Werkgroep Natuurlijk Zeist-West Couwenhoven 4612 3703 EM Zeist telefoon 030-6958618 E [email protected] Provinciale Staten van Utrecht t.a.v. de griffie postbus 80300 3508 TH Utrecht onderwerp: inspraakreactie Streekplan datum: 15 februari 2004 Geachte Staten, Wij hebben met belangstelling kennis genomen van het ontwerp-streekplan 2005-2015. Wij complimenteren u met de consciëntieuze beschrijving van de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Utrecht en de gedegen verkenning van de ruimtelijke ontwikkelingen. Ook zijn wij blij met uw keuze om het landelijke gebied en de natuurgebieden te beschermen met rode en groene contouren. Over de volgende onderwerpen hebben wij opmerkingen. 1) Zonering landelijk gebied 1.1. Stedelijke uitloopgebieden a) U hebt een aantal gebieden grenzend aan Zeist, De Bilt en Utrecht ingedeeld als landelijke gebied 1. Naar onze mening wordt voor deze gebieden door u daarmee teveel de nadruk gelegd op uitsluitend (nieuwe) infrastructuur ten behoeve van de recreatie. Het zijn zoals u zelf ook aangeeft, vaak juist de bestaande kwaliteiten van natuur en landschap die zeer worden gewaardeerd. Of zoals u schrijft in het Streekplan: “De bevolking in zowel het stedelijk als het landelijk gebied waardeert de kwaliteit van het landelijk gebied en de open ruimte zeer. Aan deze kwaliteit (..), zal in de toekomst nog meer waarde worden gehecht”. b) Naar onze mening kan een recreatieve functie in termen van verantwoord medegebruik ook zeer goed gestalte krijgen als de gebieden tussen Zeist en Utrecht in LG3 worden ingedeeld. Het zijn juist de mogelijkheden van wandelen en fietsen die in deze gebieden zeer op prijs worden gesteld. In hoofdzaak bieden de bestaande ontsluitingen in deze gebieden daarvoor voldoende gelegenheid. Indien (veel) nieuwe fiets- en wandelpaden worden aangelegd verstedelijken deze gebieden als het ware, waardoor zij juist hun aantrekkingskracht verliezen. Juist omdat zij van oudsher “open” zijn, moet er met het aanleggen van nieuwe zaken voorzichtig worden omgesprongen. c) De Ecologische Hoofdstructuur loopt in onze provincie onder meer van het zuiden van Zeist langs het westen van De Bilt naar het noorden van Utrecht. De EHSgebieden zijn als zodanig aangewezen onder meer vanwege hun natuurwaarden en potenties voor verdere ontwikkeling van de natuur. In deze zone ligt de enige functionerende natte en droge mogelijkheid voor grotere en kleinere dieren die zich over de grond verplaatsen om de barrière die de A28 vormt te passeren. De gebieden in deze zone zijn veelal voor de cultuurhistorie en voor de extensieve recreatie van belang. De indeling in LG1 achten wij niet in overeenstemming met de functie en waarde van deze gebieden. U schrijft “In dit streekplan wordt de EHS planologisch verankerd” Op bladzijde 59 merkt u op dat de EHS vrijwel geheel valt in het LG3. Wij verzoeken u daarom om ook de gebieden ten zuiden van Zeist en ten zuidwesten van De Bilt in te delen als Landelijk Gebied 3. Wij hopen dat u zich wilt blijven inzetten om de kwaliteiten van deze gebieden te behouden en te versterken. En om te voorkomen dat deze versnipperd of verrommeld raken door de aanleg van nieuwe voorzieningen. d) Ondanks de toelichtende tekst op bladzijde 59 is het ons onduidelijk of de begrenzing van de EHS uit de Natuurgebiedsplannen 1 op 1 is overgenomen in het Streekplan en op de kaart ‘gebieden binnen groene contouren’. De in januari beschikbaar gestelde elektronische versie van kaart 7.5 is overigens in details niet duidelijk genoeg. e) Wij begrijpen verder niet waarom wel nieuwe, nog niet bestaande en functionerende faunapassages op de kaart zijn gezet, maar niet de bestaande wel functionerende passages zoals die onder het Wildviaduct in de A28 bij Oostbroek. Wij vinden dat de bestaande passage onder de A28 zo belangrijk dat deze op de plankaart moet worden aangegeven en zo moet worden beschermd. 2) Bescherming ecologische verbinding Kromme Rijn-Vechtplassengebied alsmede Wildviaduct A28 met aanliggende gebieden (corridorfunctie). a) Het verbaast ons dat in het gebied tussen Driebergen (Hooge Woerd) en Groenekan (Beukenburg) geen ecologische verbindingszone is aangewezen. Grote delen van het landelijk gebied hier behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur, onder meer vanwege de verbindingsfunctie. Op de flank van de Heuvelrug bevinden zich belangrijke kwelwatergebieden met bijhorende flora en fauna. Gezien de natuurwaarden dienen de landelijke gebieden die EHS-gebied zijn en die de enige, nu goed functionerende verbinding onder de A28 tussen Heuvelrug Kromme Rijn- en Rivierengebied gestalte geven, de aanduiding LG3 of LG4 te krijgen. Het gaat ons om gebieden waarin deze verbindingen feitelijk lopen, dus om (delen van) Hoogewoerd, Rijnwijck, Wulperhorst, Blikkenburg, het gebied Koelaan - Lage Grond, Vollenhoven, Sandwijck en Beukenburg. De landgoederen en natuurkernen zouden de aanduiding LG4 moeten krijgen, de overige gebieden LG3. Gesproken kan worden van een kralensnoer van landgoederen dat samen met allerlei landschapselementen (stepping stones) in het agrarische landschap de EHS hier realiseert. b) Ook van groot belang zijn de verbindingen in dit gebied tussen Heuvelrug en Kromme Rijn. Deze worden onder andere in het Natuurgebiedsplan en de gemeentelijke en provinciale natuur- en landschapsplannen genoemd. In deze zone is dat onder andere de verbinding tussen de Groene Driehoek en de Utrechtse Heuvelrug nabij De Breul in Zeist. Het Streekplan zou aan deze verbindingen ook aandacht moeten besteden. c) Wij verwijzen u ter onderbouwing naar de goede voorstellen over de ecologische verbindingszones in de reactie van de Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken welke u van de Stichting hebt ontvangen. Zelf spreekt u op pagina 10 van het ontwerpStreekplan ook zorg uit over ”de afnemende kwaliteit van natuur en landschap.” Alle reden om een grotere inspanning te leveren om dit tij te keren. Pagina 2 Voor een beeld van de verbindingen verwijzen wij u naar de bijlagen I, II en III. Meer concreet hebben wij over de verschillende gebieden nog de volgende opmerkingen. 2.1 Gebied tussen de Koelaan en de Lage Grond Dit gebied is naar onze mening ten onrechte aangeduid als Landelijk gebied 1: a) Het gebied is in het vigerende Streekplan ingedeeld als LG3-gebied. LG1 betekent een forse achteruitgang in bescherming van waarden. b) Verder behoort het gebied tot de Ecologische Hoofdstructuur. Het functioneert als ecologische verbindingszone en als verblijfsgebied voor dieren. Het gaat om een smalle corridor tussen Bunnik en Zeist. Een functie als stedelijk uitloop gebied doet afbreuk aan de in dit gebied kwetsbare functie van ecologische verbindingszone tussen Kromme Rijngebied en Noorderpark. c) Het gebied vervult tevens een functie als groene, open buffer tussen Bunnik en Zeist en voorkomt het aaneen groeien van beide plaatsen. d) U schrijft op pagina 93 van het Streekplan dat de noodzaak van een ingrijpende aanpassing in dit gebied ontbreekt. Ook vermeldt u dat de zone ten noorden van de Kromme Rijn belangrijk is voor de natuur en voor recreatief medegebruik. e) Het gaat om landbouwgebied met natuur- en cultuurhistorische waarden. Hierin bevinden zich nog vele landschapselementen (o.a. grienden/hakhoutpercelen) en (kwel)watergangen. Er is ook een duidelijk reliëf waarneembaar is. Tenslotte ligt in de gebied de fraaie en oude Kouwenhovenselaan. Velen genieten vanaf de randen van Bunnik en Zeist van de rust en ruimte in dit gebied. f) In het kader van het Landinrichtingsplan Groenraven-Oost heeft begrenzing en deels ook aankoop ten behoeve van natuurontwikkeling plaatsgevonden in relatie tot agrarisch gebruik van het omliggend gebied. Indien het gebied een andere functie krijgt, dienen ook de begrenzingen te worden heroverwogen. Ook in het landinrichtingsplan zijn overigens geen grootschalige ingrepen voorzien. g) In dit gebied bestaan geen grootschalige recreatieve voorzieningen als bedoeld in de omschrijving van LG1 in het ontwerp-streekplan. Evenmin is een dergelijke ontwikkeling voorzien. Wij verwijzen u verder naar de bijlage IV. 2.2 Landgoederen Niënhof en Oostbroek Dit zijn belangrijke natuurkernen en onderdelen van de natte ecologische verbinding langs de Kromme Rijn of via het Wildviaduct in de A28 naar het Vechtplassengebied. Deze dienen de aanduiding LG4 te krijgen. 2.3 Gebied tussen de Kromme Rijn en de Koelaan (gemeente Bunnik) In dit gebied ligt de golfbaan De Brakel. Deze is gerealiseerd als onderdeel van de EHS. Deze heeft bij aanleg een dubbelbestemming voor natuurontwikkeling en golfbaan gekregen. De golfbaan is dus tegelijkertijd natuurgebied (zie de bijlage V en VI). Het gaat hier dus om een verwevenheid van functies in het kader van de EHS en dus is zonering als LG3 meer passend. Dit om er zorg voor te dragen dat natuur hier een blijvende bestemming is en niet uitsluitend recreatie als functie van dit terrein wordt gezien. Tevens is dit gebied onderdeel van de ecologische verbindingszone langs de Kromme Rijn. 2.4 Landgoederen Wulperhorst-Blikkenburg Deze landgoederen zijn in het kader van de landinrichting Groenraven-Oost als één gebied gezien. Er is onder andere sprake van Kamsalamanders en de Grote Modderkruiper in deze gebieden, allebei Rode Lijstsoorten.. Gezien de hoge natuurwaarde dient dit gebied als LG4 te worden aangeduid. Tevens vormen deze landgoederen met delen van Rijnwijck de Pagina 3 ruggengraat van de zgn. Groene Driehoek. Wij pleiten ervoor om deze gebieden als één groot, weinig versnipperd natuurgebied te zien. Zie bijlagen VII en bijlage VIII. 2.5 Gebied Rijnwijck - Hooge Woerd Gezien de aanwezige en potentiële natuurwaarden dient dit gebied de aanduiding LG4 te krijgen. Hier komt een faunapassage onder de A12. De toeleidende gebieden en corridors moeten beschermd worden met een zonering als Landelijke gebied 3 of 4. Rijnwijck Zuid: het gebied tussen de Rijnwijckse Wetering en de Odijkerweg is deels bestaande natuur en deels aangewezen als nieuw natuurontwikkelingsgebied. Hier moet LG4 komen. Het agrarisch gebied tussen Odijkerweg en Hooge Woerd moet LG 3 krijgen. Dit gebied kent nog een oude verkaveling met kwelsloten en grenst direct aan een kwelgebied waarop ook de nieuw aan te leggen faunapassagetunnel gerealiseerd wordt met de verbreding van de A12. Deze tunnel sluit aan op een vaste trekroute, die met LG3 het ondersteund moet worden. 2.6 Ecologische verbindingszone Kromme Rijn De gebieden langs de Kromme Rijn tussen Hooge Woerd en Bunnik zouden in plaats van als LG1 als LG3 moeten worden aangeduid vanwege de ecologische verbindingsfunctie van de Kromme Rijn. 3 Rode Contour algemeen U laat de gemeenten veel beleidsvrijheid binnen de rode contour. Daarom zijn wij blij met de zorgvuldigheid waarmee u in veel gevallen de contour hebt “gelegd”. Onderstaand vragen wij uw aandacht voor enkele bijzonderheden op dit gebied. 3.1 Rode contour ten westen van Zeist langs de A28 en de Noordweg a) Uit oogpunt van het bewaren van het oorspronkelijke landschap (parkbossen van Vollenhoven) en om ecologische redenen en tevens als vrijwaringszone is het bewaren van een voldoende ruime groene rand langs de A28 belangrijk. Wij vinden daarom dat de rode contour langs de bebouwing van de wijk Vollenhoven moet liggen waarmee wordt aangegeven dat het bosgedeelte niet kan worden bebouwd (hetgeen uit gezondheidsoogpunt ook al niet mogelijk is). b) Naar het zuiden toe zou de contour de gemeentegrens met De Bilt kunnen volgen. Het past in uw beleid m.b.t. de Stichtse Lustwarande om het landschapspark van het voormalige landgoed Berkenhove aan de Utrechtseweg waarin een serpentinevijver ligt waarin ook nog belangrijke natuurwaarden kunnen worden verwacht, buiten de contour te brengen. c) Dit geldt ook voor het terrein van het aan de Schorteldoeksesteeg gelegen Fraterhuis, dat de Fraters te zijner tijd weer een natuurbestemming zullen geven. d) Ook op PGGM-terrein zijn belangrijke natuurwaarden. De rode contour zou hier tot de woonbebouwing aan de Noordweg langs de bebouwing kunnen worden gelegd e) en vervolgens langs de gemeentegrens met De Bilt. Hierdoor blijft ook de hoek Weteringlaan-Kromme Rijnlaan buiten de contour. Dit ter bewaring van het ‘uitzichtspunt’ hier, ook wel aangeduid als één van de vensters op het Kromme Rijngebied van Zeist. 3.2 Rode Contour ten zuiden en zuidoosten van Zeist a) Wij vragen u te overwegen om ook het Zeister Slot buiten de rode contour te brengen. Dit drukt uit dat Het Slot met Wulperhorst en Blikkenburg onderdeel is van een buitenplaatsenlandschap. De contour zou dan over de Zinzendorflaan gelegd kunnen worden waarmee het stedelijk gebied van Zeist ook historisch geïnspireerd Pagina 4 b) c) d) e) begint bij gebouwen van de Hernhutters. Gezien de cultuurhistorische samenhang en om ecologische redenen onderschrijven wij het grote belang om het gebied achter en ten oosten van het Zeister Slot buiten de rode contour te houden en zo te vrijwaren van stedelijke ontwikkelingen. Wij onderschrijven ook het belang van het buiten de rode contour houden van de buitenplaatsen langs de Driebergseweg. Deze zijn nog tamelijk gaaf en moeten gevrijwaard bljven van stedelijke ontwikkeling. De gemeente Zeist voert hiertegen als bezwaar aan dat daardoor langere procedures moeten worden gevolgd. De lengte van de procedures is afhankelijk van de ruimte die het nieuwe bestemmingsplan voor bebouwing zal bieden. Daarin kan t.a.v. bebouwingsvlakken worden bezien welke flexibiliteit kan worden geboden. Bovendien staan de vereiste procedures voor de noodzakelijke zorgvuldigheid in dit waardevolle deel van de Stichtse Lustwarende. De parken zijn verder als waardevol voor de recreatie. U hebt langs de Arnhemse Bovenweg terecht het parkbosgedeelte van het Louise de Colignyplein buiten de rode contour gehouden. Graag zouden wij zien dat op dezelfde wijze ook het bosgedeelte tussen de Arnhemse Bovenweg en de bebouwing langs de Anna Paulownalaan buiten de rode contour wordt gehouden. Dit als overgangsgebied tussen Lustwarande en Heuvelrug. Moet de recreatieve bebouwing bij het zgn. Padvinderslaantje in het Zeisterbosch niet buiten de rode contour worden gehouden omdat deze onderdeel is van het Zeisterbosch en in de huidige opzet typisch bij het buitengebied hoort? Wij zijn bang dat deze strook bebouwd kan worden en waarbij de padvindersaccommodatie het bos wordt ingeschoven. Zie ook de bijlagen IX en X over effecten op de faunamigratie in de landgoederenzone. 3.3 Rode contour om het stationsgebied Driebergen-Zeist Wij hebben hierover de volgende opmerkingen: a) De contour zou bij de Driebergseweg ruim achter de kenmerkende villabebouwing moeten worden gelegd zodat de karakteristieke villa’s met hun tuinen worden bewaard. b) De contour zou aan de (noord)westzijde op minimaal 10 meter afstand van de Rijnwijckse Wetering moeten worden gelegd, dus overal de bebouwing strak moeten volgen Dit om cultuurhistorische en ecologische redenen en ook om een overgangszone naar het achterliggende EHS-gebied te bieden. Uitbreiding van de bebouwing hier zoals de gemeente Zeist wil, achten wij vanwege de aanwezige waarden en potenties niet aan de orde. c) Het groene driehoekje bij de knik van de Odijkerweg zou een vrij uitzicht moeten blijven bieden over het fraaie landschap hier. De contour hier derhalve strak langs het laatste kantoorperceel leggen. d) Provinciale Staten hebben bij de besluitvorming over de gesplitste aansluiting aangegeven geen grootschalige ontwikkelingen te willen. Bij ons is daarom ook geen draagvlak voor de geprojecteerde verlegging van de rode contour op het Abbingterrein. Als er al iets bij de station moet worden uitgebreid, is dat het aantal parkeerplaatsen en niet het aantal kantoren. Dat vergroot alleen de aanwezige parkeerproblematiek. De behoefte aan parkeerplaatsen is berekend op ongeveer 700 wat ten opzichte van de huidige 300 al de nodige ruimte biedt. e) Het verruimen van de contour om tot kwaliteitsverbetering te komen kunnen we niet zien als een goede motivering. De gemeenten hebben de kansen daarvoor in het verleden te zeer laten liggen. Er is maar van alles toegelaten waardoor de beeldkwaliteit ter plaatse sterk is aangetast. Dat valt niet te verbeteren door (nog) meer te bouwen. Pagina 5 3.4 Rode contour ten oosten van Utrecht a) Wij zijn van mening dat er een groene buffer tussen de Uithof, de A28, het landgoed Oostbroek en de Tolakkerlaan moet blijven. Zo kan de overgang naar het buitengebied vanuit de instellingen uit de Uithof nog goed worden ervaren en blijft het buitengebied met zijn open ruimte beleefbaar vanaf Oostbroek en de Tolakkerlaan. Dit is ook belangrijk voor de recreatieve waarde van de oude plattelandswegen in dit gebied. b) Ook voor de beleving van het landschap op de gradiënt, dus vanaf de Holle Bilt en vanaf de Utrechtseweg, is het belangrijk dat de bebouwing van de Uithof niet verder oprukt. 4 Gesplitste aansluiting A12 U schrijft: “Om extra doorsnijdingen en versnippering van de (groene) ruimte te voorkomen, gaan wij zeer terughoudend om met het aanleggen van nieuwe infrastructuur voor de auto. Uitgangspunt is een betere benutting van de bestaande infrastructuur voor de auto.” a) Gelezen deze tekst begrijpen wij uw ondersteuning van de gesplitste aansluiting op de A12 niet. Het is ons onduidelijk waarom dit in EHS-gebied gelegen station een grootschalig (zelfs “bovenregionaal” volgens het Bru) overstappunt zou moeten worden. Het lijkt meer zinvol om eventuele (boven)regionale (auto)mobiliteit zoveel mogelijk op de plaatsen van herkomst op te vangen en zelfs bij voorkeur eerder langs de A12 ten oosten van de Heuvelrug, zodat de Heuvelrug als natuur- en recreatiegebied zo min mogelijk wordt belast. b) De voorstelling die de gemeenten Driebergen en Zeist geven van de verbreding van de Hoofdstraat, is overdreven. De gemeentelijke verkeersonderzoeken die zouden aangeven dat de Hoofdstraat sterk moet worden verbreed, gaan uit van een irreële getallen. Zo is uitgangspunt bij de verkeersonderzoeken geweest een aantal van 2000 P&R-parkeerplaatsen bij het station. Dat zijn er nu ongeveer 300. De spoorwegen hebben de behoefte aan parkeerplaatsen berekend op 700 á 800. c) Er is niet eens ruimte voor dergelijke aantallen parkeerplaatsen in het kwetsbare EHS-gebied om het station. Waarom op dit soort aantallen een verkeersontsluiting moet worden afgestemd, is ons een raadsel. d) Provinciale Staten hebben ook nog eens aangegeven hier geen grootschalige ontwikkelingen te willen. De aanleg van 2000 parkeerplaatsen zouden wij daartoe zeker willen rekenen. e) De gesplitste aansluiting heeft grote landschappelijke nadelen. Wij vragen u om in een integraal afwegingskader de cultuurhistorische, ecologische, landschappelijke en milieu voor- en nadelen (o.a. meer geluid- en visuele hinder door een over grote lengte verhoogd tracé van de A12) integraal af te wegen. Naar onze mening is uw visie op de ontwikkelingen hier onvoldoende evenwichtig. Wij verwijzen verder naar de reactie van het Platform Groene Ruimte Driebergen waarin ook de nadelige gevolgen voor Driebergen en voor de aanpalende EHS worden aangegeven. 5 Bedrijfsterreinen Zeist en groene werklandschappen Wij stellen vraagtekens bij het feit dat in Zeist de oppervlakte aan bedrijventerreinen moet toenemen. Zeist heeft een aanzienlijk werkgelegenheidsoverschot. De mobiliteit als gevolg van de inkomende pendel moet afgewikkeld worden door EHS-gebied en zou zo veel mogelijk moeten worden beperkt. Pagina 6 6 Woningbouwtaakstelling Zeist Wij hebben bezwaren tegen de omvangrijke woningbouwtaakstelling voor Zeist. Zeist ligt binnen de EHS. Een gedeelte van dat omvangrijke woningbouwprogramma zal buiten de contour plaatsvinden. Zeist heeft zich ten doel gesteld om de eigen bevolking op peil te houden. Dit doel vraagt om de bouw van 100 woningen per jaar, in de Streekplanperiode dus 1000 en geen 3000 woningen. Zeist heeft bovendien nog een restcapaciteit van 700 woningen. Op de website van het Bru staat overigens een aantal van 1200 te realiseren woningen tot 2005 vermeld. Het Bru geeft een prognose voor het inwonertal van meer dan 63.000 per 2005. Naar onze mening kan het woningbouwprogramma voor Zeist voor het Streekplan 2005-2015 op 800 woningen binnen de contour worden gesteld. Zeist heeft met de restcapaciteit daarmee een programma van 1500 woningen tot 2015, dat is 50% meer dan nodig is voor het realiseren van de eigen doelstelling om het inwonertal stabiel op 60.000 inwoners te houden. En hiermee blijft de EHS rondom Zeist gevrijwaard van grote aanslagen. 7 Hart voor de Heuvelrug a) Wij vinden het niet begrijpelijk dat dit onderwerp, dat in Zeist recent nog in een sfeer van geheimhouding in de raadscommissie Ruimte werd besproken en dus bij de burgers van Zeist niet eens bekend is, opeens in het Streekplan is opgenomen. b) Ook begrijpen wij niet dat bebouwing van het waardevolle cultuurlandschap bij de Saestumvelden gekoppeld wordt (ook op de plankaart) aan het Hart voor de Heuvelrugproject. Met dat plangebied heeft dit project niet veel meer te maken. Maar als de koppeling in stand blijft, moet aan het Hart voor de Heuvelrugproject ook het goed blijven functioneren van het Wildviaduct in de A28 worden gekoppeld. c) Ondanks alle goede woorden zijn er toch weer eerst de bouwplannen en niet de goed functionerende ecologische verbindingszones. Zie de plannen bij Soesterberg. d) Wij vragen ons af hoe u meet dat er “per saldo een kwaliteitswinst voor natuur en landschap” is ontstaan? Dit soort zaken is arbitrair en vraagt er in elk geval om dat er consensus bestaat over de gewenste kwaliteiten. Dit het liefst vooraf. Wij verwijzen verder ook naar de reactie van de Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken. 8 Flexibiliteit en ontwikkelingsplanologie, compensatiebeginsel en Ruimte voor ruimteregeling 8.1 Inleiding a) De Ruimte voor ruimteregeling in de in het Streekplan voorgestelde vorm betekent een enorme verruiming van de mogelijkheden om woningen in het buitengebied te bouwen. b) Voorheen was de regeling gekoppeld aan beëindiging van een bedrijf voor intensieve veehouderij. Deze koppeling lijkt vervallen. Geldt die regeling nu ook voor nietagrarische bedrijven of burgers die een voormalig agrarisch bedrijf hebben overgenomen en dan dus een tweede woning kunnen bouwen, dus voor iedereen die een schuur of opstal sloopt? Wij hebben daartegen bezwaren. c) De regeling was bij de invoering al omstreden. Nog meer omstreden was de ruime toepassing die in de provincie Utrecht aan de regeling werd gegeven. d) Het agrarisch landschapsbeeld wordt hogelijk gewaardeerd. Als het beeld van een boerderij met schuren vervangen wordt door twee woningen met een verrommelde omgeving, is er lang niet altijd sprake van ruimtelijke winst. Zeker niet als die woningen ver uit elkaar worden geplaatst, omringd worden door een rommeltje aan bijgebouwen, hoge hekken, ‘corrals’, (schrik)verlichting e.d. Er komen (verlichte) Pagina 7 oprijlanen bij, niet in het landschap passende hoge tuinhagen etc. Uw te waarderen streven om een einde te maken aan de “verstening” van het buitengebied leidt dan tot een nog veel minder te appreciëren verrommeling. e) Indien een agrarisch bedrijfsperceel in zijn geheel wordt omgezet in één woonperceel, ontstaat al een aanzienlijke waardestijging waaruit de sloop van de overbodige agrarische bebouwing kan worden gefinancierd. Wij begrijpen niet waarom niet hiermee kan worden volstaan? Ook kan worden overwogen te bepalen dat een deel van de gronden tegen een redelijke prijs moet worden overgedragen aan natuurbeherende instanties. f) Bij de flexibiliteitsbepalingen speelt het criterium “winst voor de ruimtelijke kwaliteit” een belangrijke rol. Wij hebben bij artikel 19-WRO-procedures en de bestaande Ruimte voor ruimteregeling gemerkt dat “ruimtelijke winst” of een vergelijkbare bepaling een erg rekbaar begrip inhoudt, waaraan eenieder naar zijn eigen belangen invulling geeft. In de praktijk is de toepassing van dergelijke open bepalingen moeilijk. De vergunnende overheid committeert zich vervolgens aan een plan waarvan de uitwerking vervolgens weer tegenvalt. En juist als het om ruimtelijke of landschappelijke kwaliteit gaat, ontbreken vaak de mogelijkheden om afspraken over gebruiksregulering m.b.t. ecologische, cultuurhistorische - en beeldkwaliteit te handhaven. Denken op korte termijn wint het bij gemeenten vaak van kwaliteitsdenken op lange termijn. g) De voorgestelde tekst over afwijken van de rode contour betekent dat de provincie altijd de rode contour loslaat, behalve als het gaat om “waardevolle gebieden die van bovenlokaal belang zijn”. Beide begrippen zijn verder niet ingevuld. Wij vinden dat veel te vaag. Dit doet enorm afbreuk aan de rode contour. Uit het oogpunt van rechtszekerheid zal naar onze mening zeer concreet moeten worden omschreven wanneer, of welke, gebieden als waardevol worden beschouwd en wanneer deze van bovenlokaal belang zijn. De rechtszekerheid is ook van belang om gerechtelijke procedures te voorkomen. Het gaat niet aan om, zoals Gedeputeerde Staten onlangs gedaan hebben, burgers naar de rechter te verwijzen omdat Gedeputeerde Staten het begrip “ingrijpende effecten” niet konden of wilden uitleggen. 8.2 voorwaarden flexibiliteitsbepalingen Wij vinden dat bij gebruik van de flexibiliteits-, af- en uitwerkingsbevoegdheden: a) Het onderscheid ‘lokaal-bovenlokaal belang’ moet niet worden gemaakt, dit is in de praktijk niet goed te hanteren. b) Provinciale Staten moeten een beter toetsingskader vaststellen waarin duidelijk wordt omschreven hoe vastgesteld en gewaardeerd wordt of gebieden waardevol zijn of niet en hoe wordt bepaald of er kwaliteitswinst is c.q. wat er waarom gecompenseerd moet worden. c) Landelijk gebied 3 en 4 en EHS-gebieden (in de zin van de bruto EHS) zijn per definitie waardevol; hierin geen toepassing van de Ruimte voor ruimteregeling of oprekking van de rode contour. Een dergelijke bepaling zonder uitzonderingsregelingen zou al veel duidelijkheid scheppen en sterk bijdragen aan helderheid van regels en vermindering van stroperigheid. d) Er moet altijd vooraf een gedegen zelfstandige ruimtelijke onderbouwing worden opgesteld door een onafhankelijk bureau waarin in elk geval een ecologische rapportage en een beeldkwaliteitsplan is opgenomen; e) In de onderbouwing moet tevens worden aangegeven hoe de gestelde eisen en randvoorwaarden kunnen worden toegepast en ook kunnen worden gehandhaafd; tevens dient te worden geëvalueerd of de verantwoordelijke overheden daartoe bereid en in staat zijn. f) Bovenstaande plannen dienen voorafgaande aan de start van de vergunningenprocedure en alvorens medewerking door de vergunningverlenende Pagina 8 overheden wordt toegezegd via een openbare voorbereidingsprocedure aan inspraak te worden onderworpen. g) Het voorbereiden van besluiten over afwijken van het Streekplan moet niet “primair”aan de gemeenten worden overgelaten. Deze hebben onvoldoende afstand van de problematiek en bovendien raakt de provincie zo de regie kwijt. 9 Handleiding bestemmingsplannen Wie stelt de handleiding vast? Wij lezen het Streekplan zo dat dat Provinciale Staten dat zijn. Als dat Gedeputeerde Staten dit doen, dienen Provinciale Staten de regelingen die in het Streekplan horen wel via een streekplanprocedure te accorderen. Is er inspraak o.i.d. mogelijk op het vaststellen van de handleiding? Wij vinden dat dat gezien de zware inhoud wel nodig is. Namens de Werkgroep, Met vriendelijke groet, Mirjam van Kouwen voorzitter Lijst van bijlagen I. Barrières overbrugd, ontsnipperende maatregelen Hollandsche Rading – Zeist. Rapport van het Utrechts Landschap, bladzijde 88. II. Oostbroek-Wulperhorst, overzicht regionale trekroutes en dagelijkse wissels fauna. III. Het gebied van Wildviaduct tot de Lage Grond, ligging landschapselementen. Werkgroep Faunapassages Zeist Zuid/West. IV. Overzichtskaart met waardevolle (kwel)sloten tussen Koelaan en Hakswetering. V. Artikel uit het blad Par-Timer, verenigingsblad van de Golfclub de Kromme Rijn over de aandacht voor de natuur, 15e jaargang nr. 6. VI. EHS Utrecht, Golfbaan de Brakel in Vogelvlucht, stand van de zaken mei 2001 notitie van de Werkgroep Faunapassages Zeist Zuid/West. VII. Begrenzingenkaart Wulperhorst-Blikkenburg, Dienst Landelijk Gebied landinrichtingsproject Groenraven-Oost. VIII. De Groene Driehoek, meer ruimte voor natuur tussen Zeist, Driebergen en Bunnik, Het Utrechts Landschap, De Bilt 1995. Gemeente Zeist. IX. Ecologische evaluatie van de landgoederenzone (gemeente Zeist), Alterra-rapport 356. Deze bijlage geeft de negatieve effecten van sportterreinen aan op de ecologie. X. Migratie over het landgoed de Breul: omgeving Patershuis, afdeling Landschapsonderszoek van het IBN-DLO, Wageningen 1998. Pagina 9