Muziek PW Solfège Samenvatting Vaste voortekens ***** ------------------------------------------→ -3 parallel MAJEUR MINEUR C a # fis ## fis – cis ### fis – cis – gis #### fis – cis – gis – dis G D A E e b fis cis b bes F bb bes – es Bes bbb bes – es – as Es bbbb bes – es – as – des As Toonsoort vinden: 1. Kijken naar voortekens. 2. Majeur of mineur noten bekijken 3. Laatste noot van het stuk bekijken. Noot Rust d g c f Naam Hele noot/rust Aantal tellen Noot- 4 tellen Rust – 1 maat Halve 2 tellen Kwart 1 tel Achtste 0,5 tel zestiende 0,25 tel Enkelvoudige maatsoorten; 2/1, 2/4, 3/4, 3/8 Samengestelde maatsoorten; 4/4, 6/4, 9/4 → altijd 2+2 of 3+3 Onregelmatige maatsoorten; 5/4, 5/8, 7/8 → altijd 2+3 of 3+3+2 4/4 maat is C, 2/2 maar is C Verbindingsboog: twee even hoge noten volgen elke onmiddellijk op. Fermate: verlengingsteken voor een afsluitende noot. Ritmische figuren: waar een gehele tel wordt samengevoegd met een erop volgende halve tel. Antisemetrische/Antiritmische figuren: Triool: waarbij de nootduur van twee noten in 3 gelijke delen wordt verdeeld. Duool: twee noten in de tijd van 3. Andere: kwartool ( 4 ipv 3), kwintool (5 ipv 2-6), sextool, septimool, octool etc. Dubbelmol bb : verlaagt de noot met een hele toon. Komt ESES achter de stamtoon. Dubbelkruis X: verlaagt hele toon komt ISIS achter. Herstellingsteken is maar 1 maat geldig. Volgorde vaste voortkens: Kruisen: FIS CIS GIS DIS # Mollen: BES ES AS DES b Toonladder: Hele hele halve hele hele hele halve Majeur: groot – vrolijk Mineur: klein – triest Toontrappen Eerste toon = grondtoon = stamtoon = leidtoon = T tonica Vierde toon = subdominante S Vijfde toontrap = Dominante D C I T D II E III F IV S G V D A VI B VII C I B VII A etc VI etc Tonaliteit: tonen van een muziekstuk, ten opzicht van elkaar en de tonica. Atonaliteit: het ontbreken van een Tonica. Bitonaliteit: aanwezig zijn van twee tooncentra van voltrekt gelijke waarde tegelijkertijd. Moduleren: veranderen van toonsoort binnen het stuk voor bv spanning. Transponeren: Het hele stuk in een andere toonsoort zetten - Majeur blijft majeur, mineur blijft mineur - 1. Toonsoort bepalen - 2. Begin noot - 3. Melodie volgen Diatoniek: muziek waarin vrijwel uitsluitend ladder-eigen tonen voorkomen. Pentatoniek: een toonladder zonder ½-tonen: toon-toon-anderhalve-toon-anderhalve Parallelle toonladders: een majeur en mineur met dezelfde voortekens (C maj. – a min) Gelijknamige/eennamige toonladders: majeur en mineur met dezelfde begintoon (C maj. en min) Harmonisch mineur: de VIIde toontrap wordt verhoogd naar boven en naar beneden. Melodisch mineur: naar boven – VI, VII verhoogt; naar beneden – diatonisch. Sequens is een herhaling van ritme en melodie op een andere toonhoogte. Trappetje. Tonale sequensen: herhaling wijzigt niet de totale tonaliteit. Het gevolg hiervan is dat de grote intervallen in de melodie klein kunnen worden en kleine intervallen groot. Kan stijgend of dalend zijn. Modulerende sequens: de herhaling behoudt de oorspronkelijke intervallen. Het gevolg hiervan is dat de tonaliteit bij iedere herhaling zich als vanzelf wijzigt. Kan stijgend of dalend zijn. Syncope: ontstaat wanneer er in een ritme niets gebeurt op een moment waar men het wel verwacht. Er vervalt een accent. Bij de meest gebruikelijke syncope is de middelste noot 2x langer. Kwart-achtste-kwart noot of kwart-halve-kwart Accenten: 2/4 op de eerste, 4/4 op de 2de en 3de , ¾ alleen op de eerste. Opmaat: onvolledige maat aan het begin van een compositie, de overgebleven noten staan in de laatste maat. C C#/Db D D#/Eb E F F#/Gb G G#/Ab A A#/Bb B Dynamiek betekent toonsterkte. Stabiele dynamiek: PP Pianissimo P Piano MP Mezzo MF Mezzo Forte F Forte FF Fortissimo Zeer zacht Zacht Matig zacht Matig hard/sterk Hard/sterk Zeer hard/sterk Overgangsdynamiek: Crescendo -> sterker worden < Diminuendo/Decrescendo -> zachter worden > Terrassendynamiek: F--------------------P------------------F Echodynamiek: zachte herhaling van een fragment. Sf = sforzando = onverwacht een sterk accent. Sub. P = subito piano = plotseling heel zacht gaan spelen. Vocaal: Menselijke stem. MAN VROUW HOOG Tenor Sopraan I/II MIDDEN Bariton Mezzo LAAG Bas Alt A Capella: zingen zonder begeleiding Kinderkoor, mannenkoor, vrouwenkoor, gemengdkoor en dubbelkoor. Herhalingstekens: Reprise : II: :II daartussen in herhalen $ $ del segno : daartussen in herhalen D.C. (Al Fine) – Da Capo – vanaf het begin tot Fine Tempo Is snelheid van de muziek. Accelerando: versnellend, verhaastend. Ritenuto: langzamer worden, plotseling vertragend. Rallentando: geleidelijk vertragen. Allargando: verbredend. Ritardando: vertragend. Smorzando: uitdovend, afdempend, wegstervend. A Tempo: het voorgaande tempo hervatten. Tempo Primo: het begintempo. Largo: breed Adagio: langzaam, gevoelvol. Adante: vloeiend spelen. Allegro: vrolijk, opgewekt, snel. Vivace: levendig, kindermuziek. Presto: zeer snel. Intervallen: relatie tussen twee tonen. Harmonisch interval: tonen klinken gelijktijdig. Melodisch interval: tonen klinken na elkaar. 1 2 3 4 5 6 7 8 prime secunde Terts Kwart Kwint Sext Septiem Octaaf twee even hoge tonen een toon en een hoger/lager naastliggende toon twee tonen met een toon ertussen twee tonen met 2 tonen ertussen twee tonen met 3 tonen ertussen 2 tonen op gebouwd uit 2 tertsen twee tonen, 1 toon minder dan octaaf afstand tussen twee gelijke tonen GEGEVEN NOOT MEE TELLEN! Consonanten: goed klinkend: 1 3 4 5 6 8 Dissonanten: slecht klinken: 2,7 Reine intervallen; onveranderd 1458 Kleine/grote intervallen; halve toon verschil 2 3 6 7 Articulatie: manier van spelen Legato: verbindend spelen Non Legato: niet legato Staccato: noten los van elkaar spelen Marcato: met accent spelen Portato: met nadruk spelen -> boog boven de noot -> punt en boog boven de noot -> een punt boven de noot -> een streepje boven de noot -> een streepje boven de noot één noot klinkt vals naast elkaar k; greensleaves g; er is een kindeke Wilhelmus altijd is kort Jackie ziek My Way van Elvis klinkt vals, ver van elkaar Zelfde klank, ver van elkaar