rapport rationalisatiecommissie

advertisement
RAPPORTEN I & IIa&b
COMMISSIE
“Rationalisatie & Optimalisatie”
… ook bekend als de Commissie Soete …
OVERZICHT & REFLECTIES
Koenraad Debackere, 21 april 2009
INHOUD
• De uitdagingen
– Randvoorwaarden
– Criteria
– Normen
• Ontwikkeling van de structuur
– Tweeledigheid & Integratie & Bruggen
– Profilering, autonomie, professionele Ba, pers & fin, Kunsten
– Rol van de Associaties
• Numerieke analyse van de bezettingsgraad
– Studentnorm (80, 115) & (15,20)
– Student/staf ratio & verwevenheidsparameter & onderzoek
– PBA, ac Ba & Ma
• Aanbevelingen en voorstellen
2
De Uitdagingen
• Demografie en 2% HO-norm (%BBP{R})
• Criteria:
– Geografische toegankelijkheid en nabijheid:
• Professioneel versus academisch
–
–
–
–
Mobiliteit als noodzaak (taal)
Concurrentie
Levensbeschouwelijk pluralisme
Knelpuntberoepen
• Rationalisatievormen (“gezamenlijk inrichten”)
• Primaire knipperlichtnormen voor Ba- & Maopleidingen
– 80 vanaf 2012-13 (Ba) --- instroom 15 vanaf 2012-13 (Ma)
– 115 vanaf 2015-16 (Ba) --- instroom 20 vanaf 2015-16 (Ma)
3
De Uitdagingen
• Primaire normen/knipperlichten …
• Secundaire normen:
– Student/staf ratio (staf = gewogen VTE)
– Verwevenheid = 1- (gewogen stptn/aangeboden stptn)
• DE NORMEN ZIJN RICHTINGGEVEND EN
ONDERSTEUNEND --- NIET DETERMINEREND
• Afwijkingen:
–
–
–
–
Overlap
Gezamenlijk inrichten
Onderzoekscapaciteit
Uniek, levensbeschouwelijk, knelpunt, lokale aanwezigheid
• Principes nieuwe opleidingen: standstill tot 1-9-2011,
daarna strikte voorwaarden …
4
Uitdagingen & Oplossingen:
Gezamenlijk Inrichten
FORM ULE: “OPLEIDING A”
Ins telling 1
Ins telling 2
Aantal s tudenten = N1
Aantal s tudenten = N2
Staf = X1 VTE
Staf = X2 VTE
Met N1, N2 < N (= norm )
Bij gezamenlijke inrichting worden de s tudenten (N1+N2) bediend door X3 VTE (m et X3 < X1+ X2)
Waarbij verder X’ het gemiddelde aantal VTE voor opleiding A is voor alle inrichtingen die aan de norm
N voldoen en waarbij N’ het gemiddelde aantal s tudenten is over alle inrichtingen die aan de norm N
voldoen
Dan moet :
(N1+N2)/X3 > αN’/X’
waarbij α minstens de waarde 0.8 zou kunnen aannemen, hetgeen betekent dat de student/staf ratio
minstens 80% bedraagt van de gemiddelde student/staf ratio* van deze instellingen die aan de
s tudentennorm voldoen
In functie van het bereikte resultaat (N1+N2)/X3 kan m en dan verder nog bes liss en om een eventuele
extra rationalis atiebonus toe te kennen
*met in achtneming van de toelichting onder aanb eveling 5
5
Ontwikkeling van de structuur
• Tweeledigheid & complementariteit in het hoger onderwijs na 20122013, met overdracht naar de universiteit:
–
aanpassingen van de onderwijsbevoegdheden van zowel de hogescholen als de universiteiten, maar met behoud
van de geografische beperkingen die golden voor de overgedragen opleidingen en met behoud van de naam van
de opleidingen, de kwalificaties van de graden en van de ermee verbonden titels. De overdracht heeft slechts
betrekking op de opleiding, niet op het studiegebied waartoe de opleiding behoort. Vermits de
onderwijsbevoegdheid van instellingen bepaald is in termen van studiegebieden of delen van studiegebieden,
impliceert de overdracht van opleidingen een toevoeging van studiegebieden of delen van studiegebieden aan
de onderwijsbevoegdheid van de universiteit. De ontwikkeling van nieuwe opleidingen binnen de overgedragen
studiegebieden moet echter in de hand gehouden worden of eventueel een aantal jaren bevroren blijven. In het
bovenstaande advies gaat de Commissie ervan uit dat bij de overdracht van studiegebieden die nu verschillend
zijn van universitaire studiegebieden de verschillen heel duidelijk behouden blijven. Er kan geen sprake zijn van
vermenging. In het bijzonder zal de profilering van de overgedragen studiegebieden versterkt worden, zoals
onder meer de industrie en het werkveld dat vragen.
• Impact op financiering (+100 MEUR) en personeel (duidelijkheid)
• Nieuwe rol associaties & associatie-overschrijdende samenwerkingen
• Positionering professionele Ba & de band/bruggen met de
academische opleidingen
• Profilering van opleidingen (bvb. HW, IWT)
6
Numerieke analyse
• KADER --- GEEN DETERMINISME
• Methodologie:
– Ba --- 80-norm , 115-norm (te transformeren naar stptn)
– Ma --- 15-norm, 20-norm (te transformeren naar stptn)
– Gezamenlijk inrichten PBA: OFWEL dubbele norm OFWEL
student/staf ratio verbetering
– Academische Ba: na de norm (eerste orde)  student/staf ratio &
verwevenheidsratio & andere kwalitatieve criteria (zie hoger)
– Ma: normen + VALUATIE ONDERZOEKSCAPACITEIT
• Lijsten met KNIPPERLICHTEN die moeten leiden tot
verdere analyse en mogelijke pistes van rationalisatie en
optimalisatie
7
Numerieke analyse -- Ma
•
Onderwijsaanbod uitgedrukt in studiepunten: oplijsting van alle vakken die gevolgd worden door
studenten uit de opleiding. Afspraken:
–
–
Keuzevakken, opgenomen in het aanbod (vb. beperkte keuzelijst) die niet gevolgd werden NIET opnemen;
Opleidingsonderdelen uit de oude structuur die niet langer voorkomen in het huidige masterprogramma maar waar wel nog enkele
licentiestudenten inzitten NIET opnemen;
•
Gewogen studiepunten: het aantal studiepunten van het opleidingsonderdeel delen door het
totaal aantal studenten die het vak samen volgen en vermenigvuldigen met het aantal studenten
voor dit vak uit de betreffende opleiding. De gewogen studiepunten van alle vakken worden
opgeteld. Afspraken:
–
–
–
Alle studenten die ingeschreven zijn in de masteropleiding (als hoofd- of als bijkomende inschrijving) worden zowel in teller als
noemer gerekend;
De 2e licentie studenten (zijn niet ingeschreven in de masteropleiding) worden meegeteld in teller en noemer (alsof ze tot de
opleiding behoren);
De studenten die het vak volgen als uitwisselingsstudenten, met een creditcontract, met een examencontract of binnen een
postgraduaats- of doctoraatsopleiding worden nergens meegeteld.
•
Verwevenheid = 1- gewogen studiepunten / onderwijsaanbod. Deze parameter geeft aan in
welke mate in een opleiding opleidingsonderdelen gedeeld worden met andere opleidingen. Een
lage waarde van die parameter duidt aan dat er weinig verwevenheid is (theoretische limiet: een
nulwaarde houdt in dat de gewogen studiepunten perfect samenvallen met het onderwijsaanbod,
wat betekent dat alle opleidingsonderdelen enkel voor die opleiding worden ingezet).
8
Numerieke analyse -- Ma
•
•
De verhouding student / gewogen studiepunten. Deze parameter geeft aan hoeveel studenten
een studiepunt opnemen dat enkel voor hun opleiding is georganiseerd.
FTE-inzet. De FTE-belasting van de opleiding wordt berekend op basis van de
aanstellingsgegevens, de onderwijsopdracht en het aandeel van de gewogen studiepunten in de
opleiding in het totale onderwijspakket van de lesgevers. Afspraken:
–
–
–
–
–
–
–
–
Eén verantwoordelijk lesgever per opleidingsonderdeel;
Eenzelfde opleidingsonderdeel dat aan verschillende groepen of opleidingen samen gegeven wordt, wordt slechts 1 keer geteld;
Wanneer eenzelfde vak een verschillend aantal studiepunten heeft per opleiding wordt het hoogste aantal gerekend;
De opleidingsonderdelen stage en masterproef tellen niet mee bij het berekenen van de onderwijsopdracht;
Wanneer er in een opleidingsonderdeel 0 studenten zaten in 2007-2008 dan worden de studiepunten verbonden aan dit
opleidingsonderdeel niet meegerekend in de totale onderwijsopdracht;
Enkel vakken uit voorbereidings- en schakelprogramma’s, bachelor- en master (na master)- opleidingen en de SLO (+ de
overeenkomstige opleidingen in de oude structuur) worden meegerekend in de onderwijsbelasting van de lesgever;
Voor de universiteiten wordt voor het bepalen van het onderwijsaandeel gekeken naar de aanstelling (graad) van de lesgevers;
Voor de hogescholen worden voor het bepalen van het onderwijsaandeel (voorlopig) de individuele aanstellingsgegevens per
lesgever gebruikt.
•
De student/staf ratio levert tegenover de student/gewogen studiepunt verhouding als bijkomende
informatie de mate waarin een instelling haar staf inzet over verschillende opleidingen, of
omgekeerd, in welke mate de desbetreffende opleiding gedragen wordt door een staf die enkel
voor die opleiding is ingezet. Ze vormt de nauwkeurigste aanduiding van de kost van de docenten
in de opleiding. Wanneer het studentenaantal onder een knipperlichtnorm valt, kan een gunstige
student/staf ratio aantonen dat een opleiding toch tegen een aanvaardbare kostprijs kan worden
aangeboden.
9
Numerieke analyse -- Ma
•
Aandachtspunten:
–
–
–
Bij de evaluatie van de methodologie is vastgesteld dat door de specifieke
organisatiestructuur in de hogescholen (onderwijs in klasgroepen, eerder beperkt aantal
vakken omdat de onderwijsactiviteiten gegroepeerd worden in grote modules,…), de
berekening van de FTE-belasting op basis van de afgesproken methodologie leidt tot een
vertekening van de realiteit die de resultaten te vergaand beïnvloedt. De parameters “FTEbelasting” en “student/staf ratio” zullen daarom voor de opleidingen aan de hogescholen niet
uitgewerkt worden.
Gevolgen van de gedeeltelijke invoering van de master: Omdat in 2007-2008 enkel het
eerste masterjaar ingericht werd, worden de opleidingen met keuzevakken die vanuit de 2
masterjaren gekozen kunnen worden dit jaar extra negatief gepercipieerd. De verwachting is
dat er bij het bekijken van de volledige opleiding vanaf academiejaar 2008-2009 eerder meer
studenten per keuzevak zullen ingeschreven zijn en niet dat het aantal keuzevakken
proportioneel stijgt. Dit is natuurlijk sterk opleidingsspecifiek maar stelt zich hier concreet bij
bvb. de Master in de Fysica aan de KULeuven en de Master in de Wiskunde aan de UGent.
Stage en Masterproef. Het aantal personeel nodig om de stage/masterproef te organiseren
werd nu niet in rekening gebracht
10
Numerieke analyse -- Ma
•
Wat de onderzoekscomponent Wetenschappen betreft, wordt op basis van de uit de aangeleverde OPOdocentlijsten verkregen docentnamen, nominatim een analyse gedaan van de publicaties, citaties, octrooien
en doctoraten. Het Steunpunt OOI heeft de vanuit de instellingen verkregen namenlijsten door de BOFbestanden gefilterd voor wat publicaties en citaties betreft. Octrooien worden uit de IOF-bestanden gehaald,
doctoraten uit de eigen universiteitsbestanden. De data van elke instelling worden door elke instelling
gevalideerd. De voor deze telling gehanteerde tijdsperiode is 2003-2007. Daarbij worden expliciet volgende
detailcriteria gehanteerd:
– We beperken ons voor alle tellingen steeds tot één titularis van deze opleidingsonderdelen met
studenten in de masteropleiding;
– Echter met de expliciete vermelding dat hierdoor verschillende beperkingen ontstaan:
• We beschikken nog maar over 1 Ma-jaar aan gegevens, daardoor zijn nog niet alle
opleidingsonderdelen opgenomen, en bijgevolg ook de lesgevers niet, hetgeen de telling van de
onderzoeksoutput negatief beïnvloedt;
• De docenten die enkel in de Ba-jaren actief zijn, worden niet opgenomen; hetgeen ook een
negatieve impact heeft op de onderzoeksoutput voor het ganse betreffende studiegebied. Er is
echter uitdrukkelijk afgesproken ons momenteel te beperken tot de Ma-opleiding zelf;
• De masterproef en stage zijn niet mee opgenomen. De grootte van de masterproef heeft een
impact op de tellingen;
• Lesgevers van opleidingsonderdelen zonder studenten uit de opleiding in 2007 werden niet mee
opgenomen – bepaalde opleidingsonderdelen vallen bijgevolg weg omwille van de momentopname
die gemaakt wordt;
• Tot slot, de huidige tellingen zijn een momentopname. Bij de implementatie wordt best naar een
11
referentieperiode gekeken ipv. naar een momentopname.
Numerieke analyse -- Ma
•
•
•
Wat de doctoraten betreft, worden enkel lesgevers geteld die als hoofdpromotor optreden (dus geen copromotoren) en die tevens titularis zijn van een opleidingsonderdeel met studenten in de betreffende
opleiding. Dit betekent dat doctoraten in het studiegebied, maar waarvan de promotoren geen lesgever zijn
in OPO’s met studenten in de Ma-opleiding, niet meetellen in deze oefening. Er kan onderzocht worden of
een andere, eventueel beter aan de discipline aangepaste telwijze, een beter beeld geeft;
Daar in verschillende opleidingen minor-vakken uit de alfa-wetenschappen voorkomen (bedrijfskunde,
ondernemerschap, lerarenopleiding, …) werd de lijst met telbare titularissen in twee delen opgedeeld: (1) de
“core” lesgevers, en (2) de lesgevers uit de minoren. De instellingen hebben de betreffende opdeling
gemaakt en gevalideerd;
Wat de bibliometrie betreft, zijn volgende verfijningen en verduidelijkingen aangebracht:
• Er is enkel geteld met de SCIE-BOF-gegevens periode 1998-2007 waarbij affiliatiegegevens van
de publicaties, naast het terugvinden van de lesgevers bij de auteursnamen, als uitgangspunt
genomen zijn;
• Ook de ISI-Proceedings en voor de alfa-wetenschappen de SSCI en de AHCI worden meegeteld;
• Er is een bijkomende discipline-check gedaan op basis van de major field codes;
• Enkel lesgevers in opleidingsonderdelen met studenten in de betreffende opleiding worden
geteld;
• Ook hier wordt de opdeling “core” versus “niet-core” lesgevers gemaakt;
• Er kan geen vergelijking ten opzichte van een “wereldgemiddelde” worden gemaakt omdat
bibliometrisch wereldgemiddelden berekend worden op basis van (geaggregeerde)
disciplinecodes. Mogelijke piste: benchmarking FWO.
12
Numerieke analyse -- Ma
•
Wat de onderzoekscomponent Industriële Wetenschappen betreft, worden de volgende
indicatoren van onderzoekspotentialiteit op de volgende manier in kaart gebracht:
–
We beperken ons in dit pilootproject tot alle lesgevers (inclusief lesgevers betrokken bij praktijklabo’s
en oefeningen) in de Ma-opleidingen die bestudeerd worden. De masterproef is niet opgenomen; al
beseffen we hierbij dat de grootte van de masterproef een invloed heeft op de tellingen. Naar de
toekomst toe kan overwogen worden hier toch een bovengrens te stellen om ontsporingen qua
aantallen te vermijden. Vervolgens worden volgende parameters in kaart gebracht:
•
•
•
•
•
% medewerkers in de bestudeerde opleiding met een doctoraat per 1 juli 2008;
% medewerkers in de bestudeerde opleiding dat op een meetbare en valideerbare manier bezig is aan een
doctoraat per 1 juli 2008;
Aantal doctoraten waarvan medewerkers in de bestudeerde opleiding promotor of co-promotor zijn (inclusief
doctoraten die aan de gang zijn) geteld tijdens de periode 1-1-2006 tot en met 1 juli 2008;
Er wordt eveneens een tabel toegevoegd die alle doctorandi in het betreffende studiegebied oplijst. Deze lijst
wordt geaggregeerd weergegeven en niet geventileerd naar de onderliggende opleidingen omdat dit te veel
arbitraire allocatiekeuzes inhoudt;
Formele betrokkenheid van medewerkers uit de bestudeerde opleiding bij structurele onderzoeksactiviteiten aan
de universiteit (zoals BOF, IOF) geteld tijdens de periode 1-1-2006 tot en met 1 juli 2008. Dubbeltellingen met i.ii.-iii. hiervoor genoemd worden uitgefilterd. De kolom “betrokkenheid onderzoek universiteit” wordt bovendien in
twee kolommen gesplitst: één kolom met betrokkenheden bij formele onderzoekskanalen aan de universiteit
(BOF, IOF, gezamenlijke onderzoeksbetrokkenheid bij de inzet van academiseringsmiddelen) en één kolom
met “andere” vormen van onderzoeksbetrokkenheid bij de universiteit die dan wel steeds duidelijk omschreven
en gekarakteriseerd wordt (bvb. concrete projecten, andere onderzoekskanalen dan deze in de vorige kolom,
geaffilieerd of geassocieerd onderzoekers, …);
13
Numerieke analyse -- Ma
•
Wat de onderzoekscomponent Industriële Wetenschappen betreft, worden de volgende
indicatoren van onderzoekspotentialiteit op de volgende manier in kaart gebracht:
–
We beperken ons in dit pilootproject tot alle lesgevers (inclusief lesgevers betrokken bij praktijklabo’s en
oefeningen) in de Ma-opleidingen die bestudeerd worden. De masterproef is niet opgenomen; al
beseffen we hierbij dat de grootte van de masterproef een invloed heeft op de tellingen. Naar de
toekomst toe kan overwogen worden hier toch een bovengrens te stellen om ontsporingen qua aantallen
te vermijden. Vervolgens worden volgende parameters in kaart gebracht:
•
•
•
•
•
•
Betrokkenheid van medewerkers uit de bestudeerde opleiding bij innovatiekanalen verbonden aan het IWT (Tetra, SBO, O&O-projecten,
TAD-projecten & Collectieve Centra, TIS-projecten) geteld tijdens de periode 1-1-2006 tot en met 1 juli 2008 --- aan het IWT werd een
globaal overzicht gevraagd (en bekomen) van de betrokkenheid van hogescholen bij de diverse steunkanalen. Deze betrokkenheid wordt
op basis van de namen van de betrokken docenten vervolgens aan de bestudeerde opleidingen toegewezen;
Gelet op het feit dat het onderzoekspotentieel zo belangrijk is, wordt gekeken naar alle lesgevers in de betreffende Ma-opleidingen, inclusief
alle lesgevers per OPO (voor het geval dat er meerdere zouden zijn);
We beschouwen hierbij alleen de gegevens van de medewerkers die een hoofdopdracht hebben aan de hogeschool (en dus niet diegenen
die een hoofdopdracht hebben aan een universiteit). “Hoofdopdracht” wordt geoperationaliseerd als een “minstens 50%” aanstelling;
Bij het finaal overzicht worden percentages en volumes per opleiding per instelling op de telcriteria berekend (% lesgevers met doctoraat, %
lesgevers betrokken bij IWT-projecten, aantal IWT-projecten, etc.).
Er wordt verder werk gemaakt van een normalisatie van de gemeten
onderzoekscomponenten, bvb. door als noemer het aantal OP/ZAP in de
bestudeerde opleidingen te nemen.
Er wordt tevens op gewezen dat het hier een momentopname betreft ten behoeve
van het pilootproject. Bij de verdere implementatie kan men kijken naar
referentieperiodes ipv. momentopnames.
14
Aanbevelingen
– Profilering & competentieprofiel {handelswetenschappen versus
toegepaste economische wetenschappen met eveneens aandacht voor toegepaste
economische wetenschappen: handelsingenieur --- industriële wetenschappen versus
ingenieurswetenschappen --- toegepaste taalkunde versus taal en letterkunde --architectuur versus ingenieurswetenschappen: architectuur
}
– Professionele Ba-opleidingen {financiële leefbaarheid, PWO & rol in
innovatieketen, HBO-problematiek, fijnmazigheid & toegankelijkheid
– Financiële aandachtspunten {
sokkelproblematiek, indexering, territorialiteit
–
–
–
–
Personeel
Kunsten
Institutioneel beleidskader
Brussel
}
bijkomende middelen,
}
15
Aanbevelingen: Profilering
Opleiding
Ingenieurswetenschappen/industriële
wetenschappen
Uitstroom
duidelijk
verschillende
profielen in het
werkveld
Onderwijstraject
eindcompetenties
curricula en didactische
werkvormen
Onderzoek
duidelijke verschillen in
eindcompetenties
verschillen in
methodologie en
vakkenpakket
- zelfde
onderzoeksdomein
- ingenieurswetenschappen is
wetenschappelijk,
concept- en
beleidsgericht
- industriële
wetenschappen is
wetenschappelijk,
toepassings- en
projectgericht
- ingenieurswetenschappen legt de
klemtoon van de opleiding
op een grondige analyse,
een hoge graad van
abstractie en synthese. De
opleiding is multidisciplinair en meer
onderzoeksgericht
- de opleiding industriële
wetenschappen legt de
klemtoon op industriële
ontwikkeling en vertaling
van technologie en is meer
toepassingsgericht
- verschillende
onderzoeksprofielen die
aansluiten bij de
verschillende profilering
van de opleidingen
Instroom
Aanbevelingen
-de opleiding
ingenieurswetenschappen rekruteert
meer in ASO dan de
opleiding industriële
wetenschappen,
waarbij de nadruk ligt
op de sterkste
richtingen in het ASO.
- behoud van de
bestaande opleidingen
- aparte doctoraten
- de opleiding
industriële
wetenschappen
rekruteert ook in het
TSO
- voorbereidingsprogramma van
industrieel naar burgerlijk
ingenieur bestaat
16
Aanbevelingen: Profilering
Opleiding
Uitstroom
Onderwijstraject
eindcompetenties
TEW,
handelswetenschappen (HW)
en
handelsingenieur
(HIR)
HIR wordt
aangeboden in
zowel
studiegebied
economische en
toegepaste
economische
wetenschappen
als in
handelswetensch
appen en
bedrijfskunde
uitstroom naar
hetzelfde arbeidsveld
maar:
- HW: nadruk op
concrete
vaardigheden en
directe
inzetbaarheid
- TEW/HIR verdienen
meer bij start en
vervolg van loopbaan
- TEW: meer
conceptueel/
analytisch
- meer HW bij KMO’s
- HIR: meest
conceptueel/analy
tisch en sterk
kwantitatief
- meer TEW/HIR in
grote bedrijven
- meer nadruk op
gerichte, praktische
functies in bedrijven
voor HW
- meer experten- en
consultancy functies en
algemeen
economische functies
bij TEW/HIR
- HIR: meer
kwantitatieve en
technologisch gerichte
jobs
curricula en didactische
werkvormen
curricula vergelijkbaar
tussen HW en TEW maar:
- HW streeft integratie na
van breed gamma van
bedrijfsgerichte
competenties in een
toepassingsgerichte
opleiding
- TEW legt meer de
nadruk op de
bedrijfseconomie als
belangrijkste invalshoek
met een grotere inbreng
van
wiskundige/kwantitatieve
hulpwetenschappen
- door de academisering
verkleinen de verschillen
tussen TEW en HW
mogelijks
- HIR heeft een sterke
kwantitatieve inslag met
ondersteuning van
ingenieurs- en
natuurwetenschappen
Instroom
Aanbevelingen
- zelfde onderzoeksdomein
duidelijk verschil in
instroom
- breng HW, TEW en HIR
samen in geïntegreerde
faculteit
- geen apart
doctoraat voor HW
- HW heeft bijna 50%
uit economie/ moderne
talen
Onderzoek
- beperkte traditie
van onderzoek in HW
maar academisering
verandert dit
- in curricula wordt
onderzoek in HW
eerder gezien als
instrument en in
TEW/HIR meer als
finaliteit
- TEW richt zich
hoofdzakelijk op
sterkere wiskundige
richtingen van ASO
- HIR rekruteert uit
zelfde pool als bioingenieurs en burgerlijk
ingenieurs
- behoud de opleidingen in
overgang naar finale
accreditatie
- verscherp in deze
overgangsperiode de
profilering van de opleidingen
TEW en HW volgens
aangegeven
eindcompetenties
- de uitdaging bestaat erin de
profilering te doen slagen,
zoniet zal na academisering
het onderscheid tussen HW
en TEW vervagen. Dit als
gevolg dat een deel van de
huidige instroom in HW uit de
boot zal vallen
- dezelfde titel HIR in
verschillende studiegebieden
schept verwarring. Na
academisering HIR in
studiegebied economische en
toegepaste economische
wetenschappen
17
Aanbevelingen:
Professioneel & academisch
• Bruggen tussen beide “segmenten” HO
• Expliciteren van rol in innovatieketen (via
PWO-middelen en functie)
• Financiële leefbaarheid --- sokkels & variabel
gedeelte
• Link met HBO
• Normen (zie eerste rapport) + concepten van
gezamenlijk inrichten + fijnmazigheid
• Rol van de associaties als bruggenhoofd met
de universiteit van de associatie
18
Aanbevelingen: Personeel
• Aanpassingen nodig zowel aan kant
universiteiten als aan kant hogescholen
inzake bestuur & kaders!!!
• ATP + BAP/AAP + OP + ZAP
• Definiëren OP-rol & -kader?
• Naar een segmentatie binnen het ZAPkader of tussen OP/ZAP-kaders?
• Nood aan erkennen van de impact van
profilering, incl. op loopbaanuitbouw …
19
Aanbevelingen: Personeel
De loopbaandriehoek OP/ZAP
Innovatie
Medewerker
- Opdrachtmix op T
- Evolutie opdrachtmix DT
- Loopbaanopbouw
Onderwijs
Onderzoek
20
Aanbevelingen: Financieel
• Uiteraard nood aan meer middelen (zie ook
uitspraken Minister Vandenbroucke),
basisfinanciering & 2%-norm
• “Integratie”: 100/130 mio EUR nood, gebaseerd
op 55/45 “regel van drie”
• Aanpassingen aan financieringsmodel (sokkel,
OBE, variabel onderwijsdeel, meer middelen
over alle segmenten heen) zonder de gebruikte
basisprincipes uit oog te verliezen …
• Quid 2e geldstroom & 3%-norm?
21
Aanbevelingen: Bestuur
• Aanpassingen bij universiteiten én
hogescholen!!!
• Op macro-, meso-, microniveau (RvB, CvB &
Directies, Acad. Raad, Faculteiten,
Faculteitsbesturen, Departementsstructuren
& opleidingsstructuren …)
• Rol van de associaties verduidelijken maar
ook durven versterken (bvb. bewaking
professioneel – academisch, metabestuurskaders & dito organen …)
22
Aanbevelingen: Kunsten
• Nog een lange weg af te leggen …
• Bijgevolg: voorstel om academisering &
integratie 5 jaar meer tijd te geven …
• Waarbij het einddoel van integratie niet door
eenieder op dezelfde manier wordt begrepen
vandaag …
• Waarbij tevens de verwachtingen van het
werkveld naar academisering niet mogen
worden onderschat.
23
DANK U!
… EN AAN DE SLAG …
... WANT DE TIJD DRINGT!!
24
Download