H4: Dimensies van sociaal agogisch handelen De Cnuydt Jasper Deel 1: Sociale interventie het maatschappelijk actieplan dat de verbinding maakt tussen de definitie van een sociaal probleemsituatie en de beoogde verandering van deze situatie. Kunnen onderling onderscheiden worden naargelang tijdstip, focus en karakter van de tussenkomst. Kenmerkend voor sociale interventies is dat ze berusten op een interatief plannings- en handelingsproces. Diverse types van sociale interventie - Tijdstip - voor, tijdens of na de manifestatie van een probleem. Initiatieven in een vroege fase richten zich naar een zo breed mogelijke doelgroep of naar de ganse populatie. - focus - verandering nastreven in de persoon (persoonsgerichte interventies) of in de structuur van de samenleving (structuurgerichte interventies). Het onderscheid wordt verschillend ingevuld naargelang er vertrokken wordt uit een residuele of structurele benadering van sociale problemen. - Residuele benadering: - persoonsgerichte interventies met als doel interne veranderingen bij de doelgroep tot stand te brengen. Het onderscheid tussen persoonsgericht en structuurgericht ligt op het niveau van de tussenkomst: persoonsgericht = soc interventies op microniveau, structuurgericht = soc interventies op mesoniveau. - Structurele benadering: - persoonsgerichte interventies nadruk ligt op de verbetering van het sociaal functioneren van mensen. Het onderscheid wordt niet gelegd op het niveau van de tussenkomst, maar op de finaliteit van de tussenkomst. Structuurgericht richt zich op de verandering van de sociale en institutionele verhoudingen in de samenleving. In het sociaal werk is een structuurgerichte interventie dan te zien als een ombuiging van sociaal politieke keuzes in de richting van een groter besef van menselijke waardigheid. - karakter - een probleem voorkomen door de gedragsmogelijkheden in te perken (defensief) of door nieuwe wegen aan te reiken (offensief). Een defensieve actie vertrekt vanuit een verdedigende opstelling, om een dreigend probleem te voorkomen, vooral vanuit een beschermende of controlerende reflex. In een offensieve actie geeft men de doelgroep zelf meer mogelijkheden om het risico te keren en aan het eigen welzijn te werken door stimulering en het creëren van ruimte. Een iteratief plannings- en handelingsproces Een rechtlijnig: vertrekt vanuit een diagnose, op basis waarvan doelstellingen bepaald worden, een strategie wordt uitgewerkt, vervolgens een plan wordt opgemaakt, dit plan wordt uitgevoerd en de effecten ervan worden nagegaan en geëvalueerd. 1 Een iteratief: houdt in dat de doelstellingformulering niet rechtlijnig voortvloeit uit de probleemdiagnose, dit komt tot stand in de wisselwerking tussen probleemanalyse en de reflectie ervan. Iteratief wil zeggen dat men in deze wisselwerking steeds probeert te komen tot een zo goed mogelijke afstemming tussen deze verschillende elementen. De doelstellingenformulering wordt relfexief opgevat. Dit betekent niet dat de doelstelling verschuift, wel dat men de oorspronkelijke doelstelling voor ogen blijft houden, maar dat de formulering ervan zo bewust mogelijk afgestemd wordt op de samenhang tussen de diverse dimensies die met de probleemsituatie verbonden zijn en waar men slechts al werkende zicht op krijgt. 1) Doelgroep, cliëntsysteem en doelwitsysteem Doelgroep de groep mensen aan wie de interventie ten goede moet komen. Een aandachtspunt binnen de opzet van sociale interventies zal zijn deze doelgroep ook werkelijk te bereiken. Dit is niet altijd eenvoudig, omdat men de doelgroep niet echt goed kent of omdat men de doelgroep niet direct kan bereiken. Het verschil tussen de beoogde doelgroep en de feitelijke bereikte groep kan ook te wijten zijn aan verschuivingen binnen het opzet van de sociale interventie, deze houden vaak een afromingeffect* in te nadele van de meest kwetsbare doelgroepen, dit effect wordt ook creaming genoemd. * door de sterke afbakening van de doelgroep, vallen de “belangrijkste” uit de boot. Cliëntsysteem de groep mensen tav wie of met wie een sociale interventie daadwerkelijk gerealiseerd wordt. - Voorwaarden - directe werkrelatie - specifieke probleemsituaties en doelstellingen - contractmatig werkverband - kan besloten worden voor uitbreiding, inkrimping of tussentijdse opheffing van dit werkverband - voorwaarden afhankelijk van verschillende factoren - de gestelde tijdsduur - de omvang van het potentiële cliëntsysteem - het eens zijn over de aard van het probleem en de richting van de probleemoplossing - de mate waarin het potentiële cliëntsysteem bekend is met de werkopvatting en gehanteerde werkmethoden van de agoog Doelwitsysteem het systeem waarop de interventie gericht is in het belang van de beoogde doelgroep/ betrokken cliëntsysteem. Een doelwit is ook het gebied waarop men resultaten wil boeken, zodat men tot een welzijsbevordering kan komen. 2) Doelstellingen en strategiebepaling Een sociale interventie is een intentionele interventie: ze beoogt de realisatie van bepaalde doelstellingen. Doelstellingen moeten concreet zijn en evalueerbaar. formulering 2 doelstellingen moeten het waarneembaar effect van een bepaalde interventie aangeven. In het planningsdenken wordt er een onderscheid gemaakt tussen algemene en operationele doelstellingen: - algemeen omvatten de opties die uiteindelijk gerealiseerd moeten worden. - Operationele zijn doelstellingen gelegen in specifieke interventies. keuze - Organisatorische positionering en/of vanuit een positionering van de sociaal agoog als expert. - De doelstellingenbepaling ligt bij de professional, die de interventie opzet, het is het aanbod dat de doelstelling zal bepalen. - Doelstellingen van een sociale interventie worden in dialoog met de diverse actoren bepaald. - De doelstellingenbepaling gebeurt met het in beeld brengen van de diverse betekenissen die aan eenzelfde situatie gegeven kunnen worden. Het uitgangspunt is dat de discussie over de situatie, een sociale interventie vorm krijgt. Strategiebepaling - strategie omvat de binnen een werksoort of organisatie geldende werkopvattingen - de werkwijze die bij een concrete agogische interventie gevolgd wordt en de middelen die hierbij worden ingezet Top down benadering: initiatief ligt bij personen of instanties extern aan de probleemdragers. Bottom up benadering: initiatief ligt bij de probleemdragers zelf. Agogische strategieën kunnen op verschillende wijzen ingedeeld worden: - niveau van interventie - veranderingen in menselijk gedrag - verhoudingen tussen de bijeen bepaalde probleemsituatie betrokken partijen 3) Planning en evaluatie Doelstellingen en strategieën vergen een kader waarbinnen ze onderling op elkaar afgestemd kunnen worden. Strategische beleidsplanning: - vertrokken vanuit een goede analyse van de probleemsituatie - oog voor vernieuwing en verdieping van de aanpak - specifieke context - goede mix van korte en langere termijn acties - aanwezig zijn van toetsingskader - aandacht voor tijdsplanning Planning: - algemene doelstelling - hoofddoelstelling - beoogde effecten op korte, middellange en lange termijn - indicatoren voor de output (kwantitatief en kwalitatief) - beleidsactiviteiten - op welke analyse wordt er zich gebaseerd en welke instrumenten worden ingezet. - uitvoeringsacties - welke middelen kunne worden ingezet om de beoogde effecten te bereiken? 3 - evaluatie - niet alleen een eindevaluatie, maar ook voor de start en tijdens de uitvoering. Evaluatie kan zowel intern als extern zijn en berust op verschillende benaderingen In de strategische planning berust ze op een managementgerichte benadering: de evaluatie vormt een verbinding in de verschillende fasen van de interventie tussen enerzijds de strategische logica en anderzijds de planningslogica. Sociaal wetenschappelijke benadering: beoogt de doeltreffendheid na te gaan van een sociale interventie op de welzijnsverhoging en/of op de welzijnsverhoging van op een specifiek domein. Economische benadering: beoogt vooral een sociale kosten-batenanalyse en een kosteneffectiviteitsanalyse. Emancipatorische benaderingen: verwijzen naar vormen van zelfevaluatie. De nadruk wordt gelegd op evaluatie als leerproces. Zowel individueel als collectief. 4) Diverse vormen van probleemaanpak Routinematig werken verwijst naar een gestandaardiseerde wijze van probleemaanpak. Improviserend werken verwijst naar het ‘al doende’ uitzoeken op welke wijze een situatie best kan aangepakt worden. Dit is nodig bij nieuwe situaties of wanneer bestaande procedures niet adequaat blijken. Projectmatig werken verwijst naar een gestructureerde vorm van probleemaanpak, een stappenplan, waarbij verschillende alternatieven afgewogen worden. Ze is innovatiegericht en kan worden ingezet in complexe situaties. Kenmerken: (Pauline Doet De Strijk, Phillippe Traint zijn Uterus) - Probleem- en situatiegericht - verwijst naar een concrete actie - Doelgroepgericht - de doelgroep is de groep aan wie de interventie ten goede moet komen - Doelgericht - duidelijke omschrijven van de gewenste doelstellingen - Strategisch-methodisch - er wordt nagegaan wat nodig is om de gestelde doelen te bereiken - Planmatig - verwijst naar een stappenplan, waarin de afzonderlijke activiteiten samenkomen in één geheel. Er wordt verondersteld dat het planningsproces open is, zo kan er worden bijgestuurd. - Tijdelijk - moet worden afgewerkt in een bepaalde tijdsduur. (<-> voorzieningsbenadering: waarbij een bepaald probleem door een bepaalde voorziening opgenomen wordt.) - Uitvoerbaar - hangt samen met alle andere kenmerken. 4 Deel 2: Agogische Methoden 1) Methodiekontwikkeling: een centraal aandachtspunt in het sociaal werk Een methodiek is niet hetzelfde als een methode. Een methode is een bepaalde aanpak, het geeft aan hoe in een bepaalde situatie tussengekomen wordt en wat er gedaan wordt. Een methodiek verwijst naar waarom voor een bepaalde aanpak gekozen wordt, het is een op een theoretisch model gebaseerd keuze-instrument, dat aangeeft welke concrete aanpak passend is voor de concrete context en situatie waarin gewerkt wordt. 2) Basismethodieken Sociaal agogische en sociaal werkpraktijken worden gekenmerkt door een eclectische invalshoek: het gaat in concrete situaties om de afweging van de voor die concrete problematiek ‘meest aangepaste methode’ van tussenkomst Social case work wordt gezien als basismethode van de individuele hulpverlening. De methodische manier van werken bestaat uit 4 stappen: - onderzoek van het probleem - diagnose van de aard ervan - het opstellen van een behandelingsplan - het uitvoeren van dit plan, via het overreden van de betrokkenen tot gedragsverandering De methodiek van het social case work vergde een deskundigheidsontwikkeling die enkl via scholing verworven kon worden. Aanvankelijk het het een pragmatische benaderingswijze, onder invloed van de psychoanalyse werd het in toenemende mate gekarakteriseerd als individueel maatschappelijk werk. Andere benaderingen gingen in het social case work vooral het ‘hier en nu’ benadrukken, zoals het respect voor de waarden van de hulpvrager en de betekenis van dienstverlening en van hulpverlening in aansluiting met de stappen die deze hulpvrager zelf zet, het accent verschoof van ‘behandeling’ naar een concrete, actiegerichte en haalbare strategie gericht op gedragsverandering. Actueel staat het social case work voor een diversiteit van benaderingen, gaande van een zo groot mogelijke aandacht voor evidence based interventies tot en met de ontwikkeling van een ‘zorghouding’. Social group work De basisgedachte is dat het leren door de groep en het leren voor de groep mensen competenter maakt en hun sociaal handelen verbetert. Het werken met groepen wordt gezien als een methodiek om problemen bespreekbaar te maken en te verwerken. Sociaal actiebenaderingen benadrukken dat problemen die mensen ervaren eigen zijn aan de groep waartoe ze behoren en als dusdanig onderkend moeten worden. Systeembenaderingen zijn gebaseerd op de opvatting dat mensen functioneren in sociale systemen, deze systemen bestaan door de onderlinge afhankelijkheid van de leden van het systeem. Het benadrukt de mediërende rol van de sociaal werken tussen individu en samenleving. 5 In het sociaal cultureel werk zijn systeembenaderingen herkenbaar in de ‘sociaal leren’methodiek. Sociaal leren heet twee elkaar aanvullende maar te onderscheiden betekenissen. Een eerste is dat mensen niet enkel voor zichzelf leren, maar dat het ook van belang is dat zij leren deel te hebben aan de sociale verbanden in de samenleving. Het gaat om leren voor de groep. De tweede betekenis van sociaal leren omvat inzichten en praktijken die betreffende het werken in en met groepen. De idee hierbij is dat mensen niet alleen leren via individuele trajecten, maar dat zij ook en vaak beter leren door hun persoonlijke ervaringen te verbinden met de ervaringen van anderen. Het leren door de groep kan hen bewuster maken van wat hen bezighoudt en hen leren om zichzelf en hun capaciteiten op andere wijze te zien, waardoor nieuwe handelingsmogelijkheden ontstaan. Behandelingsgericht groepswerk is gebaseerd op de zienswijze dat de ondersteuning van de groep waarvan men deel uitmaakt de meest adequate aanpak is om tegemoet te komen aan individuele probleemsituaties. Groepswerk ligt hier in het verlengde van de individuele begeleiding: problemen die zich voordoen zijn niet eigen aan individuen, maar verbonden met de relaties in een groep. Community work is een verzamelterm voor diverse vormen van sociaal werk, waarbij de ‘community’ de invalshoek is. In Vlaamse context wordt het gezien als een methodiek van samenlevingsopbouw, namelijk het opbouwwerk. Het opbouwwerk wordt kort omschreven als ‘het werken met burgers aan maatschappelijke problemen’. Kenmerkend voor het maatschappelijk opbouwwerk is het streven naar participatie, als geëigend perspectief om naar sociale problemen te kijken. Participatie wordt als belangrijk vooropgesteld, hetzij vanuit de idee om samen met de mensen een andere samenleving na te streven (politiserend model), hetzij vanuit de idee om vanuit de ervaringen van probleemdragers te komen tot een betere hulpverlening (welzijnsmodel). Beide benaderingen hebben gemeen dat ze participatie methodisch benaderen. In een politiserend model ligt de finaliteit van het opbouwwerk in de bevordering en ondersteuning van (zelf)organisatie van de bevolkingsgroepen waarmee men werkt. Het accent ligt op de educatieve doelen en op handelingsgericht leren. De participatie van bevolkingsgroepen is een middel en een doel op zich, het doel is de bevordering van maatschappelijke participatie, de participatie aan het opbouwwerk is hiertoe een middel. In een welzijnsmodel ligt de finaliteit van het opbouwwerk in de realisatie van een betere hulpverlening. De aandacht gaat naar de thematisering van de ervaringen van hulpverleners en naar de verbetering van hun methodisch handelen. Het opbouwwerk werd aanvankelijk ontwikkeld op territoriale basis, hierbij groeide een werksoortelijk onderscheid tussen het buurtwerk en het streekontwikkelingswerk. Naast het territoriaal opbouwwerk werd ook het categoriaal opbouwwerk onderscheiden. Dit richtte zich op bevolkingscategorieën die meer dan andere categorieën geacht werden belemmerd te belemmerd worden in hun participatiemogelijkheden en ontplooiingskansen. 6