschikkingsrecht van zijn patiënt niet respecteert pleegt een
inbreuk op rechten van de patiënt en stelt zich bloot aan strafrechtelijke vervolging wegens slagen en
verwondingen179. Indien hij zou overgaan tot voeding onder dwang tegen de uitdrukkelijke wil van de
gedetineerde riskeert de Staat een veroordeling door het Europees Hof van de Rechten van de Mens
wegens foltering en onmenselijke of vernederende behandeling en wegens schending van het recht op
privéleven180 .
Vooral hongerstakingen met politieke of religieuze achtergronden kunnen heel wat emoties losweken.
De persoon die in deze actie het dichtst bij de hongerstaker staat, de arts van de gevangenis, krijgt dan
nog al eens beschuldigingen over zich heen vanwege de betrokkene, zijn familie of medestanders en de
overheid: enerzijds gebrek aan zorg, schuldig verzuim, weigeren van hulp aan personen in nood, slagen
en verwondingen wegens vermeende fouten in de behandeling of niet respecteren van de
zelfbeschikking van de patiënt…. anderzijds gebrek aan loyaliteit met de overheid of zoals een arts na
een lange en uitputtende hongerstaking vaststelde: “mijn inzet voor mijn patiënt, dus mijn
deontologische plicht doen, wordt mij kwalijk genomen”.
Onnodig te stellen dat in deze omstandigheden zorgverleners professioneel onafhankelijk moeten
kunnen handelen zonder druk van de partijen en dat zij zonder uitstel alle nodige ondersteuning
moeten krijgen, niet alleen op het juridische, ethische en deontologische vlak, maar ook op het
medische vanuit de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen.
Op medisch vlak evolueert hongerstaking zeer verschillend181. Uiteraard lopen hongerstakers met
ernstige aandoeningen, zoals diabetes of hartproblemen, vlugger risico op grotere complicaties. Een
persoon met overgewicht zal zonder veel problemen heel wat kilo’s afvallen. Toch moet bij een verlies
van meer dan 10% van het lichaamsgewicht de medische waakzaamheid vergroten.
Sommigen kiezen voor honger- en dorststaking. Afhankelijk van temperatuur en vochtigheidsgraad,
alsook van de activiteiten van het individu, kan dit al na 4 dagen leiden naar fatale stoornissen van het
hartritme.
De beginfase van een hongerstaking gaat gepaard met maagkrampen en een hongergevoel. Nadien
treedt orthostatisme en bradycardie op, evenals een daling van de lichaamstemperatuur en
concentratiestoornissen. Na een maand krijgt de patiënt spijsverteringsklachten door bloedingen. Hij
wordt apathisch en psychisch labiel. Op het einde is hij verward en gaat in coma.
Een fatale afloop van een hongerstaking treedt soms pas op na twee maand, maar na de eerste maand
kunnen al onomkeerbare neurologische afwijkingen, zoals polyneuritis, optreden wegens
178
Zie infra: 4.3.4.4. Procedure behandeling onder dwang
art.398e.v. Strafwetboek
180
art.3 en 8 - Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens - EVRM (Raad van Europa, 1950, goedgekeurd bij
wet van 13 mei 1955, B.S., 19-08-55) - www.conventions.coe.int - Complete list: 005
181
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Prison - specific ethical and clinical problems - J-P Restellini, p. 38-40
179
53
vitaminetekort. Ook onomkeerbare nierschade en (fatale) cardiovasculaire accidenten door stoornissen
in de elektrolytenbalans zijn mogelijk.
Sommige hongerstakers trachten hun actie maandenlang te rekken door drinken van suikerwater en
door inname van voedingssupplementen (vitaminen en mineralen). Dit belet niet dat plotse dood door
hartstilstand of neurologische complicaties, zoals mentale verwardheid en evenwichtsstoornissen
(Syndroom van Wernicke), kunnen optreden.
Opnieuw innemen van voedsel na hongerstaking gebeurt omzichtig. Het refeeding syndrome wordt
veroorzaakt door een te snelle toevoer van elektrolyten. Zeker na een langdurige hongerstaking is
opname in een Medisch Centrum van de gevangenissen of in een ziekenhuis aangewezen.
Het begin van een hongerstaking is dus zeker niet te beschouwen als een medische urgentie. Toch mag
niet uit het oog verloren worden dat de patiënt om een of andere reden zijn actie plots kan
verscherpen en overgaat tot een dorststaking. In enkele dagen kan de situatie dan een ernstige
wending nemen.
Vanuit medisch standpunt is hongerstaking dus te beschouwen als een voor de gezondheid van de
gedetineerde gevaarlijke situatie. De arts van de gevangenis moet de gedetineerde dus regelmatig zien
en eventueel onderzoeken182. De gedetineerde krijgt een uitnodiging om naar het dokterskabinet te
gaan, tenzij de behandelende arts beslist hem een bezoek te brengen op cel. De directeur krijgt, met
respect voor het medisch geheim, de nodige en nuttige informatie.
In ieder geval moet de hongerstaker binnen de drie dagen een eerste contact hebben met de
behandelende arts, die volgende informatie geeft:
- de zorgverleners van de gevangenis erkennen het recht op hongerstaking en blijven neutraal;
- de patiënt kan op elk moment de hongerstaking stoppen;
- de mogelijke schadelijke gevolgen van hongerstaking voor de gezondheidstoestand;
- de patiënt kan steeds het advies van een vrij gekozen arts vragen183 met wie de behandelende arts
zo goed mogelijk zal samenwerken;
- de patiënt wordt aangeraden contact te nemen met zijn vertrouwenspersonen184 om hem bij te
staan in de uitoefening van zijn rechten als patiënt zolang hij wilsbekwaam is.
- (in een latere fase wordt aan de patiënt ook uitgelegd dat, van zodra hij niet meer wilsbekwaam is,
zijn rechten als patiënt zullen uitgeoefend worden door een vertegenwoordiger185.
De behandelende arts moet bij het eerste contact tevens nagaan of:
- de patiënt wilsbekwaam is (een tweede advies door een psychiater kan nuttig of nodig zijn);
- hij handelt uit vrije wil (zonder druk van andere gedetineerden, familie, politieke of religieuze
medestanders);
- geen risicofactoren op complicaties bestaan.
182
Par.56 - 2e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 22
183
art.91 §1 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
- Zie supra: 3.5.1.2. De vrij gekozen arts
184
Zie infra: 4.3.4.4. Procedure behandeling onder dwang - Bij wilsbekwaamheid
185
idem
- art.14 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
54
De behandelende arts doet ook een zorgaanbod. Indien de hongerstaker ingaat op het zorgaanbod
houdt de behandelende arts een raadpleging. Hij informeert de hongerstaker uitgebreid en zo objectief
mogelijk over schadelijke gevolgen voor zijn gezondheidstoestand.
Indien de patiënt het zorgaanbod herhaalde malen weigert186, ondertekent hij, in bijzijn van de
behandelende arts en een tweede zorgverlener, een gedateerde verklaring waarin staat beschreven
welke behandeling hij na informatie weigert. Bij weigering van de patiënt om een dergelijke verklaring
te ondertekenen maken de behandelende arts en een tweede zorgverlener een verklaring op.
Na weigering krijgt de patiënt van de behandelende arts bijkomende informatie:
- de zorgverleners respecteren de gehele of gedeeltelijke weigering van het zorgaanbod maar
verstrekken voor het overige de vereiste kwaliteitsvolle zorg;
- de patiënt kan op elk moment de hongerstaking stoppen of terugkomen op zijn weigering;
- de patiënt kan steeds het advies van een vrij gekozen arts vragen187;
- de patiënt wordt aangeraden, nu hij nog wilsbekwaam is, contact te nemen met zijn
vertrouwenspersonen.
4.2.4. Veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties (o.a. de strafcel)
Een gevangenis kan niet behoorlijk functioneren zonder dat de directeur over de mogelijkheid beschikt
om controle- en veiligheidsmaatregelen te nemen en een tuchtregime op te leggen. Het is een
gevoelige materie die dan ook uitgebreid aan bod komt in de Basiswet gevangeniswezen 188.
4.2.4.1. Definities en omschrijvingen uit de Basiswet gevangeniswezen
Het handhaven van orde (= opleggen van gedragsregels) en veiligheid (= vrijwaren van de integriteit
van personen en goederen in de gevangenis en beschermen van de samenleving door middel van een
verzekerde bewaring van gedetineerden en door voorkomen van misdrijven vanuit de gevangenis)189
impliceert een dynamische wisselwerking tussen het gevangenispersoneel en de gedetineerden
enerzijds, en een evenwicht tussen de technische middelen die worden ingezet en een constructief
detentieregime anderzijds190.
De gedetineerde heeft tot plicht er zorg voor te dragen dat hij door zijn gedrag ten opzichte van het
personeel, medegedetineerden en andere personen de orde en de veiligheid niet in gevaar brengt of
verstoort. Hij moet de voorschriften van het huishoudelijk reglement eerbiedigen en de bevelen of
instructies van het personeel opvolgen191.
De aan de gedetineerde opgelegde plichten en beperkingen van rechten moeten, zowel door hun aard
als door hun duur, in verhouding staan tot de doelstellingen192.
186
art.8 - idem
art.91 §1 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
188
art.105 tot 146 - idem
189
art.2 7° tot 10°- idem
190
art.105 §1 - idem
191
art.106 - idem
192
art.105 §1 - idem
- Par. 55 - 21° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 33 - 34
187
55
De directeur en het onder zijn leiding en gezag staand personeel dragen de verantwoordelijkheid voor
de handhaving van orde en veiligheid193.
Controlemaatregelen: door de directeur gemandateerde leden van het bewakingspersoneel kunnen, als
dit in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid noodzakelijk is, controlemaatregelen
uitvoeren: onderzoek aan de kledij, fouillering op het lichaam en doorzoeken van de verblijfsruimte van
de gedetineerde194.
Bijzondere veiligheidsmaatregelen: de directeur kan bijzondere veiligheidsmaatregelen opleggen
gaande van het ontnemen van voorwerpen, uitsluiting van activiteiten tot afzonderingsmaatregelen in
een toegewezen verblijfsruimte of in een beveiligde cel195. Bijzondere veiligheidsmaatregelen mogen
onder geen voorwendsel het karakter hebben van een tuchtsanctie196.
Individueel bijzonder veiligheidsregime: alleen een gedetineerde die een voortdurende bedreiging
uitmaakt voor de veiligheid en voor wie de controlemaatregelen en de bijzondere
veiligheidsmaatregelen ontoereikend zijn kan in een individueel bijzonder veiligheidsregime worden
geplaatst. De beslissing tot plaatsing gaat meestal gepaard met een afzonderingsmaatregel en wordt
genomen door de directeur-generaal op voorstel van de directeur. De beslissing geldt voor een termijn
van maximaal twee maanden die eventueel vernieuwbaar is. Het regime kan toegepast worden in de
eigen gevangenis of in een Afdeling Individueel Bijzonder Veiligheidsregime (AIBV Brugge)197.
Het tuchtregime strekt er toe de orde en de veiligheid te vrijwaren198. Het beroep op de
tuchtprocedure moet beperkt blijven tot situaties waarin de handhaving van de orde en de veiligheid
van de inrichting dit gebiedend rechtvaardigen en er geen enkel ander middel kan worden gebruikt om
dit te verzekeren199. De tuchtrechtelijke inbreuken zijn omschreven in de Basiswet gevangeniswezen200.
De gedetineerde heeft het recht zich tijdens de tuchtprocedure te laten bijstaan door een advocaat of
door een vertrouwenspersoon. Hij wordt gehoord binnen de vierentwintig uur. De directeur heeft dan
nog achtenveertig uur de tijd voor het opleggen van de tuchtsanctie.
Algemene tuchtsancties: berisping, ontzegging van het recht om in de kantine bepaalde voorwerpen
aan te schaffen (met uitzondering van toiletartikelen), afzondering in de eigen cel of opsluiting in een
strafcel201.
Bijzondere tuchtsancties: (kunnen worden opgelegd mits er een verband is met de aard of de
omstandigheden van de tuchtrechtelijke inbreuk): ontzeggen van het bezit van bepaalde voorwerpen,
van telefoon, van bezoek (achter glas), verbod van gemeenschappelijke activiteiten202.
193
art.105 §2 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
194
art.108 en 109 §1 - idem
195
art.110 tot 115 - idem
196
art.111 §1 - idem
197
art.116 tot 118 - idem
198
art.122 - idem
199
art.123 - idem
200
art.129 en 130 - idem
201
art.132 - idem
202
art.133 - idem
56
Strafcel: plaatsing in een speciaal daartoe uitgeruste cel waarin de gedetineerde alleen verblijft. De
strafcel dient te voldoen aan de eisen op het gebied van veiligheid, gezondheid en hygiëne en dient in
ieder geval voorzien te zijn van een oproepsysteem. Zwangere vrouwen of vrouwen met kleine
kinderen zijn uitgesloten van opsluiting in een strafcel203.
Meestal is de gedetineerde ontzegd van de rechten die hij verliest bij algemene en bijzondere
tuchtsancties. De directeur moet er zorg voor dragen dat de gedetineerde de maaltijden kan gebruiken
onder betamelijke omstandigheden, behoorlijke kledij en schoeisel krijgt en zijn uiterlijk en lichamelijke
hygiëne fatsoenlijk kan verzorgen, minstens één uur per dag wandeling heeft en een beroep kan doen
op psychosociale en medische hulpverlening.
Afzondering op de eigen cel: de gedetineerde blijft ontzegd van het op gemeenschappelijke activiteiten
en wandeling·.
MAATREGELEN VAN RECHTSTREEKSE DWANG
Onder gebruik van rechtstreekse dwang wordt verstaan het gebruik van fysieke dwang op personen, al
dan niet met het gebruik maken van materiële of mechanische hulpmiddelen, van dwangtuigen die de
bewegingsvrijheid beperken204 (handboeien en voetboeien) of van interventiemiddelen voor defensief
gebruik bij interventies ten aanzien van fysiek agressieve personen (wapenstok, schild, helm en
beschermkledij)205.
Het gebruik van rechtstreekse dwang is enkel toegelaten met het oog op de handhaving van de orde en
de veiligheid wanneer deze doelstellingen op geen andere wijze kunnen worden bereikt en voor de
daartoe strikt noodzakelijke tijd206.
Het gebruik van rechtstreekse dwang moet zo weinig mogelijk schadelijk zijn, redelijk en in verhouding
tot het nagestreefde doel. Alvorens tot rechtstreekse dwang over te gaan dient eerst met deze dwang
gedreigd te worden, behoudens wanneer de omstandigheden dit niet toelaten of wanneer een
voorafgaande bedreiging het gebruik van rechtstreekse dwang onwerkzaam zou maken.
De WHO-Europe aanvaardt geen inmenging van de zorgverleners bij deze maatregelen. Het CPT
onderlijnt dat het gebruik van dwangtuigen uitzonderlijk moet blijven en dat bij gebruik van dwang de
gedetineerde het recht heeft op een medisch onderzoek en behandeling in alle vertrouwelijkheid.
Dwangmiddelen mogen nooit gebruikt worden als tuchtsanctie207. Deze stelling is conform Europese
Aanbevelingen waarin ook gesteld wordt dat gebruik van dwangmiddelen enkel is toegestaan op bevel
van de directeur en als andere controlemiddelen zijn mislukt om de gedetineerde te beletten zichzelf of
derden te kwetsen of om ernstige materiële schade te veroorzaken208.
203
art.134 - idem
art.119 §3 - idem
205
MO 1810 van 19 november 2009 betreffende de dwangmiddelen en interventieuitrusting
206
art.119 §1 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
207
Par.53 en 56 - 2° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002)
1 - Rev. 2011, p. 21 - 22
208
art.60.6 en art.68 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec
R(2006) 2
204
57
4.2.4.2. Afzonderingsmaatregelen
Volgens het CPT moeten afzonderingsmaatregelen proportioneel zijn, wettelijk omschreven,
verantwoord worden, met enkel noodzakelijke beperkingen en niet discriminerend zijn209.
De afzonderingsmaatregelen kunnen bestaan uit:
- verplicht verblijf in een toegewezen verblijfsruimte d.w.z. in de eigen cel (= veiligheidsmaatregel
of tuchtsanctie);
- onderbrenging in een beveiligde cel zonder voorwerpen waarvan het gebruik gevaarlijk kan zijn
(= steeds een veiligheidsmaatregel;
- strafcel (= steeds een tuchtsanctie).
De realiteit op het terrein toont dat in vele gevangenissen geen onderscheid is te maken tussen een
beveiligde cel en een strafcel. Een strafcel wordt ook gebruikt als beveiligde cel en omgekeerd en
meestal ook als ruimte voor medische afzondering, hoewel dit van een andere orde is210.
Bij tuchtrechterlijke inbreuken wordt een tuchtprocedure opgestart, die drie dagen kan in beslag
nemen. In afwachting van het opleggen van een tuchtsanctie kan de directeur bijzondere
veiligheidsmaatregelen opleggen o.m. afzondering in een beveiligde cel. Als een plaatsing in de strafcel
de opgelegde tuchtsanctie is zou de gedetineerde moeten overgebracht worden naar een strafcel.
Aangezien in vele gevangenissen geen onderscheid is te maken tussen een beveiligde cel of een strafcel
blijft de gedetineerde in dezelfde cel. Deze verandert enkel juridisch van beveiligde cel in strafcel.
Vanuit sanitair en hygiënisch standpunt is er dus geen onderscheid tussen een beveiligde cel en een
strafcel. Ze moeten natuurlijk licht binnenlaten, verlicht, verlucht en verwarmd zijn. Gedetineerden
moeten op een betamelijke manier op ieder moment hun natuurlijke behoeften kunnen doen en de
gelegenheid krijgen te douchen. Ze kunnen moeten hun maaltijden kunnen gebruiken onder
betamelijke omstandigheden en hebben de mogelijkheid om minstens een uur per dag in de
buitenlucht te verblijven211. Bovendien moeten ze beschikken over een tafel en stoel, een bed en
beddengoed212.
ONTBREKEN VAN ADVISERENDE ARTSEN
Een basisbeginsel van de Basiswet gevangeniswezen is het voorkomen van vermijdbare
detentieschade213. De wetgever ging er ook van uit dat afzonderingsmaatregelen de geestelijke en
lichamelijke gezondheid van een gedetineerde ernstig kunnen schaden en dat de verantwoordelijken
voor de afzonderingsmaatregelen, de directeur of de directeur-generaal, niet de nodige medische
kennis hebben. Om deze reden is de tussenkomst van een adviserend arts ten behoeve van de
directeur voorzien. De Basiswet gevangeniswezen bepaalt dat bij veiligheidsmaatregelen gepaard met
verplicht verblijf in een toegewezen verblijfsruimte (= eigen cel) of in een beveiligde cel de directeur en
een adviserende arts de gedetineerde regelmatig bezoeken, zich vergewissen van zijn toestand en
209
Par.55 - 21e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 33 - 34
210
Par.54 - idem, p. 32
211
Par.58 - idem, p. 38
212
Par.60 - idem, p. 39
213
art.6 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
58
nagaan of hij geen klachten of opmerkingen te formuleren heeft214. Bij individueel bijzonder
veiligheidsregime is wekelijks215 een eenzelfde bezoek door beiden voorzien, alsook een voorafgaand
medisch advies216. Ook bij tuchtsancties is eenzelfde bezoek door beiden voorzien, wekelijks 217 bij
afzondering op de eigen cel en dagelijks218 bij opsluiting in de strafcel. De beslissing tot opsluiting in de
strafcel kan trouwens slechts genomen worden nadat een adviserend arts de gedetineerde heeft
onderzocht en aan de directeur heeft verklaard dat er geen medische redenen zijn om zich tegen de
uitvoering van de opsluiting te verzetten219.
De opdrachten van de adviserende arts worden meer nauwkeurig omschreven in de Basiswet
gevangeniswezen in het Hoofdstuk Medische en medicipsychosociale expertise220, waarvoor nog geen
uitvoeringsbesluiten zijn genomen. “Adviserende artsen voeren expertiseopdrachten uit die ondermeer
betrekking hebben op het advies over het al dan niet bestaan van medische contra-indicaties voor het
opleggen van afzonderingsmaatregelen en van dwangmiddelen.” Het feit dat het verlenen van adviezen
over medische geschiktheid voor tuchtsancties ernstige ethische bezwaren oproept, alsook de
belangrijke budgettaire implicaties maken dat het aanwerven van adviserende artsen, met opdrachten
zoals ze nu zijn beschreven, niet haalbaar is. Minstens is een wetswijziging nodig die niet alleen de
inhoud van hun opdrachten maar ook de omvang ervan wijzigt.
4.2.4.3. Opdrachten van de behandelende arts bij afzonderingsmaatregelen
Het is conform aan de deontologische plicht van een zorgverlener om ”in alle omstandigheden” te
waken over de gezondheid van zijn patiënt221 die bovendien recht heeft op kwaliteitsvolle
dienstverlening222. Dit is zeker het geval bij afzonderingsmaatregelen die per definitie een gevaar
betekenen voor het psychische en fysiek welzijn van de gedetineerde. De behandelende arts moet
instaan voor de continuïteit van zorg en actief zorg aanbieden aan de gedetineerde. Hij moet tevens,
met respect voor het medisch geheim, de directeur de nodige en nuttige informatie verstrekken om
deze toe te laten de nodige maatregelen te nemen om de negatieve gevolgen van de afzondering op de
gezondheid van de gedetineerde te voorkomen of minstens te beperken.
GEEN OPDRACHT ALS ADVISEREND ARTS
De functie van adviserend arts is onverenigbaar met een opdracht van zorgverlener in de gevangenis.
Dit is blijkt niet alleen uit de Basiswet gevangeniswezen223, maar ook uit de Europese Aanbevelingen224,
214
art.113 §2 - idem
art.118 §5 - idem
216
art.118 §2 - idem
217
art.141 - idem
218
art.137 §2 - idem
219
art.144 §6 - idem
220
art.100 en 101 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
221
art.3 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
222
art.5 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
223
art.96 §3 en 100 §3 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van
de gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
224
art.72 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
215
59
de Normen van het CPT225 en de Code van de geneeskundige Plichtenleer226. Meer specifiek voor de
gevangenissen verstrekte ook de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren227 en de World Health
Organisation - Europe228adviezen over deze materie. De afwezigheid van de adviserende arts van de
directeur betekent dus niet dat de behandelende arts van de gedetineerde de opdrachten van de
adviserende arts kan overnemen.
VERZEKEREN VAN DE CONTINUÏTEIT VAN ZORG
Tijdens de uitvoering van afzonderingsmaatregelen, op welke grond dan ook, blijven heel wat rechten,
zoals de medische hulpverlening, gevrijwaard229. De directeur moet er zorg voor dragen dat de
gedetineerde een beroep kan doen op een behandelend arts van de gevangenis of desgevallend op een
vrij gekozen arts en op de tandarts.
Voorgeschreven orale en parenterale geneesmiddelen en diëten worden verstrekt. Zelfs als daardoor
de afzonderingsmaatregel moet worden onderbroken of afgebroken moet de behandelende arts in de
infirmerie bijkomende onderzoeken (vb. EKG) kunnen verrichten of behandelingen voorschrijven (vb.
kinesitherapie). Hij moet kunnen verwijzen naar artsen specialisten, onder meer naar de psychiater
voor psychiatrische patiënten. Ook drugprogramma’s en zorgprogramma’s voor geïnterneerden (vb.
ergotherapie) moeten verder lopen. Uithalingen om medische redenen of overbrengingen naar een
medisch centrum of naar een ziekenhuis extra muros moeten mogelijk zijn.
In het kader van de continuïteit van zorg is het mogelijk dat de behandelende arts van oordeel is dat de
afzonderingsmaatregel (tijdelijk) moet beëindigd worden of dat de afzondering omwille veiligheid of
tucht moet omgezet worden in een afzondering omwille van medische redenen op basis van
psychiatrische problemen. Dit betekent overbrenging naar de medische afzonderingskamer (als deze
bestaat), maar vooral dat medische beslissingen van de behandelende arts de overhand krijgen op de
penitentiaire beslissingen230.
Het is echter de directeur, de uiteindelijke verantwoordelijke voor de afzonderingsmaatregel, die om
veiligheidsredenen kan beslissen de continuïteit van de geneeskundige zorg in te perken. In geen geval
mag de inperking een bijkomende bestraffing zijn.
225
Par.74 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 51
226
art.120 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
227
Adviezen 30-10-1999 en 11-12-2010 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be Adviezen
228
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Prison - specific ethical and clinical problems - J-P Restellini, p. 33
229
art.113 §2 7° en art.136 8°- Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de
rechtspositie van de gedetineerden - B.S., 01-02-2005
- art.66 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
- Par.42 - 12e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 13
230
Zie infra: 4.3.4.( Psychiatrische) patiënten onder dwang
60
ZORGAANBOD AAN DE GEDETINEERDE
De afwezigheid van de adviserende arts en de onverenigbaarheid van zorg en expertise betekent niet
dat de zorgverleners in het kader van veiligheid of tucht en dan voornamelijk bij
afzonderingsmaatregelen, die per definitie een bedreiging zijn voor de gezondheid van zijn patiënt,
geen rol te spelen heeft. Integendeel, zoals het Europees CPT opnieuw beklemtoonde in zijn jaarverslag
van 2011 mag medisch personeel enerzijds op geen enkel moment betrokken worden bij het
beslissingsproces tot afzondering (bijvoorbeeld door een “medisch attest van geschiktheid” te vragen),
maar moet het anderzijds veel aandacht geven aan de noden van gedetineerden in afzondering 231. Ook
gedetineerden onder een afzonderingsmaatregel hebben recht op een gezondheidszorg die
gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije samenleving. Bovendien hebben ze recht op een
gezondheidszorg aangepast aan hun specifieke noden232.
Bij afzonderingsmaatregelen, niettegenstaande de mogelijkheid voor de gedetineerde steeds een
beroep te doen op de medische hulpverlening, doet de behandelende arts zelf een zorgaanbod aan de
gedetineerde. Deze heeft het recht dit aanbod geheel of gedeeltelijk te weigeren.
INFORMATIE AAN DE DIRECTEUR MET RESPECT VOOR HET MEDISCH GEHEIM
Wanneer hij van oordeel is dat de geestelijke en lichamelijke gezondheid van een gedetineerde ernstig
wordt geschaad moet hij dit, met instemming van de gedetineerde, melden aan de directeur 233.
Bijgevolg moet hij de betrokkene in een voor zijn gezondheid gevaarlijke situatie regelmatig zien en
eventueel onderzoeken234. Hij deelt de directeur, de uiteindelijke verantwoordelijke voor de
afzonderingsmaatregel, mee dat de gedetineerde medisch ongeschikt is voor de afzonderingsmaatregel
of geeft de nodige en nuttige informatie om de continuïteit van zorg te verzekeren. Hij respecteert
hierbij het medisch geheim235. Mededelen van nodige en nuttige informatie bij
afzonderingsmaatregelen betekent niet dat het medisch geheim mag geschonden worden. Het volstaat
te melden dat inname van geneesmiddelen nodig is gedurende enkele dagen, de verpleegdienst om de
drie dagen een verband moet vernieuwen, een raadpleging in een extern ziekenhuis is gepland op een
bepaalde dag…
Wanneer de gedetineerde zijn toestemming niet wil geven kan de arts zich geplaatst zien voor een
noodtoestand236 en alsnog in geweten oordelen mededeling te moeten doen aan de directeur zonder
toestemming van de gedetineerde.
Een noodtoestand kan zich voordoen als de gedetineerde geen toestemming geeft om aan de directeur
te melden dat hij medicatie moet nemen om ernstige gezondheidsproblemen te voorkomen. Het is de
231
Par.62 en 63 - 21e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E
(2002) 1 - Rev. 2011, p 40
232
Zie ook supra: 1.1. Universele beginselen - Het gelijkwaardigheidbeginsel; zie ook supra: 1.3.1. Rechten van
de gedetineerde patiënt op het gebied van gezondheidszorg
233
art.94 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
- art.43.3 en 45 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
234
Par.56 - 2e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 22
235
KB van 08 februari 1986 tot wijziging van art.84 tot 89 en 109 van het Algemeen Reglement van de
Strafinrichtingen - B.S.,26-03-1986
236
Zie supra: 3.3.1.1. De zorgverlener mag”spreken”
61
behandelende arts, en hij alleen, die oordeelt over de noodzaak van het verstrekken van de
vertrouwelijke informatie en over de aard ervan.
4.2.4.4. Tussenkomsten van de behandelde arts
In de Basiswet gevangeniswezen wordt een zorgaanbod door de behandelende arts niet opgelegd. De
medische tussenkomst is geregeld bij Collectieve Brief 237, waarbij de arts enkel een rol te spelen heeft
in de opvolging van gedetineerde in afzondering. Dit is strenger dan de Europese Gevangenisregels
waarin niet alleen de arts, maar ook gekwalificeerde verpleegkundigen, die van hem afhangen, bij
afzonderingsmaatregelen kunnen tussenkomen238. In sommige landen, zoals in Nederland, vervullen
verpleegkundigen met de nodige opleiding deze opdrachten. Ook in ons land moet de tussenkomst van
verpleegkundigen overwogen worden. Verpleegkundigen zijn dagelijks, ook tijdens de weekends,
aanwezig in de gevangenis. Zij kunnen een zorgaanbod doen en hebben de nodige competenties om
eventueel een arts op te roepen indien zij dit nodig achten. Dit zou vermijden dat, zoals nu het geval is,
artsen tijdens het weekend zich aanbieden uitsluitend om een zorgaanbod te doen aan de
gedetineerden in afzondering om dan van sommigen te horen dat alles in orde is of dat ze elk
zorgaanbod afwijzen. Dergelijke tussenkosten zijn weinig efficiënt, tijdrovend en dus duur. Bovendien
verzwakt een opeenvolging van dergelijke gevallen de aandacht van de artsen. Zij raken gefrustreerd
door opdrachten te vervullen die van uit medisch standpunt weinig zinvol zijn. Die frustratie zal zeker
spelen in de samenwerking met huisartsenwachten, waarop, door tekort aan artsen in de eigen
wachtdienst van de gevangenis, steeds meer een beroep moet worden gedaan.
VOORAFGAANDELIJK AAN ELKE AFZONDERINGSMAATREGEL
Volgens de Basiswet gevangeniswezen moet het voorstel van de directeur tot plaatsing in een bijzonder
individueel veiligheidsregime vergezeld zijn van een medisch advies239 en kan de beslissing tot plaatsing
in de strafcel slechts genomen worden nadat een adviserend arts de gedetineerde heeft onderzocht 240.
Voorafgaandelijk aan het verplicht verblijf in een toegewezen ruimte (= eigen cel) of de overplaatsing
naar een beveiligde cel is geen tussenkomst voorzien van de adviserende arts.
Vanuit het standpunt van de zorg is elke vorm van afzondering nefast voor de gezondheid. Trouwens,
de realiteit op het terrein toont dat in vele gevangenissen geen onderscheid wordt gemaakt tussen een
beveiligde cel en een strafcel. Bijgevolg is het aangewezen dat om het even welke
afzonderingsmaatregel enkel na voorlegging aan de behandelende arts wordt uitgevoerd. Op basis van
het medisch dossier of na onderzoek van de patiënt verklaart hij de gedetineerde ongeschikt voor de
afzonderingsmaatregel of deelt hij aan de directeur de nodige en nuttige informatie mee om de
lopende behandelingen te verzekeren en/of om geplande onderzoeken en behandelingen te doen
plaatshebben. In geen geval mag hij een geschiktheidattest opmaken.
In een situatie van gevaar die geen uitstel duldt kan de directeur beslissen tot een
afzonderingsmaatregel zonder voorafgaand een voorlegging aan de behandelende arts. Hij maakt dan
dezelfde informatie over binnen een redelijke termijn.
237
Collectieve Brief 116 van 5 december 2011 betreffende de rol van de arts in de procedures met betrekking
tot de veiligheidsmaatregelen en tuchtsancties
238
art.43.2 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
- Zie supra: 4.2.1. De binnenkomende gedetineerde
239
art.118 §2 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
240
art.144 §6 - idem
62
BIJ VERPLICHT VERBLIJF IN EEN TOEGEWEZEN VERBLIJFSRUIMTE (= EIGEN CEL)
De behandelende arts brengt binnen de 3 dagen na het begin van de maatregel een bezoek aan de
gedetineerde. Tijdens het bezoek legt de behandelende arts zijn hoedanigheid uit en zorgt er voor dat
de vertrouwelijkheid van de arts-patiënt relatie wordt gerespecteerd. Respect voor de
vertrouwelijkheid van de arts-patiënt relatie betekent dat de anamnese van de gedetineerde gebeurt
buiten de gehoorsafstand van het bewakend personeel en het lichamelijk onderzoek buiten het
gezichtsveld241. Hiervan kan slechts worden afgeweken als de directeur en/of de behandelende arts
redenen van veiligheid inroepen. Ook in dat geval verloopt het gesprek arts-patiënt minstens doorheen
het doorgeefluik buiten de gehoorafstand van het bewakend personeel.
De behandelende arts doet een zorgaanbod, dat de gedetineerde geheel of gedeeltelijk kan
weigeren242. Indien hij ingaat op het aanbod houdt de behandelende arts een raadpleging. Hij
onderzoekt eventueel de patiënt naargelang de diagnostische en therapeutische noodwendigheden.
In ieder geval vergewist de behandelende arts er zich van dat de leefruimte van de gedetineerde
voldoet aan de eisen van de veiligheid, gezondheid en hygiëne.
De gedetineerde krijgt nadien minstens wekelijks een uitnodiging om naar het dokterskabinet te
komen, tenzij de behandelende arts beslist hem opnieuw een bezoek te brengen.
De behandelende arts noteert telkens de vertrouwelijke medische gegevens in het medisch dossier en
verstrekt de directeur informatie met respect voor het medisch geheim.
BIJ INDIVIDUEEL BIJZONDER VEILIGHEIDSREGIME
Bij plaatsing in een individueel bijzonder veiligheidsregime met afzonderingsmaatregelen brengt de
behandelende arts binnen de 3 dagen na het begin van de maatregel een bezoek aan de gedetineerde.
Hij volgt dezelfde procedure als bij verplicht verblijf in een toegewezen verblijfsruimte (= eigen cel).
Het bijzonder individueel veiligheidsregime dat gedurende meerdere maanden kan toegepast worden
in de eigen gevangenis of in een Afdeling Individuele Bijzondere Veiligheid (Brugge) moet, volgens het
CPT, regelmatig geëvalueerd worden door personeel met een bijzondere opleiding 243, dus experten.
Een voorstel voor een verlenging van de maatregel wordt bijgevolg om de twee maanden vergezeld van
een psycho-medisch verslag244.
De psychiater van de Psychosociale Dienst heeft de functie van deskundige in het opmaken van het
psycho-medisch verslag. Hij is dus gebonden aan de deontologische regels voor medische
deskundigen245. De behandelende arts mag hem vertrouwelijke gegevens overmaken voor zover het
objectieve gegevens betreft, in verband met de finaliteit van de opdracht van de deskundige en na
geïnformeerde toestemming van de gedetineerde246.
241
Par.51 - 3e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 47
242
art.8 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
243
Par.32 - 11e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 30
244
art.118 §7 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
245
art.119 tot 130 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
246
Zie supra: 3.5.2.1. De psychosociale Dienst (PSD)
63
BIJ AFZONDERING IN EEN BEVEILIGDE CEL OF IN EEN STRAFCEL
De realiteit op het terrein toont dat in vele gevangenissen geen onderscheid wordt gemaakt tussen een
beveiligde cel en een strafcel. Vanuit het standpunt van de zorg geldt dus dezelfde benadering.
Bij een afzonderingsmaatregel in een beveiligde cel of in een strafcel brengt de behandelende arts
binnen de 24 uur en nadien dagelijks een bezoek aan de gedetineerde, tenzij de behandelende arts om
medische redenen beslist de gedetineerde te onderzoeken in het dokterskabinet.
Bij het bezoek volgt hij dezelfde procedure als bij verplicht verblijf in een toegewezen verblijfsruimte (=
eigen cel).
In ieder geval dient een oproepsysteem voorzien te zijn247. Indien geen oproepsysteem aanwezig is of
bij defect ervan verklaart de behandelende arts de verblijfsruimte ongeschikt.
De noodzaak om door technische middelen de fysieke integriteit van de patiënt te vrijwaren moet
goedgekeurd worden door een arts248. Hij meldt de eventuele noodzaak van een camera, microfoon of
ander technisch middel.
Zwangere vrouwen zijn uitgesloten van opsluiting in een strafcel249.
Bij het bezoek aan een strafcel vult de behandelende eveneens het bezoekersregister in waarin hij ook
vermeldt dat een document met informatie aan de directeur wordt opgemaakt.
4.3.
DE GENEESKUNDIGE VERZORGING VAN SPECIFIEKE GROEPEN GEDETINEERDEN
4.3.1. Vrouwen en kleine kinderen
Zoals in de meeste Europese landen maken vrouwen ook in België nog geen 5% uit van de totale
bevolking van de gevangenissen. Ze verblijven in afdelingen van de gevangenissen van Brugge, Gent,
Antwerpen, Hasselt, Vorst, Lantin en Mons.
Internationaal is de laatste jaren een grote belangstelling waar te nemen voor de specifieke noden van
vrouwelijke gedetineerden. De WHO-Europe250 deed in 2009 een oproep om de beginselen na te leven
en de aanbevelingen uit te voeren van de “Kyiv Declaration on women’s health in prison” van de
Parliamentary Assembly of the Organisation for Security and Co-operation in Europe (OSCE PA)251. In de
Verklaring wordt onder meer gerefereerd naar publicaties en documenten van de WHO-Europe252, de
Europese Gevangenisregels253, de Aanbevelingen van de Raad van Europa254 en het CPT255.
247
art.134 §2 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
248
art.135 §1 - idem
249
art.134 §3 - idem
250
Women’s health in prison - www.euro.who.int.kyiv Kyiv Declaration on women’s health in prison (2009)
251
www.osce.org/pa/26027
252
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Special health requirements for female prisoners - J. Palmer, p. 157 en andere publicaties
253
art.34 en 36 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
254
art.8, 28, 69 tot 71 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische
aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec
R(98) 7
255
Par.21 - 10° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 98
64
Veel vrouwelijke gedetineerden komen uit de marginaliteit. Ze brachten hun jeugd door in
pleeggezinnen of jeugdtehuizen of komen uit de wereld van fysiek en seksueel misbruik, prostitutie en
drugs. Daardoor lijden ze meer nog dan mannelijke gedetineerden aan psychiatrische stoornissen en
besmettelijke ziekten zoals HIV, hepatitis en geslachtsziekten (chlamydia, gonorroe). Dit heeft ook meer
risicozwangerschappen tot gevolg.
Omdat ze opgegroeid zijn in de marginaliteit ontbreekt ook dikwijls de elementaire kennis over
seksualiteit, seksuele hygiëne, preventie, zwangerschap en de zorg en opvoeding van kleine kinderen.
Met al deze aspecten moet rekening gehouden worden bij de geneeskundige verzorging, het opzetten
van programma’s over gezondheidspromotie en preventieve gezondheidszorg gericht op vrouwen en
jonge kinderen en bij de voorbereiding van de invrijheidstelling.
De ervaring heeft geleerd dat de raadplegingen algemene geneeskunde en psychiatrie bij vrouwen een
grotere inzet van artsen en verpleegkundigen vragen. De gynaecoloog is rechtstreeks toegankelijk voor
zwangere en andere vrouwen. Gynaecologische aandoeningen worden opgespoord en preventieve
opsporing van kanker (borsten en cervix) is standaard.
Sommige binnenkomende gedetineerden zijn zwanger, anderen worden zwanger tijdens detentie
(ongestoord bezoek, penitentiair verlof, medisch begeleide voortplanting256).
Zwangerschap wordt zo spoedig mogelijk, mits toestemming van de gedetineerde, meegedeeld aan de
directeur zodat hij rekening kan houden met deze toestand:
- Zwangere vrouwen zijn uitgesloten van opsluiting in een strafcel257;
- Zwangere vrouwen die binnen de wettelijk gestelde voorwaarden om een
zwangerschapsafbreking te vragen worden overgebracht naar een instelling voor
gezondheidszorg waaraan een voorlichtingsdienst is verbonden258;
- Zwangere vrouwen worden voor bevalling overgebracht naar een ziekenhuis259. Vanaf de
zevende maand worden ze overgebracht naar de gevangenis van Brugge om te bevallen in AZ
St. Jan. Indien de bevalling zonder complicaties verloopt, keren moeder en kind wel zo spoedig
mogelijk terug naar de gevangenis, waar de nodige verpleegkundige en medische begeleiding is
voorzien.
Jonge kinderen kunnen bij hun moeder blijven tot de leeftijd van ongeveer 3 jaar. Om de moeder - kind
relatie te bevorderen houdt de moeder haar kind, indien zij dit wenst, bij haar op cel.
In de vrouwenafdelingen is kindervoeding te verkrijgen, kinderartikelen en speelgoed zijn ter
beschikking en voor werkende moeders is een crèche voorzien.
Voor de gezondheidszorg van haar kind kan de moeder, zoals elke moeder buiten de gevangenis,
beroep doen op de diensten van ‘Kind en Gezin’. De geneeskundige verzorging wordt verleend door de
arts van de gevangenis en de verpleegkundige, die ook de begeleiding van moeder en kind op zich
neemt. Een arts-pediater kan worden bijgeroepen. Opname in een kinderziekenhuis buiten de
gevangenis is mogelijk.
256
Zie infra: 4.4. Toepassing van de bijzondere gezondheidswetten
art.134 §3 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
258
art.93 §3 - idem
- Zie infra: 4.4.3. Zwangerschapsafbreking
259
art.93 §2 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
257
65
4.3.2. Bejaarden en personen met een handicap
Bejaarden en personen met een handicap zijn niet talrijk in de gevangenissen, hoewel een toename van
het aantal bejaarden is vast te stellen voornamelijk in verband met pedofiliezaken.
Deze categorieën260 gedetineerden mogen niet gediscrimineerd worden en moeten een normaal
detentietraject kunnen doorlopen. Ze worden in principe dus niet gescheiden van de andere
gedetineerden. Alleen indien hun gezondheidstoestand dit niet meer toelaat, worden ze overgebracht
naar een hiervoor gespecialiseerde gevangenis.
Bij de bouw van nieuwe gevangenissen en bij de restauratie van de oude gebouwen wordt hier mee
rekening gehouden door aangepaste cellen voor rolstoelpatiënten te voorzien.
Voor personen met een zware handicap en gedetineerden die aangewezen zijn op hulp van derden is
een speciale afdeling voorzien in de gevangenis te Merksplas en Saint-Hubert. Deze afdelingen hebben
niet genoeg capaciteit om in de toekomst het toenemend aantal patiënten op te vangen. Bovendien is
er nood aan een aangepaste infrastructuur en personeelsomkadering om een kwaliteitsvolle
geriatrische en psychogeriatrische zorg aan te bieden gelijkwaardig aan de zorg buiten de gevangenis.
Samenwerking met de externe sector en met de Gemeenschappen, de verantwoordelijke overheid, is
hierbij aangewezen.
4.3.3. Psychiatrische patiënten
Bijna alle gedetineerden hebben tijdens hun detentie periodes dat ze gedeprimeerd zijn en lijden onder
de stress van het leven in de gevangenis (niet kunnen beslissen over komen en gaan, overbevolking,
geweld, drugs, verveling, relationele problemen met partners en familie, schaamte over de gepleegde
delicten, onzekerheid over de lengte van de detentie, angst voor de terugkeer naar de maatschappij).
Ook de detentie zelf berokkent schade aan het psychisch welzijn van de gedetineerden die lijden onder
de druk van medegedetineerden (psychisch zwakkeren, personen met een verstandelijke handicap,
zware alcohol- en drugverslaafden).
Psychiatrische stoornissen (psychose, depressie) komen voor bij 5 à 10 % van de gedetineerden. In veel
gevallen gaan de psychiatrische problemen hand in hand met druggebruik, een ander veel voorkomend
probleem in de gevangenissen. Dit verklaart ook, op zijn minst voor een deel, de hoge percentages.
Andere mogelijke oorzaken zijn het afbouwen van het aantal bedden in de reguliere sector en de
toenemende onverdraagzaamheid in de maatschappij voor”bizar”gedrag.
Zowel de Raad van Europa261 als de WHO-Europe262 poneert het recht van psychiatrische patiënten in
de gevangenissen op gelijkwaardige gezondheidszorg. Volgens de Basiswet gevangeniswezen263
260
art.50 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
261
art.55 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
- art.35 - Aanbeveling van de Raad van Europa aangaande de bescherming van de Rechten van de Mens en de
waardigheid van personen met geestesstoornissen - www.coe.int/t/dg3/healthbioethic/texts - REC(2004)10
- art.47 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
- Par. 41 tot 43 - 3e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E
(2002) 1 - Rev. 2011, p. 45
262
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Mental health in prisons - E. Blaauw and H.J.C. van Marle, p. 133
263
art.88 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
66
betekent dit een gezondheidszorg gelijkwaardig aan deze in de vrije samenleving die bovendien
aangepast is aan de specifieke noden. Op psychiatrisch vlak zijn die noden immens.
In elke gevangenis kan de behandelende arts psychiatrische patiënten doorverwijzen naar de
psychiater. De Basiswet gevangeniswezen voorziet ook psychologen264 als zorgverleners verbonden aan
de gevangenis. Tot op heden werken alleen in de zorgequipes voor geïnterneerden psychologen als
zorgverleners. Nochtans zou de samenwerking tussen psychiater en psycholoog als eerste opvang in
elke gevangenis heel wat psychiatrische problemen kunnen behandelen.
Belangrijk voor het psychisch welzijn en voor de schadebeperking aan de psychische gezondheid zijn
ook de leefomstandigheden van de gedetineerden265.
Een deel psychiatrische patiënten is in de gewone gevangenisafdelingen storend zowel voor
gedetineerden als personeel en heeft, dikwijls enkel tijdelijk, nood aan een omgeving waar
therapeutische aanpak centraal staat. Als in de toekomst de geïnterneerden uit de gevangenissen zijn
verdwenen, zouden de psychiatrische afdelingen met de zorgequipes, die er thans werken, ingezet
kunnen worden om deze patiënten op te vangen. Deze patiënten moeten behandeld worden volgens
een individueel behandelingsplan266 met een brede waaier therapeutische en revalidatieactiviteiten
(verpleegkundige en sociale begeleiding, individuele en groepstherapie, ergotherapie, culturele en
sportactiviteiten, aangepast werk)267. Uiteraard is de samenwerking van de zorgequipes met de externe
hulpverlening aangewezen, niet alleen voor de doorstroming na de detentie maar ook als verrijking van
de interne werking.
Een beperkt aantal patiënten zal enkel degelijk kunnen behandeld worden in een psychiatrisch
ziekenhuismilieu. Voor hen zou opvang moeten voorzien worden in externe psychiatrische
ziekenhuizen tenzij binnen de penitentiaire setting een afdeling wordt opgericht in samenwerking met
externen.
Tot op de dag van vandaag blijft het getrapt systeem, zoals hierboven beschreven, een vrome wens.
Het aantal uren psychiatrie in de gevangenissen werd de laatste jaren gevoelig verhoogd. Psychiaters
werden aangetrokken door een correctere honorering en door de betere werkvoorwaarden op
deontologische vlak als gevolg van het invoeren van de onverenigbaarheid tussen zorg en expertise.
Maar psychologen als zorgverleners werven gebeurde enkel voor geïnterneerden, niet voor de andere
gedetineerden. Patiënten met psychiatrische problemen kunnen alleen verwezen worden naar door
geïnterneerden overbevolkte psychiatrische afdelingen met onderbemande zorgequipes. Externe
ziekenhuisopname is zo goed als geen optie omdat gevangenisdirecties niet geneigd zijn om hieraan
mee te werken en omdat, als dan toch een opname lukt, sommige psychiatrische diensten de patiënt
onverantwoord snel terug naar de gevangenis sturen.
Het recht van psychiatrische patiënten in de gevangenissen op gelijkwaardige gezondheidszorg is
helemaal niet gerealiseerd. Door gebrek aan personeel en opvangmogelijkheden wordt meer dan nodig
264
art.2 18° - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
265
Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
266
Par.37 - 8e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 56
267
art.52 en 53 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van
de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
67
gebruik gemaakt van dwang. Ook bij het nemen van de beslissing tot behandeling zonder de
instemming van de patiënt spelen deze aspecten onvermijdelijk een rol.
4.3.4.
(Psychiatrische) patiënten onder dwang
Een psychiatrisch patiënt heeft recht op geïnformeerde toestemming268. Dit principe geldt ook voor
een wilsbekwame gedetineerde psychiatrische patiënt. Als hij, in voor hem verstaanbare taal
geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van zijn weigering, behandeling weigert moet zijn beslissing
in principe gerespecteerd worden. Toch kan dwang uitzonderlijk verantwoord zijn. De World Psychiatric
Association stelt dat gedwongen behandeling van een psychiatrische patiënt enkel aanvaardbaar is als
de patiënt zelf of derden in gevaar zijn en als de behandeling een gezondheidsvoordeel voor de patiënt
betekent269. Het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek stelt dat gedwongen behandelen moet mogelijk
zijn als de psychiatrische patiënt door zijn mentale stoornis niet in staat is om vrij en geïnformeerd in te
stemmen met de verzorging die noodzakelijk is gezien zijn toestand270. De Nationale Raad van de Orde
van Geneesheren stelt dat dwangbehandeling enkel aanvaardbaar is onder voldoende professioneel
toezicht271. Het CPT vraagt een bijzonder aandacht van de zorgverleners voor gewelddadige patiënten.
Uiterst zelden mag dwangbehandeling worden toegepast en enkel op uitdrukkelijk bevel van de arts.
Bovendien is zorgvuldige registratie noodzakelijk272. Medewerking aan registratie en externe controle
dragen bij tot beter inzicht en kwaliteitsverbetering op langere termijn273.
Goede levensvoorwaarden voor psychiatrische patiënten, behandeld met respect voor hun menselijke
waardigheid, alsook voldoende en bovendien goed opgeleid en omkaderd personeel met een
zorgcultuur zijn de beste verzekering om agressie en geweld van psychiatrische patiënten onderling en
naar het personeel toe af te wenden. In deze context zullen psychologische middelen, eventueel met
een kortstondige houdgreep, dikwijls volstaan om de patiënt te bedaren274.
In de huidige gevangeniscontext bestaat deze ideale situatie niet. Toch moet het begrenzen van het
gedrag van geagiteerde en of gewelddadige psychiatrische patiënten dat een bedreiging vormt voor de
psychische en / of fysieke integriteit van de patiënt zelf (automutilatie, psychose…) en / of van anderen
(geweld tegenover andere gedetineerden, personeel, …) of dat ernstige materiële schade kan
veroorzaken275 in verhouding zijn met de ernst van de situatie. Vanuit medisch standpunt is het zelden
aangewezen gebruik te maken van dwangmiddelen zoals de medische afzonderingskamer (kan een
kalmerend effect hebben op korte termijn, maar ook angst en desoriëntatie uitlokken), mechanische
dwang (riemen en dwangbuis, maar geen boeien of metalen kettingen) of chemische dwang (toedienen
268
art.8 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
269
www.wpanet.org Declarations on ethical standards - Madrid 1997, herzien in 2011
270
Advies 21 van 10 maart 2003 van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek betreffende gedwongen
behandeling bij gedwongen opname - www.health.belgium.be/bioethics - Adviezen
271
Advies 12-05-2007 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be - Adviezen
272
Par.44 - 3e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 45
273
Par.52 en 53 - 16e Rapport général du CPT - idem, p. 69
274
Par.37 tot 38 - 16e Rapport général du CPT - idem, p. 64
275
Advies 12-05-2007 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be - Adviezen
- Par.43 - 16e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 65
68
van medicatie onder dwang met gevaar voor bijwerkingen). Bij gebruik worden ze zo snel mogelijk
afgebouwd.
Deze middelen mogen nooit gebruikt worden als strafmaatregel, ook niet als straf voor “slecht gedrag”
of om gedragsveranderingen aan te leren276. Medische dwangmiddelen worden door de patiënt
trouwens dikwijls als een straf aangevoeld. Dit wordt uiteraard in de hand gewerkt door het gebruik
van dezelfde ruimte als strafcel, beveiligde cel en medische afzonderingskamer. Deze ruimte zou
nochtans speciaal moeten ontworpen zijn277, hygiënisch en rustgevend zijn, terwijl de patiënt degelijk
gekleed moet zijn en op afstand gehouden wordt van de andere gedetineerden 278. Bovendien moet bij
medische dwang ook de wet betreffende de rechten van de patiënt gerespecteerd worden, in het
bijzonder de discretie in het contact met de zorgverleners, het recht op kwaliteitsvolle dienstverlening
en ook het recht op informatie. In deze context is nabespreking tussen de zorgverleners en de patiënt,
eventueel ook met zijn familie, aangewezen279.
In principe beslist alleen de behandelende arts (niet de directeur, niet een andere zorgverlener) op
basis van zuivere medische criteria of het gebruik van dwangmiddelen medisch verantwoord is of
blijft280. Hij evalueert bijgevolg minstens dagelijks de fysieke en psychische toestand van de patiënt.
In praktijk vormt de evaluatie enkel gefundeerd op medische criteria al dikwijls een probleem. Het
gebeurt dat de arts van de gevangenis tijdens zijn bezoek aan de strafcel vaststelt dat de gedetineerde
een psychotisch patiënt is die een tuchtsanctie opliep door zijn agressieve of psychotisch
desintegrerend gedrag. Tijdens de uitvoering van een tuchtsanctie is het recht op medische
hulpverlening gevrijwaard281. Bijgevolg, als de arts van oordeel is dat de patiënt ernstig ziek is door zijn
geestesstoornis, verklaart hij de gedetineerde tijdelijk ongeschikt voor verdere uitvoering van de
tuchtsanctie, zijnde de opsluiting in de strafcel. Zelfs als dit ongeschiktheidattest louter symbolisch is,
wat het geval is in gevangenissen waar de strafcel, de beveiligde cel en de medische afzonderingskamer
dezelfde ruimte is, geeft het een duidelijk signaal dat zorg een prioriteit is. De patiënt wordt, voor zover
dit mogelijk is, overgebracht naar de medische afzonderingsruimte, waar de arts beslist over de
behandeling en de (progressieve) terugkeer naar het gewone gevangenisregime.
Zodra het ongeschiktheidattest is verlopen kan de directeur uiteraard beslissen de tuchtsanctie in de
strafcel verder te zetten. De intentie daartoe is ook regelmatig aanwezig omdat de directie, vooral na
ernstige agressie, toch van oordeel is dat de feiten te ernstig zijn om zonder sanctie te blijven. Als de
arts dit vaststelt heeft hij de neiging om de medische criteria aan te passen aan de feitelijke toestand
door bijvoorbeeld de terugkeer naar het gewone gevangenisregime langer uit te stellen dan medisch
noodzakelijk. Hij begeeft zich daardoor in de grijze zone t.a.v. de wettelijkheid en de deontologie.
Ook een beslissing enkel gefundeerd op medische criteria is niet evident. In de gevangenissen
ontbreken de nodige personele en materiële middelen. De meeste artsen dienen dwangmedicatie toe
bij het begin van de dag. Dat geeft hen de zekerheid van verpleegkundig toezicht de eerstvolgende 8 à
12 uur, want in de meeste gevangenissen zijn ’s nachts geen verpleegkundigen aanwezig. Nochtans is
verpleegkundige opvolging in veel gevallen aangewezen gedurende 48 uur. Vooral omdat ook de
276
Par.39 tot 42 - idem, p. 64 - 65
Par.54 - 21e Rapport général du CPT - idem, p. 32
278
Par.48 - 16e Rapport général du CPT - idem, p. 67
279
Par.46 - idem, p. 67
280
art.96 §1 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
281
art.113 §2 7° en art.136 8°- idem
277
69
nodige materiële middelen ontbreken. In veel gevangenissen is geen specifieke medische
afzonderingsruimte, ontbreekt het gepaste fixatiemateriaal en zijn er geen camera’s om toezicht uit te
oefenen.
Uiteraard kan de arts van de gevangenis steeds beslissen de patiënt over te laten brengen naar een
burgerziekenhuis. De praktijk leert echter dat hiertegen een grote weerstand bestaat, zowel vanuit de
directie van de gevangenis (inzetten van bewakingspersoneel) als vanuit de ziekenhuissector zelf
(weigeren van opname of voortijdig terugsturen naar de gevangenis na toedienen van
dwangmedicatie). Hierbij kunnen uiteraard vragen gesteld worden over de verplichting van
ziekenhuisartsen om kwaliteitsvolle gezondheidszorg te verzekeren.
In die context is het sterk aangewezen dat binnen het gevangeniswezen minstens één gespecialiseerde
afdeling wordt opgericht om psychiatrische patiënten in crisis op te vangen. Volgens de Raad van
Europa is dit trouwens noodzakelijk omdat de Raad van oordeel is dat dergelijke behandelingen niet
zouden mogen plaats hebben in de gevangenissen282. Hierbij moet worden opgemerkt dat bij
geagiteerde patiënten ook somatische aspecten een belangrijke rol kunnen spelen (cerebraal trauma,
hypoglycemie, overdosis, bijwerkingen antipsychotica, ….). Zelfs de Medische Centra in de
gevangenissen zijn onvoldoende uitgerust om dergelijke situaties op te vangen. De vraag moet dus
worden gesteld of de keuze van een gespecialiseerd centrum buiten de gevangenissen geen betere
optie zou zijn om het recht op een gelijkwaardige gezondheidszorg te verzekeren.
Een beslissing enkel gefundeerd op medische criteria is ook om andere redenen niet evident. In de
gevangenis heerst geen zorgcultuur. Gedetineerden met vreemd gedrag worden door directie en
bewakingspersoneel al vlug als bedreigend ervaren. Druk wordt dan uitgeoefend om met “de spuit” het
probleem op te lossen. Het is jammer te moeten vaststellen dat binnen het gevangeniswezen, de
kwaliteiten van een arts dikwijls worden beoordeeld op de snelheid waarmee hij zijn toevlucht neemt
tot “de spuit”. Nochtans weet elke competent persoon dat medicatie niet altijd de beste oplossing is,
dat een verblijf in de medische afzonderingsruimte soms even doeltreffend kan zijn en dat de
vertrouwensrelatie arts - patiënt moeilijk is vol te houden als telkens opnieuw moet overgaan tot
dwangmedicatie. Bovendien is binnen de gevangenis niet alleen de patiënt beperkt is zijn keuze van
arts, maar is ook de arts van de gevangenis beperkt in zijn keuze om de relatie arts - patiënt af te
breken. Als een patiënt een noodzakelijke behandeling weigert in een psychiatrisch ziekenhuis kan de
psychiater oordelen dat de vertrouwensrelatie arts - patiënt geschonden is en de patiënt ontslaan.
Binnen de gevangenis is dit uiteraard geen optie. Integendeel zelfs, een geïnterneerde geplaatst in het
extern zorgnetwerk door de Commissie Bescherming Maatschappij (CBM), wordt bij weigering van
behandeling soms teruggestuurd naar de gevangenis wegens “niet volgen van de voorwaarden”.
Nochtans zouden artsen van buiten de gevangenis moeten weten dat de omstandigheden in een
gevangenis moeilijker zijn om tot het toedienen van medicatie onder dwang over te gaan.
Directie en bewakingspersoneel oefenen druk uit op de arts van de gevangenis om dwangmedicatie toe
te dienen, de arts van de gevangenis kan zomaar geen afstand doen van een patiënt als de
vertrouwensrelatie is verbroken, de nodige personele en materiële middelen ontbreken en
overbrenging naar een burgerziekenhuis voor toedienen en opvolgen van medicatie onder dwang stuit
op weerstand zowel van binnen de gevangenis als vanuit het ziekenhuis zelf. Toch is het meer realiteit
dan vermoeden dat medische complicaties en/of overlijden na toedienen van medicatie onder dwang
in een gevangenis (veel vlugger dan in een ziekenhuis) door de gerechtelijke autoriteiten, de
controleorganismen, de pers en de publieke opinie bekeken wordt als “verdacht” of “medische fout”.
282
art.35 - Aanbeveling van de Raad van Europa aangaande de bescherming van de Rechten van de Mens en de
waardigheid van personen met geestesstoornissen - www.coe.int/t/dg3/healthbioethic/texts - REC(2004)10
70
Dit is psychisch zwaar om dragen en spoort de artsen aan tot een meer defensieve geneeskunde.
Vooral ook omdat de artsen van de gevangenis, met het statuut van zelfstandige, hun eigen verzekering
voor beroepsaansprakelijkheid moeten aanspreken in geval van problemen. Er is dus een vraag naar
een specifieke verzekering voor artsen van de gevangenissen vergelijkbaar met de verzekeringen die
door ziekenhuizen worden afgesloten.
4.3.4.1. Voorwaarden behandeling onder dwang
- De patiënt is niet bekwaam zijn gedrag te begrenzen.
- Het gedrag vormt een bedreiging voor de psychische en / of fysieke integriteit van de patiënt zelf
(automutilatie, psychose…) en / of van anderen (geweld tegenover andere gedetineerden,
personeel, …) of dat ernstige materiële schade kan veroorzaken283.
Deze twee voorwaarden moeten permanent en samen aanwezig zijn.
4.3.4.2. Verantwoording behandeling onder dwang
- de behandeling vermindert het risico op geweld en aantasting van de fysieke integriteit van anderen
(belangrijke hetero agressiviteit);
- de behandeling vermindert het risico op geweld en aantasting van de fysieke integriteit van de
patiënt (belangrijke auto agressiviteit, zoals zelfmoord, automutilatie, psychose);
- de behandeling helpt om de zelfbeschikking van de patiënt, die tijdelijk ontbreekt, te herstellen.
Door de behandeling verbetert de psychiatrische toestand van de patiënt zodat hij autonoom kan
beslissen en verdere behandeling met de arts kan bespreken;
- de behandeling verbetert de mentale toestand van de patiënt. Geen behandeling betekent een
slechtere prognose op lange termijn.
4.3.4.3. Keuze behandeling onder dwang
De keuze moet stroken met de algemeen aanvaarde wetenschappelijke kennis en moet passen in het
behandelingsplan van de patiënt.
AFZONDEREN OP MEDISCHE GRONDEN
Afzonderen is de bewegingsvrijheid van de patiënt beperken door hem onder te brengen in een
medische afzonderingskamer. Deze maatregel kan samengaan met fixatie (het beperken van de vrijheid
van handelen) en/of met het toedienen van medicatie, al dan niet onder dwang. Deze
afzonderingskamer om medische doeleinden zou zich duidelijk moeten onderscheiden van strafcellen
en veiligheidscellen284. Het gaat dus niet over het onderbrengen van de patiënt in een prikkelarme
ruimte (= therapeutisch middel om externe prikkels te beperken en de patiënt tot rust te brengen) of
een time-out (= tijdelijk verwijderen van de patiënt uit de gemeenschap om zijn storend gedrag te
verminderen).
283
Advies 12-05-2007 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be - Adviezen
- Par.43 - 16e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 65
284
Par.54 - 21e Rapport général du CPT - idem, p. 32
71
In ieder geval moet medische afzondering beperkt blijven in de tijd285. Afzondering kan ook angst en
desoriëntatie tot gevolg hebben waardoor het doel van de afzondering niet bereikt wordt, integendeel.
Indien het gedrag van de patiënt binnen een redelijke termijn niet onder controle is moet de
behandeling worden bijgesteld door de behandelende arts, eventueel door toedienen van medicatie, al
dan niet met instemming van de patiënt.
Als de directeur een gedetineerde in urgentie overbrengt in de afzondering (eventueel met gebruik van
mechanische dwangmiddelen) is dit steeds een veiligheidsmaatregel. Hij waarschuwt de behandelende
arts. Alleen deze kan beslissen dat het een medische afzondering is. Indien dit niet het geval is blijft het
een veiligheidsmaatregel.
Het gedrag dat een arts doet beslissen tot afzondering om medische redenen kan een directeur doen
beslissen tot afzondering in een beveiligde cel om redenen van orde en veiligheid. Aangezien in de
meeste gevangenissen de beveiligde cel (en zelfs de strafcel) en de medische afzonderingskamer in de
praktijk dezelfde ruimte zijn, kunnen de veiligheidsmaatregel van de directeur en de medische
afzonderingsmaatregel van de arts van de gevangenis parallel verlopen. De arts van de gevangenis
moet er echter op toezien dat de voorwaarden en het doel van de medische afzondering vervuld zijn.
Zodra dit niet meer het geval is moet dit aan alle betrokkenen (de patiënt, de arts, de directeur en het
personeel) kenbaar gemaakt worden en genoteerd worden in het medisch dossier.
FIXATIE OP MEDISCHE GRONDEN
Alleen in de gevallen waar medische afzondering op zich onvoldoende is om het gedrag van de patiënt
te begrenzen kan de arts beslissen niet alleen de bewegingsvrijheid van de patiënt te beperken in de
medische afzonderingsruimte, maar ook zijn vrijheid van handelen te beperken door fixatie. De arts
moet zijn uitdrukkelijke toestemming geven286.
Fixatie gebeurt met riemen of een dwangbuis. Boeien of metalen kettingen287zijn uit den boze. De
patiënt wordt losgemaakt na enkele minuten of na maximum 12 uur, tenzij uitdrukkelijke verlenging
door de behandelende arts288.
Fixeren mag geen bijkomend lijden met zich brengen. Het personeel moet regelmatig de procedure
oefenen. De patiënt moet een comfortabele houding kunnen aannemen, moet gemakkelijk kunnen
ademen en communiceren. Hij moet geholpen worden om naar toilet te gaan en moet ongeboeid
kunnen eten en drinken. Het personeel zou permanent moeten aanwezig om therapeutisch tussen te
kunnen komen, zelfs als er videobewaking is289. Medicamenteuze sedatie, al dan niet zonder
instemming van de patiënt, kan nuttig zijn290 om de periode van fixatie tot een minimum te beperken.
285
art.57 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
- Par.48 - 8e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 59
286
Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Prison - specific ethical and clinical problems - Physical restraint - J-P Restellini, p. 36
287
Par.39 en 40 - 16e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E
(2002) 1 - Rev. 2011, p. 64 en 65
288
Par.45 - idem, p. 66
289
Par.48 - idem, p 67
290
Par.44 - 3e Rapport général du CPT - idem, p. 45
72
TOEDIENEN VAN MEDICATIE ONDER DWANG
De medicatie moet de psychiatrische toestand van de patiënt verbeteren zodat hij autonoom kan
beslissen en verdere behandeling met de arts kan bespreken. Er wordt dan ook kortwerkende
medicatie gebruikt, tenzij de ervaring in het verleden geleerd heeft dat bij voorkeur geopteerd wordt
voor een lang werkend preparaat.
In alle gevallen beslist de arts van de gevangenis over tijdstip, de aard van de medicatie en de wijze van
toediening. In principe dient hij zelf de medicatie toe en beslist hij over de bijstand die hij nodig heeft.
Hij beslist over lokalisatie (eigen cel, veiligheidscel, medische afzonderingscel) en de modaliteiten
(fixatie en de duur ervan, opvolging door de verpleging).
De Nationale Raad stelde dat de toediening van antipsychotica als dwangbehandeling enkel aanvaard
kan worden onder strikte voorwaarden en in een medisch-verpleegkundig kader dat voldoende
professioneel toezicht op de patiënten garandeert291.
4.3.4.4. Procedure behandeling onder dwang
De behandelende arts vraagt het advies van een andere arts van de gevangenis over:
-
de voorwaarden;
de verantwoording;
de keuze;
de wilsbekwaamheid. Het recht op geïnformeerde toestemming is niet van toepassing bij spoed en
noodtoestand en bij wilsonbekwame patiënten
Na kennisname van het advies van de andere arts neemt hij de beslissing tot behandeling onder dwang.
Hij deelt deze mee aan de patiënt, die een laatste maal de gelegenheid heeft zijn geïnformeerde
instemming te geven.
Blijft de patiënt bij zijn weigering start hij het vervolg van de procedure.
PROCEDURE BIJ WILSBEKWAAMHEID (OOK BIJ NIET PSYCHIATRISCHE PATIËNTEN)
Deze procedure van behandeling onder dwang is niet alleen van toepassing bij psychiatrische patiënten
maar is ook toe te passen bij patiënten met lichamelijke problemen (kankerpatiënten).
De arts van de gevangenis:
- informeert de patiënt in voor hem begrijpbare bewoordingen over de mogelijke gevolgen van de
weigering;
- motiveert hem om zich te laten behandelen;
- stelt, indien dit mogelijk, een alternatief voor;
- informeert de patiënt van zijn recht op een advies van een arts van zijn keuze;
- geeft de patiënt een aangepaste reflectietijd.
Indien de patiënt na de reflectietijd blijft weigeren ondertekent hij, in bijzijn van de arts van de
gevangenis en een tweede zorgverlener, een gedateerde verklaring waarin staat beschreven welke
291
Advies 12-05-2007 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be - Adviezen
73
behandeling hij na informatie weigert. Bij weigering van de patiënt om een dergelijke verklaring te
ondertekenen maken de arts van de gevangenis en een tweede zorgverlener een verklaring op.
Na weigering krijgt de patiënt van de arts van de gevangenis bijkomende informatie:
- de zorgverleners van de gevangenis respecteren de weigering maar verstrekken voor het overige de
vereiste kwaliteitsvolle zorg;
- de patiënt kan op elk moment terugkomen op zijn weigering;
- de patiënt wordt aangeraden contact te nemen met zijn vertrouwenspersonen om hem bij te staan
in de uitoefening van zijn rechten als patiënt292 zolang hij wilsbekwaam is. Voor de gedetineerde
patiënt is de rol van vertrouwenspersoon beperkt tot een arts van buiten, een advocaat of een tot
de gevangenis toegelaten vertegenwoordiger van zijn godsdienst of levensbeschouwing293. De
zorgverlener kan op verzoek van de patiënt informatie meedelen aan diens vertrouwenspersoon 294.
Op vraag van de patiënt kan die vertrouwenspersoon ook inzage of afschrift krijgen van stukken uit
het patiëntendossier295;
- aan de patiënt wordt ook uitgelegd dat, van zodra hij niet meer wilsbekwaam is, zijn rechten als
patiënt zullen uitgeoefend worden door een vertegenwoordiger296. Deze kan hij zelf aanduiden.
Indien de patiënt geen door hem benoemde vertegenwoordiger heeft of indien deze weigert, zal in
dalende volgorde contact opgenomen worden met de samenwonende echtgenoot of partner, een
meerderjarig kind, een ouder, een meerjarige broer of zus. Deze treden dan op als
vertegenwoordiger. De eventuele voorlopige bewindvoerder van de patiënt heeft alleen het beheer
van de goederen en is dus geen vertegenwoordiger van de patiënt;
- zodra de patiënt niet meer wilsbekwaam is zal de arts van de gevangenis zelf, in multidisciplinair
overleg, de belangen van zijn patiënt behartigen indien hij geen vertegenwoordiger297 heeft
aangeduid of als deze niet bereikbaar is.
Voor een arts van de gevangenis en voor de zorgverleners die met hem samenwerken is informatie en
motivering van de patiënt uiterst belangrijk. Meer nog dan buiten de gevangenis is het belangrijk de
patiënt inzicht te geven in zijn ziekte en hem langdurige onderhoudsbehandelingen te doen
aanvaarden298. Een psychoot moet duidelijk uitgelegd worden dat antipsychotische medicatie niet
alleen de psychiatrische toestand verbetert maar ook verdere aftakeling van de persoonlijkheid
voorkomt. Deze informatie maakt het ook gemakkelijker de patiënt te overtuigen bij dreigende
psychose om zijn medicatie te aanvaarden. Hierbij de familie of een vertrouwenspersoon (arts van
buiten of advocaat) betrekken kan alleen maar bijdragen in de motivatie van de patiënt.
Onnodig nog verder uit te leggen dat motivatie van de patiënt veel tijd en energie vraagt en dat tijdig
starten cruciaal is. Het is dus aangewezen in elke gevangenis de geestelijke gezondheidszorg goed uit te
292
art.7 §2 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.3)
293
art.92 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
294
art.7 §2 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
295
art.9 §2 - idem
- Zie supra: 3.3.1.2. Doorbreken van het beroepsgeheim met toestemming van de patiënt
296
art.14 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
297
art.14 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
298
Advies 19-07-2008 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be - Adviezen
74
bouwen door opleiding vooral door de uitbouw zorgequipes voor alle gedetineerden met
psychiatrische problemen.
PROCEDURE BIJ WILSONBEKWAAMHEID
Bij wilsonbekwaamheid is de patiënt niet in staat om vrij en geïnformeerd in te stemmen met de
verzorging die noodzakelijk is gezien zijn toestand door een wettelijke bepaling (minderjarig) of door
een rechterlijke beslissing (verlengd minderjarig) of door een feitelijke medische toestand (coma,
onvoldoend begrip- en oordeelvermogen). Een rechterlijke beslissing tot internering betekent niet dat
de patiënt wilsonbekwaam is.
De wilsonbekwaamheid bij een feitelijke medische toestand kan evolueren in de tijd en is niet altijd
duidelijk (verwardheid, beginnende dementie, nemen van onbegrijpelijke beslissingen voor een redelijk
denkend mens…). In die gevallen neemt de behandelde arts slechts een beslissing na het advies van
een tweede arts verbonden aan de gevangenis. Met deze wordt ook uiterlijk binnen de 6 maand de
staat van wilsonbekwaamheid geëvalueerd.
De arts van de gevangenis:
- betrekt de patiënt zoveel als mogelijk en in verhouding tot zijn begripsvermogen bij de beslissingen
aangaande zijn gezondheid299;
- gaat na of hij beschikt over een geschreven, gedateerde en ondertekende verklaring daterend van
een ogenblik waarop de patiënt nog wilsbekwaam was en waarin hij de voorgenomen behandeling
uitdrukkelijk weigert. Is dit het geval dan eerbiedigt hij deze wilsbeschikking;
- gaat na of hij beschikt over een geschreven, gedateerde en ondertekende verklaring daterend van
een ogenblik waarop de patiënt nog wilsbekwaam was en waarin hij een vertegenwoordiger (= de
persoon die de rechten van de patiënt van de wilsonbekwame patiënt uitoefent) heeft
aangewezen300. Indien de patiënt geen door hem benoemde vertegenwoordiger heeft of indien deze
weigert, zal in dalende volgorde contact opgenomen worden met de samenwonende echtgenoot of
partner, een meerderjarig kind, een ouder, een meerjarige broer of zus. Deze treden dan op als
vertegenwoordiger. De eventuele voorlopige bewindvoerder van de patiënt heeft alleen het beheer
van de goederen en is dus geen vertegenwoordiger van de patiënt;
- neemt zelf, in multidisciplinair overleg, de belangen van zijn patiënt ter harte indien de hoger
benoemde personen niet beschikbaar zijn.
De vertegenwoordiger kan:
- de voorgestelde behandeling aanvaarden;
- de voorgestelde behandeling weigeren. Ofwel respecteert de arts van de gevangenis de weigering
maar verstrekt voor het overige de vereiste kwaliteitsvolle zorg ofwel kan hij, na multidisciplinair
overleg, in belang van de patiënt en om een levensbedreigende of een ernstige aantasting van de
gezondheid af te wenden de voorgestelde behandeling toedienen301;
- de voorgestelde behandeling weigeren en aantonen dat dit overeenstemt met de uitdrukkelijke wil
van de patiënt. De arts van de gevangenis respecteert de weigering maar verstrekt voor het overige
de vereiste kwaliteitsvolle zorg.
299
art.13 §2 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
300
art.14 - idem
301
art.15 §2 - idem
75
PROCEDURE BIJ SPOED OF NOODTOESTAND
- Wanneer in een spoedgeval geen duidelijkheid is over de al dan niet voorafgaande wilsuitdrukking
van de patiënt of zijn vertegenwoordiger gebeurt iedere noodzakelijke tussenkomst onmiddellijk in
het belang van de gezondheid van de patiënt302.
- Bij noodtoestand is de mentale stoornis van de patiënt een acuut dreigend gevaar voor de
psychische en/of fysieke integriteit van de patiënt zelf (automutilatie, zelfmoord, psychose…) en / of
van anderen (geweld t.o.v. andere gedetineerden of personeel) of voor het veroorzaken van ernstige
materiële schade. Bovendien zijn alle redelijke pogingen mislukt om het gevaar voor zichzelf of voor
anderen op een andere manier af te wenden.
4.3.5. Middelenafhankelijke gedetineerden
Druggebruik op zichzelf is geen reden om in de gevangenis te belanden, maar drugs kosten geld en
drijven druggebruikers dikwijls tot vermogensdelicten of tot het opzetten van een drughandel om eigen
gebruik te bekostigen. Dat is dan wel een reden tot insluiting in de gevangenis.
Aangenomen mag worden dat meer dan 30 % van de gedetineerden ooit drugs gebruikt hebben in de
gevangenis, dat ongeveer 15% ooit heeft geïnjecteerd en dat steeds meer druggebruikers naast hun
verslavingsproblematiek ook kampen met psychiatrische problemen en andere gezondheidsproblemen
zoals tandbederf303. Hierbij komt nog dat de gesloten gemeenschap van een gevangenis aanzet tot
risicogedrag dat besmetting met druggerelateerde ziekten, zoals HIV en hepatitis B en C, in de hand
werkt.
Bovendien schept een grote concentratie van druggebruikers automatisch een drugscircuit met alles
erop en eraan: grof geldgewin, chantage, geweld, kortom hetzelfde klimaat van onveiligheid als in de
buurten waar dealers en gebruikers elkaar opzoeken. Het gebruik, het bezit en de handel van drugs
ontwricht dus het leven in de gevangenis. De strijd tegen de drugs is bijgevolg een noodzaak om de
beheersbaarheid van de gevangenis te verzekeren.
In de gevangenissen is druggebruik dus een probleem van beheersbaarheid van de gevangenis en van
gezondheidszorg304. Beide problemen overschrijden bovendien de grenzen van de detentie en de
aanpak ervan op het ene terrein heeft onvermijdelijk zijn weerslag op het andere terrein. Dit vereist
een multidisciplinaire aanpak waarbij ook externe hulpverleners en gerechtelijke autoriteiten worden
betrokken en waarbij zowel de directeur van de gevangenis als de zorgverleners, met wederzijds
respect, permanent overleg plegen zonder echter afbreuk te doen van hun eigen, voor de gedetineerde
duidelijk te onderscheiden, opdrachten.
In elke gevangenis staat een Lokale Stuurgroep Drugs in voor deze multidisciplinaire aanpak en een
Centrale Stuurgroep Drugs heeft hierover de supervisie. Regionale drugcoördinatoren zijn de
draaischijven voor een eenvormig en kwalitatief beleid. In 2012 werden de drugcoördinatoren, die
eerder bij de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen hoorden, bij de regionale directies
ondergebracht. De Centrale Stuurgroep, die vooral is samengesteld uit experten die buiten het
gevangeniswezen staan, is de voorbije twee jaren niet meer samengekomen.
302
art.8 §5 - idem
Todts S., Hariga, F., Pozza, M., Leclercq D., en Micalessi, M., Druggebruik in Belgische gevangenissen Monitoring van gezondheidsrisico’s. Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen, 2006
304
MO 1722 van december 2000: De integrale aanpak van de drugproblematiek in de penitentiaire instellingen.
303
76
De rol van de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen heeft er in de voorbije jaren vooral in bestaan om
een minimale hulpverlening uit te bouwen: zo werd in 2002 substitutiebehandeling geïntroduceerd en
werden hieromtrent nauwkeurige procedures afgesproken305.
Epidemiologisch onderzoek op wetenschappelijke basis peilt naar druggebruik en risicogedrag, de
evolutie ervan en de weerslag van het beleid hierop.
De zorgverleners verbonden aan de gevangenis306 staan in voor de opvang van de binnenkomende
druggebruikers. Ze moeten aandacht hebben voor eventuele afhankelijkheidsproblemen en de
ontwenning laten gebeuren zoals buiten de gevangenis.
De gedetineerden hebben ook recht op informatie en worden aangespoord om deel te nemen aan
programma’s voor gezondheidspreventie en drughulpverlening en om zich te wenden tot de externe
drughulpverlening.
De gezondheidszorg voor druggebruikers moet gelijkwaardig zijn aan de zorg die buiten de gevangenis
aan niet gedetineerden307 wordt verleend en bovendien gericht zijn op reïntegratie en voorkomen van
recidive. Dit veronderstelt van bij het begin van de detentie overleg over behandelingen en
substitutieprogramma’s met de externe zorgverlener en een degelijke voorbereiding van de
invrijheidstelling308, die dikwijls zeer moeilijk verloopt.
4.3.6. Gedetineerden met besmettelijke ziekten
Besmettelijke ziekten in penitentiair milieu werden wereldnieuws toen midden de jaren ’80 van vorige
eeuw bleek dat de nieuwe ziekte AIDS epidemiologische vormen had aangenomen in de gevangenissen
van sommige landen, ook in Europa. De internationale organisaties, zowel de WHO309 als de Raad van
Europa310, reageerden hier op in 1993. Ook later kwamen besmettelijke ziekten, o.m. tuberculose, nog
aan bod via de Raad van Europa311, het CPT312 en de WHO-Europe313.
305
Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen - Procedure E 05: Voorschrijven van substitutiemedicatie
art.7 en 43 tot 47 -Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten
van de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
307
Health in prison - A WHO guide to the essentials in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Druguse and drugservices in prisons - H. Stöver and C. Wielandt, p. 85
308
Prevention of acute drug - related mortality in prison population during the immediate post - release period WHO Europe - www.who.int/publications e93993
309
The guidelines on HIV infections and AIDS in prison (WHO 1993)
310
Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de penitentiaire en criminologische aspecten van het
beheersen van besmettelijke ziekten, in bijzonder van AIDS, en de daaraan verbonden gezondheidsproblemen in
de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(93) 6
311
art.36 tot 42 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van
de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
312
Par.54 tot 56 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002)
1 - Rev. 2011, p. 47
313
Health in prison - A WHO guide to the essentials in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Communicable diseases - D. Laticevschi, p. 43 en Tuberculosis control in prisons - J. Veen, p. 73
306
77
In België kregen de zorgverleners in de gevangenissen zowel voor HIV en hepatitis314als voor
tuberculose315 wetenschappelijke ondersteuning316.
Waar het besmettelijke ziekten betreft, heeft de overheid de dubbele taak om enerzijds
gezondheidszorg te verlenen aan de individuele patiënten en anderzijds de gezondheid van andere
gevangenen en gevangenispersoneel te beschermen. In het verleden werden isolatie en
quarantainemaatregelen routinematig toegepast. De HIV-epidemie heeft aangetoond dat we met deze
maatregelen zeer voorzichtig moeten zijn en dat een efficiënte aanpak slechts mogelijk is mits het
erkennen van de patiëntenrechten zoals het medisch geheim317.
Voor besmettelijke ziekten zoals HIV en hepatitis en ook tuberculose worden daarom dezelfde
medische criteria voor isolatie gehanteerd als buiten de gevangenis. De getroffen gedetineerden
moeten dus een normaal gevangenisleven (ontspanning, werk, bezoek, celleven) kunnen leiden en
worden enkel als hun gezondheidstoestand dit vereist geïsoleerd (gebrek aan immunologische
weerstand of actieve tuberculose) of overgebracht naar een gevangenis met een bijzondere afdeling of
naar een ziekenhuis buiten de gevangenis. De serologische toestand is op zichzelf geen reden tot
discriminatie of isolatie van een gedetineerde. Er kan geen sprake zijn van het verplicht onderwerpen
van gedetineerden aan HIV- of hepatitistesten. De aanpak van de preventie, opsporing en behandeling
van HIV en virale hepatitis wordt geregeld door procedures318.
In België vervult de behandelende arts van de gevangenis, zoals elke arts buiten de nodige
formaliteiten bij verplichte aangifte van sommige overdraagbare ziekten 319. Verder legt de Basiswet
gevangeniswezen de gevangenisarts de verplichting op om de directeur te verwittigen wanneer, bij
besmettelijke ziekte, maatregelen moeten genomen worden om de zieke gedetineerde af te zonderen
of om verspreiding van de ziekte te voorkomen320.
De meldingsplicht van de zorgverleners beoogt een bescherming te bieden tegen besmettelijke ziekten.
In de gevangenis, als gesloten instelling, is een verhoogde waakzaamheid voor deze problematiek
gerechtvaardigd. Indien maatregelen moeten genomen worden in geval van besmettelijke ziekten
moeten deze gebaseerd zijn op uitsluitend medische criteria die ook buiten de gevangenis worden
gehanteerd. Voor een aantal frequent voorkomende aandoeningen worden mogelijke interventies ten
aanzien van derden zo nauwkeurig mogelijk beschreven in procedures. Dit is ondermeer het geval voor
tuberculose321, voor scabiës (schurft)322 en voor de aanpak van ernstige influenza-epidemieën323.
314
Hoge Gezondheidsraad, Hepatitis B preventiebeleid in gevangenissen, 2001
- Matheï C., Todts S., Van Damme P., Hepatitis B, Hepatitis C en HIV preventiebeleid in gevangenissen, 2001
315
Wetenschappelijk Comité van het Belgisch Nationaal Werk tot Bestrijding van Tuberculose. Tuberculosebeleid
in de gevangenissen, 1999, herzien in 2007
316
Todts S., Fonck K., Colebunders R., Vercauteren G., Driesen K., Uydebrouck M., Vranckx R., Van Mol F.,
Tuberculosis, HIV, Hepatitis B and risk behaviour in a Belgian prison, Archives of Public Health, 1997, p. 87-97
317
Health in prison - A WHO guide to the essentials in prison health - www.euro.who.int/document e90174 - HIV
infection and human rights in prisons - R.Lines, p 61
318
Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen - Procedure D 05: Opsporing en behandeling virale infecties;
Procedure D 04: Post-exposure Profylaxe
319
KB van 1 maart 1971 aangaande de verplichte aangifte van sommige overdraagbare ziekten - B.S., 02-04-1973
- Decreet van 5 april 1995 van de Vlaamse regering over de profylaxe van besmettelijke ziekten
320
art.99 §4 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
321
Collectieve brief n° 95 van 25 juni 2010: Besmettelijke ziekten: Tuberculose (TBC)
322
Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen - Procedure D03: Scabiës
323
Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen - Procedure D 06: Influenza H1N1
78
4.3.7. Gedetineerden met tandproblemen
De nood aan tandheelkundige zorg is bij gedetineerden veel groter dan in de gewone bevolking 324.
Hiervoor zijn er verschillende redenen. Voorop staan alleszins onvoldoende tandhygiëne, roken en het
gebruik van alcohol. Bovendien bevat het dieet van druggebruikers dikwijls een te hoog gehalte aan
suikers. Een volgende factor die bijdraagt aan de gebitsproblemen is de temporomandibulaire schade
die druggebruikers oplopen omdat ze in vergelijking met controlegroepen meer orofaciale bewegingen
zoals bruxisme (tandenknarsen) maken. Tandenknarsen wordt beschreven bij het gebruik van
stimulerende producten. Tenslotte hebben cannabis en stimulantia ook een effect op de
speekselklieren, waardoor er monddroogte ontstaat325.
De hoge prevalentie van virale aandoeningen noodzaakt nog meer dan elders een zorgvuldige
opvolging van sterilisatieprocedures326.
4.4.
TOEPASSING VAN DE BIJZONDERE GEZONDHEIDSWETTEN
De meeste geneeskundige activiteiten zijn begrepen in de gezondheidszorg zoals ze wordt omschreven
in de wet betreffende de rechten van de patiënt. Sommige geneeskundige activiteiten zijn geregeld
door bijzondere wetten. Het betreft o.m. euthanasie, zwangerschapsafbreking, het wegnemen van
organen en medisch begeleide voortplanting. Ook het medisch-wetenschappelijk onderzoek met
mensen (medische experimenten) valt als dusdanig niet onder het toepassingsgebied van de wet
betreffende de rechten van de patiënt.
Voor gedetineerden geldt ook hier de gelijkwaardigheid en dus zijn ook deze bijzondere
gezondheidwetten van toepassing327tijdens de detentie. De toepassing van deze wetten vergt
specifieke procedures en competente beroepsbeoefenaars die bovendien vertrouwd zijn met de
wetgeving en de toepassing ervan in de praktijk. Deze hoedanigheden kunnen niet verwacht worden
van zorgverleners met een opdracht in de gevangenissen. Bovendien is de vraag van gedetineerden
naar dergelijke tussenkomsten (tot de dag van vandaag) zo zeldzaam dat het aanwerven van
zorgverleners met de nodige competenties niet efficiënt en onrendabel is. Ook de opportuniteit van
dergelijke aanwervingen moet daarbij overwogen worden. Meestal is de materie immers om allerlei
redenen gevoelig en is het niet uit te sluiten dat de vraag van de patiënt “onder druk van de detentie”
wordt gesteld. Dit was trouwens al bij de inwerkingtreding van de abortuswet een belangrijk argument
om zwangere vrouwen door te verwijzen naar een abortuscentrum buiten de gevangenis.
4.4.1. Palliatieve zorg
Palliatieve zorg328 is het geheel van zorgverlening aan patiënten van wie de levensbedreigende ziekte
niet langer op curatieve therapieën reageert en voor wie controle van pijn en andere symptomen,
alsook psychologische, morele, spirituele en zingevende, familiale en sociale ondersteuning van
essentieel belang zijn. Het belangrijkste doel van de palliatieve zorg is de terminale zieke en zijn naasten
324
Health in prison - A WHO guide to the essentials in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Dental health in prisons - A. Bose and T. Jenner, p 147
325
Todts S., Somatische aspecten van druggebruik, Handboek Verslaving, Wolters, 2003, E3135/3 - E3135/42
326
Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen - Procedure D07: Desinfectie van tandartsinstrumenten; Procedure
F02: Onderhoud tandartsmateriaal
327
Zie ook supra: 1.3.1. Rechten van de gedetineerde op het gebied van gezondheidszorg
328
Wet van 14 juni 2002 betreffende palliatieve zorg - B.S., 22-10- 2002
79
een zo groot mogelijke levenskwaliteit en maximale autonomie te bieden. (palliatieve sedatie, pijn- en
symptoomcontrole).
In de praktijk is de vraag naar palliatieve zorg meestal het te voorziene eindpunt van een langdurig
ziekteproces. Dit laat toe de vraag tot voorlopige invrijheidstelling om gezondheidsredenen vooraf te
stellen en deze te vragen “van zodra de gezondheidstoestand een overbrenging naar een afdeling
palliatieve zorg nodig maakt”.
Een voorlopige invrijheidstelling om gezondheidsredenen329 met als doel een opname in een palliatieve
afdeling die niet wordt toegestaan brengt de zorgverlener in verlegenheid. Hij moet noodgedwongen
een activiteit uitvoeren, die niet tot zijn zorgopdracht behoort. Begeleiden bij het sterven is niet
opgenomen in de definitie van de geneeskundige verzorging in de gevangenissen 330. Bovendien kan
onmogelijk voldaan worden aan een van de belangrijkste doelstellingen van palliatieve zorg: de
toegankelijkheid van de afdeling, dag en nacht, voor familie en vrienden in serene omstandigheden.
4.4.2. Euthanasie
Euthanasie331 is het opzettelijk levensbeëindigend handelen op vrijwillig overwogen en herhaald verzoek
van een patiënt wiens toestand medisch uitzichtloos is en die aanhoudend en ondraaglijk niet te lenigen
fysiek of psychisch lijden ervaart.
Euthanasie is geen recht. De patiënt heeft wel het recht om euthanasie te vragen. Artsen hebben het
recht, maar niet de plicht, euthanasie uit te voeren zonder dat ze strafbaar zijn. Uitgangspunt in de
procedure is dat de arts de gedetineerde behandelt met respect voor zijn menselijke waardigheid, zijn
persoonlijke levenssfeer en zijn zelfbeschikkingsrecht. Het recht op geïnformeerde toestemming en
zelfbeschikking blijkt ook uit het Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de Biogeneeskunde332 en is
conform de Code333 en het advies334 van de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren en de Wet
betreffende de rechten van de patiënt335.
Een arts van de gevangenis die een schriftelijk, gedateerd en ondertekend verzoek tot euthanasie
ontvangt moet nagaan of de patiënt wilsbekwaam is (hij vraagt in dit verband een tweede advies door
een psychiater) en of zijn vraag voldoet aan de criteria van de wet336:
- hij informeert de patiënt over zijn gezondheidstoestand, zijn levensverwachting en de
therapeutische mogelijkheden en gaat in overleg met de patiënt om na te gaan of het verzoek
329
Zie ook supra: 4.1.2. Invrijheidstelling om gezondheidsredenen
art.87 §1 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
- Zie ook supra: 1.3.1. Rechten van de gedetineerde op het gebied van gezondheidszorg
331
Wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie - B.S., 22-06-2002
332
art.5 en 9 - Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de Biogeneeskunde (Raad van Europa 1997, niet
geratificeerd door België) - www.conventions.coe.int - Complete list: 164
333
art.29 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
334
Advies 12-05-2007 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be - Adviezen
335
art.8 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
336
art.3 - Wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie - B.S., 22-06-2002
330
80
-
-
vrijwillig, overwogen, herhaald en uit vrije wil (zonder druk van andere gedetineerden, familie,
politieke of religieuze medestanders) is gedaan en of er geen andere redelijke oplossing is;
hij overlegt met de verpleegkundigen met wie de patiënt regelmatig contact heeft en zorgt er
voor dat de patiënt contact heeft met naasten of met andere personen indien hij dit wenst;
hij vraagt de patiënt een vrij gekozen arts aan te duiden, bij voorkeur een arts vertrouwd met
euthanasie. Indien de patiënt niet terminaal is moet de vrij gekozen arts een psychiater zijn of
een specialist in de aandoening;
aan deze vrij gekozen arts maakt hij alle nodige en nuttige informatie over om hem toe te laten
een advies te verlenen over de ernst en de ongeneeslijkheid van de ziekte. Deze arts maakt een
verslag op dat in het medisch dossier wordt opgenomen en dat met de patiënt wordt
besproken.
Begeleiden bij het sterven is niet opgenomen in de opdrachten voor de geneeskundige verzorging in de
gevangenissen337. Indien het verzoek tot euthanasie ontvankelijk wordt verklaard is, met instemming
van de gedetineerde, een vraag om invrijheidstelling om gezondheidsredenen338door de arts van de
gevangenis aangewezen. Wordt dit niet toegestaan dan heeft het uitvoeren van de euthanasie in een
burgerziekenhuis de voorkeur om de nodige sereniteit van het gebeuren te verzekeren.
4.4.3. Zwangerschapsafbreking
Zwangerschapsafbreking339wordt niet gedefinieerd in de wet. Het kan omschreven worden als het
kunstmatig en opzettelijke beëindiging van een zwangerschap door het vernietigen van een niet
levensvatbare embryo of foetus.
Van zodra de abortuswet in 1990 tot stand kwam werden gedetineerden die om abortus verzochten
overgebracht naar gespecialiseerde centra. Deze politiek werd bevestigd in de Basiswet
gevangeniswezen:“Zwangere vrouwen die binnen de wettelijk gestelde voorwaarden om een
zwangerschapsafbreking verzoeken worden overgebracht naar een instelling voor gezondheidszorg
waaraan een voorlichtingsdienst is verbonden”340.
4.4.4. Orgaandonatie
Orgaandonatie341 is van toepassing op het wegnemen van organen, weefsel of cellen bij een donor
voor transplanteren ervan op dezelfde of op een andere receptor en dit voor therapeutische
doeleinden342.
Het wegnemen van organen, weefsels en cellen gebeurt door een arts van een gespecialiseerd
centrum. Deze arts moet van de donor zijn schriftelijk geïnformeerde toestemming, opgemaakt in het
337
art.87 1° - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
- Zie ook supra: 1.3.1. Rechten van de gedetineerde op het gebied van gezondheidszorg
338
Zie ook supra: 4.1.2. Invrijheidstelling om gezondheidsredenen
339
Wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking - B.S., 05-04-1990
340
art.93 §3 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
341
Wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen - B.S., 14-02-1987
342
De wet is niet van toepassing op het overbrengen van een embryo, het wegnemen en transplanteren van
testes en ovaria en het gebruiken van eicellen en sperma, het afnemen van bloed en bloedderivaten.
81
bijzijn van een meerderjarige getuige, ontvangen. Het is ook deze arts die de donor moet inlichten over
de herroepbaarheid van het voorstel en over de lichamelijke, psychische, familiale en sociale gevolgen
van het wegnemen.
Van zodra de arts van de gevangenis op de hoogte is van de schriftelijk geïnformeerde toestemming
van de donor doet hij een aanvraag voor uitgangsvergunning of overbrenging naar een ziekenhuis en
maakt hij alle nodige en nuttige medische informatie over aan de arts van het gespecialiseerd centrum.
Na de ingreep verstrekt hij de noodzakelijke nazorg aan de donor.
4.4.5. Medisch begeleide voortplanting
Onder medisch begeleide voortplanting verstaat men meestal kunstmatige inseminatie en in vitro
fertilisatie. De bepalingen van de wet betreffende de rechten van de patiënt zijn van toepassing bij de
toepassing van deze voortplantingstechnieken. Gedetineerden zijn op grond van het
gelijkwaardigheidbeginsel voorgeschreven in de Basiswet in se niet uitgesloten van medisch begeleide
voortplanting.
Het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek bracht over medisch begeleide voortplanting bij gedetineerden
een verdeeld advies uit343. Het Comité was het er over eens dat de uitvoeringsbesluiten van de
Basiswet gevangeniswezen zo snel mogelijk moeten in voege gebracht worden, dat ongestoord bezoek
op zich positief is maar dat er onvoldoende opvang is voor de gedetineerden met een kind. Ook is er
onvoldoende informatie over ouderschap in detentie en over contraceptie. De andere standpunten zijn
genuanceerd en bewegen zich tussen twee tendensen.
Een eerste tendens vertrekt van het standpunt dat het hoger belang van het kind steeds primeert. De
overheid moet alle nodige maatregelen nemen om het verwekken of de geboorte van kinderen van
langgestraften te vermijden. Ze krijgen dus geen toegang tot medisch begeleide voortplanting en geen
toegang tot ongestoord bezoek als contraceptie niet is verzekerd. Wanneer geboorte en verblijf van
kinderen in de gevangenis onvermijdelijk zijn moet alles in het werk gesteld worden om de nadelige
gevolgen zoveel mogelijk te vermijden. Aanbevolen wordt te streven naar geboortebeperking in de
gevangenis en naar het uitstellen van moederschap. Ook moeten de beschikbare kredieten besteed
worden, niet aan medisch begeleide voortplanting, maar aan het welzijn van de kinderen in de
gevangenis die buiten detentie zijn verwekt.
Een tweede tendens vertrekt van het gelijkwaardigheidbeginsel. Ook gedetineerden hebben recht op
medisch begeleide voortplanting. Niet de overheid, maar de ouders beslissen over de gegrondheid van
een ouderschapsproject en detentie op zich is geen uitsluitsel voor de toegang tot medisch begeleide
voortplanting. In concrete gevallen moet de beslissing, zoals voor vrije burgers, overgelaten worden
aan gespecialiseerde centra. Aanbevolen wordt iedere aanvraag van gedetineerden bij wie infertiliteit
is vastgesteld over te maken aan het gespecialiseerd centrum gekozen door de belanghebbende. De
arts van de gevangenis moet het centrum in kennis stellen van de detentie van de belanghebbende en
het centrum zelf moet zich kunnen informeren bij de penitentiaire administratie en de psychosociale
dienst van de gevangenis om te kunnen oordelen over de opportuniteit van de behandeling.
343
Advies 46 van 19 januari 2009 van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek betreffende fertiliteithandelingen
op vraag van een gedetineerde - www.health.belgium.be/bioethics - Adviezen
82
Met de tweede tendens als uitgangspunt zou dit in de praktijk betekenen:
-
-
-
-
een arts van de gevangenis die een verzoek tot medisch begeleide voortplanting ontvangt van
een patiënte van maximum 45 jaar moet nagaan of ze wilsbekwaam is (een tweede advies door
een psychiater kan nuttig of nodig zijn) en of er sprake is van infertiliteit;
hij gaat in overleg met de patiënte om na te gaan of het verzoek vrijwillig, overwogen en uit
vrije wil (zonder druk van andere gedetineerden) is gedaan, geeft ze bedenktijd en gaat na of er
geen andere redelijke oplossing is;
hij vraagt de patiënte een vrij gekozen fertiliteitscentrum aan te duiden;
patiënte tekent een verklaring waarbij ze akkoord gaat dat het centrum in kennis wordt gesteld
van haar detentiesituatie door de arts van de gevangenis. Ze geeft ook haar instemming dat de
arts medische gegevens overmaakt aan het centrum en dat het centrum zelf zich in verbinding
kan stellen met de psychosociale dienst van de gevangenis om de nodige informatie te krijgen
om een beslissing te nemen;
vooraleer de aanvraag met verklaring van akkoord door te sturen naar het vrij gekozen
fertiliteitscentrum, wordt deze voorgelegd aan de psychosociale dienst, die zijn bedenkingen
kan formuleren.
4.4.6. Medische Experimenten
Medische experimenten344 op mensen worden in de wet omschreven als elke op de mens uitgevoerde
proef, studie of onderzoek met het oog op de ontwikkeling van biologische of medische kennis.
Artikel 90 van de Code van geneeskundige Plichtenleer sluit gevangenen uit voor medische
experimenten345. Ook de Europese Gevangenisregels waren zeer terughoudend op dit gebied. AIDS en
de snelle evolutie in de behandelingsmogelijkheden van H.I.V. en hepatitis deden deze strikt afwijzende
houding enigszins wijzigen. Sommige binnenkomende seropositieve patiënten, bleken inderdaad
opgenomen in klinische studies waaruit zij moeilijk konden verwijderd worden, gezien de gunstige
effecten op de gezondheidstoestand. In deze context en in het kader van het recht op een
gelijkwaardige gezondheidszorg werd in de Europese Aanbevelingen betreffende AIDS in de
gevangenis346, gepleit voor de toegankelijkheid van gedetineerden tot medische experimenten onder
welomschreven voorwaarden. De Europese Aanbeveling betreffende de ethische en organisatorische
aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis347 bevestigt deze gewijzigde visie en wijst tevens op
Conventie Mensenrechten en Biogeneeskunde van de Raad van Europa348. In zijn vergadering van 20
januari 2001 pleit de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren “ … voor de naleving van de
aanbeveling van de Verklaring van Helsinki349, wat betekent dat in de gevangenissen enkel de
experimenten voortgezet worden gestart vóór de opsluiting. …”.
344
Wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon - BS., 18-05-2004 - editie 2
art.89 tot 94 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
346
art.16 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de penitentiaire en criminologische aspecten van
het beheersen van besmettelijke ziekten, in bijzonder van AIDS, en de daaraan verbonden
gezondheidsproblemen in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(93) 6
347
art.74 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
348
art.15, 16 en 17 - Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de Biogeneeskunde (Raad van Europa 1997, niet
geratificeerd door België) www.conventions.coe.int - Complete list: 164
349
www.WMA Declaration of Helsinki
345
83
In de context van het recht op gelijkwaardigheid is het voor gedetineerden in ieder geval aangewezen
dat dezelfde regels gelden als voor de gewone patiënt. Bovendien zal, als bijkomende veiligheid, ieder
voorgenomen wetenschappelijk onderzoek of medisch experiment voorafgaand en schriftelijk voor
goedkeuring aan het Geneesheer-diensthoofd van de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen worden
voorgelegd. Deze moet, alvorens te beslissen, het gunstige advies krijgen van een erkende commissie
voor medische ethiek.
In geen geval mogen gedetineerden onderworpen worden aan een wetenschappelijk onderzoek of een
medisch experiment dat schadelijk kan zijn voor de fysieke of psychische integriteit van hun persoon.
Medische experimenten vallen enkel onder de toepassing van de wet betreffende de rechten van de
patiënt in de mate dat dergelijk onderzoek gepaard gaat met de zorg voor de gezondheid van de
proefpersoon. Ze kunnen slechts worden toegelaten indien redelijkerwijze een gunstige weerslag op de
gezondheid van de gedetineerde, die als proefpersoon optreedt, kan worden verwacht.
Dergelijke experimenten kunnen slechts worden toegelaten voor zover de gedetineerden die als
proefpersoon optreden vooraf, mondeling en schriftelijk, – tegen ontvangstbewijs neer te leggen en te
bewaren in het medisch dossier – volledig en in van hen begrijpbare taal werden geïnformeerd over de
aard, de draagwijdte, de doelstellingen van het experiment, de te verwachten resultaten en de aan het
experiment verbonden risico’s en ongemakken en mits zij vrij, voorafgaandelijk en schriftelijk, hebben
toegestemd350. Deze toestemming kan steeds worden herroepen zonder dat dit enig nadelig effect mag
hebben op de verstrekte gezondheidszorg. De gedetineerde moet gewezen worden op de mogelijkheid
om zich te allen tijde terug te trekken.
Gedetineerden mogen niet tot deelname aan een medisch experiment worden aangespoord door het
krijgen van een gunst of vergoeding in het vooruitzicht te stellen.
350
art.48 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
84
5. BIJDRAGE TOT PREVENTIE EN BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID
De gevangenissen zijn een bedrijf dat dagelijks logies verstrekt aan meer dan 10.000 gedetineerden. De
gevangenissen verschaffen ook werk aan enkele duizenden gedetineerden en personeelsleden.
Bovendien bestaat voor gedetineerden een eigen geneesmiddelendistributie.
Niemand betwist dat het personeel van de gevangenissen dezelfde rechten heeft als ieder andere
werknemer in ons land. Voor gedetineerden geldt het gelijkwaardigheidbeginsel. De Minister van
Justitie is verantwoordelijk voor personeel en gedetineerden en dus ook voor de gezondheidspreventie
en de gezondheidsbescherming. Ook de gezondheidsdiensten van de gevangenissen hebben hier een
verantwoordelijkheid351. Artikel 87 2° van de Basiswet gevangeniswezen bepaalt dan ook dat de
gezondheidszorg in de gevangenissen o.m. omvat: de bijdrage van de zorgverleners tot de
gezondheidspreventie en de gezondheidsbescherming van het personeel en de gedetineerden.
5.1.
De bijdrage tot gezondheidspreventie voor gedetineerden en personeel
Gezondheidspreventie omvat gezondheidspromotie en preventieve gezondheidszorg. Het is een
opdracht van de Gemeenschappen maar in overeenstemming met de Basiswet gevangeniswezen
moeten de zorgverleners verbonden aan de Dienst Gezondheidszorg van een gevangenis hun bijdrage
leveren. Voor artsen is dit trouwens een deontologische plicht352.
Veel gedetineerden komen uit gemarginaliseerde bevolkingsgroepen. Van hun verblijf in de gevangenis
moet gebruik gemaakt worden om programma’s voor gezondheidspromotie en preventieve
gezondheidszorg353 op te zetten.
Bij het opzetten van de programma’s moet gebruik gemaakt worden van educatief materiaal en
informatiebrochures opgemaakt door of in samenwerking met verantwoordelijke overheden, zoals de
Vlaamse en de Franse Gemeenschap of gespecialiseerde niet gouvernementele organisaties. Hierbij
mag niet voorbijgegaan worden aan het personeel dat het dichtst bij de gedetineerden staat en dat de
nodige informatie en vorming moet krijgen.
5.1.1. Gezondheidspromotie
Programma’s voor gezondheidspromotie sporen aan tot een gezonde levensstijl. Programma’s voor
gezondheidspromotie hoeven niet groots in hun opzet te zijn maar aansporen tot een gezonde
levensstijl, zoals het aanleren van dagelijkse tandhygiëne of tot deelname aan sportactiviteiten. Ook
onderwerpen zoals roken, alcohol en gezonde voeding moeten aan bod komen;
351
Par.52 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 47
- Health in prison - A WHO guide to the essential in prison health - www.euro.who.int/document e90174 Protecting and promoting health care in prisons: a settings approach - P. Hayton, p. 15
352
art.105 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
353
art.27, 28 en 29 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten
van de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
85
5.1.2. Preventie tegen drugs en besmettelijke ziekten
In het kader van de gezondheidspreventie, worden programma’s opgezet om de verspreiding van
besmettelijke ziekten, in het bijzonder tuberculose en druggerelateerde aandoeningen, zoals HIV en
hepatitis, te voorkomen.
De gedetineerde kan alleen aan opsporingsonderzoeken onderworpen worden mits zijn vrije
toestemming en de resultaten behoren tot het medisch geheim.
De arts van de gevangenis brengt de gedetineerde binnen een redelijke termijn op de hoogte van de
resultaten van de onderzoeken en geeft hierbij de gepaste informatie. Indien nodig schrijft hij
bijkomende onderzoeken en een behandeling voor, gelijkwaardig aan deze die buiten de gevangenis
wordt toegepast.
In de gevangenissen bestaat een grote correlatie tussen druggebruik en besmettelijke ziekten 354 zoals
HIV355 en hepatitis en ook tuberculose. In het kader van de programma’s voor gezondheidspromotie en
preventieve gezondheidszorg moet dus veel aandacht besteed worden aan de informatie over en de
opsporing van druggerelateerde ziekten, zoals HIV, hepatitis356 en tuberculose357 en aan informatie
over het belang van de vaccinatie tegen hepatitis B en over het vermijden van risicogedrag bij
druggebruik. Bovendien zijn profylactische maatregelen nodig zoals het ter beschikking stellen van
desinfectantia en preservatieven.
De programma’s worden uitgevoerd in overleg met de andere bevoegden. De zorgverleners staan in
voor de gedetineerden (organisatie en coördinatie binnen de gevangenis, vaccinatie, diagnose).
5.1.3. Preventie van zelfmoord
Zowel de zorgverleners als de directeur en het personeel van de gevangenis hebben aandacht voor
eventuele zelfmoordneigingen bij gedetineerden.
Gedetineerden met zelfmoordneigingen staan onder strikt en permanent toezicht en krijgen de gepaste
begeleiding en behandeling. Hiervoor is overleg en samenwerking vereist tussen de zorgverleners, de
directeur en het personeel van de gevangenis.
Zelfmoord komt relatief meer voor in de gevangenissen. De overbevolking, het gebrek aan werk en
andere activiteiten, de drugproblematiek, juridische, sociale en relationele problemen zijn hieraan
zeker niet vreemd.
De meeste zelfmoorden gebeuren tijdens de eerste dagen van de detentie. Het inschatten van het
zelfmoordrisico bij binnenkomers is dus primordiaal358. De Universiteit Gent heeft een test ontwikkeld
die toelaat de grootorde van de verslavingsproblemen en de psychiatrische problemen (incluis
354
art.28, 36 tot 42 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten
van de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98)
355
Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de penitentiaire en criminologische aspecten van het
beheersen van besmettelijke ziekten, in bijzonder van AIDS, en de daaraan verbonden gezondheidsproblemen in
de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(93) 6
356
Hoge Gezondheidsraad, Hepatitis B preventiebeleid in gevangenissen, 2001
- Matheï C., Todts S., Van Damme P., Hepatitis B, Hepatitis C en HIV preventiebeleid in gevangenissen, 2001
357
Wetenschappelijk Comité van het Belgisch Nationaal Werk tot Bestrijding van Tuberculose. Tuberculosebeleid
in de gevangenissen, 2007
- Collectieve brief n° 95 van 25 juni 2010: Besmettelijke ziekten: Tuberculose (TBC)
358
Par.57 en 58 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002)
1 - Rev. 2011, p. 48
86
zelfmoordneiging) in te schatten. De afname van de test duurt per gedetineerde gemiddeld een half
uur (minimum 5 minuten, maximum 1 uur). Deze opdracht zou, naast psychotherapeutische
behandeling van gedetineerden in samenwerking met de psychiater, de voornaamste opdracht zijn
voor psychologen verbonden aan de Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis359.
Iedereen trouwens die met gedetineerden in contact komt moet trachten zelfmoordproblemen te
onderkennen en zou hiervoor de nodige vorming moeten kunnen krijgen.
Bij gedetineerden met een gekende zelfmoordproblematiek is strikt en permanent toezicht vereist en
zij moeten de gepaste begeleiding en behandeling krijgen. Dit vraagt overleg en samenwerking tussen
de actoren op het terrein360, ook tussen de Diensten Gezondheidszorg van de gevangenissen
onderling361.
5.1.4. Preventie van geweld
Geweld binnen de gevangenis is de opzettelijke aantasting van de fysieke, de psychische of seksuele
integriteit van gedetineerden of de dreiging daarmee.
Geweld362 voornamelijk tussen gedetineerden onderling is een toenemend probleem in alle Europese
gevangenissen. Een meer gewelddadige maatschappij, overbevolking van de gevangenissen,
drughandel, culturele, religieuze en etnische tegenstellingen zijn evenveel factoren die hiertoe
bijdragen.
5.1.4.1. Anonieme registratie
De zorgverleners verbonden aan de Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis kunnen een bijdrage
leveren aan de preventie van geweld door mee te werken aan anonieme registratie van alle uitingen
van geweld in de gevangenis zodra deze worden opgemerkt of vermoed. Deze registratie gebeurt
derwijze dat de betrokken gedetineerden in geen geval kunnen worden geïdentificeerd.
Door anonieme registratie363 van uitingen van geweld door personen werkzaam in de gevangenis
(directie, personeel, PSD, externe medewerkers…) kan belangrijke informatie verzameld worden over
de aard en de evolutie van geweld. Ook kunnen conclusies getrokken worden in het kader van de
preventie. Door hun specifieke positie in de gevangenis is het nuttig zorgverleners te betrekken in
dergelijke projecten.
359
art.2 18° - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005
360
art.58 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
361
Par.59 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 48
362
art.30, 31, 32 en 64 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische
aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec
R(98) 7
363
Par.60 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 48
87
5.1.4.2. Attesten betreffende vaststelling van geweld
De arts van de gevangenis die, na onderzoek van de gedetineerde sporen van geweld vaststelt, stelt
een attest op waarin worden weergegeven de verklaring van de gedetineerde, de medische
vaststellingen over de letsels en de hieruit medisch te trekken conclusies, onder meer de te verwachten
tijdelijke of blijvende ongeschiktheden.
Het attest wordt bewaard in het elektronisch medisch dossier (EMD). De gedetineerde heeft inzage in
het attest en wordt er door de attesterende arts op gewezen dat hij het recht heeft een tweede attest
te laten opstellen door een vrij gekozen arts.
De attesterende arts maakt met in stemming van de gedetineerde een attest over aan een bevoegde
overheid, waaronder de directeur of de Commissie van Toezicht van de gevangenis, of/en aan een
vertrouwenspersoon, zijnde zijn advocaat of een vrij gekozen arts.
Na zijn detentie kan de gedetineerde schriftelijk vragen het attest aan hem persoonlijk over te maken.
Om de rechten van de gedetineerden te vrijwaren attesteren artsen van de gevangenis de gevolgen van
geweld gepleegd op gedetineerden door andere gedetineerden, maar ook door personeel (bij
gewelddadige incidenten binnen de gevangenis) en politiediensten (bij arrestatie of ondervraging).
Het afleveren van een attest stelt ook hier het probleem van medische gegevens in het bezit van de
gedetineerde 364. Dit betekent echter niet dat de gedetineerde geen inzage heeft in het attest en dat
het met zijn toestemming, gestuurd wordt naar een bevoegde overheid of een vertrouwenspersoon 365.
Wanneer er grond is te vrezen dat de gedetineerde wegens zijn ondergeschikte positie zelf niets kan of
durft ondernemen, is de arts van de gevangenis, bij geweld gepleegd op een gedetineerde, gerechtigd
het feit en zijn waarneembare gevolgen zonder uitstel bij middel van een attest te melden aan een
bevoegde overheid.
In deze omstandigheden is het de arts van de gevangenis, en hij alleen, die oordeelt over de noodzaak
van het verstrekken van vertrouwelijke informatie en over de aard ervan, onverminderd de toepassing
van art.458 Strafwetboek.
Door hun specifieke positie binnen de gevangenis stellen zorgverleners, dikwijls als enigen, sporen van
geweld vast. Hierbij wordt het hen soms ook duidelijk dat de gedetineerde uit schrik voor represailles
vanwege andere gedetineerden of vanwege personeel of politiediensten geen aangifte kunnen of
durven doen. In die gevallen is de arts gerechtigd hiervan melding te maken, ook zonder de
toestemming van de gedetineerde. Toch moet de arts hierbij afwegen dat het doorbreken van het
beroepsgeheim zijn vertrouwensrelatie met de gedetineerde zou kunnen schaden of andere
gedetineerden zou kunnen weerhouden hem te raadplegen over problemen rond geweld.
5.2.
De bijdrage tot gezondheidsbescherming voor gedetineerden en personeel
De zorgverleners verbonden aan de Dienst Gezondheidszorg van een gevangenis leveren een bijdrage
tot de gezondheidsbescherming van het personeel en de gedetineerden366.
364
art.92 §2 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
365
Par.61 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 48
366
art.87 2° - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
88
De gezondheidsbescherming in de gevangenissen heeft onder meer betrekking op de hygiëne, de
voeding, het welzijn op het werk, de distributie van geneesmiddelen en de verwijdering van het
medisch afval367. De opsomming die wordt gegeven is niet-limitatief zodat nieuwe vereisten op het vlak
van gezondheidsbescherming in de vrije samenleving automatisch mee opgenomen worden in de
opdracht van de gezondheidsbescherming.
De Diensten Gezondheidszorg van de gevangenissen staan in voor het verwijderen van het medisch
afval en voor de geneesmiddelendistributie. Voor voeding, hygiëne en kledij heeft de zorgverlener
volgens de Europese Aanbevelingen368 een rol te spelen naast de bevoegde overheden. Volgens de
wet369 betreffende welzijn op het werk vallen ook werknemers zonder arbeidsovereenkomst, zoals
gedetineerden onder de reglementering van de Codex Welzijn op het werk. Ook de Europese
Gevangenisregels370 bevelen aan dat de arbeidsvoorwaarden van de gedetineerden op het gebied van
gezondheid en veiligheid vergelijkbaar zouden zijn met die van de gewone arbeiders.
De directeur draagt er zorg voor dat de diensten die belast zijn met de gezondheidsbescherming van
personen in de vrije samenleving hun diensten kunnen aanbieden in de gevangenissen371. Hem wordt
de plicht opgelegd om de bevoegde externe diensten toegang te verlenen (Empreva, voedselcontrole,
apothekers met geneesmiddelen, verwijderen medisch afval ….)
5.2.1. Het verwijderen van medisch afval
De verwijdering van het medisch afval gebeurt door de Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis
volgens de bestaande regelgeving.
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen geeft de nodige richtlijnen om de verwijdering van het
medisch afval op een uniforme, veilige, efficiënte, economische manier en volgens de bestaande
regelgeving te laten gebeuren. Hiervoor worden overeenkomsten afgesloten met erkende firma’s.
5.2.2. De geneesmiddelendistributie
Onverminderd de therapeutische vrijheid van de arts houdt deze bij het voorschrijven van
geneesmiddelen rekening met de richtlijnen opgenomen in het formularium voor geneesmiddelen en
andere farmaceutische producten.
De zorgverleners verbonden aan de Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis respecteren de
richtlijnen betreffende de geneesmiddelendistributie.
Zoals in de ziekenhuizen en de rust- en verzorgingstehuizen wordt, om redenen van efficiëntie en om
economische redenen een formularium372 van geneesmiddelen en andere farmaceutische producten
367
art.99 §1 - idem
art.24 en toelichting - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische
aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec
R(98)
369
Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van werknemers tijdens de uitvoering van hun werk
370
art.26.13 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
371
art.93 §2 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
372
art.49 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
368
89
uitgebracht dat jaarlijks wordt aangepast. Hierbij wordt, zoals buiten de gevangenissen, geen afbreuk
gedaan aan de therapeutische vrijheid van de artsen. De gevangenisartsen worden betrokken bij de
samenstelling van dit formularium.
De organisatie van de geneesmiddelendistributie wordt onderbouwd door het ter beschikking stellen
van moderne bedelingmiddelen en informaticaprogramma’s.
De bereiding, de aflevering en de levering van geneesmiddelen373 wordt opgenomen door lokale
apotheken. De apotheker van deze lokale apotheek wordt betrokken bij de betreffende
gevangenisactiviteiten. Hij zorgt samen met de directeur, de hoofdarts en de verpleegkundigen voor de
goede gang van zaken in de geneesmiddelendistributie in de gevangenis.
De aan de gevangenis verbonden arts maakt zijn voorschriften voor geneesmiddelen in het elektronisch
medisch dossier (EMD), dat enkel toegankelijk is voor zorgverleners verbonden aan de gevangenis.
Alleen de artsen hebben een geïndividualiseerde toegangscode (paswoord) tot de voorschrijfmodule.
De voorschriften gemaakt in het EMD voldoen aan de wettelijk vereiste normen: naam en voornaam
van de patiënt, naam en dosering van het geneesmiddel, posologie en identiteit van de voorschrijvende
arts (elektronisch handtekening bij middel van het paswoord).
De voorschriften in het EMD, op verschillende tijdstippen door de artsen gemaakt, worden afgedrukt
vanuit het EMD op lijsten met de individuele behandelingen voor elke gedetineerde voor een volledige
dag.
5.2.3. Het welzijn op het werk, de hygiëne en de voeding
De zorgverleners lichten de directeur in over de omstandigheden die niet voldoen aan de eisen van
gezondheid, van hygiëne en van het welzijn op het werk374.
Volgens de Europese Aanbevelingen375 en de Europese Gevangenisregels376 heeft de zorgverlener een
rol te spelen in het domein van de voeding en hygiëne als aanvulling op de tussenkomst van
gespecialiseerde diensten en organisaties. Dit is een meer eigentijdse benadering dan de regelgeving in
de Algemene Instructies die aan de zorgverlener op het gebied van voeding377 een rol toebedelen die
sinds jaren tot het terrein van de gespecialiseerde behoort. Hetzelfde geldt voor de hygiëne378. Dit mag
de zorgverlener echter niet beletten vanuit zijn beroep opmerkingen te maken over de voeding en de
hygiëne.
Ook het welzijn op het werk is het terrein geworden van de gespecialiseerde, toch kunnen
zorgverleners taken uitvoeren die van belang zijn voor het welzijn op het werk 379.
373
MO 1796 van 27 maart 2006 betreffende het klaarmaken, de aflevering en het verstrekken van
geneesmiddelen in de gevangenissen
374
art.93 §3 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
375
art.24 en toelichting - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische
aspecten van de gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec
R(98) 7
376
art.44 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006) 2
377
art.157 - MB 12 juli 1971 houdende Algemene Instructies van de strafinrichtingen, B.S., 10-08-1971
378
art.155 al.2 en 3, 120 al.1, 122, 123, 124 en 125 - MB 12 juli 1971 houdende Algemene Instructies van de
strafinrichtingen, B.S., 10-08-1971
379
art.62 - KB 28 april 1970 tot wijziging van het Algemeen Reglement van de strafinrichtingen, B.S., 16-05- 1970
90
5.2.3.1. Welzijn op het werk
Voor het personeel van de gevangenissen zijn in het kader van de welzijnswet 380 structuren opgezet
voor het gezondheidstoezicht. De Interne Dienst voor Preventie en Bescherming (I.D.P.B.) 381 is
uitgebouwd binnen het Directoraat-generaal EPI. Voor het medisch toezicht382 conform de welzijnswet
wordt beroep gedaan op de Dienst Arbeidsgeneeskunde voor federale ambtenaren, later omgevormd
tot Empreva, die sinds 1 januari 1995 actief is in de gevangenissen. Naast het gezondheidstoezicht
vallen onder de welzijnswet nog 6 andere toepassingsdomeinen (ergonomie, arbeidshygiëne,
veiligheid, bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst gedrag, leefmilieu en verfraaiing van de
werkplaatsen). De bevoegdheden die betrekking hebben op het Comité voor Preventie en Bescherming
op het Werk (C.P.B.W.) worden in de strafinrichtingen uitgeoefend door de Basis Overlegcomité
(B.O.C.) onder voorzitterschap van de directeur van de gevangenis.
Voor gedetineerden voorziet Algemeen Reglement van de strafinrichtingen383 dat de tewerkstelling
geschiedt in omstandigheden die zoveel mogelijk overeenstemmen met die van de buitenwereld. De
Europese Aanbevelingen384 en de Europese Gevangenisregels385 voorzien dat de arbeidsvoorwaarden
van gedetineerden vergelijkbaar moeten zijn met die van arbeiders buiten de gevangenis. Personen
zoals gedetineerden die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het
gezag van een andere persoon, vallen onder de welzijnswet. Dit alles betekent dat de welzijnswet in
praktijk moet worden gebracht voor gedetineerden zoals voor andere werknemers. Dit moet leiden tot
onder meer de oprichting van een preventiedienst en een arbeidsgeneeskundige dienst voor
gedetineerden en met eventueel de integratie ervan in de al bestaande preventiediensten en de
arbeidsgeneeskundige dienst voor het personeel. Preventie en bescherming van de gezondheid zijn
immers, zowel voor gedetineerden als voor personeel, sterk met elkaar verweven gezien de gesloten
gemeenschap waarin ze zich afspelen.
Voor elke werkpost wordt door de preventiedienst een fiche opgemaakt. Deze fiche wordt voorgelegd
aan de werkzoekende gedetineerde. Hij kan dan solliciteren voor de werkposten waarvoor hij zich
bekwaam acht.
De selectie voor de werkposten gebeurt door de werkgever. Deze kan zich laten adviseren door de
Psychosociale Dienst. Na de selectie kan de medische geschiktheid voor een werkpost uitsluitend
beoordeeld worden door een arbeidsgeneesheer386.
De artsen van de gevangenis kunnen, als behandelend arts, enkel een blijvende of tijdelijke
arbeidsongeschiktheid vaststellen. Zij kunnen ook attesteren, voor zover de noodzaak blijkt uit de
werkpostfiche, dat de gedetineerde vrij is van bepaalde besmettelijke ziekten of bepaalde vaccinaties
kreeg toegediend.
380
Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van werknemers tijdens de uitvoering van hun werk
KB van 27 maart 1998 betreffende de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk
382
KB van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk
383
art.62 - KB 28 april 1970 tot wijziging van het Algemeen Reglement van de strafinrichtingen, B.S. 16-05- 1970.
384
art.74 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
385
art.26.13 tot 26.17 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec
R(2006) 2
386
Wet van 28 januari 2003 betreffende de medische onderzoeken die binnen het kader van de
arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd, BS., 09-04-2003
381
91
5.2.3.2. Hygiëne
Momenteel zijn de Algemene Instructies betreffende hygiëne van toepassing 387. De rol van de arts is
eveneens voorzien in de Algemene Instructies388. Deze Algemene Instructies zijn tot stand gekomen in
een ver verleden. Inderdaad, vandaag moeten de gevangenissen beschouwd worden als logies
verstrekkende bedrijven die tevens een plaats van tewerkstelling zijn voor personeel en gedetineerden.
Het toezicht op hygiëne in de gevangenissen zou moeten toevertrouwd worden aan een
gespecialiseerde in hygiëne van het niveau Industriële Ingenieur389. Deze zou nauw moeten
samenwerken met al bestaande preventiediensten en de arbeidsgeneeskundige dienst voor het
personeel en voor de nog op te richten gelijkwaardige diensten voor gedetineerden in het kader van
Welzijn op het werk. Ook de zorgverleners zouden zich tot hem kunnen richten in verband met de
netheid van de cellen en gebouwen, de sanitaire voorzieningen en de toiletartikelen, de verwarming,
de verlichting en verluchting, de kledij en het beddengoed van de gedetineerden. Zo is het inderdaad
niet ondenkbaar dat de arts huidaandoeningen vaststelt bij slecht onderhouden badinstallaties.
Anderzijds zijn de promiscuïteit, het nietsdoen en langdurige isolatie een bedreiging voor de geestelijke
gezondheid. Daarom kan een medische tussenkomst bij de bevoegde autoriteiten, ofwel over het
algemeen ofwel voor een welbepaalde gedetineerde, aangewezen zijn390.
5.2.3.3. Voeding
Volgens de Algemene Instructies keurt de arts samen met de directeur391 de voedingswaren die voor
vervalsing of bederf vatbaar zijn. Deze opdracht is buiten de gevangenis toegewezen aan
gespecialiseerde diensten die bemand zijn met deskundigen die meestal andere kwalificaties hebben
dan deze van arts (bio-ingenieur, veearts, ...) en zeker dan deze van gevangenisdirecteur. In het kader
daarvan zijn ook de gevangenissen onderworpen aan de controle van het Federaal Agentschap voor de
Veiligheid van de Voedselketen. Dit mag de zorgverlener echter niet beletten de directeur opmerkingen
over te maken over de voeding. Zo is de arts van de gevangenis de best geplaatste persoon om een
epidemie van darminfecties onmiddellijk vast te stellen. Uiteraard zou ook het inzetten van diëtisten de
kwaliteit van de voeding ten goede komen.
387
art.120 al.1, 121 al.1, 122, 123, 124 en 125 - MB 12 juli 1971 houdende Algemene Instructies van de
strafinrichtingen, B.S., 10-08-1971
388
art.155 al.2 en 3 - MB 12 juli 1971 houdende Algemene Instructies van de strafinrichtingen, B.S.,10-08-1971
389
art.19 - Europese Gevangenisregels - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(2006)
390
Par.53 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 47
391
art.157 - MB 12 juli 1971 houdende Algemene Instructies van de strafinrichtingen, B.S., 10-08-1971.
92
6. BIJDRAGE VAN DE ZORGVERLENERS TOT REINTEGRATIE VAN DE GEDETINEERDE
Volgens artikel 87 3° van de Basiswet gevangeniswezen omvat de gezondheidszorg in de
gevangenissen: de bijdrage van de zorgverleners tot de reïntegratie van de gedetineerde in de
samenleving.
De zorgverleners leveren een eigen bijdrage tot reïntegratie door het fysieke en psychische welzijn van
de gedetineerden te bevorderen, minstens schade hieraan door het verblijf in de gevangenis te
beperken, en door het bevorderen van het sociale welzijn inzonderheid door medewerking aan sociaal
therapeutische initiatieven en programma’s voor sociale reïntegratie392.
De bijdrage van de zorgverleners kan bestaan uit psychische begeleiding of uit behandelen van
verwaarloosde aandoeningen bij gemarginaliseerde gedetineerden, uit het geven van voorlichting in
het kader van sociotherapeutische initiatieven zoals ongestoord bezoek 393 en uit informatie
verstrekken over het belang van de sociale zekerheid, inzonderheid van de ziekteverzekering.
Het overmaken van nuttige medische informatie en de samenwerking met zorgverleners die
gedetineerden met medische problemen of onder substitutietherapie na hun detentie zullen opvangen
kan een belangrijke bijdrage betekenen in hun medicopsychosociale reïntegratie.
Tandprothesen bij jonge gedetineerden die hun tanden verloren door gebrek aan tandhygiëne of door
druggebruik komt hun lichamelijke gezondheid ten goede en zijn dus medisch geïndiceerd. Het spreekt
vanzelf dat dit ook hun kansen op reïntegratie in de maatschappij vergroot. Een tandprothese wordt
eigendom van de gedetineerde (hij moet ze niet afgeven bij het verlaten van de gevangenis). Het is dan
ook normaal dat de gedetineerde die eigenaar wordt van een prothese ook, zoals elke andere patiënt
buiten de gevangenis, een persoonlijke bijdrage levert in de kosten. Hiervoor is een specifieke
procedure uitgewerkt.
Tatoeages zijn doorgedrongen in alle lagen van de bevolking. Bovendien zijn ze een deel van de
gevangeniscultuur. Binnen de gevangenis worden ze geplaatst door medegedetineerden op een
amateuristische en onhygiënische manier. Sommige tekens zijn symbolen voor verblijf in de
gevangenis. Het verwijderen van storende tatoeages (op zichtbare plaatsen zoals gezicht en handen)
kan eveneens bijdragen tot de reïntegratie in de maatschappij. Een advies van de Psychosociale Dienst
over de tussenkomst in de kosten is gewenst bij een aanvraag van de gedetineerde.
Het verwijderen van tatoeages is het werk van een arts (dermatoloog) maar heeft geen medische
indicatie. Buiten de gevangenis is er dan ook geen tussenkomst van de ziekteverzekering voorzien en
zijn de kosten ten laste van de patiënt. Deze regel moet ook gelden binnen de gevangenis tenzij men
van oordeel is dat deze kost voor reïntegratie door Justitie moet gedragen worden. In dit geval moeten
de kosten budgettair niet gedragen worden door de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen.
In dezelfde context zouden ook de kosten voor intakegesprekken in de drughulpverlening en in de
psychiatrische sector voor seksuele delinquenten en geïnterneerden budgettair los moeten staan van
de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen.
392
art.6 §2 en art.9 §2 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van
de gedetineerden - B.S., 01-02-2005
- art.3 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
393
art.67 en 68 - idem
93
7. INTEGRATIE VAN DE GEZONDHEIDSZORG IN DE GEVANGENISACTIVITEIT
De gezondheidszorg in de gevangenissen wordt gestructureerd en zodanig georganiseerd en
geïntegreerd in de gevangenisactiviteit dat ze in optimale voorwaarden kan geschieden 394. De regels
hiervoor moeten worden vastgelegd bij Koninklijk Besluit395. Dit is nog steeds niet uitgevaardigd.
7.1.
DE DIRECTEUR VAN DE GEVANGENIS
De directeur bekleedt een sleutelpositie in de gezondheidszorg in de gevangenis. Als inrichtingshoofd
zorgt hij samen met de hoofdgeneesheer en de verantwoordelijke verpleegkundige voor de goede gang
van zaken in de gezondheidszorg. Dit betekent dat regelmatig overleg wordt gepleegd met respect voor
elkaars opdrachten en bevoegdheden. Het doel van dit overleg is de organisatorische problemen op te
lossen en de noodzakelijke samenwerking te bevorderen.
De directeur staat in voor de toegankelijkheid van de gezondheidszorg. Hij zorgt er voor dat de
gedetineerde zo spoedig mogelijk na zijn opname en telkens hij erom verzoekt bij de arts van de
gevangenis wordt gebracht396. In alle detentieomstandigheden, zelfs bij de uitvoering van tuchtsancties
in de strafcel, moet de medische hulpverlening gevrijwaard blijven397. De directeur moet er zorg voor
dragen dat de gedetineerde een beroep kan doen op een behandelend arts van de gevangenis of
desgevallend op een vrij gekozen arts en op de tandarts.
De directeur zorgt ervoor dat de voorgeschreven behandelingen, geneesmiddelen, en diëten aan de
gedetineerde worden verstrekt en dat uithalingen en hospitalisaties worden uitgevoerd.
De directeur eerbiedigt en doet eerbiedigen door het personeel van de gevangenis de organisatie en de
werking van de gezondheidszorg, alsook de ethiek en de deontologie van de zorgverleners, in het
bijzonder het medisch geheim, de professionele onafhankelijkheid van de zorgverleners en de
onverenigbaarheid van zorg en expertise398.
De directeur doet de gedetineerden de organisatie en de werking van de gezondheidszorg, alsook de
zorgverleners zelf eerbiedigen.
7.2.
OVERLEGVERGADERINGEN EN DIENSTREGELING
Het is aangewezen dat het inrichtingshoofd samen met de hoofdgeneesheer en de verantwoordelijke
verpleegkundige minstens enkele malen per jaar overlegvergaderingen hebben.
394
art.97 §1 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
395
art.97 §2 - idem
396
art.89 - idem
397
art.113 §2 7° en art.136 8°- Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de
rechtspositie van de gedetineerden - B.S., 01-02-2005
- art.66 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
- Par.42 - 12e Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 13
398
Zie supra: 3. Medische ethiek en deontologie in de gevangenissen
94
De agendapunten worden voorafgaandelijk vastgelegd en het verslag van de vergadering wordt
bezorgd aan alle medewerkers van de Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis en aan de
onderscheiden centrale overheden.
Het inrichtingshoofd samen met de hoofdgeneesheer en de verantwoordelijke verpleegkundige
overleggen met de zelfstandige zorgverleners over de dagen en de uren van de raadplegingen.
De hoofdgeneesheer en de verantwoordelijke verpleegkundige delen voorafgaandelijk aan de namen
en coördinaten mede van de zorgverleners die raadpleging houden en die de continuïteit verzekeren.
Het inrichtingshoofd staat in voor de registratie van de uren van aanwezigheid van de zorgverleners.
7.3.
REGELS VAN ORDE EN VEILIGHEID
Zonder afbreuk te doen aan het verlenen van een gelijkwaardige gezondheidszorg eerbiedigt de
zorgverlener van orde en veiligheid. Dit betekent dat de zorgverlener ook in zijn professioneel handelen
geen abstractie maakt van de noodzakelijke orde in een gevangenis. Klassiek voorbeeld is dat de arts
van de gevangenis voor slaapstoornissen geen glas wijn of een avondwandeling kan voorschrijven. Dit
mag hem echter niet beletten een gelijkwaardige gezondheidszorg te verstrekken.
Zoals iedereen met een functie in de gevangenis is de zorgverlener onderworpen aan het huishoudelijk
reglement. Hij onderwerpt zich aan de veiligheidscontroles bij het binnenkomen van de gevangenis en
de regels binnen de gevangenis, brengt geen geld of voorwerpen naar binnen of naar buiten, verricht
geen boodschappen voor gedetineerde, treedt niet op als tussenpersoon met personen van buiten, ….
7.4.
LOKALEN EN UITRUSTING
De Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis beschikt over eigen lokalen en uitrusting.
De directeur zorgt voor geschikte, ruime en luchtige lokalen met goed aangesloten nuts- en
informaticavoorzieningen. De lokalen worden regelmatig gepoetst en zijn goed onderhouden. Ze
worden afgesloten met sloten eigen aan de lokalen en moeten de bescherming van de persoonlijke
leefsfeer waarborgen.
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen staat in voor de medische uitrusting van de lokalen. Het
materiaal, zowel duurzaam als niet duurzaam, moet bijdragen tot de hygiëne en het verzekeren van de
steriliteit.
95
8. GEZONDHEIDSZORG IN DE GEVANGENISSEN: ORGANISATIE EN STRUCTUUR
De Minister van Justitie is de inrichtende macht met de Penitentiaire Gezondheidsraad als adviserend
orgaan. Het dagelijks beleid en beheer gebeuren centraal vanuit de Dienst Gezondheidszorg
Gevangenissen te Brussel. Elke gevangenis is te beschouwen als een zorgafdeling.
8.1.
DE MINISTER VAN JUSTITIE ALS INRICHTENDE MACHT
Binnen het kader van de uitvoering van straffen zorgt de Minister van Justitie voor het aanbieden van
de gezondheidszorg in de gevangenissen.
Deze opdracht van de Minister van Justitie is niet conform met de Aanbeveling R(2006) 2 van de Raad
van Europa betreffende de Europese Gevangenisregels. In artikel 40 wordt aanbevolen de organisatie
van de gezondheidszorg in de gevangenissen rechtstreeks te verbinden met de algemene
gezondheidsstructuren en het gezondheidsbeleid in de gevangenissen te integreren in het algemene
gezondheidsbeleid.
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen (Dienst GZG), onderdeel van Strategische Ondersteuning
binnen het Directoraat - generaal Penitentiaire Inrichtingen (DG EPI) staat in voor het beleid en beheer
van de gezondheidszorg in de gevangenissen.
8.2.
DE PENITENTIAIRE GEZONDHEIDSRAAD (PGR)
De Penitentiaire Gezondheidsraad is een adviesorgaan van de Minister van Justitie.
Hij werd ingesteld bij art.98 van de Basiswet teneinde de zorgverleners in de gevangenissen nauwer te
betrekken bij het beleid op het vlak van de gezondheidszorg in de gevangenissen en aldus de kwaliteit
ervan te bevorderen. De PGR is dus vergelijkbaar met de Medische Raad van een verzorgingsinstelling.
De samenstelling, de bevoegdheid en de werking van de Raad zijn nader geregeld door een Koninklijk
besluit399. De Raad telt 14 werkende leden die als arts, tandarts of verpleegkundige verbonden zijn aan
een gevangenis en 14 plaatsvervangers. Een aantal waarnemers uit de penitentiaire administratie, de
FOD Volksgezondheid, de Orde van Geneesheren en het Raadgevend Comité voor bio-ethiek kunnen de
werkzaamheden van de Raad bijwonen.
De Penitentiaire Gezondheidsraad verleent niet-bindende adviezen over elke aangelegenheid die hem
door de Minister van Justitie wordt voorgelegd. Hij kan ook op eigen initiatief advies verlenen over
regelgeving betreffende de medische activiteiten, over de kwaliteit van de gezondheidszorg, over
samenwerkingsverbanden, ethisch-deontologische aangelegenheden en medisch wetenschappelijk
onderzoek binnen de gevangenissen.
Na de benoeming400 van de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden ging de Raad van start op 8 juni
2006. Het huishoudelijk reglement werd aangenomen ( goedgekeurd bij MB op 10 oktober 2006).
399
KB van 12 december 2005 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van artikel 98 van de basiswet van
12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden en tot regeling van de
samenstelling, de bevoegdheden en de werking van de Penitentiaire Gezondheidsraad - B.S., 29-12-2005
400
MB van 4 mei 2006 houdende de benoeming van de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de
Penitentiaire Gezondheidsraad - B.S., 17-05-2006
96
Sindsdien komt de Raad vier- tot vijfmaal per jaar samen in voltallige vergadering. Ook zijn
werkgroepen binnen de Raad actief. Dit resulteerde in meerdere adviezen aan de Minister.
8.3.
DIENST GEZONDHEIDSZORG GEVANGENISSEN (DIENST GZG)
De Dienst is gehuisvest in Brussel en staat in voor het dagelijks beleid en beheer van de
gezondheidszorg in de gevangenissen.
8.3.1. Missie
Als leidinggevend orgaan op het gebied van gezondheidszorg in de gevangenissen staat de Dienst
Gezondheidszorg Gevangenissen in voor het beleid en het beheer van de gezondheidszorg zoals
bepaald in de art.87 tot art.99 van de Basiswet Gevangeniswezen en de daaruit volgende regelgeving.
8.3.2. Visie
De Dienst voor Gezondheidszorg Gevangenissen wil:
- instaan voor een gezondheidszorg in de gevangenissen gelijkwaardig met buiten en bovendien
aangepast aan de specifieke noden van de gedetineerden;
- er voor instaan dat de gedetineerde bij het binnenkomen in de gevangenis en tijdens zijn
detentietraject, toegang heeft tot de diensten van een zorgverlener met de vereiste kwalificaties;
- als kenniscentrum voor gezondheidszorg in de gevangenissen instaan voor het verzamelen van
kennis en het communiceren zowel met de zorgverleners in de gevangenissen als met
belanghebbenden.
8.3.3. Beleid en beheer
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen respecteert en doet respecteren de bepalingen betreffende
de gezondheidszorg zoals bepaald in de Basiswet gevangeniswezen en de daaruit volgende
regelgevingen.
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen respecteert en doet respecteren de gelijkwaardige rechten
op gezondheidszorg van de gedetineerden401.
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen respecteert en doet respecteren de algemene regels op het
gebied van medische ethiek en deontologie met bijzondere aandacht voor het recht op het medisch
geheim, de professionele onafhankelijkheid van de zorgverleners en de onverenigbaarheid van zorg en
expertise in hoofde van een zelfde beroepsbeoefenaar.
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen houdt toezicht op de opvolging van het beleid en beheer op
gebied van gezondheidszorg in de gevangenissen.
Het beleid van de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen is gesteund op wetenschappelijk onderzoek,
nationale en internationale standaarden en wordt ontwikkeld in overleg en in samenwerking met
andere overheidsdiensten en gespecialiseerde organisaties.
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen staat in voor de organisatie van de gezondheidszorg, alsook
voor de structuur en de werking van de diensten voor gezondheidszorg, geïntegreerd in de
gevangenisactiviteit.
401
Zie ook supra: 3.1.1. Rechten van de gedetineerde op het gebied van gezondheidszorg
97
In overleg en samenwerking met interne en externe organisaties worden de personele middelen
georganiseerd, de budgetten begroot en beheerd, de informaticaondersteuning ontwikkeld en
beheerd, alsook de geneesmiddelendistributie georganiseerd.
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen staat in voor het verzamelen, verwerken en verspreiden van
gegevens betreffende beleid en beheer en van creatieve en innovatieve ideeën op gebied van
gezondheidszorg in de gevangenissen.
8.3.4. Organisatie en structuur (centraal en intermediair niveau)
8.3.4.1. Directie van de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen
De Geneesheer-diensthoofd is arts. Hij is verantwoordelijk voor ondermeer:
- het definiëren, coördineren en opvolgen van het algemeen zorgbeleid en van de zorgprogramma’s
in de gevangenissen;
- het medisch sturen van de algemene en specialistische geneeskunde (met o.m. de C.M.C.’s) en de
tandheelkunde alsook de gespecialiseerde zorg (zorgequipes voor geïnterneerden, programma’s
voor drugs, programma’s voor besmettelijke ziekten…) en het geneesmiddelenbeleid;
- het nemen van initiatieven voor en het bewaken van de integratie van de gezondheidszorg in het
penitentiair beleid en in de penitentiaire structuren en de contacten met de leiding van de
penitentiaire administratie;
- de bewaring van de patiëntendossiers van de in vrijheid gestelde gedetineerden;
- het behandelen van de medische aspecten van dossiers van gedetineerden;
Hij wordt bijgestaan door de:
- Referentieartsen besmettelijke ziekten: treden op in hun hoedanigheid van specialist op het gebied
van besmettelijke ziekten (HIV, Hepatitis, Tuberculose) als referentiepersonen ten behoeve van
zorgverleners in meerdere gevangenissen;
- Regionale Adviseurs Tandheelkunde: treden op als experts in hun vakdomein en als
referentiepersoon voor de andere zorgverleners;
- Regionaal Psycho-medisch coördinator: treedt op als adviseur in de zorg voor geïnterneerden en
psychiatrische patiënten in de gevangenissen en als referentiepersoon voor de andere
zorgverleners.
De Directeur Administratie staat in voor de administratieve ondersteuning en het beheer van de
budgettaire en logistieke activiteiten.
Hij stuurt de administratieve activiteiten, beheert de logistiek (P&O, ICT en B&B) en staat in voor de
correspondentie met de bevoegde Stafdiensten en externen (RIZIV….).
Hij stuurt de logistieke structuren en programma’s op centraal vlak (Medisch Boekhouding,
Personamed, geneesmiddelendistributie, ...) en coördineert de logistieke structuren en programma’s in
de gevangenissen (Coördinatie Medisch Boekhouding in samenwerking met de lokale boekhouders en
directies, Coördinatie Medische Informatica in samenwerking met de bevoegde diensten ...).
8.3.4.2. Zorg en Logistiek
“Zorg en Logistiek” staat in voor de organisatie van de diensten voor gezondheidszorg in de
gevangenissen en voor de verpleegkundige en paramedische zorg, alsook voor de ondersteunende
dienstverlening (pedicure, tandartsassistentie, administratie…). Het levert tevens een bijdrage in de
geneesmiddelendistributie.
98
“Zorg en Logistiek” omvat een Nederlandstalige en een Franstalige Afdeling. Aan het hoofd van elk van
deze afdelingen staat een Master Gezondheidswetenschappen.
Ze worden bijgestaan door de verpleegcoördinatoren (N/F). Deze treden op als coördinatoren van Zorg
& Organisatie in de gevangenissen en als referentiepersonen voor de andere zorgverleners.
8.3.4.3. Apotheken
Voor de geneesmiddelendistributie in de gevangenissen is een bijzondere regelgeving van
toepassing402.
De CENTRALE APOTHEEK: het hoofd is een apotheker die instaat voor de aankoop van geneesmiddelen
en de levering ervan aan de Lokale Apotheken403. Hij staat ook in voor de aankoop van farmaceutische
producten en de levering ervan aan de gevangenissen.
De Regionale Coördinatoren Lokale Apotheken: zijn apothekers die instaan voor het afsluiten en
beheren van dienstencontracten met de lokale apotheken in hun regio. Zij treden op als coördinator
voor de Lokale Apotheken en als referentiepersoon voor de andere zorgverleners. Zij hebben de
controle op de aflevering van geneesmiddelen en van andere farmaceutische producten door lokale en
externe apotheken404 en de betaling ervan. Zij staan in voor de strategie, het beheer en het toezicht
van de geneesmiddelendistributie in de gevangenissen. Zij dragen bij in het beheer van de budgetten
voor geneesmiddelen van het RIZIV op basis van een specifieke geneesmiddelenformularium.
8.3.5. Ondersteuning van de zorgverleners in de gevangenissen
8.3.5.1. Richtlijnen en procedures
Zorgverleners worden via allerlei kanalen overstelpt met informatie, al dan niet wetenschappelijk
ondersteund, over diagnosestelling en behandelingsmethoden van allerlei aandoeningen. Het is
onmogelijk om in alle domeinen de juiste keuze te maken in de correcte aanpak. Anderzijds werken
zorgverleners in meer dan 30 gevangenissen verspreid over het territorium. Ze hebben in de loop van
de jaren verschillende werkingsmethodes ontwikkeld. Door de talrijke overbrengingen tussen de
gevangenissen onderling schept de confrontatie met deze verschillen onzekerheid zowel bij de
gedetineerden als bij de zorgverleners.
Om de beste keuze te maken voor diagnose en behandeling, rekening houdend met de stand van de
wetenschap, de ervaring en de beschikbare middelen en om in de verschillende gevangenissen een
uniform zorgbeleid te realiseren werden de laatste jaren een reeks richtlijnen en procedures
uitgeschreven door de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen i.v.m. substitutiebehandeling405 en
402
Zie infra: 11.Bijlagen 11.3. Regelgeving betreffende de geneesmiddelendistributie in de gevangenissen
Lokale Apotheken: apotheken gelegen in de omgeving van de gevangenis. De Dienst Gezondheidszorg
Gevangenissen sluit met de verantwoordelijke apotheker een overeenkomst af voor het klaarmaken, leveren en
afleveren van geneesmiddelen voor de gedetineerden.
404
Externe Apotheken: plaatselijke apotheken op wie de Dienst Gezondheidszorg van een gevangenis beroep
doet in geval van nood of urgentie
405
Zie ook supra: 4.3.5. Middelenafhankelijke gedetineerden
403
99
besmettelijke ziekten406, voor tandartsen407, voor kinesisten (B 03: Kine / aanvraag E - F pathologie),
voor verpleegkundigen (E 01: De huisapotheek) en voor psychiaters (E 03: Libidoremmers).
Ook andere richtlijnen en procedures moeten worden uitgewerkt om de goede werking en de
uniformiteit te realiseren.
8.3.5.2. Epicure.net
Epicure.net is een informaticaprogamma dat het geheel van de medische dossiers van de
gedetineerden beheert en dat de organisatie van de gezondheidszorg in de gevangenissen stuurt. Het
werd ontwikkeld door de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen in samenwerking met externe en
interne ICT-gespecialiseerden. Zoals de traditie binnen Justitie het wil werd de ontwikkeling van het
programma overschaduwd door onderlinge strubbelingen en door het gebrek aan constructieve
medewerking van sommige belanghebbende medewerkers. Niettemin werd Epicure.net opgestart in
maart 2012. De gegevens uit de databanken van het oude Epicureprogramma, ontwikkeld in 1999,
werden gemigreerd naar het nieuwe programma.
Epicure.net is een webapplicatie toegankelijk via het intranet van Justitie en via internet (beveiligd door
VPN). De gegevens worden opgeslagen in SQL databanken. Het verkeer tussen de centrale servers en
de gebruikers is beveiligd door encryptie in beide richtingen (HTTPS).
Door loadbalancing wordt de belasting van de centrale servers continu gecontroleerd. Hierdoor wordt
performantiewinst voor de gebruikers verwezenlijkt. Ook de betrouwbaarheid verhoogt. Bij uitval van
een server neemt een andere server over en blijft het systeem in werking.
De bewaring van de gegevens (wat betreft medische gegevens voor minstens 30 jaar) is verzekerd. Ze
worden opgeslagen in twee fysiek gescheiden sites.
In Epicure.net worden in totaal 150.000 medische dossiers van gedetineerden en ex-gedetineerden
beheerd. Meer dan 10.000 dossiers hebben betrekking op gedetineerden die momenteel zijn
opgesloten in de gevangenissen. Ze worden beheerd tot op niveau van naam en celnummer van de
gedetineerde. Op gewone werkdagen worden gemiddeld 300 medische dossiers per uur geopend door
de gebruikers in de gevangenissen.
De resultaten van de klinische biologie en de verslagen van specialistische onderzoeken en externe
hospitalisaties worden geïmporteerd via Medimail.
Het programma genereert ook outputdocumenten en de papieren versie van het medisch dossier.
Voor de codificatie van de diagnoses bestaat de keuzemogelijkheid tussen meerdere
codificatiesystemen:
- IPCP (International Classification of Primary Care);
- IBUI (Identificateur Belge Unique/Belgische Unieke Identificator: vertrekt uit de ICPC - codificatie en
uit de ICD - codificatie of International Classification of Diseases) ;
- DSM - IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental disorders).
Het zorgvuldig invullen van de codes moet in de toekomst een beter inzicht geven in de ziektebeelden
in de gevangenissen.
406
407
Zie ook supra: 4.3.6. Gedetineerden met besmettelijke ziekten
Zie ook supra: 4.3.7. Gedetineerden met tandproblemen
100
Het formularium van de gevangenissen gebaseerd op het geneesmiddelenrepertorium van het Belgisch
Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI) is geïntegreerd. De artsen maken hun
voorschriften, die gegenereerd worden in lijsten die de lokale apotheker nodig heeft om de
verdeeldozen voor de geneesmiddelendistributie kaar te maken408.
Een satellietprogramma (Personamed) beheert het medische en paramedische personeel en hun
toegangsniveau tot de medische dossiers.
Een ander satellietprogramma beheert de prestaties van de zelfstandige zorgverleners en genereert
maandelijks hun facturen.
Het elektronisch medisch dossier moet ook voldoen aan de wettelijke bepalingen betreffende de
vertrouwelijkheid van informaticagegevens. Onrechtmatige toegang tot een informaticasysteem, het
misbruik van de daarin opgeslagen gegevens, het onrechtmatig invoeren, wijzigen of wissen van
opgeslagen gegevens zijn strafbaar gesteld409 evenals overtreding van de wet van 13 juni 2005
betreffende de elektronische communicatie.
Uiteraard gelden ook de bepalingen van de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten
opzichte van de verwerking van persoonsgegevens410. Artikel 7 van deze wet bepaalt dat de medische
gegevens enkel mogen worden verwerkt onder toezicht en verantwoordelijkheid van een beoefenaar
van de geneeskunde (de Geneesheer-diensthoofd van de Dienst GZG) of met een bijzondere
schriftelijke toestemming van de betrokkene. De personen die betrokken zijn bij de verwerking van
medische gegevens of die er toegang toe hebben (zorgverleners en hun noodzakelijke medewerkers 411,
administratief personeel van de Dienst GZG, ICT-verantwoordelijken) moeten bij naam worden
aangewezen door de persoon die verantwoordelijk is voor de verwerking. Slechts in drie gevallen
kunnen medische gegevens worden meegedeeld aan een beoefenaar van de geneeskunst en aan diens
medische ploeg, nl. bij speciale schriftelijke toestemming vanwege de patiënt, bij spoedgevallen
(noodtoestand) of in een geval waarin bij wet of besluit is voorzien (bv. mededeling aan een
adviserende arts).
De gedetineerde zelf kan, in afwijking van de wet betreffende de rechten van de patiënt, niet
rechtstreeks afschrift van het patiëntendossier verkrijgen zolang hij in de gevangenis verblijft. Hij kan
enkel schriftelijk verzoeken een afschrift mee te delen aan de door hem aangewezen
vertrouwenspersoon (arts van buiten of advocaat) 412. De gedetineerde moet wel kunnen beschikken
408
Zie infra: 11.Bijlagen 11.3. Regelgeving betreffende de geneesmiddelendistributie in de gevangenissen
art.550bis en 550ter Strafwetboek
410
Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking
van persoonsgegeven, B.S., 18-03-1993, gewijzigd bij wet van 11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn
95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van
die gegevens, B.S., 03-03-1999.
411
Zie supra: 2.2.
412
art.92 - Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
409
101
over informatie uit zijn patiëntendossier413 en heeft overeenkomstig de wet betreffende de rechten
van de patiënt ook recht op inzage414.
8.4.
DIENST GEZONDHEIDSZORG VAN EEN GEVANGENIS
In elke gevangenis verzekert de Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis de basisgezondheidszorg.
Deze omvat algemene geneeskunde, tandheelkunde en psychiatrie en in sommige grotere
gevangenissen specialistische geneeskunde (gynaecologie in de 8 gevangenissen waar vrouwen
verblijven, dermatologie, radiologie...).
In elke gevangenis wordt ook verpleegkundige zorg en kinesitherapie verzekerd en een lokale apotheek
van buiten de gevangenis staat in voor de aflevering van geneesmiddelen.
In enkele gevangenissen zijn bijzondere afdelingen uitgebouwd voor specialistische en gespecialiseerde
gezondheidszorg: psychiatrische afdelingen, medische centra (met hospitalisatie, operatiezaal en
polikliniek voor specialisten), verzorgingsafdelingen voor bejaarde gedetineerden en personen met een
handicap. Tevens wordt vanuit de gezondheidszorg ondersteuning gegeven aan drugprogramma’s en
aan afdelingen voor gedetineerden onder de maatregel van individuele en bijzondere veiligheid.
Op externe gezondheidszorg wordt enkel een beroep gedaan in dringende gevallen of wanneer
diagnose en/of behandeling niet mogelijk zijn binnen de gevangenis.
8.4.1. Missie
De Dienst voor Gezondheidszorg in een gevangenis staat in voor de uitvoering van de gezondheidszorg
zoals bepaald in de artikelen 87 tot 99 van de Basiswet en de daaruit volgende regelgeving.
8.4.2. Organisatie en structuur (niveau gevangenissen)
8.4.2.1. Lokaal Medisch Management (LOC)
De Hoofdgeneesheer van de gevangenis is verantwoordelijk voor het beheer van de medisch dossiers
van de gedetineerden.
Hij staat in voor het uitvoeren van het zorgbeleid, voor het coördineren van de zorgstructuren
(eventueel ook van bijzondere afdelingen zoals een medisch centrum of een psychiatrische afdeling in
zijn gevangenis) en zorgprogramma’s (tuberculose, drugs, hepatitis…) en voor de goede gang van zaken
in de Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis op lokaal vlak415.
Op lokaal vlak is hij de verbindingspersoon tussen de zorgverleners verbonden aan de Dienst
Gezondheidszorg van de gevangenis en het inrichtingshoofd, met wie hij onder meer in onderling
overleg de dienstregeling van de zorgverleners uitwerkt. Naar centraal niveau toe is hij de
verbindingspersoon met de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen.
Hij wordt ondersteund door de verantwoordelijke verpleegkundige van de gevangenis.
413
Par.61 - 3° Rapport général du CPT - www.cpt.coe.int/fr/docsnormes - Normes du CPT, CPT/Inf/E (2002) 1 Rev. 2011, p. 48
414
art.9 - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002; (zie ook: 11.
Bijlagen, 11.4)
415
art.21 - Aanbeveling van de Raad van Europa betreffende de ethische en organisatorische aspecten van de
gezondheidszorg in de gevangenis - www.coe/recommendations prisonsandprobation - Rec R(98) 7
102
8.4.2.2. Departement Medische Logistiek
ZORG & ORGANISATIE (S&O)
Dienst Verpleging en Organisatie verzekert de verpleegkundige, kinesitherapeutische en paramedische
zorg en de residentiële zorg alsook de geneesmiddelendistributie en de organisatie van de Dienst
Gezondheidszorg van de gevangenis.
De verpleegkundigen staan in voor:
- de globale verpleegkundige verzorging, technisch verpleegkundige prestaties en medische
toevertrouwde handelingen die wettelijk zijn bepaald;
- de psychiatrisch verpleegkundige zorg in de Psycho-medische Zorgequipes;
- de continuïteit van zorg samen met de Dienst Algemene Geneeskunde;
- het verlenen van assistentie bij de consultaties van de artsen;
- het dagelijks medisch-administratief beheer van de Dienst Gezondheidszorg van de gevangenis;
- de organisatie van de kinesitherapie en van andere paramedische activiteiten op medisch
voorschrift;
- de organisatie van en het toezicht op van de geneesmiddelendistributie binnen in de gevangenis en
de coördinatie met de Lokale Apotheek;
- de organisatie van en het toezicht op de ondersteunend medewerkers (ondermeer
tandartsassistentie, voetverzorging, secretariaat);
- de coördinatie met de andere ondersteunende diensten en personen (Medische Boekhouding).
De functionele chef van de verpleegkundigen van één of meerdere gevangenissen is de
verpleegcoördinator, op lokaal vlak bijgestaan door de verantwoordelijke verpleegkundige van een
gevangenis.
LOKALE APOTHEEK (FAL)
De verantwoordelijke apotheker van de Lokale Apotheek staat in voor het geïndividualiseerd
klaarmaken, leveren en afleveren van de door de arts van de gevangenis voorgeschreven
geneesmiddelen en dit volgens de wettelijke en reglementaire bepalingen ter zake.
Hij staat in voor de controle en permanente inventarisatie van de geneesmiddelenkast en van andere
farmaceutische producten in de gevangenis.
8.4.2.3. Medische Departement
MEDISCHE & TANDHEELKUNDIGE ZORG (M&T)
Dienst Algemene Geneeskunde:
Verzekert samen met de verpleegkundigen de continuïteit van de geneeskundige zorg.
Artsen Specialisten:
In elke afdeling voor vrouwen worden raadplegingen voor gynaecologie gehouden, in bijzonder voor
zwangere vrouwen. In de grotere gevangenissen consulteren ook andere specialisten. (RX,
dermato...).
Dienst Tandheelkunde (in kleinste gevangenissen wordt een beroep gedaan op een externe
tandarts)
103
PSYCHIATRISCHE & PSYCHOLOGISCHE ZORG (P&P)
Dienst Psychiatrie: staat in voor de psychiatrische (en psychologische) zorg in elke gevangenis.
8.4.2.4. Bijzondere Afdelingen
Deze afdelingen zijn voorzien in enkele gevangenissen en staan in voor specialistische en
gespecialiseerde gezondheidszorg.
PSYCHIATRISCHE AFDELING (SPA)
Psycho-medische Zorgequipe: bestaat onder meer uit psychiaters, psychologen, maatschappelijk
assistenten, psychiatrische verpleegkundigen, ergotherapeuten, opvoeders en psychomotorisch
therapeuten. De Coördinator van deze afdeling is een psycholoog.
Psycho-medische Zorgequipes staan in voor de zorg voor geïnterneerden in de psychiatrische
afdelingen van de gevangenissen, (Gent, Antwerpen, Leuven Hulp, Vorst, Namur, Jamioulx en Mons), in
de Afdelingen Bescherming Maatschappij (Merksplas, Turnhout, Brugge en Vorst voor vrouwen) en in
een Inrichting Bescherming Maatschappij (Paifve). Een gedeeltelijke Psycho-medische Zorgequipe
ondersteunt een Afdeling Individuele en Bijzondere Veiligheid (AIBV, Brugge).
MEDISCH CENTRUM (CMC)
Een Medisch Centrum staat in voor specialistische diagnose en behandeling door artsen specialisten
van gedetineerden overgebracht uit andere gevangenissen.
Bij voorkeur wordt samengewerkt met een nabijgelegen ziekenhuis.
Een polikliniek en hospitalisatieafdeling met eigen operatiezaal zijn in gebruik in Brugge (24 bedden,
Conventie met AZ Sint Jan, Brugge) en in St. Gilles (13 bedden). Het Hôpital de la Citadelle in Luik
beschikt over een beveiligde kamer met 4 bedden en stuurt in het kader van een conventie artsen
specialisten naar de polikliniek van Lantin.
AFDELING VERZORGING (RES)
Een Afdeling Verzorging staat in voor een aangepast en permanent zorgaanbod voor personen met een
handicap en bejaarde gedetineerden wier fysieke toestand niet toelaat te verblijven op een gewone
gevangenisafdeling.
Merksplas en St. Hubert beschikken over afdelingen waar deze gedetineerden verblijven.
AFDELING DRUGS (DRU)
In een Drugsafdeling werken gespecialiseerden in drugsproblematiek. Ze staan in voor een aangepast
zorgaanbod met voorwaarden voor de gedetineerden die er verblijven.
De gedetineerden worden geselecteerd op basis van vrijwilligheid.
De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen ondersteunt de Drugsafdeling in Brugge (drugequipe
bestaande uit een psycholoogcoördinator, een psychiater, een algemeen arts en zorgverleners niveau
B). Wordt eveneens ondersteund het drugproject in Ruiselede (“Be Leave”) door
dienstovereenkomsten met externe partners. In Ruiselede wordt gewerkt aan de uitbouw van een
Therapeutische Gemeenschap
104
8.4.3. Organogram van de Dienst Gezondheidszorg (niveau gevangenis)
DIENST GEZONDHEIDSZORG
GEVANGENISSEN
DIRECTIE
LOKAAL MEDISCHE MANAGEMENT
VAN DE GEVANGENIS
(LOC)
Hoofdgeneesheer v/d gevangenis
Verantwoordelijke verpleegk. v/d gevangenis
DEPARTEMENT
MEDISCH
MEDISCHE LOGISTIEK
DEPARTEMENT
ZORG & ORGANISATIE
LOKALE APOTHEEK
MEDISCHE & TANDHEELKUNDIGE
(S&O)
(FAL)
ZORG (M&T)
Dienst Verpleging en Organisatie
Verpleegk. (psych.)
Lokale Apotheek
Dienst Algemene Geneeskunde
Apotheker
Alg. geneesheer
kinesist
PSYCHIATRISCHE & PSYCHOLOGISCHE
ZORG (P&P)
Dienst Psychiatrie
Psychiater
(Psycholoog)
paramedici
Artsen Specialisten
pedicure
Arts specialist
tandartsassistent
admin. personeel
TANDHEELKUNDE
Dienst Tandheelkunde
Plaatsvervangende Tandartsen
Externe Tandheelkunde
Medische Boekhouding
Tandarts
Boekhouder
BIJZONDERE
AFDELINGEN
AFDELING (RESIDENTIËLE)
MEDISCH CENTRUM
VERZORGING (RES)
PSYCHIATRISCHE AFDELING
(CMC)
(SPA)
Merksplas
MC Brugge
Psychiatrische Afdelingen
Saint-Hubert
CMC Sint-Gillis
EDS Paifve
CM Lantin
ABM Merksplas - ABM Turnhout
ABM Brugge (V)
Conventie CMC
AIBV Brugge
Leiding Medisch Centrum
Psycho-medische Zorgequipe
Psychiater
Secretariaat CMC
Psych. coördinator
psycholoog
Medische Permanentie
maatsch. assistent
Artsen
verpleegkundige
ergotherapeut
Specialistische Geneeskunde
opvoeder
Artsen Specialisten
psycho-mot. ther.
Chambre sécurisée "La Citadelle"
AFDELING DRUGS
(DRU)
Ruiselede: Communauté thérapeutique
Conventie Drugsafdeling
Leiding Drugsafdeling
Drugsequioe
Gespecialiseerden
Ruiselede: "Be Leave"
Verviers
Brugge
Drugsequioe
Gespecialiseerden
105
9. FINANCIERING GEZONDHEIDSZORG VOOR GEDETINEERDEN EN GEINTERNEERDEN
9.1.
GEEN SOCIALE ZEKERHEID - KOSTELOZE ZORG DOOR DE FOD JUSTITIE
Gedetineerden kunnen geen arbeid verrichten buiten de gevangenis (uitzondering Elektronisch
Toezicht en Beperkte Detentie). De meesten hebben ook geen werk in de gevangenis. Trouwens,
gedetineerden die wel penitentiaire arbeid verrichten hebben geen arbeidsovereenkomst. Zij zijn dus
niet onderworpen aan de sociale zekerheid en betalen geen bijdragen hoewel dit zou kunnen geregeld
worden via Koninklijk Besluit416.
Bij het binnenkomen in de gevangenis valt de gedetineerde uit de sociale zekerheid417 (geen recht meer
op werkloosheidsuitkering en gewaarborgd inkomen, hoewel hij geen loon uit arbeid kan verwerven,
hoogstens inkomsten uit penitentiaire arbeid) en dus ook uit de ziekteverzekering 418 (geen
terugbetaling van geneeskundige verzorging). Dit is een discriminatie419 en een bedreiging voor de
gelijkwaardigheid van de gezondheidszorg.
De FOD Justitie verstrekt uit noodzaak kosteloze medische zorg aan gedetineerden.
9.2.
TUSSENKOMST DOOR VOLKSGEZONDHEID EN RIZIV
Voor gedetineerden in Penitentiair Verlof (PV) of onder Elektronisch Toezicht (ET)420 is er wel een
tussenkomst van de verzekeringsinstellingen mogelijk.
Verder schept de wet betreffende de verplichte verzekering van geneeskundige verzorging en uitkering
de mogelijkheid voor een RIZIV tussenkomst in de kosten van geneesmiddelen en medische
hulpmiddelen in de gevangenis alsook in de opnamen van gedetineerden in een verpleeginrichting of
bij daghospitalisatie buiten de gevangenis (financiële tussenkomst van 7.732.000€, overschrijdingen ten
laste van Justitie)421.
Reeds eerder werd eenzelfde initiatief genomen voor een RIZIV tussenkomst voor geïnterneerden
geplaatst in een ziekenhuis of psychiatrisch verzorgingstehuis op basis van art.14 van de wet van 9 april
1930 tot bescherming van de maatschappij422 (financiële tussenkomst van 30.000.000€ + index).
Overschrijdingen en plaatsing in door het RIZIV niet erkende instellingen blijven ten laste van Justitie
(3.000.000€)423. Vanaf 1 januari 2007 valt eveneens ten laste van de ziekteverzekering het project
‘Medium Risk geïnterneerden’ in Bierbeek, Rekem en Zelzate, aanvankelijk gesubsidieerd door Justitie
416
art.2 §1-1° van de Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor
werknemers - B.S., 02-07-1981
417
Yves Van Den Berge, Uitvoering van vrijheidstraffen en rechtspositie van gedetineerden, Titel II Hst. 10 en 11,
Bibliotheek Strafrecht Larcier
418
art.8 van het KB van 24 december 1963 - B.S., 26-12-1963
419
Advies 20 december 2008 - Nationale Raad van de Orde der Geneesheren - www.ordomedic.be - Adviezen
420
art.5 van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van art. 22-11° van de wet betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering gecoördineerd op 14 juli 1994
421
art.56 §3bis ingevoegd bij art. 72 van de programmawet (I) van 27 december 2005. De verdere modaliteiten
zijn bepaald bij het KB van 16 maart 2006 - B.S., 31-03-2006
422
Cf. art.17 en Art.23 van de wet van 21 maart 2007 betreffende de internering van personen met een
geestesstoornis - B.S., 13-07-2007
423
art.56 §3 ingevoegd bij Art.63 van de programmawet (I) van december 2004 en gewijzigd bij Art.25 van de
programmawet van 11 juli 2005; zie ook KB van 22 mei 2005 betreffende het recht op geneeskundige verzorging
van geïnterneerden in de verplichte verzekering van geneeskundige verzorging
106
en opgenomen in een gelijkaardig project dat liep bij Volksgezondheid in dezelfde instellingen en in het
Instituut Titeca.
In het extern zorgcircuit werden eind 2008 nog eens 560 extra plaatsen voorzien in een vierjarenplan
van de Ministers van Volksgezondheid en Justitie. In totaal zullen dus bijna 1500 plaatsen voor
geïnterneerden in het extern zorgcircuit beschikbaar zijn.
Detail
RIZIV
Justitie
Geneeskundige zorg
B.A 11-03 11-04
Statutair en contractueel personeel
verpleegkundigen, paramedici,
maat. assistenten, administratieven
12.000.000
259
B.A 12-01 Prestaties van derden
Zelfstandigen
600
artsen, tandartsen, apothekers, verpleegkundigen,
kinesisten, paramedici
Interim verpleegkundigen
12.000.000
13.000.000
10.000.000
2.000.000
Niet duurzame goederen
huur, onderhoud medisch materiaal, tijdschriften...
350.000
Drugprojecten
650.000
B.A 12-31 Werkingskosten
Geneesmiddelen en medische hulpmiddelen
7.232.000
Externe hospitalisaties
2.500.000
7.732.000
Klinische biologie
400.000
Externe consultaties
500.000
Klein medisch materiaal
600.000
Vervoer gedetineerden
300.000
B.A 74-01 Duurzame goederen
Groot medisch materiaal
RX, tandartskabinet…
636.000
2.000.000
1.800.000
636.000
37.168.000
7.732.000
29.436.000
Internering
B.A 12-31 Werkingskosten
Art. 14 Conventie met Justitie
3.500.000
Art. 14 Conventie met RIZIV en Justitie
35.000.000
32.000.000
3.000.000
38.500.000
32.000.000
6.500.000
3.500.000
Centrale administratie
Personeel + werkingskosten
ALGEMEEN TOTAAL
± 30 FTE
4.000.000
4.000.000
4.000.000
4.000.000
79.668.000
39.732.000
39.936.000
107
10.
EVOLUTIES VAN DE GEZONDHEIDSZORG IN DE GEVANGENISSEN
10.1. RECENTE ONTWIKKELINGEN
De laatste vijftien jaar is de gezondheidssector van de gevangenissen sterk geëvolueerd:
- toename van het aantal zorgverleners;
- modernisering van de medische infrastructuur (tandartskabinetten, apparatuur, polikliniek
Lantin...);
- invoering van informatica (Epicure in 1999, hernieuwd als Epicure.net in 2011):
- een elektronisch medisch dossier voor elke gedetineerde (EMD) gebruikt door artsen,
verpleegkundigen enz., dat de gedetineerde volgt tijdens zijn volledig detentietraject doorheen
de gevangenissen (via elektronische weg);
- via Epicure uniform tarificatiesysteem voor de zelfstandige zorgverleners met elektronische
tarificatie, maandelijkse facturatie en betaling van geleverde prestaties;
- via Epicure elektronisch voorschrift van geneesmiddelen;
- aflevering van geneesmiddelen in individuele verdeeldozen door private lokale apotheken;
- aanvraag, goedkeuring, bestelling, boekhoudkundige verwerking en betaling van facturen via
elektronische weg (Factumed);
- een transparant geïnformatiseerd personeelsbestand (Personamed);
- doorvoering van de splitsing van zorg en expertise zoals voorzien in art. 96 van de Basiswet;
- uitbouw van de zorgequipes (psychiaters, psychologen, ergotherapeuten, opvoeders...) voor
geïnterneerden binnen de gevangenissen;
- uitbouw van een extern zorgcircuit voor geïnterneerden;
- bouw van 2 Forensische Psychiatrische Centra (FPC) (Gent en Antwerpen).
10.2. TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN
Het publiek (en vanwege equivalentie van zorg dus ook de gedetineerde) eist een steeds hogere
kwaliteit van zorg. Om aan deze vraag te kunnen voldoen zijn nieuwe voorzieningen nodig:
- uitbouw van de Diensten Gezondheidszorg in de gevangenissen tot volwaardige
multidisciplinaire teams (introductie van psychologen en maatschappelijke werkers in de Dienst
Gezondheidszorg van alle gevangenissen);
- niet alleen geïnterneerden maar ook veel gedetineerden van gemeen recht kampen met
ernstige psychiatrische problemen (5 à 10%). Grotere en meer gedifferentieerde psychiatrische
afdelingen zijn nodig om een gelijkwaardige psychiatrische zorg te verzekeren.
- een residentiële ontwenningsafdeling voor alcohol en drugs;
- een gespecialiseerde afdeling voor de behandeling van diabetes en andere metabole
aandoeningen en voor de behandeling van obesitas (diabetes is een belangrijk probleem in de
gevangenissen, door een combinatie van levensstijlelementen, immobiliteit en het gebruik van
sommige atypische neuroleptica);
- een afdeling geriatrie (het aantal hoogbejaarde gedetineerden dat permanente verpleeghulp
nodig heeft neemt toe);
- de geneeskunde wordt meer en meer een hoogtechnologisch gebeuren, met inzet van dure en
zeer gespecialiseerde apparatuur. Het aantal uithalingen voor diagnostische onderzoeken en
specialistische behandelingen zal dan ook nog toenemen. Een rationalisering van de
samenwerking met de regionale ziekenhuizen dringt zich dan ook op.
108
Een gelijkwaardige en dus kwaliteitsvolle gezondheidszorg voor gedetineerden ontwikkelen in parallel
met de algemene gezondheidszorg is niet realistisch. Dit is alleen haalbaar door de integratie van de
zorg voor gedetineerden in de algemene gezondheidszorg en dit zowel op vlak van de middelen als op
vlak van beleid conform de Europese normen.
Uit besprekingen met het RIZIV is gebleken dat ook zij de overtuiging zijn toegedaan dat detentie op
zich principieel geen reden kan of mag zijn om gedetineerden en geïnterneerden geen toegang te
geven tot de ziekteverzekering424. Juridisch-technisch is het mogelijk ook deze categorie voor de duur
van de detentie te integreren in de ziekteverzekering.
Om een zicht te hebben op de concrete behoeften voor een gelijkwaardige gezondheidszorg en om een
raming te maken van de kosten is het RIZIV bereid om de financiering van een multidisciplinaire studie
op zich te nemen.
424
art.8 van het KB van 24 december 1963 - B.S., 26-12-1963
109
110
11.
BIJLAGEN
11.1. BASISWET GEVANGENISWEZEN EN GEZONDHEID
Hoofdstuk VII en VIII van de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de
rechtspositie van de gedetineerden - B.S., 01-02-2005
111
112
113
11.2. REGELGEVING BETREFFENDE DE VRIJE KEUZE VAN ARTS
Het Algemeen Reglement van de strafinrichtingen van 1965425 en een Ministeriële Omzendbrief van
1985426 boden de gedetineerde de mogelijkheid beroep te doen op een arts naar keuze. In geval van
betwisting tussen de arts van de gevangenis en de vrij gekozen arts werd de zaak voor
scheidsrechterlijke beslissing voorgelegd aan de Geneesheer-diensthoofd van de Dienst GZG. In de
praktijk ging het in geval van betwisting meestal om onenigheid tussen beide artsen omwille van
onderlinge relationele problemen of, eerder zelden omwille van ideologische geschillen. In de meeste
gevallen nam de Geneesheer-diensthoofd van de Dienst GZG geen scheidsrechterlijke beslissing maar
was zijn rol beperkt tot die van bemiddelaar. Een zeldzame keer werd hij bijgestaan in zijn bemiddeling
door de Provinciale Raad van de Orde van Geneesheren. Dit was onder meer het geval tijdens de
hongerstakingen om politieke en ideologische redenen door militanten van de C.C.C.
Na een van de zeldzame keren dat de Geneesheer-diensthoofd van de Dienst GZG toch een
scheidsrechterlijke beslissing nam, kwam het in 1995 tweemaal tot een kortgeding427. Dit was
voornamelijk te wijten aan het feit dat het om methadonverstrekking ging, een op zichzelf al
controversieel onderwerp. De arts van de gevangenis werd hierbij verplicht het voorschrift van de
gekozen arts uit te voeren. Aangezien de eiser zich terugtrok werd er echter nooit een eindvonnis over
de grond van de zaak geveld. De beschikkingen hebben dan ook geen juridische waarde als precedent.
(boek 2001 p75).
Een scheidsrechterlijke beslissing door de Geneesheer-diensthoofd op geeft op zijn minst de schijn van
“rechter en partij”. Het is daarom ook dat de wetgever in de Basiswet gevangeniswezen voorziet in de
mogelijkheid van een advies van een derde onafhankelijke arts, in onderling overleg aangewezen428.
In 2010 werd een ontwerp van KB in toepassing van art. 91 §3 van de Basiswet gevangeniswezen voor
advies voorgelegd aan de Raad van State.
In dit advies merkt de Raad van State terecht op dat de uitvoeringsbesluiten van de Basiswet
gevangeniswezen betreffende de gezondheidszorg429er nog steeds niet zijn en dat minstens het
uitvoeringbesluit van art.91 §3 de inwerkingtreding van het KB moet voorafgaan. Op te merken is dat
zowel de Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen als de Penitentiaire Gezondheidsraad al jaren
aandringen op de uitvoeringsbesluiten.
De Raad van State merkt ook op dat de uitvoering van art. 91 lijkt samen te hangen met die van art. 97
(“Organisatie”), alleen al omdat de keuze van de gedetineerde om een beroep te doen op een niet aan
de gevangenis verbonden arts op zijn minst in bepaalde gevallen zou kunnen afhangen van de wijze
waarop de Dienst Gezondheidszorg in de gevangenis is georganiseerd. Op te merken is dat de Dienst
Gezondheidszorg Gevangenissen al in 2009 een ontwerp van KB “Organisatie“ heeft overgemaakt aan
de hiërarchie. Sindsdien wordt het ontwerp “bestudeerd”.
425
art.96 - KB van 21 mei 1965 houdende Algemeen Reglement van de strafinrichtingen, B.S., 25-05-1965
MO 1495/XII van 16 oktober 1985 : Vrije keuze van geneesheer - Art. 96 A.R.
427
Beschikking van 20 november 1995 van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel,
gevolggevend aan de beslissing van 16 november 1995 van de rechter in kortgeding van dezelfde rechtbank.
428
art.91 §1- Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
429
art. 87 tot 97 - idem
426
114
De Raad van State heeft geen opmerkingen bij de procedure voor het uitbrengen van het advies door
een vrij gekozen arts430 (elke gedetineerde heeft recht op bezoek in de gevangenis door de vrij gekozen
arts, er is een correcte deontologische relatie met de behandelende arts en respect voor de
vertrouwelijkheid tussen de vrij gekozen arts en de gedetineerde).
De Raad van State stelt echter dat bij het advies van de derde arts, voorafgaandelijk in onderling
overleg aangewezen voor het geval ze het niet eens zijn, moet gepreciseerd worden wat er gebeurt als
de derde arts zijn advies heeft gegeven. Het advies van derde arts moet in de eerste plaats de
standpunten van de vrij gekozen arts en van de behandelende arts trachten te verzoenen, maar bij
gebrek aan consensus ziet de Raad van State geen andere oplossing dan aan de derde arts een
scheidsrechterlijke rol toe te vertrouwen.
Bij gebrek aan consensus kan een scheidsrechterlijke beslissing door de derde arts immers inhouden
dat de behandelende arts van de gevangenis een behandeling moet starten waarbij hij zich aangetast
voelt in zijn therapeutische vrijheid omdat hij zich, gezien de detentieomstandigheden, niet kan
terugtrekken zonder de continuïteit van zorg in het gedrang te brengen 431. Om hieraan tegemoet te
komen is het aangewezen dat, vooraleer een scheidsrechterlijke beslissing te nemen die bindend is
voor alle partijen, de derde arts een voorlopig advies meedeelt aan de Geneesheer-diensthoofd van de
Dienst GZG. Deze heeft meer dan wie ook een brede kijk op de mogelijkheden van de penitentiaire
gezondheidszorg, kan dus opmerkingen maken en bijkomende voorstellen doen aan de derde arts. Pas
na ultiem onderling overleg tussen beide artsen om alsnog tot een consensus te komen neemt de
derde arts dan zijn scheidsrechterlijke beslissing.
Behandeling door een vrij gekozen arts is alleen mogelijk mits toestemming van de Geneesheer diensthoofd en als daartoe redelijke gronden bestaan432. Om redelijke gronden te omschrijven verwijst
de Raad van State naar de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Redelijke
gronden zijn enerzijds werkelijke redenen van medische aard433. Hierbij moet gedacht worden aan
ingrijpende behandelingen, waarbij de patiënt toestemming krijgt een arts te kiezen in wie hij
vertrouwen stelt. Anderzijds moet de Geneesheer-diensthoofd rekening houden met de penitentiaire
context. De behandeling wordt dus bij voorkeur uitgevoerd binnen de gevangenis door de vrij gekozen
arts. Een complexe chirurgische ingreep kan eventueel in een ziekenhuis naar keuze, maar blijft beperkt
tot een binnenlands ziekenhuis.
Een patiënt buiten de gevangenis die zich verbindt aan een wijkgezondheidscentrum geniet gratis
geneeskundige verstrekkingen. Bij raadpleging van zorgverstrekkers niet verbonden aan het centrum
zijn de kosten volledig voor de patiënt. Een gedetineerde geniet gratis gezondheidszorg in de
gevangenis. Naar analogie met buiten is een raadpleging voor advies door een vrij gekozen arts op
kosten van de gedetineerde.
De kosten voor behandeling op advies van een vrij gekozen of voor behandeling door een vrij gekozen
arts zijn ten laste van de Dienst GZG op voorwaarde dat buiten de gevangenis een tussenkomst door de
ziekteverzekering is voorzien.
430
art.91 §1- Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
431
art.36 en art.145 - Code van geneeskundige Plichtenleer, Nationale Raad van de Orde der Geneesheren www.ordomedic.be - Code
432
art.91 §2- Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de
gedetineerden - B.S., 01-02-2005; (zie ook: 11. Bijlagen, 11.1)
433
Vertaling van « d’authentiques raisons médicales » (EHRM, Mathew t. Nederland, 29-09-2005, §175)
115
11.3. REGELGEVING BETREFFENDE DE GENEESMIDDELENDISTRIBUTIE IN DE GEVANGENISSEN
Volgens de bepalingen van het KB van 21 oktober 1999 en van 29 juni 2003 met onderrichtingen voor
artsen, apothekers en drogisten is de gedetineerde te beschouwen als persoon die in een gemeenschap
leeft. Dit betekent dat geneesmiddelen aan hem persoonlijk of aan zijn gemachtigde (de hoofdarts van
de gevangenis) overhandigd worden door een apotheker uit de gemeente zelf of uit een aangrenzende
gemeente. De Dienst Gezondheidszorg Gevangenissen sluit daartoe een overeenkomst af met een
lokale apotheker.
Deze apotheker kan de geneesmiddelen slechts afleveren na overhandiging van een individueel
geneeskundig voorschrift en mits vermelding van de naam op de verpakking, geïndividualiseerd per
persoon.
De apotheker mag bij de aflevering een wijziging in de voorstelling van het geneesmiddel in
farmaceutische vorm verrichten (geneesmiddelen uit één doos gebruiken voor meerdere patiënten)
indien een geneesmiddel bestemd is voor een persoon die in een gevangenis gehuisvest is.
De apotheker houdt een afzonderlijk register bij van de aan een medisch voorschrift onderworpen
geneesmiddelen die afgeleverd werden aan de gedetineerden. Dat register mag elektronisch gehouden
worden, op voorwaarde dat het op verzoek kan worden uitgeprint. Het moet toelaten op elk moment
de inventaris te maken van de verpakkingen van aan een voorschrift onderworpen geneesmiddelen die
aangebroken werden voor de aflevering aan gedetineerden.
Binnen de maand na het afsluiten van de overeenkomst met de Dienst voor Gezondheidszorg
Gevangenissen meldt de apotheker aan het Directoraat-generaal Geneesmiddelen de naam en het
adres van de gevangenis waar hij geneesmiddelen zal afleveren.
De gezondheidsbescherming, het recht op gelijkwaardige gezondheidszorg, de financiële aspecten en
de bepalingen van het KB van 21 oktober 1999 en van 29 juni 2003 gaven aanleiding tot een grondige
hervorming van de geneesmiddelendistributie in de gevangenissen.
De organisatie hiervan wordt onderbouwd door het ter beschikking stellen van moderne
bedelingmiddelen, zoals pillendozen, die ook in de ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen
worden gebruikt, en van informaticaprogramma’s, die onder meer het afdrukken van
behandelingslijsten en geïndividualiseerde voorschriften per dag toelaten. Aldus kan de arts op
eenvoudige wijze een wettelijk voorschrift afleveren en kan de geneesmiddelendistributie op een
efficiënte manier georganiseerd worden met mogelijkheid tot controle op de levering en op de
facturatie (MO 1796 van 27/03/2006 betreffende het klaarmaken, de aflevering en het verstrekken van
geneesmiddelen in de gevangenissen).
116
11.4. WET BETREFFENDE DE RECHTEN VAN DE PATIËNT (2002)
Zie B.S., 26 september 2002 - http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/welcome.pl>NL>2002-09-26.
Gedetineerden en de wet betreffende de rechten van de patiënt (2002)
Tot oktober 2002 lagen de rechten waarover patiënten beschikten, verspreid over verschillende
regelgevende teksten en deontologiecodes.
De grote verdienste van de wet betreffende de rechten van de patiënt434 is dan ook dat ze die rechten
heeft samengebracht in een specifieke wettekst en dat ze een wettelijke grondslag heeft gegeven aan
een aantal die tot dan niet geregeld waren, m.n. het recht op inzage, het beklag en de
vertegenwoordiging van de wilsonbekwame patiënt.
De wet is van toepassing op de relatie beroepsbeoefenaar - patiënt die in de filosofie van de wet berust
op gelijkwaardigheid en vertrouwen.
Onder beroepsbeoefenaar wordt verstaan de beoefenaars vermeld in het KB n° 78 betreffende de
uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (artsen, tandartsen, apothekers, vroedvrouwen,
kinesitherapeuten, verplegers en paramedici).
De wet betreffende de Rechten van de patiënt is ook van toepassing op de relatie tussen de
beroepsbeoefenaars in de gevangenis en de gedetineerde patiënten. Voor gedetineerde patiënten zijn
bepaalde patiëntenrechten beperkt door de Basiswet gevangeniswezen (2005)435.
De patiënt beschikt over volgende rechten:
recht op kwaliteitsvolle dienstverlening (art.5)
De beroepbeoefenaar moet de best mogelijke zorg verstrekken in functie van de beschikbare medische
kennis en met naleving van de geldende standaarden.
- recht op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar (art.6)
Dit recht is niet absoluut; het kan beperkt worden door de omstandigheden eigen aan de organisatie
van de gezondheidzorg ( vb. in een ziekenhuis, groepspraktijk ) of door een wettelijke bepaling. Zo is
het recht op vrij keuze voor gedetineerde patiënten door de basiswet beperkt tot een arts met enkel
raadgevende bevoegdheid. De gedetineerde heeft wel de mogelijkheid de behandeling door een vrij
gekozen arts te vragen, maar dit is geen afdwingbaar recht. (Basiswet gevangeniswezen art.91).
- recht op informatie (art.7 en 8)
De informatie nodig om de patiënt inzicht te geven in zijn gezondheidstoestand en in de mogelijke
behandelingen wordt mondeling gegeven in begrijpelijke bewoordingen.
De patiënt heeft ook het recht om niet te weten behalve indien het niet meedelen van informatie
ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt of derden oplevert; de weigering van informatie
wordt genoteerd in het patiëntendossier.
434
Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 26-09-2002
Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden B.S., 01-02-2005
435
117
De beroepsbeoefenaar heeft het recht om uitzonderlijk bepaalde informatie te weigeren wanneer hij
meent dat informatie ernstige schade kan toebrengen aan zijn patiënt (therapeutische exceptie).
- recht op geïnformeerde toestemming (art.8)
De toestemming van de patiënt wordt in principe mondeling gegeven, maar kan ook impliciet blijken of
schriftelijk worden vastgelegd (vb. bij risicovolle tussenkomst).
Weigering of intrekking van toestemming moet worden gerespecteerd.
- recht op inzage en afschrift van het patiëntendossier (art.9)
De patiënt heeft recht op een zorgvuldig bijgehouden dossier dat hij op zijn verzoek rechtstreeks moet
kunnen inzien en waarvan hij afschrift kan bekomen. De persoonlijke notities van de
beroepsbeoefenaar, gegevens over derden en gegevens onder therapeutische exceptie zijn uitgesloten
van inzage.
De maximumprijs voor het afschrift is bepaald bij Koninklijk besluit van 02 februari 2007 436. Na het
overlijden van een patiënt kunnen bepaalde familieleden die ernstige redenen kunnen aanvoeren het
dossier laten inzien door een door hen aangeduide beroepsbeoefenaar.
Gedetineerde patiënten hebben zoals alle patiënten recht op rechtstreekse inzage van hun dossier
maar hun recht op afschrift is beperkt door art.92 §1 van de Basiswet gevangeniswezen. Zij mogen,
zolang ze in detentie zijn, niet in het bezit gesteld worden van een afschrift van het dossier. Op hun
schriftelijk verzoek wordt het overgemaakt aan een advocaat, een arts van buiten of de
vertegenwoordiger van hun godsdienst of levensbeschouwing in de gevangenis.
- recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (art.10)
Dit recht houdt in dat noch de patiënt noch de beroepsbeoefenaar kunnen gedwongen worden om
elementen uit het patiëntendossier mee te delen aan derden (vb. verzekeringsmaatschappij)
behoudens in geval van wettelijke verplichting.
Dit recht waarborgt de patiënt ook discretie in zijn contact met de beroepsbeoefenaar.
- recht op klachtbemiddeling (art.11)
Wanneer de patiënt van oordeel is dat één of meerdere van zijn patiëntenrechten zijn geschonden kan
hij beroep doen op een ombudsdienst. Aangezien geen specifieke ombudsdienst voor de
gevangenissen bestaat kunnen gedetineerden437 met hun klachten aangaande de miskenning van hun
rechten als patiënt terecht bij de Federale Ombudsdienst opgericht in de schoot van de Federale
436
KB van 2 februari 2007 betreffende de vaststelling van het maximum bedrag per gekopieerde pagina dat de
patiënt mag worden gevraagd in het kader van de uitoefening van het recht op afschrift op het hem betreffende
patiëntendossier - B.S., 07-03-2007
437
Zie ook KB van 15 februari 2007 houdende vaststelling van afwijkende regels m.b.t. de vertegenwoordiging
van de patiënt bij de uitoefening van het klachtrecht zoals bedoeld in art.11 van de wet van 22 augustus 2002
betreffende de rechten van de patiënt - B.S., 20-03-2007
118
Commissie Rechten van de Patiënt bij de FOD Volksgezondheid - Victor Hortaplein 40 bus 10, 1060
Brussel.
- recht op pijnbestrijding (art.11bis)
Het recht op de meest aangepaste zorg ter voorkoming en verzachting van pijn werd ingeschreven bij
de wet van 24 november 2004 (B.S., 17-10-2005).
- recht op bijstand door een vertrouwenspersoon (art.7§2)
De patiënt kan zich in de uitoefening van zijn rechten laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. In
de vrije samenleving kan dit in principe om het even wie zijn. Voor de gedetineerde patiënt is de rol van
vertrouwenspersoon beperkt tot een arts van buiten, een advocaat of een tot de gevangenis toegelaten
vertegenwoordiger van zijn godsdienst of levensbeschouwing (Basiswet gevangeniswezen art.92).
De vertrouwenspersoon mag niet verward worden met de vertegenwoordiger die de rechten van een
onbekwame patiënt in zijn plaats uitoefent (art.14).
Kinderen, onbekwaam verklaarde meerderjarigen en feitelijke wilsonbekwame patiënten kunnen niet
zelf hun rechten van patiënt uitoefenen. Voor de eerste twee categorieën treden de ouders of de
voogd op in hun plaats. Voor de feitelijk wilsonbekwame patiënt heeft de wet een getrapt systeem
uitgewerkt gaande van de vertegenwoordiger die werd aangeduid door de patiënt zelf op een ogenblik
dat hij daartoe nog bekwaam was, over de samenwonende partner, een meerderjarig kind, een ouder,
tot een meerderjarige broer of zus. Indien deze personen niet beschikbaar zijn of niet als
vertegenwoordiger willen optreden behartigt de beroepsbeoefenaar, in multidisciplinair overleg, de
belangen van zijn patiënt.
Plichten van de patiënt - Rechten van de beroepsbeoefenaars
Tegenover de rechten van de patiënt staan ook zijn plichten. Zo heeft de patiënt een
medewerkingplicht. De beroepbeoefenaar moet de bepalingen van de wet betreffende de rechten van
de patiënt slechts naleven als de patiënt zijn medewerking verleent (art. 4). Die medewerkingplicht van
de patiënt kan inhouden dat hij bepaalde informatie die nodig is voor kwaliteitsvolle zorgverlening
meedeelt aan de arts.
De beroepsbeoefenaar heeft ook rechten t.a.v. zijn patiënt of diens vertegenwoordiger:
- hij heeft het recht om onder bepaalde omstandigheden informatie of inzage en afschrift te weigeren
van het dossier (therapeutische exceptie);
- elke zorgverstrekker heeft behalve bij spoedgeval, het recht om een patiënt te weigeren. Net zoals
recht op vrije keuze voor de gedetineerde patiënt beperkt is, is dit recht op weigering door de
zorgverstrekker in een gevangeniscontext beperkt;
- de beroepsbeoefenaar heeft het recht om af te wijken van een beslissing van een
vertegenwoordiger van een patiënt wanneer hij van mening is dat die beslissing een bedreiging zou
vormen voor de gezondheid van zijn patiënt (vb. weigering van de ouders voor bloedtransfusie bij
hun minderjarig kind).
Informatie betreffende de rechten van de patiënt: www.patientrights.be.
119
120
Download