1. DE WERKING VAN TYPE BASISAANBOD................................................................... 2 1.1. VISIE TYPE BASISAANBOD .................................................................................................. 2 1.2. AAN WELKE KINDEREN BIEDEN WIJ HULP ............................................................................ 2 1.3. GROEPERING VAN LEERLINGEN .......................................................................................... 2 1.3.1. Brugklas: ................................................................................................................ 2 1.3.2. Blauwe unit: ........................................................................................................... 3 1.3.3. Groene en lichtgele unit:........................................................................................ 3 1.3.4. Donkergele unit: .................................................................................................... 3 1.4. THERAPIEËN .................................................................................................................... 3 1.4.1. Logopedie ............................................................................................................... 3 1.4.2. Psychomotoriek ..................................................................................................... 3 1.4.3. Therapie Sociale vaardigheden: ........................................................................... 4 1.5. HET LEERPROGRAMMA ..................................................................................................... 4 2. SCHOOL EN OUDERS ..................................................................................................... 7 2.1. HET SCHOOLRAPPORT ....................................................................................................... 7 2.2. DE OUDERCONTACTEN ...................................................................................................... 7 3. SCHOOLVERANDERING EN OVERGANG NAAR HET GEWOON ONDERWIJS. ...... 8 3.1. OVERGANG NAAR HET GEWOON LAGER ONDERWIJS .............................................................. 8 3.2. OVERGANG NAAR HET GEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS ....................................................... 8 3.3. HERORIËNTERING NAAR EEN ANDER TYPE VAN BUITENGEWOON ONDERWIJS ......................... 8 1. De werking van type basisaanbod Het grote verschil tussen onze school en een school van het gewone basisonderwijs ligt in het uitgangspunt van ons onderwijs : onze leerlingen moeten zich niet aanpassen aan een vast leerprogramma, maar vanuit de ondersteuningsnoden van elke individuele leerling maken wij een specifiek leerprogramma op. Om dit te verwezenlijken, hanteren wij een ander soort organisatie en andere werkwijze dan die van het gewone basisonderwijs. 1.1. Visie type basisaanbod Elk kind heeft talenten. Onze leerlingen hebben daarnaast specifieke ondersteuningsbehoeften waardoor die talenten minder aan bod komen. In samenspraak met hun ouders omschrijven en aanvaarden wij de problematiek en talenten van het kind om te komen tot een gerichte aanpak. Daarbij werken we doelstellingen uit waarin we sterke kanten van onze leerlingen benutten om hen weerbaarder te maken. Met aandacht voor hun tempo en mogelijkheden tekenen we samen een leertraject op maat uit. We streven er daarbij naar dat kinderen en hun ouders zich goed voelen bij ons en bij wat we doen. Dit trachten we te realiseren met respect voor ieders geloof, eigenheid en thuiscultuur. 1.2. Aan welke kinderen bieden wij hulp Binnen type basisaanbod wordt les gegeven aan kinderen en jongeren waarbij de specifieke onderwijsbehoeften groot zijn. aanpassingen aantoonbaar disproportioneel of onvoldoende zijn om het gemeenschappelijk curriculum te volgen in het gewoon onderwijs. geen diagnose is gesteld die voldoet aan de vereisten voor een type-specifiek aanbod in buitengewoon onderwijs. Voor elk van deze kinderen zoeken wij naar de meest geschikte aanpak. 1.3. Groepering van leerlingen We groeperen de leerlingen niet in ‘klassen’ op basis van hun leeftijd, maar in ‘leerlingengroepen’ of ‘pedagogische eenheden’ op basis van hun leerniveau en/of op basis van hun nood aan een specifieke benaderingswijze. Er zitten maximum veertien leerlingen in een leerlingengroep. Het belangrijkste indelingscriterium is het taal- en rekenniveau. Het is best mogelijk dat een leerling voor rekenen in een andere groep ingedeeld wordt dan voor taal. Welke leerinhouden worden aangeboden en welke werkvormen er gevolgd worden, wordt vastgelegd in een groepswerkplan. Elke leerlingengroep heeft dus zijn groepswerkplan. Om organisatorische redenen worden de leerlingengroepen ingedeeld in verschillende units: 1.3.1. Brugklas: Hierin worden kinderen opgenomen die uit een derde kleuterklas komen en nog niet aan een eerste leerjaar toe zijn. Het aanbod van de brugklas is afgestemd op kinderen die problemen hebben op gebied van werkhouding, taalontwikkeling, motorische ontwikkeling en ruimtelijke waarneming of anders gezegd op het vlak van de voorwaarden om tot lezen, schrijven, rekenen te komen. Op het einde van de brugklas beheersen de meeste leerlingen de eerste lees-, schrijf- en rekenvaardigheden. Sommige leerlingen bereiken het niveau midden eerste leerjaar. 2/8 1.3.2. Blauwe unit: Het lees-, schrijf- en rekenproces wordt verder gezet. De leerinhouden zijn vergelijkbaar met die uit het eerste en tweede leerjaar. Sommige leerlingen zullen hierna de overstap naar het gewone basisonderwijs maken. 1.3.3. Groene en lichtgele unit: De leerlingen krijgen kansen om verder te evolueren in het leerproces aan de hand van leerinhouden niveau midden tweede tot eind vierde leerjaar. Sommige leerlingen zullen hierna de overstap naar het gewone basisonderwijs maken. 1.3.4. Donkergele unit: Hierin wordt de overstap naar het secundair onderwijs voorbereid. Binnen deze unit worden, afhankelijk van de leerlingengroep, leerinhouden aangeboden vergelijkbaar met het niveau derde tot zesde leerjaar. De meeste leerlingen gaan van hieruit door naar het secundair beroepsonderwijs. Sommigen gaan door naar het secundair technisch onderwijs en enkelen naar het buitengewoon secundair onderwijs. In de brugklas zitten kinderen maximaal één jaar. In de andere units is dit afhankelijk van het instapniveau en van de evolutie die een kind doormaakt. Doorgaans blijft een kind één tot twee jaar, uitzonderlijk drie jaar in dezelfde unit. Op het einde van elk schooljaar wordt uitgemaakt naar welke nieuwe leerlingengroep elke leerling georiënteerd wordt. Zittenblijven of dubbelen gebeurt niet op onze school. We gaan in september altijd verder met het niveau dat de leerling in juni bereikte. De leerlingengroepen zijn soepel samengesteld. Ook in de loop van het schooljaar kan het gebeuren dat een leerling van groep verandert, indien we zo beter kunnen beantwoorden aan de ondersteuningsbehoeften. 1.4. Therapieën Naast de begeleiding in zijn leerlingengroep kan een kind nog bijkomende individuele therapie krijgen. Afhankelijk van de problemen gebeurt deze onder de vorm van logopedie of psychomotoriek. Indien nodig kan, vanuit het MFC of vanuit een andere dienst, psychotherapie en therapie sociale vaardigheden worden aangeboden. Steeds wordt er nauw aangesloten bij datgene wat er in de leerlingengroepen reeds gebeurt. . De klassenraad beslist over de noodzaak van dit aanbod. 1.4.1. Logopedie De logopedisten spitsen zich toe op de behandeling van: Taalproblemen: woordenschat, zinsbouw, woordvorming, taalbegrip, zich leren uiten... Leesproblemen : dyslectische problemen, begrijpend leesproblemen Spellingproblemen 1.4.2. Psychomotoriek De kinesisten staan in voor de individuele behandeling van problemen op het gebied van: de visuele waarneming de ruimtelijke oriëntatie de fijne en grove motoriek de schrijfmotoriek 3/8 1.4.3. Therapie Sociale vaardigheden: Kinderen die hulp nodig hebben op het gebied van het sociale leren kunnen ondersteuning krijgen vanuit het MFC. Kinderen leren dan opkomen voor zichzelf, luisteren naar anderen, rekening houden met de gevoelens van anderen , zich houden aan regels en afspraken, enz. 1.5. Het leerprogramma De leerinhouden die aangeboden worden, zijn dezelfde als die van het gewone basisonderwijs. Dit is noodzakelijk opdat we de garantie kunnen bieden dat elk kind de mogelijkheid aangeboden krijgt om terug te keren naar het gewone onderwijs. De leerlingen krijgen, zoals in het gewone onderwijs, 28 lesuren per week. Ze maken ook huistaken die 30 tot 60 minuten in beslag nemen. We beschrijven het leerprogramma hier algemeen. Tijdens oudercontacten en via het schoolrapport wordt uitgelegd hoe er gewerkt wordt met uw kind en welke leerinhouden het aangeboden krijgt. De volgende vakgebieden komen aan bod: Taal Het vakgebied ‘taal’ is opgedeeld in verschillende onderdelen: spreken en luisteren: Door middel van groepsgesprekken, rollenspelen, spreekopdrachten, e.d. leren de leerlingen zich mondeling uitdrukken en leren ze naar elkaar te luisteren. technisch lezen: Elke leerling leest op zijn niveau en leert omgaan met methodieken die zijn of haar problemen helpen oplossen. begrijpend en studerend lezen: In deze lessen wordt uitdrukkelijke aandacht besteed aan het aanleren van werkwijzen om teksten te begrijpen en in te studeren. schrijven: De leerlingen leren zich schriftelijk uitdrukken via de lessen schrijfmotoriek, spelling en stellen. Alle leerkrachten gebruiken dezelfde termen, regels en stappen zodat herkenbaarheid wordt gegarandeerd en leerlingen eenvoudig kunnen voortbouwen op wat ze al kennen. Rekenen Het vakgebied ‘rekenen’ is opgedeeld in verschillende onderdelen: getallenkennis bewerkingen meten en metend rekenen meetkunde en vormleer strategieën en probleemoplossende vaardigheden Alle leerkrachten gebruiken dezelfde termen, regels en stappen zodat herkenbaarheid wordt gegarandeerd en leerlingen eenvoudig kunnen voortbouwen op wat ze al kennen. Wereldoriëntatie Het vakgebied ‘wereldoriëntatie’ is opgedeeld in verschillende onderdelen: natuur techniek mens maatschappij tijd 4/8 ruimte Tijdens de lessen wereldoriëntatie wordt zo veel mogelijk proefondervindelijk, ervaringsgericht gewerkt, vertrekkend vanuit de interesses van de leerlingen. Socio- emotionele ontwikkeling Socio- emotionele ontwikkeling wordt geïntegreerd in alle vakgebieden en krijgt een eigen plek op de lessenroosters. We willen dat kinderen zich op de eerste plaats goed voelen op school. We beoordelen hen daarom niet uitsluitend op hun schoolse prestaties, maar we houden rekening met hun leerstoornissen, hun faalangst, motivatieproblemen en gedrag. We leren hen op een gepaste manier omgaan met leeftijdsgenoten en volwassenen door het aanleren van sociale vaardigheden. We dragen hiertoe bij via allerlei activiteiten waarin beroep gedaan wordt op sociale vaardigheden en waardoor de kinderen zich steeds meer thuis gaan voelen op school. We denken hierbij aan: de organisatie van bosklassen, leeruitstappen en bezoeken aan culturele manifestaties het project sociaal spel de vieringen rond de belangrijkste kerkelijke feesten, de advent- en vastenwerking het werken met maandthema’s rond pesten, discriminatie, delen, zich bekwaam voelen, milieuzorg de actieve deelname aan het KOCA- feest …. Leren leren Leren leren wordt geïntegreerd in alle vakgebieden. We willen kinderen leren hun verstandelijke mogelijkheden optimaal te gebruiken door: planmatig of stap voor stap te werken zichzelf te leren sturen zich nauwkeurig te leren uitdrukken de aandacht te leren richten op hoofdzaken problemen te leren analyseren hun geheugen te leren gebruiken ... Kortom, we willen hen leren op een zelfstandige manier problemen aan te pakken. Dit doen we aan de hand van ons specifiek ZELDEDOE-programma (ZElfstandig Leren DEnken en DOEn) en een denkstimulerende onderwijsstijl. Godsdienst Binnen het vak ‘Godsdienst’ worden christelijke waarden overgebracht en worden lessen gegeven over en aan de hand van het kerkelijk jaar. Lessen Godsdienst gaan vaak gepaard met lessen socioemotionele ontwikkeling. Bijzondere vakken We vinden het belangrijk dat onze leerlingen zich op alle vlakken ontwikkelen en hun talenten ten volle ontdekken en benutten. Daarom krijgen de leerlingen elke week een uitgebreid pakket bijzondere vakken. Dit pakket bestaat uit: muzische vorming 5/8 lichamelijke opvoeding zwemmen Frans 6/8 2. School en ouders We vinden het belangrijk u te informeren over alles wat er met uw kind gebeurt op school. We beschouwen u als gelijkwaardige partners in de schoolwerking. 2.1. Het schoolrapport Begin september ontvangt u een informatieblad met uitleg over volgende zaken : in welke taal- en rekengroep uw kind voorlopig zit opsomming van de rapportmomenten de algemene doelstellingen voor deze leerlingengroep Minimaal vier rapporten worden meegegeven (zie jaarkalender): Per leerdomein (taal, rekenen, wereldoriëntatie…) wordt omschreven welke leerinhouden werden aangeboden, hoe ze verwerkt werden en welke hulp uw kind gekregen heeft. Ook informatie over werkhouding en sociale vaardigheden krijgt een plaats in het rapport. ! Het is geen puntenrapport! Het is opgevat als een vertaling van het individueel handelingsplan van uw kind en wordt met u besproken op de ouderavonden. 2.2. De oudercontacten Om u de kans te geven persoonlijk contact te hebben met de medewerkers van de school, zijn er verschillende mogelijkheden. In het begin van de maand september is er een informatieavond waar aan nieuwe ouders de schoolwerking wordt voorgesteld en daarna alle ouders in de klas ontvangen worden. De klastitularis geeft uitleg over de klaswerking, het leerprogramma, het schoolrapport, de klasactiviteiten, enz. Deze infoavond vindt plaats per leerlingengroep of per unit. In de loop van het eerste trimester, rond de kerstvakantie en aan het einde van het schooljaar zijn de oudercontacten gericht op het bespreken van de evolutie van uw kind met alle medewerkers (individueel). Dan wordt ook het schoolrapport besproken. In de maand januari vindt een informatieavond plaats over de studiemogelijkheden voor de leerlingen die voorbereid worden op het secundair onderwijs. Bij problemen kan het gebeuren dat ouders voor een teambespreking uitgenodigd worden. 7/8 3. Schoolverandering en overgang naar het gewoon onderwijs. 3.1. Overgang naar het gewoon lager onderwijs We streven ernaar om elk kind zo snel mogelijk te oriënteren naar het gewone onderwijs. Deze overstap wordt zorgvuldig overwogen en voorbereid. Hij hangt af van verschillende factoren zoals begaafdheid, de nog aanwezige leerachterstand en -problemen. Om uit te kunnen maken of een kind over voldoende mogelijkheden beschikt om deze stap te kunnen zetten, stellen wij een verblijfsduur in onze school voorop van ten minste twee jaar. Zo wordt het ook voorgeschreven in het nieuwe M- decreet. Soms verwijzen wij leerlingen naar het gewone basisonderwijs en bieden vanuit onze school gedurende één jaar nog extra ondersteuning. Iemand van ons schoolteam zal maximaal twee lesuren per week deze leerling en de nieuwe leerkracht, met raad en daad bijstaan in de nieuwe school. Deze extra ondersteuning wordt Geïntegreerd Onderwijs (G.On) genoemd. Om hiervoor in aanmerking te komen moeten de ouders, onze school, de gastschool én de C.L.B.’s van beide scholen ermee akkoord gaan. Zij stellen dan samen een document op waarin beschreven staat welke hulp geboden wordt. Dit document wordt in vaktermen, een integratieprotocol genoemd. 3.2. Overgang naar het gewoon secundair onderwijs De meeste kinderen gaan op twaalf- of dertienjarige leeftijd over naar het secundair beroepsonderwijs (eerste leerjaar B). Deze leerlingen krijgen een verklaring met de vermelding van het aantal en de soort gevolgde schooljaren lager onderwijs. Het getuigschrift lager onderwijs kan behaald worden na het eerste leerjaar B in het secundair onderwijs. Sommige kinderen kunnen overstappen naar het secundair technisch onderwijs (eerste leerjaar A). De leerlingen die volgens de klassenraad de overstap naar het secundair technisch onderwijs kunnen zetten, krijgen een getuigschrift lager onderwijs (gelijkwaardig aan het getuigschrift behaald in het gewoon lager onderwijs). Een minderheid maakt de overstap naar het buitengewoon secundair onderwijs. Deze leerlingen krijgen een verklaring met de vermelding van het aantal en de soort gevolgde schooljaren lager onderwijs. Het oriënteringsproces wordt begeleid door het C.L.B. in samenspraak met de klassenraad. Alle adviezen worden met de ouders doorgenomen. 3.3. Heroriëntering naar een ander type van Buitengewoon Onderwijs Soms blijkt type basisaanbod niet de juiste oplossing voor een kind te zijn. Een andere onderwijsvorm in een ander type van buitengewoon onderwijs is dan aangewezen. Een advies van schoolverandering omwille van de nood aan een ander type van buitengewoon onderwijs wordt vooraf grondig met de ouders besproken. 8/8