PDB Financiering 4 Oefenexamen 1 Dit oefenexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Het aantal te behalen punten is 27. Elke vraag is 1 punt waard. Om te slagen moet je 16 punten halen. De beschikbare examentijd is 1 uur en 45 minuten. De toegestane hulpmiddelen bij dit examen zijn: rekenmachine woordenboek Vraag 1 – 1 punt Wat is de naam van het dividend dat wordt uitgekeerd in aandelen? a cashdividend b keuzedividend c stockdividend Antwoord c Feedback Cashdividend is dividend in geld. Stockdividend is dividend in aandelen. Heeft de aandeelhouder de keuze uit cashdividend of stockdividend dan wordt gesproken van keuzedividend. Vraag 2 – 1 punt Wanneer heeft een onderneming bij de (converteerbare) obligatielening te maken met disagio? a als de converteerbare obligaties worden uitgegeven tegen een koers die lager is dan de nominale waarde van de (converteerbare) obligaties. b als de converteerbare obligaties worden uitgegeven tegen een koers die hoger is dan de nominale waarde van de (converteerbare) obligaties. c als de gegeven interestvoet op de (converteerbare) obligaties hoger is dan de marktrente die op het moment van uitgifte van de (converteerbare) obligaties geldt. Antwoord a Feedback Als de uitgiftekoers hoger is dan de nominale waarde van een (converteerbare) obligatie is sprake van agio. Als de uitgiftekoers lager is dan de nominale waarde is sprake van disagio. De intrestvoet en de marktrente bepalen niet direct of sprake is van agio of disagio. Een hoge rente kan wel betekenen dat de koper bereid is om een hogere koers te betalen dan de nominale waarde van de (converteerbare) obligatie. Vraag 3 – 1 punt Wat is een kenmerk met betrekking tot het oprichten van een flex-bv? a er is een verplichte bankverklaring en accountantsverklaring nodig. b er mogen aandelen worden uitgegeven zonder stemrecht of zonder recht op een winstuitkering. c het startkapitaal is € 18.000. d er mogen geen besluiten buiten de algemene vergadering van aandeelhouders om worden genomen. Antwoord b Feedback Voor de oprichting van de flex-bv geldt: Er is geen verplichte bankverklaring en accountantsverklaring nodig. Je mag aandelen uitgeven zonder stemrecht of zonder recht op een winstuitkering. Een startkapitaal van € 1 is al voldoende. Er mogen buiten de algemene vergadering van aandeelhouders om besluiten worden genomen. Dit zijn voordelen ten opzichte van het oprichten van een besloten vennootschap. Vraag 4 – 1 punt Wat zijn kenmerken van het maatschappelijk aandelenkapitaal? Let op, er zijn meerdere antwoorden juist. Het maatschappelijk aandelenkapitaal a is het maximale aandelenkapitaal dat door een nv mag worden uitgegeven zonder dat een statutenwijziging nodig is. b is het maximale aandelenkapitaal dat een bv volgens haar statuten maximaal mag uitgeven. c is altijd kleiner dan het geplaatste aandelenkapitaal. d wordt gewaardeerd tegen de nominale waarde. Antwoord a, b en d Feedback a, b en d Het verschil tussen het maatschappelijk aandelenkapitaal en het ongeplaatst aandelen aandelenkapitaal is het geplaatste aandelenkapitaal. Het geplaatst aandelenkapitaal kan dus ook gelijk zijn aan het maatschappelijk aandelenkapitaal. Vraag 5 – 1 punt Met welk begrip wordt de mate waarin een onderneming kan voldoen aan haar lopende betalingsverplichtingen, aangeduid? a cash flow b liquiditeit c netto werkkapitaal d solvabiliteit Antwoord b Feedback Liquiditeit geeft aan in hoeverre de onderneming in staat is de opeisbare schulden te betalen. Solvabiliteit is de mate waarin een onderneming in staat is om bij liquidatie al haar schulden te betalen. Cash flow is het resultaat plus de afschrijvingen. Netto werkkapitaal is het verschil tussen de vlottende activa (voorraden, debiteuren, liquide middelen) en de vlottende passiva (kortlopende schulden). Vraag 6 – 1 punt Wat wordt opgenomen in een resultatenbegroting? Let op, er zijn meerdere antwoorden juist. a verwachte gelduitgaven b verwachte geldontvangsten. c verwachte opbrengsten d verwachte kosten. Antwoord c en d Feedback Een resultatenbegroting of exploitatiebegroting is een overzicht van verwachte opbrengsten en verwachte kosten in een komende periode. Vraag 7 – 1 punt Welk van onderstaande verhoudingen geeft de debt-ratio weer? a eigen vermogen / totaal vermogen. b vreemd vermogen / totaal vermogen. c eigen vermogen / vreemd vermogen. Antwoord b Feedback De verhouding tussen eigen vermogen en totaal vermogen en eigen vermogen en vreemd vermogen zijn andere solvabiliteitsradio’s. Vraag 8 – 1 punt Een uitbreiding van werkzaamheden voor een bedrag van € 1.400.000 wordt door een handelsonderneming als volgt gefinancierd: € 150.000 uit het eigen vermogen van de onderneming; € 1.000.000 door de uitgifte van een 4,5% converteerbare obligatielening à pari; € 250.000 met een emissie van aandelen. Dit bedrag is ontvangen per bank. Welke invloed heeft de financiering van de uitbreiding van de werkzaamheden op de solvabiliteit van de handelsonderneming? De solvabiliteit zal a dalen b stijgen c gelijk blijven Antwoord a Feedback Solvabiliteit is de mate waarin een onderneming in staat is om bij liquidatie al haar schulden te betalen. Het is verhouding tussen het eigen vermogen en het totaal vermogen of de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen. De solvabiliteit zal dalen. De investering wordt voor een groter deel gefinancierd met geleend geld dan met eigen vermogen. Vraag 9 – 1 punt Wat is de formule voor de rentabiliteit van het eigen vermogen van een eenmanszaak? a (netto winst – gewaardeerd loon)/gemiddeld eigen vermogen x 100% b (winst + interest vreemd vermogen)/gemiddeld eigen vermogen x 100% c (winst + interest vreemd vermogen)/gemiddeld totaal vermogen x 100% Antwoord a Feedback (Winst + interest vreemd vermogen)/gemiddeld totaal vermogen x 100% is de rentabiliteit van het totaal vermogen (RTV) Vraag 10 – 1 punt In een artikel over rentabiliteiten van een onderneming is het volgende overzicht opgenomen: Jaar 1 Jaar 2 Gemiddeld eigen vermogen € 4.800 € 4.600 Gemiddeld vreemd vermogen € 4.800 € 5.000 Gemiddeld totaal vermogen € 9.600 € 9.600 Rentabiliteit op het gemiddeld eigen vermogen (REV) 3,75% 3,75% Interestvoet van het gemiddeld vreemd vermogen (IVV) 5% 5% Rentabiliteit op het gemiddeld geïnvesteerde totale vermogen (RTV) 5% 5% Winst voor belasting € 240 € 230 Belastingpercentage 25 25 Interest € 240 € 250 Wat opvalt is dat de interestvoet van het gemiddeld vreemd vermogen (IVV) in beide jaren 5% is, terwijl het gemiddeld vreemd vermogen in jaar 2 hoger is dan in jaar 1. Hoe komt het dat de interestvoet van het gemiddeld vreemd vermogen (IVV) in beide jaren 5% is? Dit komt zo, doordat in beide jaren a de verhouding tussen het interestbedrag en het gemiddeld vreemd vermogen hetzelfde is. b het belastingpercentage in jaar 1 en jaar 2 hetzelfde is. c het gemiddeld totaal vermogen in jaar 1 en jaar 2 hetzelfde is. Antwoord a Feedback De interestvoet van het gemiddeld vreemd vermogen is niet veranderd, omdat zowel het interestbedrag als het gemiddeld vreemd vermogen in jaar 2 hoger is dan als in jaar 1. De verhouding tussen beide is dezelfde gebleven. Vraag 11 – 1 punt Wat is het effect op de opslagduur van de voorraad goederen als de omzetsnelheid van de voorraad goederen toeneemt? De opslagduur van de voorraad a wordt korter. b wordt langer. c blijft hetzelfde. Antwoord a Feedback Een verhoging van de omzetsnelheid van de voorraad goederen betekent dat de voorraad goederen sneller wordt verkocht. Dit leidt tot een kortere opslagduur. Vraag 12 – 1 punt De omzetbedragen van het product A in jaar 1 en jaar 2 zijn respectievelijk € 439.936 en € 586.342. De verkoopprijs van product A is in jaar 1 € 56 en in jaar 2 € 59. Wat is het enkelvoudig hoeveelheidsindexcijfer van het product A in jaar 2 met jaar 1 als basisjaar? Vul een heel getal in. Antwoord 127 Feedback Hoeveelheid A jaar 1 € 439.936 / € 56 = 7.856 Hoeveelheid A jaar 2 € 586.342 / € 59 = 9.938 EHI 9.938/7.856 x 100 = 126,5… dus 127 Vraag 13 – 1 punt Een onderneming heeft op 1 januari van jaar 1 een 5% annuïteitenlening voor een bedrag van € 40.000 met een looptijd van 20 jaar afgesloten. De jaarlijkse annuïteit is € 2.590,09. Jaarlijks wordt de interest en de aflossing betaald op 31 december, voor het eerst in jaar 1. Wat is de aflossing op 31 december van jaar 3? Vul een bedrag in hele euro’s in. Antwoord € 651 Feedback Aflossing jaar 1 is € 2.590,09 – 5% x € 40.000 = € 590,09 Aflossing jaar 3 is € 590,09 x 1,052 = € 650,57 afgerond € 651 Vraag 14 – 1 punt Op de balans per 31 december van jaar 10 van een onderneming staat een 6% hypothecaire lening o/g voor een bedrag van € 2.800.000. Op de 6% hypothecaire lening o/g is op 1 juli van jaar 10 € 200.000 afgelost. Wat zijn de totale interestkosten in jaar 10 van de 6% hypothecaire lening o/g? Vul een bedrag in hele euro’s in. Antwoord € 174.000 Feedback 1e halfjaar 6% x € 3.000.000 x ½ = 2e halfjaar 6% x € 2.800.000 x ½ = € 90.000 € 84.000 € 174.000 Vraag 15 – 1 punt Op 31 december van jaar 5 zal de heer Bakker een bedrag ontvangen van € 7.300. De samengestelde interestvergoeding is 4% per jaar. Wat is de contante waarde per 1 januari van jaar 1 van het op 31 december van jaar 5 te ontvangen bedrag? Vul een bedrag in hele euro’s in. Antwoord € 6.000 Feedback € 7.300 x 1,04-5 = € 6.000,06… afgerond € 6.000 Vraag 16 – 1 punt De betalingstermijn van een leverancier is 45 dagen. Bij betaling binnen tien dagen verstrekt deze leverancier een korting van 1% over het factuurbedrag. Een jaar wordt gesteld op 365 dagen. Wat zijn de kosten van het ontvangen leverancierskrediet van deze leverancier in een percentage per jaar? Vul een bedrag met twee decimalen in. Antwoord 10,53% Feedback Stel het factuurbedrag is € 100 Dan betaal je na 10 dagen € 100 – 1% = € 99 Of je betaalt na 45 dagen € 100. Dus 35 dagen kost € 1 Kosten per jaar € 1 / 35 x 365 = € 10,42857… In procenten € 10,42857… / € 99 x 100% = 10,53% Vraag 17 – 1 punt De balans per 31 december van jaar 1 van een handelsonderneming ziet er als volgt uit: Balans per 31 december jaar 1 x € 1.000 Vaste activa 7.500 Geplaatst aandelenkapitaal 3.000 Afschrijving vaste activa 2.150 Reserves 1.350 5.350 6% Hypothecaire lening o/g 2.800 Voorraad goederen 1.200 Crediteuren 910 Debiteuren 1.250 Rekening-courantkrediet bank 360 Vooruitbetaalde bedragen 570 Winst na belasting 348 Liquide middelen 398 8.768 8.768 De winst-en-verliesrekening over jaar 1 ziet er als volgt uit: Winst-en-verliesrekening over jaar 1 x € 1.000 Inkoopwaarde van de omzet 18.000 Omzet 25.000 Loonkosten 2.750 Afschrijvingskosten vaste activa 400 Interestkosten 204 Overige kosten 3.298 Nettowinst na belasting 348 25.000 25.000 Overige gegevens zijn: de op de balans vermelde bedragen mogen als gemiddelde worden beschouwd voor jaar 1, behalve de winst na belasting van jaar 1, de voorraad goederen en de posten die betrekking hebben op vaste activa; de winst is gelijkmatig over jaar 1 gerealiseerd. Wat is de rentabiliteit van het gemiddeld eigen vermogen na belasting over jaar 1? Vul een bedrag met één decimaal in. Antwoord 7,7% Feedback Gemiddeld EV 3.000 + 1.350 + ½ x 348 = 4.524 REV = 348 / 4.524 x 100% = 7,69% afgerond 7,7% Vraag 18 – 1 punt De balans per 31 december van jaar 3 van een onderneming ziet er als volgt uit: Balans per 31 december jaar 3 x € 1.000 Gebouwen 11.250 Geplaatst aandelenkapitaal Afschrijving gebouwen 3.225 Reserves 8.025 5% Hypothecaire lening o/g Voorraad goederen 1.800 Crediteuren Debiteuren 1.875 Rekening-courantkrediet bank Vooruitbetaalde bedragen 855 Winst na belasting Liquide middelen 597 13.152 De winst-en-verliesrekening over jaar 3 ziet er als volgt uit: Winst-en-verliesrekening over jaar 1 x € 1.000 Inkoopwaarde van de omzet 27.000 Omzet Personeelskosten 4.125 Afschrijvingskosten gebouwen 600 Interestkosten 306 Overige kosten 4.947 Nettowinst na belasting 522 37.500 4.500 2.025 4.200 1.365 540 522 13.152 37.500 37.500 Overige gegevens over jaar 3 zijn: de op de balans vermelde bedragen mogen als gemiddelde worden beschouwd voor jaar 3, behalve het winstsaldo over het boekjaar van jaar 3, de voorraad goederen en de posten die betrekking hebben op de vaste activa; het winstsaldo is gelijkmatig over jaar 3 gerealiseerd. De winstbelasting is 20%. Wat is de rentabiliteit van het gemiddeld totaal geïnvesteerde vermogen in jaar 3? Vul een bedrag met één decimaal in. Antwoord 7,4% Feedback Winst voor belasting 522/80% = 652,5 Bedrijfsresultaat 652,5 + 306 = 958,5 Gemiddeld TV 13.152 - ½ x 522 = 12.891 RTV = 958,5 / 12.891 x 100% = 7,4% Vraag 19 – 1 punt De balansen van een handelsonderneming na winstverdeling per 31 december van jaar 12 en jaar 13 zien er als volgt uit (× € 1.000): Jaar Jaar Jaar Jaar 12 13 12 13 Duurzame activa 4.790 6.260 Geplaatst aandelenkapitaal 3.200 3.420 Voorraad goederen 660 720 Reserves 1.500 2.700 Debiteuren 580 640 4% Hypothecaire lening o/g 500 480 Liquide middelen 6% Converteerbare 470 480 450 400 obligatielening Voorziening onderhoud 150 200 Crediteuren 550 600 Overige korte schulden 150 300 6.500 8.100 6.500 8.100 De winst-en-verliesrekening over jaar 13 ziet er als volgt uit (× € 1.000): Winst-en-verliesrekening over jaar 13 x € 1.000 Inkoopwaarde van de omzet 6.000 Omzet Kosten duurzame activa 728 Interestkosten 72 Overige bedrijfskosten 800 Nettowinst na belasting 1.200 8.800 8.800 8.800 Het gemiddeld geïnvesteerd vermogen wordt bepaald door het gemiddelde van de bedragen per 31 december van jaar 12 en per 31 december van jaar 13. Wat is de interestvoet van het gemiddeld vreemd vermogen in jaar 13? Vul een bedrag met twee decimalen in. Antwoord 3,81% Feedback VV jaar 12 500 + 450 + 150 + 550 + 150 = 1.800 VV jaar 13 480 + 400 + 200 + 600 + 300 = 1.980 Gemiddeld VV 1.890 IVV 72 / 1.890 x 100% = 3,81% Vraag 20 – 1 punt Op de balans per 31 december van jaar 1 van een onderneming staan onder andere de volgende posten: Debiteuren € 1.250.000 Voorraden € 1.200.000 Crediteuren € 910.000 Op de winst-en-verliesrekening over jaar 1 zijn onder andere de volgende posten opgenomen: Omzet € 25.000.000 Inkoopwaarde van de omzet € 18.000.000 De overige gegevens over jaar 1 zijn: de op de balans vermelde bedragen mogen als gemiddelde worden beschouwd voor jaar 1; van de omzet in jaar 1 wordt 80% op rekening verkocht en de rest tegen contante betaling; de inkopen in jaar 1 zijn volledig op rekening; de omzetbelasting op de ingekochte en verkochte producten is 6%; het jaar wordt gesteld op 360 dagen. Wat is de gemiddelde krediettermijn debiteuren in jaar 1? dagen Antwoord 21 dagen Feedback Omzet op rekening inclusief OB 80% x € 25.000.000 x 1,06 = € 21.200.000 Krediettermijn debiteuren € 1.250.000 / € 21.200.000 x 360 dagen = 21 dagen Vraag 21 – 1 punt Op de balans per 31 december van jaar 4 van een onderneming staat de post voorraden voor een bedrag van € 600.000. Op de winst-en-verliesrekening over jaar 4 zijn onder andere de volgende posten opgenomen: Omzet: € 12.500.000 Inkoopwaarde van de omzet: € 9.000.000 De overige gegevens over jaar 4 zijn: de inkopen in jaar 4 zijn volledig op rekening; de waarde van de voorraad op 1 januari van jaar 4 is € 450.000; de omzetbelasting op de ingekochte en verkochte producten is 21%. Wat is de omzetsnelheid van de gemiddelde voorraad in jaar 4? Vul een getal met één decimaal in. Antwoord 17.1 Feedback Gemiddelde voorraad (€ 450.000 + € 600.000) / 2 = € 525.000 Omzetsnelheid € 9.000.000 / € 525.000 = 17,1 Vraag 22 – 1 punt Op de balans per 31 december van jaar 2 van een handelsonderneming staan onder andere de volgende posten: Debiteuren € 1.562.500 Voorraden € 1.500.000 Crediteuren € 1.137.500 Op de winst-en-verliesrekening over jaar 2 zijn onder andere de volgende posten opgenomen: Omzet € 31.250.000 Inkoopwaarde van de omzet € 22.500.000 De overige gegevens over jaar 2 zijn: de op de balans vermelde bedragen mogen als gemiddelde worden beschouwd voor jaar 2, met uitzondering van de voorraden; van de omzet in jaar 2 wordt 80% op rekening verkocht en de rest tegen contante betaling; de inkopen in jaar 2 zijn volledig op rekening; de waarde van de voorraad op 1 januari van jaar 2 is € 1.125.000; de omzetbelasting op de ingekochte en verkochte producten is 6%; een jaar wordt gesteld op 360 dagen. Wat is de gemiddelde krediettermijn van het leverancierskrediet dat in jaar 2 van de crediteuren ontvangen is? Vul een heel getal in. Dagen Antwoord 17 Feedback Beginvoorraad € 1.125.000 + inkopen – inkoopwaarde € 22.500.000 = Eindvoorraad € 1.500.000 Inkopen € 22.875.000 Inkopen inclusief OB € 22.875.000 x 1,06 = € 24.247.500 Krediettermijn crediteuren € 1.137.500 / € 24.247.500 x 360 dagen = 16,8 = 17 dagen Vraag 23 – 1 punt De totale waarde van de activa op 1 januari van jaar 1 is € 3.410.000 en op 31 december van jaar 1 € 4.100.000. Verder is over jaar 1 gegeven: Omzet inclusief 21% omzetbelasting: € 11.918.500 Inkopen inclusief 21% omzetbelasting: € 7.151.100 Wat is de omloopsnelheid van het gemiddeld totaal geïnvesteerde vermogen in jaar 1? Vul een getal met één decimaal in. Antwoord 2,6 Feedback Gemiddeld TV € 3.755.000 Omzet excl OB € 11.918.500 / 1,21 = € 9.850.000 Omloopsnelheid € 9.850.000 / € 3.755.000 = 2,6 Vraag 24 – 1 punt In jaar 4 heeft een dienstverlenende onderneming een omzet behaald van € 380.000. De eigenaar van de onderneming werkt fulltime in zijn onderneming. Zijn vrouw heeft een dienstverband in deeltijd van 0,2 fte. Daarnaast wordt een beroep gedaan op twee stagiairs die ieder 4 uur per week werken. Dit komt voor ieder van hen overeen met een deeltijd dienstverband van 0,1 fte. Wat is de arbeidsproductiviteit per fulltime medewerker in jaar 4? Vul een bedrag in hele euro’s in. Antwoord € 271.429 Feedback Totaal aantal fulltime medewerkers 1 + 0,2 + 2 x 0,1 = 1,4 € 380.000 / 1,4 = € 271.429 Vraag 25 – 1 punt De balans per 31 december van jaar 1 van een onderneming ziet er als volgt uit: Balans per 31 december jaar 3 x € 1.000 Machines 5.625 Geplaatst aandelenkapitaal Afschrijving machines 1.612 Reserves 4.013 4% Obligatie lening Voorraad goederen 900 Crediteuren Debiteuren 938 Rabobank Vooruitbetaalde bedragen 426 Winst na belasting Liquide middelen 298 6.575 Wat is de quick-ratio per 31 december van jaar 1? Vul een getal met één decimaal in. Antwoord 1,8 Feedback 2.250 1.012 2.100 682 261 270 6.575 Quick ratio = (938 + 426 + 298) / (682 + 261) = 1.662 / 943 = 1,76 dus 1,8 Vraag 26 – 1 punt De balans per 31 december van jaar 8 van een onderneming ziet er als volgt uit: Balans per 31 december jaar 3 x € 1.000 Vaste activa 7.500 Geplaatst aandelenkapitaal Afschrijving vaste activa 2.150 Reserves 5.350 Voorziening onderhoud Voorraad goederen 1.200 6% Hypothecaire lening o/g Debiteuren 1.250 Crediteuren Vooruitbetaalde bedragen 570 Rekening-courantkrediet bank Liquide middelen 398 Winst na belasting 8.768 3.000 1.350 200 2.600 910 360 348 8.768 Wat is de debt-ratio per 31 december van jaar 8? Vul een getal met twee decimalen in. Antwoord 0,46 Feedback VV 200 + 2.600 + 910 + 360 = 4.070 Debt ratio 4.070 / 8.768 = 0,46 Vraag 27 – 1 punt De balans van een handelsonderneming per 31 december van jaar 6 vóór winstverdeling ziet er als volgt uit: Balans per 31 december jaar 3 x € 1.000 Gebouwen 2.400 Aandelenkapitaal 350 Machines 790 Reserves 2.220 Inventaris 360 Winstsaldo jaar 6 780 Vervoermiddelen 320 4% Hypothecaire lening o/g 1.350 Voorraad goederen 1.840 Rekening-courant bank 580 Debiteuren 760 Crediteuren 960 Overige kortlopende activa 100 Overige kortlopende schulden 360 Liquide middelen 30 6.600 6.600 Wat is het nettowerkkapitaal van de handelsonderneming per 31 december van jaar 6? Vul een bedrag in hele euro’s in. Antwoord € 830.000 Feedback 1.840 + 760 + 100 + 30 – 580 – 960 – 360 = € 830.000