Beter zicht

advertisement
Nummer 1, 10 maart 2009
Beter zicht
Groningen neemt voortouw in onderzoek erfelijke darmkanker
Patiënten met het syndroom van Lynch hebben een verhoogd risico op kanker, vooral in de dikke darm.
Bij hen groeien poliepen in enkele jaren uit tot kanker. Door over de binnenkant van de dikke darm een
kleurstof te spuiten hoopt men poliepen beter zichtbaar te maken. Twee nieuwe technieken maken het
mogelijk ook de dunne darm van binnen te bekijken en van poliepen te ontdoen. Onderzoek moet
duidelijk maken of Lynch-patiënten daadwerkelijk van deze technieken profiteren.
Tot voor kort heette erfelijke darmkanker nog hereditair non-polyposis colorectaal carcinoom. Een mondvol. “Maar
ook een term die de lading niet dekte,” zegt Jan Kleibeuker, hoogleraar Maag-Darm-Leverziekten. “Patiënten met
erfelijke darmkanker hebben ook een verhoogd risico op andere vormen van kanker, zoals baarmoederkanker en
kanker van de dunne darm.” Vandaar dat de laatste jaren over het syndroom van Lynch wordt gesproken, vernoemd
naar de Amerikaan Henry Lynch.
Bij patiënten met het syndroom van Lynch staat het risico op dikkedarmkanker op de voorgrond. “Mensen met een
aanleg voor dit syndroom hebben een kans van vijftig tot zestig procent om ooit dikkedarmkanker te krijgen.
Vrouwen hebben daarnaast een kans van ongeveer vijftig procent op baarmoederkanker. De kans op het krijgen van
een andere vorm van kanker ligt veelal onder de tien procent.”
Kleurstofspray
Bij mensen met een erfelijke aanleg voor het syndroom van Lynch wordt geregeld in de dikke darm gekeken. Ziet
men poliepen, mogelijke voorstadia van darmkanker, dan worden deze weggehaald en onderzocht. “Bij Lynchpatiënten groeien poliepen relatief snel uit tot kanker,” aldus Kleibeuker. “Daarom wordt dit darmonderzoek bij hen
elke twee jaar herhaald.”
Maar worden via dit darmonderzoek wel álle kwaadaardige poliepen opgespoord? “Daar werd aan getwijfeld,” zegt
maag-darm-leverarts dr. Jan Jacob Koornstra. “Door over het darmslijmvlies een blauwe kleurstof te spuiten worden
meer, vooral kleinere, poliepen ontdekt.”
Maar groeien die kleine poliepen ook uit tot kanker? Voor Maag-Darm-Leverziekten was die vraag aanleiding om een
onderzoek op te zetten. Koornsta: “Bij patiënten met een aanleg voor het syndroom van Lynch willen we, met een
tussentijd van twee jaar, twee keer een kijkonderzoek uitvoeren. De eerste keer bepaalt het lot of patiënten het
standaardonderzoek krijgen of de nieuwe methode met de kleurstof. De tweede keer wordt bij iedereen de kleurstof
gespoten. We willen op deze manier nagaan of in de groep patiënten die ook de eerste keer de kleurstofspray
kregen, minder kanker wordt gevonden.”
In totaal zullen 300 patiënten aan het onderzoek meedoen. Niet alleen in Groningen maar ook in Amsterdam (drie
ziekenhuizen), Leiden en Nijmegen.
Videopil
Patiënten met het syndroom van Lynch lopen ook een verhoogd risico op kanker in de dunne darm. “Tot voor enkele
jaren vormde de dunne darm voor ons nog een black box,” aldus Koornsta. Maar de tijden zijn veranderd. “We
beschikken nu, ook in Groningen, over twee technieken waardoor we de dunne darm niet alleen van binnen kunnen
bekijken, maar daar ook ingrepen kunnen verrichten. Kijken doen we met de capsule-endoscopie ofwel de videopil,
poliepen weghalen gebeurt via dubbele-ballon endoscopie.”
De videopil bevat een lampje, een camera, een batterij en een zendertje. Eenmaal ingeslikt maakt deze pil twee foto’s
per seconde. In de acht uur durende reis door het maagdarmkanaal maakt de videopil meer dan vijftigduizend
opnamen. Al die foto’s worden naar een recorder verstuurd die de patiënt bij zich draagt. Aan de arts om de
tienduizenden foto’s van de dunne darm, versneld afgedraaid als een filmpje, te beoordelen.
Koornstra: “Met deze videopil kun je veel zien, maar mogelijke afwijkingen kun je er niet mee weghalen.”
Opstropen dunne darm
Daarvoor is de dubbele-ballon endoscoop bedacht. “Dat is een kijkslang met daarover heen een tweede slang. Beide
zijn voorzien van een ballon, die men op kan blazen en weer leeg kan laten lopen. Door de ballonnen op te blazen
kunnen beide slangen in de dunne darm worden vastgezet. Wanneer men de ballon van de binnenslang leeg laat
lopen, kan deze verder in de dunne darm worden geschoven en daar — met een opgeblazen ballon - opnieuw worden
vastgezet. Trekt de arts vervolgens de binnenslang terug tot tegen de ballon van de buitenslang, dan wordt het stuk
dunne darm tussen beide ballonnen als een harmonica in elkaar geschoven. Op deze manier wordt de dunne darm
steeds in kleine stapjes opgestroopt, waardoor een kijkslang kan worden gebruikt die aanzienlijk korter is dan de
dunne darm. Via de binnenslang worden instrumenten ingebracht om poliepen te verwijderen.”
Met financiële steun van KWFkankerbestrijding zijn we eind januari met een dunne-darmonderzoek gestart, aldus
Koornstra. “We willen weten of het zinvol is om patiënten met het syndroom van Lynch het videopil-onderzoek, zo
nodig gevolgd door dubbele-ballon endoscopie, te laten ondergaan. Kunnen we op deze manier kanker bij deze
patiënten voorkómen?”
Groningen trekt ook in dit landelijke onderzoek de kar. Naast de eerder genoemde zes ziekenhuizen doen ook het
St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein en de UMC’s van Maastricht en Rotterdam mee. In totaal zullen 200
patiënten twee keer, met een tussenperiode van twee jaar, worden onderzocht.
Henk Hellema
[kader]
Genmutaties
Patiënten met het syndroom van Lynch kunnen een mutatie in één van vier genen hebben. Het gaat om reparatiegenen, stukjes DNA die ervoor zorgen dat beschadigd DNA weer wordt hersteld. Een verandering in één van de vier
genen betekent dat DNA-schade blijft bestaan, waardoor een cel verandert in een kankercel. “Bij de helft van de
Lynchpatiënten vinden we een mutatie in één van de vier genen,” aldus Robert Hofstra, hoogleraar Genetica. “Maar
in zo’n tachtig procent van de patiënten die op klinische gronden niet het syndroom van Lynch hebben, maar daar
wel sterk van worden verdacht, kunnen we in die genen geen mutaties vinden.”
Hebben deze mensen wel of niet het syndroom van Lynch? Hofstra doet daar onderzoek naar. “Het is mogelijk dat
deze mensen een mutatie in een gen hebben, dat nog nooit eerder met het syndroom van Lynch in verband is
gebracht. Voor dit idee hebben we echter geen aanwijzingen kunnen vinden. Een andere mogelijkheid is dat nog niet
alle mutaties in de vier bekende genen bekend zijn. Daar richten we nu onze aandacht op.”
Bij zijn erfelijkheidsonderzoek zal Hofstra zeker gebruik gaan maken van het Parelsnoer Initiatief, een verzameling
van lichaamsmateriaal van patiënten, afkomstig van alle universitair medische centra. Erfelijke dikkedarmkanker
vormt één van de speerpunten van Parelsnoer.
Henk Hellema
Download