DE GGZ ALS SPELER IN DE STRIJD TEGEN STIGMA

advertisement
DE GGZ ALS SPELER IN DE STRIJD TEGEN STIGMA
Kim Helmus en José de Jager, GGZ Noord Holland Noord
Inleiding
'Daar sta ik dan, bij de ingang van het ggz terrein. Het beboste gebied buiten de
stad waar in de kantine vaak gekscherende grappen over worden gemaakt. Het
terrein waar ik zo een afspraak heb met mijn psychiater. Met gebogen hoofd en
een knoop in mijn maag kijk ik schichtig om me heen. Ik hoop niet dat ik
bekenden tegen kom; klasgenoten die naar huis of voetbaltraining fietsen terwijl
ik ga praten over het slikken van medicijnen. Wat zouden ze denken als ze me
hier zouden zien? Misschien zouden ze denken dat ik gek ben, gevaarlijk
misschien zelfs. Naar een date voor het volgende schoolfeest zal ik in ieder geval
kunnen fluiten. Ik wil hier niet zijn. Ik wil hier niet bij horen. Met de steeds
groeiende knoop in m'n maag probeer ik zo snel mogelijk uit het zicht te
verdwijnen en trek m'n capuchon verder over m'n hoofd (anoniem, zorggebruiker,
2012)'.
De geestelijke gezondheidszorg (ggz) streeft naar geestelijk gezonde
Nederlanders. Binnen de ggz werken momenteel meer dan 65 000 hulpverleners
in samenwerking met cliënten aan het verbeteren van psychisch welzijn
(GGZ-Nederland, 2009). Een dergelijke staat van 'psychisch welzijn' kent naast
een psychiatrisch aspect eveneens een maatschappelijk aspect. Binnen het huidige
herstelgerichte klimaat binnen de ggz is hier meer en meer aandacht voor. Echter,
van grote negatieve invloed op het maatschappelijk welbevinden van mensen met
psychiatrische kwetsbaarheden is het proces van stigmatisering. Momenteel
wonen er bijna 17 miljoen mensen in Nederland (CBS, 2013). Een kwart van de
bevolking, bijna 4,2 miljoen Nederlanders, zou op dit moment lijden aan een
psychische aandoening (GGZ-Nederland, 2010). 87% Van de mensen met een
psychische aandoening geeft aan dat stigma een negatieve impact op hun leven
heeft (Thornicroft e.a., 2009 ) wat betekent dat momenteel bijna 3,7 miljoen
Nederlanders met een psychische stoornis in meer of mindere mate last hebben
van stigmatisatie. In het kader van het destigmatiseringsprogramma vanuit het
Bestuurlijk Akkoord van het ministerie van VWS, hebben de Stichting Wat Doe
Jij?, Stichting Samen Sterk zonder Stigma, Kenniscentrum Phrenos en GGZ
Drenthe het initiatief genomen stigma rond psychische aandoeningen te
verminderen in de ggz-sector en hebben daartoe de Wegwijzer -Stigmabestrijding
in de ggz opgesteld. Dit document biedt handvatten voor interventies die
destigmatisering en de weerbaarheid tegen stigma helpen versterken. Waarom is
de ggz in speler in het aanpakken van stigma? In dit artikel staan we stil bij de
noodzaak van destigmatisering door en binnen de ggz. Ter afsluiting worden
(inter)nationale aanbevelingen besproken om deze moeilijkheden te overwinnen.
Stigma
Stigmatisering is een proces waarbij een bepaald kenmerk (bijvoorbeeld
depressief zijn) resulteert in een sociaal label (zoals 'de ggz-klant') (Stuart e.a.,
2012). Het betreft een merkteken dat personen onderscheid van anderen en
onwenselijke eigenschappen aan hen toeschrijft op basis waarvan zij door anderen
worden afgewezen of benadeeld (Phelan Link, )). Stigmatisering is dus een sociaal
proces verbonden aan relaties tussen individuen en groepen.
De algemene attitude in Nederland ten opzichte van mensen met psychiatrische
diagnoses is negatief. De meest voorkomende en invloedrijke stereotype
opvattingen zijn: 'Psychiatrisch patiënten zijn gevaarlijk, onvoorspelbaar en
incompetent'.
SP Februari 2015 | 17
Van Weeghel (2005) benadrukt dat er weinig acceptatie is van mensen met
psychische aandoeningen in de maatschappij. Met name wanneer het om
intiemere relaties gaat, worden mensen niet geaccepteerd als bijvoorbeeld
partner, kinderoppas, collega of vriend. Ten gevolge van de stigma's die kleven
aan een psychiatrische diagnose verliezen mensen vrienden, werk, respect,
waardering en zelfvertrouwen. Stigmatisering kent vele vormen en komt in
verschillende situaties voor. Zo kunnen mensen uit de directe omgeving van de
cliënt zoals familieleden, vrienden of buurtbewoners stigmatiseren. Stigmatisering
door werkgevers komt eveneens vaak voor. Minder voor de hand liggend maar
niet maar niet minder voorkomend is stigmatisering door hulpverleners binnen de
ggz. Uit onderzoek van Schulze (2007) blijkt dat hulpverleners in gelijke mate
stigmatiseren als burgers. In 2009 besloot GGZ Nederland dat zij cliënten meer wil
ondersteunen bij het herstelproces waarbij niet de cliënt als patiënt, maar de
cliënt als burger centraal staat, om zo stigma te bestrijden. Veel mensen met
psychische problematiek bleken zich echter gestigmatiseerd te voelen door hun
hulpverlener (Stuart et.al., 2012). Het ervaren stigma binnen de geestelijke
gezondheidszorg beslaat 22,3% van het totaal aantal ervaringen met stigma
(Schulze, 2007). In het kader van INDIGO (international study of discrimination
and stigma outcomes) is in 27 landen, waaronder Nederland, onderzoek gedaan
naar de ervaringen met stigma onder mensen met schizofrenie (Plooy & Van
Weeghel, 2009). Hieruit blijkt dat 58% van de respondenten zich nadelig
behandeld voelt door hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg.
Daarnaast stigmatiseren cliënten zichzelf ook. In het laatste geval spreken we
van zelfstigma (Corrigan, Larson, Sells & Watson, 2007). Zelfstigma betreft het
proces waarin mensen met psychiatrische aandoeningen gaan geloven in de
(veronderstelde) vooroordelen aangaande groep waartoe ze zelf behoren.
Wanneer mensen last hebben van zelfstigma en als gevolg daarvan bijvoorbeeld
niet gaan solliciteren spreken we van geanticipeerd stigma; 'Deze werkgever zit
vast niet te wachten op een borderliner zoals ik'.
De consequenties van stigmatisering op het leven van mensen met psychiatrische
aandoeningen zijn groot en hebben negatieve invloed op de kwaliteit van leven
van mensen met psychiatrische aandoening. Verhaeghe (2008) stelt dat de impact
van stigma op iemands leven als even schadelijk wordt ervaren als de directe
effecten van de ziekte zelf.
Oorzaken
Stigmatisering kan worden verklaard vanuit verschillende theoretische kaders. De
psychologie veronderstelt dat mensen niet geconfronteerd willen worden met de
kwetsbaarheid van anderen en daarmee hun eigen kwetsbaarheid, de sociologie
stelt dat mensen willen horen bij succesvolle anderen en daardoor niet om willen
gaan met mensen met een 'beperking en het biologische perspectief legt uit dat
mensen negatieve aandacht hebben voor het onbekende, evolutionair heeft het
een functie die te maken heeft met het vermijden van potentieel gevaar)
(Haghighart, 2001). Daarnaast hebben door de context bepaalde waarden, zoals
bijvoorbeeld 'gezondheid is invloed op (zelf)stigmatisering evenals de normen 'je
moet werken'. In deze context kan ook 'systeemrechtvaardiging' een verklaring
voor stigmatisering zijn: mensen zijn geneigd de heersende maatschappelijke orde
als juist, legitiem en wenselijk te beschouwen (Corrigan e.a., 2003). De
samenleving heeft vrede met de maatschappelijke segregatie van mensen met
(ernstige) psychische aandoeningen ('Zij zitten daar vast niet voor niets.',
'Iedereen sluit ze buiten, dan is het voor mij ook oké om dat te doen.'). Naast de
genoemde oorzaken is de ggz als instituut eveneens een belangrijke speler in het
in stand houden van het bestaande stigma op psychiatrische aandoeningen.
18 | SP Februari 2015
Rol van ggz bij stigmatisering
Volgens Slooff en van Alphen (2010) heeft de geestelijke gezondheidszorg als
sector een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van stigmatisering.
Zij stellen dat: 'De oorzaken van stigmatisering niet alleen buiten de ggz moeten
worden gezocht, maar ook erbinnen. De psychiatrie heeft aan de oorsprong van
stigmatisering bijgedragen en houdt deze heden ten dage nog steeds in stand. De
ggz als sector en de psychiatrie als wetenschapsveld moeten tot zelfonderzoek
komen met betrekking tot hun positie binnen de samenleving.'
Hieronder volgen vier belangrijke factoren aan de hand waarvan de rol van de ggz
bij het proces van stigmatisering geïllustreerd wordt. De hieronder beschreven
factoren zijn sterk met elkaar verweven en beïnvloeden elkaar waardoor ze niet
volledig los van elkaar gezien kunnen worden.
Een eerste oorzaak betreft de betekenis die de ggz geeft aan 'geestelijke gezond
zijn', welke vervolgens de beeldvorming van de maatschappij beïnvloedt. Deze
wordt onder andere door algemene diagnostische afspraken, zoals geformuleerd in
de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), gevormd. De DSM
wordt binnen de huidige ggz gebruikt als leidraad voor het categoriseren en
definiëren van stoornissen. Deze 'labels' of categorieën beïnvloeden de subjectieve
beleving van psychopathologie (of anders gezegd 'psychisch afwijkend zijn') van
het individu en de cultuur waarbinnen zij zich beweegt. Sinds de introductie van
de eerste versie van de DSM in 1952 worden psychische afwijkingen steeds meer
gediagnosticeerd (Pasman, 2011). Momenteel heeft 42,7% van alle Nederlanders
psychische klachten (gehad) waarmee zij voldoen aan de DSM criteria voor een
psychiatrische diagnose. Door afwijkingen te labelen, ervan uit te gaan dat deze
lijden veroorzaken en er gerichte interventies voor te ontwikkelen veronderstelt de
ggz impliciet dat alle afwijkingen ongewenst zijn en behandeld zouden moeten
worden. Dit terwijl de normale variantie in het hebben van psychische klachten
(somberheid, angst, boosheid en negatieve gedachten) hierin nauwelijks benoemd
of uitgelegd worden. Er lijkt onvoldoende heldere communicatie over wat
geestelijke (on)gezondheid inhoudt.
Een tweede factor van invloed betreft een gebrek aan transparantie over wat de
ggz als sector doet. De ziekenhuizen en klinieken zijn nog vaak buiten het
stadscentrum gevestigd waarmee impliciet risico op gevaar wordt gesuggereerd.
SP Februari 2015 | 19
Ook communiceert de psychiatrie, als ze al 'naar buiten' treed, met name
negatieve informatie over haar doelgroep. De nadruk ligt op de ernst en
invaliderende gevolgen van psychische stoornissen in plaats van op mogelijkheden
tot herstel en normaliseren van kwetsbaarheden.
Een derde punt heeft betrekking op gebrekkige samenwerking met
maatschappelijke partners. Volgens GGZ-Nederland is de samenwerking met
partners zoals gemeenten, woningbouwcorporaties, welzijnsorganisaties en
arbeidsvoorzieningen noodzakelijk om in de samenleving de juiste ondersteuning
te bieden bij de participatie van (ex-)cliënten. Deze samenwerking blijkt echter
nog niet geheel optimaal te verlopen. Het Trimbosinstituut verrichte onderzoek
naar de waardering van actuele samenwerking(sprojecten) en vond dat ruim de
helft van de 113 ondervraagden een onvoldoende rapportcijfer gaven voor de
kwaliteit van deze projecten (Trimbos, 2005).
Een laatste factor is het nog altijd slechte imago van de ggz als sector. Daar waar
mensen met opgeheven hoofd een tandartszaak betreden, ervaren mensen
schroom bij het betreden van een ggz terrein. Ook roept het label "psychiater"
nog altijd negatieve associaties op en worden psychiaters gezien als 'een ras
apart' in de medische wereld. Ggz medewerkers zelf ervaren door het slechte
imago van de ggz een gebrek aan erkenning voor hun werk en een gebrek aan
financiële middelen voor zorg en onderzoek (Schulze, 2007).
Ondanks de hierboven aangetoonde factoren zijn er momenteel weinig
ggz-instellingen die zich actief met stigmabestrijding bezig houden (SSTS, 2013).
Een taak om stigma aan te pakken
In strijd met het overkoepelende doel van ggz namelijk; het bevorderen van de
geestelijke gezondheid van Nederlanders, draagt de ggz in haar huidige werkwijze
vaak nog bij aan de stigmatisering van psychiatrische aandoeningen. Als
belangrijke partij binnen de instandhouding van stigmatisering van mensen met
psychiatrische aandoeningen heeft de ggz een taak in het keren van het tij (Slooff
& van Alphen, 2010). De invloedrijke positie van de ggz binnen de beeldvorming
van de maatschappij biedt kansen om stigmatisatie te verminderen. Als
vertegenwoordigers van de ggz als sector, is het aan de hulpverleners die
werkzaam zijn binnen de ggz om deze taak op zich te nemen. Stel u zelf de vraag;
wat doe ik om stigmatisering tegen te gaan?
Be the change…
Vrijwel iedere hulpverlener binnen de ggz zal de negatieve consequenties van
stigmatisering beamen en kunnen illustreren met eigen casuïstiek. Desalniettemin
zijn hulpverleners binnen de ggz in gelijke mate als mensen buiten de ggz een
bron van stigmatisering. Iedereen heeft vooroordelen, hulpverleners even zo
goed. Erkennen dat mensen vooroordelen hebben, is de eerste essentiële stap
(Byrne, 2000). Daarnaast kunnen hulpverleners als vertegenwoordigers van ggz,
stigma op een effectieve manier aanpakken door de volgende handvaten in acht te
nemen en destigmatiserende initiatieven te initiëren.
Contact maken
Direct contact tussen mensen met en zonder psychische aandoening blijkt de
beste aanpak om niet alleen de attitude maar ook het gedrag van mensen te
veranderen. Het begrip 'contact' omvat zowel het in contact brengen van cliënten
met burgers, als het inzetten van ervaringsdeskundigen. De Goei, Plooy en van
Weeghel (2006) beschrijven in de 'Handreiking voor de bestrijding van stigma en
discriminatie wegens een psychische handicap' dat het veranderen van
stigmatiserende opvattingen vaak begint met de ontdekking dat mensen met een
psychische aandoening goede buren kunnen zijn.
20 | SP Februari 2015
Het organiseren van projecten waarin mensen met een psychische aandoening
samenwerken of leren met andere burgers zou tevens effectief zijn. Door
samenwerking zou men namelijk gemeenschappelijke eigenschappen kunnen
ontdekken en tot wederzijdse waardering komen (De Goei et al., 2006). De Goei
et al. geven aan dat een combinatie van contact en voorlichting vaak wordt
ingezet. Hierbij voeren ervaringsdeskundigen het woord in
voorlichtingsprogramma's. Persoonlijke verhalen blijken een krachtig instrument,
geschikt voor verschillende media. Echte verhalen roepen emotionele reacties op
en die zijn weer belangrijk om te kunnen leren en te kunnen veranderen. Mensen
blijken ervaringsdeskundigen bovendien het meest geloofwaardig te vinden (de
Goei et al., 2006). Bij optimale contactinterventies is er sprake van gelijke status
tussen de personen of groepen, gemeenschappelijke doelen, geen of weinig
concurrentie tussen de deelnemers en sanctionering van het contact door
gezaghebbende personen of instanties (bijvoorbeeld de gemeentelijke overheid)
(Corrigan e.a., 2008). Daarbij moet er volop ruimte zijn voor vragen en discussie,
en moeten er geloofwaardige verhalen worden gepresenteerd die bestaande
vooroordelen ontkrachten. Kleinschalige, structureel aangeboden
contactinterventies met een voorlichtend karakter, waarin mensen met en zonder
een psychische aandoening zichzelf presenteren, werken stigma effectief tegen
(Corrigan e.a., 2012; Evans-Lacko, e.a., 2012). Door deskundigen wordt het
afgeraden om een antistigma interventie te richten op de gehele populatie - dit is
kostbaar en de kans van slagen is niet groot (Warner, 2008). Aangeraden wordt
om specifieke, afgebakende doelgroepen te selecteren zoals: hulpverleners,
woningbouwcoöperatie medewerkers, politie, docenten of familie.
Leid op en licht voor
Hoewel informatie over (ernstige) psychische aandoeningen niet voldoende is om
attitudes in de samenleving structureel te veranderen, is het wel belangrijk om
juiste informatie te verschaffen. Zo kan het stereotype van 'de gevaarlijke
psychiatrische patiënt' worden ontkracht door te vermelden dat het risico op
geweld klein is in vergelijking met risicofactoren zoals jong zijn, man zijn of een
verleden met geweld hebben (Grann, Danesh e.a., 2008). Het doel van
voorlichting is inzicht bieden in de uitdagingen waar mensen met psychische
aandoeningen voor staan.
Normaliseer
Psychische kwetsbaarheid kan het beste worden uitgelegd als juist dat deel van
het 'mens zijn' dat ons allemaal met elkaar verbindt. Psychische problemen zijn
vaak een begrijpelijke reactie op, of een gevolg van een unieke combinatie van
omstandigheden. Hoe een mens zich psychisch voelt, is ook gevolg van wat
iemand meemaakt en niet uitsluitend van een stoornis of genetische aanleg in het
brein. Mensen met een psychische aandoening vallen niet samen met die
aandoening.
Werk samen
Maatschappelijke groeperingen, instanties en beroepsgroepen, familie, vrienden
zijn behalve belangrijke partners ook belangrijke doelgroepen voor
antistigma-interventies. Pinfold en collega's (2004) noemen als potentiële
doelgroep voor een antistigmaprogramma onder andere: andere ggz-instellingen,
algemene ziekenhuizen, politiebureaus, scholen, uitzendbureaus, gemeenten,
universiteiten en andere opleidingsinstituten, rechtbanken, kenniscentra,
gezondheidscentra, buurtcentra en bedrijven.
SP Februari 2015 | 21
Blijf leren
De resultaten en effectiviteit van antistigma interventies moeten met behulp van
wetenschappelijk onderzoek worden vastgesteld. Ook is het belangrijk om de
voortgang te volgen en evalueren zodat het project bij voortzetting voortdurend
verbeterd kan worden (Warner, 2008). Regelmatige effectmetingen leveren
zinvolle informatie op die benut kan worden om gaandeweg te leren en
interventies te verbeteren. Naast het uitvoeren van eigen effectstudies is het
nuttig om in een (internationaal) kennisnetwerk te participeren om
onderzoeksideeën en bevindingen uit te wisselen.
De aanhouder wint
Stigmabestrijding is een zaak van lange adem (de Goei et al., 2006), daarvoor is
een structurele aanpak met open einde nodig. De Goei et al. (2006) bevelen aan
om op structurele basis samenwerking te zoeken met (lokale) overheden en
relevante maatschappelijke instellingen.
Stigma van alledag
Geconfronteerd worden met stigma is moeilijk en vaak pijnlijk. Omgaan met
stigma is voor veel cliënten dan ook een lastig thema. Het bespreken van
copingstrategieën met betrekking tot publiekstigma en zelfstigma is daarom een
aandachtspunt en belangrijk gespreksonderwerp binnen de behandeling.
Cliënten helpen bij het kiezen van strategieën om zichzelf al dan niet bekend te
maken sluit hier bij aan. Het meest lastige maar wellicht meest belangrijkste
aandachtspunt binnen de dagelijkse praktijk is het aanspreken van collega's op
stigmatiserende uitingen. Er bestaan geen schizofrenen, wel mensen met
schizofrenie of een psychotische kwetsbaarheid. Pas op voor uitspraken als: "ja
daar speelt echt persoonlijkheid", of "het is wel echt gedrag hoor". Iedereen heeft
tenslotte een persoonlijkheid en iedereen vertoont gedrag. "Die junk" is een mens
die worstelt met een verslaving.
De verhouding tussen cliënten en hulpverleners is complex en wordt vaak
gekenmerkt door machtsongelijkheid. Hulpverleners worden, als zijnde degenen
die de hulp verlenen, gezien als alwetend en competent. De cliënt, als zijnde
degene die hulp behoeft, wordt gezien als onwetend en incompetent. Besef van dit
stigma is nodig om machtsverhoudingen te doorbreken en cliënten daadwerkelijk
te ondersteunen bij herstel en ruimte te bieden voor ervaringskennis. Op deze
manier we gezamenlijk het volgende mogelijk maken:
"Daar sta ik dan, bij de ingang van de ggz instelling, een hip pand midden in de
stad. Ik heb zo een afspraak met mijn psychiater. Ik heb goede hoop. Terwijl ik
mijn voet over drempel zet hoor ik mijn naam, geroepen door een van m'n maten
die voorbij fiets. "Yo man, zie je morgen op school!", antwoord ik. Met opgeheven
hoofd loop ik door."
Conclusie
Stigmatisering is een belangrijk probleem wat het welzijn van een groot
percentage van de mensen met psychiatrische aandoeningen negatief beïnvloed.
Verschillende factoren kunnen worden aanwezen als mogelijke oorzaken van dit
bestaande stigma. Een van deze oorzaken betreft het stigma door en rondom de
ggz. De ggz als sector heeft dan ook een belangrijke taak in het aanpakken van
stigma. Deze taak ligt ten dele op de schouders van de hulpverleners die
werkzaam zijn binnen de ggz, de vertegenwoordigers van het instituut. Om stigma
aan te pakken is het van belang om als hulpverlener te beginnen bij jezelf.
Vooroordelen zijn alomtegenwoordig, zo ook bij hulpverleners. Door stil te staan
bij de soms impliciete veronderstellingen die men heeft over de mens met een
psychiatrische diagnose, kan een groot deel van de stigmatisering verminderd
worden.
22 | SP Februari 2015
Het inzetten van antistigma initiatieven dient eveneens toegejuicht te worden.
Hier vindt u praktische voorbeelden van anti-stigma projecten
http://samensterkzonderstigma.nl/nieuws/wegwijzer-stigmabestrijding-in-de-ggzgelanceerd/.
Op naar een ggz waar mensen met opgeheven hoofd en zonder gevoel van
schaamte aan durven kloppen met hun psychische problemen.
Literatuurlijst
• Byrne, P. (2000). Stigma of mental illness and ways of diminishing it. Advances in
Psychiatric Treatment, vol. 6, pp. 65-72.
• Corrigan, P.W & Lundin, R. (2001). Don't Call Me Nuts: Coping with the Stigma of Mental
Illness. Champaign, Illinois: Recovery Press
• Corrigan, P., Larson, J.E., Sells, M. & Watson, A.C. (2007). Self-stigma in People With
Mental Illness. Schizophrenia Bulletin vol. 33 no. 6 pp. 1312-1318 (Advance Access
publication on January 25, 2007).
• Corrigan, P.W., Watson, A.C., Ottati, V. (2003). From whence comes mental illness stigma?
International Journal of Social Psychiatry, 49, 142-157.
• Corrigan, P.W., Mueser, K.T., Bond, G.R., Drake, R.A. & Solomon, P. (2008). Principles and
practice of psychiatric rehabilitation: An empirical approach. New York, NY: "e Guilford Press
• Corrigan, P.W., Morris, S.B., Michaels, P.J., Rafacz, J.D. & Rüsch, N. (2012). Challenging the
Public Stigma of Mental Illness: A Meta-Analysis of Outcome Studies. Psychiatric Services,
63, 10, 963. doi: 10.1176/appi.ps.005292011. Epub ahead of print.
• Evans-Lacko, S., Brohan, E., Mojtabai, R. & "ornicroft, G. (2012). Association between public
views of mental illness and self-stigma among individuals with mental illness in 14 European
countries. Psychological medicine, 42, 8, 1741-1752.
• Goei, de L., Plooy, A. & Weeghel, van, J. (vanuit Trimbos-instituut) (2006). Ben ik goed in
beeld? Handreiking voor de bestrijding van stigma en discriminatie wegens een psychische
handicap.
• Grann, M., Danesh, J. & Fazel S. (2008). "The association between psychiatric diagnosis and
violent reoffending in adult offenders in the community. BMC Psychiatry, 25, 8, 92. doi:
10.1186/1471-244X-8-92.
• Haghighart, R. (2001). An unitary theory of stigmatisation. British Journal of Psychiatry,
178, 207-215.
• Helmus, K., Pijnenborg, G.H.M., Slooff, C.J., Weeghel, J. (2012). Anti-stigma interventies.
Tegengaan van het publieke stigma van mensen met psychische aandoeningen. In J.
Busschbach, S. van Rooijen en J. van Weeghel (Red.), Handboek Rehabilitatie voor zorg en
welzijn (pp. 112-121). Bussum: Uitgeverij Coutinho.
• Pasman, J. (2011). The consequenses of labeling mental illnesses on the self-concept: a
review of the literature and future directions. Social Cosmos, vol ?. pp. 122-127
• Pinfold, V., Stuart, H. & "ornicroft, G. (2005). Working with young people: the impact of
mental health awareness programs in schools in the UK and Canada. World Psychiatry, 4,
suppl. 1, 48-52.
• Plooy, A. & Weeghel, J. van (2009). Discriminatie van mensen met de diagnose schizofrenie.
Nederlandse bevindingen in een internationale studie. Maandblad Geestelijke
volksgezondheid, 64, 3, 133-147.
• Schulze, B. (2007). Stigma and mental health professionals: A review of the evidence on an
intricate relationship. International Review of Psychiatry, 19, 137-155.
• Slooff, C.J. & Alphen, H.A.M. van (2010). Over de contraproductieve houding van de
psychiatrie en de ggz bij stigmatisering. Tijdschrift voor Rehabilitatie, 19, 6-15.
• Slot, K.S. (2013). Destigmatisering: hoe gemakkelijk kunnen we het maken?: Onderzoek
naar moeilijkheden die GGZ-instellingen ervaren bij het opzetten van antistigma projecten.
(Thesis, Hogeschool van Amsterdam, 2013)
• Stuart, H.L., Arboleda-Florez, J & Sartorius, N. (2012). Paradigms Lost: Fighting Stigma and
the Lessons Learned. New York: Oxford University Press.
• Lindt,van de S. (2005) Kansen voor (O)GGZ-samenwerking. Bron 10 september 2013:
http://www.psychiatrieweb.mywebhome.nl/pw.oggz/files/docs/05_trimbos_kansen_oggz.pdf
• Warner, R. (2008). Implementing local projects to reduce the stigma of mental illness.
Epidemiologia e Psichiatria Sociale, 17, 1.
• Weeghel, J. van. (2005) Maatschappelijke acceptatie van mensen met psychische
beperkingen. Wat zijn goede antistigma strategieën? Maandblad Geestelijke
Volksgezondheid, 60, 4.
SP Februari 2015 | 23
Websites
• Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS] (2013). Bevolkingsteller. Ontleent op 28 mei 2013,
van http://cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/cijfers/extra/bevolkingsteller.htm
• Stichting Samen Sterk Tegen Stigma (Kolenberg, A.) (2012). Stigma en werk in beeld:
rapportage vooronderzoek. Bron 22 mei 2013:
http://www.platformggz.nl/lpggz/download/lpggz-reacties-persberichten-rapporten-etc/rapp
ortage-vooronderzoek-ssvw-definitief-2012.pdf
• Verhaeghe, M (2008). Stigma, een wereld van verschil?: een sociologische studie naar
stigma-ervaringen in de geestelijke gezondheidszorg (Proefschrift, Universiteit Gent, 2008).
Bron 22 mei 2013:
https://biblio.ugent.be/input/download?func=downloadFile&recordOId=471772&fileOId=188
6442
• Wat Doe Jij? (2012). Wat is dit? Bron 10 september 2013: http://watdoejij.org/over-ons/
24 | SP Februari 2015
Download