Economie 5e jaar 1 FOTO: T1 Competitieve markten T1H1: Werking competitieve markt 1.1 Markt = 1.1.1 Spel van vraag en aanbod 1.1.2 Vier marktvormen 1 voll. conc.: 4 voorw 2 monopolie = 3 mon. Conc. = 4 oligopolie = 1.2 Vraag = 1.2.1 Vraagcurve = vraagoverschot = Gevolg =beweging langs vraagcurve = 1.2.2 verschuiving van vraagcurve = oorzaken: 1.3 Aanbod = 1.3.1 Aanbodcurve = Aanbodoverschot =Gevolg = beweging langs aanbodcurve = 1.3.2 verschuiving van aanbodcurve = oorzaken: 1.3.3 Aanbod en kosten: maximale winst 1.4 Marktprijs = 1.4.1 Marktevenwicht: optimale productiehoeveelheid = Waarom? 1.4.2 Verschuivingen 1.5 Prijselasticiteit = 1.5.1 pEv : Elasticiteitscoeff. = noemer (oorzaak) = teller (gevolg) = Steeds negatief B> Waarom? 1.5.2 Elastisch als pEv > 1 Inelastisch als pEv < 1 1.5.3 Waarvan is de pEv afhankelijk? 1.5.4 pEa steeds positief 1.5.5 Gevolgen voor omzet: 1.6 Consumentensurplus & Producentensurplus Totale surplus = Welvaarts- of Pareto-optimum = 1.7 Signaal- en coördinatiefunctie vh prijsmechanisme signaal: prijsverandering: -stijging stimulans. tot -daling: coördinatie: wat willen & wat Spinnewebtheorema T1H2 Overheidsinterventies op comp. markten 2.1 Effecten van maximum- en minimumprijzen 2.1.1 Maximumprijzen Doel: bescherming consumenten met een laag inkomen Bijkomende maatregelen: vraag verminderen of aanbod stimuleren subsidiëren of rantsoenering Programma-contract 2.1.2 Minimumprijzen Doel: producenten beschermen. Bij de minimumprijs is er een aanbodoverschot Bijkomende maatregelen: Opkopen door overheid, vraag stimuleren; aanbod verminderen. Is er welvaartsverlies? Ja 2.2 Productiequota OPEC 2.3 Subsidies en belastingen 2.3.1 Subsidies Doel: meer verbruik; bereikt? 2.3.2 Belastingen Naam: Klas / Nummer: invoer Economie 5e jaar 2 Samenvatting ECONOMIE T1 T1 Competitieve markten 1 T1H1Werking competitieve markt 1.1 De MARKT 1.1.1 Het spel van vraag en aanbod (p6) Een markt = Adam Smith: Een onzichtbare hand zorgt ervoor dus zo weinig mogelijk Een mens laat zich leiden door De markt regelt dit eigenbelang zodat het maatschappelijk belang vergroot wordt. Als iedereen zijn eigen nut maximaliseert zal Voorwaarde voor economische groei: Het prijsmechanisme zorgt ervoor dat die producten gemaakt worden (aangeboden worden) Prijs heeft een signaalfunctie. Marktmodel: enerzijds is er Vraag en aanbod bepalen samen het 1.1.2 Niet alle markten zijn dezelfde: 4 marktvormen 1) _ Monopolie (Vb: ______________________________________________________ = markt met slechts 2) _ Volledig competitieve markt (Vb: _________________________________________ 4 voorwaarden om van vrije mededinging te kunnen spreken: 1. _________________________________________________________ 2. _________________________________________________________ 3. _________________________________________________________ 4. _________________________________________________________ 3) _ Oligopolie (Vb: = ______________________________________________________ 4) _ Monopolistische concurrentie (Vb: _________________________________________ = Naam: Klas / Nummer: Economie 5e jaar 3 1.2 VRAGERS op een competitieve markt (p10) 1.2.1 De vraag De vraag = De vraagcurve = Prijs en vraag zijn negatief gerelateerd De vraagcurve heeft een _________ verloop (zet prijs op verticale en q op horizontale as). 1.2.2 Verschuiving van de vraag De vraag is afhankelijk van de prijs en een heleboel andere factoren. Een prijsverandering veroorzaakt een _________________ op de vraagcurve. Welke factoren veroorzaken een verschuiving van de vraag? 1° 2° Het inkomen van de consumenten Voor normale gdn: hoger inkomen ______________ vraag Voor inferieure gdn: hoger inkomen ____________ vraag Voor neutrale gdn: hoger inkomen _____________ vraag 3° Prijs van complementaire gdn (je hebt ze beiden nodig): prijs van complementaire gdn stijgt, __________ het verbruik ervan 4° Prijs van substitueerbare gdn: daalt de prijs ervan dan _________ de vraag. 5° Voorkeur vd consumenten kan veranderen door bv. ___________________ 6° De toekomstverwachtingen vd consumenten; wordt een prijsstijging verwacht dan zal de vraag nu ______________ 1.3 AANBIEDERS op competitieve markten (p14) 1.3.1 Het aanbod Het aanbod = De aanbodcurve = Prijs en aanbod zijn positief gerelateerd De aanbodcurve heeft een ________ verloop (zet prijs op verticale en q op horizontale as) 1.3.2 Verschuiving van het aanbod Het aanbod is afhankelijk van de prijs en een heleboel andere factoren. Een prijsverandering veroorzaakt een ________________op de aanbodcurve. Welke factoren veroorzaken een verschuiving van het aanbod? 1° 2° 3° 4° 5° 1.3.3 Aanbod en kosten: maximale winst Winst = Marginale kosten = Marginale opbrengst = Aanbodcurve = ________________ deel van de MK kosten Maximale winst: als _________ = __________ Economie 5e jaar 4 1.4 Prijsvorming op competitieve markten (p19) 1.4.1 Marktevenwicht Vraagoverschot: V > A prijs zal ___________ Waarom? Niet alle consumenten die het product willen kopen kunnen het kopen, sommigen zullen bereid zijn om een _________ prijs te betalen (eventueel op de zwarte markt) Vraagtekort = Aanbodoverschot: V < A prijs zal __________ Waarom? De producenten blijven met _____________ zitten. Om daar vanaf te geraken zullen ze hun prijs laten __________ Als V = A marktevenwicht p = marktprijs 1.4.2 Marktevenwicht en Verschuiving van vraag en aanbod Bij toename van de V V-curve naar _____ p _______ en q __________. Bij afname van de V V-curve naar ______ p _______ en q __________. wijziging in dezelfde zin Bij toename van het A A-curve naar ______ p _______ en q __________. Bij afname van het A A-curve naar _______ p _______ en q __________. wijziging in tegengestelde zin 1.5 Elasticiteit van vraag en aanbod (p23) (Alfred Marshall) 1.5.1 Prijselasticiteit van de vraag Hoe vlakker een vraagcurve, hoe elastischer de vraag. Waarom steeds negatief? Als p ______________ daalt de vraag en omgekeerd. Prijselasticiteitscoëfficiënt = q q1 q 2 / 2 p p1 p 2 / 2 Teller: verandering q / gemiddelde q (= relatieve wijziging van q) Noemer: verandering p / gemiddelde p (= relatieve wijziging van p) 1.5.2 Elastisch en inelastisch Prijselastische goederen: als pEv _________ 1; Prijsinelastische goederen: als pEv ___ 1 Prijsneutrale goederen: als pEv __________ 1 Perfect inelastische vraag: Als pEv = ______ (verticale V-curve) Perfect elastische vraag: Als pEv = ________________ (horizontale V-curve) 1.5.3 Waarvan is de prijselasticiteit vd vraag afhankelijk? 1° De mate van substitueerbaarheid: weinig substituten: _______ pEv; en omgekeerd 2° Levensnoodzakelijke of luxe gdn: onmisbaar: ________ pEv 3° Lange of korte termijn: op LT: ___________ pEv 1.5.4 Prijselasticiteit van het aanbod Perfect elastisch aanbod: Als pEa = _______________ (horizontale V-curve) Perfect inelastisch aanbod: Als pEa = _________ (verticale V-curve) Waarom steeds positief? Als p stijgt __________ het aanbod en omgekeerd. 1.5.5 Elasticiteit en verschuivingen van vraag en aanbod Zie p32/33 Gevolgen van de prijselasticiteit voor de omzet Bij een prijsverhoging van producten: Met lage elasticiteit omzet zal __________ Met hoge elasticiteit omzet zal__________ Bij een prijsverlaging van producten: Met lage elasticiteit omzet zal __________ Met hoge elasticiteit omzet zal __________ Economie 5e jaar 5 1.6 Consumenten- en producentensurplus 1.6.1 Extraatjes Consumentensurplus = = verschil tussen wat consumenten willen betalen en wat ze moeten betalen. Dit is een aanduiding van de welvaart van de consumenten (ze moeten minder uitgeven dan ze verwachten). Producentensurplus = het voordeel dat alle producenten genieten die Dit is een aanduiding van de welvaart van de producenten (ze kunnen duurder verkopen dan ze verwachten). Totale surplus = consumenten- plus producentensurplus samen 1.6.2 De marktprijs = de beste prijs Bij de marktprijs: ________________________ totaal surplus optimale welvaart (bij elke andere hoeveelheid gaat een deel van het surplus verloren verliesdriehoek). Vilfredo Pareto: bij vrije prijsvorming ___________optimum Pareto-optimum: als het onmogelijk is een wijziging door te voeren, waarbij de welvaart van tenminste 1 individu toeneemt, zonder dat de welvaart van ten minste 1 ander individu afneemt. 1.7 Signaal- en coördinatiefunctie van het prijsmechanisme Signaalfunctie: een prijsstijging is voor producenten een _________ tot meer produceren; een prijsdaling stimuleert consumenten om ________ te kopen. Coördinatiefunctie: op elkaar afstemmen van kopers en verkopers: aan de prijs ziet men wat consumenten willen kopen en wat producenten willen maken. Spinnewebtheorema De ‘invisible hand’ zorgt dat de economie naar een evenwichtsprijs gaat. Maak een grafische voorstelling! Naam: Klas / Nummer: Economie 5e jaar T1H2 Overheidsinterventies op comp. markten: opg. 2.1 Effecten van maximum- en minimumprijzen 2.1.1 Maximumprijzen Doel: Programma-contract Is er welvaartsverlies? Ja 2.1.2 Minimumprijzen Doel: 2.2 Productiequota OPEC 2.3 Subsidies en belastingen 2.3.1 Subsidies Doel: 2.3.2 Belastingen 6