Communicatiewetenschappen Begrippen Hoofdstuk 1 Teken Icoon Symbool Index Signaal Kanaal Klassieke model Ontvangergericht model Interpretatief/boodschapgericht model Transmissiemodel Proxemics Medium Transformatiemodel Massacommunicatie Massamedia Allocutie Registratie Consultatie Getrapte consultatie Conversatie Artificiële intelligentie Drager van betekenis, voorstelling van een concept, cultureel bepaald (bewuste/onbewuste afspraak) Grote overeenkomst teken en naarwaar het verwijst Geen logisch verband Geleerd om teken met betekenis te associëren Drager van tekens Drager van signalen Zender boodschap ontvanger Ontvanger zender boodschap Externalisatie bewustzijnsinhoud waarneming Verstuurd, vervoerd en ergens aankomt – benadrukt eenrichtingsverkeer Afstanden tussen mensen (bubbels) Technisch/fysisch middel om boodschap om te zetten in signalen die verzonden/ontvangen kunnen worden via kanaal dat tijd/ruimte overbrugt Ervaringen en bewustzijnsinhouden getransformeerd zodat ze beschikbaar worden voor waarneming op ander tijdstip/in andere ruimte Communicatie waarbij de zender in principe niemand van ontvangst uitsluit Media waartoe in principe iedereen toegang heeft Centrale bron verspreidt info naar verschillende individuen (sterke mate één richting) Verschillende individuen leveren info aan centrale bron Individu raadpleegt centrale bron van informatie Gebruiker kan info raadplegen door maken van opeenvolgende keuzes (alle uitkomsten staan op voorhand vast) Alle partners in proces als gelijkwaardig Computer gebruikt procedures die op menselijke denkprocessen lijken (reacties kunnen bijgestuurd) Hoofdstuk 2 Exclusie Inclusie Geen aandacht besteden aan gebeurtenissen die volgens criticus belangrijk zijn Aandacht besteden aan gebeurtenissen die volgens criticus onbelangrijk Vervorming Nieuwsmakers Pseudo-events Gatekeeping Formele hiërarchie Informele hiërarchie Nieuwswaarden Suspense Story formulas Omgekeerde piramide Autoritaire perstheorie Sovjet-theorie Liberale perstheorie Theorie soc. verantwoordelijkh. Ontwikkelingstheorie Democratisch particip. theorie Onjuist weergeven van de feiten (inclusie/exclusie op niveau van de inhoud) Persberichten sturen, journalisten contacteren Gebeurtenissen die niet helemaal ‘echt’ zijn omdat ze speciaal gecreëerd zijn om door media te worden opgemerkt Bepalen welke gebeurtenissen geselecteerd worden om tot nieuwsbericht te worden omgevormd Beslissingsbevoegdheid (hoofdredacteur) Soorten berichten die aan topjournalisten worden doorgegeven, worden sneller geselecteerd Kwaliteiten van gebeurtenis die bepalen of ze door nieuwsproducenten als ‘nieuws’ worden beschouwd In vorm van mysterie, spannend verhaal, wedstrijd Vormgeving van het bericht Belangrijkste aspect van bericht bovenaan Pers ten dienste van overheid, expliciete censuur en verplicht andere dingen wel te publiceren Zelfde als autoritair, maar altijd in handen van staat zelf Geen enkele beperking, geen controle van de staat Geen zaken die nadelig kunnen zijn voor maatschappij Zekere vrijheid, maar moet zich inschakelen voor ontwikkeling (zaken die dit remmen niet toegestaan) Gewone burger toelaten ook zeg te doen (regionale tv), cfr. internet Hoofdstuk 3 Majority rule Silent majority Opinieklimaat Zwijgspiraal Agenda setting Priming Stimulus-responsemodel Maximale functie van alle aparte individuele meningen, elke mening telt even zwaar en gaat in concurrentie Zwijgende meerderheid die niet voor mening uitkomen Alle mensen bang om belachelijk te maken, daarom uiten van opinie afhankelijk van oordeel over algemene aanvaarding van die opinie afwijkende mening nog meer afwijkend Afwijkende mening verdwijnt stilaan, dominante mening wordt dominanter Correlatie hoeveelheid aandacht voor bepaalde onderwerpen in media en belang dat publiek eraan hecht Agenda publiek bepaalt mee wat criteria zijn waarmee het bepaalde personen, gebeurtenissen of toestanden beoordeelt Media-effecten als zeer directe, korte-termijneffecten: mensen nemen mediaboodschap onbewust volledig over Opinion leaders Two step flow of communication Multi step flow Opinion sharing Diffusiestudies Innovators Early adopters Early majority Late majority Laggards Kenniskloofhypothese Selectieve blootstelling Informatiemaatschappij Information overload Registration overload Global village Zij die in ogen van andere mensen kunnen spreken met kennis van zaken Berichtgeving media wordt geïnterpreteerd door opinion leaders, die beïnvloeden dan hun omgeving Vaak laten opinion leaders zich beïnvloeden door anderen, die hun info uit de media halen Betekenis van nieuwsfeiten bepaald door samenspraak Bestuderen verspreiding van ideeën, nieuws, vernieuwingen Willen het nieuwste van het nieuwste hebben Eerste groep die vernieuwing aanvaardt en overneemt Eerste grote groep die vernieuwing overneemt Mensen die als laatste volgen (vaak sceptisch, noodzaak) Achterblijvers, traditionelen (vaak geïsoleerde mensen) Mediagebruik doet kenniskloof tussen informatiearmen en informatierijken nog toenemen Gebruiken beiden andere media, en als dezelfde media dan nog andere selecties Informatie in steeds grotere mate basisgrondstof van economische en sociale leven Wie op snel op zoek is naar betrouwbare/bruikbare informatie moet soms door enorm aanbod, risico: nuttige informatie over het hoofd zien Stres als gevolg van wetenschap dat men constant in het oog wordt gehouden (privacy) Wereld is één dorp waarin iedereen zelfde beelden te zien krijgt (op tv) Hoofdstuk 4 Massapubliek Gesegmenteerd publiek Publiek door externe processen: structurele verklaringen Eerste dupliciteitswet: programmaloyaliteit Tweede dupliceitswet: kanaalloyaliteit Derde dupliciteitswet: inheritance of lead-ineffect Inertie van het publiek Noncoterminale programmeerstrategieën Lead-outeffect Publiek van de massamedia Verschillende publieken voor verschillende media Wat doen media met publiek? Meeste mensen die naar één aflevering kijken, zullen ook naar volgende aflevering kijken Meeste mensen die naar één programma kijken, zullen ook naar andere programma’s op die zender kijken Meeste mensen die naar programma kijken, zullen ook naar volgende programma op die zender kijken Neiging om naar volgende programma te blijven kijken op voorwaarde dat het hen niet ergert Ervoor zorgen dat programma’s niet op zelfde moment eindigen als op andere kanalen Eerste programma enkel kijken omdat ze al op zender Least objectionable programme Wet van de dubbele bedreiging Publiek als actor: uses and gratifications Behoeftetypologie Media displacement hypothesis Theorie van ontvangersgedrag Verslaving Nieuwsjunkies IRC-verslaving Mediaplanner Mediabuyer Transversaal onderzoek hadden afgestemd in afwachting tweede programma Minst storende programma Kleine zenders: minimaal inheritance effect minimaal en klein publiek is ontrouw publiek Wat doet publiek met media? Ontvanger is actieve deelnemer in communicatieproces Behoeften die men via mediagebruik wilt vervullen Omdat hoeveelheid beschikbare vrije tijd beperkt is, leidt stijging gebruik één medium tot daling andere media Activiteit van de kijker uitdrukken dmv betrokkenheid (intensiteit waarmee kijker voor programma kiest) Weerkerend falen om gedrag onder controle te krijgen en voortzetting ondanks ernstige negatieve gevolgen Als niet op de hoogte van laatste belangrijke nieuwsfeiten, voelen ze zich mislukt, minderwaardig Alle gesprekken moet volgen om te verkomen dat dingen gezegd worden die van belang zijn voor persoon Ifv budget doelgroep zo goed mogelijk trachten bereiken Zorgen voor aankoop nodige advertentieruimte Groep respondenten één maal ondervragen (momentopname) Hoofdstuk 5 Tekst Open tekst Gesloten tekst Lezer Polysemie Dominante interpretatie: preferred reading Onderhandelde interpretatie Oppositionele interpretatie Realisme Innerlijk/emotioneel realisme Realisme op niveau waarschijnlijkheid Intertekstualiteit(verhoogt realisme) Klassieke inhoudsanalyse Boodschap waarbij wordt benadrukt dat betekenis van die boodschap niet op voorhand vaststaat Kan op veel verschillende manieren geïnterpreteerd Laat niet veel verschillende interpretaties toe Ontvanger die tekst moet opmerken, interpreteren en verwerken alvorens van ‘betekenis’ kan spreken Elke mediatekst voor verschillende interpretaties vatbaar is (maar laten niet eender welke interpretatie toe) Interpretatie die wordt opgedrongen door tekst, meestal interpretatie die maker voor ogen had (maar moet niet) Aangepast aan situatie van de lezer Staat ver af van voorkeursinterpretatie Hoe realistischer tekst, hoe meer gesloten Gevoel krijgen dat personages realistisch zijn Gevoel krijgen dat war er in verhaal gebeurt ook in het echt zou kunnen gebeuren Als teksten naar elkaar verwijzen: één soort tekst soms ondersteund door ander soort tekst en gelijkaardige elementen in gelijkaardige teksten op zelfde manier Mediateksten analyseren door duidelijk waarneembare kenmerken ervan te tellen (gewoon de feiten) Systematisch Repliceerbaar Manifeste inhoud Latente inhoud Narratieve analyse Genreanalyse Semiotiek Receptieanalyse Alle artikels over zelfde onderwerp moeten op zelfde manier ingedeeld en geteld, zelfde criteria moeten gelden voor alle onderzochte teksten Onderzoeker moet tot zelfde resultaten kunnen komen mits gebruik zelfde criteria Inhoud die onmiddellijk zichtbaar is en zonder discussie geteld kan worden Niet onmiddellijk zichtbaar, vergt interpretatie Teksten bestudeerd alsof ze verhaal zijn Bestudeerd vanuit verband dat ze al dan niet houden met andere teksten Onderzoekt manier waarop betekenis wordt gecreëerd dmv tekensystemen en codes (cfr grammatica) Men kan tekst alleen nog bestuderen in relatie tot de lezer, geen veralgemeningen mogelijk Hoofdstuk 6 Third person effect Moral panic Selectieve perceptie Pro-sociale effecten Destructieve invloed media Constructieve invloed media Incidenteel leerproces Specifieke effecten Diffuse effecten Onderzoeksgeldigheid Interne geldigheid Externe geldigheid Mensen niet geneigd invloed van media op zichzelf in te zien, wel menen dat media invloed heeft op anderen Collectieve ongerustheid over een sociaal fenomeen Mensen met bepaalde vooroordelen merken alleen informatie op die vooroordelen bevestigt Sommige media hebben in sommige gevallen positieve effecten Negatieve gevolgen voor individu/samenleving Positieve gevolgen voor individu/samenleving Onbewust dingen leren van de media (in film) Hangen af van specifieke media-inhoud of specifieke vorm mediagebruik Veel algemenere effecten (maatschappelijk) Kan men zeker zijn dat wat men beweert inderdaad geldt voor bestudeerde populatie Aantonen dat bepaald effect kan worden opgeroepen in kunstmatige omgeving van een laboratorium Aantonen dat het ook in het dagelijkse mediagebruik van de bestudeerde populatie kan optreden Hoofdstuk 7 Persuasieve communicatie Communicator bewust de bedoeling om invloed uit te oefenen op de meningen, houdingen of gedragingen van een individu/groep via openlijke of verborgen communicatietechnieken Voorlichting Public relations Reclame Propaganda Marketing Politieke reclame Politieke marketing Focus group research Positioneren Band wagon effect Fear appeal Testimonials Labelling Model van McGuire Elaboration likelihood model Directe persuasieve communicatie Perifere/indirecte persuasieve communicatie Subliminale boodschappen Verborgen verleiders Beïnvloeden via hoofdzakelijk rationele argumenten, lijkt vaak als doel ‘kennisvermeerdering’ te hebben Rationele argumenten of informatie via vooral indirecte kanalen (interviews, persconferenties, brochures) Emotionele, suggestieve of irrationele technieken – commerciële belangen en sector goederen/diensten Emotionele, suggestieve of irrationele technieken – opvattingen, waarden, normen, politiek, religie, cultuur Geheel van technieken met als doel product te promoten op manier die zo goed mogelijk is aangepast aan markt Concrete communicatie-uitingen van politici/partijen Studies, technieken, analyses, strategieën die politici/partijen ontwikkelen Groepjes mensen (olv getrainde gespreksleiders) laten discussiëren over allerlei aspecten campagne/politiek Merk in hoofden van ontvangers als enige échte vertegenwoordiger van product Indruk geven ‘iedereen doet het’, probeert zwijgspiraal uit te lokken Inspelen op angsten van mensen Geloofwaardigheid van de bron positief gebruiken, iemand laten getuigen dat het beter is Concurrenten aanvallen (vooral politieke communicatie) Persuasieve boodschap moet begrepen worden alvorens ze effect kan hebben, ontvanger moet zich ‘overgeven’ aan de boodschap Persuasieve boodschap kan twee routes volgen in hoofd ontvanger (hoe actief en betrokken is ontvanger) Actief en betrokken: ontvanger moet gemotiveerd zijn en de mogelijkheid hebben om boodschap te verwerken, resultaat van verwerking is negatief of positief Ontvanger heeft niet gevoel dat boodschap relevant is, of heeft niet de mogelijkheid om te verwerken, of roept vooral neutrale gedachten op – verwerking is niet erg bewust en rationeel, laten leiden door aantrekkelijkheid boodschap Boodschappen verspreid buiten normale menselijke waarnemingsvermogen, onderbewuste zou wel waarnemingen doen Boodschappen die niet kunnen worden opgemerkt, tenzij zekere verwerking plaatsvindt (in onderbewuste) Hoofdstuk 8 Stimulus-responsetheorie Copycat-gedrag Imitatie/besmettingseffect Trigger-effect Catharsis-effect Sleepereffect Verwerkingsfout Emotionele effecten Leereffect Traumatisering Desensitization Sensitization Sociaal constructivistische theorie Cultivatietheorie Storytelling Receptietheorie Data setting Boundary setting Waarnemen communicatieboodschap heeft onmiddellijk effect, geen sprake van enige vorm van verwerking Mediaboodschappen letterlijk navolgen Niet bewust bedoeling om negatieve gevolg van gedrag uit te lokken Reeds mentale ingesteldheid/psychische voorbestemdheid om bepaald gedrag te stellen, nu daartoe aangestoken door mediaboodschap Mediagebruik kan tot ontlading leiden (geen wetenschappelijke steun voor gevonden) Mensen onthouden feiten en argumenten makkelijker dan de bron, zorgt ervoor dat ze soms niet meer weten hoe betrouwbaar de bron is en toch nog hardnekkig opvattingen blijven verdedigen Soms wordt aspect van fictieve informatie (van tv) ‘per vergissing’ onthouden alsof het echte informatie is Emoties opgeroepen door mediaboodschap Angstreactie leert dat gruwelijke beelden voorbeeld zijn van gedrag dat fout en verwerpelijk is Als schokkende info blijft hangen zonder verwerkt te worden en regelmatig in flashbacks/dromen terugkomt Langdurige/regelmatige blootstelling aan schokkende mediaboodschap die tot zekere gewenning leidt Schokkende info die leidt tot toename gevoeligheid Nagaan of mensen van de media leren hoe werkelijkheid in elkaar zit Theorie over de socialisatie van de mediagebruiker adhv storytelling In elke samenleving verhaaltjes met als doel mensen sociale orde leren kennen, normen en waarden geïllustreerd adhv verhalen over overtreding ervan Elk individu maakt persoonlijke interpretatie van elke mediaboodschap waarmee hij wordt geconfronteerd – ontvanger actief op cognitief, mentaal vlak (bij U&G: ontvanger actief op niveau behoeften, motivaties, gedragingen) Mensen nemen ‘data’ in zich op die weinig afwijken van de manier waarop ze worden voorgesteld in de media Binnen bepaalde grenzen kan ontvanger boodschap verwerken zoals hij dat wil, hangt niet alleen van boodschap af maar ook van voorgeschiedenis, kennis, capaciteiten – boodschappen helpen enkel grenzen trekken