Werkvertaling ‘Smerdis’ r. 9-65 Hij was dus ge- lijk aan Smerdis qua uiterlijk en met name 10 ook had hij dezelfde naam: Smerdis. De magiër Patizeithes overtuigde (ptc. aor.) deze man, dat hij zelf voor hem alles in orde zou maken, bracht (ptc. praes.) [hem] naar de koninklijke troon en zette [hem] erop. Nadat hij dat gedaan had stuurde hij boodschappers uiteen, zowel naar elders als met name naar Egypte, om aan het leger bekend te maken dat er in het vervolg geluisterd moest worden naar Smerdis, de zoon van Cyrus, maar niet naar Camby- ses. Prexaspes van verraad beschuldigd (pag. 90) 15 De andere bodes maakten dat dus bekend, en met name ook degene die naar Egypte was gestuurd – want hij trof Cambyses en het leger aan, toen die zich in Ecbatana in Syrië bevond – , ging in het midden staan (ptc. aor.) en maakte bekend wat was opgedragen door de magiër. Nadat Cambyses dit van de bode had gehoord en overtuigd was geraakt dat deze de waarheid sprak en dat hij zelf verraden was door Prexaspes 20 – want [hij was overtuigd geraakt] dat die, hoewel hij was ge- stuurd om Smerdis te doden, dat niet had gedaan – , richtte hij de blik (ptc. aor.) op Prexaspes en zei: ‘Prexaspes, heb jij op die manier voor mij de zaak volbracht die ik jou heb opgedragen?’ Maar hij zei: ‘Meester, dat is niet waar, dat uw broer Smerdis ooit tegen u in opstand is gekomen, en ook niet dat er van de kant van die man voor u een reden tot strijd zal zijn, (of ) groot of klein.’ Want 25 ik zelf heb gedaan (ptc. aor.) wat u mij opdroeg, en ik heb hem begraven met mijn eigen handen. Als nu de doden tot leven zijn gekomen, moet u erop rekenen dat ook Astyages de Mediër tegen u in opstand zal komen. Maar als het is zoals voorheen, vrees dan niet, dat er voor u ellende ontstaat, althans [niet] door hem. Nu lijkt het mij dus goed dat wij de bode inhalen (ptc. aor.) en verhoren door te vragen van wie hij gekomen is om ons bekend te maken (van wie gekomen zijnde hij ons bekendmaakt), dat we 30 naar koning Smerdis moeten luisteren (naar koning Smerdis te luisteren). Prexaspes blijkt onschuldig (pag. 90) Nadat Prexaspes dat had gezegd – want het beviel Cambyses – , kwam de bode, zodra hij was ingehaald. Toen hij was aangekomen, vroeg Prexaspes hem het volgende: ‘Kerel, je zegt immers dat jij bent gekomen van Smerdis, de zoon van Cyrus, als boodschapper. Nu dan, vertrek in vreugde (ptc. praes.), nadat je de waar- heid hebt gezegd, [namelijk] of 35 Smerdis zelf voor jouw ogen verschijnend jou dit heeft opgedragen, of iemand van zijn dienaren.’ En hij zei: ‘Ik heb Smerdis, de zoon van Cyrus, sinds koning Cambyses naar Egypte is opgetrokken, nog niet ge- zien. De magiër, die Cambyses tot opzichter van het paleis heeft aangewezen, die heeft dat aan mij opgedragen: hij zei (ptc. praes.) dat Smerdis, de zoon van Cyrus, degene was die had opgedragen dat 40 tegen jullie te zeggen.’ Hij vertelde [dat] dus aan hen, zonder daarbij iets te liegen (niets daarbij gelogen hebbend), en Cam- byses zei: ‘Prexaspes, aangezien jij als een goed man mijn bevel hebt uitgevoerd, ben jij vrijgesproken van schuld. Maar wie van de Perzen zou degene kunnen zijn die tegen mij in opstand is gekomen, steunend op de naam Smerdis?’ En hij zei: ‘Ik meen datgene te begrijpen wat er is gebeurd, koning. De magiërs zijn degenen die tegen u 45 in opstand zijn gekomen, zowel degene die u hebt achtergelaten als opzichter van het paleis, Patizeithes, als zijn broer Smerdis.’ Cambyses komt bij zinnen (pag. 91) Toen, toen hij de naam van Smerdis gehoord had, werd Cambyses getroffen door (trof Cambyses) de waarheid zowel van de woorden als van de droom. Want hij had gedacht dat in zijn droom iemand aan hem berichtte dat Smerdis op de konink- lijke troon zat (ptc. praes.) en met zijn hoofd 50 de hemel raakte. Maar toen hij had begrepen dat hij tevergeefs zijn broer te gronde had gericht, beweende hij Smerdis, en nadat hij [hem] had beweend en ontstemd was geraakt over de hele toedracht, sprong/springt hij op zijn paard, van plan (zijnde) om zo snel mogelijk naar Susa op te trekken tegen de magiër. En terwijl hij op het paard sprong, viel zijn (bij hem de) sluitdop van de schede van zijn zwaard eraf, en het zwaard, ontbloot als het was, 55 raakte zijn dijbeen. Toen hij verwond was geraakt (ptc. aor.) juist op de plek waar hij eerder zelf Apis, de god van de Egyptenaren, had getroffen, vroeg Camby- ses, omdat hij de indruk had gekregen (door een) dodelijk(e verwonding) getroffen te zijn, wat de naam van de stad was. En ze zeiden dat de naam van de stad Ec- batana was. Eerder nog was hem vanuit de stad Bouto een orakel gegeven, dat hij zijn leven zou beëindigen in Ecbatana. Hij dacht [toen] natuurlijk dat hij op hoge leeftijd zou sterven in het Medische Ecbatana 60, waarin hij zijn gehele machts- basis had. Maar het orakel bedoelde blijkbaar in Ecbatana in Syrië. En toen hij dus op dat moment op zijn vraag (ptc. praes.) de naam van de stad had gehoord, kwam hij, zowel door het ongeluk, veroorzaakt door de magiër, als door de verwonding buiten zichzelf (geraakt), weer bij zinnen, begreep (ptc. aor.) het orakel en zei: ‘Hier is het voorbeschikt dat Cambyses, de zoon van Cyrus, 65 sterft.’ Een bekentenis (pag. 91) Toen zei hij slechts dat, maar ongeveer twintig dagen later, nadat hij de belang- rijksten van de Perzen die aanwezig waren voor zich had laten halen, zei hij tegen hen het volgende: ‘Perzen, ik voel de behoefte [om] de zaak die ik van alle [zaken] het meest verborgen hield, om doe aan jullie te openbaren. Ik namelijk, toen ik in Egypte was, heb een droom gezien in mijn 70 slaap, waarvan ik wilde dat ik hem nooit had gezien! Want ik dacht dat een bode, afkomstig (ptc. aor.) uit mijn huis, mij berichtte dat Smerdis op de koninklijke troon zat (ptc. praes.) en met zijn hoofd de hemel raakte. Bang geworden (zijnde) dat ik beroofd zou worden van de heerschappij door toedoen van mijn broer, handelde ik meer snel dan wijs. Want het was blijkbaar niet mogelijk voor de menselijke natuur om af te wenden wat voorbestemd was om te gebeuren, en/maar ik 75 – dwaas [die ik ben] – zond/zend Prexaspes naar Susa om Smerdis te doden.