AGRESSIEBELEID OOK AGRESSIE IS COMMUNICATIE 'De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie is dat alle gedrag communicatie is. Het is dus niet mogelijk om niet te communiceren. Je hoeft dus niet te praten om iets te zeggen. Of je aanwezig bent, hoe je zit, waar je heen kijkt, welke afstand je aanhoudt en wie je aanraakt; het zijn allemaal vormen van communicatie. Agressie is ook communicatie, al is het geen prettige. Kennis van non-verbale communicatie kan helpen bij het tijdig herkennen van agressie en kan helpen voorkomen dat je zelf het slachtoffer wordt. Watzlawick Inleiding Agressie 1. Agressie en geweld in het werk 2. Agressie registratie 3. Procedures 3.1 Procedure na agressie-incidenten door cliënten onderling en naar medewerkers 3.2 Procedure na agressie-incidenten door bezoek van cliënten 3.3 Procedure na agressie-incidenten door derden 3.4 Procedure na agressie-incidenten door medewerkers onderling 3.5 Agressie van medewerkers naar cliënten 3.5.1 Procedure agressie van medewerkers naar cliënten 3.6 Meldingsplicht 3.7 Jaarverslag Agressie-incidenten 3.8 Project Agressie Incidenten Jarabee (PAIJ) 4. Opvang en nazorg 4.1 Eerste opvang 4.2 Nazorg 5. Teambespreking 5.1 Analyse in teambespreking 5.2 Werkbegeleiding 5.3 Analyseren 5.4 Agressie als vast agendapunt 6. Veilige werkprocessen 6.1 Kwartaal bespreking 6.2 Afspraken maken over het omgaan met agressie 6.3 Gedragscode 7. Risico Inventarisatie en evaluatie 8. Competentieversterking 8.1 Competenties 8.2 Training/scholing 9 Beleid ontwikkelen en verankeren Noten Begripsbepaling Bijlage 1 Registratieformulier Bijlage 2 Gedragscode agressie en onveiligheid (toegespitst) Literatuurlijst INLEIDING Vaak staan we er niet bij stil, we zijn met ons werk bezig, er wordt niet over gesproken of we vinden dat het gewoon bij het werk hoort. Echter, medewerkers in de jeugdzorg hebben vaak evenveel met diverse vormen van agressie te maken als treinconducteurs en aanzienlijk meer dan taxichauffeurs. Beroepen die er om bekend staan dat ze veel met agressie in aanraking komen. Het aantal geregistreerde incidenten per medewerker in de jeugdzorg verschilt per werksoort, maar kan flink oplopen. Deze incidenten beperken zich vaak niet tot verbale agressie; maar liefst 46% van de incidenten heeft fysieke gevolgen (meestal kortstondige pijn of kleine verwondingen). Agressie is dus een wijdverbreid verschijnsel, waarmee elke medewerker te maken kan krijgen. Woede-uitbarstingen, schelden, dreigen, schoppen en slaan komen in de jeugdzorg regelmatig voor. Niet alleen fysiek geweld (zoals schoppen, slaan, gebruik van wapens), maar ook psychologisch geweld (zoals pesten, telefonische bedreiging, belediging diefstal, vernieling, een agressieve sfeer of het wel bekende middelvingertje) kunnen een grote invloed hebben op de veiligheid in de leef- en werkomgeving, de medewerkers en de cliënten. Iedereen is het erover eens dat fysiekgeweld onaanvaardbaar is. Maar ook verbale agressie kan (op den duur) grote gevolgen hebben. Medewerkers kunnen bang en/of boos worden en het plezier in hun werk verliezen en in ernstige gevallen kunnen ze voor kortere of langere tijd ziek worden. Uiteindelijk kan agressie tegen medewerkers de effectiviteit van het werk en het hulpverleningsproces aantasten. Maar ook voor cliënten zijn de gevolgen van agressie, geweld en machtsmisbruik door hulpverleners vaak vergaand. Het tast op een diep niveau het veelal door eerdere ervaringen geschade vertrouwen in opvoeders nog verder aan. Behalve dat het ingrijpende gevolgen kan hebben voor het psychische welzijn van de cliënt, kan het de cliënt weerhouden om hulp te zoeken voor zijn oorspronkelijke problemen. Het agressieve, gewelddadige en op machtsmisbruik gebaseerde gedrag van de hulpverlener zal de problemen van de cliënt alleen maar vergroten en het vaak al broze vertrouwen in opvoeders alleen maar verder aantasten. Waar mensen samenwerken en leven zijn gedragsregels noodzakelijk om samenwerken en leven optimaal te laten verlopen. Voor Jarabee zijn deze gedragsregels vastgelegd in een protocol “Gedragscode Jarabee, jeugdzorg in Twente”. Ondanks dit protocol en het besef dat gedragsregels noodzakelijk zijn, halen medewerkers en leidinggevenden soms de schouders op als zij met agressie in het werk te maken krijgen. Er wordt snel gezegd; het hoort nu eenmaal bij het werk! Het gevolg is echter wel dat er weinig begrip is voor de problemen van het slachtoffer van agressie, dat er onvoldoende openheid bestaat om deze problemen te kunnen bespreken en dat er onvoldoende wordt nagedacht over de oorzaken van agressie en geweld. Uit een in de periode 2002/2003 gehouden risico-inventarisatie is gebleken dat ook bij Jarabee een groot deel van de medewerkers in hun werk te maken heeft gehad met agressie op de werkvloer. Reden genoeg voor Jarabee om de uitwassen van agressie serieus te nemen, ook als deze wat minder zichtbaar zijn. Door middel van een duidelijk beleid betreffende agressie, geweld en onveiligheid wil Jarabee een bijdrage leveren aan een optimaal en veilig werkklimaat voor zowel de werknemer als de cliënt. Het doel is niet alleen het voorkomen en bestrijden van agressie, geweld en onveiligheid maar vooral ook het bespreekbaar maken van deze zaken. Want als we de aspecten en oorzaken kunnen herkennen en benoemen en daar verandering in kunnen brengen, dan kunnen we de hoeveelheid geweld en agressie terugdringen. BELEID Het beleidsplan/protocol moet geen papieren stuk worden dat ergens in de kast staat of een statisch plekje heeft op intranet en alleen uit de kast gehaald wordt als er zich extreme situaties voordoen. Het gaat erom dat werknemers en cliënten beseffen dat er grenzen zijn aan gedrag en dat deze ook gesteld worden. Een veilig opvoed-, leef- en werkklimaat is de basis voor verandering. Het beleidsplan is dan ook een leidraad die op basis van ervaring, door gesprekken en gegevens uit de registratie - dus gewoon in de praktijk - vorm moet krijgen. Niet voor elke afdeling binnen Jarabee zal hetzelfde van toepassing zijn, want er is natuurlijk een verschil tussen het werken in de groep, op straat, op het secretariaat, in de dagopvang of bij cliënten thuis. Het is van belang, voor een goede aanpak van agressie op de werkvloer, dat op basis van dit protocol elke afdeling zijn eigen afdelingsprotocol ontwikkeld. BEWUSTWORDING Om een eerste begin te maken met dit beleid is bewustwording in alle geledingen van Jarabee noodzakelijk. Bewust wording betekent dat men zich realiseert welke risico’s men loopt, ook als agressie zich in minder uitgesproken vorm voordoet en men dit als behorende bij het werk beschouwt. De eerste stappen zullen dan ook zijn om samen met de medewerkers, management en directie op de volgende wijze de risico’s in kaart te brengen. 1. Een incidentenregistratie opzetten om inzicht te krijgen in de omvang van de problematiek op het gebied van agressie, geweld en onveiligheid. 2. Een enquête en interviews houden onder medewerkers. Hier worden alle geledingen van Jarabee bij betrokken. 3. Het (her)uitvoeren van een risico-inventarisatie, waarin mede de agressierisico’s in kaart worden gebracht. Daarnaast worden de volgende stappen ondernomen: het ontwikkelen van een protocol agressiebeleid; het opzetten van een actie plan op basis van de knelpunten uit de incidenten; registratie, enquête, interviews en de risico-inventarisatie; het opzetten van een prioriteiten jaarplan op basis van het actieplan; de uitvoering van het prioriteiten jaarplan; effectmeting. OPMERKING Elke fase in de ontwikkeling van het beleid aangaande agressie, geweld en onveiligheid zal doorgesproken moeten worden met de Ondernemingsraad, Centrale Medezeggenschapsraad, management en directie. AGRESSIE Agressie betekent oorspronkelijk het op iemand of iets afgaan, aanvallen. Het heeft ook een element van initiatief nemen. Agressie wordt opgevat als het opzettelijk schade of letsel toebrengen aan een ander, hetzij door woorden (beledigen, lasteren, roddelen), hetzij door fysiek geweld (slaan, schoppen, wapengebruik). Agressie en geweld dienen te worden onderscheiden. Agressiviteit is geen gedrag, maar een psychische component van handelen, denken, voelen. Geweld is gedrag. Agressie kan wel een bron zijn van geweld. Met agressie kan men conflictontwikkeling de pas afsnijden door de tegenstander sociaal, psychisch of fysiek te "doden". Agressie is dan disfunctioneel. Geweld is een zijspoor van agressie. Het conflict wordt, net als agressie, vaak gezien als oorzaak van geweld. Of het juist is om dit de voornaamste bronnen van geweld te noemen is de vraag. Er is ook geweld dat uitgaat van een harmoniemodel, vaak juist omdat men van een te stabiele harmonische verhouding uitgaat. Harmonie kan dan een gewelddadige wensdroom zijn. Conflicten moeten dan worden vermeden. In iedere samenwerkingsvorm ontstaan er conflicten, waardoor er ook gemeenschappelijkheid, samenwerking vanuit verschillende visies, kan ontstaan. De erkenning van het procesmatige karakter van conflicten maakt het mogelijk om de factor tijd in te voeren. In psychologische termen heet tijd geduld. Geweld is dan het voortijdig zekerheid nemen. Geweld is een ontkenning van het procesmatige karakter van verhoudingen. De erkenning hiervan is preventie van geweld! (Hoefnagels) Gewelddadig gedrag is grotendeels aangeleerd gedrag. In veel opvoedingssituaties wordt het aangeleerd (door ouders, gewelddadige films op TV, etc.) en aangemoedigd (in sportsituaties, zelfverdediging etc.). Zowel technieken om anderen te kwetsen als normen die aangeven onder welke omstandigheden men geacht wordt deze technieken toe te passen worden op deze wijze aangeleerd. Er zijn allerlei vormen van geweld en de factoren die hierop van invloed zijn, zijn hecht verankerd en geaccepteerd in ons cultuurpatroon. Ongewenst geweld komt vaak voort uit dit soort getolereerde geweld. Ook agressie (en geweld) is een maatschappelijk gegeven en hoort bij het leven. Ieder mens kent dus gevoelens van frustratie, boosheid, ontevredenheid en machteloosheid, agressieve gevoelens. Om te voorkomen dat deze agressie disfunctioneel wordt en geuit wordt door het toepassen van geweld, zullen wij moeten erkennen dat wij deze gevoelens in ons hebben om ze vervolgens op een functionele manier te leren uiten en te bespreken. 1. AGRESSIE EN GEWELD OP HET WERK Regelmatig worden medewerkers geconfronteerd met agressie en geweld in het werk. Er zijn natuurlijk ook andere vormen van grensoverschrijdend gedrag. In dit protocol beperken we ons echter tot agressie en geweld. Binnen Jarabee wordt een groot scala aan cliënten met een zeer uiteenlopende problematiek verspreid over een groot aantal locaties en projecten begeleid en opgevangen. In de intakeprocedure moeten de grenzen die gesteld worden aan het gedrag van de cliënt uitgebreid aan de orde komen. De cliënt wordt op de hoogte gesteld van het beleid van Jarabee betreffende agressie en geweld. Indien de cliënt aangeeft zich hieraan niet te willen houden, dan kan dit een reden zijn de cliënt niet aan te nemen. Het uitgangspunt hierbij is dat een veilig werk- en leefklimaat de basis is voor verandering en hulpverlening. Voorwaarden hiervoor zijn o.a. structuur en het stellen en handhaven van grenzen. Onverwachte en ondoordachte situaties, flash backs, onverwerkte ervaringen en projecties kunnen de cliënt structuurloos en panisch maken, en dit kan soms onvoorspelbare gevolgen hebben. De cliënt kan uit zijn evenwicht raken, de controle over zichzelf verliezen en zijn woede koelen op zijn omgeving, de medewerker, groepsgenoot, etc. Hoewel beheersbaarheid en het bieden van veiligheid ook in een dergelijke situatie voorop staat, bestaat de kans dat de medewerker, als de rust is weergekeerd, blijft zitten met een gevoel van twijfel. Had ik dit kunnen voorkomen? Ben ik voldoende helder geweest? Heb ik het niet uitgelokt? Etc, etc. Kortom gedachten waar je weinig mee kunt, die contra-productief zijn, maar die wel een uitlaatklep en een luisterend oor nodig hebben. Agressie en geweld komen niet alleen voor tussen cliënten onderling of van cliënten naar medewerkers. Agressie en geweld in het werk doet zich ook voor van medewerkers naar cliënten, door het bezoek, door derden (bijvoorbeeld omwonenden) of door medewerkers onderling. In de punten 3.1 t/m 3.6 worden procedures aangegeven van hoe te handelen bij en na incidenten. Op basis van in de praktijk opgedane ervaringen kunnen deze procedures veranderd en bijgesteld worden. GEVOLGEN VAN GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG DOOR CLIËNTEN EN DE PROFESSIONELE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE MEDEWERKER Jarabee stelt gekwalificeerd personeel aan, dat zij in staat acht samen met collega’s de dagelijks voorkomende problematiek op deskundige wijze uit te werken en te begeleiden. Zo nodig ondersteund door werkbegeleiding, deskundigheidsbevordering, trainingen etc. De praktijk met betrekking tot agressie en geweld leert dat medewerkers vaak niet uit de voeten kunnen met agressieve of emotionele confrontaties, met als gevolg dat ze op korte of langere termijn in de ziektewet komen. Binnen de werksituatie zal dan ook voldoende ruimte moeten zijn om in overdrachtsituaties en in teamvergaderingen bedreigingen, agressieve of emotionele uitingen te bespreken. Vaak zien we als reactie op incidenten dat de neiging bestaat om de touwtjes strakker aan te halen en de structuur daarop aan te passen, om incidenten in de toekomst te voorkomen. Deze reactie op de gebeurtenissen heeft echter geen ander effect dan het vergroten van de angst, omdat dan alleen gekozen wordt voor de beheersbaarheid in plaats van de eigen assertieve mogelijkheden en de inhoud van het behandelingsplan. Naast de problematiek van de jongere zal uitgebreide aandacht moeten zijn voor de ervaringen van de medewerker. Vooral de gevoelens van boosheid, teleurstelling, geschonden vertrouwen, angst voor herhaling, onzekerheid, etc. moeten besproken en begeleid worden. Indien er niets met deze gevoelens gebeurt, is de kans groot dat de medewerker niet of onvoldoende in staat is te functioneren in de ontstane situatie, omdat hij blijft handelen vanuit onderdrukte gevoelens van boosheid, angst en onzekerheid. Naast het bespreken in de overdrachten en teamvergaderingen is het van belang dat deze gevoelens van machteloosheid en incidenten ook in intervisiebijeenkomsten besproken kunnen worden. Een moment waarbij ook met andere collega’s, die niet direct bij het incident betrokken zijn, deze gevoelens gedeeld kunnen worden. Van alle collega’s die deelnemen aan intervisiegroepen wordt een actieve inzet, betrokkenheid en compassie verwacht bij het ondersteunen van collega’s. Ook individueel zal er voor de medewerker binnen werkbegeleiding aandacht moeten zijn voor de gevoelens als gevolg van agressie incidenten. 2. AGRESSIEREGISTRATIE Om voor Jarabee, jeugdzorg in Twente een goed beeld te krijgen van de frequentie van agressie-incidenten is het van belang alle incidenten - van schelden tot en met zwaar fysiekgeweld - te registreren. Binnen Jarabee bestaat een registratieplicht voor agressieincidenten. Hierbij wordt niet alleen bijgehouden welke cliënt, medewerker, bezoeker of derde agressief gedrag vertoonde, maar ook wat de aanleiding was, welke vorm van agressie zich heeft voorgedaan en hoe de medewerker daarmee om is gegaan. Op deze manier kan er door werknemers en management gerichter gekeken worden naar een incident. Aanleidingen van cliënten om agressief te handelen worden daardoor eerder gesignaleerd en er kan sneller op worden geanticipeerd. De registratie beperkt zich dus niet alleen tot wat er tijdens een incident gebeurt. 3. PROCEDURES 3.1 PROCEDURE NA AGRESSIE-INCIDENTEN DOOR CLIËNTEN ONDERLING EN NAAR MEDEWERKERS Bij minder ernstige incidenten wordt één van de volgende acties ondernomen: De cliënt wordt zo mogelijk onmiddellijk aangesproken door de medewerker. of leidinggevende. Als dit niet mogelijk is gebeurt dit zo spoedig mogelijk door een collega, achterwacht of leidinggevende. In het team en/of met de leidinggevende wordt bepaald of er in een later stadium in breder verband op teruggekomen moet worden. Bij ernstige incidenten wordt één of meerdere van de volgende acties ondernomen: De cliënt wordt onmiddellijk aangesproken door de medewerker. De medewerker moet eerst zelf inschatten of hij/zij daarbij hulp nodig heeft. Schakel zo nodig de politie en/of indien aanwezig een achterwacht in. De slachtoffers zullen direct na het incident opgevangen en ondersteund worden. In overleg met het team en/of leidinggevende wordt zo spoedig mogelijk bepaald welke consequenties het gedrag voor de cliënt heeft (1)-( zie blz. 21 voor de noten) En verder: De ernst van het incident bepaalt mede welke maatregelen getroffen moeten worden en welke consequenties het incident heeft voor de cliënt (4) -(zie blz. 21 voor noten). De cliënt hoort welke sancties er staan op herhaling van het agressieve gedrag. Ieder agressie-incident wordt afhankelijk van de situatie door de signalerende medewerker of leidinggevende vastgelegd op het incidentenformulier. Het incidentenformulier is te vinden op intranet. Het incidentenformulier wordt na invulling verzonden aan de leidinggevende en de projectleider ‘agressie-incidenten. Het agressie-incident wordt vastgelegd in het persoonsdossier/behandelplan van de cliënt. De leidinggevende is eindverantwoordelijk voor de bespreking en analyse van het incident op teamniveau en zorgt of controleert dat dit zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. De medewerker die agressie door een cliënt heeft ervaren kan extra ondersteuning nodig hebben. Dit kan door middel van werkbegeleiding of nader te bepalen hulpverlening. De leidinggevende neemt hiertoe initiatief en neemt zonodig contact op met de afdeling P&O. De leidinggevende beoordeelt of er sprake is van een bedrijfsongeval. In dat geval moet er via afdeling P&O een Arbomelding gedaan worden. Bij een strafbaar feit wordt altijd aangifte gedaan bij de politie. Voordat aangifte wordt gedaan, wordt er een afweging gemaakt - gebaseerd op pedagogische en veiligheids- motieven - wie de aangifte zal doen. Dit kan zowel door een door Jarabee gemachtigd persoon of door de direct betrokkene (3)-(zie blz. 21 voor noten). 3.2 PROCEDURE NA AGRESSIE-INCIDENTEN DOOR BEZOEK VAN CLIËNTEN Per incident worden maatregelen getroffen en consequenties bepaald (4) -(zie blz. 21 voor noten). Afhankelijk van de ernst van het incident wordt naar het bezoek toe het volgende ondernomen: o het bezoek wordt zo mogelijk onmiddellijk aangesproken door de medewerker. De medewerker moet eerst zelf de inschatting maken of hij/zij daarbij hulp nodig heeft en de situatie aankan. Schakel zo nodig de politie of indien aanwezig een achterwacht of leidinggevende in; o de slachtoffers zullen direct na het incident opgevangen en ondersteund worden; o in overleg met het team en/of de leidinggevende wordt gekeken of het bezoek in een later stadium als nog aangesproken kan worden en door wie dit gedaan wordt; o het bezoek hoort welke sancties staan op herhaling van het agressieve gedrag; o het bezoek wordt toegang tot de instelling ontzegd. Ieder agressie-incident wordt afhankelijk van de situatie door de medewerker of leidinggevende vastgelegd op het incidentenformulier. Het incidentenformulier is te vinden op intranet. Het incidentenformulier wordt na invulling verzonden aan de leidinggevende en de projectleider ‘agressie-incidenten’. Het agressie-incident wordt vastgelegd in het persoonsdossier/behandelplan van de cliënt voor wie het bezoek bestemd was. De leidinggevende is eindverantwoordelijk voor de bespreking en analyse van het incident op teamniveau en zorgt of controleert dat dit zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. De medewerker die agressie door het bezoek van een cliënt heeft ervaren, kan extra ondersteuning nodig hebben. De leidinggevende neemt hiertoe initiatief en neemt zonodig contact op met de afdeling P&O. De leidinggevende beoordeelt of er sprake is van een bedrijfsongeval, in dat geval moet er via de afdeling P&O een Arbomelding gedaan worden. Bij een strafbaar feit wordt altijd aangifte gedaan bij de politie. Voordat aangifte wordt gedaan, wordt er een afweging gemaakt gebaseerd op pedagogische en veiligheids- motieven wie de aangifte zal doen. Dit kan zowel door een door Jarabee gemachtigd persoon of door de direct betrokkene (3) -(zie blz. 21 voor noten). 3.3 PROCEDURE NA AGRESSIE-INCIDENTEN DOOR DERDEN Per incident wordt bekeken welke maatregelen noodzakelijk zijn en worden de consequenties van het voorval bepaald (4) -(zie blz. 21 voor noten): o de dader of daders worden zo mogelijk direct aangesproken door de medewerker. De medewerker moet eerst zelf inschatten of hij/zij daarbij hulp nodig heeft en de situatie aankan. Neem daarbij geen onnodige risico’s en schakel zonodig de politie en/of een indien aanwezig een achterwacht of leidinggevende in; o de slachtoffers zullen direct na het incident opgevangen en ondersteund worden; o in overleg met de leidinggevende, het team en betrokken andere partijen zoals politie wordt gekeken of er in een later stadium gesprek(ken) met de daders of andere maatregelen noodzakelijk zijn en op welke wijze dit plaats moet vinden; o afhankelijk van de feiten en de mate waarin dit aannemelijk kan worden gemaakt kunnen de volgende maatregelen genomen worden; een waarschuwing, de toegang van de derde tot de instelling wordt beperkt, de derde wordt de toegang tot de instelling ontzegd, de banden van de instelling met deze derde worden verbroken. Ieder agressie-incident wordt afhankelijk van de situatie door de medewerker of leidinggevende vastgelegd op het incidentenformulier. Het incidentenformulier is te vinden op intranet. Het incidentenformulier wordt na invulling verzonden aan de leidinggevende en de projectleider ‘agressie-incidenten’. De leidinggevende is eindverantwoordelijk voor de bespreking en analyse van het incident op teamniveau en zorgt of controleert dat dit zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. De medewerker die agressie door derden heeft ervaren, kan extra ondersteuning nodig hebben. De leidinggevende neemt hiertoe initiatief en neemt zonodig contact op met de afdeling P&O. Agressie door derden kan ook gevolgen hebben voor een cliënt of cliënten die de agressie ervaren hebben. Zo nodig wordt er in overleg met de leidinggevende, een gedragsdeskundige en het team bekeken of een gesprek met cliënt of cliënten noodzakelijk is. De leidinggevende beoordeelt of er sprake is van een bedrijfsongeval, in dat geval moet er via de afdeling P&O een Arbomelding gedaan worden. Bij een strafbaar feit wordt altijd aangifte gedaan bij de politie. Voordat aangifte wordt gedaan, wordt er een afweging gemaakt, gebaseerd op pedagogische en veiligheids- motieven, wie de aangifte zal doen. Dit kan zowel door een door Jarabee gemachtigd persoon of door de direct betrokkene (3) -(zie blz. 21 voor noten). 3.4 PROCEDURE NA AGRESSIE-INCIDENTEN DOOR MEDEWERKERS ONDERLING (4). -(zie blz. 21 voor noten). De medewerker die agressief bejegend wordt door een andere medewerker spreekt deze daar zo mogelijk in eerste instantie zelf op aan. Een eventueel slachtoffer zal direct na het incident opgevangen en ondersteund worden. Mocht het voor de agressief bejegende medewerker om welke reden niet mogelijk zijn om de andere medewerker aan te spreken of omdat hij dit niet raadzaam acht dan neemt hij contact op met zijn leidinggevende en samen zoeken zij naar een bevredigende oplossing. Dan kan zijn: o de betreffende medewerker wordt aangesproken; o er vindt een gesprek plaats tussen de twee medewerkers onder leiding van de leidinggevende; o afhankelijk van de feiten en de mate waarin deze aannemelijk kunnen worden gemaakt, kunnen arbeidsrechtelijke maatregelen genomen worden. Elk agressie-incident wordt afhankelijk van de situatie door de medewerker of leidinggevende vastgelegd op het incidentenformulier. Het incidentenformulier wordt na invulling verzonden aan de leidinggevende en de projectleider agressie-incidenten. De medewerker die agressie ervaren heeft door een andere medewerker, kan extra ondersteuning nodig hebben. De leidinggevende neemt hiertoe het initiatief en neemt zonodig contact op met de afdeling P&O. Agressie door medewerkers onderling kan ook gevolgen hebben voor cliënt of cliënten die de agressie ervaren hebben. Zo nodig wordt er in overleg met de leidinggevende, een gedragsdeskundige en het team bekeken of er een gesprek met cliënt of cliënten noodzakelijk is. De leidinggevende beoordeelt of er sprake is van een bedrijfsongeval. In dat geval moet er via de afdeling P&O een Arbomelding gedaan worden. Bij een strafbaar feit wordt altijd aangifte gedaan bij de politie. Afhankelijk van de situatie kan dit gedaan worden door een door Jarabee gemachtigd persoon of door het slachtoffer.(3) -(zie blz. 21 voor noten). Als het bovenstaande niet tot een bevredigende oplossing leidt, kan de agressief bejegende medewerker contact opnemen met de vertrouwenspersoon of schriftelijk een formele klacht indienen bij de klachtencommissie (2). -(zie blz. 21 voor noten). 3.5 AGRESSIE VAN MEDEWERKERS NAAR CLIËNTEN Een hulpverleningsrelatie kenmerkt zich door het verschil in positie tussen hulpverlener en cliënt. De cliënt vraagt hulp zodat hij per definitie een afhankelijke en daardoor kwetsbare positie inneemt. Tegenover deze afhankelijke positie van de cliënt staat de machtspositie van de hulpverlener. Macht is het vermogen om bepaalde gedragsalternatieven te beperken en andere te bevorderen. Met deze macht zal de hulpverlener op een positieve en constructieve manier moeten (leren) omgaan. Wanneer macht wordt uitgeoefend, onafhankelijk van iemands wil of desnoods tegen iemands wil, dan hebben we het over dwang. Vanuit deze machtspositie is het gemakkelijk om met agressie en geweld cliënten te benaderen. Juist omdat de hulpverlener de nodige frustraties op kan lopen in het hulpverleningscontact met de cliënt. Professionele verantwoordelijkheid Het is de verantwoordelijkheid van de hulpverlener om de afhankelijke en kwetsbare positie van de cliënt en zijn eigen machtspositie te erkennen. Zijn specifieke verantwoordelijkheid is dat hij zijn inspanningen ten dienste stelt aan het welzijn van de aan hem toevertrouwde cliënten. Agressie en geweld zijn ontoelaatbaar binnen deze relatie. De functie van hulpverlener is gericht op het fysieke, emotionele of psychische welzijn van de cliënt. Vaak zijn cliënten opgegroeid in een agressieve omgeving, met gewelddadige volwassenen. Als hulpverlener heb je de specifieke taak om vertrouwen en veiligheid te bieden aan je cliënten. Veel cliënten zijn het vertrouwen in volwassenen verloren en zijn juist bang voor agressie en geweld, ondanks het feit dat ze zelf vaak met agressie en geweld zullen reageren, omdat ze niet anders hebben geleerd. Een onderdeel van het werk is het aanleren van normen en waarden, en als hulpverlener heb je een daarin een voorbeeldfunctie. Effecten van agressie en geweld door medewerkers Agressie en geweld door medewerkers tast op een diep niveau het vertrouwen aan van cliënten. Behalve dat het ingrijpende gevolgen heeft voor het psychische welzijn van de cliënt, weerhoudt het cliënten hulp te zoeken voor zijn oorspronkelijke problemen en het agressieve en gewelddadige gedrag van de hulpverlener doet de problemen alleen maar toenemen. Daarnaast is het in de hulpverlener gestelde vertrouwen misbruikt en is de kans groot dat de cliënt toekomstige medewerkers niet meer vertrouwd. Bovendien zal de cliënt zich steeds meer agressief en gewelddadig gedrag eigen maken, omdat hij geen andere voorbeelden heeft gehad. 3.5.1 PROCEDURE AGRESSIE VAN MEDEWERKERS NAAR CLIËNTEN Verbod op agressie en geweld Binnen de sollicitatieprocedure komt de houding van de sollicitant ten opzichte van agressie en geweld aan de orde. Hij wordt op de hoogte gesteld van het beleid van Jarabee betreffende agressie en geweld. Indien de houding van de sollicitant niet binnen dit beleid past, of als hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, dan wordt hij -ongeacht zijn verdere kwaliteiten- niet aangenomen. Agressie, fysiek en psychologisch geweld door de medewerker zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als ongewenst gedrag. Gevoelens c.q. neigingen tot bijvoorbeeld frustratie, boosheid, ontevredenheid, agressieve gevoelens of machteloosheid dient de medewerker te melden bij zijn locatiemanager/vertrouwenspersoon, zodat tijdig gepaste maatregelen genomen kunnen worden. Meldingsprocedure bij agressie en geweld (4). -(zie blz. 21 voor noten). Als de melding van agressie en/of geweld afkomstig is van een cliënt, is opvang en ondersteuning van de cliënt het eerste aandachtspunt. Het waarborgen van veiligheid van de cliënt is het uitgangspunt van handelen. Als de cliënt een incident meldt bij iemand die gebonden is aan een wettelijk bepaald beroepsgeheim, zal deze zich tot het uiterste inspannen opdat de cliënt instemt met een melding bij het management of directie. De melding wordt zo spoedig mogelijk, met toestemming van de cliënt, doorgegeven aan de cliëntvertrouwenspersoon. Wanneer een medewerker agressie en/of geweld door een collega medewerker constateert, is hij verplicht dit te melden bij zijn locatiemanager/directie. Ieder agressie-incident wordt afhankelijk van de situatie door de signalerende medewerker of leidinggevende vastgelegd op het incidentenformulier. Het incidentenformulier is te vinden op intranet. Als de melding van derden komt (bijv. ouders, politie, andere cliënten) is de medewerker bij wie dit gemeld is, verplicht dit te melden bij zijn locatiemanager. De locatiemanager is er in overleg met de directie verantwoordelijk voor dat wordt uitgezocht over welke informatie de melder precies beschikt en waarop deze gebaseerd is. De leidinggevende meldt een en ander zo spoedig mogelijk aan de directie. In overleg met de inspectie doet de directie hier verdere melding van (provincie, officier van justitie etc.). Procedure van onderzoek Wanneer een vorm van agressie en/of geweld wordt gemeld, doet de directie hiervan direct, zonder uitstel, melding aan de klachtencommissie. De directie stelt binnen één week na de melding een onderzoekscommissie in, die als opdracht heeft de ware toedracht te achterhalen. De commissie bestaat uit drie personen van wie één persoon uit de klachtencommissie. De samenstelling van de commissie is zodanig, dat de objectiviteit en de deskundigheid van de commissie gewaarborgd is. De onderzoekscommissie heeft een geheimhoudingsplicht met dien verstande dat zij uitsluitend aan de directie verslag doet. Voor de betrokken cliënt dient door betreffende afdeling opvang en begeleiding te worden geregeld. De cliënt wordt in de gelegenheid gesteld om een medisch onderzoek te ondergaan. De locatiemanager/cliëntvertrouwenspersoon draagt zorg voor een door de cliënt ondertekende eerste verklaring over de toedracht. De locatiemanager/cliëntvertrouwenspersoon informeert de cliënt over de verdere procedure (onderzoekscommissie en vervolgens klachtencommissie). De locatiemanager/cliëntvertrouwenspersoon wijst de cliënt erop dat hij de mogelijkheid heeft om aangifte te doen bij de politie (3) -(zie blz. 21 voor noten). De locatiemanager informeert zo spoedig mogelijk de betrokken medewerker over de melding. De locatiemanager draagt zorg voor een door de betrokken medewerker ondertekende eerste verklaring over de toedracht. De betrokken medewerker wordt door de locatiemanager geïnformeerd over de verdere procedure (onderzoekscommissie en vervolgens klachtencommissie). De locatiemanager draagt zorg voor een adequate begeleiding van de betrokken medewerker. De locatiemanager is verantwoordelijk voor bespreking en analyse van het incident op teamniveau en zorgt of controleert dat dit zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. De locatiemanager draagt in overleg met P&O zorg voor een adequate nabegeleiding van het team of individuele medewerkers. De onderzoekscommissie voert binnen maximaal twee weken, na installatie, de noodzakelijke gesprekken met alle betrokkenen. De onderzoekscommissie kan te allen tijden besluiten tot het raadplegen van een extern deskundige. De onderzoekscommissie hoort, indien zij daar aanleiding voor heeft, tevens enkele getuigen. Van alle gesprekken wordt een schriftelijk verslag gemaakt, dat door de geïnterviewden voor akkoord moet worden ondertekend. De directie draagt zorg voor secretariële ondersteuning van de onderzoekscommissie. De onderzoekscommissie brengt binnen een termijn van maximaal drie weken na haar installatie aan de directie een volledig verslag uit van haar bevindingen. Indien de cliënt nog geen klacht heeft ingediend, kan de directie op grond van het onderzoek de klacht bij de klachtencommissie indienen. De klachtencommissie handelt vervolgens conform haar reglement, met dien verstande dat de vertrouwenspersoon namens de cliënt een klacht kan indienen. Maatregelen De directie neemt vanaf de melding gepaste maatregelen die erop gericht zijn om ongewenste verdere contacten tussen betrokken medewerker en cliënt te voorkomen. Voorlopige maatregel gedurende het onderzoek: De directie kan, hangende de procedure, de betrokken medewerker schorsen of op non-actief stellen conform artikel 54 en artikel 55 CAO Jeugdhulpverlening + artikel 44 en artikel 45 CAO Welzijn. Maatregel bij geconstateerd agressie en/of geweld: Wanneer de directie constateert dat er agressie en/of geweld heeft plaatsgevonden, neemt de directie maatregelen van arbeidsrechtelijke aard. Naar gelang de ernst heeft zij keuze uit twee mogelijkheden: o schriftelijke berisping die opgenomen wordt in het personeelsdossier; o ontslag wegens een dringende reden op grond van artikel 1639p lid 6. Maatregelen bij niet geconstateerd gebruik van agressie en geweld, c.q. valse beschuldiging: Rehabilitatie. Wanneer de directie constateert dat er geen agressie of geweld heeft plaatsgevonden, wordt de betrokken medewerker (die voor de duur van het onderzoek is geschorst) door de directie in ere in zijn functie hersteld. 3.6 MELDINGSPLICHT Medewerkers die getuige zijn van een agressie-incident of onveiligheid hebben de plicht dit te melden. De medewerker die getuige is van een agressie-incident of onveiligheid meldt dit bij de direct leidinggevende of de vertrouwenspersoon. 3.7 JAARVERSLAG AGRESSIE-INCIDENTEN Minstens één keer per jaar maakt de Arbo-adviseur een verslag. Dit verslag geeft inzicht in de aard en omvang van de agressie in de instelling. Daarbij vormen de ingevulde registratieformulieren het uitgangspunt. Het jaarverslag bevat de volgende onderdelen: Totaal aantal incidenten in het verslagjaar De belangrijkste cijfers Gemiddeld aantal incidenten per medewerker Gemiddeld aantal incidenten per cliënt Incidenten uitgesplitst over de verschillende agressors (cliënt, bezoekers van cliënt, derden (=bezoekers van Jarabee, jeugdzorg in Twente), medewerkers onderling) Incidenten uitgesplitst naar tijdstip en dag van de week Percentage ‘veelplegers’ van agressie De aanleiding van de agressie De gebruikte middelen Het doelwit van de agressie De gevolgen van het incident Maatregelen om de agressie te stoppen Een grafische weergave van deze cijfers Een korte weergave van de meest opvallende uitkomsten en de belangrijkste bevindingen Het jaarverslag wordt uitgedeeld aan alle leidinggevenden binnen Jarabee. Per team of afdeling worden de resultaten besproken en wordt gekeken welke maatregelen nodig zijn om het aantal agressie-incidenten terug te dringen. Het jaarverslag wordt mede geanalyseerd door het management, de OR en CMR. Deze analyse vormt de basis voor het evalueren en bijstellen van het beleid en het prioriteiten jaarplan. Op basis van de analyse stelt de instelling streefcijfers vast voor het aantal incidenten per jaar per medewerker. 3.8 PROJECT AGRESSIE-INCIDENTEN JARABEE Voorstel is om voor de looptijd van één tot twee jaar onder regie van een stuur/klantengroep een project ‘agressie incidenten binnen Jarabee’ op te zetten om het agressiebeleid te implementeren binnen de organisatie. De Arbo-adviseur wordt belast met de uitvoering van dit project. Na deze periode kan aan de hand van de resultaten bekeken worden of de extra inspanning een vervolg moet krijgen. Taakstelling Het verder ontwikkelen van het protocol agressie en geweld op basis van praktijkervaring en onderzoek Het opstellen van een projectplan Het registreren van agressie incidenten Het uitvoeren en verwerken van een enquête onder medewerkers en cliënten Het uitvoeren en verwerken van interviews met medewerkers en cliënten Het maken van een actieplan op basis van gegevens uit de risico-inventarisatie, registratie, enquêtes en interviews. Het maken van een prioriteiten jaarplan Bewaken van de implementatie in de organisatie Het maken van een plan voor effect meting Het maken van een jaarverslag Het voeren van noodzakelijk overleg 4. OPVANG EN NAZORG De opvang en nazorg moeten gegarandeerd zijn voor de verwerking van een incident en de opgedane ervaring door de betrokken medewerker. Bespreking van het incident draagt bij aan een snellere verwerking. Volgend op het incident kan een gesprek met de leidinggevende, een collega of een vertrouwenspersoon verlichtend werken. In elk geval draagt de leidinggevende de eindverantwoordelijkheid voor de nazorg. Mocht er extra ondersteuning noodzakelijk zijn, dan neemt de leidinggevende zonodig contact op met de afdeling P&O. STAPPENPLAN 4.1 EERSTE OPVANG De leidinggevende is eindverantwoordelijk voor eerste opvang en zorgt ervoor dat deze geregeld is. Omdat deze in de praktijk niet altijd direct aanwezig is, zullen collega’s of een achterwacht vaak de eerste, acute opvang verzorgen. Ook in dat geval blijft de verantwoordelijkheid bij de leidinggevende liggen. Aandachtspunten daarbij zijn: Zorg in elk geval voor het herstel van de veiligheid van betrokken medewerker en de afdeling. Zorg ervoor dat de medewerker - indien nodig- wordt begeleid naar de EHBO of arts. Streef ernaar de afdelingen bemand te houden tijdens de ondersteuning van het slachtoffer. Organiseer (tijdelijke) overname van taken van de getroffen medewerker. Onderzoek of er ook andere medewerkers zijn die aandacht of ondersteuning nodig hebben (bijvoorbeeld omdat ze getuige van het incident zijn geweest ). Organiseer zo snel mogelijk een kort gesprek met alle betrokkenen. De leidinggevende neemt hiertoe het initiatief. Zorg dat disciplinaire stappen worden ondernomen tegen de dader. Overleg met de medewerker of hij/zij zelf aangifte doet of dat dit namens de Jarabee gebeurd. Zorg in elk geval dat de medewerker wordt begeleid bij het doen van aangifte. Na het incident vult de medewerker het incidentenformulier in. 4.2 NAZORG De leidinggevende is verantwoordelijk voor de nazorg. Als hij deze niet zelf kan verzorgen bepaald hij in overleg met de getroffen medewerker en indien noodzakelijk P&O wie de nazorg zal verzorgen. De leidinggevende: geeft in elk geval blijk van medeleven en belangstelling, ook indien anderen voldoende nazorg bieden; zorgt dat de getroffen medewerker praktisch begeleid wordt; informeert de eigen leidinggevende over wat de medewerker is overkomen; bewaakt de voortgang of de medewerker nazorg krijgt en of die voldoende is; stelt vast of bij de medewerker het vertrouwen en het gevoel van veiligheid voldoende zijn hersteld om weer aan het werk te kunnen; signaleert of de medewerker problemen ervaart in zijn functioneren. onderzoekt of het voorval op meerdere medewerkers of voor het hele team gevolgen heeft. De direct leidinggevende biedt in eerste instantie interne nazorg en/of werkbegeleiding aan en als de medewerker daartoe verzoekt wordt externe hulp ingeschakeld, zoals een deskundige van de Arbo-dienst, een bedrijfsmaatschappelijkwerker, een psycholoog, of een andere externe hulpverlener Een advies hierover kan ingewonnen worden bij de afdeling P&O. 5. TEAMBESPREKING Na een agressie-incident volgt in het eerstvolgende werkoverleg een bespreking over het incident. Agressie is niet alleen het probleem van de direct betrokkenen (dader en slachtoffer). Agressie is een probleem dat ook collega’s kan treffen. Het is van belang om agressie serieus te bespreken met de afdeling of het team. Door goed te kijken naar incidenten, kan het team of de afdeling analyseren waar, wanneer, onder welke omstandigheden en met welke intensiteit dit voorkomt. Het team of afdeling kan door middel van een bespreking de methodiek en de pedagogische hulpverlening nog eens onder de loep nemen om te bepalen wat wel en niet acceptabel is en of het Persoonlijk – en/of Teamontwikkelingsplan aangepast moet worden (zie hiervoor ook punt 6 competentieversterking). Bij ernstige incidenten wordt in overleg met P&O bekeken of er extra ondersteuning bij de bespreking van het incident noodzakelijk is. 5.1 ANALYSE IN EEN TEAMBESPREKING Voor een goede analyse van een agressie-incident zijn de volgende punten in een teambespreking van belang: Agenderen, bespreken tijdens het werkoverleg Steun in collegiale werksfeer Evalueren, risico volle taken inventariseren Intervisie Advies voor de toekomst, preventieve maatregelen opstellen (Gerichte vragen ten behoeve van de bespreking van het voorval en het pedagogisch handelen zijn: Wat ging er mis? Waarom ging het mis? Wanneer ging het mis? Heeft de medewerker goed gehandeld of juist olie op het vuur gegooid? Hoe kunnen we het in het vervolg anders doen? Hoe kunnen we elkaar steunen? Hoe gaan we om met agressie? Is een training voor ons zinvol? Welke maatregelen kunnen we nemen om herhaling te voorkomen?) 5.2 WERKBEGELEIDING De werkbegeleiders kunnen een rol spelen in de opvang en nazorg van medewerkers. In teambesprekingen en analyse van agressie-incidenten tijdens teambesprekingen kunnen zij (zo nodig samen met een gedragwetenschapper) een centrale rol vervullen. Om deze taken te kunnen uitvoeren zal training en/of bijscholing van de werkbegeleiding noodzakelijk zijn. Specifieke aandacht dient besteed te worden aan het signaleren van opgedane trauma’s zodat een goede doorverwijzing kan plaatsvinden. 5.3 ANALYSEREN Naar aanleiding van de meest voorkomende incidenten op basis van de registratie kunnen de risico’s worden geanalyseerd. Vragen die hierbij worden gesteld: Wanneer doen de risico’s zich voor? Is er iets gemeenschappelijks? Wat zijn de risicovolle situaties? Wat zijn risicovolle plekken in de locatie? 5.4 ARESSIE ALS VAST AGENDAPUNT Het verdient aanbeveling agressie en geweld als vast agendapunt op de agenda van teamen afdelingsvergaderingen te zetten. Dit kan een bijdrage leveren aan de bewustwording van medewerkers dat agressie en geweld geen normale onderdelen van het werk zijn en het geeft medewerkers de gelegenheid ook op het oog kleine voorvallen aan te kaarten en eventuele onveiligheidsgevoelens aan te kaarten. 6. VEILIGE WERKPROCESSEN 6.1 KWARTAALBESPREKING Eens per kwartaal wordt op team-/afdelingsniveau een bespreking gepland om de risicovolle taken in beeld te brengen. Rekening houden met en een goede voorbereiding op deze taken draagt bij aan een veilig werkproces. 6.2 AFSPRAKEN MAKEN OVER HET OMGAAN MET AGRESSIE Per team/afdeling wordt in samenspraak met leidinggevende, werkbegeleider en het project “omgang met agressie” bepaald hoe wordt omgegaan met agressie, -zoals het vermijden van risico’s- en wat de optimale werkwijze is. De deskundigheid van de medewerkers en leidinggevenden zorgen voor een klimaat van veilig werken. Ook wordt in het team of op de afdeling bepaald wat de consequenties zijn voor de agressor. 6.3 GEDRAGSCODE In de “gedragscode” en “uitvoeringsregeling gedragscode” staat helder beschreven wat wel en wat niet is toegestaan. Hierin staat een duidelijke omschrijving van de gedragsregels die gelden bij Jarabee, jeugdzorg in Twente. De “gedragscode” en “uitvoeringsregeling gedragscode” zijn te vinden op intranet onder bedrijfsinformatie/handboek/P&O regelingen en protocollen. 7. RISICO-INVENTARISATIE EN EVALUATIE Eens per drie jaar houdt Jarabee een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). Deze inventarisatie geeft weer waar onder anderen de knelpunten voor veiligheid liggen. Op basis van de informatie uit de RI&E wordt een plan van aanpak gemaakt om de knelpunten weg te werken. 8. COMPETENTIEVERSTERKING 8.1 COMPETENTIES De competenties (vaardigheden) van de medewerkers zijn belangrijk in het voorkomen en het handelen bij agressie-incidenten. Voorbeelden van competenties die een rol spelen bij de interactie met een cliënt: Sociale competenties, zoals luisteren, overtuigingskracht, groepsgericht leiderschap, individugericht leiderschap, samenwerken, sensitiviteit, omgevingsbewustzijn, cliëntgerichtheid, integriteit. Emotionele competenties, zoals stressbestendigheid, creativiteit, zelfvertrouwen, flexibel gedrag en optimisme. Nieuwe medewerkers kunnen op de noodzakelijke competenties geselecteerd worden. Bij de huidige medewerkers kunnen de competenties worden opgespoord en zonodig versterkt worden. Bijvoorbeeld via: Trainingen, scholing en workshops Werkbegeleiding/ Coaching Supervisie- en intervisietrajecten Het Team Ontwikkelingsplan Het Persoonlijk Ontwikkelingsplan 8.2 TRAINING EN SCHOLING De medewerker of het team kan ook op eigen initiatief en in samenspraak met de direct leidinggevende een op het probleem toegesneden cursus en/of training aanvragen. Tijdens functioneringsgesprekken en teamvergaderingen kan het meedoen aan een dergelijke cursus en/of training worden besproken met de direct leidinggevende en worden opgenomen in het Persoonlijk Ontwikkelplan en/of het Team Ontwikkelingsplan. De leidinggevende draagt de verantwoordelijkheid dat dit gefaciliteerd wordt. Voor agressie trainingen is het van belang dat er ruimte is voor een vervolg of een herhaling. Nazorg voor medewerkers die tijdens de training geconfronteerd worden met de gevolgen van verdrongen ervaringen dient gegarandeerd te zijn. 9. BELEID ONTWIKKELEN EN VERANKEREN Er zijn maatregelen nodig voor het scheppen en in stand houden van een veilig werkklimaat. Jarabee probeert de aandacht voor veiligheid op een systematische manier binnen de instelling op de volgende manier te verankeren, door: Draagvlak creëren bij directie, het management, de OR, de CMR en de medewerkers. Het verzamelen van informatie zoals de incidentenregistratie, de RI&E en de vragenlijst Agressie en onveiligheid (zie Bijlage 3). Prioriteiten stellen en een planning te maken om de knelpunten uit de inventarisatie op te lossen. Als eenmaal de prioriteiten zijn vastgesteld de doelen te beschrijven. Op basis van de haalbare) doelen wordt er een actieplan geschreven en kan men aan de slag. Effect te meten. Wat zijn de effecten van de activiteiten, zijn de doelen gehaald? Als de doelen niet gehaald zijn dan moet het actieplan voor het nieuwe jaar worden bijgesteld. In eerste instantie is het van belang dat de directie, het managementteam, Centrale Medezeggenschapsraad (CMR) en de Ondernemingsraad (OR) betrokken worden bij de plannen rondom het agressiebeleid. Zij zullen het eens moeten worden over de aanpak en de stappen die leiden naar verandering hoe om te gaan met agressie en geweld binnen Jarabee. Na de bespreking van het agressiebeleid met het Klantenteam “Agressie en geweld” wordt het beleid voorgelegd aan de directie, het managementteam, OR en CMR. Als deze goedkeuring hebben gegeven, worden de medewerkers op de hoogte gesteld van het komende agressiebeleid en wat er zoal is afgesproken met de directie, het management en de OR. Voor het verkrijgen van draagvlak is deze communicatiestap naar de medewerkers toe erg belangrijk. Ten tweede zullen de resultaten van de agressieregistratie aanleiding zijn om actie te ondernemen. De registratie geeft duidelijk aan waar, wanneer en waarom de meeste agressie-incidenten zich voordoen. De derde stap is het maken van een planning om de knelpunten die uit de RI&E en de incidentenregistratie naar voren komen aan te pakken. Deze planning wordt uitgewerkt in een plan van aanpak waar de organisatie mee werken kan. Ook worden hier de doelstellingen genoemd. Als laatste stap wordt gekeken welke doelstellingen bereikt zijn en aan welke juist meer aandacht besteed moet worden. Ook wordt gekeken welke stappen effectief zijn gebleken en welke minder of geen effect hadden. Deze resultaten worden verwerkt in het plan van aanpak voor het jaar daarop. NOTEN (1) Mocht het gedrag van de cliënt tot een schorsing leiden dan treedt voor de 24-uurszorg het protocol schorsing in werking. 2) Zie hiervoor de “uitvoeringsregeling gedragscode medewerkers Jarabee, jeugdzorg in Twente” (3) Naast een aangifte kan er ook een melding van een incident gedaan worden. Bij een melding zal de politie de verdachte niet aanhouden. Na overleg kan er alsnog aangifte gedaan worden. Bij een aangifte moet er rekening mee gehouden worden dat het slachtoffer gedetailleerd en soms meerdere keren hetzelfde verhaal moet vertellen. Naarmate er minder bewijsmateriaal (kleerscheuren, verwondingen, getuigenverklaringen) voorhanden is, loopt het slachtoffer in de verdere gang van zaken meer risico dat de verdachte wordt vrijgesproken. Voordelen kunnen zijn: het stellen van grenzen en erkenning voor het aangedane leed. Ook kan (het gevoel van) veiligheid een reden zijn om aangifte te doen. (4) Bij ernstige incidenten die een crisis kunnen veroorzaken raadpleeg het Crisiscommunicatieplan op intranet (Bedrijfsbureau /Handboek Jarabee /PR&Communicatie /Crisiscommunicatieplan). BEGRIPSBEPALING AGRESSIE, GEWELD EN ONVEILIGHEID Agressie Agressie betekent oorspronkelijk het op iemand of iets afgaan, aanvallen. Het heeft ook een element van initiatief nemen. Agressie wordt opgevat als het opzettelijk schade of letsel toebrengen aan een ander, hetzij door woorden (beledigen, lasteren, roddelen), hetzij door fysiek geweld (slaan, schoppen, wapengebruik). Fysiek geweld Alle vormen van geweldadige fysieke aanraking van cliënt of medewerker, bijvoorbeeld: - schoppen - slaan - gooien met voorwerpen, zoals glas, servies of meubilair - wurgpoging - het gebruik van wapens Psychisch geweld Alle vormen van geweld die voor cliënt of medewerker psychische gevolgen heeft, bijvoorbeeld: - pesten - intimidatie - machtsmisbruik - bedreiging met wapens - vernieling - diefstal Verbaal geweld Alle vormen van verbale uitingen die door cliënt of medewerker als dreigend worden ervaren, bijvoorbeeld: - schelden of verbaal bedreigen - discussies aangaan - beledigen - middelvinger opsteken - dreigende lichaamstaal - agressieve houding Onveiligheid Alle situaties waarbij een cliënt of medewerker zich onveilig, onprettig of bedreigd voelt. Instelling Jarabee, jeugdhulpverlening in Twente. Vertrouwenspersoon Een door de directie in overleg met de OR benoemd persoon waar medewerkers terecht kunnen voor een vertrouwelijk gesprek, een gerichte vraag, advies, een probleem of ondersteuning. Meer informatie is op intranet te vinden bij bedrijfsinformatie/het handboek/P&O regelingen en protocollen/uitvoeringsregeling gedragscode (artikel 4). Cliënt vertrouwenspersoon Een door de directie benoemd persoon waar kinderen, jongeren en ouders terechtkunnen voor: - een vertrouwelijk gesprek; - informatie en advies over de rechtspositie binnen de jeugdzorg; - ondersteuning bij het formuleren, indienen en afwikkelen van klachten van materiële aard en immateriële aard; - bemiddeling bij problemen tussen kinderen,jongeren en ouders en hulpverlener. Meer informatie is op intranet te vinden bij bedrijfsinformatie/ hethandboek/ cliëntenbeleid/ notitie cliëntenvertrouwenspersoon. Klacht Iedere uiting van onvrede door klager, of meningsverschil tussen klager en de instelling of een voor de instelling werkzame persoon of over gedragingen van een cliënt, waarover geen overeenstemming kon worden bereikt, en dat door of namens betrokkene bij de instelling schriftelijk is kenbaar gemaakt. Klachtencommissie De commissie die de schriftelijke klachten van medewerkers behandelt en zonodig afhandelt. Medewerker - degene die als arbeider in de zin van het Burgerlijk Wetboek een arbeidsovereenkomst dan wel een detacheringovereenkomst met de werkgever is aangegaan - degene die als vrijwilliger of stagiaire werkzaamheden ten behoeve van de instelling verricht. Cliënt Een ieder aan wie door één van de bedrijfsonderdelen hulpverlening geboden wordt. Bezoekers van cliënten Familieleden, kennissen, vrienden van een cliënt. Derden Personen die niet zijn te rangschikken onder medewerker, cliënt of bezoekers bijvoorbeeld buurtbewoners, medewerkers van andere instellingen, de postbode etc. Crisis Een crisis is een (onverwachte) gebeurtenis die een verstoring betekent van de normale gang van zaken, en die gevolgen kan hebben voor Jarabee en één of meer van onze doelgroepen. BIJLAGE 1 - REGISTRATIEFORMULIER REGISTRATIE AGRESSIEVE INCIDENTEN Agressief gedrag door: 0 jongere/ cliënt 0 anders, nl.... Naam van de jongere Naam van leidinggevende Datum van het incident Tijdstip van het incident (uur, min.) Naam van de groep of afdeling waar Locatie van het incident de jongere ondervalt: Ingevuld door: Na(a)m(en) van eventuele andere betrokkene(n) 1. Provocatie / aanleiding ‚ Geen aanwijsbare provocatie Provocatie door: ‚ andere jongere(n) ‚ familie / kennissen van cliënt ‚ verzoek tot verrichten van bepaalde taken ‚ jongere wordt iets niet toegestaan ‚ horen van slecht nieuws ‚ drank en / of drugs ‚ verzoek van staf aan jongere om medicatie in te nemen ‚ naar school, stage of werk sturen ‚ corvee uitvoeren ‚ andere aanleidingen, nl.:……………………… 2. Door jongere / cliënt gebruikte middelen ‚ schelden / vloeken ‚ dreigementen ‚ dreigende lichaamstaal Gebruiksvoorwerpen: ‚ meubilair ‚ glas/servies ‚ schoolspullen ‚ andere objecten, nl.:………………………… Delen van het lichaam: ‚ handen (handtastelijkheden) ‚ handen (slaan, stompen) ‚ tanden (bijten) ‚ voeten (trappen) ‚ anders, nl.:…………………………………… Gevaarlijke objecten of methoden: ‚ mes ‚ wurgpoging ‚ anders, nl.:…………………………………… 3. Doelwit van de agressie ‚ niets / niemand ‚ object(en) ‚ medewerker(s) ‚ familie/kennis(sen) van de jongere ‚ andere jongere(n) ‚ jongere zelf (bijv. zelfverwonding) ‚ andere personen, nl.:………………………..……… 4. Consequentie voor het slachtoffer ‚ geen Objecten: ‚ beschadigd, vervanging niet noodzakelijk ‚ beschadigd, vervanging noodzakelijk Personen: ‚ voelden zich bedreigd ‚ voelden zich vernederd ‚ pijn < 10 minuten ‚ pijn > 10 minuten ‚ zichtbare verwondingen ‚ somatische behandeling noodzakelijk ‚ somatische behandeling door arts noodzakelijk 5. Acties ondernomen om agressie te stoppen ‚ geen ‚ gesprek met jongere ‚ waarschuwing gegeven ‚ groep uitgestuurd ‚ contact beëindigd / weggegaan ‚ met kracht tegengehouden ‚ naar kamer gestuurd ‚ kamerprogramma ‚ straftaak ‚ fixatie ‚ groep/ouders ingelicht ‚ nablijven/terug laten komen ‚ schorsing ‚ medicatie ‚ toegang tot de voorziening ontzegd ‚ naar huis gestuurd ‚ bereikbaarheidsdienst ingeschakeld ‚ externe crisisdienst ingeschakeld ‚ burenhulp ingeschakeld ‚ telexmelding (denk aan afmelden) ‚ politie ingeschakeld ‚ andere maatregelen, nl:……………………………………………. 6. Afwikkeling Is het incident gemeld aan de ouders/verzorgers Is het incident gemeld aan de BRD Is het incident gemeld aan de behandelcoördinator of de gedragswetenschapper Is het incident gemeld aan de plaatser Is het incident gemeld aan school Is het incident gemeld op de groep Is de jongere op de hoogte van het verdere verloop Ja Nee ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ ‚ 7. Beschrijving van het incident Beschrijf kort wat er gebeurd is: Waren er, tijdens het incident, voldoende collega’s in de buurt? ‚ ja ‚ nee Waren er van tevoren al signalen die konden duiden op gevaar voor agressie? ‚ ja ‚ nee (sla de volgende vraag over) Welke waarschuwingssignalen heeft u waargenomen? BIJLAGE 2 - GEDRAGSCODE AGRESSIE EN ONVEILIGHEID (TOEGESPITS) Gedragscode Agressie en Onveiligheid Om de agressieproblematiek echt aan te pakken is het noodzakelijk dat Jarabee duidelijke normen, waarden en uitgangspunten formuleert en die vervolgens ook naleeft. Een gedragscode biedt het noodzakelijke houvast om de normen en regels te handhaven. Inhoud van de gedragscode 1. een definitie van agressie en onveiligheid binnen Jarabee 2. het doel van de gedragscode, het kader, het belang van de instelling 3. de status van de gedragscode 4. 5. 6. 7. de reikwijdte de richtlijnen ter voorkoming en bestrijding van agressie en onveiligheid de sancties het toezicht op de naleving Gedragscode Agressie en Onveiligheid Jarabee acht het voorkomen en bestrijden van agressie en onveiligheid van groot belang voor een veilig werk- en leefklimaat. Jarabee wil daar door middel van een gedragscode vorm en inhoud aan geven. Het gaat daarbij naast het voorkomen en bestrijden van agressie en onveiligheid tevens om het bespreekbaar maken van deze zaken. ARTIKEL 1: DEFINITIES a. Agressie en onveiligheid: Voorvallen of situaties waarbij een werknemer psychisch of fysiek wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen of zich op een andere wijze onveilig voelt onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid. Agressoren kunnen zijn: cliënten, familieleden, bezoekers, en collega-werknemers. Agressie bestaat uit fysiek, psychisch en verbaal geweld (uitgescholden, bedreigd of vernederd worden, gepest worden, seksuele intimidatie, geslagen of geschopt worden, overvallen worden). Agressie en onveiligheid kan zich ook uiten in het vernielen van eigendommen van Jarabee, de werknemer of de cliënt. b. Werkgever Voor de begrippen werkgever, medewerker, directie, management en andere begrippen die voor deze code van belang zijn wordt uitgegaan van de definities in de CAO Jeugdhulpverlening. ARTIKEL 2: ALGEMEEN UITGANGSPUNT EN DOEL a. Agressie en geweld worden door Jarabee als vormen van ongewenst gedrag afgewezen. b. Jarabee neemt het op zich in het dagelijks handelen en bij het ontwikkelen van beleid deze vormen van ongewenst gedrag te voorkomen en te bestrijden. De code maakt deel uit van het algemeen beleid van de organisatie en van de professionele houding van de medewerkers van de organisatie. c. Doel is het terugbrengen van agressie en onveiligheid binnen Jarabee om medewerkers en cliënten beter te beschermen. Het tweede doel is bedrijfseconomisch. Door een goede implementatie van het agressiebeleid vermindert het personeelsverloop, ziekteverzuim en wordt Jarabee aantrekkelijker voor cliënten. ARTIKEL 3: STATUS EN REIKWIJDTE VAN DE CODE a. De gedragscode is een nadere invulling van de wettelijke bepalingen omtrent seksuele intimidatie, agressie en discriminatie van artikel 7a van de uitvoeringsregeling van de CAOjeugdhulpverlening 2002-2003. b. De gedragscode geldt voor alle medewerkers van Jarabee bestuursleden, directieleden, managementleden, stagiaires, vrijwilligers, cliënten, familie van cliënten, bezoekers van cliënten en derden. c. De werkgever draagt zorg voor de bekendmaking van de gedragscode. In ieder geval ontvangen alle medewerkers een exemplaar van de gedragscode. d. De gedragscode gaat in op … e. De gedragscode wordt eens per twee jaar geëvalueerd door de directie, het management team en de ondernemingsraad. ARTIKEL 4: RICHTLIJNEN Gedragsregels voor cliënten in eerste instantie gaat Jarabee ervan uit dat de cliënt zich niet agressief opstelt tegenover de medewerkers, maar gezien de doelgroepen Jarabee moeten de medewerkers zich er wel van bewust zijn dat cliënten zich agressief kunnen opstellen cliënten worden in de aanmelding- / intakefase of zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de Gedragscode Agressie en Onveiligheid Gedragsregels voor familieleden en bezoek van cliënten de basisregel is dat familieleden en bezoekers zich onthouden van een agressieve bejegening van medewerkers op alle locaties van Jarabee zijn de hoofdpunten van de Gedragscode en Onveiligheid permanent zichtbaar aanwezig voor alle personen die zich binnen de instelling ophouden Gedragsregels voor medewerkers de basisregel is dat medewerkers andere medewerkers, cliënten en bezoekers niet agressief bejegenen medewerkers worden bij hun aanstelling geïnformeerd over de gedragscode Gedragsregels voor derden de basisregel is dat derden zich onthouden van een agressieve bejegening van derden hierop wordt voor derden geen uitzonderingen gemaakt op alle locaties van de instelling zijn de hoofdpunten van de Gedragscode Agressie en Onveiligheid permanent zichtbaar aanwezig voor alle personen die zich binnen de instelling ophouden. ARTIKEL 5: SANCTIES Jarabee kan de volgende sancties treffen als de normen en regels die in deze gedragscode beschreven staan niet worden opgevolgd: Sancties voor de cliënt: waarschuwing verplichte deelname aan een agressietraining overplaatsing schorsing verwijdering uit de instelling aangifte bij de politie Sancties voor familie van de cliënt / bezoekers van de instelling waarschuwing beperking van de toegang tot de instelling ontzegging toegang tot de instelling verbreking van de banden van de instelling met deze derde aangifte bij politie Sancties voor de medewerker: een formele waarschuwing schorsing non-actief stelling ontslag aangifte bij politie ARTIKEL 6: TOEZICHT OP NALEVING GEDRAGSCODE a. Het toezicht op de naleving van de gedragscode ligt bij de individuele medewerkers, het team als geheel, de teamleider, locatiemanagement en de directie b. Er is een vertrouwenspersoon benoemd die gedegen kennis heeft op het terrein waarop deze code van toepassing is. ARTIKEL 7: KLACHTEN Individuele medewerkers, cliënten, familieleden, bezoekers en derden kunnen bij de klachtencommissie melding maken van een incident waarbij naar hun mening door Jarabee onvoldoende is gereageerd. In het klachtenreglement Jarabee staat verder beschreven welke stappen kunnen worden ondernomen. Klik hier voor de Klachtenreglementen cliënten instellingen jeugdzorg Overijssel Klik hier voor de Gedragscode medewerkers Jarabee ARTIKEL 8: EVALUATIE Zo vaak als nodig, maar in ieder geval één keer per jaar wordt deze code geëvalueerd. De rapportage aan de hand van deze evaluatie wordt opgenomen in het jaarverslag. LITERATUURLIJST Gebruikte literatuur, publicaties en voorbeeld protocollen. Buytendijk en Hoefnagels: Agressie en geweld. Eikenbroek, Hazen, Kleber en v/d Veldenen: Latige Klanten, agressie en ander geweld. Instituut voor Psychotrauma. Omgaan met Agressie: Arbo Unie. Werkmap werkdruk,agressie en ziekteverzuim: Sectorfondsen Zorg en Welzijn. Grensoverschrijdend gedrag: K. Spanbroek, Stichting Jeugdzorg Twente. Protocol Agressie: Hoenderlogroep. VERSIE DECEMBER 2005