Begeleider: Dr. C.P.M. Klep Botsende Doctrines Washington Consensus vs. Peking Consensus J.P. Kos 0266515 december 2011 1 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1. Inleiding 4 2. Supermacht China? 8 2.2 Binnenland 2.3 Buitenland 2.4 Invloed 3. Van Washington Consensus naar Peking Consensus 14 3.1 Superioriteit 3.2 Pragmatisme 3.3 Uitvoering 3.3.1 Staatsbemoeienis 4. Botsende Doctrines 26 4.1 Onderlinge verhoudingen 4.2 Nieuwe Ambassadeur 4.3 Valutaoorlog 4.3.1 Rapporten 4.3.2 Internationaal probleem 4.3.3 Geschiedenis 4.3.4 Vooruitzicht 4.4 CNOOC vs. Unocal 5. Conclusie 47 5.1 Opkomende macht 5.2 Toekomstperspectief Literatuur 55 2 Voorwoord Na een bijzonder zware bevalling ligt er een kloeke studie voor u. Als man zal ik het nooit weten, maar nu dan toch een beetje. Het baren van een kind schijnt buitengewoon moeilijk en pijnlijk te zijn, maar als het kind in de armen ligt, is de moeder alles weer vergeten. Na het afronden van deze scriptie is de scribent ook niet meer bezig met het verleden maar kijkt uit naar een uitdagende toekomst. Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar mijn ouders die mij altijd hebben gesteund tijdens mijn studie en de daaraan gerelateerde zoektocht naar mijn bestemming, in meerdere opzichten. Daarnaast wil ik mijn begeleider, Christ Klep, in het bijzonder bedanken voor zijn begeleiding tijdens de scriptie maar ook zeker wanneer het gaat om stageplekken en wat dies meer zij. Zijn hulp was onontbeerlijk voor een succesvolle afronding van mijn studietijd. Utrecht, december 2011 3 1. Inleiding 4 1. Inleiding Kenneth Waltz, een van de grootste strategische denkers van deze tijd, schreef dat conflicten ontstaan doordat één staat de verandering die een andere probeert te maken tracht te weerstaan. Dit zijn de momenten waarop angst, afgunst en overmoed de boventoon voeren en leiden tot conflicten. De duivel zit volgens Waltz in de transitie.1 Binnen de context van de Koude Oorlog kreeg Waltz’ theorie praktisch vorm toen het westers liberaal kapitalisme in conflict kwam met het communisme van de Sovjetunie. Het feit dat de westerse wereld als winnaar uit dit conflict kwam betekende niet alleen een militaire maar ook een ideologische overwinning, waarmee volgens sommigen het einde van de geschiedenis werd ingeluid.2 Het als enige overgebleven Amerikaanse model werd vervolgens een voorbeeld voor iedere staat of samenleving, aldus de voorstanders. Democratie en een vrije markt hadden het tenslotte op meerdere vlakken gewonnen van een repressieve socialistische eenpartijstaat. Echter, het wereldwijd implementeren van het Amerikaanse model, ook wel aangeduid als de Washington Consensus, leverde de afgelopen twintig jaar niet altijd een onverdeeld succes op. Bovendien heeft de recente economische crisis zijn wissel getrokken op de geloofwaardigheid van het westerse systeem. Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat het Amerikaanse model zijn onaantastbaarheid verloor en dat er ruimte kwam voor alternatieve modellen. Gezien de succesvolle ontwikkelingen in het land van de rijzende zon lijkt China de kar van dit alternatieve model te gaan trekken. De Washington Consensus heeft hiermee concurrentie gekregen van de zogenaamde Peking Consensus. Dat het alternatieve model de Chinese signatuur draagt is echter niet zo logisch als dat het lijkt. Dit model heeft namelijk geen onbevlekte geschiedenis. Mao’s ‘Great Leap Forward’ en de Culturele revolutie verliepen desastreus. De weinig succesvolle staatsbedrijven en de repressieve overheid waren nu niet direct een aantrekkelijk voorbeeld voor de rest van de wereld, behalve dan voor andere dictatoriale regimes. Dit veranderde in het jaar 1978. Geheel tegen de Chinese isolationalistische traditie in, combineerde Mao’s opvolger, Deng Xiaoping, het Chinese model met het westerse model door de Chinese economie te openen voor de wereld, terwijl het autoritaire regime werd gehandhaafd. Dit resulteerde tot op de 1 2 Luc Reychler, Democratic Peace Building and Conflict Prevention (Leuven, 1999) Francis Fukuyama, The end of history and the last man (New York, 1992) 5 dag van vandaag in jaren van ongeëvenaarde groei. Na het ‘vrijwillige’ aftreden van Deng Xiaoping in 1992 werd het project van modernisering verder uitgebreid. Op 11 december 2001 werd China zelfs volwaardig lid van de World Trade Organization (WTO), waarmee het zich definitief verankerde in de wereldeconomie. Bijkomend effect was dat China zich met deze stap een geloofwaardig, onafhankelijk alternatief toonde voor de hegemoniale Washington Consensus. Het naast elkaar bestaan van het Chinese en het Amerikaanse model lijken de relevantie van Waltz’ theorie nieuw leven in te blazen. Er zijn immers twee staten die hun model c.q. ideologie proberen te verdedigen waarbij angst, afgunst en overmoed niet ontbreken. Dientengevolge lijkt een conflict in de maak. Dat hier een kern van waarheid in zit blijkt uit de soms weinig verhullende teksten die gehoord worden in de omgeving van Capitol Hill. Voormalig fractieleider van de Republikeinen, Tom DeLay, beschrijft China als ‘een achterlijk en corrupt anachronisme dat geleid wordt door afgeleefde tirannen die vasthouden aan hun terminale regime.’3 Bovendien noemt de China Economic Review and Security Commission, een onderzoekscommissie van het Congres, de commerciële banden met China ‘het meest oneerlijke partnerschap ter wereld’ en dat ‘China’s obstinate houding leidt tot schade bij Amerikaanse bedrijven, arbeiders en de gehele gemeenschap.’4 Bovenstaande quotes voeden tevens de idee dat de neiging bestaat de transitie te zien als een nulsomspel met louter winnaars en verliezers. De Volksrepubliek profiteert van de globalisering, terwijl Amerika zijn aandeel in de wereldeconomie ziet krimpen. Dit gedachtegoed wordt versterkt door een stortvloed aan cijfers die door onderzoeksbureaus en allerhande media de wereld in worden geslingerd. Terwijl Amerika en het westen sinds 2007 lijden onder een wereldwijde economische crisis, blijft China schijnbaar onaantastbare groeicijfers presenteren. In het recent gepresenteerde twaalfde vijfjarenplan mikt China op een economische groei van 7 % per jaar. Dat is een verlaging van 1 % ten opzichte van de voorbije jaren.5 Naast deze gouden economische cijfers wint Peking ook op diplomatiek en militair vlak aan invloed. Terwijl het westen, in het bijzonder Washington, verstrikt zit in de spreekwoordelijke moerassen van Irak en Afghanistan speelt Peking ook op die andere 3 S. Lubman, The Dragon as Demon: Images of China on Capitol Hill (2004), p. 541 Report to congress of the U.S.-China economic and security review commission (Washington, 2010) 5 ‘China verlaagt de groeiverwachting naar 7%’, Het Financieele Dagblad, 28-02-2011 4 6 vlakken de rol van het ultieme alternatief, waarbij eigen tekortkomingen handig worden weggemoffeld. Deze studie richt zich juist op dit ultieme alternatief, gecoördineerd vanuit Peking. Daarbij zal worden gekeken naar het hoe en waarom van de Peking Consensus: Waarom speelt Peking het ultieme alternatief, en hoe geeft ze hier handen en voeten aan. Vervolgens wordt bekeken hoe Washington reageert op dit alternatieve model en wat de gevolgen daarvan zijn. Maar voordat deze zaken aan nader onderzoek worden onderworpen moet natuurlijk eerst duidelijk worden in hoeverre China een opkomende supermacht is. Dat is namelijk bepalend voor de slagkracht van de Peking Consensus. De invloed van de Peking Consensus is afhankelijk van het succes van China. In het daaropvolgende hoofdstuk zullen de begrippen ‘Washington Consensus’ en ‘Peking Consensus’ gedefinieerd en verduidelijkt worden. Hoe zijn ze ontstaan, wat betekenen ze precies en waar botsen ze met elkaar. Op basis van dit theoretisch kader zullen twee recente casussen uit de praktijk, waar de botsing tussen de Washington Consensus en de Peking Consensus duidelijk naar voren komt, nader worden onderzocht. Hierbij zullen de valutaoorlog tussen China en de Verenigde Staten, en de mislukte overname van de Amerikaanse oliegigant Unocal door het Chinese (staats)bedrijf Cnooc, dienen als te onderzoeken casussen. De uitkomsten van dit onderzoek naar de twee botsingen uit de praktijk moeten antwoord geven op de volgende vraag: Welke invloed heeft de Peking Consensus op de Washington en vice versa? In de conclusie zal tevens worden ingegaan op de consequenties van deze wederzijdse beïnvloeding, voor nu en in de toekomst. 7 2. Supermacht China? 8 2. Supermacht China? ‘The rise of the West transformed the world. The rise of Asia will bring about an equally significant transformation.’ Zo begint Kishore Mahbubani zijn boek The new Asian hemisphere.6 Hierin beschrijft hij de in zijn ogen onvermijdelijke machtsverschuiving van het Westen naar het Oosten. Mahbubani heeft 279 pagina’s nodig om te betogen dat China het allemaal heeft afgekeken van zijn kleine broertje Singapore. Deze stadstaat heeft namelijk de best werkende westerse waarden en principes op het gebied van economie verbonden met oosterse waarden en normen, en dat alles gecombineerd met een autoritaire staatsvorm. Deze ultieme mix, die is overgenomen door China, zal zorgen voor een onvermijdelijke machtsverschuiving van het westen naar het oosten. Deze machtsverschuiving betekent tevens een terugkeer naar traditionele verhoudingen. De afgelopen twee eeuwen van westerse dominantie waren in de ogen van Mahbubani namelijk één grote historische afwijking. Zijn overtuiging stoelt hij op de buitengewoon hoge economische groeicijfers van Azië in het algemeen en die van China in het bijzonder. Volgens Jeffrey Sachs, de man achter de millenniumdoelen van de Verenigde Naties, is ‘China het succesvolste ontwikkelingsverhaal in de wereldgeschiedenis’. De schaal van de verandering in China is bijna onvoorstelbaar. China groeit al bijna dertig jaar met 9 procent per jaar, het snelste groeitempo van een grote economie in de geschiedenis. Dit betekent dat de omvang van de economie in dertig jaar elke acht jaar is verdubbeld. China exporteert nu op één enkele dag meer dan het exporteerde in het hele jaar 1978. In dezelfde periode heeft het ongeveer vierhonderd miljoen mensen van de armoede verlost, de grootste ‘reddingsoperatie’ die ooit ter wereld heeft plaatsgevonden. Het inkomen van de gemiddelde Chinees is bijna verzevenvoudigd. 7 De Volksrepubliek is inmiddels de tweede economie ter wereld en Chinese steden als Sjanghai zijn de nieuwe economische centra op deze aarde. Van Hongkong tot Shenyang wordt de kuststrook afgezoomd door een opzichtige compositie van hoge torens, gigantische fabriekshallen en ontelbare betonnen wooneilanden voor de massa’s arbeidskrachten die daar hun arbeid goedkoop verkopen. Gesterkt door zulke statistieken 6 7 doen academici en bewindslieden Kishore Mahbubani, The new Asian hemisphere (New York, 2008) Fareed Zakaria, De wereld na Amerika (Amsterdam, 2008) 9 wereldwijd voorspellingen die wijzen op één uitkomst: de eenentwintigste eeuw wordt de eeuw van China. Desalniettemin wijzen niet alle neuzen eenzelfde kant op. Er gaan ook stemmen op die het tegendeel beweren. Deze sceptici betogen dat de Volksrepubliek haar status van supermacht nog lang niet op zak heeft. Om dit te onderbouwen wijzen ze op de enorme verschillen binnen China op het vlak van ecologie, etniciteit, economie en politiek. De geschiedenis van China als staat wordt dan ook grotendeels gekenmerkt door een permanente strijd om deze gigantische, maar diverse ruimte. Verbrokkeling van de bevolking die haar bewoonde kon met moeite worden afgewend. Deng Xiaoping nam dan ook een gok toen hij China’s grenzen openstelde, waardoor het internationaal handel kon drijven. Door welvaart te creëren hoopte hij binnenlandse conflicten te voorkomen. Tot op heden is Peking in die missie geslaagd. Het heeft de rust bewaard zonder de controle te verliezen over de buitengewesten. Echter, sinds het openstellen van de Chinese economie is de kloof tussen de kustregio’s en de binnenlanden alleen maar gegroeid. Peking gaat er nu gevoeglijk vanuit dat het mogelijk zal zijn om de middelen van de rijkere kustgebieden geleidelijk naar het binnenland over te hevelen. Zonder dat het daarbij op verzet stuit vanuit de kuststreek en onrust in het binnenland veroorzaakt.8 2.1 Binnenland Dat dit geen sinecure zal blijken lijkt evident. Om dit te bewerkstelligen moet de economie namelijk onbeperkt en met astronomische cijfers blijven groeien. Dat is geen enkel ander land ooit eerder gelukt. Bovendien worden er door verscheidene economen kritische kanttekeningen geplaatst bij de duurzaamheid van de economische groei in China. Het gaat immers niet alleen om een spectaculaire groei van het bruto nationaal product of de export. Waar het voor China om draait, is het scheppen van nieuwe banen. Er zijn 200 tot 300 miljoen boeren die een nieuwe baan in de industrie of in de dienstensector nodig hebben. Jaarlijks worden er ongeveer elf miljoen banen gecreëerd dus zal deze klus minimaal 20 tot 30 jaar duren alvorens deze geklaard is. Naast de boerenbevolking staan ook miljoenen andere burgers te dringen voor werk. Volgens overheidscijfers kwamen er recent naar schatting 21 miljoen werkzoekenden bij, dat is dus los van de boeren die massaal naar de 8 George Friedman, De wereld in 2100 (Houten, 2009) p.99 10 stad trekken.9 Het gevolg is dat de werkloosheid toeneemt ondanks de buitengewone groei van het BNP. China’s banen groeien dus niet in gelijk tempo met de economische groei. Men heeft door technologische ontwikkelingen ook steeds minder arbeidskrachten nodig om een bepaald product te fabriceren en daardoor is economische groei op zichzelf geen garantie voor meer werkgelegenheid. Het stijgende BNP zorgt bovendien niet noodzakelijkerwijs voor meer koopkracht. Door de inflatie wordt het dagelijkse leven steeds duurder. Vooral de migrantenarbeiders in de steden hebben daardoor veel moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Tot slot blijft het de vraag of de regering er werkelijk in zal slagen om de industriële productie landinwaarts naar de arme provincies te verhuizen. Vooral buitenlandse investeerders moeten op termijn keuzes maken en het is lang niet zeker of zij het Chinese binnenland verkiezen boven aantrekkelijke locaties zoals Vietnam of de oostkust van India. Daar kosten arbeiders gemiddeld vijftig dollar per maand, in plaats van 63 dollar in China. Indien een dergelijke exodus van buitenlandse bedrijven binnen de eerste twintig jaar plaatsheeft, komt de economie zwaar in de problemen. China is immers niet rijp om de productie zelf over te nemen gezien de afhankelijkheid van buitenlandse technologie en afzetgebied. Werkloosheid, inflatie en de ongelijke geografische spreiding van de groei leggen dus een zware hypotheek op de verdere ontwikkeling van China.10 Nu reeds maken deze drie problemen de interne situatie explosief, vooral in de steden. Door de extreme ongelijkheid tussen rijk en arm valt escalatie onder de grote groep werklozen niet uit te sluiten. In combinatie met een steeds groter aantal hooggeschoolde werkloze jongeren gaat van deze groep een enorme mobilisatiekracht uit. Eén vonk kan volstaan om een hele stad in oproer te brengen. De politieke elite erkent dit probleem, maar staat met de handen in het haar. De vraag is hoe Peking in de toekomst weet om te gaan met de hoge verwachtingen enerzijds en de beperkte groeimogelijkheden anderzijds. 2.2 Buitenland Stel dat China er toch in slaagt om de gemoederen te bedaren en langzaam maar zeker te evolueren naar de harmonische samenleving die werd beloofd, dan nog is het niet zeker dat andere landen deze economische opmars blijven tolereren. Zowel in geopolitiek als in 9 ‘China sets goal for urban unemployment’, China daily, 17-12-2011 Pei Minxin, China’s trapped transition: the limits of developmental autocracy (Cambridge, 2008) 10 11 economisch opzicht is deze opmars namelijk problematisch. Bovendien zal de strijd om grondstoffen een cruciale rol spelen. Allereerst is er de geopolitieke factor. Rusland en India zullen een grote Chinese invloed over het Euraziatische continent waarschijnlijk niet aanvaarden. In de negentiende eeuw werd de economische en politieke opmars van Duitsland ook continu verhinderd door landen als Frankrijk en Rusland. Ook toen waren de economische banden sterk maar deze konden niet verhinderen dat het uiteindelijk kwam tot diverse indirecte en direct conflicten. Zo hebben Groot-Brittannië en de Verenigde Staten ook steeds geprobeerd verdeeldheid te zaaien, wanneer een van de continentale staten te machtig werd. 11 Washington en Tokio zullen zich daarom ook niet zomaar neerleggen bij een te machtige positie van China. De draagkracht van de huidige economische globalisering is bovendien niet eindeloos. De wedloop om grondstoffen is veel heviger geworden. Indien alle Chinezen nog maar de helft brandstof verbruikten van wat op dit moment in de Verenigde Staten gangbaar is, dan zouden de wereldwijde oliereserves binnen dertig jaar geheel zijn uitgeput. Het succes van alternatieve energiebronnen is vooralsnog te gering om dit probleem te neutraliseren. Daarnaast groeit de wereldbevolking in zijn geheel razend snel. Het is goed mogelijk dat tegen 2060 het cijfer van tien miljard wordt gehaald. Deze aanwas betekent opnieuw een grote uitdaging voor de verder economische ontwikkeling van onze planeet, met meer ecologische, sociale en politieke stress tot gevolg.12 Tot slot blijft ook de demografische en geografische omvang van China parten spelen. In vergelijking met andere industrielanden heeft China een veel langdurigere groeifase nodig. Als het in zijn opzet slaagt, zal het land zich gespecialiseerd hebben in alle mogelijke sectoren: zware industrie, wetenschappelijk onderzoek, landbouw, hoogtechnologische productie enzovoort. Naast lageloonarbeiders en boeren zal het miljoenen goedbetaalde technici en managers tewerkstellen. Dit betekent zonder meer een vervaging van de wereldwijde arbeidsdeling. China komt in het vaarwater van alle mogelijke landen: ontwikkelingslanden, industrielanden en landen met een uitgebreide dienstensector. Indien 11 12 H.J. Mackinder, ‘The geographical pivot of history (1904)’, The geographical journal, 12-2004 George Friedman, De wereld in 2100 (Houten, 2009) p.103 12 China haar huidige koers doorzet, dan is een zeer vijandig economisch klimaat dus onvermijdelijk.13 2.3 Invloed In 1999 werd er in de Foreign Affairs een artikel gepubliceerd onder de titel ‘Does China Matter’.14 Het antwoord daarop is inmiddels bekend. China is niet meer weg te denken. De steeds groeiende aanwezigheid van Peking beïnvloedt de internationale orde. Zoals eerder vermeld begon Mahbubani zijn boek The New Asian Hemisphere met ‘The rise of the West transformed the world. The rise of Asia will bring about an equally significant transformation.’15 China in het bijzonder kan slagen in zijn ambities maar het kan ook uiteenvallen. Hoe dan ook, Kishore Mahbubani gaat gelijk krijgen. Mocht de Chinese groei doorzetten of afvlakken, de Chinese invloed is allang niet meer weg te denken. Niemand mag dan weten hoe China er over twintig jaar uitziet, feit is dat China’s toenemende economische macht en zijn groeiende status nu al duidelijk maken dat onze toekomst meer dan voorheen door het reilen en zeilen van ’s wereld meest bevolkte land zal worden bepaald. Of het nu gaat om de kopermijnen in Katanga in Congo, de olievelden in Iran, de havendokken van Singapore, Europese onderzoekscentra of de zakenkantoren van Wall Street, overal in de wereld wordt de Chinese aanwezigheid zichtbaarder. 13 Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 257 14 Gerald Segal, ‘Does China matter’, Foreign Affairs, 10-1999 15 Kishore Mahbubani, The new Asian hemisphere (New York, 2008) 13 3. Van Washington Peking Consensus 14 Consensus naar 3. Van Washington Consensus naar Peking Consensus ‘Er is niets nieuws onder de zon’. Deze zinsnede staat geschreven in het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Prediker. Ook wijsgeer Cicero beweerde dat geschiedenis als leermeesteres van het leven fungeerde.16 De hedendaagse historicus vraagt zich echter terecht af of de geschiedenis zich wel herhaalt. De tijden veranderen immers, net als het weer. Los van deze filosofische vraag zijn er natuurlijk wel degelijk parallellen in de geschiedenis te trekken. Zo ook als het gaat om het huidige economische klimaat in met name Europa en de Verenigde Staten. Het westen gaat tegenwoordig gebukt onder een schuldencrisis. Het voert buiten de kaders van dit onderzoek om hier uitvoerig de oorzaken uit de doeken te doen, maar feit is dat overheden jarenlang meer hebben uitgegeven dan er is binnengekomen. Het onbeperkt opbouwen van schulden bleef jarenlang onopgemerkt, totdat de markten, mede als gevolg van negatieve economische perspectieven, geen vertrouwen meer hadden in de terugbetaalcapaciteit van de betrokken landen. Deze vertrouwenscrisis duurt tot op de dag van vandaag voort. Een ongekend aantal economen bestookt de besluitvormers met net zoveel verschillende oplossingen, maar de ultieme oplossing is nog niet gevonden en uitgevoerd. In de jaren ’80 van de vorige eeuw speelde een soortgelijke casus: de Latijns-Amerikaanse schuldencrisis. Ook de Latijns-Amerikaanse landen hadden moeite hun buitenlandse schulden terug te betalen. Deze landen, waaronder vooral Brazilië, Argentinië en Mexico hadden grote hoeveelheden geld geleend om industrialisatie te bevorderen. Omdat ze in de jaren ’70 een uitermate snelle economische groei doormaakten hadden ze geen problemen met het aantrekken van geld. Echter, toen de rentes als gevolg van een wereldwijde recessie stegen konden de Latijns-Amerikaanse landen plotseling niet meer aan hun verplichtingen voldoen. Toen Mexico in 1982 stopte met afbetalen, was het vertrouwen van de markten helemaal verdwenen en moesten andere Latijns-Amerikaanse landen torenhoge rentes betalen. Hierdoor kwamen ook zij in de problemen. Net als tijdens de huidige schuldencrisis bemoeiden internationale organisaties als het IMF zich met de probleemlanden. Terwijl zowel de Verenigde Staten als Europa nog over relatief machtige instrumenten als de FED en de ECB beschikken, waren de Latijns-Amerikaanse landen eigenlijk volledig overgeleverd aan de grillen van het IMF en de Wereldbank. Alleen onder strikte voorwaarden konden de 16 Ed Jonker, Historie, over de blijvende behoefte aan geschiedenis (Assen, 2001) 15 probleemlanden geld lenen van deze instellingen. Over deze Latijns-Amerikaanse economische crisis en de genomen maatregelen schreef de Wereldbankeconoom John Williams in 1989 een analyse in een beleidsbundel voor hervormingen in Latijns-Amerika.17 Hij zette in tien punten uiteen hoe dergelijke landen moeten worden hervormd om weer succesvol te worden. Dit hervormingspakket is bekend komen te staan als de Washington Consensus en werd sindsdien gepromoot door instituten als het IMF, de Wereldbank en de Amerikaanse regering. De tien geboden van de Washington Consensus staan volgens John Williams voor ‘verstandig macro-economisch beleid, gerichtheid naar buiten en vrije markt kapitalisme’.18 De belangrijkste voorwaarden voor een succesvol draaiende economie zijn volgens hem fiscale discipline, gerichte uitgaven van de overheid, een goed belastingsysteem, een door de markt bepaalde variabele wisselkoers, een liberaal handelsbeleid, een liberaal investeringsklimaat, privatisering van staatsbedrijven en deregulering. Deze voorwaarden waren volgens hem typisch voor het succesvolle westerse systeem. Door de overheidsuitgaven alleen te richten op duurzame onderdelen als onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur kan er een gezonde fiscale balans ontstaan. Daarnaast moet de internationale handel zoveel mogelijk worden gestimuleerd door de eigen markt open te stellen voor buitenlandse investeringen en concurrentie. Dit kan door middel van variabele wisselkoersen en import- en investeringsliberalisering. Daarnaast was het snijden in regelgeving volgens John Williams positief voor de private sector die hierdoor ongebonden zijn concurrentiepositie op het wereldtoneel kan verstevigen. De overheid moet bovendien zoveel mogelijk privatiseren. Enerzijds om de overheidsuitgaven te verlichten, anderzijds omdat de private industrie over het algemeen een stuk efficiënter is, en dus goedkoper en meer concurrerend dan staatsbedrijven.19 Naast de Washington Consensus als hervormingspakket heeft de term in de loop van de tijd ook een andere lading meegekregen. De term Washington Consensus is een verzamelnaam geworden voor het westerse neoliberale, kapitalistische marktdenken, waarbij de rol van de 17 John Williamson, ‘What Washington Means by Policy Reform’, Williamson, John (ed.): Latin American Readjustment: How Much has Happened, (Washington, 1989) 18 Ibidem 19 Ibidem 16 markt centraal staat en de rol van de overheid zoveel mogelijk moet worden beperkt. Het is de ideologie die volgens velen aan de basis heeft gestaan van de westerse welvaart. Een renderende ideologie dus, ware het niet dat de huidige economische malaise heeft bijgedragen aan een wrange bijsmaak. Gezien haar succes heeft de Washington Consensus over de hele wereld vele volgelingen verzameld, maar is ze er de laatste tijd misschien ook weer wat kwijtgeraakt. Er zijn echter dissidenten die al veel eerder een andere weg in zijn geslagen. Eén daarvan, en dat is direct de belangrijkste, is China. China probeert een eigen uniek antwoord te formuleren op economische vragen en kiest daarbij een ander uitgangspunt: niet de markt, maar de overheid. Deze ideologische benadering van de economie staat ook wel bekend als de Peking Consensus. Joshua Cooper Ramo, consultant bij de denktank van Henry Kissinger, publiceerde in 2004 een geruchtmakend artikel onder de titel ‘The Beijing Consensus’.20 Hij introduceerde daarmee de term Peking Consensus, als tegenhanger van de Washington Consensus. In het artikel beschreef Ramo dat Peking gebruik maakt van kapitalisme met Chinese karakteristieken. Over de precieze invulling bleef hij echter vaag. Het begrip Peking Consensus is daarom door verschillende wetenschappers op net zoveel verschillende manieren ingevuld, waarbij de Chinese staatscontrole over de markt vrijwel altijd werd benadrukt als het belangrijkste kenmerk van de Peking Consensus. Daarmee is echter nog niet duidelijk wat de Peking Consensus concreet inhoudt en waar deze op is gebaseerd. Alvorens de Consensus inhoudelijk uit te leggen moeten we eerste terug naar de basis. 3.1 Superioriteit Voor China begint de toekomst thuis. De gedachte achter de ideologie van de Peking Consensus is in de eerste plaats vooral van historische aard. Het grootste deel van de Chinese geschiedenis wordt gekenmerkt door grandeur. Op zijn allergrootst strekte China zich uit over een continentaal gebied dat veel groter was dan welke Europese staat ook, en had ongeveer de omvang van het continentale Europa. De omvang en variatie van het land binnen deze grenzen versterkten het gevoel dat China een wereld op zichzelf was. De keizer was een universele heerser die aan het hoofd stond van ‘tian xia’, dat ‘alles onder de Hemel’ betekent.21 Vele millennia hoefde China niet om te gaan met andere landen of beschavingen 20 21 Joshua Cooper Ramo, The Beijing Consensus (Foreign Policy Center, 2004) Henry Kissinger, Over China (Amsterdam, 2011), p.25 17 die qua omvang en ontwikkelingsniveau met China te vergelijken waren. Al onder de Songdynastie (960-1279) lag China bijvoorbeeld op het gebied van scheepvaarttechnologie mijlenver voor op de rest van de wereld. De Chinese schepen waren ten tijde van Columbus wel tien keer zo groot als de Europese schepen en zouden voor het keizerrijk een tijdperk van veroveringen en ontdekking hebben kunnen inluiden.22 China verwierf echter geen overzeese koloniën en toonde weinig belangstelling voor landen voorbij zijn kust. De Chinese vloot werd in 1433 abrupt ontmanteld vanwege hernieuwde dreiging aan de noordgrens van China. China was technisch in staat om te domineren, maar staakte zijn ontdekkingsreizen juist toen de westerse interesse op gang kwam.23 Deze ontmanteling, zoals later zou blijken, had grote gevolgen. Hoe het ook zij, het luisterrijke isolement van China bevorderde een bepaald Chinees zelfbeeld. In zijn boek On China, bevestigt Henry Kissinger deze aanname. Chinese elites raakten volgens Kissinger gewend aan de idee dat China uniek was, niet zomaar een grote beschaving te midden van andere grote beschavingen, maar de beschaving zelf. Geleidelijk hadden ze ervoor gezorgd dat naburige samenlevingen in meer of mindere mate het Chinese model benaderden. De wetenschappelijke en technologische prestaties van de Chinezen evenaarden die van hun West-Europese, Indiase en Arabische tegenhangers, en vaak overtroffen ze die.24 Tot aan de Industriële Revolutie was China ook veel rijker dan de Europese staten en was het eeuwenlang de productiefste economie ter wereld.25 Deze superioriteit heeft een niet te onderschatten invloed op de Chinese visie inzake de internationale betrekkingen. Net als de Verenigde Staten meende China dat het een bijzondere rol vervulde. Het omarmde echter nooit de Amerikaanse opvatting van universalisme en poogde de rest van de wereld niet te bekeren. Het beperkte zich tot het stuiten van de barbaren aan de poort. In de Chinese variant van het amerikanisme voerde China zijn denkbeelden niet uit, maar liet ze door andere ophalen. Buurvolkeren profiteerden volgens de Chinezen van contact met China, mits ze de oppermacht van de Chinese regering erkenden. Degenen die dat niet deden, waren barbaren.26 22 J.K. Fairbank; M. Goldman, China: A new history (Cambridge 2006), p. 93 Henry Kissinger, Over China (Amsterdam, 2011), p.27 24 Ibidem, p. 29 25 J.K. Fairbank; M. Goldman, China: A new history (Cambridge 2006), p. 89 26 Ibidem, p. 68 23 18 Aan het einde van de achttiende eeuw was China als rijk op het toppunt van zijn grootsheid. Het hoogtepunt werd echter ook het keerpunt. De rijkdom en omvang van China trokken namelijk de aandacht van westerse rijken en handelsmaatschappijen die ver buiten de grenzen en het voorstellingsvermogen van de traditionele Chinese wereldorde opereerden. Zonder dat de Chinese elites er weet van hadden waren buitenlandse samenlevingen China voorbijgestreefd. Stoomkracht, spoorwegen, nieuwe productiemethoden en technieken voor kapitaalvorming maakten in het westen een enorme toename van de productiviteit mogelijk. De westerse samenlevingen hadden bovendien een enorme expansiedrang en probeerden overal ter wereld westerse gedragsnormen op te leggen, zo nodig met geweld. China was op een gegeven moment ook aan de beurt. De hieruit voortvloeiende confrontatie, die uitmondde in de twee zogenaamde Opiumoorlogen (1839-1860), luidde het verval van het Chinese rijk in, stelde het superieure Chinese wereldbeeld op de proef en sloeg wonden die ruim een eeuw later nog gevolgen hebben.27 Na de vernedering is er namelijk nog maar één gevoelen: dit nooit meer. Toen China vanaf de jaren ‘70 plotseling weer terugkeerde op het wereldtoneel bleef de houding van Peking desalniettemin terughoudend jegens het westen en de rest van de wereld. Totdat in 2007 de kredietcrisis toesloeg. De ineenstorting van de Amerikaanse en Europese financiële markten in 2007 en 2008 deed afbreuk aan het aura van westerse economische bekwaamheid. Het leidde onder de Chinezen tot een nieuwe opvatting: dat er een fundamentele verschuiving gaande was in de structuur van het internationale systeem.28 De Olympische Spelen vormden het symbolische hoogtepunt van deze periode. Juist op het moment dat in het westen de gevolgen van de economische crisis voelbaar begonnen te worden. De Olympische Spelen waren niet alleen een sportevenement, maar werden ook gezien als een bewijs van de wederopstanding van China. De openingsceremonie was daarvoor symbolisch, aldus Kissinger in zijn boek On China: ‘De lichten in het gigantische stadion gingen uit. Om precies acht minuten over acht lokale tijd, op de achtste dag van de achtste maand van het jaar, een tijdstip speciaal gekozen om optimaal gebruik te kunnen maken van dit geluksgetal, verbraken tweeduizend trommels de stilte met één gigantische explosie van geluid en bleven vervolgens tien 27 28 Henry Kissinger, Over China (Amsterdam, 2011), p. 49-50 Ibidem, p. 481 19 minuten lang doorspelen, alsof ze wilden zeggen: ‘Hier zijn we. Jullie kunnen niet meer om ons heen, jullie kunnen ons niet langer negeren of bagatelliseren, maar we zijn bereid om onze beschaving met de wereld te delen.’ Hierna was het wereldwijde publiek een uur lang getuige van voorstellingen over thema’s uit de Chinese cultuur. De periode van Chinese zwakheid en achterstand was officieel ten einde. Peking was weer het centrum van de wereld, en de Chinese beschaving was het onderwerp van ontzag en bewondering.’ 29 3.2 Pragmatisme De superioriteitsgevoelens in combinatie met de vernedering tijdens de Opiumoorlogen hebben de eigengereidheid en het op zichzelf gericht zijn van de Chinezen alleen maar versterkt. Dat verklaart ook voor een groot deel de keuze voor een eigen unieke Peking Consensus. Een volgende vernedering moet in deze visie hoe dan ook voorkomen worden en de grootsheid van China moet hersteld worden. Het is echter niet alleen de geschiedenis die een rol speelt, wanneer het gaat om de keuze voor een eigen Consensus, want voor een deel is het ook gewoon een pragmatische keuze. China beschikt namelijk over onvoldoende slagkracht om de economische reuzen op eigen terrein te verslaan. Waar vrije handel het wapen is van de gevestigde economische grootmachten, moeten opkomende economieën zoals China hun toevlucht zoeken tot andere strategieën en proberen het gebrek aan concurrentiekracht te compenseren met politieke sturing. China moet zich focussen op duurzame economische ontwikkeling. Deze is niet mogelijk zonder een stabiele basis en een vreedzaam internationaal klimaat. Dat is ook de lijn die sinds Deng Xiaoping en tot op heden resoluut wordt aangehouden: ‘We moeten mogelijkheden zoeken om de situatie in de wereld te stabiliseren. De Chinezen zijn niet minder bezorgd om wereldvrede en stabiliteit dan andere landen. We hebben nood aan minstens twintig jaar om ons te concentreren op de binnenlandse groei.’30 China’s buitenlandse beleid heeft de voorbije jaren een hele ontwikkeling doorgemaakt. Het is minder ingesteld op confrontatie en heeft een genuanceerde en zelfverzekerde koers ingeslagen. In plaats van als revolutionaire rebel wil China zich momenteel profileren als 29 Henry Kissinger, Over China (Amsterdam, 2011), p.482 Deng Xiaoping, ‘A new approach in stabilizing the world situation’, Collected works of Deng Xiaoping (Peking, 1984) 30 20 vriendelijke reus en een rustige kracht op het internationale strijdperk. Daarom heeft het afstand genomen van zijn luide pleidooi om de bestaande internationale orde omver te werpen. Zoals geleidelijkheid het credo is van de binnenlandse politiek, zo heerst ook in de Chinese diplomatie de overtuiging dat het nationale belang het beste gediend wordt met een voorzichtige, pragmatische houding. Inmiddels maakt China dan ook gebruik van een constructieve houding ten aanzien van regionale en globale kwesties. Vergeleken met tien jaar terug beweegt het meest bevolkte land ter wereld zich steeds meer binnen de regels van het internationale systeem. Peking beseft dat ze voorlopig met de internationale instellingen, regels en normen zal moeten leren leven als ze een nieuwe isolatie wil voorkomen.31 In haar buitenlandse politiek maakt Peking bovendien op handige wijze gebruik van haar eigen historische identiteit van superioriteit en vernedering. In zijn externe betrekkingen profileert het zichzelf de ene keer als een grootmacht, de andere keer als een ontwikkelingsland dat oneerlijk wordt behandeld door het westen. Zo benadrukte China tijdens de periode van de Koude Oorlog zijn gedeelde ervaring met de ontwikkelingslanden in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Het Chinese volk en de bevolkingen van de overige ontwikkelingslanden waren al lang genoeg blootgesteld aan de onderdrukking en uitbuiting door het westen. Toen de machtsverhoudingen na de Koude Oorlog veranderden neigde Peking steeds meer naar de verantwoordelijke status van grootmacht binnen een internationale samenleving.32 Toch blijft Peking uit pragmatische overwegingen schipperen tussen de twee grootheden van ontwikkelingsland en potentiële grootmacht. Voormalig president van China, Jiang Zemin, zei hierover het volgende in de Washington Post: ‘China heeft een grote bevolking en een zwakke economische basis, zijn ontwikkelingspeil is nog steeds laag en bijgevolg dient het nog altijd bestempeld te worden als een ontwikkelingsland’33 Door China als ontwikkelingsland te beschouwen kunnen de Chinese leiders zich voor de meeste kritiek verschuilen: Economische ontwikkeling en modernisering hebben in een ontwikkelingsland namelijk de hoogste prioriteit. De westerse landen moeten daarom geduld hebben ten aanzien van China’s ontwikkelingen op het vlak van gevoelige domeinen als mensenrechten 31 G. Chan, China’s compliance in global affairs (Londen, 2006) Tiejun Zhang, China: towards regional actor and world player (Londen, 2005), p. 238 33 Ibidem, p. 238 32 21 en milieu. Gezien de fenomenale Chinese groei wordt deze houding in het westen natuurlijk steeds meer als ambivalent ervaren. De sterke zijde van de identiteit is die van China als een potentiële grootmacht. Hoewel Peking nog nooit openlijk heeft verklaard China te willen uitbouwen tot een wereldmacht, zijn er toch wel aanwijzingen dat dit uiteindelijk de bedoeling is. China blijft namelijk hameren op de creatie van een multipolaire wereld waarin het zelf zou figureren als een van de polen. Bovendien is er de vastberadenheid waarmee het ingaat tegen iedere vorm van hegemonie. Tenslotte geeft het voordurend te kennen dat het in de eenentwintigste eeuw zijn economische ontwikkeling zal blijven aanjagen. Al die elementen suggereren dat het land in de toekomst tot de status van wereldmacht wenst op te klimmen. Rekening houdend met zijn uitgestrektheid en grote bevolking impliceert dit meteen dat China de ambitie koestert om uit te groeien tot de machtigste economie ter wereld.34 Ook binnen internationale en regionale organisaties speelt Peking een dubbele rol. Peking is deze fora erkentelijk als het zelf voor een groot deel de agenda kan bepalen. Indien dat niet zo is, grijpt ze terug naar bilateraal overleg. Ook de officiële communicatie wordt aangepast aan de doelgroep. In de Europese hoofdsteden is steeds een pleidooi voor eerlijke handelsbetrekkingen te horen en beloven Chinese vertegenwoordigers werk te maken van het respect voor democratie en mensenrechten. Tijdens andere diplomatieke missies is het tegenovergestelde waar en worden deze principes weggehoond. De rol van het leger in het nieuwe mercantilisme is evenzeer een zwaard dat aan twee kanten snijdt. Het lijdt geen twijfel dat Peking zijn krijgsmacht een belangrijke taak toekent in het wereldwijde charmeoffensief. Multinationale trainingen, vredesmissies en humanitaire operaties moeten China’s amicale houding tot uitdrukking brengen. Aan de andere kant lijkt de generale staf te anticiperen op een confrontatie met een van de andere naburige grootmachten.35 In Peking resulteert deze bovengenoemde interactie tussen de politieke en economische belangen in een uitgekiende mercantilistische buitenlandse politiek. Economische belangen 34 Tiejun Zhang, China: towards regional actor and world player (Londen, 2005), p. 239 Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 250 35 22 staan voorop en in de realisatie daarvan neemt de staat het voortouw. Hoe dit er praktisch uitziet volgt in het onderstaande. 3.3 Uitvoering China, dat eens begonnen is met het praktiseren van ‘Communisme met Chinese karakteristieken’ is nu begonnen met het praktiseren van ‘Globalisering met Chinese karakteristieken’.36 Om niet kopje onder te gaan in een internationale concurrentiestrijd bedenkt Peking namelijk zijn eigen regels. Tegen de principes van de Washington Consensus in ondersteunt Peking bijvoorbeeld grote Chinese staatsbedrijven. Deze bedrijven bestaan enerzijds uit een segment dat zich mag wagen aan een beursgang om extra kapitaal aan trekken, en dat fungeert als vlaggenschip in het buitenland. Anderzijds rest het moederbedrijf, het medium waarmee de overheid haar greep op het totale concern behoudt en eventueel een steuntje in de rug kan geven door leningen tegen extreem lage tarieven te verstrekken. President Jiang Zemin was de eerste die stelde dat staatsbedrijven een dominante positie moesten innemen in de belangrijkste industrietakken. ‘Wij zullen van start gaan met een strategische reorganisatie, en zeer competitieve bedrijven tot stand brengen met een internationale missie.’37 Onder Jiang Zemin werden 120 staatsbedrijven geselecteerd die de instructie kregen een deel van de buitenlandse markt te veroveren. Een tweede selectieronde kwam er onder zijn opvolger Hu, die besloot zich te concentreren op de dertig tot vijftig belangrijkste bedrijven.38 Dit keurkorps van geselecteerde bedrijven mag rekenen op fiscale voordelen, diplomatieke ondersteuning en onbeperkte financiering. Staatsbedrijven vormen dus China’s stoottroepen op de internationale markt en dit betreft uiteraard een belangrijk verschil met de andere economische grootmachten, waar de band tussen staat en ondernemingswereld grotendeels is doorgeknipt. Naast deze staatsteun is China er in geslaagd uit te groeien tot de meest favoriete investeringsmarkt ter wereld. Sinds de jaren negentig besefte Peking echter dat China zelf 36 Jan van der Putten, Verbijsterend China (Amsterdam, 2011), p. 302 P. Nolan, China and the global economy (New York, 2001), p. 17 38 ‘The struggle of the champions’, The Economist, 08-01-2005 37 23 ook een actievere rol zou moeten gaan spelen op buitenlandse markten om de economische groei op lange termijn vol te houden. Met buitenlandse investeringen wil Peking rechtstreekse toegang verwerven tot afzetmarkten en de afhankelijkheid van buitenlandse distributiekanalen beperken. China heeft de fabrieken, nu wil het zijn producten ook eigenhandig kunnen verkopen. Daarnaast streeft China ernaar om vat te krijgen op grondstoffenreserves die zich buiten de grenzen bevinden. Dat is cruciaal om de machinerie in het moederland draaiende te houden. De subsidies om bedrijven succesvol te laten zijn in het buitenland zijn onuitputtelijk en de wetgeving wordt aangepast waar nodig. Om Chinese ondernemingen in het buitenland financieel te ondersteunen zette Peking een aantal gespecialiseerde instellingen op. De Eximbank werd in 1994 speciaal in het leven geroepen om de buitenlandse ambities van Chinese bedrijven aan te wakkeren en financieel te voeden. Tussen 1994 en 2005 schreef de bank voor maar liefst tachtig miljard dollar aan leningen en kredieten uit.39 Het handelen van de Eximbank komt er in feite op neer dat het buitenlandse partners, doorgaans overheden, voorziet van het nodige geld voor de aanschaf van Chinese goederen. Meestal nemen die fondsen de vorm aan van renteloze of lage renteleningen. De klemtoon ligt op de financiering van belangrijke projecten, zoals de uitvoer van vrachtschepen en grote overzeese bouwprojecten. De Eximbank, zo staat op de website te lezen, assisteert de overheid bij het implementeren van haar economische diplomatie, veiligheidsbeleid en politieke doelstellingen.40 In 2004 schreef de bank een lening van 1,5 miljard dollar uit aan Haier om de ‘overzeese activiteiten’ van dat bedrijf te stimuleren. De Chinese ontwikkelingsbank, onder directe controle van de staatsraad, is eveneens een belangrijk kredietverstrekker, met onder meer een lening van tien miljard dollar aan elektronicagigant Huawei op haar conto. Ook de Chinese Volksbank, de centrale bank, heeft een bijzondere kas om bedrijven te steunen in hun zoektocht naar nieuwe potentiële afzetgebieden.41 Om de buitenlandse investeringen kracht bij te zetten probeert de Chinese regering bovendien voor eigen communicatie- en transportkanalen te zorgen om de commerciële relaties met buitenlandse partners te onderhouden. Voor een natie die afhankelijk is van 39 H. Hua, ‘China Exim bank puts foreign trade on sound footing’, China Daily, 17-05-2005 http://english.eximbank.gov.cn/profile/intro.shtml 41 Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 117-118 40 24 export, is transport een factor van strategisch belang. Ruim tachtig procent van de Chinese handel in goederen verplaatst zich door middel van scheepvaart. Om aan deze transportbehoefte te voldoen, stichtte de overheid een aantal rederijen, die dankzij staatssteun uitgroeiden tot spelers van wereldformaat. China Ocean Shipping Group (Cosco) en China Shipping Group zijn de derde en vijfde grootste rederij ter wereld. In totaal bezit China met grote voorsprong de meest omvangrijke nationale handelsvloot. Hoewel deze scheepvaartconcerns de afgelopen jaren grotendeels geprivatiseerd werden, hield China een belangrijke vinger in de pap.42 De steun vanuit Peking geldt niet alleen voor de transport maar ook voor de grondstoffensector. Het Chinese oliebedrijf Cnooc wordt bijvoorbeeld via de eerder genoemde constructie van het staatsbedrijf, dat bestaat uit een moederbedrijf en een vlaggenschip, regelmatig gesteund in de zoektocht naar nieuwe bronnen. In het volgende hoofdstuk zal dit bedrijf nader aan de orde komen. China’s buitenlands handelsbeleid is dus wel degelijk neomercantilistisch. Het verschil met vooral de westerse landen is de capaciteit de investeringen te sturen, rechtstreeks via de staatsbedrijven en indirect via tal van doelgerichte maatregelen. Het probeert angstvallig een evenwicht te bewaren tussen nationale autonomie en internationale integratie. Sturing door het staatsapparaat speelt hierbij een cruciale rol als tegenwicht voor de markt. De staat dient ervoor te zorgen dat de werking van het marktmechanisme zowel in binnen- als buitenland optimaal ten dienste staat van de uitbouw van de Chinese invloed en macht in de wereld. Tevens moet de overheid erop toezien dat in dit hele proces voldoende welvaart wordt gecreëerd die met de nodige herverdelingsmaatregelen de sociale stabiliteit en samenhang kan garanderen. Directe binnenlandse investeringen blijven nodig voor de verdere economische ontwikkeling. Daarnaast dient het hele proces te worden versneld door een naar buiten gericht beleid dat onder leiding van de Chinese overheid de toegang tot buitenlandse afzetmarkten en strategische grondstoffen veilig moet stellen. Bovendien zullen we in het volgende hoofdstuk zien dat Peking ook zijn eigen munt manipuleert om de export te bevorderen. Het is dus duidelijk dat Peking een andere Consensus naleeft dan Washington. De grote vraag is: Wat gebeurt er als deze twee doctrines met elkaar botsen? 42 Unctad, Review of maritime transport (New York, 2005), p. 33 25 4. Botsende Doctrines 26 4. Botsende Doctrines Ieder jaar komt het Amerikaanse Congres met een rapport over de relatie tussen de Verenigde Staten en China, zowel op economisch- als op veiligheidsgebied. Afgelopen november werd het nieuwste rapport gepresenteerd.43 Uit een brij van cijfers en analyses kwamen twee zaken in het bijzonder naar boven drijven: de onderwaardering van de yuan en het voortrekken van Chinese staatsbedrijven. De Amerikanen beseffen dat China steeds dichterbij komt. In verschillende industrieën is ze Amerika zelfs al voorbijgestreefd. Als het gaat om auto’s, computers en mobiele telefoons hebben de Verenigde Staten het nakijken. De kritiek vanuit het Amerikaanse Congres gaat niet zozeer over deze groei als wel over de manier waarop Peking de economische groei bewerkstelligt. China blijft vasthouden aan een exportgedreven economie door Chinese bedrijven te subsidiëren en de yuan onder te waarderen. Dit jaar is de yuan weliswaar 6 procent in waarde gestegen maar het Amerikaanse handelstekort met China is in diezelfde periode met 9 procent gegroeid. Het handelstekort met China is de helft van het totale handelstekort van de Verenigde Staten. Zelfs in de handel van hoogwaardige technologie begint er een handelstekort te ontstaan. Amerikaanse bedrijven kunnen niet op tegen Chinese staatsbedrijven. Bovendien wordt een groot deel van de Chinese economie gewoon rücksichtslos afgesloten van buitenlandse competitie. Terwijl bepaalde sectoren worden afgeschermd van Amerikaanse investeringen en initiatieven mogen Chinezen blijven investeren en rondkijken in de Verenigde Staten. Sommige critici betogen dat Peking probeert zoveel mogelijk technologie in Amerika te vergaren om het op termijn zelf te kunnen verkopen. 44 In het jaarlijkse Congresrapport komen zoals gezegd twee zaken structureel ter sprake. Afgeschermde en door de staat gesteunde bedrijven en valutamanipulatie. Dit zijn de belangrijkste onderdelen van de Washington Consensus als het gaat om internationale politiek en economie. Een variabele wisselkoers, liberaal handelsbeleid, liberaal investeringsklimaat en privatisering van staatsbedrijven vormen het hart van de Washington Consensus. Alleen als deze geboden worden gevolgd kan er op een eerlijke wijze succesvolle wereldwijde handel plaatsvinden, aldus Washington. De Peking Consensus denkt daar echter anders over. China maakt andere keuzes en de consequenties daarvan zullen hieronder, aan 43 44 Report to congress of the U.S.-China economic and security review commission (Washington, 2011) Ibidem 27 de hand van twee casussen duidelijk worden gemaakt, maar niet voordat er een kort beeld van de onderlinge verhoudingen is geschetst. 4.1 Onderlinge verhoudingen De eenentwintigste eeuw zal voor een groot deel worden bepaald door de verhouding tussen China en de Verenigde Staten. De Verenigde Staten proberen zich in dit spanningsveld vast te klampen aan zijn status van unilaterale supermacht. De grootste potentiële uitdager is China, maar Amerika moet nog wennen aan dat idee. De relatie tussen China en de Verenigde Staten kan worden getypeerd als een uiterst complex amalgaam van zowel tegenstellingen als eenheid.45 De wederzijdse economische en strategische afhankelijkheid is groot. In tegenstelling tot Clinton weigerde zijn opvolger George W. Bush te spreken van een ‘strategisch bondgenootschap’ en verkoos hij de benaming ‘strategische concurrent’ om de verhouding met China te typeren. Barack Obama zit daar meer tussenin en kiest voor een pragmatische aanpak, waarbij de ongelijkmatigheden op economisch gebied, energiezekerheid en mensenrechten de boventoon voeren. Als het gaat om de houding ten opzichte van Peking is de Amerikaanse samenleving verdeeld. Aan de ene kant heeft men de zogenaamde pandaknuffelaars. Deze groep heeft alle belang bij samenwerking met de China. Allereerst zijn er talrijke bedrijven die in China hebben geïnvesteerd. Volgens het ministerie van Handel in Peking heeft het Amerikaanse bedrijfsleven in totaal meer dan 51 miljard dollar in de Chinese economie gepompt, goed voor 49.000 verschillende projecten.46 Reuzen zoals General Motors besparen miljarden door het assemblagewerk over te laten aan onderbetaalde arbeiders in Guangdong en Zheijang. De distributiesector profiteert van de instroom van goedkope goederen, die de consumptie van de Amerikaanse gezinnen op peil helpt houden. Terwijl consumenten en de overheid hun schulden opstapelen, stort China een deel van zijn verdiende dollars terug naar Amerikaanse banken door Amerikaanse staatsobligaties te kopen. China is daarmee de belangrijkste kredietverstrekker van de Verenigde Staten.47 Voormalig voorzitter van de Fed 45 Jisi Wang, ‘China’s search for stability with America’, Foreign Affairs, 09/10, 2005 G. Hufbauer, Yee Wong, US-China trade disputes (Washington, 2006) 47 http://www.treasury.gov/resource-center/data-chart-center/tic/Documents/mfh.txt 46 28 Alan Greenspan, waarschuwde dat indien de commerciële relaties met China verstoord werden, de gevaren voor de financiële gezondheid van Amerika zeer groot zouden zijn.48 Daartegenover staan de zogenaamde drakendoders. Kleine ondernemingen klagen dat hun eigen omzet keldert door de toevloed van goedkope goederen uit China. De textielindustrie heeft bijvoorbeeld al 650.000 banen verloren als gevolg van de concurrentie met China.49 Jaarlijks worden er talrijke protestbrieven naar Washington gestuurd met het verzoek om maatregelen tegen China te treffen. Het Amerikaanse Congres is daarbij een van de belangrijkste criticasters die het op China gemunt hebben. Vertegenwoordigers en senatoren van zowel de Republikeinse als de Democratische Partij bundelen hun krachten in een patriottische coalitie tegen China’s handelspraktijken. Hun palmares van wetsvoorstellen en moties is indrukwekkend. De senatoren Susan Collins en Evan Bayh dienden bijvoorbeeld de Stopping Overseas Subsidies Act in waardoor gedupeerde bedrijven compensaties kunnen verkrijgen voor Chinese staatssteun. Onder het mom van de nationale veiligheid keurde de Senaat in 2005 het overnamebod van het Chinese oliebedrijf Cnooc op het Californische Unocal af. Met hetzelfde argument poogden een aantal senatoren de overname van IBM door Lenovo te verhinderen.50 Ook scheldpartijen worden niet geschuwd. Tom DeLay, de voormalige fractieleider van de republikeinen in het Congres vindt ‘China een achterlijk en corrupt anachronisme dat geleid wordt door afgeleefde tirannen die vasthouden aan hun terminale regime.’51 De China Economic Review and Security Commission, een onderzoekscommissie van het Congres, is wellicht het meest uitgesproken klankbord van het anti-Chinese sentiment onder de wetgevers. In haar rapporten concludeert zij herhaaldelijk dat ‘China’s obstinate houding leidt tot schade bij Amerikaanse bedrijven, arbeiders en de gehele gemeenschap’.52 Elders noemt de commissie de commerciële banden met China ‘het meest oneerlijke partnerschap ter wereld.’53 48 Testimony of chairman Alan Greenspan (Dept. of state, Washington file, 23 juni, 2005) Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 181 50 Ibidem, p. 182 51 S. Lubman, The Dragon as Demon: Images of China on Capitol Hill (2004), p. 541 52 Report to congress of the U.S.-China economic and security review commission (Washington, 2010) 53 Ibidem 49 29 Ook in China zijn de meningen verdeeld over de toekomst met Amerika. Er is een steeds groter wordende groep van ondernemers die een pleidooi houden voor een vriendschappelijke relatie en verregaande economische samenwerking. Onderzoek van Alistair Johnston, een gereputeerd Chinakenner, wees uit dat ook de middenklasse steeds positiever staat tegenover de Verenigde Staten en wil afzien van een al te nationalistische opstelling. Gezien steeds meer nieuwe rijken en zakenmensen hun plek krijgen in de partij, zullen zij hun eisen ongetwijfeld meer kracht bijzetten. Invloedrijke managers van nationale kampioenen zoals Lenovo, Haier en Cosco hebben bijvoorbeeld succesvol gelobbyd om in Washington geaccepteerd te worden.54 Voor vele Chinezen is de Stille Oceaan echter nog steeds te breed. Allereerst bestaat er een omvangrijke groep Chinezen die Amerika beschouwen als de incarnatie van het kapitalisme en dus indirect verantwoordelijk voor de groeiende kloof tussen arm en rijk, sociale onrust en het verlies van zekerheid. Deze opvatting is veelvoorkomend bij burgers die de boot van de globalisering hebben gemist: ontslagen kaders, werkloze arbeiders van gesloten staatsbedrijven, ambtenaren uit arme provincies in het binnenland, en de meeste boeren. Wanneer gefrustreerde arbeiders na een zoveelste incident op straat komen, zijn antiAmerikaanse slogans steeds hoorbaar, hoewel hun problemen in principe weinig met de Verenigde Staten van doen hebben. Toen Peking onderhandelde voor het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie, hebben vertegenwoordigers van diverse provincies erop aangedrongen om niet aan alle Amerikaanse eisen tegemoet te komen. Washingtons eisen met betrekking tot de vrijmaking van de landbouwmarkt waren onredelijk en riskant, zo klonk het.55 Ook kritische publicisten kennen een overweldigend succes. De bestseller ‘China’s pad onder de schaduw van de globalisering’ beschuldigt de politieke elite ervan blindelings naar de pijpen van de Verenigde Staten te dansen ten koste van sociale samenhang.56 Zhou Sanmin schreef: ‘Als financiële grootmacht controleren de Verenigde Staten het IMF, de Wereldbank en tal van andere instellingen. Door zachte hegemonie te 54 A. Johnston, ‘Chinese middle class attitudes towards international affairs’, China quarterly (vol. 24, 2004) Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 192 56 Ibidem, 193 55 30 combineren met financiële dwangmiddelen vallen ze veelbelovende concurrenten voortdurend aan en plunderen ze ontwikkelingslanden.57 Waar de derde generatie Chinese staatsmannen rond Jiang Zemin duidelijk voorstander was van vrije handel en kapitalisme zijn de huidige politieke leiders kritischer. Op economisch vlak weigert de huidige regering tegemoet te komen aan de Amerikaanse eisen om de banksector spoedig te liberaliseren. Onderhandelingen tussen Citibank en de Ontwikkelingsbank van Guangdong werden lange tijd in de koelkast gezet. 58 De overheid had ook bezwaar tegen een overnamebod van de Carlyle Group op een Chinese machinebouwer. Verder zijn er binnen het ministerie van Handel kritische geluiden te horen over Amerikaans protectionisme. Washington zou zijn markt teveel afschermen, wat ernstige gevolgen zal hebben volgens de minster van Handel.59 Tussen de regels door kan men uit alle beleidsnota’s en rapporten dezelfde ergernissen afleiden: imperialisme, alleenheerschappij en voortdurende inmenging in de binnenlandse aangelegenheden. Minister van Buitenlandse Zaken Li Zhaoxing, vroeger ambassadeur in Washington, uitte herhaaldelijk zijn ontevredenheid over Amerika’s ‘bemoeienis met andermans zaken’ en de opportunistische toepassing van mensenrechten.60 4.2 Nieuwe Ambassadeur Terwijl Jon Huntsman, voormalig ambassadeur in China, een Republikeinse nominatie voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen in de macht probeert te slepen heeft zijn opvolger in Peking, Gary Locke, zijn handen vol aan het verdedigen van de Amerikaanse belangen in het hol van de leeuw. Eind september van dit jaar gaf hij zijn eerste speech over economische zaken. In deze speech waarschuwde hij China, in lijn met het rapport van het Amerikaanse Congres, de valutakoers aan te passen, haar markt volledig open te gooien voor investeringen en respect te hebben voor intellectueel eigendom. Als Pekings gedrag in dat opzicht niet verandert zal dit rampzalig zijn voor de lange termijn vooruitzichten van de 57 Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 193 58 ‘Protectionist talk brew in China’, Wall Street journal, 04-04-2006 59 ‘US should rethink its trade policy’, China daily, 28-03-2006 60 Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 195 31 Chinese economie als ook voor de groei van de Amerikaanse en dus voor de wereldeconomie als geheel.61 Als oud-minister van Handel is hij de aangewezen persoon om de onenigheid tussen de twee giganten vlot te trekken. Een anonieme regeringsfunctionaris lekte dat de benoeming van Gary Locke gericht is op het vervangen van John Huntsman, en niet om het vervangen van Gary Locke als minister van Handel.62 Gary Locke heeft Chinese voorouders, kent president Hu Jintao al enige jaren en rende in 2008 nog een stukje met de Olympische fakkel richting Peking. Hij is een specialist in Amerikaans-Chinese handelsrelaties. Na Yale werkte Locke zich op van openbaar aanklager tot gouverneur van de staat Washington - de eerste gouverneur van Chinese afkomst. Een derde van de banen in de noordwestelijke kuststaat houdt verband met de handel met China en hij maak als gouverneur dus al vele handelsreizen naar China.63 Dankzij hem verdubbelde Washingtons export naar China en laat dat nu precies passen in de nieuwe beleidsdoelstellingen van het Witte Huis. Het handelstekort met China moet drastisch naar beneden en daartoe moet vooral de Chinese yuan in waarde stijgen. Bovendien moet er wat gebeuren aan de door de staat gesteunde ondernemingen in China. De opvolger van Gary Locke, de nieuwe minister van Handel John Bryson kreeg als klap op de vuurpijl nog even de taak mee om in de komende vier jaar de export van de Verenigde Staten te verdubbelen om zo de grote tekorten weg te werken. Hierbij ligt de focus vooral op de opkomende markten in Azië, waaronder China. De oud-directeur van een Amerikaans energiebedrijf mag hierbij een tandem gaan vormen met Gary Locke.64 4.3 Valutaoorlog Gary Locke’s eerste opdracht was om de Chinese valutamanipulatie aan te pakken. In zijn thuisland zit deze manipulatie namelijk allesbehalve lekker. Begin oktober 2011 kwam de Amerikaanse Senaat op de proppen met een nieuw wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om sancties op te leggen aan landen die hun wisselkoers kunstmatig laag houden. Dit wetsvoorstel was natuurlijk op de kunstmatig lage wisselkoers van de yuan en daarmee op 61 ‘New U.S. Envoy Urges China to Relax Business Restrictions’, New York times, 20-09-2011 ‘Chinese Amerikaan voor VS naar Peking; Gary Locke verwacht als ambassadeur’, NRC Handelsblad, 08-032011 63 ‘Een 'banaan' als nieuwe Amerikaanse ambassadeur in China’, Trouw, 16-08-2011 64 ‘Obama nominates John Bryson to be Commerce secretary’, USA Today, 31-05-2011 62 32 de Chinese overheid gericht. Peking reageerde direct en riep het Amerikaanse Congres en president Barack Obama op om de behandeling van het wetsvoorstel te staken. Volgens de Chinese autoriteiten zouden de handelsrestricties een smorend effect hebben op het herstel van de mondiale economie. Bovendien wezen de Chinezen op het feit dat de restricties in strijd zijn met de regels van de Wereldhandelsorganisatie WTO.65 Het Chinese persbureau Xinhua, dat volledig onder controle staat van de Chinese overheid, stelde zich nog scherper op. In een commentaar schreef Xinhua dat de Verenigde Staten ‘op het punt staan een historische blunder te begaan. Als het wetsvoorstel niet door de President en het Huis van Afgevaardigden wordt getorpedeerd, trappen de Verenigde Staten in dezelfde val als in 1930.’ Destijds zorgde de Smoot-Hawley-wet, waarbij de importtarieven in de Verenigde Staten flink werden opgetrokken, ervoor dat een beperkte economische crisis uitgroeide tot de wereldwijde Grote Depressie. Het huidige voorstel van de Senaat is volgens Xinhua zelfs een tikkende tijdbom. ‘Het leidt onvermijdelijk tot een handelsoorlog en daarvoor is de wereldeconomie simpelweg te fragiel. Voor de Verenigde Staten zal dit desastreus uitpakken.’66 Afgelopen oktober was niet de eerste keer dat Washington en Peking met elkaar overhoop lagen inzake de wisselkoers. Al in 2008 werd er door een groep senatoren onder leiding van Charles Schumer een brandbrief aan Bush jr. gestuurd want vele Amerikaanse banen stonden volgens hen op de tocht. Begin 2010 werd er wederom een brief, ondertekend door 130 congresleden, richting het Witte Huis verstuurd. China moest officieel gebrandmerkt worden als muntmanipulator. Wanneer het Witte Huis dit over zou nemen zou dit automatisch leiden tot sancties. De Chinese yuan was volgens de Senaat wel tot 40% ondergewaardeerd en dat zou Chinese bedrijven een geweldig concurrentievoordeel geven ten opzichte van vergelijkbare Amerikaanse bedrijven. Volgens econoom Robert Scott van de denktank Economic Policy Institute zijn er tussen 2001 en 2010 maar liefst 2,4 miljoen Amerikaanse banen verdwenen.67 In een tijd waarin de Verenigde Staten kampen met een 65 ‘China vreest valutawet’, Het Financieele Dagblad, 13-10-2011 ‘Amerikaanse senaat begaat fout met ramkoers over Chinees valutabeleid’, Het Financieele Dagblad, 15-102011 67 Economic Policy Institute, Unfair China Trade Costs Local Jobs 2.4 Million Jobs Lost, Thousands Displaced in Every U.S. Congressional District (Briefing Paper #260, March 23, 2010) 66 33 hardnekkig hoge werkloosheid van ruim 9% vindt dit soort schattingen bij politici een gewillig oor. De gedachte van veel senatoren is bovendien dat indien Washington besluit tot allerlei protectionistische maatregelen dat China harder geraakt wordt dan de Verenigde Staten zelf. China zet tenslotte vier keer zoveel producten af in Amerika als omgekeerd (in 2010 $364 miljard tegenover $86). Ze werden daarin gesteund door Nobelprijswinnaar Paul Krugman die een importheffing van 25 procent op Chinese producten voorstelde. 'Nooit tevoren in de geschiedenis heeft een land zo drastisch aan handelsbevordering gedaan', aldus Paul Krugman.68 Obama ging hier niet in mee maar riep China voor de zoveelste keer op om de yuan op te waarderen. De regering wilde de verhouding met China niet te zwaar belasten. China is de grootste buitenlandse geldschieter van Amerika en wordt steeds belangrijker als handelspartner. Bovendien geven Chinese leiders niet makkelijk toe aan buitenlandse druk. In antwoord op de oproep van Obama verdedigde de Chinese premier Wen Jiabao het eigen valuta- en handelsbeleid. Hij veroordeelde de kritiek van ontwikkelde landen 'die er slechts op uit zijn hun eigen export te verhogen'. Amerika moet zijn eigen economie repareren, aldus Wen. Hij zei dat China de yuan 'in basis stabiel' zal houden. Een woordvoerder van het Chinese handelsministerie zei dat de wisselkoers 'gepolitiseerd' wordt, en dat het de samenwerking niet bevordert. 'Het handelsoverschot wordt niet veroorzaakt door de wisselkoers van de yuan, het is een gevolg van de mondialisering en zal nog enige tijd voortbestaan,’aldus het Ministerie.69 Na de afwaardering van de Verenigde Staten door Standard & Poor schreef de China Daily bovendien dat beleggers geen vertrouwen meer hebben in de met schulden beladen rijke landen, die zich vooral richten op het knoeien met hun fiscale en economische problemen om zo lang mogelijk de laaghangende vruchten te plukken.70 4.3.1 Rapporten Het is niet alleen de Amerikaanse politiek die op haar achterste benen staat. Ook de verschillende denktanks zijn kritisch op het Chinese beleid van valutamanipulatie. Naast het al genoemde en onlangs verschenen Congressional rapport over de Amerikaans-Chinese betrekkingen waren de scribenten van het rapport uit 2010 ook niet mild. In dat rapport 68 ‘Amerikaanse senaat begaat fout met ramkoers over Chinees valutabeleid’, Het Financieele Dagblad, 15-102011 69 ‘China verwijt VS protectionisme’, De volkskrant, 15-03-2010 70 ‘Door crisis in VS valt voor Peking motor stil’, Het Financieele Dagblad, 10-08-2011 34 werd Peking neergezet als muntmanipulator eerste klas. De voorzitter van de U.S.-China Commission, Dan Slane, beschuldigde China van het breken van de belofte om de yuan te laten zweven, negen jaar geleden gedaan tijdens China’s toetreden tot de WTO. Het rapport riep ook op tot het ontwikkelen van nieuwe methoden om het protectionisme van Peking te tackelen. Het Chinese Ministerie van Buitenlandse Zaken reageerde na het uitkomen van dit rapport furieus. Washington moest zich met zijn eigen zaken bemoeien en sprak zelfs van een Koude Oorlog mentaliteit van het Amerikaanse Congres. De Verenigde Staten moeten eerst hun eigen problemen oplossen, voordat ze anderen fouten gaan verwijten, aldus het Chinese Ministerie.71 Een studie van het Economic Policy Institute claimt dat het Amerikaanse handelstekort met China heeft geleid tot een verlies aan 2,4 miljoen Amerikaanse banen in de periode tussen 2001 en 2008.72 Een verhoging van de yuan zal volgens dit rapport leiden tot een significante stijging van het aantal banen. Vanwege het Chinese wisselkoersbeleid proberen Aziatische buurlanden ook hun munt te manipuleren om zo te kunnen concurreren met Chinese goederen. Dit betekent dat de Amerikaanse export naar geheel Azië wordt geraakt. De yuan is volgens de studie zeker 40% ondergewaardeerd. Een stijging van de yuan en andere Aziatische munten zou volgens het Peterson Institute for Internationale Economics voor 1,2 miljoen banen zorgen. 73 De bekende Amerikaanse econoom Paul Krugman betoogt zelfs dat de ondergewaardeerde yuan een molensteen is voor het herstel van de wereldeconomie. Volgens hem zorgt de ondergewaardeerde yuan voor een wereldwijde daling van het GDP van 1,4%, waarbij vooral de arme landen worden geraakt. 74 Onlangs is er ook een specifiek onderzoek naar de wisselkoers van de Chinese yuan verschenen. Volgens dit rapport zijn de gevolgen niet alleen negatief. De Amerikaanse consument en Amerikaanse bedrijven die gebruik maken van Chinese producten zijn spekkoper. Bovendien blijft de rente op Amerikaanse staatsobligaties relatief laag, omdat 71 ‘US congressional report says China manipulates its currency’, Washington Post, 17-11-2010 Economic Policy Institute, Unfair China Trade Costs Local Jobs 2.4 Million Jobs Lost, Thousands Displaced in Every U.S. Congressional District (Briefing Paper #260, 23-03- 2010) 73 Fred Bergsten, Testimony before the Committee on Ways and Means, US House of Representatives, March 24, 2010. 74 ‘Krugman also estimates that China’s currency policy has caused 1.4 million job losses in the United States’, New York Times, 14-03-2010 72 35 China blijft kopen. Toch wegen deze voordelen niet op tegen de nadelen voor de Amerikaanse export en staatsschuld. Volgens het rapport zou China zich moeten richten op de binnenlandse vraag. Daartoe moet de wisselkoers worden losgelaten, want een duurdere yuan zal de non-export industrieën in China stimuleren en de import uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten een stuk goedkoper maken. Het zijn daarbij niet alleen de Amerikaanse belangen die op het spel staan. Ook de wereldwijde economie staat op het spel. De onbalans die door de valutamanipulatie wordt gecreëerd is volgens het rapport de belangrijkste oorzaak van de wereldwijde economische crisis. Bovendien is het in het langetermijnbelang van China zelf.75 4.3.2 Internationaal probleem De Verenigde Staten staan niet alleen in hun kritiek op het Chinese valutabeleid. De Europese Unie, India, Brazilië en Singapore hebben zich ook verschillende keren uitgesproken voor een spoedige opwaardering van de Chinese munt. De genoemde landen hebben ook last van het feit dat de exporten vanuit China sneller groeien dan naar China toe. Op diverse G20 toppen riepen deze landen China op om de binnenlandse consumptie op te voeren door de yuan in waarde te laten stijgen. Naar aanleiding van deze oproepen, begin 2010, benadrukte de Chinese onderminister van Handel Fu Ziying dat zijn land niet zal buigen voor internationale druk. ‘Een besluit tot hervorming van het beleid wordt in Peking genomen, op Chinese inschattingen van de economische omstandigheden.’76 In interne rapporten stelt het Internationaal Monetair Fonds (IMF) dat de koers van de yuan meer dan 20 procent onder de marktwaarde ligt. Het Chinese handelsoverschot bedroeg daardoor in 2010, naar schatting van het IMF, 450 miljard dollar. Dat biedt het eigen land werkgelegenheid, maar brengt banen om zeep in andere delen van de wereld.77 Uit een rapport van de Bank voor Internationale Betalingen, BIS, blijkt dat de mondiale economie uit balans is. Volgens de BIS moet er in de Verenigde Staten een einde worden gemaakt aan het ruime monetaire en fiscale beleid. Aan de andere kant moeten in China de lonen en prijzen omhoog via de wisselkoers. Alleen op die manier kunnen de beide landen 75 China’s Currency: An analysis of the Economic issues (Congressional Research Service, 03-08-2011) ‘Internationale druk op Chinese valutabeleid neemt sterk toe’, Het Financieele Dagblad, 23-04-2010 77 ‘Druk op Obama om China's muntbeleid te pareren’, De Volkskrant, 17-03-2010 76 36 hun respectievelijke handelstekorten en overschotten reduceren. Als de Chinezen rijker worden en minder concurrerend, kunnen de Verenigde Staten via de export uit de crisis groeien. Dat is een gezondere weg dan te groeien via de accumulatie van nog meer schuld, aldus de BIS.78 Met het oog op de groei van hun exportsectoren bleef China de Verenigde Staten sponsoren, die op hun beurt de binnenlandse vraag op peil proberen te houden door de overheidsbestedingen fors op te voeren. Volgens Trichet is een handelsoorlog niet ver weg als dit escaleert.79 4.3.3 Geschiedenis De problematiek rond de wisselkoersen ontstond niet van de een op de andere dag. Toen China nog een onbelangrijke rol speelde in de wereldeconomie, vormde de wisselkoers van de Chinese yuan geen probleem; zelfs in de jaren tachtig en negentig leek het onwaarschijnlijk dat de waarde van de yuan een dagelijks punt van discussie zou worden in het politieke debat en de media-analyse in Amerika. Maar als gevolg van de economische groei van China en de groeiende onderlinge economische afhankelijkheid tussen Amerika en China werd dit ooit zo geheimzinnige onderwerp tot een dagelijkse controverse, waarbij de Amerikaanse frustraties (en de Chinese verdenkingen met betrekking tot Amerikaanse bedoelingen) in steeds dringender taal werden geuit. 80 Begin jaren ’80 was de yuan enorm overgewaardeerd op een waarde van 2,8 yuan ten opzichte van de dollar. Dit was in een tijd dat de Chinese export een relatief klein deel van het Chinese BNP uitmaakte. Peking was in die tijd vooral gefocust op goedkope import om de infrastructuur te ontwikkelen. Toen de exportsector spectaculair ging groeien, devalueerde Peking de yuan in zes fases tot 5,32 yuan ten opzichte van de dollar in 1993. In 1994 werd de yuan plotseling opgewaardeerd tot 8,7 yuan ten opzichte van de dollar.81 Peking verbond de yuan vanaf dat moment aan de dollar. Vanaf 1994 tot juli 2005 steeg of daalde de yuan in gelijke tred mee met de dollar en hield een vaste waarde van 8,28 yuan ten opzichte van de dollar. Met dit beleid moest een stabiele omgeving voor de export en een gezond investeringsklimaat worden gecreëerd. Dit beleid wordt in het beginstadium 78 ‘Landen houden elkaar in wurggreep’, Het Financieele Dagblad, 28-06-2011 Ibidem 80 Henry Kissinger, Over China (Amsterdam, 2011), p.474 81 James Rickard, Currency wars, the making of the next global crisis (Londen, 2011) p. 101 79 37 door veel ontwikkelingslanden gehanteerd. Pas in 2005 besloot Peking dat er verandering moest komen in de op export gericht economie. Geleidelijk zou de wisselkoers worden aangepast. Toen de kredietcrisis groteske vormen begon aan te nemen krabbelde Peking echter terug. De Chinese export daalde namelijk met 11,3% in 2008 en met 15,9% in 2009. Duizenden op export gerichte ondernemingen gingen failliet en 20 miljoen Chinezen verloren hun baan. Na een herstel in 2010 begon Peking weer met het flexibiliseren van de wisselkoers. Volgens James Rickards deden ze dat kort voor de G20 top in Toronto in juni 2010 om de issue zoveel mogelijk van de agenda te krijgen.82 In het begin was die wisselkoers niet zo’n groot probleem. In 1997 bedroeg het Amerikaanse handelstekort met China maar $50 miljard maar het explodeerde richting 2006 naar $234 miljard. Senator Charles E. Schumer van New York trok toen direct aan de bel en betoogde dat Amerika met dit begrotingstekort zijn polsen langzaam aan het doorsnijden was, en hij wees daarvoor één schuldige aan: China.83 Wanneer een Chinees bedrijf producten exporteert moet het de verdiende dollars namelijk inleveren bij de People’s Bank of China (PBOC) in ruil voor Chinese yuans. Wanneer een exporteur dollars nodig heeft om buitenlandse producten te kopen kan hij ze niet krijgen. De PBOC stelt precies het aantal dollars beschikbaar om de jaarlijkse import te bekostigen, de rest wordt op de bank bewaard. Zo heeft Peking een voorraad buitenlands geld opgebouwd ter waarde van 3200 miljard. Peking moest daarvoor wel eenzelfde hoeveelheid yuans printen om de dollars op te kopen. En door haar gedrag dwong ze de Fed om ook dollars te printen, wat zorgt voor een neerwaartse spiraal. Met al die opgekochte dollars ging Peking vervolgens Amerikaanse staatsobligaties opkopen om de handel met de Verenigde Staten nog een extra impuls te geven, de afzetmarkt werd immers gefinancierd. De Verenigde Staten en China zijn daarmee opgesloten in een financiële omhelzing van een triljoen dollar, aldus de schrijver van het boek Currency Wars, James Rickards.84 Gezien de vele belangen was het voor Bush, maar ook voor Obama moeilijk om hard in te grijpen. Een aantal bilaterale ontmoetingen met China liep op niets uit. Vervolgens koos 82 James Rickard, Currency wars, the making of the next global crisis (Londen, 2011), p. 113 Ibidem, p. 106 84 Ibidem, p. 107 83 38 Washington voor de G20 om de valutaoorlog met China tot een goed einde te brengen. Zo kon men met gelijkgestemde landen optrekken want China is eerder geneigd te luisteren naar een grote groep belangrijke landen dan naar de Verenigde Staten alleen. Na elke G20 ontmoeting sinds 2010 steeg de waarde van de yuan telkens een klein beetje, maar het was niet afdoende.85 Omdat de diplomatieke weg niet vruchtbaar bleek, wanneer het ging om het verhogen van de Chinese yuan, zette de Verenigde Staten een extra wapen in: ‘quantitative easing’ (QE), kwantitatieve geldverruiming. De eerste keer dat de Amerikanen gebruik maakten van dit wapen was in 2009 en de tweede keer was eind 2010. Door gebruik te maken van de QE werd er inflatie gecreëerd ten koste van ieder ander land in de wereld. In de meest simpele vorm uitgelegd is QE gewoon het extra printen van geld om zo de economie te stimuleren. Omdat de yuan is gekoppeld aan de dollar heeft deze QE niet alleen effect op de Amerikaanse maar ook op de Chinese economie. Wanneer de Fed extra geld bijmaakt wordt er direct meer geïmporteerd en verdwijnen er bovendien veel extra dollars naar China, omdat daar hogere winsten te behalen zijn dan in de Verenigde Staten. Deze extra dollars moeten naast de gebruikelijke hoeveelheid dollars worden verwerkt door de People’s Bank of China. Daarvoor moeten dus extra yuans worden gedrukt. China moest dus steeds meer yuans bijdrukken om de vaste wisselkoers ten opzichte van de dollar te handhaven. Voor de Verenigde Staten had het bijdrukken weinig consequenties vanwege de economische dip maar in een booming economie als die van China werkte het gierende inflatie in de hand. Binnen korte tijd stegen in China de prijzen de pan uit. Door de ondergewaardeerde koers van de yuan exporteerde China deflatie naar de Verenigde Staten. Amerika exporteerde met de QE nu inflatie naar China. Een hoge inflatie in China zorgt ervoor dat de kosten daar stijgen, waardoor de exporterende industrie minder competitief wordt. Daarmee hadden de Verenigde Staten, zij het via een andere weg, toch zijn gewenste concurrentieverbetering.86 Hiermee dwong Washington Peking om na te denken over een gecontroleerde verhoging van de yuan. De inflatie die nu plaatshad is namelijk een stuk minder goed te controleren en zorgt op korte termijn voor sociale onrust. Inflatie was tenslotte ook een van de katalysatoren voor de protesten op het Tiananmenplein in 1989. De voorzitter van de Fed, Bernanke, verdedigde zijn beleid door te 85 86 James Rickard, Currency wars, the making of the next global crisis (Londen, 2011) p. 114 Ibidem, p. 136 39 zeggen dat de Aziatische landen en vooral China het zichzelf aan kan rekenen, omdat ze geweigerd hebben hun munt op te waarderen ten opzichte van de dollar.87 4.3.4 Vooruitzicht Peking beseft dat het op termijn de eigen binnenlandse vraag moet stimuleren om een extra motor aan te zwengelen en de economische groei duurzamer te maken. Die strategie vergt vele jaren, zo niet decennia. Als gevolg van de QE leiden hoge investeringen en het ruime monetaire beleid in China tot oplopende schulden bij lokale overheden en het opblazen van zeepbellen in de vastgoedmarkt. Ook stijgen de prijzen op andere terreinen. De consumentenprijzen zijn het afgelopen jaar flink gestegen, tussen de 5 en 10%. Een voormalig lid van het monetaire beleidscomité van de Chinese Centrale Bank en een vooraanstaand econoom, Yu Yongding, stelt dat China zijn economie snel moet hervormen en de yuan vrij moet laten zweven. ‘Een ontwikkelend land, met een gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking dat onder de honderdste plaats in de wereld staat, dat geld uitleent aan ’s werelds rijkste land, is niet redelijk’, schrijft hij. ‘De wisselkoers van de yuan moet zo snel mogelijk tot stand komen door marktkrachten. China had dat al lange tijd geleden moeten doen. Er kan niet langer geaarzeld worden. Het komt ook ten goede aan de wereldwijde economie.’88 Ook vanuit het bankwezen klinken soortgelijke geluiden. Volgens econoom Wei Yao van Société Générale is dit het moment voor China om de yuan voorzichtig te ontkoppelen. Tegelijkertijd huivert China voor de opwaardering van zijn munt, aangezien een duurdere yuan de exportpositie schaadt. En export is van vitaal belang voor China. Maar een flexibelere yuan betekent wel dat er minder interventies van de Chinese Centrale Bank zullen plaatsvinden en dat de dollarreserves in een lager tempo worden vergroot. Volgens Yao zullen zorgen over de economische groei en de werkgelegenheid voorkomen dat er direct drastische maatregelen worden getroffen. ‘Maar we zien de politiek kantelen. Misschien gaan we snel naar een sterkere en flexibelere yuan.’89 Inmiddels heeft China duidelijk gemaakt dat het haar munt tegen 2015 volledig converteerbaar wil maken. De yuan moet dan vrij inwisselbaar zijn op de internationale 87 James Rickard, Currency wars, the making of the next global crisis (Londen, 2011) p. 137 ‘Het is tijd dat de yuan gaat drijven’, Het Financieele Dagblad, 16-08-2011 89 Ibidem 88 40 markt. Het voornemen de yuan vrij te laten zweven, zou de grootste beleidswijziging van Peking zijn sinds drie decennia geleden privaat ondernemerschap werd toegestaan. Veel analisten vermoeden echter dat het heel wat langer dan vier jaar zal duren voordat Peking zover is. Omdat de financiële markten op dit moment allesbehalve stabiel zijn, zullen de Chinezen niet snel de controle over hun munt opgeven.90 Een andere, misschien wel belangrijkere reden om de waardestijging van de munt te beperken is dat Peking bijzonder bevreesd is in dezelfde val te trappen als Japan deed eind 1985. Na jaren beschuldigd te zijn van valutamanipulatie tekende Tokio destijds het Plaza Akkoord, waarbij overeengekomen werd dat de yen zou aansterken tegenover de dollar. Een half jaar later was de munt 45% duurder. Er ontstond vervolgens een enorme toestroom van geld naar Japan en in combinatie met ongebreidelde kredietverstrekking leidde dit tot geweldige zeepbellen op de land-, vastgoed- en aandelenmarkten. Die barstten begin jaren negentig, waarna er een periode van deflatie en stagnatie aanbrak die Japan tot op de dag van vandaag niet te boven is gekomen.91 Toen Wen Jiabao in september 2010 aan een Amerikaans publiek uitlegde waarom China zijn munt niet drastisch zou opwaarderen, gebruikte hij sociale in plaats van financiële argumenten: ‘Jullie hebben geen idee hoeveel Chinese bedrijven failliet zouden gaan. Er zou grote onrust ontstaan. Alleen de Chinese premier heeft zoveel druk te dragen. Dit is de realiteit.’92 Toch zullen de huidige inflatiecijfers hem waarschijnlijk anders doen besluiten. Feit is dat beide landen hun beleid met hand en tand zullen verdedigen. Mocht hij toch besluiten om de yuan her te waarderen zoals beloofd, dan nog zullen de Amerikanen niet tevreden zijn. De oneerlijke concurrentie door middel van valutamanipulatie is maar één van de twee problemen. Het Chinese staatsbedrijf vormt het andere probleem. 90 ‘Yuan volledig converteerbaar in 2015’, Het Financieele Dagblad (09-09-2011) ‘Amerikaanse Senaat begaat fout met ramkoers over Chinees valutabeleid’, Het Financieele Dagblad, 15-102011 92 George W. Bush, ‘Remarks following discussions with premier Wen Jiabao and a exchange with reporters’, Public papers of the presidents of the United States (Washington, 2006), p. 1701 91 41 4.4 Cnooc vs. Unocal Gary Locke’s tweede opdracht was daarom om de Chinese staatsbedrijven aan te pakken. Dit fenomeen stond zes jaar geleden al op de agenda. Op 22 juni 2005, deed het Chinese (staats)bedrijf, Cnooc Limited, een bod van 18,5 miljard dollar op de Unocal Corporation. Unocal was een meer dan honderd jaar oude Amerikaanse energiegigant met grote olie- en gasreserves in Noord Amerika en Azië. Het plotselinge bod, het grootste ooit gedaan door een Chinees bedrijf, veroorzaakte een schok in het internationale bedrijfsleven. Het overschaduwde alle voorgaande Chinese boden voor overnames en was bovendien de eerste poging van China om een Amerikaanse energiegigant over te nemen. Daarnaast zochten ze de competitie met Chevron, Amerika’s tweede energiegigant, die ook een bod op Unocal had gedaan. Hoewel er van beide kanten werd betoogd dat het ging om een financiële transactie draaide het uiteindelijk om een politiek steekgevecht en niet om het beste bod. De Republikeinen in het Congres en de Senaat sprongen als kikkers uit een doos. Het kon namelijk niet zo zijn dat kostbare Amerikaanse energiereserves zomaar indirect in handen van Peking zouden vallen. De Amerikaanse wetgever haalde alles uit de kast om de deal tussen Cnooc en Unocal te kunnen blokkeren.93 In het verleden was het voor buitenlandse bedrijven wel mogelijk om grote Amerikaanse energiebedrijven te kopen. In 1990 kocht het Venezuelaanse staatsbedrijf Petroleos de Venezuela bijvoorbeeld Cities Service (nu CITGO). Het bod van Cnooc kwam echter op een moment dat de Amerikanen met steeds meer argwaan naar China’s groeiende economische macht keken. Bovendien steeg de prijs van olie de pan uit. Deze twee feiten hadden ook een versterkend effect op elkaar. China dat steeds meer ging consumeren werd gezien als een van de oorzaken achter de stijgende olieprijzen. De strijd rondom Unocal viel dan ook samen met de opkomst van de wijdverbreide idee dat de hoeveelheid olie misschien niet toereikendheid was voor de stijgende wereldwijde vraag.94 De steeds grotere afhankelijkheid van olieimport zorgde voor een extra motivatie voor de Amerikanen om Unocal hoe dan ook binnen de nationale boord te houden. Door de verkoop van Union 76 was Unocal in 2005 misschien niet meer de belangrijkste speler op de 93 94 Michael T. Klare, Rising powers, shrinking planet, the new geopolitics of energy (New York, 2009), p. 1 David L. Goodstein, Out of Gas (New York, 2004) p. 15 42 Amerikaanse markt maar het bezat desalniettemin grote onaangeboorde olie- en gasvelden in Azië en Noord-Amerika, waardoor het een aantrekkelijke overnameprooi was voor ieder bedrijf of land dat op zoek was naar extra reserves. Vooral met het oog op de toekomstige schaarste. In Azië hadden ze een reserve van 1,7 miljard vaten en Unocal maakte zich daarmee bijzonder aantrekkelijk voor een overname door de Chinezen.95 Het bod van Cnooc kwam op een moment dat de toekomst van Unocal al in kannen en kruiken was. In april 2005 had Chevron namelijk een bod van 16,5 miljard dollar gedaan. Er waren ook andere bieders, maar die kwamen lang niet aan het bod van Chevron. Er gingen zelfs stemmen op dat Chevron teveel betaalde voor Unocal. Chevron had de reserves echter hard nodig, want de eigen reserves raakten hoe langer hoe meer uitgeput. De deal was dus zo goed als beklonken.96 Zoals verwacht keurde de Amerikaanse overheid het bod van Chevron al snel goed. Alleen de aandeelhouders moesten haar eindoordeel nog uitspreken over de fusie. Zes weken voor dit beslissende moment gebeurde er evenwel iets ongebruikelijks. Er kwam een andere partij in beeld: Cnooc uit China. Op het hoofdkantoor van Chevron, maar ook in Washington werd geschokt gereageerd. De New York Times opende met de kop ‘Capital nearly speechless on big China bid’. ‘Administration officials and many lawmakers were almost tongue-tied about the implications of the sale’, zo luidde de ondertitel. Terwijl Amerikaanse ambtenaren veelvuldig spraken over de voordelen van de toegenomen Chinees-Amerikaanse handel, had volgens de Times niemand verwacht dat een Chinees bedrijf een zo belangrijk Amerikaans energiebedrijf over kon nemen. 97 Cnooc benadrukte expliciet dat het ging om een commerciële transactie. Cnooc was een zijtak van het Chinese staatsbedrijf China National Offshore Oil Corporation, en was al enige tijd bezig met het overnemen van buitenlandse energiebedrijven. Ze onderscheiden zich ook door hun westerse manier van zakendoen.98 De bestuursvoorzitter, Fu Chengyu stuurde zelfs speciaal een brief naar het bestuur van Unocal om deze filosofie te benadrukken. Daarnaast wees hij op het volledig in cash over te maken bod dat voor de aandeelhouders bijzonder positief uit 95 ‘Chinese firm is said to be eyeing Unocal’, LA Times, 17-01-2005 ‘In deal for Unocal, Chevron gambles on high prices’, Wall street journal, 10-08-2005 97 ‘Capital nearly speechless on big China bid’, New York Times, 24-06-2005 98 ‘After earlier fumbles, Cnooc uses wall street tactics in Unocal bid’, Wall street journal, 27-06-2005 96 43 zou pakken. Fu beloofde tevens om alle Amerikaanse werknemers in dienst te houden en gaf aan te willen nadenken over andere concessies richting de aandeelhouders van Unocal.99 Chevron zag zich plotseling geconfronteerd met een echte concurrent. In plaats van het eigen bod te verhogen lanceerde Chevron een politiek tegenoffensief. Het vroeg de Amerikaanse overheid goed te kijken naar de geopolitieke implicaties van het bod. Daarmee werd in de eerste plaats gelijk veel tijd gewonnen. Deze geopolitieke implicaties en het feit dat het nog lang zou duren voordat de deal rond was werden ook op het bordje van de aandeelhouders van Unocal gelegd. Vooral het rekken van de deal was belangrijk, want het maakte de kans op succes kleiner en de aandelen konden in de tussentijd in waarde dalen. Chevron had dus tijd gewonnen en had dus extra mogelijkheden om de politiek te masseren. Ze huurden de bekende lobbyist Wayne L. Berman in, die een sleutelfiguur is binnen de Federalist Group, een Republikeinse lobbyorganisatie die nauwe banden onderhield met de regering Bush. Ook lobbyist Drew Maloney, voormalig medewerker van de leider van de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden, Tom DeLay, maakte onderdeel uit van het Chevronteam met nog een aantal toonaangevende figuren.100 Vanaf dat moment werd het een politiek steekspel in plaats van een zakelijke conflict. Het mocht dan het grootste bod ooit zijn, uitgebracht op een Amerikaans bedrijf, het waren de politieke aspecten in plaats van de financiële die de krantenkoppen domineerden. Het bod van Cnooc werd steeds meer afgeschilderd als een Chinees masterplan om een economische wereldmacht ten koste van de Verenigde Staten te worden. De hele deal schoof zo steeds meer richting het thema nationale veiligheid. Omdat energiezekerheid cruciaal is voor de Amerikaanse economie werd het bod steeds meer een bedreiging voor de nationale veiligheid.101 Zes dagen na het bod van Cnooc bracht het Kamerlid Joe Barton van Texas, voorzitter van de Energy and Commerce committee, het fenomeen van nationale veiligheid onder de aandacht. Hij zond een brief naar president Bush, waarin hij opriep de deal te blokkeren. ‘We urge you to protect American national security by ensuring that vital U.S. energy assets are never sold to the Chinese government.’102 Twee dagen later werd er door 99 ‘Chinese oil giant in takeover bid for US company’, New York Times, 23-06-2005 ‘The big tug of war over Unocal’, New York Times, 06-07-2005 101 Ibidem 102 ‘Republicans urge White House to review Cnooc’s Unocal bid’, Wall Street journal, 29-05-2005 100 44 een grote groep Republikeinen en Democraten een resolutie aangenomen met een verzoek aan de president om het Chinese bod naarstig te onderzoeken op economische en veiligheidstechnische consequenties. Daarbij werd vermeld dat Cnooc, in een tijd van energieschaarste, belangrijke energiebronnen van Unocal richting het Chinese regime zou kunnen sluizen. Dat zou het Amerikaanse belang ernstig schaden.103 De regering Bush was ronduit voorstander van vrijheid op het gebied van handel en investeringen, een van de kenmerken van de Washington Consensus. Die principes gingen in het debat over energiezekerheid en veiligheid totaal ten onder. Bovendien namen de Chinezen het ook niet zo nauw op het gebied van vrijhandel dus waarom zouden de Amerikanen zich wel zo coulant op moeten stellen, zo was de algehele stemming. Tegen eind juli waren er verschillende wetten ingediend die het Chinese bod op allerlei manieren probeerden te dwarsbomen. Ook de media en de publieke opinie waren inmiddels totaal op de hand van Chevron.104 Fu Chengy van Cnooc was bijzonder verbaasd. ‘I didn’t expect so many people would be so sensitive to this’. Hij deed tenslotte niets illegaals en ‘was following a system that was set up by leading Western countries, especially the U.S.’105 Fu probeerde het tij nog te keren maar het kwaad was al geschied. Als andere landen zich niet aan de Washington Consensus hielden, dan kregen ze te maken met een protectionistisch Amerika. De doodsteek kwam toen het Witte Huis door het parlement werd gedwongen om een vier maanden durend onderzoek te doen naar China’s energiebeleid alvorens het Cnooc bod zelf te onderzoeken. Het feit dat de aandeelhouders van Unocal binnen twee weken het Chevron bod af konden ronden, maakte het bod van Cnooc steeds minder aantrekkelijk. Cnooc had inmiddels ook wel door dat het dit politieke spel niet kon winnen en hield de eer aan zichzelf. Op 2 augustus maakte Cnooc daarom bekend dat het afzag van haar bod.106 Acht dagen later accepteerden de aandeelhouders van Unocal het bod van Chevron. De zaak Unocal ging als een gedenkwaardige clash de geschiedenisboeken in. Het vormde de eerste grote botsing tussen Washington en Peking, waarin Washington zijn eigen principes in de ijskast zette ten faveure van het eigen belang. De relatie tussen Washington en Peking kreeg die dag een 103 House Resolution 344, 30-06-2005 ‘US public is hostile to Cnooc bid’, Wall street journal, 14-07-2005 105 ‘Cnooc faces wall of opposition from US’, Financial Times, 08-07-2005 106 ‘Cnooc drops offer for Unocal, exposing US-China tensions’, Wall street journal, 03-08-2005 104 45 duidelijk kader. De Amerikaanse tolerantie met betrekking tot de machtsaspiraties van Peking kwamen hiermee vast te staan. Feit is dat de Peking Consensus een reactie oproept bij de Amerikanen, waarbij Washington de eigen principes uit eigen belang soms even buitenspel zet en daarmee steeds meer op Peking gaat lijken. 46 5. Conclusie 47 5. Conclusie Samuel P. Huntington schreef eind jaren ’90 het boek Botsende Beschavingen.107 In zijn studie stelde hij dat de culturele en religieuze identiteit van mensen de belangrijkste bron van conflict zou worden in de periode na de Koude Oorlog. Botsende beschavingen zouden de wereldpolitiek gaan overheersen en de breuklijnen tussen beschavingen zouden de gevechtslinies van de toekomst zijn. De ideologische en economische verschillen zouden in de ogen van Huntington minder van belang zijn. Echter, zoals we gezien hebben in deze studie, maakt de economische visie op de wereld wel degelijk ook onderdeel uit van de culturele identiteit van een land. Deze visie verschilt namelijk sterk per beschaving. Zo hebben we gezien dat de economische visie van Peking, de zogenaamde Peking Consensus, zich sterk onderscheidt van de economische visie van Washington, de zogenaamde Washington Consensus. De botsing tussen deze twee doctrines vormde de basis van deze studie. Aan de ene kant hebben we de Verenigde Staten als pleitbezorger van de Washington Consensus. De Verenigde Staten die de wereldeconomie vanaf halverwege de twintigste eeuw domineren. Aan de andere kant hebben we China als pleitbezorger van de Peking Consensus. Een China dat sterk in opkomst is en volgens velen de eenentwintigste eeuw op economisch vlak gaat overheersen. Of dit laatste gaat gebeuren is afhankelijk van een groot aantal factoren. Zowel in binnen- als buitenland zijn er veel problemen die het hoofd moeten worden geboden. Feit is dat China als tweede grootste economie ter wereld al een stevige vinger in de pap heeft en daarmee van grote invloed is op het reilen en zeilen van de wereldeconomie. We kunnen dus niet om China heen, wat er ook gebeuren gaat. Bovendien heeft China een eigen mening wanneer het gaat om hoe een staat is opgebouwd en hoe deze staat zich gedraagt binnen die wereldeconomie. Enerzijds is die mening gebaseerd op pragmatisme en anderzijds op superioriteitsgevoelens. China heeft namelijk een kleurrijke en machtige geschiedenis. Tot 300 jaar geleden was het de rijkste en vooruitstrevendste beschaving ter wereld. Het Westen heeft de macht vanaf die tijd weliswaar overgenomen, maar het tij lijkt weer te keren. Het oude superioriteitsgevoel kan dus weer uit de kast. Maar China is er nog niet en daarom proberen ze door eigen pragmatische regels op te stellen weer aan te sluiten bij de economische wereldtop die vrijwel louter westers van origine is. 107 Samuel Huntington, Botsende beschavingen, cultuur en conflict in de 21e eeuw (Antwerpen, 2006) 48 De eigen regels van Peking worden door Washington beschouwd als protectionistisch. Ze botsen met de Washington Consensus die staat voor vrijhandel en een zo klein mogelijke rol van de staat. China mag dan toegetreden zijn tot de WTO, het bevoordeelt nog steeds haar eigen (staats)bedrijven en beïnvloedt de valutakoers om zo de concurrentie met het westen aan te kunnen gaan. Washington probeert in reactie op dit beleid Peking te overtuigen van de economische westerse waarden. Omdat deze oproep vaak aan dovemansoren is gericht begint Washington de Volkrepubliek met eigen wapens te bestrijden. Zo hebben we gezien dat een overname van Unocal, door het Chinese Cnooc, door de Amerikaanse politiek werd geneutraliseerd uit protectionistische overwegingen. Zo werd ook de Chinese valutamanipulatie beantwoord met het aanzetten van de geldpers in de Verenigde Staten, waardoor de inflatie in China gierend uit de hand ging lopen. In de inleiding werd Kenneth Waltz al aangehaald. Hij schreef dat conflicten ontstaan doordat één staat de verandering die een andere probeert te maken tracht te weerstaan. Dit zijn de momenten waarop angst, afgunst en overmoed de boventoon voeren en leiden tot conflicten. De duivel zit volgens Waltz in de transitie. De vraag is natuurlijk hoe het conflict tussen Washington en Peking zich verder gaat ontwikkelen. Zal China zich meer gaan neigen naar de Washington Consensus of zal Washington zich steeds meer gaan bemoeien met de markt door protectionistisch en unilateraal op te treden? Of gaat een van de twee onder in het geweld, net zoals Rusland ten onder ging ten tijde van de Koude Oorlog? 5.1 Opkomende macht De laatste 500 jaar van de economische wereldgeschiedenis werd gedomineerd door sterke handelsnaties. Al deze economische grootmachten zijn er dankzij een mercantilistische politiek in geslaagd om zich in het centrum te plaatsen van de economische globalisering. De eerste fase van hun groei werd telkens opnieuw gekenmerkt door strikte politieke sturing, overheidssteun aan de industrie en beschermende maatregelen voor de binnenlandse markt. Gaandeweg volgde een periode van geleidelijke opening voor buitenlands kapitaal en nieuwe technologieën. De enorme productiestijging leidde in een later stadium tot een agressief handelsbeleid ten aanzien van de rest van de wereld. Kolonialisme en imperialisme waren daar het summum van. Nadat de binnenlandse economie voldoende slagkracht had ontwikkeld om zich op de wereldmarkt te bewijzen, volgde een luid pleidooi voor vrijhandel 49 en open grenzen. Voorbeelden zijn talrijk. De Hollanders lanceerden hun pleidooi voor ‘vrije zeeën’ pas nadat de handelscompagnieën de Spaanse en Portugese overheersing in Azië met geweld en bedrog hadden doorbroken. De Gouden Eeuw van Holland was ondenkbaar zonder de ambitieuze plannen van de stadhouders. De Britse econoom Adam Smith oogstte pas succes met zijn ‘free trade’ betoog nadat zijn landgenoot Thomas Mun een eeuw eerder werd gevolgd in zijn pleidooi voor protectionisme en een strikte industriële planning. De Amerikanen die in de twintigste eeuw de wereld overweldigden met hun neoliberale politiek, hebben hun sterke economische positie voor een groot deel te danken aan Alexander Hamilton, die aan het einde van de achttiende eeuw met zijn mercantilistische beleid de basis legde van de economische groei.108 De harde en bij momenten imperialistische opstelling van deze illustere voorgangers is echter niet voor herhaling vatbaar. China moet zich veel voorzichtiger gedragen. Om te beginnen is het land voor zijn ontwikkeling veel meer afhankelijk van buitenlands kapitaal dan bijvoorbeeld Holland in de zestiende eeuw of Engeland in de achttiende eeuw. Ook het kolonialisme van beide of het imperialisme van de Verenigde Staten zijn vooralsnog ondenkbaar. Peking is veeleer aangewezen op overtuigingskracht en consensus om aan invloed te winnen. Die overtuigingskracht put het in eerste instantie uit zijn eigen binnenlandse groeimodel. In tegenstelling tot de bemoeizuchtige houding van de westerse grootmachten beweert China dat het de eigenheid van elk land respecteert. Het ijvert bijvoorbeeld niet voor snelle pijnlijke liberaliseringsoperaties, maar breekt een lans voor geleidelijkheid.109 Met een overtuigende nieuwe speler op het toneel wordt het in ieder geval moeilijker om tot een akkoord te komen over de toekomst van de globalisering. Tot nu toe werden de beslissingen dikwijls opgedrongen door een aantal grote spelers via instellingen zoals het IMF, de WTO enzovoort. Door de opmars van China is dit niet langer mogelijk. Peking nam bijvoorbeeld het voortouw in de oppositie tegen het voorstel van Europa en de Verenigde Staten om landen te verplichten hun dienstensector bloot te stellen aan buitenlandse 108 Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 251 109 ‘The Washington Consensus and the Beijing Consensus’, People’s daily, 08-06-2005 50 concurrentie. China wil ook niet langer dat de wereldwijde internetcommunicatie gedomineerd blijft door de Verenigde Staten. De Chinese regering wil bijvoorbeeld eigen technische regels voor media zoals televisie, gsm en internet die ingaan tegen de bestaande standaarden.110 Verder worden ook de internationale handelsregels aangevochten. China wil af van diverse richtlijnen op het gebied van kinderarbeid, milieubescherming, bio-ethiek, kwaliteitsbescherming, enzovoort. Dergelijke meningsverschillen dreigen de globalisering onbestuurbaar te maken. Daarbij komt dat de toegenomen concurrentie de verschillende landen gevoeliger maakt voor relatieve verliezen. Ook al wordt de wereldwijde welvaart groter, de onrust in verscheidene economische sectoren zet overheden zwaar onder druk om niet langer toe te geven aan het Chinese charmeoffensief. Op dezelfde wijze loopt ook het veiligheidsoverleg grote risico’s. Ondanks de toenemende interactie en militaire samenwerking werd in Azië nog nooit zoveel geld uitgegeven aan bewapening. Tegenstrijdige belangen maken het bovendien zeer moeilijk om pariastaten zoals Myanmar en Noord-Korea tot de orde te roepen. Voorlopig is er geen sprake van chaos, maar van zoete anarchie. Gewapende conflicten tussen de oude en de nieuwe hoofdrolspelers zijn op korte termijn onwaarschijnlijk. Wat we vandaag zien, betreft mogelijk echter maar het begin van de internationale herordening. China heeft immers nog lang niet de capaciteit om voluit te gaan.111 Het succes van de Peking Consensus en de steeds luidere kritiek op de Westerse dominantie resulteert in een zeer competitief internationaal klimaat. Europa en Amerika zien in dat zij steeds minder bereiken met hun huidige pleidooi voor vrije handel en internationale rechtvaardigheid. Verscheidene landen hebben hun politieke contract met het westen verbroken en proberen nu om een onafhankelijke positie in te nemen die toelaat meerdere machtspolen tegen elkaar uit te spelen.112 110 ‘China’s push for standards unites US, EU’, Wall Street journal, 21-06-2006 Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 254 112 Ibidem, p. 253 111 51 5.2 Toekomstperspectief De toekomst is afhankelijk van zowel Peking als Washington. Maar naar aanleiding van deze studie kunnen we concluderen dat Washington vooral reactief is, wanneer het gaat om de ontwikkelingen in China. Daarom is de toekomst vooral afhankelijk van hoe China zich politiek en economisch gaat ontwikkelen. Schrijver Jonathan Holslag, van het boek Achter de schermen van het Chinese groeimodel, denkt bijvoorbeeld niet dat China de idee van vrijhandel omver wil werpen. Integendeel. Het ultieme doel van het huidige Chinese economische beleid is volgens hem om het land voldoende competitief te maken zodat het zich op lange termijn kan meten met de grote jongens.113 Hier en daar gebruikt Peking zelf reeds het principe van vrije handel om andere landen te dwingen tot openheid in sectoren waarin China uitblinkt. De Volksrepubliek wil de markteconomie dus niet bevechten, maar wenst er deel van uit te maken, weliswaar stapsgewijs en op eigen tempo. Volgens Holslag heeft Peking een aantal opties. Volgens hem gaat de partijtop zijn economische ambities niet bijstellen, want daarmee zou het zijn eigen falen toegeven. Een agressievere rol van de overheid in de buitenlandse handel sluit hij ook uit. Deze aanpak zou China’s geloofwaardigheid als investeringsmarkt verder beschadigen. De politieke elite kan ook op zoek gaan naar een nieuwe legitimiteitsbasis. In plaats van economische groei zou de partijtop het belang van stabiliteit kunnen benadrukken en inspelen op de vrees voor een nieuwe periode van chaos en ontreddering. Of het daarmee succes zal oogsten, is ook twijfelachtig. Een vierde mogelijkheid betreft het afschuiven van de politieke verantwoordelijkheid. Nu reeds probeert de centrale leiding de zwarte piet door te spelen naar de lokale autoriteiten en wijst zij een aantal politici aan als zondebok. Deze strategie zal de werkelijke problemen echter maar voor korte tijd kunnen verdoezelen en zal ten koste gaan van de samenhang binnen de partij. Rest de mogelijkheid van een externe zondebok, een buitenlandse bliksemafleider voor de binnenlandse problemen. Dat met een dergelijke strategie de economische ontwikkeling verder in het gedrang komt, lijdt geen twijfel. Feit is dat Peking reeds herhaaldelijk heeft ingespeeld op het negatieve sentiment van de samenleving ten aanzien van bijvoorbeeld Japan en de Verenigde Staten. Wanneer de partij werkelijk in de hoek wordt gedreven en moet kiezen voor zelfbehoud, blijft de 113 Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 251 52 terugkeer naar negatief nationalisme een voor de hand liggende optie.114 Met een nog stringentere Peking Consensus tot gevolg. Volgens Holslag zal Peking uiteindelijk toch proberen de gemoederen te bedaren en op goede voet met Washington blijven. China zal zich proberen economisch onmisbaar te maken. Daarvoor zal het de consumenten in Amerika blijven sponsoren door zich verder in te kopen in de Amerikaanse schatkist. Het zal ernaar streven om belangrijke Amerikaanse concerns te verankeren in de Chinese markt door lucratieve concessies toe te kennen en nog meer te investeren in toestellen van Boeing en software van Microsoft. Het behouden van de economische interdependentie moet ervoor zorgen dat de Verenigde Staten minder snel geneigd zijn hun toevlucht te zoeken tot vijandige economische, diplomatieke of militaire maatregelen die het Chinese groeiproject kunnen schaden. Anderzijds streeft Peking ernaar om zich op lange termijn minder kwetsbaar te maken voor een vijandige Amerikaanse politiek. Dit begint natuurlijk bij het creëren van meer binnenlandse koopkracht en het aanboren van nieuwe afzetmarkten om de afhankelijkheid van uitvoer naar Amerika te limiteren. China zal echter nog voor zeer lange tijd afhankelijk blijven van de bemiddelde consumenten aan de andere kant van de Stille Oceaan.115 De visie van Holslag is een positieve. Uiteindelijk zal China zich wel voegen naar de regels van het westen om zijn huidige groeicurve niet te verstoren. Maar is dat wel zo gemakkelijk te stellen? Wat gebeurt er wanneer China zijn onafhankelijkheid bereikt? In het derde hoofdstuk van deze studie hebben we gezien dat, volgens de traditionele zienswijze, de rest van de wereld in dienst staat van de ontwikkeling van China tot grootmacht.116 China zal in deze visie steeds meer buitenlandse bedrijven gaan gebruiken voor eigen ontwikkeling. De joint venture, jarenlang de enige bedrijfsvorm voor buitenlandse investeringen, bood alle gelegenheid aan de Chinese partner om er met de door de buitenlandse partner ingebrachte technologie vandoor te gaan. Deze systematiek zal zich kunnen doorzetten. De rol van buitenlandse bedrijven wordt dan steeds meer een dienende, zoals het vazalstaten betaamt. China zal zijn systeem echter aan niemand opleggen, maar gezien haar omvang en starheid 114 Ibidem, p. 255 Jonathan Holslag; Gustaaf Geeraerts, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006), p. 196 116 Jan van der Putten, Verbijsterend China (Amsterdam, 2011), p. 296 115 53 zullen andere landen zich moeten schikken naar de grillen van Peking. China zal de basisregels van de wereldeconomie alleen naleven als het zo uitkomt. Dat proberen wel meer landen, maar uiteindelijk zijn ze bereid de regels te aanvaarden. Het internationale handelssysteem is gebaseerd op wederzijds voordeel. China let vooral op het voordeel voor zichzelf. China mag dan wel lid geworden zijn van allerlei internationale organisaties, maar die afstandelijke grondhouding jegens de buitenwereld verlies je niet zomaar.117 Concluderend kunnen we stellen dat een superieur en pragmatisch China zich eigengereid zal blijven opstellen. Hoe meer economische en politieke macht Peking zal vergaren hoe dominanter ze zich zal gaan gedragen op het wereldtoneel en vice versa. Dat blijkt ook uit een artikel van president Hu Jintao, dat hij recent publiceerde in het blad Op zoek naar de waarheid van de Chinese Communistische partij. In dit artikel waarschuwt hij voor vijandige machten die proberen het land te verwestelijken. Hij pleit ervoor dat China meer zijn best moet doen om zijn invloed in andere landen te versterken. Volgens hem blijven de kracht van de Chinese cultuur en de invloed van het land in het buitenland nog ver achter bij de internationale status van het land.118 Daarmee zien Washington en het westen zich dus geconfronteerd met een pedante tegenhanger die waarschijnlijk alleen met eigen wapens kan worden bestreden. De balans tussen beide doctrines zal, weliswaar afhankelijk van China’s economische progressie, waarschijnlijk naar de Peking Consensus gaan overhellen. In de nabije toekomst heeft de rest van de wereld wellicht geen andere keus dan mee te doen aan de globalisering met Chinese karakteristieken. 119 117 ‘Chinezen voelen zich door het Westen vernederd’, De Volkskrant, 19-11-2011 ‘President vreest verwesterlijking China’, NU.nl, 02-01-2012 119 Jan van der Putten, Verbijsterend China (Amsterdam, 2011), p. 302 118 54 Literatuur Bush, George W., Remarks following discussions with premier Wen Jiabao and an exchange with reporters, in: Public papers of the presidents of the United States (Washington, 2006), p. 1701 Chan, G., China’s compliance in global affairs (Londen, 2006) Economic Policy Institute, Unfair China Trade Costs Local Jobs 2.4 Million Jobs Lost, Thousands Displaced in Every U.S. Congressional District, Briefing Paper #260, (23-03- 2010) Fairbank, J.K.; Goldman, M., China: A new history (Cambridge 2006) Fukuyama, Francis, The end of history and the last man (New York, 1992) Friedman, George, De wereld in 2100, voorspellingen voor de komende 100 jaar (Houten, 2009) Goodstein, David L., Out of Gas (New York, 2004) Holslag, Jonathan; Geeraerts, Gustaaf, Achter de schermen van het Chinese groeimirakel (Brussel, 2006) Hufbauer, G., Wong, Yee, US-China trade disputes (Washington, 2006) Huntington, Samuel, Botsende beschavingen, cultuur en conflict in de 21 e eeuw (Antwerpen, 2006) Jonker, Ed, Historie, over de blijvende behoefte aan geschiedenis (Assen, 2001) Kissinger, Henry, Over China (Amsterdam, 2011) 55 Klare, Michael T., Rising powers, shrinking planet, the new geopolitics of energy (New York, 2009) Lubman, S., The Dragon as Demon: images of China on Capitol Hill (2004) Mackinder, H.J., The geographical pivot of history (1904), in: The geographical journal (december, 2004) Mahbubani, Kishore, The new Asian hemisphere (New York, 2008) Nolan, P., China and the global economy (New York, 2001) Pei Minxin, China’s trapped transition: the limits of developmental autocracy (Cambridge, 2008) Putten, Jan, van der, Verbijsterend China (Amsterdam, 2011) Ramo, Joshua Cooper, The Beijing Consensus (The foreign policy center, 2004) Report to congress of the U.S.-China economic and security review commission (Washington, 2010) Report to congress of the U.S.-China economic and security review commission (Washington, 2011) Reychler, Luc, Democratic Peace Building and Conflict Prevention (Leuven, 1999) Rickard, James, Currency wars, the making of the next global crisis (Londen, 2011) Segal, Gerald, Does China matter, in: Foreign Affairs (oktober, 1999) Unctad, Review of maritime transport (New York, 2005), p. 33 56 Wang Jisi, China’s search for stability with America, in: Foreign Affairs (september/oktober 2005) Williamson, John: What Washington Means by Policy Reform, in: Williamson, John (ed.): Latin American Readjustment: How Much has Happened, Washington: Institute for International Economics 1989 Wolf, Martin, Fixing global finance, how to curb financial crises in the 21st century (Totton, 2010) Xiaoping, Deng, A new approach in stabilizing the world situation, in: Collected works of Deng Xiaoping (Peking, 1984) Zakaria, Fareed, De wereld na Amerika (Amsterdam, 2008) Zhang, Tiejun, China: towards regional actor and world player (Londen, 2005) Artikelen ‘After earlier fumbles, Cnooc uses wall street tactics in Unocal bid’, Wall street journal, 2706-2005 ‘Amerikaanse senaat begaat fout met ramkoers over Chinees valutabeleid’, Het Financieele Dagblad, 15-10-2011 Bergsten, Fred, Testimony before the Committee on Ways and Means, US House of Representatives, March 24, 2010 ‘Capital nearly speechless on big China bid’, New York Times, 24-06-2005 ‘China’s Currency: An analysis of the Economic issues’, Congressional Research Service, 0308-2011 57 ‘China Exim bank puts foreign trade on sound footing’, China Daily, 17-05-2005 ‘China’s push for standards unites US, EU’, Wall street journal, 21-06-2006 ‘China verlaagt de groeiverwachting naar 7%’, Het Financieele Dagblad, 28-02-2011 ‘China verwijt VS protectionisme’, De volkskrant, 15-03-2010 ‘China vreest valutawet’, Het Financieele Dagblad, 13-10-2011 ‘Chinese Amerikaan voor VS naar Peking; Gary Locke verwacht als ambassadeur’, NRC Handelsblad, 08-03-2011 ‘Chinese firm is said to be eyeing Unocal’, LA Times, 17-01-2005 ‘Chinese oil giant in takeover bid for US company’, New York Times, 23-06-2005 ‘Chinezen voelen zich door het Westen vernederd’, De Volkskrant, 19-11-2011 ‘Cnooc drops offer for Unocal, exposing US-China tensions’, Wall street journal, 03-08-2005 ‘Cnooc faces wall of opposition from US’, The Financial Times, 08-07-2005 ‘De Chinese arrogantie’, De Volkskrant, 03-12-2011 ‘Door crisis in VS valt voor Peking motor stil’, Het Financieele Dagblad, 10-08-2011 ‘Druk op Obama om China's muntbeleid te pareren’, De Volkskrant, 17-03-2010 ‘Een 'banaan' als nieuwe Amerikaanse ambassadeur in China’, Trouw, 16-08-2011 58 ‘Internationale druk op Chinese valutabeleid neemt sterk toe’, Het Financieele Dagblad, 2304-2010 ‘Het is tijd de yuan gaat drijven’, Het Financieele Dagblad, 16-08-2011 House Resolution 344, 30-06-2005 ‘In deal for Unocal, Chevron gambles on high prices’, Wall street journal, 10-08-2005 ‘Krugman also estimates that China’s currency policy has caused 1.4 million job losses in the United States’, New York Times, 14-03-2010 ‘Landen houden elkaar in wurggreep’, Het Financieele Dagblad, 28-06-2011 ‘New U.S. Envoy Urges China to Relax Business Restrictions’, New York times, 20-09-2011 ‘Obama nominates John Bryson to be Commerce secretary’, USA Today, 31-05-2011 ‘President vreest verwesterlijking China’, NU.nl, 02-01-2012 ‘Protectionist talk brew in China’, Wall street journal, 04-04-2006 ‘Republicans urge White House to review Cnooc’s Unocal bid’, Wall street journal, 29-052005 ‘Testimony of chairman Alan Greenspan’, Dept. of state, Washington file, 23-06-2005 ‘The big tug of war over Unocal’, New York Times, 06-07-2005 ‘The struggle of the champions’, The Economist, 08-01-2005 ‘The Washington Consensus and the Beijing Consensus’, People’s daily, 08-06-2005 59 ‘US congressional report says China manipulates its currency’, Washington Post, 17-11-2010 ‘US public is hostile to Cnooc bid’, Wall street journal, 14-07-2005 ‘US should rethink its trade policy’, China daily, 28-03-2006 ‘Yuan volledig converteerbaar in 2015’, Het Financieele Dagblad, 09-09-2011 Websites Doelstellingen van de Chinese Eximbank: http://english.eximbank.gov.cn/profile/intro.shtml Belangrijkste buitenlandse eigenaren van Amerikaanse staatsobligaties: http://www.treasury.gov/resource-center/data-chart-center/tic/Documents/mfh.txt 60