professie en praktijk TEKST JOY TEN BERGE 1 C H I N A’ S O P KO M S T I N D E W E R E L D E C O N O M I E : KANSEN EN RISICO’S IN BEWEGING China boog vanaf eind jaren ‘70 het economische beleid om door “de rivier over te steken met de voeten voelbaar over de bodemstenen”, zoals gekarakteriseerd door het toenmalige staatshoofd Deng Xiaoping. In de praktijk betekende dit de geleidelijke hervorming van een voorheen agrarische economie gestoeld op socialistische principes naar een industrialiserende exporteconomie. Toch had waarschijnlijk niemand vermoed dat anno 2007 – binnen drie decennia, met gemiddeld 9-10% groei per jaar – China het vierde grootste bruto binnenlands product in de wereld zou hebben. Het land ontpopte zich tot een leidende mondiale handelspartner, ontvangt de meeste buitenlandse directe investeringen van alle opkomende economieën, is ´s werelds grootste deviezenreservehouder en is de op één na grootste financier van het Amerikaanse lopende rekeningtekort. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor China en andere landen in de wereldeconomie? Gaan er ook bedreigingen uit van de snelle verovering van de wereldmarkten door de oosterse draak? In dit artikel wordt vooral ingegaan op de rol van de wisselkoers en het deviezenreservebeheer in China. Ten slotte wordt kort stilgestaan bij de mogelijke gevolgen van een drastische wijziging van het deviezenbeleid voor de financiële markten. Joy ten Berge De indrukwekkende Chinese groei wordt vooral gedreven door de export (zie grafiek 1). Door een groot overschot aan goedkope arbeid – vooral vanuit het platteland – is China in staat om stevig te concurreren op de exportmarkten met een scala aan goederen variërend van textiel en elektronische consumptieartikelen tot zelfs enkele hoogwaardige technologieproducten. China’s export is tevens een eindschakel in de regionale productieketen, waarbij diverse Zuid-Aziatische landen intermediaire producten leveren die op Chinese bodem worden geassembleerd. Hiermee fungeert China als een belangrijke groeimotor van de regio. Export gaat vooral richting West-Europa en de Verenigde Staten, hoewel goedkope “made in China” producten tegenwoordig vrijwel overal in de wereld terecht komen. Consumenten kunnen aldus wereldwijd profiteren van China’s ontwik- keling en integratie in de wereldeconomie. Maar ook de Chinese bevolking gaat erop vooruit: tussen 1980 en 2006 werd de welvaart vervijfvoudigd, van een gemiddeld inkomen van ongeveer $200 naar $1100 per hoofd van de bevolking2. Maar zijn er mogelijk ook risico’s verbonden aan deze uitbundige groei. Het Centraal Plan Bureau3 bestudeerde onlangs de voor- en nadelen en concludeerde dat per saldo een gunstig effect uitgaat op de Nederlandse economie vanwege het prijsdrukkende effect van goedkope import en via de belangrijke rol van Nederland als doorvoerland naar de rest van Europa. Ook bleek het exportpakket van China slechts in geringe mate te overlappen met dat van Nederland, waardoor er geen nadeel voor inkomen of werkgelegenheid binnen GRAFIEK 1: OFFICIËLE RESERVES EN LOPENDE REKENING VAN CHINA IN MILJARDEN US-DOLLARS 1400 Officiële reserves 2007: 1e kwartaal. 1200 Lopende rekening 2007: hele jaar 1 Joy ten Berge is werkzaam als 1000 beleidsmedewerkster bij de divisie Financiële Stabiliteit van De Neder- 800 landsche Bank. Het artikel is op persoonlijke titel geschreven. 600 2 Er wordt tevens geschat dat 400 tijdens deze periode ongeveer 200 miljoen Chinezen boven de armoe- 200 degrens zijn getrokken naar een beter bestaansniveau. 96 97 3 Bron: CPB Document No. 127, 13 september 2006. 28 DE ACTUARIS JULI 2007 bron: IMF (WEO) 98 99 00 01 02 03 04 05 06 07 professie en praktijk GRAFIEK 2: WISSELKOERSEN YUAN/US EN YUAN/EURO 11 10,5 10 9,5 Yuan / US dollar 9 Yuan / US euro 8,5 8 7,5 7 jan 05 mrt 05 mei 05 jul 05 sep 05 nov 05 jan 06 mrt 06 mei 06 jul 06 sep 06 nov 06 jan 07 mrt 07 mei 07 Bron: Datastream de Nederlandse exportsector werd gevonden. Deze situatie kan echter wel veranderen, omdat China in de komende jaren de internationale productie- en arbeidsverdeling verder zal beïnvloeden. Allereerst zal de Chinese economie hard blijven groeien op basis van het bijna onuitputtelijke aanbod van nieuwe arbeidskrachten (jaarlijks zo’n 10-15 miljoen). Bovendien is er ruimte voor een flinke stijging van de productiviteit (output per werknemer) door betere scholing en de inzet van hoogwaardige technologie. Nu bestaat nog slechts 5-15% van China’s export uit kennisintensieve producten, maar dit aandeel zal toenemen bij een stijgende productiviteitsgraad (deze steeg van 6% per jaar gedurende de jaren ’80 naar 9% jaarlijks tussen 1990 en 2005). De concurrentiepositie van specifieke sectoren in de geïndustrialiseerde landen zou dan (verder) onder druk kunnen komen. 4 In termen van inkomen per hoofd van de bevolking is China nog steeds een ontwikkelingsland. 5 De enorme vervuiling vraagt ook om speciale aandacht bij herbalanceren van de economische groei en binnenlandse bestedingen. De focus op export gaat in zekere mate ten koste van de groei van de binnenlandse consumptie in China4. De exportsector creëert banen in enkele grote steden en in speciale industriezones. Hierdoor blijven andere delen van de economie onderontwikkeld en treden grote inkomensverschillen op. Bovendien is de spaarquote hoog in vergelijking met het bestedingsniveau, onder meer vanwege de structurele onzekerheden in de gezondheidszorg, het onderwijs en de pensioen- en andere sociale voorzieningen. De Chinese economie moet dan ook evenwichtiger worden, waarbij de binnenlandse consumptie een grotere bijdrage aan de economische groei kan leveren5. Cruciaal is om hierbij ook de inkomensverdeling te verbeteren: hogere binnenlandse bestedin- gen zouden moeten worden gericht op de achtergestelde delen van de economie, wat de lange termijn houdbaarheid van de groei ten goede zal komen. Gegeven de relevantie van China voor de wereld is een dergelijke verankering van economische maar ook politieke duurzaamheid tevens in het belang van de mondiale stabiliteit. De Chinese wisselkoers (zie grafiek 2) speelt bij de huidige ontwikkelingen een essentiële rol. De Chinese munt, de yuan, was tot medio 2005 gekoppeld aan de Amerikaanse dollar en is sindsdien – onder een iets flexibeler regime – met 6% geapprecieerd. Hierdoor blijft de Chinese munt relatief (te) goedkoop ten opzichte van andere valuta. Dit draagt bij aan de gunstige concurrentiepositie van Chinese (export)bedrijven. De consequentie van het handhaven van een ondergewaardeerde munt is de accumulatie van enorme valutareserves in het Chinese bankwezen (grotendeels bij de centrale bank). Hoewel China ook kapitaal ontvangt uit buitenlandse investeringen, zijn het vooral de exportopbrengsten die voor de sterke groei van de reserves zorgen. Het Chinese wisselkoersbeleid brengt een aantal nadelen met zich mee. Allereerst worden de reserves grotendeels belegd in financiële activa gedenomineerd in Amerikaanse dollars. Indien de waarde van de dollar daalt, daalt ook de reële waarde van de reserves. Daarbij betreft het vooral vastrentende activa, zoals Amerikaans schatkistpapier en staatsobligaties. Het rendement hierop bedraagt rond de 4%, wat beduidend lager is dan de marktrendementen van diverse alternatieve beleggingen. ➤ DE ACTUARIS JULI 2007 29 professie en praktijk 6 Getuige ook de hoge percentages van slechte leningen (non-performing loans) in de kredietportefeuilles in het verleden. 7 Bovendien voedt het speculatieve kapitaalinstroom dat profiteert van hogere renteniveaus en anticipeert op vermogenswinst zodra de munt alsnog apprecieert. 8 De actuele dekking op basis van dit criterium is nu zelfs 4 jaar. 9 In 2006 voorzag China voor 20-25% in de dagelijkse behoefte aan schatkistpapier- en staatsobligatiefinanciering (Bron: FED) 10 In 2005: $180 miljard. 11 In 2005 bedroegen de grensoverschrijdende bankleningen, directe investeringen en primaire beleggingen in aandelen en obligaties tesamen ongeveer $6000 miljard (Bron: McKinsey Global Capital Markets Report, January 2007). 12 In 2006 groeide hun kapitaal met ongeveer $100 miljard (Bron: Financial Stability Report, Bank of England, April 2007). 30 DE ACTUARIS JULI 2007 Ten tweede zorgen de sterke deviezengroei en inflexibele wisselkoers ook voor problemen in de implementatie van het monetaire beleid en in de efficiënte werking van het financiële systeem. De exportbedrijven ontvangen relatief veel binnenlandse valuta voor hun dollars en euro’s door de lage waardering van de yuan. Hierdoor neemt de binnenlandse liquiditeit sterk toe. Het wordt dan ook steeds moeilijker voor het monetaire beleid om de inflatie te beteugelen door middel van “sterilisatie”, bijvoorbeeld via een renteverhoging. Normaliter zou een hogere rente het publiek aanmoedigen meer te beleggen in bankdeposito’s, maar deze moeten dan ook weer rendabel en efficiënt kunnen worden uitgeleend door de banken. Dit laatste is echter problematisch, omdat het bankwezen zich tot voor kort nauwelijks liet leiden door het rente-instrument bij de allocatie van kredieten, aangezien leningen grotendeels op een directe, niet markt conforme wijze aan (staats)bedrijven werden toegekend6. Hoe dan ook komt een renteverhoging onder een strak geleide wisselkoers neer op dweilen met de kraan open: men zou de rente moeten blijven verhogen om de deviezeninstroom te steriliseren7. Voor het voeren van een effectief monetair beleid zouden in China de rente en de wisselkoers simultaan met de markt moeten bewegen. Het uitblijven van gecoördineerd beleid op beide fronten weerspiegelt een situatie van schijnbaar evenwicht die potentieel zeer fragiel is. Het risico is dat de onderliggende onevenwichtigheden zich schoksgewijze ontrafelen. Zo zou een abrupte aanpassing van de Chinese wisselkoers kunnen leiden tot grote verschuivingen in de internationale handels- en kapitaalstromen. Een schoksgewijze renteverandering zou nadelige gevolgen hebben voor het toch al fragiele Chinese bankwezen en mogelijk onevenwichtigheden binnen de reële economie versterken. Recent kondigden de Chinese autoriteiten aan het beheer van de deviezenreserves te willen wijzigen ten einde een hoger rendement te behalen en het potentiële verlies van dollarwaarde te beperken. Als buffer tegen eventuele externe betalingsproblemen heeft de hoogte van de reserves de gangbare ondergrens immers al lang overschreden. Zo kan ruimschoots worden voldaan aan de korte termijn (1 jaar) lopende rekening- en schuldverplichtingen8. Het is de vraag hoe snel de Chinezen zullen diversifiëren en met welke mate van transparantie. De bezorgdheid van beleidsmakers, zoals centrale banken en het IMF, vloeit mede voort uit het verband met de huidige, grootschalige Chinese aankoop van Amerikaans vastrentende waarden9. Een plotselinge ombuiging van het Chinese investeringsbeleid in de richting van andere (particuliere) activa zou grote effecten kunnen hebben op de lange rente in de VS en de waarderingen op diverse financiële markten, alleen al gelet op de omvang van de Chinese deviezenreserves. Deze bedroegen per eind 2006 $1200 miljard (inclusief goud), en de Chinezen hebben aangekondigd ruim $200 miljard te willen herbeleggen in hoogrenderende instrumenten, zoals private equity funds, hedge funds, en complexe kredietproducten (zogeheten CDO en CLO fondsen). Als eerste stap heeft China $3 miljard in het private equity fonds Blackstone geïnvesteerd. Mogelijk zal ook een steeds groter deel van de jaarlijkse toename van de reserves – alleen al in 2006 bedroeg dit $135 miljard (exclusief goud)10 – op deze wijze worden gediversifieerd. Dit houdt een potentiële verschuiving in van 2-3% van de jaarlijkse internationale kapitaalstromen11. Dit komt overeen met twee maal de jaarlijkse kapitaalstoename van alle hedge funds wereldwijd12. Waarom investeert China deze middelen niet in de eigen economie, waar gelet op de hoge groei goede financiële rendementen mogelijk zouden moeten zijn? Dit blijkt niet eenvoudig en is te wijten aan zowel de eenzijdige investeringen binnen de reële economie als aan de geringe diepte en efficiëntie van de aandelenmarkt en secundaire liquiditeitenmarkt. De investeringen zijn grotendeels gericht op de exportsector en minder op de rest van de binnenlandse economie (bijvoorbeeld dienstensector en midden- en kleinbedrijf). Enkele beursgenoteerde grootbedrijven ondergaan weliswaar sterke koersstijgingen, maar dit is tevens een reflectie van een gebrek aan diversificatiemogelijkheden, waarbij de aandelenhandel evenals de markt voor afdekking en verhandeling van kredietrisico nog in de kinderschoenen staan. Dit vermindert de mogelijkheden van alternatieve binnenlandse investeringen en beleggingen, en maakt buitenlandse financiële investeringen vooralsnog aantrekkelijker. TOT SLOT Het debat over de kansen en risico’s van China’s opkomst in de wereldeconomie is bij lange na niet ten einde. China blijft groeien en haar rol in de wereldeconomie en het internationale financiële systeem wordt steeds belangrijker. Gelukkig zijn de Chinese autoriteiten zich hiervan bewust en meer bereid om over het te voeren beleid met andere landen en internationale instellingen in dialoog te treden. Zij hebben het zijden gordijn langzaam opgetild en hopelijk gaat dit steeds verder open, in het belang van de Chinese en de mondiale stabiliteit. ■