Onderwijskundig ontwerp Conducting educational design research DEEL 1: GRONDSLAGEN LES 1: ABOUT EDUCATIONAL DESIGN RESEARCH Onderwijskundig ontwerpen verschilt van onderwijskundig ontwerp onderzoek. Wij ontwerpen iets, maar je kan pas spreken van onderzoek als je theoretisch output aan je ontwerp koppelt. Onderwijskundig ontwerpen: naar een definiëring. “The process of deciding which methods of instruction are best for bringing about desired changes in student knowledge and skills”. Vooral op de output gericht. “Een methode waarin op systematische wijze wordt toegewerkt naar een oplossing van ‘maak’problemen”. Systematisch en willen steeds iets maken. “The analysis of learning problems, and the design, development, implementation, evaluation and management of instructional processes intended to improve learning and performance (…)” “A series of approaches, with the intent of producing new theories, artifacts, and practices that account for and potentially impact learning and teaching in naturalistic settings”. Verschil tussen hypothese toetsend versus ontwerpgericht onderzoek (mogelijke examenvraag!) - Hypothese toetsend onderzoek vertrekt van een theorie en ontwerpgericht onderzoek van de praktijk Verschil in wie de vraag articuleert. Ook een verschil op het einde. Hypothese toetsend onderzoek kan leiden tot verbetering in de praktijk, maar is niet noodzakelijk! In ontwerpgericht onderzoek wel. 1 Algemeen ontwerpmodel:addie Analyse o Klacht van de poetsploeg over vuile klaslokalen Design (ontwerp) o Beter afvalbeleid + sensibilisering. Develop (ontwikkel) o Nieuwe vuinisbakken voor gescheiden afval in de buurt van lokale + affiches/powerpoint Implement (invoering) o Sessie voor docenten > powerpoint voor studenten Evaluate o Afvalprobleem opgelost? Ontwerpprobleem/behoefte Algemene omschrijving: “Wanneer de bestaande situatie naar mening van de betrokkenen te veel afwijkt van de gewenste situatie” . Soorten “problemen”: ‘Weet’problemen: de oplossing wordt verkregen door onderzoek. ‘Kies’problemen: de oplossing ervan wordt verkregen door evaluatie. ‘Maak’problemen: de oplossing wordt verkregen door te ontwerpen. Onderwijskundig ontwerpen gaat om de vraag hoe je tewerk moet gaan om voor een probleem een oplossing te verkrijgen die zo goed mogelijk voldoet. HOOFDSTUK 1: OVER ONDERWIJSKUNDIG ONTWERP ONDERZOEK Verschilt met andere wetenschapsbenaderingen: zowel het ontwikkeling van theoretische inzichten als praktische oplossingen zoeken. Motieven en de oorsprong van onderwijskundig ontwerp onderzoek - Voornamelijk bezig met ontwikkelen waardoor de producten relevant worden voor onderwijskundige praktijken. - De onderzoeken zijn doorgaans methodologisch creatief = hanteren meerdere methodes. Linken van basis en toegepast onderzoek Basis onderzoek: de zoektocht naar fundamenteel begrip. Vaak door gebruik te maken van wetenschappelijke methodes om een fenomeen te exploreren, te beschrijven en te verklaren. Maakt in het algemeen gebruik van een empirische cyclus. Toegepast onderzoek: het gebruik van wetenschappelijke methoden om fenomenen te voorspellen en te controleren met het ultieme doel om een reëel probleem op te lossen. Maakt in het algemeen gebruik van een regulatieve cyclus . Geïnspireerd basis onderzoek (use-inspired basic research) 2 Gebruik geïnspireerd basis onderzoek oplossen van reële Pasteurs’s Quadrant: matrix om wetenschappelijk onderzoek te illustreren. Basic versus applied research Linking science (Dewey, 1900) Artificial separation of basic and applied science(Stokes, 1997) Educational design research is a form of linking science. Geïnspireerd basis onderzoek: zoeken van fundamentele kennis binnen de context van het wereldproblemen. Robuust (krachtig) en relevant onderwijskundig ontwerpen - Theorie beïnvloedt het ontwerp en omgekeerd. - Robuuste ontwerp praktijken: 1. Onderzoek is nodig om te voorzien in “grounding” die informatie kan bieden in de eerste of latere ontwerp beslissingen. 2. De planning van tussentijdse testen, die het, de ontwerpen, mogelijk maakt om adequaat te reageren, is nodig om de kans op ambitieuze en complexe interventies te verhogen en te doen slagen. 3. De inbedding van substantieel onderzoek in het ontwerpproces kan een belangrijke bijdrage leveren aan de professionele ontwikkeling van educatieve ontwerpers. - De waarde van kruisbestuiving tussen laboratoriums en een klasomgeving voor de verrijking van het begrip van een fenomeen. - Onderwijskundig onderzoek is lang bekritiseerd voor de zwakke link met de praktijk. Nu streven naar robuuste en relevante resultaten/ outcomes. Karakteristieken van onderwijskundig ontwerp onderzoek Voornaamste kenmerken: - - Theoretisch georiënteerd: de wetenschappelijke fundering is niet enkel gebruikt als frame voor het onderzoek, maar ook om het ontwerp van een oplossing vorm te geven voor een reëel probleem. Interventionistisch: ernaar streven om een positieve impact te hebben op de praktijk. Komen tot een product. Collaboratief: samenwerking tussen een variëteit aan actoren, verbonden door een probleem. Responsief geaard: aanpassing in ontwerp gebaseerd op empirische data, verzameld in een reële wereld setting. Wat je maakt, gaan uitproberen in de praktijk. Iteratief: meerdere iteraties van onderzoeken, ontwikkelen, testen en verfijnen. Binnen 1 studie, nemen er vaak meerdere sub-studies plaats. Empirisch onderzoek en interventie ontwikkeling zijn met elkaar verweven. Terwijl beide een kern doel zijn, is het niet ongewoon dat de ene de hoofd katalysator is voor een project. 3 Verschillende benaderingen van onderzoek als ook persoonlijke voorkeuren en lokale condities hebben een sterke invloed op de onderzoeker-uitvoerder samenwerking. Drie verschillende vormen van onderzoeker-uitvoerder samenwerkingen (zie pagina 18 voor meer uitleg): 1. Klinisch partnerschap 2. Data-extractie overeenkomsten 3. Co-leer overeenkomsten Voornaamste resultaten van onderwijskundig ontwerp onderzoek - Het theoretisch inzicht in ontwerpend onderzoek: liggen ten grondslag aan het ontwerp van een interventie, omlijst het wetenschappelijk onderzoek en wordt voortbewogen door de bevindingen gegenereerd door empirische toetsing van de interventie. - Theoretische bijdrage: zowel tot het fenomeen dat in vraag gesteld wordt, als een bijdrage aan de algemene kennis die bruikbare is voor andere zaken die buiten het onderzoek vallen. - Praktijk bijdrage. - Generalisatie: de resultaten van een studie kunnen we veralgemenen/generaliseren. Of de resultaten kunnen we transformeren naar een andere setting. Generalisatie kan, in zekere mate, worden gestimuleerd/ versterkt door replicatie. o Analytische generalisatie: is een proces waarin de onderzoeker streef naar het generaliseren van een bepaalde set van resultaten naar een bredere theorie. o Case-to-case generalisatie verwijst naar de transfer van ideeën die plaats vinden wanneer een persoon in een bepaalde setting overweegt om een interventie, of zijn onderliggende ideeën aan te passen voor het gebruik in andere settingen. Belangrijk om eerst je volledig onderzoek af te ronden vooraleer je gaat generaliseren. Rijke variëteit onder de 2 oriëntaties 2 basis oriëntaties van onderzoek: het verschil heeft te maken met het ontwerp van de interventie zelf gedurende het empirisch onderzoek. Maar in de praktijk worden ze vaak gecombineerd. 1. Ontwerpend onderzoek uitgevoerd door middel van interventies: de interventie dient meer als een onderzoekcontext of als een complexe behandeling, waarvan het hoofddoel is om middelen te verschaffen voor het bestuderen van specifieke fenomenen, die gerelateerd zijn aan, maar niet dezelfde zijn, de interventie zelf. Tracht te zoeken naar fundamenteel begrip. Bv. Wat zijn de effecten van instructieaanwijzingen, gegeven aan individuen en collectief, op het begrip van studenten hun fluid dynamics? Bezig met het genereren en testen van een theorie die niet direct gerelateerd is aan interventies van een specifiek type. 2. Ontwerpend onderzoek kan direct worden uitgevoerd op interventies. Streeft ernaar om kennis te genereren over karakteristieken en functies van bepaalde types van interventie. Dient voornamelijk de toepassing. Bv. Hoe praktische en effectief zijn de scaffolds en prompts die in een bepaald computerspel over chemie zitten en waarom? Bezig met het testen van hoe (goed) ontwerp ideeën zijn ingebed of vastgesteld in specifieke concretiseringen van de interventie. 4 Het veld is rijk aan variaties in interpretaties en toepassing van deze algemene benadering. Verschillen kunnen te maken hebben met de methodologische tradities, maar kunnen ook voortvloeien uit een breed spectrum van motieven. Hoe is onderwijskundig ontwerp onderzoek verschillend? - Onderwijskundig ontwerp onderzoek is verschillend van onderwijskundig ontwerp. Het verschil ligt in het feit dat onderwijskundig ontwerp onderzoek expliciet streeft naar het maken van een theoretische bijdrage waar onderwijskundig ontwerp dit niet doet. Onderwijskundig ontwerp maakt gebruik van theoretische, empirische of alledaags bewijs om onderwijskundige interventies op te zetten. - Expliciete ontwerp- en ontwikkelingsdoelen. Vijf types van onderzoeksdoelen: Beschrijvend. Interpreterend: niet enkel beschrijven, maar tracht ook te zoeken naar een verklaring. Voorspellend: gefocust op het testen van hypotheses gerelateerd aan theorieën. Ontwikkelend: voeren hun studies door middel van het ontwerp, de ontwikkeling en het testen van interventies. Actie. ARTIKEL: THEORIËN VAN LEREN: BEHAVIORISME, COGNITIVISME EN CONSTRUCTIVISME (P. ERTMER) Leertheorieën voorzien instructional designers van geverifieerde educatieve strategieën en technieken voor het faciliteren van leren alsmede een basis voor intelligente strategieselectie. De integratie van de geselecteerde strategieën binnen de instructie context is van kritiek belang. Nood aan een brug tussen basis leeronderzoek en de onderwijskundige praktijk. De waarde hiervan is de mogelijkheid om relevante aspecten van leer theorieën te vertalen naar optimale instructie acties. Het veld van Instructional Design (ID) vervult deze rol. - 2 sets van vaardigheden en kennis zijn hiervoor nodig: De designer moet de positie van de beoefenaar begrijpen. De designer moet het vermogen hebben om de praktische leerproblemen te diagnosticeren en te analyseren. Kennis en vaardigheden nodig om de toepassing met het onderzoek te “overbruggen” of te “linken”. Leren gedefinieerd Shuell definieert leren als volg: “leren is een voortdurende verandering in gedrag, of in het vermogen om zich op een bepaalde manier te gedragen, die voortvloeien uit oefeningen (de praktijk) of andere vormen van ervaring.” Instructional design = systematisch proces van het vertalen van principes van leren en instructie in een instructie praktijk Toegepaste wetenschap. 5 Historische grondslagen - Empirisme: ervaring is de hoofdbron van kennis. Organismen zijn geboren met geen kennis en alles wat geleerd is, wordt verkregen door interactie en associaties met de omgeving. Kennis is afgeleid van zintuigelijke indrukken. Instructie ontwerp: hoe de omgeving manipuleren om de gebeurtenis van behoorlijke associaties te verbeteren en te verzekeren. - Rationalisme: kennis komt uit de reden zonder de hulp van de zintuigen. Er is een afstand tussen geest en materie. Mensen leren door kennis op te roepen of te ontdekken van wat al bestaat in de geest. Kennis ontstaat door de geest. Instructie ontwerp: focus op hoe nieuwe informatie best te structuren om (1) de leerlingen de informatie te kunnen laten coderen en (2) om de bestaande kennis te kunnen oproepen. Behaviorisme Leren is een verandering in het gedrag. Het is gefocust op de efficiënte overdracht van kennis. The educational diagnostician needs to determine the reading level of a slow reader. The second grade student is not very interested in these assessment measures and does not appear to be trying very hard to do well, even though the initial words are very simple sight words. The tester tells Kevin that she will give him an M&M for every word that he reads correctly. Hoe vindt het leren plaats? Leren wordt bereikt wanneer een adequate respons wordt gedemonstreerd naar aanleiding van de presentatie van een specifieke omgevingsstimulus. De hoofdelementen zijn de stimulus, de response en de associatie tussen de twee. Als de respons bekrachtigd wordt is er meer kans dat het zich in de toekomst zal herhalen. Welke factoren beïnvloeden het leren? De belangrijkst factor is de opstelling van de stimuli en gevolgen binnen de omgeving. Wat is de rol van het geheugen? Er is weinig aandacht uitgegaan naar hoe deze “gewoonten” opgeslagen en opgeroepen kunnen worden voor de toekomst. Vergeten is toegeschreven aan het niet-gebruiken van de respons over de tijd. Hoe vindt een overdracht plaats? Overdracht is een resultaat van generaliseren. Situaties met betrekking tot identieke of simultane kenmerken laat gedragen toe om te transformeren over gemmenschappelijke elementen. Welke types van leren worden het best uitgelegd door de theorie ? Bewezen dat het betrouwbaar is bij discriminatie (oproepen van feiten), generalisatie, associatie (toepassien van uitleg) en “chaining” (automatisch uitvoeren van specifieke procedures). MAAR niet adequeaat bij hoger orde vaardigheden of taken die een grotere diepte van processing veronderstellen. 6 Welke basis assumptie/ principes van de theorie zijn relevant voor het instructie ontwerp (instructional design)? Nadruk op het produceren van observeerbare en meetbare resultaten. Voor evaluatie om te bepalen waar instructie moet beginnen. Nadruk op het beheersen van vroege stappen vooraleer te beginnen aan meer complexe stappen. Gebruik van bekrachtiging. Gebruik van hints, shaping en oefening om een sterke stimulus-respons associatie te verzekeren. Hoe moet instructie gestructureerd worden om leren te faciliteren? Instructie is gestructureerd rond de presentatie van de doelstimulus en het aanbieden van mogelijkheden voor de lerende om te oefenen op het uitvoeren van de juiste respons. Hierbij maken ze gebruik van hints en bekrachtiging. En gaan deductief te werk: als dit, dan dat (alles op voorhand goed organiseren) De rol van de leerkracht: Beslissen welke hints de gewilde respons kan ontlokken. Organiseren van oefeningen (design: bepalen van doelen want kennis moet overgebracht worden) Organiseren van omgevingscondities Assessment Gefocust op uitkomsten. Men gaat er van uit dat als je iets kan, je het begrijpt/ hebt onthouden. Kernelementen Associatie tussen stimuli (instructie materiaal) en de respons (het antwoord van de student). Organiseren van omgevingssignalen en gevolgen. Limitatie Beperkt tot openlijk gedrag. Bekrachtiging is nog noodzakelijk nog voldoende voor leren. De lerende is reactief op de omgeving. Cognitivisme Meer nadruk op complexe cognitieve processen zoals denken, probleem oplossen, taal,… Nadruk op het bevorderen van mentale processen (staan dichter bij het rationalisme). Focus op verandering van de lerende door hem of haar aan te moedigen gebruik te maken van gepaste leerstrategieën. Focus op hoe de inhoud betekenisvol te maken. The 26-year old mechanic has never learned to read. He is very motivated to learn and hires a private tutor to help him. The tutor spends the first session asking Jim about his job, hobbies, and other interests and creates a vocabulary list based on words that are common to these activities. 7 Hoe vindt het leren plaats? Leren gelijkgesteld met discrete veranderingen tussen verschillende staten van kennis in plaats van met veranderingen in de kans op een respons. Focus op de conceptualisatie van studenten hun leerproces en de kwestie van hoe informatie is ontvangen, georganiseerd, opgeslagen en opgehaald door het geheugen. Kennis verwerving is een mentale activiteit die interne codering en structurering door de lerende met zich mee brengt. Welke factoren beïnvloeden het leren? Nadruk op omgevingscondities, de rol van oefeningen met correcte feedback net zoals bij het behaviorisme. Maar omgeving hints en instructie componenten alleen kunnen geen verklaring geven voor al het leren dat resulteert uit instructie situaties. Ook de gedachtes, overtuigingen en attitudes van de leerlingen worden als beïnvloeden factoren gezien. Wat is de rol van het geheugen? Geheugen krijgt een prominente rol in het leerproces. Leren resulteert wanneer informatie is opgeslagen in het geheugen in een georganiseerde, betekenisvolle manier. Vergeten is de onmogelijkheid om informatie op te halen uit het geheugen door interferentie, geheugenverlies,… Hoe vindt een overdracht plaats? Overdracht is een functie van hoe informatie is opgeslagen in het geheugen. Welke types van leren worden het best uitgelegd door de theorie? Cognitieve theorieën worden vaak beschouwd als meer gepast voor het uitleggen van complexe vormen van leren. Zowel bij behaviorisme als bij het cognitivisme wordt er gebruik gemaakt van simplificatie en standaardisering. Welke basis assumptie/ principes van de theorie zijn relevant voor het instructie ontwerp (instructional design)? Maken gebruik van feedback om mentale connecties accuraat te sturen en te ondersteunen. Kijken naar de lerende om te bepalen hoe de instructie te ontwerpen. Active rol van de lerende in het leerproces. Nadruk op structurering, organiseren en sequencering van informatie voor het faciliteren van optimale processing. Creëren van leeromgevingen waar studenten worden aangemoedigd en hun toelaat om connecties te maken met eerder geleerd materiaal. Hoe moet instructie gestructureerd worden om l eren te faciliteren? Leerling gecentreerd en een actieve lerende. Betekenisvolle kennis aanbieden en lerende helpen bij het organiseren en relateren van nieuwe informatie aan bestaande kennis in het geheugen. Bijvoorbeeld a.d.h.v. analogieën en metaforen. Rol van de leerkracht: 8 o o o Begrijpen dat individuen verschillende leerervaringen meebrengen wat een invloed kan hebben op de leeruitkomsten. Bepalen van de meest effectieve manier om nieuwe informatie te organiseren en te structureren. Organiseren van oefening met feedback. Assessment Focus op het toepassen van gekende regels op nieuwe problemen. Slagen voor de test met begrip. Kernelementen Actieve lerende en nadruk op efficiënte processing strategieën. Limitatie Afhankelijk van zorgvuldige taakanalyse. Het zegt niets over slecht-gestructureerde problemen. Gaat misschien niet om met een aantal belangrijke school doelen. Constructivisme Kennis is een functie van hoe het individu betekenis creëert vanuit haar of zijn eigen ervaring. Leren vind altijd plaats in een context! The ID instructor uses case studies to introduce her graduate students to realistic problems encountered in practice. Students work by themselves and in small groups to analyze problem situations and propose tentative solutions. A large discussion follows. Students present evidence to support their recommendations. No single solution is offered as the “right” one. Hoe vindt het leren plaats? Betekenis creëren vanuit ervaringen. De geest filtert input van de wereld om zijn eigen unieke realiteit te maken. De geest is de bron van alle betekenis. De interne representatie van kennis is constant open voor verandering, er is geen objectieve realiteit naar waar de lerende streven. Mensen creëren betekenis in tegenstelling tot het verwerven. Welke factoren beïnvloeden het leren? Zowel de lerende als de omgeving zijn kritiek want het is de specifieke interactie tussen deze twee variabelen die kennis creëren. De context, situatie is belangrijk. Daarom is het belangrijk dat het leren plaatsvind in realistische settingen en dat de geselecteerde taken relevant zijn voor de studenten hun levenservaring. Wat is de rol van het geheugen? Het geheugen is altijd onder constructie als een cumulatieve geschiedenis van interacties. Nadruk op flexibel gebruik van kennis in plaats van ophalen van voorverpakte schema’s. Focus op het creëren van cognitieve tools die de wijsheid van de cultuur waarin ze gebruikt word reflecteert als de inzichten en ervaringen van individuen. 9 Om kennis succesvol, betekenisvol en blijvend te laten zijn moeten volgende 3 cruciale factoren aanwezig zijn: o Activiteit o Concept (kennis) o Cultuur (context) Hoe vindt een overdracht plaats? Overdracht kan gefaciliteerd worden door de betrokkenheid in authentieke taken verankerd in betekenisvolle contexten. Welke types van leren worden het best uitgelegd door de theorie? Het is onmogelijk om informatie te isoleren in units of ze onderverdelen in kennisdomeinen. Constructivistische leeromgevingen zijn het meest effectief voor de fase van gevorderde kennis toepassing. Welke basis assumptie/ principes van de theorie zijn relevant voor het instructie ontwerp (instructional design)? Lerende worden aangemoedigd om hun eigen begrip te construeren en deze dan te laten valideren door sociale onderhandeling. Nadruk op de identificatie van de context waarin de vaardigheid zal geleerd en toegepast worden. Nood aan informatie die gepresenteerd wordt in een variëteit van verschillende manieren. Ondersteunen van het gebruik van problem solving skills. Coachen, scaffolding (verschillende stappen waarin je in het begin heel veel ondersteuning biedt maar naarmate de tijd vordert de leerlingen steeds meer, stap voor stap alleen verder laat werken). Hoe moet instructie gestructureerd worden om leren te faciliteren? De leerling wordt gezien als een actieve lerende, maar gaat verder dan het cognitivisme doordat de lerende elaboreerd en interpreteert gegeven informatie. Rol van de leerkracht: De leerlingen instructies geven over hoe betekenis te construeren, maar ook hoe ze effectief moeten monitoren, evalueren en hun constructies aanpassen. Ervaringen ontwerpen en afstemmen voor de lerende zodat authentieke, relevante contexten ervaren kunnen worden. Assessment Toegepast en continue in leercontexten. Proces georiënteerd. Gebruik van zelfevaluatie. Kernelementen 10 Creëren van betekenis. Limitatie Moeilijk te evalueren. Niet genoeg structuur voor sommigen. Moeilijk voor sommige studenten en leerkrachten. Algemene discussie Welke benadering is het best? Het hangt ervan af! Leren wordt beïnvloed door vele factoren van vele bronnen. Het hangt af van de: Taak: feiten vergaren of oplossen van een probleem. De lerende: een expert of een beginneling. De vraag stellen welke theorie het meest effectief is in het bevorderen van meesterschap bij specifieke taken door specifieke lerenden. HOOFDSTUK 2: BIJDRAGE TOT DE THEORIE EN PRAKTIJK – CONCEPTEN EN VOORBEELDEN Theoretische bijdrage van onderwijskundig ontwerp onderzoek Theorieën zijn verklaringen voor echte wereldverschijnselen onderbouwd door wetenschappelijk bewijs. Ze voorzien modellen of schema’s om de natuur en de oorzaak van bepaalde fenomenen te begrijpen. = Verklaringen voor fenomenen in de werkelijkheid op basis van wetenschappelijk onderzoek zijn behulpzaam om de wereld te begrijpen (en betekenis te geven). Theorieën worden niet ontwikkeld vanuit een enkele studie. In plaats daarvan zijn ze gebouwd doorheen de tijd op hypotheses, vermoedens, aanwijzingen en andere theorieën. Theoretische kennis wordt ontwikkeld door middel van reflectie en vooral door redeneren. Drie soorten van redenering: Deductie: conclusie volgt logischerwijs uit de premissen. Inductie: verschillende observaties leiden tot conclusie. Abductie: door observaties verbanden leggen tussen bepaalde factoren of fenomenen (gebaseerd op wat er in de praktijk opvalt). hypothesevorming door verschillende fenomenen met elkaar in verband te brengen . Doelen van theoretisch onderzoek Theorieën ontwikkeld door middel van onderzoek kan verschillende doelen dienen: 11 1. Beschrijvend Theorieën kunnen reële wereldfenomenen beschrijven. Bv. Gardner’s theorie van meervoudige intelligentie. Hij beschrijft acht, relatief autonome intelligenties. Ook vergelijkend onderzoek valt hieronder zoals de TIMSS. 2. Verklarend Bieden van verklaringen zoals waarom of hoe bepaalde fenomenen bestaan. Bv. Darwin’s theorie over natuurlijke selectie. Of de constructivistische theorie zegt dat individuen zo uniek zijn en daarom creëren ze hun eigen kennis en betekenis door interactie tussen hun ervaringen en ideeën. 3. Voorspellend Beschrijvende en verklarende theorieën gebruiken om effecten te gaan voorspellen. 4. Prescriptieve / normatieve Begrip van bepaalde verschijnselen, hoe ze werken, worden gebruikt om bepaalde activiteiten die een bepaalde invloed zullen opleveren aan te bevelen. Het doel van dit soort theoretische kennis is het identificeren en articuleren van veelbelovend plannen of beslissingen te maken Voorschrijven hoe men moet handelen op basis van bestaande kennis. Prescriptieve/normatieve functie van onderwijsonderzoek. Bijvoorbeeld PISA: Beschrijven van niveau van geletterdheid in verschillende landen (Secundair) Verklaren waarom er in sommige landen significant afwijkende resultaten zijn. Voorspellen van resultaten op basis van specifieke interventies. Voorschrijven wat er moet gebeuren op basis van de resultaten, bv. curriculumherziening of wijziging van onderwijsstructuren. Hamvraag: op welk niveau situeert DBR zich voornamelijk? Voorschrijven, incl. design principles (ontwerpprincipes). Theorieën gecategoriseerd op niveau 1. Lokale theorie: betrekkelijk bescheiden inzake waarheidsaanspraken. Bv. specifieke didactische vernieuwing in enkele klassen, via enkele iteraties effecten nagaan. 2. Middle-range theory (midden bereik theorie): bouwt voort op de lokale theorieën, is van toepassing op meerdere scholen met gevarieerde, maar vergelijkbare curricula. Streven lokale kennis te overstijgen door middel van interventies in verschillende contexten. Bv. onderzoek naar stimulatie van het meertalig bewustzijn. 3. High-level theory (hoge niveau theorie): bouwt voort op middle-range theorieën. Gebaseerd op paradigmatische kennis, toepasbaar in verschillende contexten. Bv. relatie tussen effectiviteit in leeropbrengsten en mate waarin didactische praktijken aansluiten bij voor leerlingen relevante problemen. Praktische bijdragen van onderwijskundig ontwerponderzoek De praktische bijdrage van onderwijskundig ontwerp onderzoek is de interventie die word ontwikkeld om reële problemen op te lossen in de praktijk. 1. Biedt een oplossing voor het gestelde probleem. 12 2. Werkt inspirerend voor anderen. 3. Bevordert de deskundigheid van de betrokkenen. Onderwijskundig ontwerp onderzoek interventies kunnen gekarakteriseerd worden door verschillende types, zoals onderwijskundige producten, processen, programma’s of beleid. Er zijn 4 velden waarin onderwijskundig ontwerp onderzoek voornamelijk actief is in de laatste 2 decennia, namelijk curriculum, media & technologie, leren & instructie en leerkracht ontwikkeling. Voorbeelden van onderwijskundig ontwerp onderzoek - Strategieën voor het ontwikkelen van orale taalvaardigheden van kleuters. Probleemstelling: hoe kan de kwaliteit en de kwantiteit van leerkracht-kind interacties vergroot worden gedurende verschillende gemeenschappelijke activiteiten om kinderen hun orale taalvaardigheid te bevorderen? o Leerkrachten werden gevoelig gemaakt voor het belang van taal ontwikkeling. o Leerkrachten hadden het gevoel dat ze de kinderen beter leerden kennen door een verhoogde conversatie. o De kinderen waren vaker blootgesteld aan conversatie en deze waren vaker van een hogere kwaliteit dan daarvoor. Praktische bijdrage (+ ook een theoretische bijdrage die ik niet ga vermelden). - Para-leraar professionele ontwikkeling in de Indiase sloppenwijken. Probleemstelling: welk soort van professionele ondersteuning kunnen para-leerkrachten helpen bij het aanleren en ontwikkelen van strategieën met een leerling gecentreerde oriëntatie? - Technologie-rijk leren in wiskunde in de midden school. Probleemstelling: studenten zijn vaak niet in staat om reële wereldproblemen op te lossen in tegenstelling tot de problemen geformuleerd in hun boek. o Een teachingmodel genaamd verankerde instructies en de “Jasper viedeo anchors”. - Een geïntegreerd curriculum voor wetenschap en geletterdheid in het lager onderwijs. LES 3: MODELLEN Wat is educational design? Onderwijskunde omvat zowel onderzoek als praktijk, ED (educational design) en EDR (educational design research) zijn verschillende, maar verwante activiteiten. ED: educational design, maar ook (frequenter) aangeduid als ID: “instructional development” of “instructional design”. ID: systematisch proces voor het ontwikkelen van instructies voor betrouwbare en gewenste opbrengsten van leren en prestatieresultaten te behalen. Uitgangspunt van ED/ID: effectief en efficiënt leren moet gepland worden. ED/ID-Modellen = conceptuele en communicatietools om ontwerpprocessen van onderwijs/leersituaties te visualiseren, richting te geven en te beheren; heuristische modellen (als je een aantal stappen volgt heb je een grote kans op een goed resultaat, maar geen garantie op succes). Activiteit in de praktijk van het onderwijs, met wetenschappelijke basis. Vaststelling: evenveel ID-modellen als practici. 13 Ontstaan ED/ID? Jaren zestig, invloed behaviorisme, ontwikkeling trainingen voor militaire doeleinden (Silvern, 1965, instructional systems); behaviorisme: menselijk gedrag kan op een valide en betrouwbare manier worden geobserveerd, gemeten, gepland en geëvalueerd. Instruction moet in brede zin begrepen worden: alle vormen van gepland leren. Sterke binding met de leer- en cognitieve psychologie (bv. invloed van motivatie; cognitive load theory), invloed van sociale omgeving op leerprocessen (Vygotsky), … ED (naast psychologie) ook sterk beïnvloed door curriculumtheorie. Invloed van objectivisme en constructivisme op ED. o Objectivisme (relativisme): kennis is kennis en is objectief. In het onderwijs moet deze objectiviteit worden doorgegeven van leerkracht naar leerling. o Constructivisme: kennis bestaat niet buiten het individu. Instructie moet daarom condities en materialen voorzien om de kennisconstructie te faciliteren. ED uitgangspunt: versterking van het leren Bijvoorbeeld Merrill (2007) onderscheidt zeven leerprincipes, dit waren de eerste principes voor insttuctional design. Leren wordt versterkt indien: 1. 2. 3. 4. 5. Lerenden worden betrokken in het oplossen van realistische problemen. Bestaande kennis wordt geactiveerd als voorwaarde voor nieuwe kennisverwerving. Nieuwe kennis wordt gedemonstreerd De lerende heeft de mogelijkheid heeft de nieuwe kennis toe te passen. Een verbinding wordt gemaakt tussen de nieuwe kennis en de leefwereld van de lerende. De kennis generaliseren Hint: vertrekken vanuit leerprincipes, afgeleid uit onderwijsvisie. Modellen ED-Modellen geven een overzicht van welke stappen gezet moeten worden om effectief leren/onderwijs te ontwerpen. Er bestaan modellen gebaseerd op theorieën (bv. Gagné) en modellen gebaseerd op processen, vanuit praktijk van ontwerper zelf (bv. ADDIE) Gustafson & Branch bespreken enkele historische, invloedrijke modellen. ID output ID proces (fundamenteel) begrip Gagné’s theorie van instructie Gustafson an Branch’s ADDIE Toegepast gebruik Van Merriënboer’s 4C/ID Posner and Rudnitsky model Model van Gagné (voorbeeld hoe ID vertrekt vanuit theorievorming ‘how to shape instruction’). Gagné vertrekt vanuit 3 parameters namelijk, leeruitkomsten, events of instructions en condities. I. Taxonomie van leeruitkomsten (elke vorm vereist zijn eigen vorm van instructie). Motorische vaardigheden: bijvoorbeeld zwemmen, fietsen, 100 meter lopen op 20 seconden. Attituden: Interne dispositie (begrip en gevoel) die richtinggevend is voor het stellen van specifiek gedrag. Is gedrags- en gevoelsmatig. Verbale informatie: feiten, concepten, principes, procedures. 14 Intellectuele vaardigheden: mentale handelingen van “signal learning” (stoppen als het rood wordt) tot “probleemoplossende vaardigheden”. Cognitieve strategieën: plannen, controleren en beheren van cognitieve processen / handelingen. Bijvoorbeeld de beertjes van Meichenbaum. II. Nine events of instruction (invloed van behaviorisme) 1. Aandacht trekken van lerende (bv. door aantrekkelijk leermateriaal). 2. Informeer de lerende over de doelen (wat ze kunnen verwachten, wat ze zullen weten/kunnen). 3. Activeer voorkennis (vraag naar ervaring, concepten). 4. Presenteer stimuli (inhoud visualiseren). 5. Voorzie begeleiding bij het leerproces (bv. door voorbeelden). 6. Lok gedrag uit (bv. door te oefenen). 7. Geef feedback, bekrachtiging . 8. Evalueer het gedrag (testing, feedback). 9. Zorg voor retentie en transfer. III. Leercondities Interne condities: bv. voorkennis, leervermogen en MOTIVATIE. Externe condities: bv. kwaliteit van het instructiemateriaal, gelegenheid tot leren. Model van Merriënboer Van Merriënboer ontwikkelde het 4C/ID (Four-compenent Instructional Design Model). Het model biedt een holistische benadering op ID die verschillende elementen integreert: de ontwikkeling van kennisvaardigheden en attituden, coördineren van het ontwikkelen van kwalitatief verschillende vaardigheden en de opbrengsten van leren die kunnen worden overgedragen aan het dagelijkse werk of life setting. Dit model heeft vooral een invloed gehad op ons begrip over hoe theoretisch begrip te ontwikkelen en te testen dat wordt gebruikt voor het prescriptieve / normatieve doel. Gustafson and Branch (Voorbeeld hoe ID vertrekt vanuit processen: procesmatige benadering van ontwerpen). Historische elementen van ontwerpproces: analyse, design, development, implement, evaluation, revision => Komen aan bod in de meeste ID-modellen. ADDIE – model: Analysis: (analyse van het probleem) leerbehoefte in onderwijs, productiviteitsprobleem in bedrijfssetting, of doelstelling, kenmerken van de lerenden. Design (ontwerp van de oplossing): formuleren van meetbare doelstellingen, leeractiviteiten omschrijven, media specificeren. 15 Develop (ontwikkeling van de oplossing): ontwikkelen van leer- en instructiematerialen. (Implementation) (sommigen) het ontwerp in praktijk brengen. Evaluate: formatieve (doorgaans tussentijds, voornamelijk om bij te sturen) en summatieve evaluatie (doorgaans op het einde van de rit, kijken of leerdoelen bereikt zijn). Revision: aanpassingen op basis van de formatieve evaluatie. Posner and Rudnitsky Model voor cursusplanning (pag. 67) Drie typen van modellen (Gustafson & Branch, 2002) Modellen voor klassikale instructie: ontwerpen van onderwijsleersituaties, bv. Gerlach & Ely (1980), Dick & Carey’s Model (1996) Productgeoriënteerde modellen: ontwerpen van leermaterialen, bv. Bergman & More (1990) Systeemmodellen: ontwikkelen van cursussen, opleidingsprogramma’s, … (bv. IDI) Gerlach & Ely (1980) – uitgangspunten - Behoefte aan het expliciteren van de verschillende onderdelen van onderwijsleeractiviteiten. - Assumptie: leraar als eigen ontwerper van onderwijsleerprocessen. Overlap met andere modellen, zoals CS (van den Akker) en het IDImodel. - Bedoeld om te werken op microniveau. ? 1 moeten doelen en inhoud de beginsituatie voorafgaan. ? 2 in welke mate beheersen de studenten de nodige concepten, vaardigheden… Vertrekken van begin situatie ? 3 vijf samenhangende stappen. ? 4 didactische werkvormen, gaande van informatieoverdracht naar SRL ? 5 Vgl met ADDIE: geen implementatie voorzien (impliciet) Het ASSURE-model (Heinich, Molenda, Russell, Smaldino, 1999) 16 - Analyze learners, State objectives, Select instructional methods, media, and materials, Utilize media and materials, Require learner participation, Evaluate and revise Assumpties: o Leerlinggerichte benadering van het leren (A: bv. leerstijlen; R: betrokkenheid) o Multimediale aanpak (niet zozeer voor ex cathedra-onderwijs). Dick & Carey’s Model is een heel oud model, maar veel gedetailleerder. Het vertrekt sterk van een visie van een behavioristisch onderwijs. 17 Het IDI-model Zeven overwegingen bij ID modellen 1. ID-modellen zijn ontstaan door theorievorming, ervaring en gezond verstand. 2. ID-modellen zijn tools voor het analyseren, ontwikkelen, creëren en evalueren van begeleid leren in de brede educatieve sector. 3. Leren is geen deterministisch of absoluut proces, maar planning en probabiliteit zijn belangrijke kenmerken. 4. ID= niet noodzakelijk lineair, kan dynamisch, recursief zijn. 5. Evaluatie van ontwerpmodellen is beperkt: weinig of geen onderzoeksliteratuur die evidentie geeft welk model betere resultaten oplevert dan andere. 6. Modellen kunnen geclassificeerd worden op basis van contextuele (micro, meso, macro?, theoretische (vertrek van psychologische inzichten?) & filosofische basisprincipes (vertrek je van leerlinggericht of van leerkrachtgericht?) Mogelijkse examenvraag!!! 7. ID modellen zullen steeds blijven bestaan, maar ook veranderen. Enkele kenmerken Instructional Development Institute. Duidelijk een model ontwikkeld voor het onderwijs zie stap 5. Vertrok vanuit en betrokkenheidsmodel Drie typen activiteiten: definieeractiviteiten (1-3), ontwikkelactiviteiten evaluatieactiviteiten (7-9). Generiek model (niet domein-/contextspecifiek?). Systeemmodel (4-6), 18 o Houdt rekening met alle betrokken actoren. o Van vakoriëntatie (technisch) naar context- en doelgroeporiëntatie (communicatief). o Participatieprincipe verhoogt kans op implementatiesucces. Transparant en werkbaar model. Rekening houden met visies/mensbeelden. Niet duidelijk weergegeven in model. Maar het expliciteren van een visie doe je in stap 2, bij de bronnen. Te lineair? Stap 1. Probleem Behoeftenanalyse: noodzakelijk afhankelijk van thema en context; kwantitatief? Prioriteiten: eventuele terugkoppeling bij stap 5: ontwerp van verschillende “oplossingen”, maar keuze vooraf en keuze ‘en route’. o Op verschillende manieren prioriteren: doel, doelgroep, inhoud, vorm, … Stap 2. Context Betrokkenen: actoren die te maken hebben met de totstandkoming, invoering en evaluatie van het product Denk eraan professionals te betrekken bij o Ontwerp en/of o Evaluatie Bronnen: wetenschappelijke bronnen? o Wetenschappelijke theorieën (cfr. leertheorieën P. Ertmer; Gagné…) o Beleidstheorieën o Veldtheorieën Niet enkel ‘theorie’ (evidence-based?), maar ook visiebepaling. o Sluit de ontwikkeling aan bij een specifiek paradigma? Een ideologie? Wat zijn de uitgangspunten? o Normatieve assumpties o Inzichten vanuit de (leer)psychologie: cognitivistisch, constructivistisch… Stap 3. Organisatie Overkoepelende stap Korte opsomming van taakverdeling Stap 4. Doelen Geen onderscheid naar uiteindelijke/tussendoelen, wel algemene / specifieke doelen o Algemene doelen (kunnen worden bereikt door het ontwikkelen van verschillende producten). o (Product)specifieke doelen: operationele doelen, zijn evalueerbaar (bieden referentiekader voor opstellen van evaluatietechnieken). Stap 5/6. Methoden/prototype BELANGRIJK: verschillende oplossingsmodellen, waarvan één wordt uitgewerkt. 19 Onderwijskundig model: leren en instructie. Niet steeds eenduidig te onderscheiden: o Ontwikkelaar/ondersteuner/leerder o Informatieverstrekker/consument o Ontwikkelaars/betrokkenen o … Welke activiteiten worden ontworpen voor de verschillende actoren? Welk onderwijsleermateriaal en evaluatiemateriaal moet worden ontworpen voor de verschillende actoren? Stap 7: Evaluatie Aandachtspunt: op verschillende niveaus 1. Reactieniveau: zijn de lerenden tevreden…, zijn de leerlingen sterker gemotiveerd om…, wordt de activiteit als zinvol ervaren…? 2. Leerniveau: zijn de vooropgestelde leerdoelen bereikt (cognities, attituden,…) 3. Gedragsniveau: is het gewenst gedrag bereikt? 4. Resultaatniveau: is het probleem opgelost in termen van een meetbaar resultaat? Stap 8. Analyse van de resultaten Zijn de doelen bereikt? Waren de doelen haalbaar…? Was de methode adequaat? Werd de juiste evaluatietechniek gebruikt? (evaluatie van de evaluatie) Vragen die proces/productzijde onder de loep nemen. HOOFDSTUK 3: IN DE RICHTING VAN EEN GENERIEK MODEL VOOR EDUCATIEVE ONTWERPEND ONDERZOEK + Les 5 Lessen vanuit curriculum ontwikkeling Het gebied van het curriculum heeft ons begrip sterk gevormd over onderwijskundig ontwerp onderzoek. Het veld van curriculum bied bruikbare lenzen voor het kijken naar lesgeven en leerprocessen en raamwerken voor het begrijpen wat hun beïnvloed. Curriculum: racewagen uit het Latijn. En een definitie: “een plan voor leren”. Curriculum houdt zich bezig met het plannen en begeleiden van leren in een educatieve context. 20 Drie categorieën voor het classificeren van curriculum theorieën: Prescriptieve theorieën (Tyler): creëren modellen of raamwerken die schoolpraktijken helpen te verbeteren. Beschrijvende theorieën (Walker): identificeren hoe curriculum ontwikkeling plaatsvind in educatieve settings. Kritisch verklarende theorieën (Eisner): beschrijven voornamelijk tekortkomingen en leveren soms commentaar op de beste praktijken in de ontwikkeling van curricula. Drie curriculum planningsmodellen Tyler’s rationaal-lineaire benadering. 4 basis bezorgdheden: o Definiëren van gepaste leerobjectieven. o Vaststellen van bruikbare leerervaringen. o Organiseren van leerervaringen o Evalueren en herzien van het curriculum Walker’s deliberatieve benadering is een formaliseren en uitbreiding van wat mensen natuurlijk doen in het ontwikkelen van curricula. Hij wil de processen transparant maken en voornamelijk door communicatie Eisner’s benadrukt de verschillende, subjectieve, geconstrueerde manieren waarop mensen betekenis geven aan leerprocessen. lessen uit bestaand ontwerp onderzoek modellen Verschillende types van onderwijskundig ontwerp onderzoek modellen Visuele modellen: lijken vooral nuttig voor het inlijsten van ideeën over hoe de totale onderneming eruit ziet. 21 Frameworks lijken daarentegen goed inzicht te bieden in specifieke elementen van fasen van onderwijsontwerp onderzoek. Modellen met lagere niveaus van specificatie bieden minder gedetailleerde aanwijzingen, maar door meer open te zijn van nature, lenen ze zich gemakkelijker voor maatwerk dan de uitgewerkte modellen. Het onderwijskundig design onderzoeksproces Het proces is zowel iteratieve als flexibel. Bevat 3 grote fasen: o De initiale oriëntaties: heeft betrekking op het onderzoeken en analyseren van bestaande situatie in termen van de zowel de huidige kennis en de huidige praktijk. o De ontwikkelingsfase: heeft betrekking op het bedenken en uitwerken van een prototype als oplossing. o Evaluatie of empirisch testen. Duale focus op theorie en praktijk De dualiteit wordt in sommige modellen gerepresenteerd door parallel onderzoek en design processen en in andere modellen door een geïntegreerd proces. Generiek model voor design onderzoek - McKenney & Reeves, 2012 Vanuit verschillende literatuur heeft men een eigen generiek model opgesteld. De volgende elementen dienden zeker aan bod te komen: Drie hoofdfasen in een flexibele, iteratieve structuur. Een duale focus op theorie en praktijk; integrale benadering van onderzoek-ontwikkeling. Gebruikers-gecentreerd: implementatie vanaf de start (neemt toe, cfr. trapezium) Een generiek model: je probeert net iets verder te gaan, je wil kennis generen en deze transporteren naar andere settingen. 22 Drie hoofd fasen in een flexibel, iteratief proces Het is een iteratief proces omdat de resultaten van sommige elementen lopen over in anderen/ worden meegenomen. Het is flexibel omdat hoewel er een algemene richting is aangegeven er toch verschillende wegen zijn die genomen kunnen worden (de elementen kunnen niet los gezien worden van elkaar – dubbele pijlen). Regulatieve cyclus: drie micro-cyclussen kunnen worden geïdentificeerd. Elke keer dat een van de drie belangrijkste fasen wordt uitgevoerd, vindt een micro-cyclus plaats. Dit komt omdat elke hoofdfase zijn eigen cyclus van actie vormt, met een eigen logische keten van redeneren. Terwijl een macrocyclus kan bestaan uit drie micro-cycli, zullen de meeste educatieve design research macro-cycli tal van meso-cycli over lange periodes van tijd omvatten. 1. Analyse en exploratie De analyse en verkenning fase vormt één (empirisch) micro-cyclus, in termen van de regulatieve cyclus beschreven door van Strien. Overleg met de doelgroep over de specifieke aard van het probleem Identificatie van het probleem, bv. via literatuuranalyse om het probleem theoretisch helder te krijgen. Exploratie van oplossingsstrategieën die door anderen zijn gehanteerd. Resultaten van de exploratie gebeurt ook in overleg met doelgroep. 2. Ontwerp en ontwikkeling Ontwerpen: voorstellen van mogelijke (voorlopige) oplossing voor het probleem. Rationele, doelgerichte inschatting van de aanwezige kennis, rekening houdend met de interne en externe consistentie. o Interne consistentie: het ontwerp is geschikt om het doel te bereiken. o Externe consistentie: de doelgroep vindt het een goed ontwerp. Andere aandachtspunten: 23 o het ontwerp is voldoende origineel, creatief. o het ontwerp is uitvoerbaar binnen de gegeven condities. Ontwikkelen: materialiseren van het ontwerp. 3. Evaluatie en reflectie Nagaan wat de opbrengsten zijn van de interventie (cfr. is het probleem opgelost?, is het gedrag veranderd?, zijn de doelen bereikt?, is de doelgroep tevreden?); Reflectie op het ontwerpproces (heldere probleemstelling, juiste technieken, ontwerpprincipes, …) 4. Implementatie en verspreiding Vanaf de start Betrokkenheid van alle mogelijke actoren. Ontwerp bekijken vanuit 4 ontwerp-rationaliteiten (instrumentele, artistieke, communicatieve en pragmatische rationaliteit). Andere aandachtspunten: o Interne consistentie: bereiken wat jou wou bereiken? o Externe consistentie: doelgroep moet tevreden zijn met de resultaten. o Origineel o Uitvoerbaar. Wat is het theoretische en het praktische belang van de drie kernactiviteiten (AE -OOER) ? (examenvraag) Analyse en exploratie: vanuit het praktische perspectief, genereert deze fase een duidelijk inzicht in de problematiek en de oorsprong ervan, alsmede de specificatie van doelstellingen op lange termijn. Vanuit het theoretisch perspectief, levert deze fase een beschrijvend en analytisch inzicht van de gegeven klasse van problemen, zoals blijkt in dit geval binnen een bepaalde context. Ontwerp en ontwikkeling: de resultaten van deze fase vanuit een praktisch oogpunt zijn evident: de ingreep wordt bedacht en gemonteerd. Vanuit een theoretisch perspectief, worden de kaders die ten grondslag liggen aan het ontwerp en de rechtvaardiging van ontwerpbeslissingen gearticuleerd. De interventie op zichzelf draagt direct bij tot de praktijk (door het probleem te willen aanpakken) en indirect tot het theoretisch begrip (als een voorbeeld van hoe specifiek, gearticuleerd design raamwerken kunnen worden geconcretiseerd). Evaluatie en reflectie: vanuit een praktisch oogpunt, leiden de activiteiten in deze fase tot ideeën voor herontwerp en of conclusies over een bepaalde interventie. Vanuit een theoretisch oogpunt, draagt de kennis die door de gezamenlijke activiteiten in deze fase bij tot een ruimer theoretisch begrip, betreffende hetzij het type interventie die bestudeerd werd of het fenomenen dat direct gerelateerd is aan de interventie. 24 DEEL 2: KERNPROCESSEN LES 5: ANALYSE EN EXPLORATIE Deze fase richt zich op het begrijpen van het volgende: Probleem context randvoorwaar den kennisgebaseerd • Bestaande versus wenselijke situatie • Oorzaken • Onmiddellijke setting en het omliggende systeem • Noden en wensen van de stakholder • Binnen de probleemstelling • Buiten de probleemstelling • Bestaande literatuur • Praktische kennis Fase van het onderzoek: De analyse vanaf het allereerste moment naar de praktijk brengen. Het generiek model verschilt met het ander model: bij het tweede model is de evaluatie gedurende het hele proces. Ook de uitkomsten komen minder aan bod, het is een puur procesmodel. Het belang van analyse Analyse faciliteert het design proces: Relevanter (risico: ontwerp is ongewenst / ongepast). Efficiënter (risico: tijd en geld worden verspild / wielen opnieuw uitgevonden). 25 Effectiever (risico: voldoet niet aan de behoeften / doelstellingen symptoom, geen oorzaken). Het resultaat van de analyse: Probleem definitie: descriptief en verklarend. Lange termijn doel: de wenselijke situatie (of een deel ervan). Voldoen aan theoretische eisen: milieu-beperkingen, eisen waarin het ontwerp moet passen, essentiële kenmerken. Ontwerp inputs: de eerste ideeën over hoe het ontwerp vorm te geven (richtlijnen / proposities). Probleem analyse - - Probleem verkenning o Vraag aan mensen wat er gebeurt en waarom o Onderscheid symptomen versus oorzaken. o Om dit specifiek geval te begrijpen: zoek diep o Begrijp problemen die lijken op dit: zoek breed Beschrijf het probleem o Verduidelijking van de kloof tussen de huidige situatie en de gewenste situatie. Leg het probleem uit. o Identificeren en leg de oorzaken vast voor het verschil. Probleem: discrepantie tussen de bestaande en de gewenste situatie Beschrijvend: Wat is deze discrepantie, wat zijn de gevolgen? Verklarende: Wat zijn de oorzaken voor deze discrepantie? Behoeften: Welke problemen vereisen de meest urgente aandacht met het oog op ingegaan op de overkoepelende probleem? Behoeften zijn geen oplossingen. Behoeften is niet hetzelfde als de wil. 26 Contextanalyse De dichte setting De bredere systeem Stakeholders o Huidige koers o Verantwoordelijkheden o Directe doelgroep (en) o Indirect beïnvloede groep (en) Voorwaarden Voorzieningen - Situatie / context Voorzieningen Tijd De autonomie van een organisatie om verandering aan te brengen; belemmeringen & beloningen. Gevolgen van de wijzigingen voor de andere gebieden (in scholen: andere vakken, examens, leraar ontwikkeling, enz., in bedrijf: link met dagelijkse taken) - Belangrijkste doelgroep en andere belanghebbenden Attitudes Capaciteiten/ vermogen (kennis en vaardigheden) Andere kenmerken die van belang kunnen zijn (uniformiteit van de groep; leeftijd (en); ervaring, enz.) Knowledge base Wat is bekend over het probleem? o Variaties op dit thema? o Mogelijke verklaringen / oorzaken o Mogelijke benaderingen voor het oplossen ervan Bronnen: o Literatuur o Experts - Mindset/ denkwijze Veilige aanname: iemand, ergens, heeft iets gedaan dat relevant is voor dit onderwerp. Ga verder, sneller, door het bestuderen en het gebruiken van hoog kwaliteitsvol bestaand werk. - Informatie verzamelen: Over het probleem: o Wat is bekend over het probleem? 27 o Wat is bekend over de oorzaken? Over mogelijke oplossingen o Wat is bekend over de bestaande oplossingen? o Zijn er beschrijvingen van gerelateerde projecten? o Zijn er theorieën om dit soort werk te begeleiden? Vanuit verschillende bronnen (elk met sterktes / beperkingen). o Literatuur, deskundigen, vakmensen, enz. Randvoorwaarden Geld Tijdpad Mensen beschikbaar Expertise Energie, attitudes - Een bruikbare lens: SWOT-analyse: Sterke punten: Kenmerken/ eigenschappen van de directe doelgroep inzetten om het probleem te verzachten en / of een gemakkelijkere oplossing, bijvoorbeeld klasleraren zeer gemotiveerd om te werken aan het probleem. Zwakke punten: Kenmerken/ eigenschappen van de directe doelgroep die bijdragen tot het probleem en / of een oplossing, bijvoorbeeld gebrek aan ondersteunende deskundigheid wat zorgt voor een belemmering om het probleem verder te helpen begeleiden. Kansen: Externe omstandigheden die het inperken van het probleem en / of een oplossing probeert te vergemakkelijken, bijvoorbeeld centraal beheer acht het probleem waardig van het aanpakken ervan. Bedreigingen: Externe omstandigheden die bijdragen aan het probleem en / of een oplossing kan belemmeren, bijvoorbeeld begrotingen moeten worden gesneden in het komende jaar. Eerste ontwerp ingangen / richtlijnen / stellingen Gebaseerd op alle bronnen o Literatuurstudie o Veld onderzoek o Bestaande (tegen-) voorbeelden (ervaringen, oplossingen!) Resulteert in gevolgen voor het ontwerp. o Zijn voorlopige voor nu - kunnen worden uitgewerkt en verfijnd tijdens het ontwerpen na het testen. o betrekking op twee gebieden: Procedurele: Proces voor het ontwerpen en / of de uitvoering van. Inhoudelijke: De verkregen oplossing (product, proces, programma,etc). Wat moeten we streven naar (belangrijkste resultaten)? Deze fase moet het volgende opleveren: 28 Probleemstelling (beschrijvende en verklarende); consensus Lange termijn doel (algemene doelstelling); consensus Ontwerp eisen (kan ook evolueren in de tijd); Eerste ontwerp proposities / richtlijnen (uit te werken in de volgende fase) Wat doen we eigenlijk? Niemand stelt een weg vast. Verscheidene werkwijzen/ routes zijn algemeen bruikbaar. Opeenvolging is afhankelijk van vele factoren. Welke perspectieven en vaardigheden zijn nuttig? Onderzoek vaardigheden: o Formuleer goede probleemstelling (en) o Verzamel gegevens om de vraag te beantwoorden (en) o Analyseer de gegevens om een conclusies te trekken. Gebaseerd op onderzoek repertoire en inzichten, bijvoorbeeld o Document analyse: Werkt goed met vooraf opgemaakte checklist. o Vragenlijst: Gesloten vragen, schalen, open vragen. o Docent logboek formaat: Weinig, makkelijk om vragen te beantwoorden. o Interview regeling: Meestal gebruikt om inzicht te verdiepen. o Observatie schema: Een doorlopend overzicht of checklist stijl o Literatuurbespreking: Relatieve waarden van empirische, theoretische of positie stukken. Flexibel denken: evenwicht tussen de creatieve en de analytische benaderingen o De analytische geest kan "juiste" antwoorden spotten, maar het vraagt een zeer creatieve geest om de juiste vragen stellen: vanuit de praktijk naar situaties kijken vanuit verschillende invalshoeken en raamwerkvragen dienovereenkomstig. o Een onderscheid tussen de oorzaken van een probleem en de symptomen ervan. o Ontwikkeling van de mentale gewoonte om je focus te kunnen veranderen op een probleem: van uit een close-up (vergroot) perspectief naar een vogelperspectief (helikopter). o Vergelijking met de rol van een detective (analyse) en van een uitvinder (creatief). Analyse De detective Leest voor begrip Wordt een probleem toegewezen Bestudeerd wat het is Vraagt wat blematisch is Taken Literatuur overzicht Probleem definitie Context analyse pro- Noden vastleggen De uitvinder Leest voor inspiratie Ontdekt een opportuniteit Vragen waarom dit zo is Vraagt wat wenselijk is 29 Exploratie Specificeert pro’s en Site visits, conferenties Zoekt naar nieuwe contra’s en meetings paradigma’s Vraagt feedback Netwerken met Vraagt om ideeën mensen Teamwork o Leiderschap: Transformatief? Transsectioneel? o Rollen: duidelijk / opkomende? Statische / dynamische? o Meerdere perspectieven: disciplinaire? geslacht? attitudes? leeftijd? o Gedeelde gevoel van doel: doelen? werkethiek? Communicatie - alle vormen: o Lezen, schrijven. o Luisteren, spreken. o Enkele kernpunten. o Gedeelde taal (volkstaal). o Discussie en schrijven voor het ontwikkelen van ideeën. o Respect en oprechte interesse over de leden. Organisatie o Het werk in beeld gebracht: kunnen we realistisch dit doen? Tijdlijnen Participatie Bronnen (financiële, personele, materiële) o Het bijhouden van dit alles: werken de dingen volgens plan? Beheer van mens en werk. Documenten, vergaderingen, enz. o Evolutionaire planning: Hoe kunnen we ‘rollen met de stoten'? Continue bewaking. Misschien veranderen natuurlijk, maar niet bestemming. HOOFDSTUK 4: ANALYSE EN EXPLORATIE De basis leggen voor analyse en verkenning Het begint met een basis assumptie dat de bestaande praktijken inadequaat zijn of ze kunnen op zijn minst verbeterd worden, zodat nieuwe praktijken noodzakelijk zijn. Maar omdat nieuwe inzichten vaak leiden tot nieuwe vragen, mogen we terug keren naar deze fase, in onze zoektocht naar nieuw of dieper begrip. Legitieme problemen versus oplossingen op zoek naar problemen Probleem = om de discrepantie te beschrijven tussen de huidige en de wenselijke situatie. En oplossing = om de educatieve interventie (programma, product, proces of beleid) te beschrijven dat gecreëerd is als een antwoord op een probleem. 30 Vanaf het begin ontwikkelen we zowel een theoretisch perspectief als een praktisch perspectief om hetzelfde probleem te bekijken. De verleiding om te starten met een mogelijke oplossing kan groot zijn, maar leidt je niet verleiden! Problemen zijn geverifieerd in de literatuur en praktijk. Het punt hier is niet wie aanbiedt om het probleem te onderzoeken, maar dat de directe of indirecte waarde van het onderzoek serieus wordt overwogen. Tijdens het initieel proces van analyse en verkenning, benadrukken we de noodzaak om respectvol en kritisch om te gaan met beoefenaars op zoek naar problemen die: (a) zij zien en waar zij genoeg om geven om het probleem te willen oplossen, en (b) die ook in de onderzoeker (s) hun vakgebied valt. Analyse Vermengen van een reductionistisch perspectief en een systeem perspectief Reductionistische perspectief: zoekt begrip over een probleem, zijn directe en indirecte oorzaken en analyseert elk component. Begrip wordt gezocht door de probleemsituatie te ontbinden in zijn verschillende onderdelen en onderzoekt gebreken in de componenten en/ of in hun interactie. Het helpt ons te verzekeren dat we oplossingen zullen ontwikkelen en niet enkel symptomen te behandelen. Holistische benadering of systeem perspectief: systemen zijn opgesteld uit dynamische en complexe gehelen van elementen die, door middel van interactie, functioneren als een geheel. Systemen helpen ons veranderde elementen en diegene die onveranderbaar lijken te herkennen (helpt ons bij het verkennen van het rechtsgebied van verandering: mag je iets veranderen of is het bij wet vastgelegd?). Nood aan een combinatie van de twee! Drie hoofdactiviteiten De initiële oriëntatie: beginnen met het verduidelijken van het project in termen van wederzijds voordeel voor de betrokken partijen. Literatuuronderzoek: om theoretische input te verzamelen dat zal helpen bij het begrijpen van het probleem, de context en relevante onderwerpen. Veld gebaseerd onderzoek: data wordt verzameld om de setting, zijn actoren, mechanismen en andere relevante factoren te schetsen. Deze activiteiten worden frequent parallel en soms zelf tegelijk ontwikkeld, in interactie met elkaar. De analyse wordt afgesloten met het synthetiseren van de bevindingen van alle drie de taken om dan een verfijnd en compleet probleem te kunnen schrijven. Initiële oriëntatie De analyse begint met het schrijven van een voorstel van een probleem statement. Initiële oriëntatie is voornamelijk informeel, en wordt uitgevoerd samen met praktijkbeoefenaars of professionele die het probleem ervaren. De initiële oriëntatie kan plaatsvinden op verschillende manieren, bijvoorbeeld door middel van participatie in meetings over het probleem en via gesprekken met verschillende 31 stakeholders. De vraag wordt gesteld “Wat willen we weten?”. Deze vraag kan opgesplitst worden in drie deel vragen: - - - Wat willen we weten over het probleem? Wat is de huidige situatie, wat is de wenselijke situatie en wat is eer al geweten of verondersteld over de oorzaken van deze discrepantie. Wat willen we weten over de context? Stakeholders? De doelgroep? De fysische context? De organisatorische/ beleid context? De educatieve context? Levensvatbaarheid? Wat willen we weten over de noden en de wensen? Gedurende de initiële oriëntatie is de taak om te bepalen wie zijn noden en wensen dienen onderzocht te worden en dient men ideeën over hoe men het probleem kan benaderen te bediscussiëren. Literatuurstudie Twee hoofdoelen: het biedt ideeën die kunnen helpen bij het vormen van data verzameling en het kan worden gebruikt om de kaders voor data-analyse te identificeren. Veld gebaseerd onderzoek Veld gebaseerd onderzoek wordt uitgevoerd in de richting van drie belangrijke doelstellingen namelijk, probleem definiëring, context analyse en de beoordeling van de noden. Het proces volgt een empirische cyclus. Verfijnen van vragen en het selecteren van strategieën om deze te beantwoorden. Nadat de analysevragen verfijnd zijn, dient men aandacht te besteden aan het bepalen van de settingen en actoren die in staat zullen zijn om de noodzakelijke informatie te voorzien om het probleem, de context en de noden van de stakeholders te begrijpen. Vier Strategieën worden er weergegeven: 1. Beleid synthese (formeel curriculum): helpt de bestaande, formele mechanisme die het leren en lesgeven sturen in een bepaalde context te begrijpen. Dit door het lezen, het bediscussiëren en synthetiseren van beleidsdocumenten. 2. Veld portret (waargenomen/ ervaren curriculum): probeert een duidelijk begrip te hebben over wat er actueel gebeurt in de probleemcontext. 3. Een perceptie poll (het operationele curriculum): verzamelt informatie over de stakeholders hun perceptie over het probleem en hun eigen context, als hun overtuigingen, attitudes, gevoelens, noden en wensen. 4. SWOT analyse: onderzoekt de sterktes, zwaktes, opportuniteiten en bedreigingen. Het bepalen van de methode In deze fase gaat men op zoek naar de gepaste methode voor het bekomen van de nodige informatie. De banden tussen de affordanties van bepaalde methoden en de vragen die worden gesteld moeten determinant zijn bij methode selectie. Men dient ook te zorgen dat verschillende participatie groepen gehoord worden. 32 Mogelijke methoden zijn: interviews, focus groepen, observaties, vragenlijsten, testen, logboeken en documenten analyse. Planning Het onderzoeksplan dient te tonen hoe strategieën en methoden actueel zullen worden gebruikt. Het moet tonen dat het voorzichtig, kritisch maar toch realistisch aandacht heeft bestaat aan de volgende overwegingen: tijd, geld, en beleid. Creëren van instrumenten Boeiende deelnemers Populaties representeren vaak mensen van de doelgroep, stakeholders en/ of experten. Verzamelen van data Data analyse Twee belangrijke zorgen zijn representativiteit en betrouwbaarheid van de gegevens. Rapporteren - - Project rapporten: voornamelijk vanuit het praktische perspectief beschreven. Ze zijn bedoeld voor een intern publiek en focussen voornamelijk op het veld gebaseerd onderzoek en in mindere mate op de literatuur. Journal artikels: worden geschreven voor een breder wetenschappelijke gemeenschap vanuit een meer theoretisch perspectief. Exploratie/ verkenning Doelstellingen van exploratie De term “exploratie wordt gebruikt om de aard van dit werk te duiden, hetgeen inhoud nieuwe manieren vinden om te kijken naar problemen en hun oplossingen, evenals het zoeken naar “de uitgevonden wielen" die anderen hebben ontwikkeld om het probleem aan te pakken, en het ontdekken van hoe ze dit deden. Terugvallen op ideeën van anderen kan ten eerste een mogelijkheid zijn om te bouwen op de schouders van anderen. Andere hun ideeën meenemen en er mee aan de slag gaan. Ten tweede kan er een rijker begrip ontstaan over het probleem. Als derde zorgt dit proces onvermijdelijk voor motivatie en inspiratie. Als laatste zorgt het bouwen aan een netwerk met gelijk denkende designers en onderzoekers voor een goede verder ontwikkelingswerk. Strategieën voor het uitvoeren van explora tie Veel van de exploratie in design onderzoek is informeel en over het algemeen een voortdurend proces die op de achtergrond plaatst vind. Het is echter niet omdat het informeel is, dat er niets gepland is! Er bestaan drie veel voorkomende activiteiten van exploratie: (1) site visits (vb. op scholen, programma’s, trainingen, centra), (2) professionele meetings (professionele en praktijk conferenties) en (3) netwerken. 33 Producten resulterend uit deze fase Probleem definitie Gebaseerd op de bevinden uit het velg gebaseerd onderzoek, dient een verfijnd, complete probleemstelling geformuleerd te worden die zowel beschrijvend als verklarend is. Lange termijn doelstellingen Lange termijn doelstellingen specificeren het algemene doel van de interventie. Vaak zullen meerder doelen afgewogen en geprioriteerd dienen te worden. Het uiteindelijke resultaat zal rationeel gekozen dienen te worden en moet duidelijk, realistisch en meetbaar zijn. Gedeeltelijke ontwerpeisen Verwijst naar criteria die een ontwerptaak omkaderen. Ontwerpeisen transformeren de informatie verkregen in de analyse fase naar operationele criteria waar rekening dient mee gehouden te worden. De ontwerpeisen vallen vaak onder te verdelen in de categorieën van vrijheid, kansen en beperkingen. Eerste ontwerp proposities Verwijzen naar de kern ideeën die ten grondslag liggen, en worden gebruikt als input voor het ontwerp. We spreken van initiële ontwerpproposities omdat gedurende het ontwerpen men nog terugvalt op de literatuurstudie of bijkomstige literatuur en daardoor het ontwerp nog wordt herzien. LES 8: DESIGN EN CONSTRUCTIE Schoolgebouwen: spiegels van maatschappelijke tendensen? Geschiedenis van het schoolgebouw - - De vraag naar schoolgebouwen. Onderzoek naar het bouwen van scholen (midden 19e eeuw) > “type”-scholen > systematische scholenbouw. 19e eeuw: school als hygiënische omgeving (strijd tegen epidemieën): verwarming, verluchting en verlichting. Institutionele en kerkelijke vormen: sombere en degelijke uitstraling. Gelijkschakeling en gepastheid De ‘gepaste ideaalarchitectuur van de school in het schooltraktaat is een afwezige en dus een ontbrekende architectuur (Châtel et al., 2006) “De wezenloze eenblokscholen (alles onder één dak, op één koer, naar één sanitairgroep, en ‘s avonds door één poort weer naar buiten) hebben al lang, als pedagogisch zinloos en architectuur armzalig afgedaan, zelfs al zijn ze uitstekend uitgerust en met een bevallige gevelschort fris aangekleed: zij sloren de kinderziel onder hun anonieme massastolp”. Het raam is om te verlichten en te verluchten zonder dat dit tot uitzicht leidt. 34 - Door het klasraam kan worden weggedroomd, valt een moment aan de concentratie te ontsnappen. “Maar voor het dagverblijf, de basisklas, kunnen wij het om veelzijdig menselijk redenen niet stellen zonder dat noodzakelijk kwaad, dat venster heet”. Architecturale ontwikkelingen (1) - - - Na WO2: Ontwikkeling van het kind. Initiatie met de buitenwereld / natuur (schooltuin). “Men kan zich afvragen of met het openbreken van de schoolmuur of het inbedden van de school in het groen de essentie van de school, met name controle of beheersing is aangetast?”. Vier trends (Dudek, 2007): Nieuwe technologieën Geïntegreerde “break-out” ruimtes: je kan flexibel omgaan met ruimtes, beschikken over meerder ruimtes. Gespecialiseerde leeromgevingen: TO lokaal Multifunctionele ruimtes Invulling van een schoolbouwproject (Lathouwers &Van Heddegem, 2008) Ruimtelijke context o Inpassing school in de omgeving Onderwijskundige context o Pedagogisch project Organisatorische context o Bv. Dagindeling, graadklassen, aantal leerlingen. Nieuwe eisen in de huidige maatschappelijke/ onderwijskundige context [Walden, 2009] - Scholen moeten plaatsen zijn voor leren en leven. Scholen leiden tot een zintuiglijke ervaring. Scholen zijn ruimtes voor actiegerichte activiteiten. Scholen bieden individuele variatie en teamprocessen. Scholen faciliteren sociaal leren. Scholen zijn plaatsen voor ontmoeting. Scholen bevatten zowel de persoonlijke levenssfeer als het openbare leven. 35 Idee van brede school: de school maakt deel uit van de gemeenschap. De school werkt nauw samen met de bakker enzovoort. Betrokkenen bij het ontwerpproces? De basis leggen voor het ontwerp en de bouw - - Algemene competenties Teamwork, communicatie, creativiteit. 4 rationaliteiten: Technischinstrumenteel, Communicatief, Pragmatisch, Artistiek. Het genereren van ideeën, aandacht, controle Synthese, scamper (combineren, aanpassen, wijzigen, te maken aan andere gebruikers, eliminatie, reverse), Slip schrijven, Picture nemen, delta methode, de bono hoeden ... HOOFDSTUK 5: DESIGN EN CONSTRUCTIE Belangrijke activiteiten en resultaten De processen van ontwerpen en constructie zijn systematisch en doelbewust, maar ook een inventieve creativiteit, toepassing van nieuwe inzichten en openheid naar serendipiteit staan centraal. Analytische en creatieve perspectieven We vinden de combinatie van de woorden imagination (verbeelding) en engineering (techniek) nuttig om de behoefte aan zowel creatieve en analytische gezichtspunten te benadrukken. Design Constructie De detective Weegt de kwaliteit van de ideeën af Zoekt naar manieren om ideeën praktischer te maken Behouden van een focus Gestuurd door de data Taken De uitvinder Verkennen van Verwelkomt rare en oplossingen wilde ideeën In kaart brengen van Duwt aan vaak oplossingen geaccepteerde grenzen Bouwen van Denkers met oplossingen mogelijkheden Herzien van Gestuurd door intuïtie oplossingen en inspiratie 36 De basis leggen voor design en constructie Over het proces De grote meerderheid van nieuwe ideeën die echt worden meegenomen zijn producten van collaboratief denken over een bepaalde periode van tijd. Het is belangrijk om te bouwen aan ontwerponderzoek trajecten, namelijk aan de tijd en de mechanismen waarmee nieuwe inzichten te genereren, (her) aangesloten en vervolgens geïntegreerd in het ontwerp. Het documenteren van de evolutie van ideeën, zodat anderen kunnen begrijpen het proces tot stand is gekomen en is een controle voor de onderneming van onderwijsontwerp onderzoek. Ontwerpeisen specificeren criteria waaraan de interventie tegemoet moet komen en/ of condities onder welke voorwaarden het moet functioneren. Ontwerpeisen zijn sterk verbonden met de lange termijn doelen. Ontwerp propositie daarentegen voorzien richtlijnen over hoe de lange termijn doelen te bereiken. Origine Geïnformeerd moet zijn.. Ontwerpeisen Primair bepaald door de context, secundair bepaalt door de theorie en de expertise Analyse en exploratie Ontwerpproposities Primair bepaald door de theorie en expertise, secundair bepaald door de context Literatuurstudie en kennis vervaardigen (initieel), en empirisch testen (later) Algemene competenties voor design en constructie We dienen open te staan voor verandering! We moeten open staan voor nieuwe oplossingen te onderzoeken die misschien de status quo zal aantasten. Vele factoren beïnvloeden hoe verandering ontvangen wordt. Drie factoren die vernoemingswaardig zijn: Teamwerk. Effectieve teams bezitten een aantal karakteristieken: o Groep cohesie o Gedeelde doel oriëntatie en visie. o De verschillende leden zijn bewust van, begrijpen en accepteren hun verschillende rollen binnen de groep. Communicatie: extreem belangrijk om te weten hoe je moet luisteren en productief te interageren. Creativiteit. Design Verkenning van oplossingen: wat zullen we ontwerpen? Generen van ideeën. De meest voorkomende benadering voor het generen van ideeën is brainstorming. Overwegen van ideeën. 37 Kritisch denken is essentieel! Er bestaan verschillende manieren om poteniele oplossingen te vergelijken. Vier technieken die vaak handig zijn om kritisch denken te stimuleren zijn. De Bono’s Hats Courtroom challenge: 2 teams die elk de rechter van hun idee proberen te overtuigen. Sterkte/ zwakte matrix. Gewogen ranking Checken van idee Vergelijken van nieuwe ideeën met de initiële ontwerpproporties en met de ontwerpeisen. Om het vergelijkingsproces te vergemakkelijken, kan het handig zijn om in kaart te brengen hoe een bepaalde interventie bedoeld is om te werken, door de onderliggende assumpties te verduidelijken. Aan de hand van bijvoorbeeld een Logic Model. Dit model beschrijft input, proces, output en resultaten van de interventie. In kaart brengen van oplossingen: wanneer fundamenteel begrip is toegepast. Verfijnen van het ontwerpeisen en ontwerp proposities Ontwerpeisen geven richtlijnen over wat er moet worden gedaan in een specifieke setting. Waar design proposities informeert over hoe het gedaan kan worden en waarom. In deze fase zouden (indien nodig) de ontwerpeisen en ontwerpproposities aangepast dienen te worden. Hoewel ontwerpeisen relatief stabiel zouden moeten zijn. Ontwerpeisen: vrijheid, functionaliteitseisen. opportuniteiten en beperkingen. Nu een vierde bij namelijk Designproposities moeten worden geëlaboreerd en verfijnd, dit door middel van een literatuurstudie. Nu dient echter de focus te liggen op het informeren van het design over de oplossing. Skelet ontwerp Het is belangrijk omdat het ontwerpers helpt bij het identificeren van kenmerken van het kernontwerp en onderscheid deze van de ondersteunende kenmerken. Het skelet, samen met de ontwerpeisen en proposities, kan helpen bij het afwegen van de kosten en baten van de voorgestelde toevoegingen. In het algemeen aandacht voor: materialen/ middelen, activiteiten/ processen en participatie/ implementatie. Gedetailleerde ontwerp specificaties Inhoudelijke specificaties: in detail beschrijven hoe het eind product er uit zal zijn, waardoor de lezer met enkel een beschrijving een vrij compleet beeld kan krijgen. Proces specificaties: de stappen die men onderneemt, beschrijven de inhoud, de leerondersteuningen en de interfacedesign. 38 Constructie Bouwen van initiële oplossingen Prototypes in onderwijskundig ontwerp onderzoek Prototype = om verschillende ontwerpversies van de geconstrueerde oplossing te beschrijving. Het is virtueel onmogelijk om elke klein detail te voorspellen, daarom dienen een aantal dingen gedurende het proces van constructie beslist te worden. <-> Ontwerpeisen, ontwerpproposities, skelet ontwerp en gedetailleerde specificaties kunnen op voorhand bepaald worden. Prototypes kunnen direct worden gemaakt voor sommige componenten en indirect voor anderen: Product component (direct) Beleid component (direct) Proces component (indirect) Programma component (indirect) Vormen van prototypes Onderdelen uitgewerkt/ geëlaboreerd Functionaliteit Uitvoering Initieel Partieel Eén of meerde Verschillende componenten componenten Mock-up (maquette) Throw-away Compleet Alle componenten Deels in werking Volledig in werking Mix van throw-away Evolutionaire en evolutionaire elementen elementen Hoe prototype processen beheren? Verschillende tools om het prototyping proces te orkestreren: Kritisch pad Gantt chart Mijlpaal kaart RASCI matrix Prototyping in teams De meeste van de succesvolle design onderzoeksprojecten hebben verschillende expertise in hun multidisciplinair team. Maar soms is het wenselijk om nog andere experten van buitenaf te betrekken. Herzien van oplossingen Verschillende soorten van evaluatie en reflectie bevindingen 39 Evaluatie op basis van een vragenlijst, observatie enzovoort. Dit kan context factoren, voorkeur van deelnemers, genuanceerd inzicht, enzovoort in kaar brengen. Overwegen van herzieningen LES 6: EVALUATIE EN REFLECTIE De eerste stap in dit model “values” kom je niet vaak tegen. Het houdt namelijk in dat je je eigen waarden weergeeft. Dit komt zeer lineair over, maar is niet zo. Waarden moeten namelijk herzien worden doorheen het proces. Evaluatie is verschillend van reflectie. Evalueren kan je summatief doen (op het eindproduct) of formatief (gedurende het gehele proces). Bij evaluatie is er een interventie; doelgericht en met een intentie. Reflectie daarentegen slaat terug op jezelf, op je eigen handelen. Verschil tussen analytisch en creatief. Een analytisch model is sterk gebaseerd op empirisch onderzoek, vanuit de literatuur wordt er afgetoetst. Bij het creatief model staat men veel meer open voor vernieuwing. De vier pijlers van een ontwerp (Hoobroeckx & Haak, 2002) 1. Interne consistentie: alle ontwerpstappen zijn op elkaar afgestemd. 2. Externe consistentie: het plan wordt door de betrokkenen als relevant ervaren. 40 3. Creativiteit: het plan vormt het beste alternatief. 4. Realisme: het plan is realiseerbaar binnen de geldende randvoorwaarden. Evaluatie binnen systematisch en doelgericht ontwerpen Systematiek: volgens een bepaald patroon, volgens een vooropgestelde ontwerpmethodologie. Systeembenadering: een verzameling van samenhangende elementen (Banathy, 1978) o Interdependent (alle teamleden zijn afhankelijk van elkaar). o Synergetic (de samenhang zorgt voor een meerwaarde dan enkel de afzonderlijke actoren). o Dynamic (aanpassen aan de context, situatie). o Cybernetic (alle vorige elementen in beschouwing nemen). Een "systeem" is een geïntegreerde set van elementen die met elkaar interageren (Banathy, 1987). Afhankelijkheid (interdependent): geen element kan worden gescheiden van het systeem, aangezien alle elementen van elkaar afhankelijk zijn om de doelen van het systeem te bereiken. Synergistische: alle elementen kunnen meer bereiken dan de afzonderlijke elementen alleen. Dus het geheel is groter dan de som der delen. Dynamic: de elementen in het systeem kunnen worden aangepast in het licht van veranderingen in de omgeving waarin het systeem werkt. Cybernetische: de elementen communiceren onder elkaar efficiënt, een essentiële voorwaarde om een systeem te zijn, is van elkaar afhankelijk, synergetische, en dynamisch zijn. >> Deze eigenschappen zijn essentieel voor het begrijpen van het instructie ontwerpproces en hoe de elementen samen werken om systeemdoelen en doelstellingen te bereiken. Fase en focus Alfa testing (internal structure) - “White box” 1ste fase van prototype testen; los van de context. Bijvoorbeeld kijken of alle techniche dingen juist zijn. Systeem vereisten, specificaties, uitvoerbaarheid, … Voorbeeldvragen Hoe goed zijn de kernontwerp voorstellen vervat in het ontwerp? Welke veranderingen moeten worden aangebracht in de onderliggende ideeën of het ontwerp zelf, om de geloofwaardigheid en de aannemelijkheid te verhogen? Beta testing (use in context) - “Black box” Functionaliteiten, interactie in context, institutionalisatie, … Voorbeeldvragen Hoe relevant en bruikbaar zijn de perspectieven van de beoefenaars en de ervaren de interventie? 41 Welke bedoelde en onbedoelde processen worden veroorzaakt door de interventie? Wat maakt uitvoeringen van bepaalde mechanismen veerkrachtiger dan anderen? Gamma testing (effects) - Laatste versie prototype, voor implementatie Effectiviteit nagaan, impact meten, … Voorbeeldvragen: Hoe effectief is de ingreep om het probleem op te lossen? Onder welke voorwaarden? Wat zijn de lange termijn effecten van de interventie? Verschillende evaluatietypes Intended (beoogd)/ implemented (uitgevoerd) / Attained (bereikt) intervention (cf. Goodlad et al., 1979; van den Akker, 2003). Reactie-, leer-, gedrag-, en resultaatniveau (Hoobroeckx & Haak, 2002). Strategieën voor evaluatie 4 strategieën volgens Nieveen (1997, 1999) Developer screening Expert appraisal (experts bevragen) Pilot (interventie kleinschalig uitvoeren) Tryout (effectief in de context gaan evalueren) Verschillende methodes: documentenanalyse, … interviews, focus groups, vragenlijsten, pre-posttest, logboek, HOOFDSTUK 6: EVALUATIE EN REFLECTIE Belangrijkste activiteiten en resultaten Evaluatie volgt een empirische cyclus van negen stappen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Vastleggen van de focus. Lijst van richtvragen. Selecteren van basis strategieën. Bepalen van specifieke methoden. Opstellen en herzien van een planningsdocument. Creëren of zoeken naar instrumenten. Verzamelen van deelnemers. Analyseren van data. Rapporteer de studie. Als resultaat van deze fase is een beter begrip van de interventie, de geschiktheid van zijn 42 bedoelingen, hoe het eruit ziet wanneer uitgevoerd, en de effecten die het oplevert. Analytisch en creatief perspectief De term "evaluatie" verwijst in brede zin naar elke vorm van empirisch testen van interventies die in kaart zijn gebracht of vervaardigd. de term "reflectie" wordt gebruikt om de retrospectieve beschouwing van de bevindingen en observaties te beschrijven. De detective Bouwt strakke lenzen De taken Frames het onderzoek De uitvinder Staat open om verrast te worden Evaluatie Voert een plan uit Verzameld data Grijpt ongeplande mogelijkheden Afleiden en introduceren Analyseert de bevindingen Vraagt zich af waarom dit zo is Beoordelen wat was Beschouwt het proces Vraagt wat als? Reflectie Vastgestelde betekennis Beschouwt de bevindingen Verbindt de andere ideeën De basis leggen voor evaluatie en reflectie Een basisassumptie bij het begin van het ontwerp onderzoek is dat gedisciplineerd en systematisch onderzoek, in combinatie met creatieve innovatie, manieren zal ontdekken om de beoogde doelen te bereiken. Design onderzoekers weten naar waar ze willen gaan en geloven dat het onderzoeksproces hun naar daar zal brengen, ook al weten ze niet altijd hoe hun tocht er uit zal zien. Evaluatie 1. Vaststellen van een focus De rol van de interventie Vastleggen van een focus is als het instellen van een agenda, en profiteert dus van het worden uitgevoerd door middel van een dialoog met collega-onderzoekers en beoefenaars, terwijl ook de geïnformeerd worden door de relevante literatuur. Onderscheidt tussen: Onderzoek op interventies: het doel is om kennis te generen over een bepaald type van interventie. Onderzoek door middel van interventies: het doel is om kennis te generen over iets anders dan een bepaald type van interventie. Dan bekijken we de ingreep aan de hand van de context of eventueel de behandeling in de studie. Fase en focus op evaluatie Formatieve evaluatie, summatieve evaluatie en ‘semi-summatieve’ evaluatie (om een onderzoeksfase te beschrijven die tracht een basis te voorzien voor het maken van beslissingen, maar die nog steeds over veel eigenschappen van formatieve evaluatie beschikt. 43 We onderscheiden 6 focussen die belangrijk zijn voor onderwijskundig ontwerponderzoek evaluatie. Deze kunnen worden geclusterd in drie zaken: interne structuren van een interventie, hoe het in de praktijk gebruik wordt en effecten. Deze drie cluster komen sterk overeen met drie fasen van testen die uit de computerwetenschappen afkomstig zijn. - - - Alpha testing “White box” technieken worden gebruikt om de onderliggende hypothese, vermoedens, en constructies zoals neergeschreven in de voorlopige ontwerp documenten te testen. Alfa studies heeft betrekking op de verzameling van gegevens om deze eerst na te gaan: o Deugdelijkheid/ grondigheid o Haalbaarheid Beta testing Het wordt uitgevoerd met werkzame systeemcomponenten binnen een min of meer functionele systeem, en is gericht op gebruik in de context. Dit is waar de functionaliteit van een interventie en hoe deze samenwerkt in zijn context in-diepte worden bestudeerd. o Lokale levensvatbaarheid o Institutionaliteit. Gamma testing Het neemt plaats bij een bijna afgewerkt, of op zijn minst redelijk stabiele, versie van de interventie. Houdt zich voornamelijk bezig met: o De effectiviteit o En de impact. Interventie vormen: beoogd, uitgevoerd en bereikt De beoogde vorm van de interventie verwijst naar wat het stelt te doen. De uitgevoerde vorm verwijst naar dat wat effectief is gebruikt in de praktijk. Koppelen van vormen aan de fase en de focus van de evaluatie: uitgangspunten Alpha testen in de eerste plaats bedoeld voor initiële bedoelingen, bij beta-testen gaat het vooral om de uitvoering en gamma-testen heeft in de eerste plaats betrekking op de verwezelijking. 2. Lijst van richtvragen Vragen gedurende alpha testen Gaat over vragen naar de intentie van de interventie. Het kan ook nuttig zijn om te vragen naar de afstemming van de intenties van het ontwerp met: wensen en behoeften van stakeholders, mogelijkheden en beperkingen, of andere randvoorwaarden. Vragen gedurende beta testen Vragen over de geïmplementeerde interventie vooral richten of het bedoelde processen voortbrengt in de bedoelde situatie en hoe duurzaam ze zijn en hoe dit dan gebeurd. Hoge of lage tolerantie Vragen gedurende gamma testen 44 Vragen over de bereikte interventie gids, onderzoek naar effectiviteit en impact 3. Selecteren van basis strategieën Verschillende manieren om aan formatieve evaluatie te doen. Deze strategieën worden vaak in combinatie met elkaar gebruikt. Developer screening Alpha Beta Gamma Expert appraisal Pilot Tryout Grondigheid Haalbaarheid Lokale vatbaarheid Institutionaliteit Effectiviteit Impact Developer screening De developer screening is een geformaliseerd proces van het kritisch beoordelen van het ontwerp werk. In developer screening, worden initiële ontwerpideeën geëvalueerd en deze overwegingen worden gedocumenteerd en geanalyseerd. Dit kan zowel gebeuren door een onderzoeker(s) die deelneemt aan het ontwerpproces of door iemand van buitenaf. Deze strategie zorgt voor kritische reflectie, kan impliciete kennis helpen uitlokken en kan ervoor zorgen dat het duidelijk is dat er expertise van buitenaf nodig is. Expert appraisal Externe expertise omvat het onderwerpen van het ontwerp van begin af aan tot kritische externe beoordeling. Het kan verschillende perspectieven bieden om naar verschijnselen te kijken, het kan ontwerpteams helpen om dingen te zien die zij over het hoofd gezien hadden of verkeerd hadden begrepen. Als laatste kan het ook gebruikt worden om ideeën voor verbeteringen te verzamelen en kan het worden gebruikt om de interventie te verifiëren of valideren. Pilot Pilot testen verwijst naar het uittesten van de interventie in een setting die zeer dicht bij de reële context ligt, maar die het niet volledig representeren. Bijvoorbeeld iets uittesten bij een aantal jongeren uit een klas in plaats van voor de gehele klas. Het kan onderzoekers en practici helpen bij een idee te krijgen hoe de interventie zal werken in verschillende contexten en welke reële wereld rationaliteiten er voldaan dienen te worden om een kans op succes te hebben. Tryout Tryouts worden gebruikt op na te gaan hoe de interventies werken, wat de deelnemers denken of voelen over de interventie en de verkregen resultaten na te gaan. 45 5. Bepalen van specifieke methoden. Methoden Developer screening Expert appraisal Pilot Tryout Interviews Focusgroepen Observaties Vragenlijsten (pre/post) tests Logboeken Documenten analyse 5. Opstellen en herzien van een planningsdocument. Een planningsdocument voorziet in een overzicht van de activiteiten en tijdslijnen voor de studie. Naar een planningsdocument kan gekeken worden voor methodologische grondigheid en haalbaarheid. 6. Creëren of zoeken naar instrumenten. 7. Verzamelen van deelnemers. 8 . Analyseren van data. 9. Rapporteer de studie . Reflectie De waarde en functies van reflectie Reflectie in onderwijskundig ontwerp onderzoek verschilt van gewone reflectie. De reflectie in onderwijskundig ontwerp wordt ondernomen om de geïntegreerde onderzoeks- en ontwikkelingsagenda te ontwikkelen. Reflectie heeft hier betrekking op actieve en doordachte overwegingen over wat samenkomt in onderzoek en ontwikkeling met het oog op de productie van een nieuw (theoretische) begrip. Bevorderen van reflectie 46 Reflectie kan worden aangedreven door redeneren. Door dit redelijk transparant en rationeel proces, kunnen connecties tussen bestaande ideeën leiden tot nieuwe ideeën. Er bestaan drie vormen van redenering: deductie, inductie en abductie. Organische reflectie De term "organische reflectie" verwijst naar een soort bedoeld beschouwing. Het neemt plaats tijdens momenten wanneer er weinig agenda is en het geheugen is relatief vrij om af te dwalen en om eigen connecties te maken tussen ideeën. Drie technieken die organische reflectie makkelijker tot stand kunnen laten komen: Goed getimede pauze, met input. Zoek naar anders denkende spreekpartners. Neem deel aan achtergrond projecten. Gestructureerde reflectie Reflectie moet focussen op 2 gebieden (Reymen): de ontwerpuitdaging (het verschil tussen de bestaande en de gewenste situatie) en aspecten van het geïntegreerd onderzoek- en ontwikkelingsproces. Reflectie wordt gedefinieerd als een proces bestaande uit drie hoofdfasen: voorbereiding, beeldvorming en conclusie trekken. Procee’s benadering op reflectie focust op oordeel en hij maakt gebruik van Kant’s “vier momenten” in oordeel om reflectie vorm te geven, namelijk Kwantiteit/ hoeveelheid: een willekeurig concept (of beeld, of verhaal) geplaatst buiten de ervaring. Het creëert een reflectieve ruimte die het leren van ontdekkingen stimuleert. Het genereert nieuwe en onverwachte uitzichten op ervaring. Punt reflectie Kwaliteit: het moment van de kwaliteit gaat over standpunten die nuttig kunnen zijn om (elementen van) ervaringen en keuzes te schatten. Lijn reflectie Relatie: het moment van de relatie brengt dynamische elementen, door de invoering van standpunten die gerelateerd zijn aan verschillende visies van een professionele en een sociale context. Driehoeks reflectie Modaliteit: reflectie reflecteert op het reflectieproces zelf en over aspecten van de (professionele) identiteit. Cirkel reflectie Strategie Punt reflectie Lijn reflectie Voorbereiding Identificeer één of meerdere data punten vanwaar ongeplande inzichten kunnen afgeleid worden en stel een vraag. Beeldvorming Overweeg/ discussieer niet de potentiele les die geleerd moet worden, maar denk na over de ervaring. Vraag niet enkel naar de waarom vraag, maar ook naar hoe en wat. Neem een Overweeg/ discussieer geobserveerd moment over de normen in het in de tijd en kies een licht van het actueel Conclusie trekken Gebruik de resultaten om nieuwe hypotheses , vragen voor onderzoek of herziende ontwerp ideeën te formuleren. Beslis of normen verder onderzocht dienen te worden of 47 Driehoeks reflectie Cirkel reflectie rol. Overweeg normen die kunnen gerelateerd worden aan elkaar en kies één of meer normen die verwacht worden belangrijk te zijn. Selecteer een bevinding of voorbeeld om op te focussen en noem de verschillende (groepen van) mensen op van wie het perspectief relevant is. Identificeer de methoden die gebruikt zijn. moment in de tijd. Gezien de bedoeld interventie, hoe nodig en nuttig is het om te worden beheerst door deze normen? verandering in de interventie nodig zijn om beter te reflecteren. Veronderstel hoe deze mensen betekenis geven en deze verantwoorden met voorbeelden. Wat kan er geleerd worden van het proberen van deze andere perspectieven? Beschrijf zaken, vragen Wat kan er anders of problemen die gedaan worden? genegeerd zijn of inefficiënt zijn aangepakt geweest door deze methoden. Producten resulterend uit deze fase De hoofd resultaten uit deze fase zijn antwoorden op de onderzoeksvragen (en nieuwe voor verder onderzoek) (= theoretisch begrip), implicaties voor geïntegreerd ontwerpproposities en problemen/ aanbevelingen voor herontwerp. LES 7: IMPLEMENTATIE EN VERSPREIDING Uiteindelijk doel van onderwijskundig ontwerpen = Planning for actual use. Implementatie: manier waarop het ontwerp in realiteit wordt gebracht (vgl. met medicijn). McKenney & Reeves: drie implementatiefasen: “adoption”, “enactment”, “sustained maintenance” adoptie: beslissing het ontwerp in gebruik te nemen. ingebruikname: getrouw gebruik of wederzijdse aanpassing (let op voor “lethal mutations” (vbdn); exogeen (interventie) vs endogeen versus ontwerp (situatie zoals voorheen en na interventie). blijvend gebruik, zonder externe ondersteuning (institutionalisatie). Vier elementen om het verloop van een innovatie te begrijpen (Rogers): 1. De aard van de innovatie: De vernieuwing kan organisatorisch, technologisch ... van aard zijn. Het idee van ‘nieuwigheid’ bepaalt de reactie van het individu. 2. De communicatie: menselijke interactie, de communicatie tussen personen over dit nieuwe idee. Het gebruik van specifieke kanalen ((in)formeel overleg, …) 3. Het sociale systeem: individuen betrokken in een collectief probleemoplossend gedrag. De normen van het sociaal systeem en de status van individuen binnen de sociale structuur van 48 het systeem, beïnvloeden de diffusie van ideeën. Sociale relaties beïnvloeden dus de wijze waarop diffusie van de vernieuwing plaatsgrijpt en de resultaten ervan 4. De tijd: proces dat verloopt van kennisname tot de uiteindelijke adoptie. Fase-specifieke vragen bij het generiek model voor EDR (McKenney & Reeves, 2012). Vertrek vanuit je eigen ontwerpvoorbeeld. Welke specifieke implementatie-/verspreidingsvragen vragen stellen jullie je, opgesplitst voor de drie hoofdactiviteiten? HOOFDSTUK 7: IMPLEMENTATIE EN VERSPREIDING Plannen voor werkelijk gebruik Planning voor daadwerkelijk gebruik kan: een bescheiden omvang weer geven (bijvoorbeeld een paar deelnemers, korte duur), zijn slecht gedefinieerd (wat vaak het geval is bij het begin van ontwerp projecten), of opzettelijk tijdelijk (bijvoorbeeld beperkt tot piloot testen). Maar men is wel in de veronderstelling dat ontworpen interventies van start kunnen gaan, en het streven naar de ontwikkeling van zowel de theoretische kennis en praktische oplossingen die daadwerkelijk gebruikt kunnen worden door anderen. Planning voor het werkelijke gebruik brengt met zich mee dat men dient te anticiperen op hoe interventies worden uitgevoerd en hoe zij (potentieel) kunnen verspreid worden buiten de eerste test sites. Het gaat ook om rekening te houden met factoren die het proces van implementatie en verspreiding beïnvloeden. Implementatie Implementatie: manier waarop het ontwerp in realiteit wordt gebracht (vgl. met medicijn: inslikken, kauwen, na de maaltijd,…). Drie belangrijke fasen van de uitvoering kunnen worden onderscheiden: adoptie, inwerkstelling (implementatiebenadering), en aanhoudende onderhoud (organisatiebenadering). Adaptatie 49 Adaptatie wordt gebruikt om een beslissing om een interventie te gebruiken (al was het maar bij wijze van proef) te beschrijven. Het proces van adaptatie kan al van start gaan bij analyse en verkenning, als beoefenaars en onderzoekers collaboratief overwegen welke problemen het waard zijn om op te lossen en toegewijd zijn om potentiele oplossingen te testen. Inwerkstelling Inwerkingtreding wordt gevormd door de interventie, de gebruikers, de context waarin het zich bevindt, en de wijze waarop deze wordt geïntroduceerd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen geplande en ongeplande processen: Geplande processen worden vaak voorgesteld in termen van trouw. Trouw beschrijft de mate waarin de interventie wordt vastgesteld met zijn intacte bedoelingen, methoden en strategieën. Ongeplande processen omvatten neveneffecten - de onbedoelde bijkomende voordelen en/of negatieve gevolgen veroorzaakt door een interventie. Oplettend voor “lethal mutations”: een interventie die zo gekneed wordt naar de eigen voorkeur zodat er bijna niets meer overblijft van het oorspronkelijk ontwerp. Aanhoudend onderhoud Aanhoudende onderhoud verwijst naar de nodige inspanningen die nodig zijn of althans om deze te proberen te behouden en die dienen verdergezet te worden voor een interventie met weinig tot geen externe ondersteuning. Dit brengt vaak een zekere mate van institutionalisering mee, en is buitengewoon moeilijk. Blijvend duurzaam gebruik zonder externe ondersteuning. Verspreiding De term “verspreiding” verwijst naar de verspreiding van ontworpen interventies (of hun onderliggende ideeën) naar instellingen/ settingen buiten de oorspronkelijke veldtestcontext. Rogers: beschrijft verspreiding in termen van een beslissing-nemend proces dat beschikt over het zoeken en verwerken van informatie, waarbij individuen ernaar streven om de onzekerheid over de voor-en nadelen van een innovatie te verminderen. Het implementatieproces van een innovatie (hier volgens Rogers) (toepasbaar op implementatie van een interventie/product): 50 Kennis (inzicht in basiskenmerken) Overtuiging (beoordelen van de kenmerken) Besluitvorming (acceptatie of verwerping) Implementatie (gebruik of niet-gebruik) Confirmatie (oordeel over impact, met mogelijk stopzetting) Verspreiding (rol ontwerper: voorbeeld pictos) Disseminatie: eenrichtingsverkeer waarin informatie wordt aangeboden of uitgezonden (bijvoorbeeld door middel van conferentie presentaties, workshops, artikel publicaties, naar een uitgever gaan…) Planten van een zaadje en kijken of het ingeworteld geraakt. Diffusie: hoe het in de praktijk zelf zijn weg vindt. Niet aan de testgroep blijven vasthangen. (bijvoorbeeld beoefenaars wisselen informatie uit, organiseren demonstraties of coachen elkaar). Determinanten van implementatie en verspreiding Deze paragraaf gaat over de factoren die indien een invloed hebben (en in welke mate) en hoe een EDR interventie wordt: aangenomen, vastgesteld, duurzaam onderhouden, disseminatie en / of diffusie. De discussie is georganiseerd rond vier sets van factoren: interventie attributen, strategieën voor de implementatie en de verspreiding, de context en de omliggende systemen en de betrokken actoren. Interventie attributen Interventies hebben meer kans op het ondergaan van een succesvolle implementatie en verspreiding wanneer er sprake is van: Toegevoegde waarde: de interventie biedt iets beter aan dan wat er reeds is. Duidelijkheid: bij duidelijke interventies kunnen de deelnemers gemakkelijk hun betrokkenheid visualiseren. Men kan gebruik maken van voorbeeldmateriaal. Compatibiliteit: compatibele interventies zijn congruent met bestaande waarden, culturen, praktijken en overtuigingen. Tolerantie: tolerante interventies zijn die "gracieus degraderen" tijdens de natuurlijke variatie in inwerkingtreding die onvermijdelijk wordt geleverd samen met verschillende contexten, middelen, kennis, acceptatie, en ga zo maar door. Tolerantie verwijst naar hoe precies kerncomponenten moeten worden vastgesteld voor de ingreep om waar te zijn om haar doelen te bereiken. Strategieën voor de implementatie en verspreiding 51 Strategieën tot implementatie en verspreiding zijn, idealiter, in staat om goed aan te sluiten bij een interventie theorie van verandering. Bovendien zijn strategieën voor implementatie en verspreiding, vaak impliciet gevormd door percepties van de manier waarop onderzoekresultaten zijn gebruikt en de onderzoeker zijn rol (len) in het proces. Vanuit welke innovatietheorie vertrekt het ontwerp? bv. Adoptiebenadering Implementatiebenadering Organisatiebenadering McKenney en Reeves stellen verschillende theorieën voor Sociale interactie: afhankelijk van interactie tussen gebruikers. Ontvangers reageren op de interventie en delen die reacties door middel van sociale interactie, wat de besluiten beïnvloed om het uit te proberen, te accepteren, of een interventie af te wijzen. Bilaterale communicatie + initiatief wordt genomen door de ontwikkelaar. Research, Development, Diffusion: gescheiden rollen Unilaterale communicatie + initiatief wordt genomen door de ontwikkelaar. Probleemoplossing: vertrekkend vanuit praktijkprobleem. De ontvanger identificeert een nood en initieert het veranderingsproces. verbinding (linkage): een focus op de gevoelde nood en brengt de gebruikers en de onderzoekers samen om elkaar problem-solving gedrag te stimuleren. Via een program champion. Een programma kampioen is iemand die strategisch verbonden is met de uitvoering ter plaatse, vaak iemand die (maar niet altijd) formeel deel uitmaken van die organisatie. Rekening houden met de context Het is niet ongewoon om in ontwerp onderzoek enkele uitvoeringsuitdagingen te verminderen door het veranderen van omgevingsfactoren. Bijvoorbeeld wanneer extern gefinancierde coaches tijdelijk ter beschikking worden gesteld aan scholen. Dit soort tactieken kan essentieel zijn om greep te krijgen op hoe de kernmechanismen van een interventie te verfijnen. Maar deze kan enkel functioneren als tijdelijke scaffolds (niet permanent steunen) om een deel van de interventie in te schakelen voor een beperkte tijd. Efficiënte/ werkzaamheid maatregelen geven weer hoe goed iets werkt onder gecontroleerde omstandigheden (bijvoorbeeld de mate waarin een stof een bepaald effect kan produceren). Effectiviteit, daarentegen, geeft aan hoe goed een behandeling werkt in praktijkvarianten (bijv. voldoen aan de dosering, zorgen de bijwerkingen dat het onbruikbaar wordt, enzovoort). Wanneer het resultaat uitgevoerd wordt in authentieke settingen, onderwijsontwerp onderzoek dat contextuele factoren veranderd om de uitvoering te vergemakkelijken levert efficiënte resultaten, geen effectieve. Een systeemlens ziet de educatieve omgeving als een dynamisch complex geheel, waarvan de samengestelde delen op elkaar inwerken als een functionele eenheid. Ideeën, activiteiten en middelen bewegen door het hele systeem, en soms bewegen ze ook in en uit de systeemgrenzen. Educatieve systemen kunnen worden beschreven op verschillende manieren, waaronder: niveaus, zoals micro-, meso-, macro, inputs, en actoren. Van den Akker’s spinnenweb -metafoor demonstreert een systeemlens vanuit het perspectief van curriculum op het microniveau. 52 De afwezigheid van een systeemlens kan onverwachte gevolgen opleveren wanneer interventies worden uitgevoerd. Het falen in het erkennen van het "verborgen curriculum" dat inherent aan veel schoolpraktijken is en de daaruit voortvloeiende weerstand tegen verandering zou een dergelijke gevolg zijn. Drie consolidatievragen: 1. Eigen aan ontwerp(en)(onderzoek) is dat aansluiting wordt gezocht bij de authentieke context. Licht toe vanuit je eigen ontwerpvoorbeeld dat frequent scaffolds op contextniveau moeten ingebouwd worden om de implementatie te faciliteren. Geef aan welke mogelijke invloed dit heeft op duurzame implementatie van het ontwerp. 2. Leg het verschil uit tussen de werkzaamheid (efficacy) van je ontwerp en de effectiviteit van je ontwerp. Hoe breng je beide in beeld vanuit een onderzoeksperspectief? 3. Ontwerpers vertrekken vaak vanuit een systeemvisie. Leg uit aan de hand van je eigen ontwerpvoorbeeld wat dit betekent. Betekent dit dat ontwerpen als doel heeft veranderingen op systeemniveau te bewerkstelligen? Actoren Interventies moeten betrekking hebben op diepe en consequente verandering die verder gaan dan oppervlakkige structuren of procedures. Wie is er betrokken? Er zijn drie belangrijke actoren in het ontwerpen en implementeren van educatieve interventies namelijk beleidmakers (tekstboek schrijvers, senior leerkrachten, wetgevers,…), stakeholders en invloeden (individuen of groepen die zich inspannen om de autoriteiten in verband met een soort van ideologie of belang te overtuigen, zoals milieu-lobbyisten) Wanneer worden zij betrokken? Classificatie van individuen op basis van snelheid van implementatie (Rogers). Elke groep heeft specifieke karakteristieken 53 Wat zijn hun bezorgdheden De motieven van persoonlijke ontwikkeling en nieuwsgierigheid kunnen katalyseren, maar kan de betrokkenheid bij de beoefenaar van onderwijs-ontwerponderzoek interventies niet in stand houden. De waargenomen (in)directe voordelen voor leerlingen zijn een van de sterkste invloeden op de uitvoering en in de in stand houding van educatieve interventies, maar dit kan niet alleen een interventie dragen. Mobilisatie van de waarden die sociale aantrekkingskracht hebben kunnen krachtig zijn om interventies te ondersteunen. De Concerns-Based Adoption Model (C-BAM): dit model gaat ervan uit dat een specifieke innovatie reeds is ontwikkeld, en beschrijft hoe het adoptieproces kan worden gefaciliteerd. Fase-specifieke overwegingen Het werkelijke gebruik overwegen tijdens de analyse en verkenning Bijvoorbeeld gedurende analyse: informatie verzamelen in de begin fase dat zal helpen om oplossingen meer praktisch te maken. Bijvoorbeeld gedurende verkenning: observaties van de implementatie van gelijkaardige oplossing. Adoptie Actoren Wie mag de beslissing maken om het aan te nemen? Inwerkstelling Wie mag de beslissing nemen om het uit te voeren? Aanhoudend onderhoud Wie mag de beslissing nemen om het aan te houden? Systeem factoren Welke systeemfactoren hebben een invloed gehad op adaptatie in het verleden? Hoe ziet het huidige systeem eruit en hoe werkt het? Welke systeemfactoren hebben een invloed gehad op het aanhouden in het verleen? Strategieën Wat is er in het verleden gedaan om adoptie beslissingen te beïnvloeden en wat was het resultaat? Wat is de relevante kennis, vaardigheden en attitudes van potentiele enactors? Zijn er actoren, gemeenschappen of agency die vroeger een invloed hadden op het aanhouden? Het werkelijke gebruik overwegen tijdens het ontwerpen en construeren Ontwerp: beoefenaars kunnen gevraagd worden om lid te worden van het ontwerpteam om er voor te zorgen dat het ontwerp wordt geïmplementeerd. Constructie: advies ter verbetering vragen aan praktijkbeoefenaars en andere stakeholders. Adoptie Actoren Hoe kan dit ontwerp de adopters aanspreken? Systeem factoren Hoe kan dit ontwerp af stemmen of in strijd zijn met enige factoren in Strategieën Zijn we aan het doen wat we kunnen om de adaptatie te beïnvloeden? Monitoren 54 Inwerkstelling Aanhoudend onderhoud Wat verondersteld het ontwerp over de kennis, vaardigheden en attitudes van de enactors? Hoe kan dit ontwerp diegene aanspreken die zullen beslissen over de aanhouding? Disseminatie Welk breder publiek kunnen we overwegen om aan te spreken met dit ontwerp? Diffusie Wat zou maken dat dit ontwerp aantrekkelijker wordt voor een breder publiek? het bestaande systeem? Welke systeemfactoren kunnen beïnvloed worden door het uitvoeren van deze interventie? Welke systeemfactoren dienen te veranderen om deze implementatie in stand te houden? Zijn er mechanismen in het systeem dat kan worden ingezet voor disseminatie? Welke factoren van het systeem zijn in het bijzonder ontvankelijk voor dit ontwerp? Welke middelen zijn we aan het gebruiken voor de inwerkstelling? Hoe zullen we bepaalde actoren, gemeenschappen en agency’s betrekken die een positieve invloed kunnen hebben op de aanhouding? Welke disseminatiestrategieën zijn gekend om te werken bij dit breder publiek? Welke diffusie strategieën zijn er gekend om te werken bij dit breder publiek? Het werkelijke gebruik overwegen tijdens de evaluatie en reflectie Adoptie Inwerkstelling Aanhoudend onderhoud Actoren Hoe wordt deze interventie waargenomen door degenen die zal beslissen over de vaststelling ervan? Zijn de onderliggende assumpties over de kennis, vaardigheden en attitudes van de enactors accuraat en voldoende? Hoe is de interventie ervaren door Systeem factoren Is dit ontwerp in overeenstemming of in strijd met enige factoren in het bestaande systeem? Strategieën Wat kan er nog gedaan worden om de adoptie beslissing te beïnvloeden? Welke systeemfactoren zijn beïnvloed door het uitvoeren van deze interventie? Functioneren de tewerkstellingsmiddelen als gepland? Welk bewijs suggereert dat elke systeem factor die Welke data over de interventie zal de actoren, Monitoren 55 degene die zullen beslissen over zijn verder bestaan? Disseminatie Diffusie Hoe is deze interventie ontvangen door het bredere publiek? Is de interventie op genomen door een breder publiek en waarom? zou moeten veranderen voor deze implementatie duurzaam kan zijn en zal veranderen? Hoe (goed) worden systeem mechanismen ingezet voor disseminatie? Zijn er systeemfactoren die helpen bij diffusie of het verhinderen? gemeenschappen en agency’s aanspreken die een positief effect zullen hebben op de aanhouding? Welke disseminatiestrategieën werken (of niet) en waarom? Welke diffusie strategieën werken er (of niet) en waarom? VOORBEELDEN VAN ONDERWIJSKUNDIG ONTWERPEN Wat is voorlichting? Actuele term: studie-oriëntering. Kenmerken: Een specifieke vorm van communicatie/beïnvloeding. Heeft verschillende domeinen (seksuele, milieu-, verkeers-, landbouw-, gezondheids-, studievoorlichting...) Verschilt van reclame in die zin dat… o Reclame is op winst gericht/ is commercieel. Er is een belang bij betrokken van diegene die de boodschap verzend. o Voorlichting is informatief en diegene die de boodschap ontvangt heeft er belang bij. Uiteenlopende verschijningsvormen (training, beleid, materialen,…) Meer accurate term bij opsplitsing naar domeinen: promotie/educatie i.p.v. voorlichting. Voorlichting is een opzettelijke en weloverwogen poging om op het gebied van kennis en inzicht een ander zodanig van dienst te zijn dat deze in staat is zo zelfstandig en bewust mogelijk en tevens zoveel mogelijk overeenkomstig zijn eigen belang, ten aanzien van een specifiek geval een redelijke beslissing te nemen. o Een mogelijke definitie. o Het is een poging, er is geen zekerheid. o Rationele beslissing: als je over de juiste informatie beschikt zal je automatisch de juiste beslissing nemen niet waar! Veel rokers weten dat roken niet goed is, maar ze doen het toch nog. Casus gezondheidsbevordering Gezondheidsbevordering heeft tot doel de gezondheid te bevorderen, te beschermen of te behouden door die processen te ondersteunen die individuen en groepen in staat stellen om de determinanten van hun gezondheid te beïnvloeden’ (World health organisation). 56 A. Maatschappelijke aandacht B. Wetenschappelijke aandacht C. Onderwijskundige aandacht Waarom leveren ze soms niet het gewenste resultaat op? Er spelen namelijk nog andere factoren mee zoals attitudes van mensen, sociale en fysische zaken,… A. Maatschappelijke aandacht Vlaamse overheid: Gezondheidsdoelstellingen rond zes verschillende thema’s (actieplan 2009-2015) (voeding en beweging; tabak, alcohol, drugs; borstkankeropsporing, zelfdoding en depressie; ongevallen privésfeer; infectieziekten en vaccinatie). Exemplarisch: 1. hoofddoelstellingen. Bv. "Het realiseren van gezondheidswinst op bevolkingsniveau door tegen het jaar 2015 het gebruik van tabak, alcohol en illegale drugs terug te dringen." 2. Specifieke streefdoelen: “Bij personen van 15 jaar en jonger is het percentage rokers niet hoger dan 11% (in het schooljaar 2004 - 2005 was dat 14,2%).” 3. Ondersteuning projecten Gebeurt door het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie. Zij dienen deze doelstellingen ook te operationaliseren in meetbare doelstellingen. B. Onderwijskundige aandacht 1. Plaats in onderwijscurricula: voorbeeld: OD BuSo, VOET SO. Bv. “Gezondheidseducatie verwijst naar de school die gebruik maakt van georganiseerde leermogelijkheden om jongeren kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes bij te brengen met betrekking tot gezondheid. Het einddoel is dat zoveel mogelijk jongeren alleen of in groep, over de eigen gezondheid en die van anderen met kennis van zaken keuzes kunnen maken, besluiten kunnen nemen en daar naar leren handelen.” Verschilt met de vorige definitie. Ten eerste gaat het hier over een gebied van kennis en inzicht en ten tweede worden hier ook attitudes en vaardigheden opgenomen. 2. Stimulatie gezondheidsbeleid op school . Bv. Advies VLOR over welbevinden, gelijke kansen en gezondheidsbeleid (juni 2011) (zie verder methodiek gezonde school) 3. Schoolprojecten … Bijvoorbeeld rond gezonde voeding en anti-roken. Dit heeft een beperkte invloed op duurzaam verandering. Ondersteunende actoren (volgens de VLOR, 2010 – heeft als taak deze in kaart te brengen). CLB’s: decretale opdracht om welbevinden en gezondheid van lln. te verhogen door aan preventieve en vraag gestuurde gezondheidszorg te doen. Pedagogische BegeleidingsDiensten: vanuit hun rol om scholen vraag gestuurd te coachen. Ouderkoepelorganisaties en de Vlaamse Scholierenkoepel: vanuit hun ondersteunende rol in de samenwerking met ouders en leerlingenraden. Lokaal Gezondheidsoverleg (Logo): vanuit zijn rol in de lokale en regionale netwerking voor preventieve gezondheidszorg Projecten ondersteunen. 57 Expertisecentra zoals de Kind en Gezin, Rode Kruis Vlaanderen, Sensoa, SVS (Stichting Vlaamse Schoolsport), VAD (Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen) en VIGeZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie): vanuit hun opdracht om scholen te ondersteunen via modellen, instrumenten, opleidingen en consultancy. Bijvoorbeeld: hoe wordt er aan gezondheidspromotie gedaan bij kleuters? - Stuk fruit tijdens de speeltijd. Geen frisdrank Fruitsalade maken. C. Wetenschappelijke aandacht Als je vanuit een wetenschappelijke benadering merkt dat het werkt, zal je project meer aanzien hebben. Modelontwikkeling: studie naar determinanten van gedrag. o Op welk niveau/ bij welke leeftijdscategorie zal het de beste resultaten opleveren? o Bv. Pas in het lager onderwijs beginnen met gezondheidseducatie? Opzetten en evalueren van specifieke interventies (wat werkt?). Reviewstudies en meta-analyses. Beleidsondersteuning en –advisering. Praktijkverbetering Drie vormen van gezondheidseducatie Informatief: klemtoon op feitelijke inlichtingen (oorzaken en gevolgen + aansluiten bij de kenmerken van de doelgroep). Educatief: o Vergroten van inzicht in achtergrond en samenhang van feiten (informatie inzichtelijk verwerken), o rekening houdend met kenmerken doelgroep. Persuasief: het overgangsgebied tussen voorlichting en propaganda. o “bezint eer je begint”: waarom werkt het niet? Voorlichting met het vingertje. Het informeert niet. Betweterige positie. Sturing van het gedrag. Ontwerpen gezondheidseducatie: relatie met mensbeelden (verschillende visies t.o.v. voorlichting) Verschillende opvattingen over rationaliteit menselijk handelen 58 - - Ja, dus: kan zelfstandig oordeel vellen op basis van objectieve informatie. informatieve voorlichting volstaat. Nee, dus incongruentie tussen denken en doen. enkel persuasieve voorlichting is doeltreffend. Huizinga (1983): historiek in visie op voorlichting De mens is primitief wezen, gedragsverandering kun je enkel opleggen door instructie of afdwingen (plantagemodel) Persuasief. Voorlichter weet beter en licht in (cf. technisch/instrumentele rationaliteit) (technisch veranderingsmodel) Experimenteel: onwetend inzicht. Doelgroep krijgt inspraak (probleemoplossend model) Communicatie, betrokkenheid en implementatie bevorderen. Gelijkwaardigheid tussen individuen (medezeggenschapsmodel) Horizontale i.p.v. verticale relatie. Nadenken over verschillende niveaus, actoren, strategiën. Ook structurele maatregelen bijvoorbeeld schoolklimaat: koek vervangen door fruitautomaat, beleid op school, gemeenschappelijke visie. Doelstelling: gedragsverandering 59 Determinanten volgens sociaalpsychologische theorieën: Op welke determinanten wil je inspelen? Kennisdomein: in vlees zit veel vet,… o Aansluiten bij leefwereld. o Mogelijke alternatieven aanreiken. Omgevingsfactoren o Financiële drempel: gezonde voeding is duurder. Attitudes o Positieve attitudes ten opzichte van gedrag dat je wil bereiken. Sociale beïnvloeding: o Positieve reactie van omgeving op nieuw gedrag. Doelmatigheidsbeleving: o Overtuigd dat het je zal lukken om ander gedrag te stellen. 60