Voorbeeldvragen_vragen_TEW_2010

advertisement
Voorbeeldvragen psychologie TEW (EW)
Voorbeeldvragen (uit hoofdstuk 1 en 2)
Meerkeuzevragen
1. Welk van de volgende uitspraken is correct ?
a. De humanistische en de psycho-analytische benaderingen in de psychologie vertonen nauwe
verwantschap wat betreft hun deterministische mensopvatting.
b. De cognitieve benadering is een terugkeer naar het structuralisme, zowel qua studieobject als
qua methode. Immers, net als Wundt definieert zij de psychologie als de studie van de mentale
processen en hanteert zij dezelfde onderzoeksmethode.
c. De cognitieve en de behavioristische benadering vertonen nauwe verwantschap wat betreft hun
verwerping van introspectie als ultieme onderzoeksmethodologie voor de psychologie.
d. Het behaviorisme en de biologische benadering hebben minstens één ding gemeen: beide
verwerpen met klem het bestaan van 'bewustzijn'.
2. Welk van de volgende uitspraken kan niet gesitueerd worden binnen het functionalisme?
a. De psychologie moet het bewustzijn bestuderen in zijn relatie tot het gedrag.
b. De psychologie moet de elementen van het bewustzijn bestuderen.
c. De studie van het bewustzijn moet een centrale plaats innemen in de psychologie.
d. Het functionalisme beklemtoont de adaptieve rol van het bewustzijn.
3. Op basis van de resultaten van correlationeel onderzoek kan men
a. geen verbanden tussen variabelen afleiden.
b. oorzaak-gevolg conclusies trekken.
c. de waarde van één variabele voorspellen op grond van de kennis van de waarde van een andere
variabele.
d. geen oorzaak-gevolg hypothesen formuleren.
4. In de krant 'Le Soir' van 17 oktober 1997 stond een artikeltje dat verwees naar een onderzoek
waarin werd vastgesteld dat kinderen van moeders die tijdens de zwangerschap meer dan 10
sigaretten per dag hadden gerookt later vaak allerlei min of meer ernstige gedragsproblemen
vertoonden, tot en met frequent liegen, vandalisme, diefstal, enz..
a. Uit dit onderzoek kan men besluiten dat roken tijdens de zwangerschap, via de invloed van
sommige stoffen in sigaretten, de oorzaak is van de gerapporteerde negatieve effecten.
b. Uit dit onderzoek kan men besluiten dat er een verband bestaat tussen roken tijdens de
zwangerschap en latere gedragsproblemen.
c. Dit is een voorbeeld van een gevalstudie.
d. Uit dit onderzoek kan noch een causale, noch een correlationele conclusie getrokken worden.
Page 1 of 2
5. Een onderzoeker biedt een proefdier 30 keer (beurten 1 tot 30) een bepaalde geluidsprikkel aan.
Op de 31e beurt biedt hij geen prikkel aan. Volgens habituatieprincipes zal er
a. geen reactie zijn op de 30e beurt noch op de 31e beurt.
b. wel nog een reactie zijn op de 30e beurt, maar niet op de 31e beurt.
c. geen reactie zijn op de 30e beurt, maar wel op de 31e beurt.
d. zowel een reactie zijn op de 30e beurt als op de 31e beurt.
6. In een kooi bevindt zich een groen en een rood lampje. Bovendien bevindt er zich in de kooi zowel
een pedaaltje tegen de linkerwand (pedaaltje 1) als een pedaaltje tegen de rechterwand (pedaaltje
2). Een hongerig ratje moet leren dat het, als het groen licht brandt, voedsel krijgt als het op
pedaaltje 2 duwt, terwijl het bij rood licht pas voedsel krijgt als het duwt op pedaaltje 1.
a. Groen is SD voor duwen op pedaaltje 1 en S-delta voor duwen op pedaaltje 2.
b. Rood is SD voor duwen op pedaaltje 1 en S-delta voor duwen op pedaaltje 2.
c. Groen is SD zowel voor duwen op pedaaltje 2 als op pedaaltje 1.
d. Rood is S-delta zowel voor duwen op pedaaltje 2 als op pedaaltje 1.
7. Het gedrag van forelvissers die hun lijn de ene na de andere keer uitwerpen en af en toe een forel
vangen, wordt bepaald door
a. een vast (fixed) ratioschema.
b. een variabel ratioschema.
c. een fixed intervalschema.
d. een variabel intervalschema.
8. Iemand met een spinnenfobie zag gisteren een spin in een bepaalde kamer.
a. Als hij deze kamer binnengaat, wordt hij hiervoor negatief bekrachtigd.
b. Als hij deze kamer niet binnengaat, wordt hij negatief bekrachtigd.
c. Zowel als hij binnengaat als wanneer hij niet binnengaat, wordt hij negatief bekrachtigd.
d. Als hij binnengaat, wordt hij negatief bekrachtigd. Als hij niet binnengaat, wordt hij positief
bekrachtigd.
Waar-vals vragen
9. De behavioristische benadering besteedt enkel aandacht aan de prikkels die aan het gedrag
voorafgaan en aan het gedrag zelf.
10. Gevalstudies hebben geen enkele wetenschappelijke waarde.
11. Om smaakaversie te conditioneren mag het tijdsinterval tussen de CS en OCS niet langer zijn dan
om angst te conditioneren.
12. Prikkeldiscriminatie betekent 'verschillend reageren op gelijkaardige situaties'. Dit wordt
bijvoorbeeld aangetoond door de vaststelling dat men zeer geleidelijk aan leert verschillend te
reageren op twee geluidstonen met nog net discrimineerbare toonhoogteverschillen die elk
gevolgd worden door een shock van dezelfde intensiteit en duur.
Page 2 of 2
Download