Van Washington Consensus naar Peking Consensus

advertisement
Begeleider: Dr. C.P.M. Klep
Botsende Doctrines
Washington Consensus vs. Peking Consensus
J.P. Kos
0266515
december 2011
1
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
1. Inleiding
4
2. Supermacht China?
8
2.2 Binnenland
2.3 Buitenland
2.4 Invloed
3. Van Washington Consensus naar Peking Consensus
14
3.1 Superioriteit
3.2 Pragmatisme
3.3 Uitvoering
3.3.1 Staatsbemoeienis
4. Botsende Doctrines
26
4.1 Onderlinge verhoudingen
4.2 Nieuwe Ambassadeur
4.3 Valutaoorlog
4.3.1 Rapporten
4.3.2 Internationaal probleem
4.3.3 Geschiedenis
4.3.4 Vooruitzicht
4.4 CNOOC vs. Unocal
5. Conclusie
47
5.1 Opkomende macht
5.2 Toekomstperspectief
Literatuur
55
2
Voorwoord
Na een bijzonder zware bevalling ligt er een kloeke studie voor u. Als man zal ik het nooit
weten, maar nu dan toch een beetje. Het baren van een kind schijnt buitengewoon moeilijk
en pijnlijk te zijn, maar als het kind in de armen ligt, is de moeder alles weer vergeten. Na het
afronden van deze scriptie is de scribent ook niet meer bezig met het verleden maar kijkt uit
naar een uitdagende toekomst.
Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar mijn ouders die mij altijd hebben gesteund tijdens
mijn studie en de daaraan gerelateerde zoektocht naar mijn bestemming, in meerdere
opzichten. Daarnaast wil ik mijn begeleider, Christ Klep, in het bijzonder bedanken voor zijn
begeleiding tijdens de scriptie maar ook zeker wanneer het gaat om stageplekken en wat
dies meer zij. Zijn hulp was onontbeerlijk voor een succesvolle afronding van mijn studietijd.
Utrecht, december 2011
3
1.
Inleiding
4
1. Inleiding
Kenneth Waltz, een van de grootste strategische denkers van deze tijd, schreef dat
conflicten ontstaan doordat één staat de verandering die een andere probeert te maken
tracht te weerstaan. Dit zijn de momenten waarop angst, afgunst en overmoed de
boventoon voeren en leiden tot conflicten. De duivel zit volgens Waltz in de transitie.1
Binnen de context van de Koude Oorlog kreeg Waltz’ theorie praktisch vorm toen het
westers liberaal kapitalisme in conflict kwam met het communisme van de Sovjetunie. Het
feit dat de westerse wereld als winnaar uit dit conflict kwam betekende niet alleen een
militaire maar ook een ideologische overwinning, waarmee volgens sommigen het einde van
de geschiedenis werd ingeluid.2 Het als enige overgebleven Amerikaanse model werd
vervolgens een voorbeeld voor iedere staat of samenleving, aldus de voorstanders.
Democratie en een vrije markt hadden het tenslotte op meerdere vlakken gewonnen van
een repressieve socialistische eenpartijstaat. Echter, het wereldwijd implementeren van het
Amerikaanse model, ook wel aangeduid als de Washington Consensus, leverde de afgelopen
twintig jaar niet altijd een onverdeeld succes op. Bovendien heeft de recente economische
crisis zijn wissel getrokken op de geloofwaardigheid van het westerse systeem. Deze
ontwikkelingen zorgden ervoor dat het Amerikaanse model zijn onaantastbaarheid verloor
en dat er ruimte kwam voor alternatieve modellen. Gezien de succesvolle ontwikkelingen in
het land van de rijzende zon lijkt China de kar van dit alternatieve model te gaan trekken. De
Washington Consensus heeft hiermee concurrentie gekregen van de zogenaamde Peking
Consensus.
Dat het alternatieve model de Chinese signatuur draagt is echter niet zo logisch als dat het
lijkt. Dit model heeft namelijk geen onbevlekte geschiedenis. Mao’s ‘Great Leap Forward’ en
de Culturele revolutie verliepen desastreus. De weinig succesvolle staatsbedrijven en de
repressieve overheid waren nu niet direct een aantrekkelijk voorbeeld voor de rest van de
wereld, behalve dan voor andere dictatoriale regimes. Dit veranderde in het jaar 1978.
Geheel tegen de Chinese isolationalistische traditie in, combineerde Mao’s opvolger, Deng
Xiaoping, het Chinese model met het westerse model door de Chinese economie te openen
voor de wereld, terwijl het autoritaire regime werd gehandhaafd. Dit resulteerde tot op de
1
2
Luc Reychler, Democratic Peace Building and Conflict Prevention (Leuven, 1999)
Francis Fukuyama, The end of history and the last man (New York, 1992)
5
dag van vandaag in jaren van ongeëvenaarde groei. Na het ‘vrijwillige’ aftreden van Deng
Xiaoping in 1992 werd het project van modernisering verder uitgebreid. Op 11 december
2001 werd China zelfs volwaardig lid van de World Trade Organization (WTO), waarmee het
zich definitief verankerde in de wereldeconomie. Bijkomend effect was dat China zich met
deze stap een geloofwaardig, onafhankelijk alternatief toonde voor de hegemoniale
Washington Consensus.
Het naast elkaar bestaan van het Chinese en het Amerikaanse model lijken de relevantie van
Waltz’ theorie nieuw leven in te blazen. Er zijn immers twee staten die hun model c.q.
ideologie proberen te verdedigen waarbij angst, afgunst en overmoed niet ontbreken.
Dientengevolge lijkt een conflict in de maak. Dat hier een kern van waarheid in zit blijkt uit
de soms weinig verhullende teksten die gehoord worden in de omgeving van Capitol Hill.
Voormalig fractieleider van de Republikeinen, Tom DeLay, beschrijft China als ‘een achterlijk
en corrupt anachronisme dat geleid wordt door afgeleefde tirannen die vasthouden aan hun
terminale regime.’3 Bovendien noemt de China Economic Review and Security Commission,
een onderzoekscommissie van het Congres, de commerciële banden met China ‘het meest
oneerlijke partnerschap ter wereld’ en dat ‘China’s obstinate houding leidt tot schade bij
Amerikaanse bedrijven, arbeiders en de gehele gemeenschap.’4 Bovenstaande quotes
voeden tevens de idee dat de neiging bestaat de transitie te zien als een nulsomspel met
louter winnaars en verliezers. De Volksrepubliek profiteert van de globalisering, terwijl
Amerika zijn aandeel in de wereldeconomie ziet krimpen. Dit gedachtegoed wordt versterkt
door een stortvloed aan cijfers die door onderzoeksbureaus en allerhande media de wereld
in worden geslingerd. Terwijl Amerika en het westen sinds 2007 lijden onder een
wereldwijde economische crisis, blijft China schijnbaar onaantastbare groeicijfers
presenteren. In het recent gepresenteerde twaalfde vijfjarenplan mikt China op een
economische groei van 7 % per jaar. Dat is een verlaging van 1 % ten opzichte van de
voorbije jaren.5 Naast deze gouden economische cijfers wint Peking ook op diplomatiek en
militair vlak aan invloed. Terwijl het westen, in het bijzonder Washington, verstrikt zit in de
spreekwoordelijke moerassen van Irak en Afghanistan speelt Peking ook op die andere
3
S. Lubman, The Dragon as Demon: Images of China on Capitol Hill (2004), p. 541
Report to congress of the U.S.-China economic and security review commission (Washington, 2010)
5
‘China verlaagt de groeiverwachting naar 7%’, Het Financieele Dagblad, 28-02-2011
4
6
vlakken de rol van het ultieme alternatief, waarbij eigen tekortkomingen handig worden
weggemoffeld.
Deze studie richt zich juist op dit ultieme alternatief, gecoördineerd vanuit Peking. Daarbij
zal worden gekeken naar het hoe en waarom van de Peking Consensus: Waarom speelt
Peking het ultieme alternatief, en hoe geeft ze hier handen en voeten aan. Vervolgens wordt
bekeken hoe Washington reageert op dit alternatieve model en wat de gevolgen daarvan
zijn. Maar voordat deze zaken aan nader onderzoek worden onderworpen moet natuurlijk
eerst duidelijk worden in hoeverre China een opkomende supermacht is. Dat is namelijk
bepalend voor de slagkracht van de Peking Consensus. De invloed van de Peking Consensus
is afhankelijk van het succes van China. In het daaropvolgende hoofdstuk zullen de
begrippen ‘Washington Consensus’ en ‘Peking Consensus’ gedefinieerd en verduidelijkt
worden. Hoe zijn ze ontstaan, wat betekenen ze precies en waar botsen ze met elkaar. Op
basis van dit theoretisch kader zullen twee recente casussen uit de praktijk, waar de botsing
tussen de Washington Consensus en de Peking Consensus duidelijk naar voren komt, nader
worden onderzocht. Hierbij zullen de valutaoorlog tussen China en de Verenigde Staten, en
de mislukte overname van de Amerikaanse oliegigant Unocal door het Chinese
(staats)bedrijf Cnooc, dienen als te onderzoeken casussen. De uitkomsten van dit onderzoek
naar de twee botsingen uit de praktijk moeten antwoord geven op de volgende vraag: Welke
invloed heeft de Peking Consensus op de Washington en vice versa? In de conclusie zal
tevens worden ingegaan op de consequenties van deze wederzijdse beïnvloeding, voor nu
en in de toekomst.
7
2.
Supermacht China?
8
2. Supermacht China?
‘The rise of the West transformed the world. The rise of Asia will bring about an equally
significant transformation.’ Zo begint Kishore Mahbubani zijn boek The new Asian
hemisphere.6 Hierin beschrijft hij de in zijn ogen onvermijdelijke machtsverschuiving van het
Westen naar het Oosten. Mahbubani heeft 279 pagina’s nodig om te betogen dat China het
allemaal heeft afgekeken van zijn kleine broertje Singapore. Deze stadstaat heeft namelijk de
best werkende westerse waarden en principes op het gebied van economie verbonden met
oosterse waarden en normen, en dat alles gecombineerd met een autoritaire staatsvorm.
Deze ultieme mix, die is overgenomen door China, zal zorgen voor een onvermijdelijke
machtsverschuiving van het westen naar het oosten. Deze machtsverschuiving betekent
tevens een terugkeer naar traditionele verhoudingen. De afgelopen twee eeuwen van
westerse dominantie waren in de ogen van Mahbubani namelijk één grote historische
afwijking. Zijn overtuiging stoelt hij op de buitengewoon hoge economische groeicijfers van
Azië in het algemeen en die van China in het bijzonder.
Volgens Jeffrey Sachs, de man achter de millenniumdoelen van de Verenigde Naties, is
‘China het succesvolste ontwikkelingsverhaal in de wereldgeschiedenis’. De schaal van de
verandering in China is bijna onvoorstelbaar. China groeit al bijna dertig jaar met 9 procent
per jaar, het snelste groeitempo van een grote economie in de geschiedenis. Dit betekent
dat de omvang van de economie in dertig jaar elke acht jaar is verdubbeld. China exporteert
nu op één enkele dag meer dan het exporteerde in het hele jaar 1978. In dezelfde periode
heeft het ongeveer vierhonderd miljoen mensen van de armoede verlost, de grootste
‘reddingsoperatie’ die ooit ter wereld heeft plaatsgevonden. Het inkomen van de
gemiddelde Chinees is bijna verzevenvoudigd.
7
De Volksrepubliek is inmiddels de tweede
economie ter wereld en Chinese steden als Sjanghai zijn de nieuwe economische centra op
deze aarde. Van Hongkong tot Shenyang wordt de kuststrook afgezoomd door een
opzichtige compositie van hoge torens, gigantische fabriekshallen en ontelbare betonnen
wooneilanden voor de massa’s arbeidskrachten die daar hun arbeid goedkoop verkopen.
Gesterkt door zulke statistieken
6
7
doen academici en bewindslieden
Kishore Mahbubani, The new Asian hemisphere (New York, 2008)
Fareed Zakaria, De wereld na Amerika (Amsterdam, 2008)
9
wereldwijd
voorspellingen die wijzen op één uitkomst: de eenentwintigste eeuw wordt de eeuw van
China.
Desalniettemin wijzen niet alle neuzen eenzelfde kant op. Er gaan ook stemmen op die het
tegendeel beweren. Deze sceptici betogen dat de Volksrepubliek haar status van
supermacht nog lang niet op zak heeft. Om dit te onderbouwen wijzen ze op de enorme
verschillen binnen China op het vlak van ecologie, etniciteit, economie en politiek. De
geschiedenis van China als staat wordt dan ook grotendeels gekenmerkt door een
permanente strijd om deze gigantische, maar diverse ruimte. Verbrokkeling
van de
bevolking die haar bewoonde kon met moeite worden afgewend. Deng Xiaoping nam dan
ook een gok toen hij China’s grenzen openstelde, waardoor het internationaal handel kon
drijven. Door welvaart te creëren hoopte hij binnenlandse conflicten te voorkomen. Tot op
heden is Peking in die missie geslaagd. Het heeft de rust bewaard zonder de controle te
verliezen over de buitengewesten. Echter, sinds het openstellen van de Chinese economie is
de kloof tussen de kustregio’s en de binnenlanden alleen maar gegroeid. Peking gaat er nu
gevoeglijk vanuit dat het mogelijk zal zijn om de middelen van de rijkere kustgebieden
geleidelijk naar het binnenland over te hevelen. Zonder dat het daarbij op verzet stuit vanuit
de kuststreek en onrust in het binnenland veroorzaakt.8
2.1 Binnenland
Dat dit geen sinecure zal blijken lijkt evident. Om dit te bewerkstelligen moet de economie
namelijk onbeperkt en met astronomische cijfers blijven groeien. Dat is geen enkel ander
land ooit eerder gelukt. Bovendien worden er door verscheidene economen kritische
kanttekeningen geplaatst bij de duurzaamheid van de economische groei in China. Het gaat
immers niet alleen om een spectaculaire groei van het bruto nationaal product of de export.
Waar het voor China om draait, is het scheppen van nieuwe banen. Er zijn 200 tot 300
miljoen boeren die een nieuwe baan in de industrie of in de dienstensector nodig hebben.
Jaarlijks worden er ongeveer elf miljoen banen gecreëerd dus zal deze klus minimaal 20 tot
30 jaar duren alvorens deze geklaard is. Naast de boerenbevolking staan ook miljoenen
andere burgers te dringen voor werk. Volgens overheidscijfers kwamen er recent naar
schatting 21 miljoen werkzoekenden bij, dat is dus los van de boeren die massaal naar de
8
George Friedman, De wereld in 2100 (Houten, 2009) p.99
10
stad trekken.9 Het gevolg is dat de werkloosheid toeneemt ondanks de buitengewone groei
van het BNP. China’s banen groeien dus niet in gelijk tempo met de economische groei. Men
heeft door technologische ontwikkelingen ook steeds minder arbeidskrachten nodig om een
bepaald product te fabriceren en daardoor is economische groei op zichzelf geen garantie
voor meer werkgelegenheid. Het stijgende BNP zorgt bovendien niet noodzakelijkerwijs voor
meer koopkracht. Door de inflatie wordt het dagelijkse leven steeds duurder. Vooral de
migrantenarbeiders in de steden hebben daardoor veel moeite om de eindjes aan elkaar te
knopen. Tot slot blijft het de vraag of de regering er werkelijk in zal slagen om de industriële
productie landinwaarts naar de arme provincies te verhuizen. Vooral buitenlandse
investeerders moeten op termijn keuzes maken en het is lang niet zeker of zij het Chinese
binnenland verkiezen boven aantrekkelijke locaties zoals Vietnam of de oostkust van India.
Daar kosten arbeiders gemiddeld vijftig dollar per maand, in plaats van 63 dollar in China.
Indien een dergelijke exodus van buitenlandse bedrijven binnen de eerste twintig jaar
plaatsheeft, komt de economie zwaar in de problemen. China is immers niet rijp om de
productie zelf over te nemen gezien de afhankelijkheid van buitenlandse technologie en
afzetgebied. Werkloosheid, inflatie en de ongelijke geografische spreiding van de groei
leggen dus een zware hypotheek op de verdere ontwikkeling van China.10
Nu reeds maken deze drie problemen de interne situatie explosief, vooral in de steden. Door
de extreme ongelijkheid tussen rijk en arm valt escalatie onder de grote groep werklozen
niet uit te sluiten. In combinatie met een steeds groter aantal hooggeschoolde werkloze
jongeren gaat van deze groep een enorme mobilisatiekracht uit. Eén vonk kan volstaan om
een hele stad in oproer te brengen. De politieke elite erkent dit probleem, maar staat met de
handen in het haar. De vraag is hoe Peking in de toekomst weet om te gaan met de hoge
verwachtingen enerzijds en de beperkte groeimogelijkheden anderzijds.
2.2 Buitenland
Stel dat China er toch in slaagt om de gemoederen te bedaren en langzaam maar zeker te
evolueren naar de harmonische samenleving die werd beloofd, dan nog is het niet zeker dat
andere landen deze economische opmars blijven tolereren. Zowel in geopolitiek als in
9
‘China sets goal for urban unemployment’, China daily, 17-12-2011
Pei Minxin, China’s trapped transition: the limits of developmental autocracy (Cambridge, 2008)
10
11
economisch opzicht is deze opmars namelijk problematisch. Bovendien zal de strijd om
grondstoffen een cruciale rol spelen.
Allereerst is er de geopolitieke factor. Rusland en India zullen een grote Chinese invloed over
het Euraziatische continent waarschijnlijk niet aanvaarden. In de negentiende eeuw werd de
economische en politieke opmars van Duitsland ook continu verhinderd door landen als
Frankrijk en Rusland. Ook toen waren de economische banden sterk maar deze konden niet
verhinderen dat het uiteindelijk kwam tot diverse indirecte en direct conflicten. Zo hebben
Groot-Brittannië en de Verenigde Staten ook steeds geprobeerd verdeeldheid te zaaien,
wanneer een van de continentale staten te machtig werd. 11 Washington en Tokio zullen zich
daarom ook niet zomaar neerleggen bij een te machtige positie van China.
De draagkracht van de huidige economische globalisering is bovendien niet eindeloos. De
wedloop om grondstoffen is veel heviger geworden. Indien alle Chinezen nog maar de helft
brandstof verbruikten van wat op dit moment in de Verenigde Staten gangbaar is, dan
zouden de wereldwijde oliereserves binnen dertig jaar geheel zijn uitgeput. Het succes van
alternatieve energiebronnen is vooralsnog te gering om dit probleem te neutraliseren.
Daarnaast groeit de wereldbevolking in zijn geheel razend snel. Het is goed mogelijk dat
tegen 2060 het cijfer van tien miljard wordt gehaald. Deze aanwas betekent opnieuw een
grote uitdaging voor de verder economische ontwikkeling van onze planeet, met meer
ecologische, sociale en politieke stress tot gevolg.12
Tot slot blijft ook de demografische en geografische omvang van China parten spelen. In
vergelijking met andere industrielanden heeft China een veel langdurigere groeifase nodig.
Als het in zijn opzet slaagt, zal het land zich gespecialiseerd hebben in alle mogelijke
sectoren: zware industrie, wetenschappelijk onderzoek, landbouw, hoogtechnologische
productie enzovoort. Naast lageloonarbeiders en boeren zal het miljoenen goedbetaalde
technici en managers tewerkstellen. Dit betekent zonder meer een vervaging van de
wereldwijde arbeidsdeling. China komt in het vaarwater van alle mogelijke landen:
ontwikkelingslanden, industrielanden en landen met een uitgebreide dienstensector. Indien
11
12
H.J. Mackinder, ‘The geographical pivot of history (1904)’, The geographical journal, 12-2004
George Friedman, De wereld in 2100 (Houten, 2009) p.103
12
China haar huidige koers doorzet, dan is een zeer vijandig economisch klimaat dus
onvermijdelijk.13
2.3 Invloed
In 1999 werd er in de Foreign Affairs een artikel gepubliceerd onder de titel ‘Does China
Matter’.14 Het antwoord daarop is inmiddels bekend. China is niet meer weg te denken. De
steeds groeiende aanwezigheid van Peking beïnvloedt de internationale orde. Zoals eerder
vermeld begon Mahbubani zijn boek The New Asian Hemisphere met ‘The rise of the West
transformed the world. The rise of Asia will bring about an equally significant
transformation.’15 China in het bijzonder kan slagen in zijn ambities maar het kan ook
uiteenvallen. Hoe dan ook, Kishore Mahbubani gaat gelijk krijgen. Mocht de Chinese groei
doorzetten of afvlakken, de Chinese invloed is allang niet meer weg te denken. Niemand
mag dan weten hoe China er over twintig jaar uitziet, feit is dat China’s toenemende
economische macht en zijn groeiende status nu al duidelijk maken dat onze toekomst meer
dan voorheen door het reilen en zeilen van ’s wereld meest bevolkte land zal worden
bepaald. Of het nu gaat om de kopermijnen in Katanga in Congo, de olievelden in Iran, de
havendokken van Singapore, Europese onderzoekscentra of de zakenkantoren van Wall
Street, overal in de wereld wordt de Chinese aanwezigheid zichtbaarder.
13
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
257
14
Gerald Segal, ‘Does China matter’, Foreign Affairs, 10-1999
15
Kishore Mahbubani, The new Asian hemisphere (New York, 2008)
13
3.
Van
Washington
Peking Consensus
14
Consensus
naar
3. Van Washington Consensus naar Peking Consensus
‘Er is niets nieuws onder de zon’. Deze zinsnede staat geschreven in het eerste hoofdstuk
van het Bijbelboek Prediker. Ook wijsgeer Cicero beweerde dat geschiedenis als
leermeesteres van het leven fungeerde.16 De hedendaagse historicus vraagt zich echter
terecht af of de geschiedenis zich wel herhaalt. De tijden veranderen immers, net als het
weer. Los van deze filosofische vraag zijn er natuurlijk wel degelijk parallellen in de
geschiedenis te trekken. Zo ook als het gaat om het huidige economische klimaat in met
name Europa en de Verenigde Staten. Het westen gaat tegenwoordig gebukt onder een
schuldencrisis. Het voert buiten de kaders van dit onderzoek om hier uitvoerig de oorzaken
uit de doeken te doen, maar feit is dat overheden jarenlang meer hebben uitgegeven dan er
is binnengekomen. Het onbeperkt opbouwen van schulden bleef jarenlang onopgemerkt,
totdat de markten, mede als gevolg van negatieve economische perspectieven,
geen
vertrouwen meer hadden in de terugbetaalcapaciteit van de betrokken landen. Deze
vertrouwenscrisis duurt tot op de dag van vandaag voort. Een ongekend aantal economen
bestookt de besluitvormers met net zoveel verschillende oplossingen, maar de ultieme
oplossing is nog niet gevonden en uitgevoerd. In de jaren ’80 van de vorige eeuw speelde
een soortgelijke casus: de Latijns-Amerikaanse schuldencrisis.
Ook de Latijns-Amerikaanse landen hadden moeite hun buitenlandse schulden terug te
betalen. Deze landen, waaronder vooral Brazilië, Argentinië en Mexico hadden grote
hoeveelheden geld geleend om industrialisatie te bevorderen. Omdat ze in de jaren ’70 een
uitermate snelle economische groei doormaakten hadden ze geen problemen met het
aantrekken van geld. Echter, toen de rentes als gevolg van een wereldwijde recessie stegen
konden de Latijns-Amerikaanse landen plotseling niet meer aan hun verplichtingen voldoen.
Toen Mexico in 1982 stopte met afbetalen, was het vertrouwen van de markten helemaal
verdwenen en moesten andere Latijns-Amerikaanse landen torenhoge rentes betalen.
Hierdoor kwamen ook zij in de problemen. Net als tijdens de huidige schuldencrisis
bemoeiden internationale organisaties als het IMF zich met de probleemlanden. Terwijl
zowel de Verenigde Staten als Europa nog over relatief machtige instrumenten als de FED en
de ECB beschikken, waren de Latijns-Amerikaanse landen eigenlijk volledig overgeleverd aan
de grillen van het IMF en de Wereldbank. Alleen onder strikte voorwaarden konden de
16
Ed Jonker, Historie, over de blijvende behoefte aan geschiedenis (Assen, 2001)
15
probleemlanden geld lenen van deze instellingen. Over deze Latijns-Amerikaanse
economische crisis en de genomen maatregelen schreef de Wereldbankeconoom John
Williams in 1989 een analyse in een beleidsbundel voor hervormingen in Latijns-Amerika.17
Hij zette in tien punten uiteen hoe dergelijke landen moeten worden hervormd om weer
succesvol te worden. Dit hervormingspakket is bekend komen te staan als de Washington
Consensus en werd sindsdien gepromoot door instituten als het IMF, de Wereldbank en de
Amerikaanse regering.
De tien geboden van de Washington Consensus staan volgens
John Williams voor
‘verstandig macro-economisch beleid, gerichtheid naar buiten en vrije markt kapitalisme’.18
De belangrijkste voorwaarden voor een succesvol draaiende economie zijn volgens hem
fiscale discipline, gerichte uitgaven van de overheid, een goed belastingsysteem, een door
de markt bepaalde variabele wisselkoers, een liberaal handelsbeleid, een liberaal
investeringsklimaat, privatisering van staatsbedrijven en deregulering. Deze voorwaarden
waren volgens hem typisch voor het succesvolle westerse systeem. Door de
overheidsuitgaven alleen te richten op duurzame onderdelen als onderwijs, gezondheidszorg
en infrastructuur kan er een gezonde fiscale balans ontstaan. Daarnaast moet de
internationale handel zoveel mogelijk worden gestimuleerd door de eigen markt open te
stellen voor buitenlandse investeringen en concurrentie. Dit kan door middel van variabele
wisselkoersen en import- en investeringsliberalisering. Daarnaast was het snijden in
regelgeving volgens John Williams positief voor de private sector die hierdoor ongebonden
zijn concurrentiepositie op het wereldtoneel kan verstevigen. De overheid moet bovendien
zoveel mogelijk privatiseren. Enerzijds om de overheidsuitgaven te verlichten, anderzijds
omdat de private industrie over het algemeen een stuk efficiënter is, en dus goedkoper en
meer concurrerend dan staatsbedrijven.19
Naast de Washington Consensus als hervormingspakket heeft de term in de loop van de tijd
ook een andere lading meegekregen. De term Washington Consensus is een verzamelnaam
geworden voor het westerse neoliberale, kapitalistische marktdenken, waarbij de rol van de
17
John Williamson, ‘What Washington Means by Policy Reform’, Williamson, John (ed.): Latin American
Readjustment: How Much has Happened, (Washington, 1989)
18
Ibidem
19
Ibidem
16
markt centraal staat en de rol van de overheid zoveel mogelijk moet worden beperkt. Het is
de ideologie die volgens velen aan de basis heeft gestaan van de westerse welvaart. Een
renderende ideologie dus, ware het niet dat de huidige economische malaise heeft
bijgedragen aan een wrange bijsmaak. Gezien haar succes heeft de Washington Consensus
over de hele wereld vele volgelingen verzameld, maar is ze er de laatste tijd misschien ook
weer wat kwijtgeraakt. Er zijn echter dissidenten die al veel eerder een andere weg in zijn
geslagen. Eén daarvan, en dat is direct de belangrijkste, is China. China probeert een eigen
uniek antwoord te formuleren op economische vragen en kiest daarbij een ander
uitgangspunt: niet de markt, maar de overheid. Deze ideologische benadering van de
economie staat ook wel bekend als de Peking Consensus. Joshua Cooper Ramo, consultant
bij de denktank van Henry Kissinger, publiceerde in 2004 een geruchtmakend artikel onder
de titel ‘The Beijing Consensus’.20 Hij introduceerde daarmee de term Peking Consensus, als
tegenhanger van de Washington Consensus. In het artikel beschreef Ramo dat Peking
gebruik maakt van kapitalisme met Chinese karakteristieken. Over de precieze invulling
bleef hij echter vaag. Het begrip Peking Consensus is daarom door verschillende
wetenschappers op net zoveel verschillende manieren ingevuld, waarbij de Chinese
staatscontrole over de markt vrijwel altijd werd benadrukt als het belangrijkste kenmerk van
de Peking Consensus. Daarmee is echter nog niet duidelijk wat de Peking Consensus
concreet inhoudt en waar deze op is gebaseerd. Alvorens de Consensus inhoudelijk uit te
leggen moeten we eerste terug naar de basis.
3.1 Superioriteit
Voor China begint de toekomst thuis. De gedachte achter de ideologie van de Peking
Consensus is in de eerste plaats vooral van historische aard. Het grootste deel van de
Chinese geschiedenis wordt gekenmerkt door grandeur. Op zijn allergrootst strekte China
zich uit over een continentaal gebied dat veel groter was dan welke Europese staat ook, en
had ongeveer de omvang van het continentale Europa. De omvang en variatie van het land
binnen deze grenzen versterkten het gevoel dat China een wereld op zichzelf was. De keizer
was een universele heerser die aan het hoofd stond van ‘tian xia’, dat ‘alles onder de Hemel’
betekent.21 Vele millennia hoefde China niet om te gaan met andere landen of beschavingen
20
21
Joshua Cooper Ramo, The Beijing Consensus (Foreign Policy Center, 2004)
Henry Kissinger, Over China (Amsterdam, 2011), p.25
17
die qua omvang en ontwikkelingsniveau met China te vergelijken waren. Al onder de Songdynastie (960-1279) lag China bijvoorbeeld op het gebied van scheepvaarttechnologie
mijlenver voor op de rest van de wereld. De Chinese schepen waren ten tijde van Columbus
wel tien keer zo groot als de Europese schepen en zouden voor het keizerrijk een tijdperk
van veroveringen en ontdekking hebben kunnen inluiden.22 China verwierf echter geen
overzeese koloniën en toonde weinig belangstelling voor landen voorbij zijn kust. De Chinese
vloot werd in 1433 abrupt ontmanteld vanwege hernieuwde dreiging aan de noordgrens van
China. China was technisch in staat om te domineren, maar staakte zijn ontdekkingsreizen
juist toen de westerse interesse op gang kwam.23 Deze ontmanteling, zoals later zou blijken,
had grote gevolgen.
Hoe het ook zij, het luisterrijke isolement van China bevorderde een bepaald Chinees
zelfbeeld. In zijn boek On China, bevestigt Henry Kissinger deze aanname. Chinese elites
raakten volgens Kissinger gewend aan de idee dat China uniek was, niet zomaar een grote
beschaving te midden van andere grote beschavingen, maar de beschaving zelf. Geleidelijk
hadden ze ervoor gezorgd dat naburige samenlevingen in meer of mindere mate het Chinese
model benaderden. De wetenschappelijke en technologische prestaties van de Chinezen
evenaarden die van hun West-Europese, Indiase en Arabische tegenhangers, en vaak
overtroffen ze die.24 Tot aan de Industriële Revolutie was China ook veel rijker dan de
Europese staten en was het eeuwenlang de productiefste economie ter wereld.25 Deze
superioriteit
heeft een niet te onderschatten invloed op de Chinese visie inzake de
internationale betrekkingen. Net als de Verenigde Staten meende China dat het een
bijzondere rol vervulde. Het omarmde echter nooit de Amerikaanse opvatting van
universalisme en poogde de rest van de wereld niet te bekeren. Het beperkte zich tot het
stuiten van de barbaren aan de poort. In de Chinese variant van het amerikanisme voerde
China zijn denkbeelden niet uit, maar liet ze door andere ophalen. Buurvolkeren
profiteerden volgens de Chinezen van contact met China, mits ze de oppermacht van de
Chinese regering erkenden. Degenen die dat niet deden, waren barbaren.26
22
J.K. Fairbank; M. Goldman, China: A new history (Cambridge 2006), p. 93
Henry Kissinger, Over China (Amsterdam, 2011), p.27
24
Ibidem, p. 29
25
J.K. Fairbank; M. Goldman, China: A new history (Cambridge 2006), p. 89
26
Ibidem, p. 68
23
18
Aan het einde van de achttiende eeuw was China als rijk op het toppunt van zijn grootsheid.
Het hoogtepunt werd echter ook het keerpunt. De rijkdom en omvang van China trokken
namelijk de aandacht van westerse rijken en handelsmaatschappijen die ver buiten de
grenzen en het voorstellingsvermogen van de traditionele Chinese wereldorde opereerden.
Zonder dat de Chinese elites er weet van hadden waren buitenlandse samenlevingen China
voorbijgestreefd. Stoomkracht, spoorwegen, nieuwe productiemethoden en technieken
voor kapitaalvorming maakten in het westen een enorme toename van de productiviteit
mogelijk. De westerse samenlevingen hadden bovendien een enorme expansiedrang en
probeerden overal ter wereld westerse gedragsnormen op te leggen, zo nodig met geweld.
China was op een gegeven moment ook aan de beurt. De hieruit voortvloeiende
confrontatie, die uitmondde in de twee zogenaamde Opiumoorlogen (1839-1860), luidde
het verval van het Chinese rijk in, stelde het superieure Chinese wereldbeeld op de proef en
sloeg wonden die ruim een eeuw later nog gevolgen hebben.27 Na de vernedering is er
namelijk nog maar één gevoelen: dit nooit meer. Toen China vanaf de jaren ‘70 plotseling
weer terugkeerde op het wereldtoneel bleef de houding van Peking desalniettemin
terughoudend jegens het westen en de rest van de wereld. Totdat in 2007 de kredietcrisis
toesloeg.
De ineenstorting van de Amerikaanse en Europese financiële markten in 2007 en 2008 deed
afbreuk aan het aura van westerse economische bekwaamheid. Het leidde onder de
Chinezen tot een nieuwe opvatting: dat er een fundamentele verschuiving gaande was in de
structuur van het internationale systeem.28 De Olympische Spelen vormden het symbolische
hoogtepunt van deze periode. Juist op het moment dat in het westen de gevolgen van de
economische crisis voelbaar begonnen te worden. De Olympische Spelen waren niet alleen
een sportevenement, maar werden ook gezien als een bewijs van de wederopstanding van
China. De openingsceremonie was daarvoor symbolisch, aldus Kissinger in zijn boek On
China: ‘De lichten in het gigantische stadion gingen uit. Om precies acht minuten over acht
lokale tijd, op de achtste dag van de achtste maand van het jaar, een tijdstip speciaal
gekozen om optimaal gebruik te kunnen maken van dit geluksgetal, verbraken tweeduizend
trommels de stilte met één gigantische explosie van geluid en bleven vervolgens tien
27
28
Henry Kissinger, Over China (Amsterdam, 2011), p. 49-50
Ibidem, p. 481
19
minuten lang doorspelen, alsof ze wilden zeggen: ‘Hier zijn we. Jullie kunnen niet meer om
ons heen, jullie kunnen ons niet langer negeren of bagatelliseren, maar we zijn bereid om
onze beschaving met de wereld te delen.’ Hierna was het wereldwijde publiek een uur lang
getuige van voorstellingen over thema’s uit de Chinese cultuur. De periode van Chinese
zwakheid en achterstand was officieel ten einde. Peking was weer het centrum van de
wereld, en de Chinese beschaving was het onderwerp van ontzag en bewondering.’ 29
3.2 Pragmatisme
De superioriteitsgevoelens in combinatie met de vernedering tijdens de Opiumoorlogen
hebben de eigengereidheid en het op zichzelf gericht zijn van de Chinezen alleen maar
versterkt. Dat verklaart ook voor een groot deel de keuze voor een eigen unieke Peking
Consensus. Een volgende vernedering moet in deze visie hoe dan ook voorkomen worden en
de grootsheid van China moet hersteld worden. Het is echter niet alleen de geschiedenis die
een rol speelt, wanneer het gaat om de keuze voor een eigen Consensus, want voor een deel
is het ook gewoon een pragmatische keuze. China beschikt namelijk over onvoldoende
slagkracht om de economische reuzen op eigen terrein te verslaan. Waar vrije handel het
wapen is van de gevestigde economische grootmachten, moeten opkomende economieën
zoals China hun toevlucht zoeken tot andere strategieën en proberen het gebrek aan
concurrentiekracht te compenseren met politieke sturing. China moet zich focussen op
duurzame economische ontwikkeling. Deze is niet mogelijk zonder een stabiele basis en een
vreedzaam internationaal klimaat. Dat is ook de lijn die sinds Deng Xiaoping en tot op heden
resoluut wordt aangehouden: ‘We moeten mogelijkheden zoeken om de situatie in de
wereld te stabiliseren. De Chinezen zijn niet minder bezorgd om wereldvrede en stabiliteit
dan andere landen. We hebben nood aan minstens twintig jaar om ons te concentreren op
de binnenlandse groei.’30
China’s buitenlandse beleid heeft de voorbije jaren een hele ontwikkeling doorgemaakt. Het
is minder ingesteld op confrontatie en heeft een genuanceerde en zelfverzekerde koers
ingeslagen. In plaats van als revolutionaire rebel wil China zich momenteel profileren als
29
Henry Kissinger, Over China (Amsterdam, 2011), p.482
Deng Xiaoping, ‘A new approach in stabilizing the world situation’, Collected works of Deng Xiaoping (Peking,
1984)
30
20
vriendelijke reus en een rustige kracht op het internationale strijdperk. Daarom heeft het
afstand genomen van zijn luide pleidooi om de bestaande internationale orde omver te
werpen. Zoals geleidelijkheid het credo is van de binnenlandse politiek, zo heerst ook in de
Chinese diplomatie de overtuiging dat het nationale belang het beste gediend wordt met
een voorzichtige, pragmatische houding. Inmiddels maakt China dan ook gebruik van een
constructieve houding ten aanzien van regionale en globale kwesties. Vergeleken met tien
jaar terug beweegt het meest bevolkte land ter wereld zich steeds meer binnen de regels
van het internationale systeem. Peking beseft dat ze voorlopig met de internationale
instellingen, regels en normen zal moeten leren leven als ze een nieuwe isolatie wil
voorkomen.31 In haar buitenlandse politiek maakt Peking bovendien op handige wijze
gebruik van haar eigen historische identiteit van superioriteit en vernedering. In zijn externe
betrekkingen profileert het zichzelf de ene keer als een grootmacht, de andere keer als een
ontwikkelingsland dat oneerlijk wordt behandeld door het westen. Zo benadrukte China
tijdens de periode van de Koude Oorlog zijn gedeelde ervaring met de ontwikkelingslanden
in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Het Chinese volk en de bevolkingen van de overige
ontwikkelingslanden waren al lang genoeg blootgesteld aan de onderdrukking en uitbuiting
door het westen. Toen de machtsverhoudingen na de Koude Oorlog veranderden neigde
Peking steeds meer naar de verantwoordelijke status van grootmacht binnen een
internationale samenleving.32
Toch blijft Peking uit pragmatische overwegingen schipperen tussen de twee grootheden
van ontwikkelingsland en potentiële grootmacht. Voormalig president van China, Jiang
Zemin, zei hierover het volgende in de Washington Post: ‘China heeft een grote bevolking en
een zwakke economische basis, zijn ontwikkelingspeil is nog steeds laag en bijgevolg dient
het nog altijd bestempeld te worden als een ontwikkelingsland’33 Door China als
ontwikkelingsland te beschouwen kunnen de Chinese leiders zich voor de meeste kritiek
verschuilen: Economische ontwikkeling en modernisering hebben in een ontwikkelingsland
namelijk de hoogste prioriteit. De westerse landen moeten daarom geduld hebben ten
aanzien van China’s ontwikkelingen op het vlak van gevoelige domeinen als mensenrechten
31
G. Chan, China’s compliance in global affairs (Londen, 2006)
Tiejun Zhang, China: towards regional actor and world player (Londen, 2005), p. 238
33
Ibidem, p. 238
32
21
en milieu. Gezien de fenomenale Chinese groei wordt deze houding in het westen natuurlijk
steeds meer als ambivalent ervaren. De sterke zijde van de identiteit is die van China als een
potentiële grootmacht. Hoewel Peking nog nooit openlijk heeft verklaard China te willen
uitbouwen tot een wereldmacht, zijn er toch wel aanwijzingen dat dit uiteindelijk de
bedoeling is. China blijft namelijk hameren op de creatie van een multipolaire wereld waarin
het zelf zou figureren als een van de polen. Bovendien is er de vastberadenheid waarmee
het ingaat tegen iedere vorm van hegemonie. Tenslotte geeft het voordurend te kennen dat
het in de eenentwintigste eeuw zijn economische ontwikkeling zal blijven aanjagen. Al die
elementen suggereren dat het land in de toekomst tot de status van wereldmacht wenst op
te klimmen. Rekening houdend met zijn uitgestrektheid en grote bevolking impliceert dit
meteen dat China de ambitie koestert om uit te groeien tot de machtigste economie ter
wereld.34
Ook binnen internationale en regionale organisaties speelt Peking een dubbele rol. Peking is
deze fora erkentelijk als het zelf voor een groot deel de agenda kan bepalen. Indien dat niet
zo is, grijpt ze terug naar bilateraal overleg. Ook de officiële communicatie wordt aangepast
aan de doelgroep. In de Europese hoofdsteden is steeds een pleidooi voor eerlijke
handelsbetrekkingen te horen en beloven Chinese vertegenwoordigers werk te maken van
het respect voor democratie en mensenrechten. Tijdens andere diplomatieke missies is het
tegenovergestelde waar en worden deze principes weggehoond. De rol van het leger in het
nieuwe mercantilisme is evenzeer een zwaard dat aan twee kanten snijdt. Het lijdt geen
twijfel dat Peking zijn krijgsmacht een belangrijke taak toekent in het wereldwijde
charmeoffensief. Multinationale trainingen, vredesmissies en humanitaire operaties moeten
China’s amicale houding tot uitdrukking brengen. Aan de andere kant lijkt de generale staf te
anticiperen op een confrontatie met een van de andere naburige grootmachten.35
In Peking resulteert deze bovengenoemde interactie tussen de politieke en economische
belangen in een uitgekiende mercantilistische buitenlandse politiek. Economische belangen
34
Tiejun Zhang, China: towards regional actor and world player (Londen, 2005), p. 239
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
250
35
22
staan voorop en in de realisatie daarvan neemt de staat het voortouw. Hoe dit er praktisch
uitziet volgt in het onderstaande.
3.3 Uitvoering
China, dat eens begonnen is met het praktiseren van ‘Communisme met Chinese
karakteristieken’ is nu begonnen met het praktiseren van ‘Globalisering met Chinese
karakteristieken’.36 Om niet kopje onder te gaan in een internationale concurrentiestrijd
bedenkt Peking namelijk zijn eigen regels.
Tegen de principes van de Washington Consensus in ondersteunt Peking bijvoorbeeld grote
Chinese staatsbedrijven. Deze bedrijven bestaan enerzijds uit een segment dat zich mag
wagen aan een beursgang om extra kapitaal aan trekken, en dat fungeert als vlaggenschip in
het buitenland. Anderzijds rest het moederbedrijf, het medium waarmee de overheid haar
greep op het totale concern behoudt en eventueel een steuntje in de rug kan geven door
leningen tegen extreem lage tarieven te verstrekken. President Jiang Zemin was de eerste
die stelde dat staatsbedrijven een dominante positie moesten innemen in de belangrijkste
industrietakken. ‘Wij zullen van start gaan met een strategische reorganisatie, en zeer
competitieve bedrijven tot stand brengen met een internationale missie.’37 Onder Jiang
Zemin werden 120 staatsbedrijven geselecteerd die de instructie kregen een deel van de
buitenlandse markt te veroveren. Een tweede selectieronde kwam er onder zijn opvolger
Hu, die besloot zich te concentreren op de dertig tot vijftig belangrijkste bedrijven.38 Dit
keurkorps van geselecteerde bedrijven mag rekenen op fiscale voordelen, diplomatieke
ondersteuning en onbeperkte financiering. Staatsbedrijven vormen dus China’s stoottroepen
op de internationale markt en dit betreft uiteraard een belangrijk verschil met de andere
economische grootmachten, waar de band tussen staat en ondernemingswereld grotendeels
is doorgeknipt.
Naast deze staatsteun is China er in geslaagd uit te groeien tot de meest favoriete
investeringsmarkt ter wereld. Sinds de jaren negentig besefte Peking echter dat China zelf
36
Jan van der Putten, Verbijsterend China (Amsterdam, 2011), p. 302
P. Nolan, China and the global economy (New York, 2001), p. 17
38
‘The struggle of the champions’, The Economist, 08-01-2005
37
23
ook een actievere rol zou moeten gaan spelen op buitenlandse markten om de economische
groei op lange termijn vol te houden. Met buitenlandse investeringen wil Peking
rechtstreekse toegang verwerven tot afzetmarkten en de afhankelijkheid van buitenlandse
distributiekanalen beperken. China heeft de fabrieken, nu wil het zijn producten ook
eigenhandig kunnen verkopen. Daarnaast streeft China ernaar om vat te krijgen op
grondstoffenreserves die zich buiten de grenzen bevinden. Dat is cruciaal om de machinerie
in het moederland draaiende te houden. De subsidies om bedrijven succesvol te laten zijn in
het buitenland zijn onuitputtelijk en de wetgeving wordt aangepast waar nodig. Om Chinese
ondernemingen in het buitenland financieel te ondersteunen zette Peking een aantal
gespecialiseerde instellingen op. De Eximbank werd in 1994 speciaal in het leven geroepen
om de buitenlandse ambities van Chinese bedrijven aan te wakkeren en financieel te
voeden. Tussen 1994 en 2005 schreef de bank voor maar liefst tachtig miljard dollar aan
leningen en kredieten uit.39 Het handelen van de Eximbank komt er in feite op neer dat het
buitenlandse partners, doorgaans overheden, voorziet van het nodige geld voor de aanschaf
van Chinese goederen. Meestal nemen die fondsen de vorm aan van renteloze of lage
renteleningen. De klemtoon ligt op de financiering van belangrijke projecten, zoals de
uitvoer van vrachtschepen en grote overzeese bouwprojecten. De Eximbank, zo staat op de
website te lezen, assisteert de overheid bij het implementeren van haar economische
diplomatie, veiligheidsbeleid en politieke doelstellingen.40 In 2004 schreef de bank een
lening van 1,5 miljard dollar uit aan Haier om de ‘overzeese activiteiten’ van dat bedrijf te
stimuleren. De Chinese ontwikkelingsbank, onder directe controle van de staatsraad, is
eveneens een belangrijk kredietverstrekker, met onder meer een lening van tien miljard
dollar aan elektronicagigant Huawei op haar conto. Ook de Chinese Volksbank, de centrale
bank, heeft een bijzondere kas om bedrijven te steunen in hun zoektocht naar nieuwe
potentiële afzetgebieden.41
Om de buitenlandse investeringen kracht bij te zetten probeert de Chinese regering
bovendien voor eigen communicatie- en transportkanalen te zorgen om de commerciële
relaties met buitenlandse partners te onderhouden. Voor een natie die afhankelijk is van
39
H. Hua, ‘China Exim bank puts foreign trade on sound footing’, China Daily, 17-05-2005
http://english.eximbank.gov.cn/profile/intro.shtml
41
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
117-118
40
24
export, is transport een factor van strategisch belang. Ruim tachtig procent van de Chinese
handel in goederen verplaatst zich door middel van scheepvaart. Om aan deze
transportbehoefte te voldoen, stichtte de overheid een aantal rederijen, die dankzij
staatssteun uitgroeiden tot spelers van wereldformaat. China Ocean Shipping Group (Cosco)
en China Shipping Group zijn de derde en vijfde grootste rederij ter wereld. In totaal bezit
China met grote voorsprong de meest omvangrijke nationale handelsvloot. Hoewel deze
scheepvaartconcerns de afgelopen jaren grotendeels geprivatiseerd werden, hield China een
belangrijke vinger in de pap.42 De steun vanuit Peking geldt niet alleen voor de transport
maar ook voor de grondstoffensector. Het Chinese oliebedrijf Cnooc wordt bijvoorbeeld via
de eerder genoemde constructie van het staatsbedrijf, dat bestaat uit een moederbedrijf en
een vlaggenschip, regelmatig gesteund in de zoektocht naar nieuwe bronnen. In het
volgende hoofdstuk zal dit bedrijf nader aan de orde komen.
China’s buitenlands handelsbeleid is dus wel degelijk neomercantilistisch. Het verschil met
vooral de westerse landen is de capaciteit de investeringen te sturen, rechtstreeks via de
staatsbedrijven en indirect via tal van doelgerichte maatregelen. Het probeert angstvallig
een evenwicht te bewaren tussen nationale autonomie en internationale integratie. Sturing
door het staatsapparaat speelt hierbij een cruciale rol als tegenwicht voor de markt. De staat
dient ervoor te zorgen dat de werking van het marktmechanisme zowel in binnen- als
buitenland optimaal ten dienste staat van de uitbouw van de Chinese invloed en macht in de
wereld. Tevens moet de overheid erop toezien dat in dit hele proces voldoende welvaart
wordt gecreëerd die met de nodige herverdelingsmaatregelen de sociale stabiliteit en
samenhang kan garanderen. Directe binnenlandse investeringen blijven nodig voor de
verdere economische ontwikkeling. Daarnaast dient het hele proces te worden versneld
door een naar buiten gericht beleid dat onder leiding van de Chinese overheid de toegang
tot buitenlandse afzetmarkten en strategische grondstoffen veilig moet stellen. Bovendien
zullen we in het volgende hoofdstuk zien dat Peking ook zijn eigen munt manipuleert om de
export te bevorderen. Het is dus duidelijk dat Peking een andere Consensus naleeft dan
Washington. De grote vraag is: Wat gebeurt er als deze twee doctrines met elkaar botsen?
42
Unctad, Review of maritime transport (New York, 2005), p. 33
25
4.
Botsende Doctrines
26
4. Botsende Doctrines
Ieder jaar komt het Amerikaanse Congres met een rapport over de relatie tussen de
Verenigde Staten en China, zowel op economisch- als op veiligheidsgebied. Afgelopen
november werd het nieuwste rapport gepresenteerd.43 Uit een brij van cijfers en analyses
kwamen twee zaken in het bijzonder naar boven drijven: de onderwaardering van de yuan
en het voortrekken van Chinese staatsbedrijven. De Amerikanen beseffen dat China steeds
dichterbij komt. In verschillende industrieën is ze Amerika zelfs al voorbijgestreefd. Als het
gaat om auto’s, computers en mobiele telefoons hebben de Verenigde Staten het nakijken.
De kritiek vanuit het Amerikaanse Congres gaat niet zozeer over deze groei als wel over de
manier waarop Peking de economische groei bewerkstelligt. China blijft vasthouden aan een
exportgedreven economie door Chinese bedrijven te subsidiëren en de yuan onder te
waarderen. Dit jaar is de yuan weliswaar 6 procent in waarde gestegen maar het
Amerikaanse handelstekort met China is in diezelfde periode met 9 procent gegroeid. Het
handelstekort met China is de helft van het totale handelstekort van de Verenigde Staten.
Zelfs in de handel van hoogwaardige technologie begint er een handelstekort te ontstaan.
Amerikaanse bedrijven kunnen niet op tegen Chinese staatsbedrijven. Bovendien wordt een
groot deel van de Chinese economie gewoon rücksichtslos afgesloten van buitenlandse
competitie. Terwijl bepaalde sectoren worden afgeschermd van Amerikaanse investeringen
en initiatieven mogen Chinezen blijven investeren en rondkijken in de Verenigde Staten.
Sommige critici betogen dat Peking probeert zoveel mogelijk technologie in Amerika te
vergaren om het op termijn zelf te kunnen verkopen. 44
In het jaarlijkse Congresrapport komen zoals gezegd twee zaken structureel ter sprake.
Afgeschermde en door de staat gesteunde bedrijven en valutamanipulatie. Dit zijn de
belangrijkste onderdelen van de Washington Consensus als het gaat om internationale
politiek en economie. Een variabele wisselkoers, liberaal handelsbeleid, liberaal
investeringsklimaat en privatisering van staatsbedrijven vormen het hart van de Washington
Consensus. Alleen als deze geboden worden gevolgd kan er op een eerlijke wijze succesvolle
wereldwijde handel plaatsvinden, aldus Washington. De Peking Consensus denkt daar echter
anders over. China maakt andere keuzes en de consequenties daarvan zullen hieronder, aan
43
44
Report to congress of the U.S.-China economic and security review commission (Washington, 2011)
Ibidem
27
de hand van twee casussen duidelijk worden gemaakt, maar niet voordat er een kort beeld
van de onderlinge verhoudingen is geschetst.
4.1 Onderlinge verhoudingen
De eenentwintigste eeuw zal voor een groot deel worden bepaald door de verhouding
tussen China en de Verenigde Staten. De Verenigde Staten proberen zich in dit
spanningsveld vast te klampen aan zijn status van unilaterale supermacht. De grootste
potentiële uitdager is China, maar Amerika moet nog wennen aan dat idee. De relatie tussen
China en de Verenigde Staten kan worden getypeerd als een uiterst complex amalgaam van
zowel tegenstellingen als eenheid.45 De wederzijdse economische en strategische
afhankelijkheid is groot. In tegenstelling tot Clinton weigerde zijn opvolger George W. Bush
te spreken van een ‘strategisch bondgenootschap’ en verkoos hij de benaming ‘strategische
concurrent’ om de verhouding met China te typeren. Barack Obama zit daar meer tussenin
en kiest voor een pragmatische aanpak, waarbij de ongelijkmatigheden op economisch
gebied, energiezekerheid en mensenrechten de boventoon voeren.
Als het gaat om de houding ten opzichte van Peking is de Amerikaanse samenleving
verdeeld. Aan de ene kant heeft men de zogenaamde pandaknuffelaars. Deze groep heeft
alle belang bij samenwerking met de China. Allereerst zijn er talrijke bedrijven die in China
hebben geïnvesteerd. Volgens het ministerie van Handel in Peking heeft het Amerikaanse
bedrijfsleven in totaal meer dan 51 miljard dollar in de Chinese economie gepompt, goed
voor 49.000 verschillende projecten.46 Reuzen zoals General Motors besparen miljarden
door het assemblagewerk over te laten aan onderbetaalde arbeiders in Guangdong en
Zheijang. De distributiesector profiteert van de instroom van goedkope goederen, die de
consumptie van de Amerikaanse gezinnen op peil helpt houden. Terwijl consumenten en de
overheid hun schulden opstapelen, stort China een deel van zijn verdiende dollars terug naar
Amerikaanse banken door Amerikaanse staatsobligaties te kopen. China is daarmee de
belangrijkste kredietverstrekker van de Verenigde Staten.47 Voormalig voorzitter van de Fed
45
Jisi Wang, ‘China’s search for stability with America’, Foreign Affairs, 09/10, 2005
G. Hufbauer, Yee Wong, US-China trade disputes (Washington, 2006)
47
http://www.treasury.gov/resource-center/data-chart-center/tic/Documents/mfh.txt
46
28
Alan Greenspan, waarschuwde dat indien de commerciële relaties met China verstoord
werden, de gevaren voor de financiële gezondheid van Amerika zeer groot zouden zijn.48
Daartegenover staan de zogenaamde drakendoders. Kleine ondernemingen klagen dat hun
eigen omzet keldert door de toevloed van goedkope goederen uit China. De textielindustrie
heeft bijvoorbeeld al 650.000 banen verloren als gevolg van de concurrentie met China.49
Jaarlijks worden er talrijke protestbrieven naar Washington gestuurd met het verzoek om
maatregelen tegen China te treffen. Het Amerikaanse Congres is daarbij een van de
belangrijkste criticasters die het op China gemunt hebben. Vertegenwoordigers en
senatoren van zowel de Republikeinse als de Democratische Partij bundelen hun krachten in
een
patriottische
coalitie
tegen
China’s
handelspraktijken.
Hun
palmares
van
wetsvoorstellen en moties is indrukwekkend. De senatoren Susan Collins en Evan Bayh
dienden bijvoorbeeld de Stopping Overseas Subsidies Act in waardoor gedupeerde bedrijven
compensaties kunnen verkrijgen voor Chinese staatssteun. Onder het mom van de nationale
veiligheid keurde de Senaat in 2005 het overnamebod van het Chinese oliebedrijf Cnooc op
het Californische Unocal af. Met hetzelfde argument poogden een aantal senatoren de
overname van IBM door Lenovo te verhinderen.50 Ook scheldpartijen worden niet geschuwd.
Tom DeLay, de voormalige fractieleider van de republikeinen in het Congres vindt ‘China een
achterlijk en corrupt anachronisme dat geleid wordt door afgeleefde tirannen die
vasthouden aan hun terminale regime.’51 De China Economic Review and Security
Commission, een onderzoekscommissie van het Congres, is wellicht het meest uitgesproken
klankbord van het anti-Chinese sentiment onder de wetgevers. In haar rapporten
concludeert zij herhaaldelijk dat ‘China’s obstinate houding leidt tot schade bij Amerikaanse
bedrijven, arbeiders en de gehele gemeenschap’.52 Elders noemt de commissie de
commerciële banden met China ‘het meest oneerlijke partnerschap ter wereld.’53
48
Testimony of chairman Alan Greenspan (Dept. of state, Washington file, 23 juni, 2005)
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
181
50
Ibidem, p. 182
51
S. Lubman, The Dragon as Demon: Images of China on Capitol Hill (2004), p. 541
52
Report to congress of the U.S.-China economic and security review commission (Washington, 2010)
53
Ibidem
49
29
Ook in China zijn de meningen verdeeld over de toekomst met Amerika. Er is een steeds
groter wordende groep van ondernemers die een pleidooi houden voor een
vriendschappelijke relatie en verregaande economische samenwerking. Onderzoek van
Alistair Johnston, een gereputeerd Chinakenner, wees uit dat ook de middenklasse steeds
positiever staat tegenover de Verenigde Staten en wil afzien van een al te nationalistische
opstelling. Gezien steeds meer nieuwe rijken en zakenmensen hun plek krijgen in de partij,
zullen zij hun eisen ongetwijfeld meer kracht bijzetten. Invloedrijke managers van nationale
kampioenen zoals Lenovo, Haier en Cosco hebben bijvoorbeeld succesvol gelobbyd om in
Washington geaccepteerd te worden.54
Voor vele Chinezen is de Stille Oceaan echter nog steeds te breed. Allereerst bestaat er een
omvangrijke groep Chinezen die Amerika beschouwen als de incarnatie van het kapitalisme
en dus indirect verantwoordelijk voor de groeiende kloof tussen arm en rijk, sociale onrust
en het verlies van zekerheid. Deze opvatting is veelvoorkomend bij burgers die de boot van
de globalisering hebben gemist: ontslagen kaders, werkloze arbeiders van gesloten
staatsbedrijven, ambtenaren uit arme provincies in het binnenland, en de meeste boeren.
Wanneer gefrustreerde arbeiders na een zoveelste incident op straat komen, zijn antiAmerikaanse slogans steeds hoorbaar, hoewel hun problemen in principe weinig met de
Verenigde Staten van doen hebben. Toen Peking onderhandelde voor het lidmaatschap van
de Wereldhandelsorganisatie, hebben vertegenwoordigers van diverse provincies erop
aangedrongen om niet aan alle Amerikaanse eisen tegemoet te komen. Washingtons eisen
met betrekking tot de vrijmaking van de landbouwmarkt waren onredelijk en riskant, zo
klonk het.55 Ook kritische publicisten kennen een overweldigend succes. De bestseller
‘China’s pad onder de schaduw van de globalisering’ beschuldigt de politieke elite ervan
blindelings naar de pijpen van de Verenigde Staten te dansen ten koste van sociale
samenhang.56 Zhou Sanmin schreef: ‘Als financiële grootmacht controleren de Verenigde
Staten het IMF, de Wereldbank en tal van andere instellingen. Door zachte hegemonie te
54
A. Johnston, ‘Chinese middle class attitudes towards international affairs’, China quarterly (vol. 24, 2004)
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
192
56
Ibidem, 193
55
30
combineren met financiële dwangmiddelen vallen ze veelbelovende concurrenten
voortdurend aan en plunderen ze ontwikkelingslanden.57
Waar de derde generatie Chinese staatsmannen rond Jiang Zemin duidelijk voorstander was
van vrije handel en kapitalisme zijn de huidige politieke leiders kritischer. Op economisch
vlak weigert de huidige regering tegemoet te komen aan de Amerikaanse eisen om de
banksector
spoedig
te
liberaliseren.
Onderhandelingen
tussen
Citibank
en
de
Ontwikkelingsbank van Guangdong werden lange tijd in de koelkast gezet. 58 De overheid had
ook bezwaar tegen een overnamebod van de Carlyle Group op een Chinese machinebouwer.
Verder zijn er binnen het ministerie van Handel kritische geluiden te horen over Amerikaans
protectionisme. Washington zou zijn markt teveel afschermen, wat ernstige gevolgen zal
hebben volgens de minster van Handel.59 Tussen de regels door kan men uit alle
beleidsnota’s en rapporten dezelfde ergernissen afleiden: imperialisme, alleenheerschappij
en voortdurende inmenging in de binnenlandse aangelegenheden. Minister van
Buitenlandse Zaken Li Zhaoxing, vroeger ambassadeur in Washington, uitte herhaaldelijk zijn
ontevredenheid over Amerika’s ‘bemoeienis met andermans zaken’ en de opportunistische
toepassing van mensenrechten.60
4.2 Nieuwe Ambassadeur
Terwijl Jon Huntsman, voormalig ambassadeur in China, een Republikeinse nominatie voor
de Amerikaanse presidentsverkiezingen in de macht probeert te slepen heeft zijn opvolger in
Peking, Gary Locke, zijn handen vol aan het verdedigen van de Amerikaanse belangen in het
hol van de leeuw. Eind september van dit jaar gaf hij zijn eerste speech over economische
zaken. In deze speech waarschuwde hij China, in lijn met het rapport van het Amerikaanse
Congres, de valutakoers aan te passen, haar markt volledig open te gooien voor
investeringen en respect te hebben voor intellectueel eigendom. Als Pekings gedrag in dat
opzicht niet verandert zal dit rampzalig zijn voor de lange termijn vooruitzichten van de
57
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
193
58
‘Protectionist talk brew in China’, Wall Street journal, 04-04-2006
59
‘US should rethink its trade policy’, China daily, 28-03-2006
60
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
195
31
Chinese economie als ook voor de groei van de Amerikaanse en dus voor de
wereldeconomie als geheel.61
Als oud-minister van Handel is hij de aangewezen persoon om de onenigheid tussen de twee
giganten vlot te trekken. Een anonieme regeringsfunctionaris lekte dat de benoeming van
Gary Locke gericht is op het vervangen van John Huntsman, en niet om het vervangen van
Gary Locke als minister van Handel.62 Gary Locke heeft Chinese voorouders, kent president
Hu Jintao al enige jaren en rende in 2008 nog een stukje met de Olympische fakkel richting
Peking. Hij is een specialist in Amerikaans-Chinese handelsrelaties. Na Yale werkte Locke zich
op van openbaar aanklager tot gouverneur van de staat Washington - de eerste gouverneur
van Chinese afkomst. Een derde van de banen in de noordwestelijke kuststaat houdt
verband met de handel met China en hij maak als gouverneur dus al vele handelsreizen naar
China.63 Dankzij hem verdubbelde Washingtons export naar China en laat dat nu precies
passen in de nieuwe beleidsdoelstellingen van het Witte Huis. Het handelstekort met China
moet drastisch naar beneden en daartoe moet vooral de Chinese yuan in waarde stijgen.
Bovendien moet er wat gebeuren aan de door de staat gesteunde ondernemingen in China.
De opvolger van Gary Locke, de nieuwe minister van Handel John Bryson kreeg als klap op
de vuurpijl nog even de taak mee om in de komende vier jaar de export van de Verenigde
Staten te verdubbelen om zo de grote tekorten weg te werken. Hierbij ligt de focus vooral op
de opkomende markten in Azië, waaronder China. De oud-directeur van een Amerikaans
energiebedrijf mag hierbij een tandem gaan vormen met Gary Locke.64
4.3 Valutaoorlog
Gary Locke’s eerste opdracht was om de Chinese valutamanipulatie aan te pakken. In zijn
thuisland zit deze manipulatie namelijk allesbehalve lekker. Begin oktober 2011 kwam de
Amerikaanse Senaat op de proppen met een nieuw wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om
sancties op te leggen aan landen die hun wisselkoers kunstmatig laag houden. Dit
wetsvoorstel was natuurlijk op de kunstmatig lage wisselkoers van de yuan en daarmee op
61
‘New U.S. Envoy Urges China to Relax Business Restrictions’, New York times, 20-09-2011
‘Chinese Amerikaan voor VS naar Peking; Gary Locke verwacht als ambassadeur’, NRC Handelsblad, 08-032011
63
‘Een 'banaan' als nieuwe Amerikaanse ambassadeur in China’, Trouw, 16-08-2011
64
‘Obama nominates John Bryson to be Commerce secretary’, USA Today, 31-05-2011
62
32
de Chinese overheid gericht. Peking reageerde direct en riep het Amerikaanse Congres en
president Barack Obama op om de behandeling van het wetsvoorstel te staken. Volgens de
Chinese autoriteiten zouden de handelsrestricties een smorend effect hebben op het herstel
van de mondiale economie. Bovendien wezen de Chinezen op het feit dat de restricties in
strijd zijn met de regels van de Wereldhandelsorganisatie WTO.65
Het Chinese persbureau Xinhua, dat volledig onder controle staat van de Chinese overheid,
stelde zich nog scherper op. In een commentaar schreef Xinhua dat de Verenigde Staten ‘op
het punt staan een historische blunder te begaan. Als het wetsvoorstel niet door de
President en het Huis van Afgevaardigden wordt getorpedeerd, trappen de Verenigde Staten
in dezelfde val als in 1930.’ Destijds zorgde de Smoot-Hawley-wet, waarbij de importtarieven
in de Verenigde Staten flink werden opgetrokken, ervoor dat een beperkte economische
crisis uitgroeide tot de wereldwijde Grote Depressie. Het huidige voorstel van de Senaat is
volgens Xinhua zelfs een tikkende tijdbom. ‘Het leidt onvermijdelijk tot een handelsoorlog en
daarvoor is de wereldeconomie simpelweg te fragiel. Voor de Verenigde Staten zal dit
desastreus uitpakken.’66
Afgelopen oktober was niet de eerste keer dat Washington en Peking met elkaar overhoop
lagen inzake de wisselkoers. Al in 2008 werd er door een groep senatoren onder leiding van
Charles Schumer een brandbrief aan Bush jr. gestuurd want vele Amerikaanse banen
stonden volgens hen op de tocht. Begin 2010 werd er wederom een brief, ondertekend door
130 congresleden, richting het Witte Huis verstuurd. China moest officieel gebrandmerkt
worden als muntmanipulator. Wanneer het Witte Huis dit over zou nemen zou dit
automatisch leiden tot sancties. De Chinese yuan was volgens de Senaat wel tot 40%
ondergewaardeerd en dat zou Chinese bedrijven een geweldig concurrentievoordeel geven
ten opzichte van vergelijkbare Amerikaanse bedrijven. Volgens econoom Robert Scott van de
denktank Economic Policy Institute zijn er tussen 2001 en 2010 maar liefst 2,4 miljoen
Amerikaanse banen verdwenen.67 In een tijd waarin de Verenigde Staten kampen met een
65
‘China vreest valutawet’, Het Financieele Dagblad, 13-10-2011
‘Amerikaanse senaat begaat fout met ramkoers over Chinees valutabeleid’, Het Financieele Dagblad, 15-102011
67
Economic Policy Institute, Unfair China Trade Costs Local Jobs 2.4 Million Jobs Lost, Thousands Displaced in
Every U.S. Congressional District (Briefing Paper #260, March 23, 2010)
66
33
hardnekkig hoge werkloosheid van ruim 9% vindt dit soort schattingen bij politici een
gewillig oor. De gedachte van veel senatoren is bovendien dat indien Washington besluit tot
allerlei protectionistische maatregelen dat China harder geraakt wordt dan de Verenigde
Staten zelf. China zet tenslotte vier keer zoveel producten af in Amerika als omgekeerd (in
2010 $364 miljard tegenover $86). Ze werden daarin gesteund door Nobelprijswinnaar Paul
Krugman die een importheffing van 25 procent op Chinese producten voorstelde. 'Nooit
tevoren in de geschiedenis heeft een land zo drastisch aan handelsbevordering gedaan',
aldus Paul Krugman.68 Obama ging hier niet in mee maar riep China voor de zoveelste keer
op om de yuan op te waarderen. De regering wilde de verhouding met China niet te zwaar
belasten. China is de grootste buitenlandse geldschieter van Amerika en wordt steeds
belangrijker als handelspartner. Bovendien geven Chinese leiders niet makkelijk toe aan
buitenlandse druk. In antwoord op de oproep van Obama verdedigde de Chinese premier
Wen Jiabao het eigen valuta- en handelsbeleid. Hij veroordeelde de kritiek van ontwikkelde
landen 'die er slechts op uit zijn hun eigen export te verhogen'. Amerika moet zijn eigen
economie repareren, aldus Wen. Hij zei dat China de yuan 'in basis stabiel' zal houden. Een
woordvoerder van het Chinese handelsministerie zei dat de wisselkoers 'gepolitiseerd'
wordt, en dat het de samenwerking niet bevordert. 'Het handelsoverschot wordt niet
veroorzaakt door de wisselkoers van de yuan, het is een gevolg van de mondialisering en zal
nog enige tijd voortbestaan,’aldus het Ministerie.69 Na de afwaardering van de Verenigde
Staten door Standard & Poor schreef de China Daily bovendien dat beleggers geen
vertrouwen meer hebben in de met schulden beladen rijke landen, die zich vooral richten op
het knoeien met hun fiscale en economische problemen om zo lang mogelijk de
laaghangende vruchten te plukken.70
4.3.1 Rapporten
Het is niet alleen de Amerikaanse politiek die op haar achterste benen staat. Ook de
verschillende denktanks zijn kritisch op het Chinese beleid van valutamanipulatie. Naast het
al genoemde en onlangs verschenen Congressional rapport over de Amerikaans-Chinese
betrekkingen waren de scribenten van het rapport uit 2010 ook niet mild. In dat rapport
68
‘Amerikaanse senaat begaat fout met ramkoers over Chinees valutabeleid’, Het Financieele Dagblad, 15-102011
69
‘China verwijt VS protectionisme’, De volkskrant, 15-03-2010
70
‘Door crisis in VS valt voor Peking motor stil’, Het Financieele Dagblad, 10-08-2011
34
werd Peking neergezet als muntmanipulator eerste klas. De voorzitter van de U.S.-China
Commission, Dan Slane, beschuldigde China van het breken van de belofte om de yuan te
laten zweven, negen jaar geleden gedaan tijdens China’s toetreden tot de WTO. Het rapport
riep ook op tot het ontwikkelen van nieuwe methoden om het protectionisme van Peking te
tackelen. Het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken reageerde na het uitkomen van dit
rapport furieus. Washington moest zich met zijn eigen zaken bemoeien en sprak zelfs van
een Koude Oorlog mentaliteit van het Amerikaanse Congres. De Verenigde Staten moeten
eerst hun eigen problemen oplossen, voordat ze anderen fouten gaan verwijten, aldus het
Chinese Ministerie.71
Een studie van het Economic Policy Institute claimt dat het Amerikaanse handelstekort met
China heeft geleid tot een verlies aan 2,4 miljoen Amerikaanse banen in de periode tussen
2001 en 2008.72 Een verhoging van de yuan zal volgens dit rapport leiden tot een significante
stijging van het aantal banen. Vanwege het Chinese wisselkoersbeleid proberen Aziatische
buurlanden ook hun munt te manipuleren om zo te kunnen concurreren met Chinese
goederen. Dit betekent dat de Amerikaanse export naar geheel Azië wordt geraakt. De yuan
is volgens de studie zeker 40% ondergewaardeerd. Een stijging van de yuan en andere
Aziatische munten zou volgens het Peterson Institute for Internationale Economics voor 1,2
miljoen banen zorgen. 73 De bekende Amerikaanse econoom Paul Krugman betoogt zelfs dat
de ondergewaardeerde yuan een molensteen is voor het herstel van de wereldeconomie.
Volgens hem zorgt de ondergewaardeerde yuan voor een wereldwijde daling van het GDP
van 1,4%, waarbij vooral de arme landen worden geraakt. 74
Onlangs is er ook een specifiek onderzoek naar de wisselkoers van de Chinese yuan
verschenen. Volgens dit rapport zijn de gevolgen niet alleen negatief. De Amerikaanse
consument en Amerikaanse bedrijven die gebruik maken van Chinese producten zijn
spekkoper. Bovendien blijft de rente op Amerikaanse staatsobligaties relatief laag, omdat
71
‘US congressional report says China manipulates its currency’, Washington Post, 17-11-2010
Economic Policy Institute, Unfair China Trade Costs Local Jobs 2.4 Million Jobs Lost, Thousands Displaced in
Every U.S. Congressional District (Briefing Paper #260, 23-03- 2010)
73
Fred Bergsten, Testimony before the Committee on Ways and Means, US House of Representatives, March
24, 2010.
74
‘Krugman also estimates that China’s currency policy has caused 1.4 million job losses in the United States’,
New York Times, 14-03-2010
72
35
China blijft kopen. Toch wegen deze voordelen niet op tegen de nadelen voor de
Amerikaanse export en staatsschuld. Volgens het rapport zou China zich moeten richten op
de binnenlandse vraag. Daartoe moet de wisselkoers worden losgelaten, want een duurdere
yuan zal de non-export industrieën in China stimuleren en de import uit bijvoorbeeld de
Verenigde Staten een stuk goedkoper maken. Het zijn daarbij niet alleen de Amerikaanse
belangen die op het spel staan. Ook de wereldwijde economie staat op het spel. De onbalans
die door de valutamanipulatie wordt gecreëerd is volgens het rapport de belangrijkste
oorzaak van de wereldwijde economische crisis. Bovendien is het in het langetermijnbelang
van China zelf.75
4.3.2 Internationaal probleem
De Verenigde Staten staan niet alleen in hun kritiek op het Chinese valutabeleid. De
Europese Unie, India, Brazilië en Singapore hebben zich ook verschillende keren
uitgesproken voor een spoedige opwaardering van de Chinese munt. De genoemde landen
hebben ook last van het feit dat de exporten vanuit China sneller groeien dan naar China
toe. Op diverse G20 toppen riepen deze landen China op om de binnenlandse consumptie
op te voeren door de yuan in waarde te laten stijgen. Naar aanleiding van deze oproepen,
begin 2010, benadrukte de Chinese onderminister van Handel Fu Ziying dat zijn land niet zal
buigen voor internationale druk. ‘Een besluit tot hervorming van het beleid wordt in Peking
genomen, op Chinese inschattingen van de economische omstandigheden.’76 In interne
rapporten stelt het Internationaal Monetair Fonds (IMF) dat de koers van de yuan meer dan
20 procent onder de marktwaarde ligt. Het Chinese handelsoverschot bedroeg daardoor in
2010, naar schatting van het IMF, 450 miljard dollar. Dat biedt het eigen land
werkgelegenheid, maar brengt banen om zeep in andere delen van de wereld.77
Uit een rapport van de Bank voor Internationale Betalingen, BIS, blijkt dat de mondiale
economie uit balans is. Volgens de BIS moet er in de Verenigde Staten een einde worden
gemaakt aan het ruime monetaire en fiscale beleid. Aan de andere kant moeten in China de
lonen en prijzen omhoog via de wisselkoers. Alleen op die manier kunnen de beide landen
75
China’s Currency: An analysis of the Economic issues (Congressional Research Service, 03-08-2011)
‘Internationale druk op Chinese valutabeleid neemt sterk toe’, Het Financieele Dagblad, 23-04-2010
77
‘Druk op Obama om China's muntbeleid te pareren’, De Volkskrant, 17-03-2010
76
36
hun respectievelijke handelstekorten en overschotten reduceren. Als de Chinezen rijker
worden en minder concurrerend, kunnen de Verenigde Staten via de export uit de crisis
groeien. Dat is een gezondere weg dan te groeien via de accumulatie van nog meer schuld,
aldus de BIS.78 Met het oog op de groei van hun exportsectoren bleef China de Verenigde
Staten sponsoren, die op hun beurt de binnenlandse vraag op peil proberen te houden door
de overheidsbestedingen fors op te voeren. Volgens Trichet is een handelsoorlog niet ver
weg als dit escaleert.79
4.3.3 Geschiedenis
De problematiek rond de wisselkoersen ontstond niet van de een op de andere dag. Toen
China nog een onbelangrijke rol speelde in de wereldeconomie, vormde de wisselkoers van
de Chinese yuan geen probleem; zelfs in de jaren tachtig en negentig leek het
onwaarschijnlijk dat de waarde van de yuan een dagelijks punt van discussie zou worden in
het politieke debat en de media-analyse in Amerika. Maar als gevolg van de economische
groei van China en de groeiende onderlinge economische afhankelijkheid tussen Amerika en
China werd dit ooit zo geheimzinnige onderwerp tot een dagelijkse controverse, waarbij de
Amerikaanse frustraties (en de Chinese verdenkingen met betrekking tot Amerikaanse
bedoelingen) in steeds dringender taal werden geuit. 80
Begin jaren ’80 was de yuan enorm overgewaardeerd op een waarde van 2,8 yuan ten
opzichte van de dollar. Dit was in een tijd dat de Chinese export een relatief klein deel van
het Chinese BNP uitmaakte. Peking was in die tijd vooral gefocust op goedkope import om
de infrastructuur te ontwikkelen. Toen de exportsector spectaculair ging groeien,
devalueerde Peking de yuan in zes fases tot 5,32 yuan ten opzichte van de dollar in 1993. In
1994 werd de yuan plotseling opgewaardeerd tot 8,7 yuan ten opzichte van de dollar.81
Peking verbond de yuan vanaf dat moment aan de dollar. Vanaf 1994 tot juli 2005 steeg of
daalde de yuan in gelijke tred mee met de dollar en hield een vaste waarde van 8,28 yuan
ten opzichte van de dollar. Met dit beleid moest een stabiele omgeving voor de export en
een gezond investeringsklimaat worden gecreëerd. Dit beleid wordt in het beginstadium
78
‘Landen houden elkaar in wurggreep’, Het Financieele Dagblad, 28-06-2011
Ibidem
80
Henry Kissinger, Over China (Amsterdam, 2011), p.474
81
James Rickard, Currency wars, the making of the next global crisis (Londen, 2011) p. 101
79
37
door veel ontwikkelingslanden gehanteerd. Pas in 2005 besloot Peking dat er verandering
moest komen in de op export gericht economie. Geleidelijk zou de wisselkoers worden
aangepast. Toen de kredietcrisis groteske vormen begon aan te nemen krabbelde Peking
echter terug. De Chinese export daalde namelijk met 11,3% in 2008 en met 15,9% in 2009.
Duizenden op export gerichte ondernemingen gingen failliet en 20 miljoen Chinezen
verloren hun baan. Na een herstel in 2010 begon Peking weer met het flexibiliseren van de
wisselkoers. Volgens James Rickards deden ze dat kort voor de G20 top in Toronto in juni
2010 om de issue zoveel mogelijk van de agenda te krijgen.82
In het begin was die wisselkoers niet zo’n groot probleem. In 1997 bedroeg het Amerikaanse
handelstekort met China maar $50 miljard maar het explodeerde richting 2006 naar $234
miljard. Senator Charles E. Schumer van New York trok toen direct aan de bel en betoogde
dat Amerika met dit begrotingstekort zijn polsen langzaam aan het doorsnijden was, en hij
wees daarvoor één schuldige aan: China.83 Wanneer een Chinees bedrijf producten
exporteert moet het de verdiende dollars namelijk inleveren bij de People’s Bank of China
(PBOC) in ruil voor Chinese yuans. Wanneer een exporteur dollars nodig heeft om
buitenlandse producten te kopen kan hij ze niet krijgen. De PBOC stelt precies het aantal
dollars beschikbaar om de jaarlijkse import te bekostigen, de rest wordt op de bank
bewaard. Zo heeft Peking een voorraad buitenlands geld opgebouwd ter waarde van 3200
miljard. Peking moest daarvoor wel eenzelfde hoeveelheid yuans printen om de dollars op te
kopen. En door haar gedrag dwong ze de Fed om ook dollars te printen, wat zorgt voor een
neerwaartse spiraal. Met al die opgekochte dollars ging Peking vervolgens Amerikaanse
staatsobligaties opkopen om de handel met de Verenigde Staten nog een extra impuls te
geven, de afzetmarkt werd immers gefinancierd. De Verenigde Staten en China zijn daarmee
opgesloten in een financiële omhelzing van een triljoen dollar, aldus de schrijver van het
boek Currency Wars, James Rickards.84
Gezien de vele belangen was het voor Bush, maar ook voor Obama moeilijk om hard in te
grijpen. Een aantal bilaterale ontmoetingen met China liep op niets uit. Vervolgens koos
82
James Rickard, Currency wars, the making of the next global crisis (Londen, 2011), p. 113
Ibidem, p. 106
84
Ibidem, p. 107
83
38
Washington voor de G20 om de valutaoorlog met China tot een goed einde te brengen. Zo
kon men met gelijkgestemde landen optrekken want China is eerder geneigd te luisteren
naar een grote groep belangrijke landen dan naar de Verenigde Staten alleen. Na elke G20
ontmoeting sinds 2010 steeg de waarde van de yuan telkens een klein beetje, maar het was
niet afdoende.85 Omdat de diplomatieke weg niet vruchtbaar bleek, wanneer het ging om
het verhogen van de Chinese yuan, zette de Verenigde Staten een extra wapen in:
‘quantitative easing’ (QE), kwantitatieve geldverruiming. De eerste keer dat de Amerikanen
gebruik maakten van dit wapen was in 2009 en de tweede keer was eind 2010. Door gebruik
te maken van de QE werd er inflatie gecreëerd ten koste van ieder ander land in de wereld.
In de meest simpele vorm uitgelegd is QE gewoon het extra printen van geld om zo de
economie te stimuleren. Omdat de yuan is gekoppeld aan de dollar heeft deze QE niet alleen
effect op de Amerikaanse maar ook op de Chinese economie. Wanneer de Fed extra geld
bijmaakt wordt er direct meer geïmporteerd en verdwijnen er bovendien veel extra dollars
naar China, omdat daar hogere winsten te behalen zijn dan in de Verenigde Staten. Deze
extra dollars moeten naast de gebruikelijke hoeveelheid dollars worden verwerkt door de
People’s Bank of China. Daarvoor moeten dus extra yuans worden gedrukt. China moest dus
steeds meer yuans bijdrukken om de vaste wisselkoers ten opzichte van de dollar te
handhaven. Voor de Verenigde Staten had het bijdrukken weinig consequenties vanwege de
economische dip maar in een booming economie als die van China werkte het gierende
inflatie in de hand. Binnen korte tijd stegen in China de prijzen de pan uit.
Door de ondergewaardeerde koers van de yuan exporteerde China deflatie naar de
Verenigde Staten. Amerika exporteerde met de QE nu inflatie naar China. Een hoge inflatie
in China zorgt ervoor dat de kosten daar stijgen, waardoor de exporterende industrie minder
competitief wordt. Daarmee hadden de Verenigde Staten, zij het via een andere weg, toch
zijn gewenste concurrentieverbetering.86 Hiermee dwong Washington Peking om na te
denken over een gecontroleerde verhoging van de yuan. De inflatie die nu plaatshad is
namelijk een stuk minder goed te controleren en zorgt op korte termijn voor sociale onrust.
Inflatie was tenslotte ook een van de katalysatoren voor de protesten op het
Tiananmenplein in 1989. De voorzitter van de Fed, Bernanke, verdedigde zijn beleid door te
85
86
James Rickard, Currency wars, the making of the next global crisis (Londen, 2011) p. 114
Ibidem, p. 136
39
zeggen dat de Aziatische landen en vooral China het zichzelf aan kan rekenen, omdat ze
geweigerd hebben hun munt op te waarderen ten opzichte van de dollar.87
4.3.4 Vooruitzicht
Peking beseft dat het op termijn de eigen binnenlandse vraag moet stimuleren om een extra
motor aan te zwengelen en de economische groei duurzamer te maken. Die strategie vergt
vele jaren, zo niet decennia. Als gevolg van de QE leiden hoge investeringen en het ruime
monetaire beleid in China tot oplopende schulden bij lokale overheden en het opblazen van
zeepbellen in de vastgoedmarkt. Ook stijgen de prijzen op andere terreinen. De
consumentenprijzen zijn het afgelopen jaar flink gestegen, tussen de 5 en 10%. Een
voormalig lid van het monetaire beleidscomité van de Chinese Centrale Bank en een
vooraanstaand econoom, Yu Yongding, stelt dat China zijn economie snel moet hervormen
en de yuan vrij moet laten zweven. ‘Een ontwikkelend land, met een gemiddeld inkomen per
hoofd van de bevolking dat onder de honderdste plaats in de wereld staat, dat geld uitleent
aan ’s werelds rijkste land, is niet redelijk’, schrijft hij. ‘De wisselkoers van de yuan moet zo
snel mogelijk tot stand komen door marktkrachten. China had dat al lange tijd geleden
moeten doen. Er kan niet langer geaarzeld worden. Het komt ook ten goede aan de
wereldwijde economie.’88 Ook vanuit het bankwezen klinken soortgelijke geluiden. Volgens
econoom Wei Yao van Société Générale is dit het moment voor China om de yuan
voorzichtig te ontkoppelen. Tegelijkertijd huivert China voor de opwaardering van zijn munt,
aangezien een duurdere yuan de exportpositie schaadt. En export is van vitaal belang voor
China. Maar een flexibelere yuan betekent wel dat er minder interventies van de Chinese
Centrale Bank zullen plaatsvinden en dat de dollarreserves in een lager tempo worden
vergroot. Volgens Yao zullen zorgen over de economische groei en de werkgelegenheid
voorkomen dat er direct drastische maatregelen worden getroffen. ‘Maar we zien de politiek
kantelen. Misschien gaan we snel naar een sterkere en flexibelere yuan.’89
Inmiddels heeft China duidelijk gemaakt dat het haar munt tegen 2015 volledig
converteerbaar wil maken. De yuan moet dan vrij inwisselbaar zijn op de internationale
87
James Rickard, Currency wars, the making of the next global crisis (Londen, 2011) p. 137
‘Het is tijd dat de yuan gaat drijven’, Het Financieele Dagblad, 16-08-2011
89
Ibidem
88
40
markt. Het voornemen de yuan vrij te laten zweven, zou de grootste beleidswijziging van
Peking zijn sinds drie decennia geleden privaat ondernemerschap werd toegestaan. Veel
analisten vermoeden echter dat het heel wat langer dan vier jaar zal duren voordat Peking
zover is. Omdat de financiële markten op dit moment allesbehalve stabiel zijn, zullen de
Chinezen niet snel de controle over hun munt opgeven.90
Een andere, misschien wel belangrijkere reden om de waardestijging van de munt te
beperken is dat Peking bijzonder bevreesd is in dezelfde val te trappen als Japan deed eind
1985. Na jaren beschuldigd te zijn van valutamanipulatie tekende Tokio destijds het Plaza
Akkoord, waarbij overeengekomen werd dat de yen zou aansterken tegenover de dollar. Een
half jaar later was de munt 45% duurder. Er ontstond vervolgens een enorme toestroom van
geld naar Japan en in combinatie met ongebreidelde kredietverstrekking leidde dit tot
geweldige zeepbellen op de land-, vastgoed- en aandelenmarkten. Die barstten begin jaren
negentig, waarna er een periode van deflatie en stagnatie aanbrak die Japan tot op de dag
van vandaag niet te boven is gekomen.91
Toen Wen Jiabao in september 2010 aan een Amerikaans publiek uitlegde waarom China zijn
munt niet drastisch zou opwaarderen, gebruikte hij sociale in plaats van financiële
argumenten: ‘Jullie hebben geen idee hoeveel Chinese bedrijven failliet zouden gaan. Er zou
grote onrust ontstaan. Alleen de Chinese premier heeft zoveel druk te dragen. Dit is de
realiteit.’92 Toch zullen de huidige inflatiecijfers hem waarschijnlijk anders doen besluiten.
Feit is dat beide landen hun beleid met hand en tand zullen verdedigen. Mocht hij toch
besluiten om de yuan her te waarderen zoals beloofd, dan nog zullen de Amerikanen niet
tevreden zijn. De oneerlijke concurrentie door middel van valutamanipulatie is maar één van
de twee problemen. Het Chinese staatsbedrijf vormt het andere probleem.
90
‘Yuan volledig converteerbaar in 2015’, Het Financieele Dagblad (09-09-2011)
‘Amerikaanse Senaat begaat fout met ramkoers over Chinees valutabeleid’, Het Financieele Dagblad, 15-102011
92
George W. Bush, ‘Remarks following discussions with premier Wen Jiabao and a exchange with reporters’,
Public papers of the presidents of the United States (Washington, 2006), p. 1701
91
41
4.4 Cnooc vs. Unocal
Gary Locke’s tweede opdracht was daarom om de Chinese staatsbedrijven aan te pakken. Dit
fenomeen stond zes jaar geleden al op de agenda. Op 22 juni 2005, deed het Chinese
(staats)bedrijf, Cnooc Limited, een bod van 18,5 miljard dollar op de Unocal Corporation.
Unocal was een meer dan honderd jaar oude Amerikaanse energiegigant met grote olie- en
gasreserves in Noord Amerika en Azië. Het plotselinge bod, het grootste ooit gedaan door
een Chinees bedrijf, veroorzaakte een schok in het internationale bedrijfsleven. Het
overschaduwde alle voorgaande Chinese boden voor overnames en was bovendien de
eerste poging van China om een Amerikaanse energiegigant over te nemen. Daarnaast
zochten ze de competitie met Chevron, Amerika’s tweede energiegigant, die ook een bod op
Unocal had gedaan. Hoewel er van beide kanten werd betoogd dat het ging om een
financiële transactie draaide het uiteindelijk om een politiek steekgevecht en niet om het
beste bod. De Republikeinen in het Congres en de Senaat sprongen als kikkers uit een doos.
Het kon namelijk niet zo zijn dat kostbare Amerikaanse energiereserves zomaar indirect in
handen van Peking zouden vallen. De Amerikaanse wetgever haalde alles uit de kast om de
deal tussen Cnooc en Unocal te kunnen blokkeren.93
In het verleden was het voor buitenlandse bedrijven wel mogelijk om grote Amerikaanse
energiebedrijven te kopen. In 1990 kocht het Venezuelaanse staatsbedrijf Petroleos de
Venezuela bijvoorbeeld Cities Service (nu CITGO). Het bod van Cnooc kwam echter op een
moment dat de Amerikanen met steeds meer argwaan naar China’s groeiende economische
macht keken. Bovendien steeg de prijs van olie de pan uit. Deze twee feiten hadden ook een
versterkend effect op elkaar. China dat steeds meer ging consumeren werd gezien als een
van de oorzaken achter de stijgende olieprijzen. De strijd rondom Unocal viel dan ook samen
met de opkomst van de wijdverbreide idee dat de hoeveelheid olie misschien niet
toereikendheid was voor de stijgende wereldwijde vraag.94
De steeds grotere afhankelijkheid van olieimport zorgde voor een extra motivatie voor de
Amerikanen om Unocal hoe dan ook binnen de nationale boord te houden. Door de verkoop
van Union 76 was Unocal in 2005 misschien niet meer de belangrijkste speler op de
93
94
Michael T. Klare, Rising powers, shrinking planet, the new geopolitics of energy (New York, 2009), p. 1
David L. Goodstein, Out of Gas (New York, 2004) p. 15
42
Amerikaanse markt maar het bezat desalniettemin grote onaangeboorde olie- en gasvelden
in Azië en Noord-Amerika, waardoor het een aantrekkelijke overnameprooi was voor ieder
bedrijf of land dat op zoek was naar extra reserves. Vooral met het oog op de toekomstige
schaarste. In Azië hadden ze een reserve van 1,7 miljard vaten en Unocal maakte zich
daarmee bijzonder aantrekkelijk voor een overname door de Chinezen.95
Het bod van Cnooc kwam op een moment dat de toekomst van Unocal al in kannen en
kruiken was. In april 2005 had Chevron namelijk een bod van 16,5 miljard dollar gedaan. Er
waren ook andere bieders, maar die kwamen lang niet aan het bod van Chevron. Er gingen
zelfs stemmen op dat Chevron teveel betaalde voor Unocal. Chevron had de reserves echter
hard nodig, want de eigen reserves raakten hoe langer hoe meer uitgeput. De deal was dus
zo goed als beklonken.96 Zoals verwacht keurde de Amerikaanse overheid het bod van
Chevron al snel goed. Alleen de aandeelhouders moesten haar eindoordeel nog uitspreken
over de fusie. Zes weken voor dit beslissende moment gebeurde er evenwel iets
ongebruikelijks. Er kwam een andere partij in beeld: Cnooc uit China. Op het hoofdkantoor
van Chevron, maar ook in Washington werd geschokt gereageerd. De New York Times
opende met de kop ‘Capital nearly speechless on big China bid’. ‘Administration officials and
many lawmakers were almost tongue-tied about the implications of the sale’, zo luidde de
ondertitel. Terwijl Amerikaanse ambtenaren veelvuldig spraken over de voordelen van de
toegenomen Chinees-Amerikaanse handel, had volgens de Times niemand verwacht dat een
Chinees bedrijf een zo belangrijk Amerikaans energiebedrijf over kon nemen. 97 Cnooc
benadrukte expliciet dat het ging om een commerciële transactie. Cnooc was een zijtak van
het Chinese staatsbedrijf China National Offshore Oil Corporation, en was al enige tijd bezig
met het overnemen van buitenlandse energiebedrijven. Ze onderscheiden zich ook door hun
westerse manier van zakendoen.98 De bestuursvoorzitter, Fu Chengyu stuurde zelfs speciaal
een brief naar het bestuur van Unocal om deze filosofie te benadrukken. Daarnaast wees hij
op het volledig in cash over te maken bod dat voor de aandeelhouders bijzonder positief uit
95
‘Chinese firm is said to be eyeing Unocal’, LA Times, 17-01-2005
‘In deal for Unocal, Chevron gambles on high prices’, Wall street journal, 10-08-2005
97
‘Capital nearly speechless on big China bid’, New York Times, 24-06-2005
98
‘After earlier fumbles, Cnooc uses wall street tactics in Unocal bid’, Wall street journal, 27-06-2005
96
43
zou pakken. Fu beloofde tevens om alle Amerikaanse werknemers in dienst te houden en gaf
aan te willen nadenken over andere concessies richting de aandeelhouders van Unocal.99
Chevron zag zich plotseling geconfronteerd met een echte concurrent. In plaats van het
eigen bod te verhogen lanceerde Chevron een politiek tegenoffensief. Het vroeg de
Amerikaanse overheid goed te kijken naar de geopolitieke implicaties van het bod. Daarmee
werd in de eerste plaats gelijk veel tijd gewonnen. Deze geopolitieke implicaties en het feit
dat het nog lang zou duren voordat de deal rond was werden ook op het bordje van de
aandeelhouders van Unocal gelegd. Vooral het rekken van de deal was belangrijk, want het
maakte de kans op succes kleiner en de aandelen konden in de tussentijd in waarde dalen.
Chevron had dus tijd gewonnen en had dus extra mogelijkheden om de politiek te masseren.
Ze huurden de bekende lobbyist Wayne L. Berman in, die een sleutelfiguur is binnen de
Federalist Group, een Republikeinse lobbyorganisatie die nauwe banden onderhield met de
regering Bush. Ook lobbyist Drew Maloney, voormalig medewerker van de leider van de
Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden, Tom DeLay, maakte onderdeel uit van het
Chevronteam met nog een aantal toonaangevende figuren.100
Vanaf dat moment werd het een politiek steekspel in plaats van een zakelijke conflict. Het
mocht dan het grootste bod ooit zijn, uitgebracht op een Amerikaans bedrijf, het waren de
politieke aspecten in plaats van de financiële die de krantenkoppen domineerden. Het bod
van Cnooc werd steeds meer afgeschilderd als een Chinees masterplan om een economische
wereldmacht ten koste van de Verenigde Staten te worden. De hele deal schoof zo steeds
meer richting het thema nationale veiligheid. Omdat energiezekerheid cruciaal is voor de
Amerikaanse economie werd het bod steeds meer een bedreiging voor de nationale
veiligheid.101 Zes dagen na het bod van Cnooc bracht het Kamerlid Joe Barton van Texas,
voorzitter van de Energy and Commerce committee, het fenomeen van nationale veiligheid
onder de aandacht. Hij zond een brief naar president Bush, waarin hij opriep de deal te
blokkeren. ‘We urge you to protect American national security by ensuring that vital U.S.
energy assets are never sold to the Chinese government.’102 Twee dagen later werd er door
99
‘Chinese oil giant in takeover bid for US company’, New York Times, 23-06-2005
‘The big tug of war over Unocal’, New York Times, 06-07-2005
101
Ibidem
102
‘Republicans urge White House to review Cnooc’s Unocal bid’, Wall Street journal, 29-05-2005
100
44
een grote groep Republikeinen en Democraten een resolutie aangenomen met een verzoek
aan de president om het Chinese bod naarstig te onderzoeken op economische en
veiligheidstechnische consequenties. Daarbij werd vermeld dat Cnooc, in een tijd van
energieschaarste, belangrijke energiebronnen van Unocal richting het Chinese regime zou
kunnen sluizen. Dat zou het Amerikaanse belang ernstig schaden.103 De regering Bush was
ronduit voorstander van vrijheid op het gebied van handel en investeringen, een van de
kenmerken van de Washington Consensus. Die principes gingen in het debat over
energiezekerheid en veiligheid totaal ten onder. Bovendien namen de Chinezen het ook niet
zo nauw op het gebied van vrijhandel dus waarom zouden de Amerikanen zich wel zo
coulant op moeten stellen, zo was de algehele stemming. Tegen eind juli waren er
verschillende wetten ingediend die het Chinese bod op allerlei manieren probeerden te
dwarsbomen. Ook de media en de publieke opinie waren inmiddels totaal op de hand van
Chevron.104
Fu Chengy van Cnooc was bijzonder verbaasd. ‘I didn’t expect so many people would be so
sensitive to this’. Hij deed tenslotte niets illegaals en ‘was following a system that was set up
by leading Western countries, especially the U.S.’105 Fu probeerde het tij nog te keren maar
het kwaad was al geschied. Als andere landen zich niet aan de Washington Consensus
hielden, dan kregen ze te maken met een protectionistisch Amerika. De doodsteek kwam
toen het Witte Huis door het parlement werd gedwongen om een vier maanden durend
onderzoek te doen naar China’s energiebeleid alvorens het Cnooc bod zelf te onderzoeken.
Het feit dat de aandeelhouders van Unocal binnen twee weken het Chevron bod af konden
ronden, maakte het bod van Cnooc steeds minder aantrekkelijk. Cnooc had inmiddels ook
wel door dat het dit politieke spel niet kon winnen en hield de eer aan zichzelf. Op 2
augustus maakte Cnooc daarom bekend dat het afzag van haar bod.106 Acht dagen later
accepteerden de aandeelhouders van Unocal het bod van Chevron. De zaak Unocal ging als
een gedenkwaardige clash de geschiedenisboeken in. Het vormde de eerste grote botsing
tussen Washington en Peking, waarin Washington zijn eigen principes in de ijskast zette ten
faveure van het eigen belang. De relatie tussen Washington en Peking kreeg die dag een
103
House Resolution 344, 30-06-2005
‘US public is hostile to Cnooc bid’, Wall street journal, 14-07-2005
105
‘Cnooc faces wall of opposition from US’, Financial Times, 08-07-2005
106
‘Cnooc drops offer for Unocal, exposing US-China tensions’, Wall street journal, 03-08-2005
104
45
duidelijk kader. De Amerikaanse tolerantie met betrekking tot de machtsaspiraties van
Peking kwamen hiermee vast te staan. Feit is dat de Peking Consensus een reactie oproept
bij de Amerikanen, waarbij Washington de eigen principes uit eigen belang soms even
buitenspel zet en daarmee steeds meer op Peking gaat lijken.
46
5.
Conclusie
47
5. Conclusie
Samuel P. Huntington schreef eind jaren ’90 het boek Botsende Beschavingen.107 In zijn
studie stelde hij dat de culturele en religieuze identiteit van mensen de belangrijkste bron
van conflict zou worden in de periode na de Koude Oorlog. Botsende beschavingen zouden
de wereldpolitiek gaan overheersen en de breuklijnen tussen beschavingen zouden de
gevechtslinies van de toekomst zijn. De ideologische en economische verschillen zouden in
de ogen van Huntington minder van belang zijn. Echter, zoals we gezien hebben in deze
studie, maakt de economische visie op de wereld wel degelijk ook onderdeel uit van de
culturele identiteit van een land. Deze visie verschilt namelijk sterk per beschaving. Zo
hebben we gezien dat de economische visie van Peking, de zogenaamde Peking Consensus,
zich sterk onderscheidt van de economische visie van Washington, de zogenaamde
Washington Consensus. De botsing tussen deze twee doctrines vormde de basis van deze
studie.
Aan de ene kant hebben we de Verenigde Staten als pleitbezorger van de Washington
Consensus. De Verenigde Staten die de wereldeconomie vanaf halverwege de twintigste
eeuw domineren. Aan de andere kant hebben we China als pleitbezorger van de Peking
Consensus. Een China dat sterk in opkomst is en volgens velen de eenentwintigste eeuw op
economisch vlak gaat overheersen. Of dit laatste gaat gebeuren is afhankelijk van een groot
aantal factoren. Zowel in binnen- als buitenland zijn er veel problemen die het hoofd moeten
worden geboden. Feit is dat China als tweede grootste economie ter wereld al een stevige
vinger in de pap heeft en daarmee van grote invloed is op het reilen en zeilen van de
wereldeconomie. We kunnen dus niet om China heen, wat er ook gebeuren gaat. Bovendien
heeft China een eigen mening wanneer het gaat om hoe een staat is opgebouwd en hoe
deze staat zich gedraagt binnen die wereldeconomie. Enerzijds is die mening gebaseerd op
pragmatisme en anderzijds op superioriteitsgevoelens. China heeft namelijk een kleurrijke
en machtige geschiedenis. Tot 300 jaar geleden was het de rijkste en vooruitstrevendste
beschaving ter wereld. Het Westen heeft de macht vanaf die tijd weliswaar overgenomen,
maar het tij lijkt weer te keren. Het oude superioriteitsgevoel kan dus weer uit de kast. Maar
China is er nog niet en daarom proberen ze door eigen pragmatische regels op te stellen
weer aan te sluiten bij de economische wereldtop die vrijwel louter westers van origine is.
107
Samuel Huntington, Botsende beschavingen, cultuur en conflict in de 21e eeuw (Antwerpen, 2006)
48
De eigen regels van Peking worden door Washington beschouwd als protectionistisch. Ze
botsen met de Washington Consensus die staat voor vrijhandel en een zo klein mogelijke rol
van de staat. China mag dan toegetreden zijn tot de WTO, het bevoordeelt nog steeds haar
eigen (staats)bedrijven en beïnvloedt de valutakoers om zo de concurrentie met het westen
aan te kunnen gaan. Washington probeert in reactie op dit beleid Peking te overtuigen van
de economische westerse waarden. Omdat deze oproep vaak aan dovemansoren is gericht
begint Washington de Volkrepubliek met eigen wapens te bestrijden. Zo hebben we gezien
dat een overname van Unocal, door het Chinese Cnooc, door de Amerikaanse politiek werd
geneutraliseerd
uit
protectionistische
overwegingen.
Zo
werd
ook
de
Chinese
valutamanipulatie beantwoord met het aanzetten van de geldpers in de Verenigde Staten,
waardoor de inflatie in China gierend uit de hand ging lopen.
In de inleiding werd Kenneth Waltz al aangehaald. Hij schreef dat conflicten ontstaan
doordat één staat de verandering die een andere probeert te maken tracht te weerstaan. Dit
zijn de momenten waarop angst, afgunst en overmoed de boventoon voeren en leiden tot
conflicten. De duivel zit volgens Waltz in de transitie. De vraag is natuurlijk hoe het conflict
tussen Washington en Peking zich verder gaat ontwikkelen. Zal China zich meer gaan neigen
naar de Washington Consensus of zal Washington zich steeds meer gaan bemoeien met de
markt door protectionistisch en unilateraal op te treden? Of gaat een van de twee onder in
het geweld, net zoals Rusland ten onder ging ten tijde van de Koude Oorlog?
5.1 Opkomende macht
De laatste 500 jaar van de economische wereldgeschiedenis werd gedomineerd door sterke
handelsnaties. Al deze economische grootmachten zijn er dankzij een mercantilistische
politiek in geslaagd om zich in het centrum te plaatsen van de economische globalisering. De
eerste fase van hun groei werd telkens opnieuw gekenmerkt door strikte politieke sturing,
overheidssteun aan de industrie en beschermende maatregelen voor de binnenlandse
markt. Gaandeweg volgde een periode van geleidelijke opening voor buitenlands kapitaal en
nieuwe technologieën. De enorme productiestijging leidde in een later stadium tot een
agressief handelsbeleid ten aanzien van de rest van de wereld. Kolonialisme en imperialisme
waren daar het summum van. Nadat de binnenlandse economie voldoende slagkracht had
ontwikkeld om zich op de wereldmarkt te bewijzen, volgde een luid pleidooi voor vrijhandel
49
en open grenzen. Voorbeelden zijn talrijk. De Hollanders lanceerden hun pleidooi voor ‘vrije
zeeën’ pas nadat de handelscompagnieën de Spaanse en Portugese overheersing in Azië met
geweld en bedrog hadden doorbroken. De Gouden Eeuw van Holland was ondenkbaar
zonder de ambitieuze plannen van de stadhouders. De Britse econoom Adam Smith oogstte
pas succes met zijn ‘free trade’ betoog nadat zijn landgenoot Thomas Mun een eeuw eerder
werd gevolgd in zijn pleidooi voor protectionisme en een strikte industriële planning. De
Amerikanen die in de twintigste eeuw de wereld overweldigden met hun neoliberale
politiek, hebben hun sterke economische positie voor een groot deel te danken aan
Alexander Hamilton, die aan het einde van de achttiende eeuw met zijn mercantilistische
beleid de basis legde van de economische groei.108
De harde en bij momenten imperialistische opstelling van deze illustere voorgangers is
echter niet voor herhaling vatbaar. China moet zich veel voorzichtiger gedragen. Om te
beginnen is het land voor zijn ontwikkeling veel meer afhankelijk van buitenlands kapitaal
dan bijvoorbeeld Holland in de zestiende eeuw of Engeland in de achttiende eeuw. Ook het
kolonialisme van beide of het imperialisme van de Verenigde Staten zijn vooralsnog
ondenkbaar. Peking is veeleer aangewezen op overtuigingskracht en consensus om aan
invloed te winnen. Die overtuigingskracht put het in eerste instantie uit zijn eigen
binnenlandse groeimodel. In tegenstelling tot de bemoeizuchtige houding van de westerse
grootmachten beweert China dat het de eigenheid van elk land respecteert. Het ijvert
bijvoorbeeld niet voor snelle pijnlijke liberaliseringsoperaties, maar breekt een lans voor
geleidelijkheid.109
Met een overtuigende nieuwe speler op het toneel wordt het in ieder geval moeilijker om
tot een akkoord te komen over de toekomst van de globalisering. Tot nu toe werden de
beslissingen dikwijls opgedrongen door een aantal grote spelers via instellingen zoals het
IMF, de WTO enzovoort. Door de opmars van China is dit niet langer mogelijk. Peking nam
bijvoorbeeld het voortouw in de oppositie tegen het voorstel van Europa en de Verenigde
Staten om landen te verplichten hun dienstensector bloot te stellen aan buitenlandse
108
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
251
109
‘The Washington Consensus and the Beijing Consensus’, People’s daily, 08-06-2005
50
concurrentie. China wil ook niet langer dat de wereldwijde internetcommunicatie
gedomineerd blijft door de Verenigde Staten. De Chinese regering wil bijvoorbeeld eigen
technische regels voor media zoals televisie, gsm en internet die ingaan tegen de bestaande
standaarden.110 Verder worden ook de internationale handelsregels aangevochten. China wil
af van diverse richtlijnen op het gebied van kinderarbeid, milieubescherming, bio-ethiek,
kwaliteitsbescherming, enzovoort. Dergelijke meningsverschillen dreigen de globalisering
onbestuurbaar te maken. Daarbij komt dat de toegenomen concurrentie de verschillende
landen gevoeliger maakt voor relatieve verliezen. Ook al wordt de wereldwijde welvaart
groter, de onrust in verscheidene economische sectoren zet overheden zwaar onder druk
om niet langer toe te geven aan het Chinese charmeoffensief.
Op dezelfde wijze loopt ook het veiligheidsoverleg grote risico’s. Ondanks de toenemende
interactie en militaire samenwerking werd in Azië nog nooit zoveel geld uitgegeven aan
bewapening. Tegenstrijdige belangen maken het bovendien zeer moeilijk om pariastaten
zoals Myanmar en Noord-Korea tot de orde te roepen. Voorlopig is er geen sprake van
chaos, maar van zoete anarchie. Gewapende conflicten tussen de oude en de nieuwe
hoofdrolspelers zijn op korte termijn onwaarschijnlijk. Wat we vandaag zien, betreft mogelijk
echter maar het begin van de internationale herordening. China heeft immers nog lang niet
de capaciteit om voluit te gaan.111
Het succes van de Peking Consensus en de steeds luidere kritiek op de Westerse dominantie
resulteert in een zeer competitief internationaal klimaat. Europa en Amerika zien in dat zij
steeds minder bereiken met hun huidige pleidooi voor vrije handel en internationale
rechtvaardigheid. Verscheidene landen hebben hun politieke contract met het westen
verbroken en proberen nu om een onafhankelijke positie in te nemen die toelaat meerdere
machtspolen tegen elkaar uit te spelen.112
110
‘China’s push for standards unites US, EU’, Wall Street journal, 21-06-2006
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
254
112
Ibidem, p. 253
111
51
5.2 Toekomstperspectief
De toekomst is afhankelijk van zowel Peking als Washington. Maar naar aanleiding van deze
studie kunnen we concluderen dat Washington vooral reactief is, wanneer het gaat om de
ontwikkelingen in China. Daarom is de toekomst vooral afhankelijk van hoe China zich
politiek en economisch gaat ontwikkelen.
Schrijver Jonathan Holslag, van het boek Achter de schermen van het Chinese groeimodel,
denkt bijvoorbeeld niet dat China de idee van vrijhandel omver wil werpen. Integendeel. Het
ultieme doel van het huidige Chinese economische beleid is volgens hem om het land
voldoende competitief te maken zodat het zich op lange termijn kan meten met de grote
jongens.113 Hier en daar gebruikt Peking zelf reeds het principe van vrije handel om andere
landen te dwingen tot openheid in sectoren waarin China uitblinkt. De Volksrepubliek wil de
markteconomie dus niet bevechten, maar wenst er deel van uit te maken, weliswaar
stapsgewijs en op eigen tempo. Volgens Holslag heeft Peking een aantal opties. Volgens hem
gaat de partijtop zijn economische ambities niet bijstellen, want daarmee zou het zijn eigen
falen toegeven. Een agressievere rol van de overheid in de buitenlandse handel sluit hij ook
uit. Deze aanpak zou China’s geloofwaardigheid als investeringsmarkt verder beschadigen.
De politieke elite kan ook op zoek gaan naar een nieuwe legitimiteitsbasis. In plaats van
economische groei zou de partijtop het belang van stabiliteit kunnen benadrukken en
inspelen op de vrees voor een nieuwe periode van chaos en ontreddering. Of het daarmee
succes zal oogsten, is ook twijfelachtig. Een vierde mogelijkheid betreft het afschuiven van
de politieke verantwoordelijkheid. Nu reeds probeert de centrale leiding de zwarte piet door
te spelen naar de lokale autoriteiten en wijst zij een aantal politici aan als zondebok. Deze
strategie zal de werkelijke problemen echter maar voor korte tijd kunnen verdoezelen en zal
ten koste gaan van de samenhang binnen de partij. Rest de mogelijkheid van een externe
zondebok, een buitenlandse bliksemafleider voor de binnenlandse problemen. Dat met een
dergelijke strategie de economische ontwikkeling verder in het gedrang komt, lijdt geen
twijfel. Feit is dat Peking reeds herhaaldelijk heeft ingespeeld op het negatieve sentiment
van de samenleving ten aanzien van bijvoorbeeld Japan en de Verenigde Staten. Wanneer de
partij werkelijk in de hoek wordt gedreven en moet kiezen voor zelfbehoud, blijft de
113
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
251
52
terugkeer naar negatief nationalisme een voor de hand liggende optie.114 Met een nog
stringentere Peking Consensus tot gevolg.
Volgens Holslag zal Peking uiteindelijk toch proberen de gemoederen te bedaren en op
goede voet met Washington blijven. China zal zich proberen economisch onmisbaar te
maken. Daarvoor zal het de consumenten in Amerika blijven sponsoren door zich verder in
te kopen in de Amerikaanse schatkist. Het zal ernaar streven om belangrijke Amerikaanse
concerns te verankeren in de Chinese markt door lucratieve concessies toe te kennen en nog
meer te investeren in toestellen van Boeing en software van Microsoft. Het behouden van
de economische interdependentie moet ervoor zorgen dat de Verenigde Staten minder snel
geneigd zijn hun toevlucht te zoeken tot vijandige economische, diplomatieke of militaire
maatregelen die het Chinese groeiproject kunnen schaden. Anderzijds streeft Peking ernaar
om zich op lange termijn minder kwetsbaar te maken voor een vijandige Amerikaanse
politiek. Dit begint natuurlijk bij het creëren van meer binnenlandse koopkracht en het
aanboren van nieuwe afzetmarkten om de afhankelijkheid van uitvoer naar Amerika te
limiteren. China zal echter nog voor zeer lange tijd afhankelijk blijven van de bemiddelde
consumenten aan de andere kant van de Stille Oceaan.115
De visie van Holslag is een positieve. Uiteindelijk zal China zich wel voegen naar de regels van
het westen om zijn huidige groeicurve niet te verstoren. Maar is dat wel zo gemakkelijk te
stellen? Wat gebeurt er wanneer China zijn onafhankelijkheid bereikt? In het derde
hoofdstuk van deze studie hebben we gezien dat, volgens de traditionele zienswijze, de rest
van de wereld in dienst staat van de ontwikkeling van China tot grootmacht.116 China zal in
deze visie steeds meer buitenlandse bedrijven gaan gebruiken voor eigen ontwikkeling. De
joint venture, jarenlang de enige bedrijfsvorm voor buitenlandse investeringen, bood alle
gelegenheid aan de Chinese partner om er met de door de buitenlandse partner ingebrachte
technologie vandoor te gaan. Deze systematiek zal zich kunnen doorzetten. De rol van
buitenlandse bedrijven wordt dan steeds meer een dienende, zoals het vazalstaten betaamt.
China zal zijn systeem echter aan niemand opleggen, maar gezien haar omvang en starheid
114
Ibidem, p. 255
Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p.
196
116
Jan van der Putten, Verbijsterend China (Amsterdam, 2011), p. 296
115
53
zullen andere landen zich moeten schikken naar de grillen van Peking. China zal de
basisregels van de wereldeconomie alleen naleven als het zo uitkomt. Dat proberen wel
meer landen, maar uiteindelijk zijn ze bereid de regels te aanvaarden. Het internationale
handelssysteem is gebaseerd op wederzijds voordeel. China let vooral op het voordeel voor
zichzelf. China mag dan wel lid geworden zijn van allerlei internationale organisaties, maar
die afstandelijke grondhouding jegens de buitenwereld verlies je niet zomaar.117
Concluderend kunnen we stellen dat een superieur en pragmatisch China zich eigengereid
zal blijven opstellen. Hoe meer economische en politieke macht Peking zal vergaren hoe
dominanter ze zich zal gaan gedragen op het wereldtoneel en vice versa. Dat blijkt ook uit
een artikel van president Hu Jintao, dat hij recent publiceerde in het blad Op zoek naar de
waarheid van de Chinese Communistische partij. In dit artikel waarschuwt hij voor vijandige
machten die proberen het land te verwestelijken. Hij pleit ervoor dat China meer zijn best
moet doen om zijn invloed in andere landen te versterken. Volgens hem blijven de kracht
van de Chinese cultuur en de invloed van het land in het buitenland nog ver achter bij de
internationale status van het land.118 Daarmee zien Washington en het westen zich dus
geconfronteerd met een pedante tegenhanger die waarschijnlijk alleen met eigen wapens
kan worden bestreden. De balans tussen beide doctrines zal, weliswaar afhankelijk van
China’s economische progressie, waarschijnlijk naar de Peking Consensus gaan overhellen. In
de nabije toekomst heeft de rest van de wereld wellicht geen andere keus dan mee te doen
aan de globalisering met Chinese karakteristieken. 119
117
‘Chinezen voelen zich door het Westen vernederd’, De Volkskrant, 19-11-2011
‘President vreest verwesterlijking China’, NU.nl, 02-01-2012
119
Jan van der Putten, Verbijsterend China (Amsterdam, 2011), p. 302
118
54
Literatuur
Bush, George W., Remarks following discussions with premier Wen Jiabao and an exchange
with reporters, in: Public papers of the presidents of the United States (Washington, 2006),
p. 1701
Chan, G., China’s compliance in global affairs (Londen, 2006)
Economic Policy Institute, Unfair China Trade Costs Local Jobs 2.4 Million Jobs Lost,
Thousands Displaced in Every U.S. Congressional District, Briefing Paper #260, (23-03- 2010)
Fairbank, J.K.; Goldman, M., China: A new history (Cambridge 2006)
Fukuyama, Francis, The end of history and the last man (New York, 1992)
Friedman, George, De wereld in 2100, voorspellingen voor de komende 100 jaar (Houten,
2009)
Goodstein, David L., Out of Gas (New York, 2004)
Holslag, Jonathan; Geeraerts, Gustaaf, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel
(Brussel, 2006)
Hufbauer, G., Wong, Yee, US-China trade disputes (Washington, 2006)
Huntington, Samuel, Botsende beschavingen, cultuur en conflict in de 21 e eeuw (Antwerpen,
2006)
Jonker, Ed, Historie, over de blijvende behoefte aan geschiedenis (Assen, 2001)
Kissinger, Henry, Over China (Amsterdam, 2011)
55
Klare, Michael T., Rising powers, shrinking planet, the new geopolitics of energy (New York,
2009)
Lubman, S., The Dragon as Demon: images of China on Capitol Hill (2004)
Mackinder, H.J., The geographical pivot of history (1904), in: The geographical journal
(december, 2004)
Mahbubani, Kishore, The new Asian hemisphere (New York, 2008)
Nolan, P., China and the global economy (New York, 2001)
Pei Minxin, China’s trapped transition: the limits of developmental autocracy (Cambridge,
2008)
Putten, Jan, van der, Verbijsterend China (Amsterdam, 2011)
Ramo, Joshua Cooper, The Beijing Consensus (The foreign policy center, 2004)
Report to congress of the U.S.-China economic and security review commission (Washington,
2010)
Report to congress of the U.S.-China economic and security review commission (Washington,
2011)
Reychler, Luc, Democratic Peace Building and Conflict Prevention (Leuven, 1999)
Rickard, James, Currency wars, the making of the next global crisis (Londen, 2011)
Segal, Gerald, Does China matter, in: Foreign Affairs (oktober, 1999)
Unctad, Review of maritime transport (New York, 2005), p. 33
56
Wang Jisi, China’s search for stability with America, in: Foreign Affairs (september/oktober
2005)
Williamson, John: What Washington Means by Policy Reform, in: Williamson, John (ed.):
Latin American Readjustment: How Much has Happened, Washington: Institute for
International Economics 1989
Wolf, Martin, Fixing global finance, how to curb financial crises in the 21st century (Totton,
2010)
Xiaoping, Deng, A new approach in stabilizing the world situation, in: Collected works of
Deng Xiaoping (Peking, 1984)
Zakaria, Fareed, De wereld na Amerika (Amsterdam, 2008)
Zhang, Tiejun, China: towards regional actor and world player (Londen, 2005)
Artikelen
‘After earlier fumbles, Cnooc uses wall street tactics in Unocal bid’, Wall street journal, 2706-2005
‘Amerikaanse senaat begaat fout met ramkoers over Chinees valutabeleid’, Het Financieele
Dagblad, 15-10-2011
Bergsten, Fred, Testimony before the Committee on Ways and Means, US House of
Representatives, March 24, 2010
‘Capital nearly speechless on big China bid’, New York Times, 24-06-2005
‘China’s Currency: An analysis of the Economic issues’, Congressional Research Service, 0308-2011
57
‘China Exim bank puts foreign trade on sound footing’, China Daily, 17-05-2005
‘China’s push for standards unites US, EU’, Wall street journal, 21-06-2006
‘China verlaagt de groeiverwachting naar 7%’, Het Financieele Dagblad, 28-02-2011
‘China verwijt VS protectionisme’, De volkskrant, 15-03-2010
‘China vreest valutawet’, Het Financieele Dagblad, 13-10-2011
‘Chinese Amerikaan voor VS naar Peking; Gary Locke verwacht als ambassadeur’, NRC
Handelsblad, 08-03-2011
‘Chinese firm is said to be eyeing Unocal’, LA Times, 17-01-2005
‘Chinese oil giant in takeover bid for US company’, New York Times, 23-06-2005
‘Chinezen voelen zich door het Westen vernederd’, De Volkskrant, 19-11-2011
‘Cnooc drops offer for Unocal, exposing US-China tensions’, Wall street journal, 03-08-2005
‘Cnooc faces wall of opposition from US’, The Financial Times, 08-07-2005
‘De Chinese arrogantie’, De Volkskrant, 03-12-2011
‘Door crisis in VS valt voor Peking motor stil’, Het Financieele Dagblad, 10-08-2011
‘Druk op Obama om China's muntbeleid te pareren’, De Volkskrant, 17-03-2010
‘Een 'banaan' als nieuwe Amerikaanse ambassadeur in China’, Trouw, 16-08-2011
58
‘Internationale druk op Chinese valutabeleid neemt sterk toe’, Het Financieele Dagblad, 2304-2010
‘Het is tijd de yuan gaat drijven’, Het Financieele Dagblad, 16-08-2011
House Resolution 344, 30-06-2005
‘In deal for Unocal, Chevron gambles on high prices’, Wall street journal, 10-08-2005
‘Krugman also estimates that China’s currency policy has caused 1.4 million job losses in the
United States’, New York Times, 14-03-2010
‘Landen houden elkaar in wurggreep’, Het Financieele Dagblad, 28-06-2011
‘New U.S. Envoy Urges China to Relax Business Restrictions’, New York times, 20-09-2011
‘Obama nominates John Bryson to be Commerce secretary’, USA Today, 31-05-2011
‘President vreest verwesterlijking China’, NU.nl, 02-01-2012
‘Protectionist talk brew in China’, Wall street journal, 04-04-2006
‘Republicans urge White House to review Cnooc’s Unocal bid’, Wall street journal, 29-052005
‘Testimony of chairman Alan Greenspan’, Dept. of state, Washington file, 23-06-2005
‘The big tug of war over Unocal’, New York Times, 06-07-2005
‘The struggle of the champions’, The Economist, 08-01-2005
‘The Washington Consensus and the Beijing Consensus’, People’s daily, 08-06-2005
59
‘US congressional report says China manipulates its currency’, Washington Post, 17-11-2010
‘US public is hostile to Cnooc bid’, Wall street journal, 14-07-2005
‘US should rethink its trade policy’, China daily, 28-03-2006
‘Yuan volledig converteerbaar in 2015’, Het Financieele Dagblad, 09-09-2011
Websites
Doelstellingen van de Chinese Eximbank:
http://english.eximbank.gov.cn/profile/intro.shtml
Belangrijkste buitenlandse eigenaren van Amerikaanse staatsobligaties:
http://www.treasury.gov/resource-center/data-chart-center/tic/Documents/mfh.txt
60
Download