ONDERWIJSKUNDIG ONTWERPEN DEEL 1: GRONDSLAGEN LES 1: ABOUT EDUCATIONAL DESIGN RESEARCH Onderwijskundig ontwerpen verschilt van onderwijskundig ontwerp onderzoek. Wij ontwerpen iets, maar je kan pas spreken van onderzoek als je theoretisch output aan je ontwerp koppelt. Verschil tussen hypothese toetsend versus ontwerpgericht onderzoek (mogelijke examenvraag!) Hypothese toetsend onderzoek vertrekt van een theorie en ontwerpgericht onderzoek van de praktijk Verschil in wie de vraag articuleert. Ook een verschil op het einde. Hypothese toetsend onderzoek kan leiden tot verbetering in de praktijk, maar is niet noodzakelijk! In ontwerpgericht onderzoek wel. Algemeen ontwerpmodel:addie Analyse Design (ontwerp) Develop (ontwikkel) Implement (invoering) Evaluate Ontwerpprobleem/behoefte Algemene omschrijving: “Wanneer de bestaande situatie naar mening van de betrokkenen te veel afwijkt van de gewenste situatie” . Soorten “problemen”: ‘Weet’problemen: de oplossing wordt verkregen door onderzoek. ‘Kies’problemen: de oplossing ervan wordt verkregen door evaluatie. ‘Maak’problemen: de oplossing wordt verkregen door te ontwerpen. HOOFDSTUK 1: OVER ONDERWIJSKUNDIG ONTWERP ONDERZOEK Verschilt met andere wetenschapsbenaderingen: zowel het ontwikkeling van theoretische inzichten als praktische oplossingen zoeken. LINKEN VAN BASIS EN TOEGEPAST ONDERZOEK Basis onderzoek: de zoektocht naar fundamenteel begrip. Vaak door gebruik te maken van wetenschappelijke methodes om een fenomeen te exploreren, te beschrijven en te verklaren. Maakt in het algemeen gebruik van een empirische cyclus. Toegepast onderzoek: het gebruik van wetenschappelijke methoden om fenomenen te voorspellen en te controleren met het ultieme doel om een reëel probleem op te lossen. Maakt in het algemeen gebruik van een regulatieve cyclus . Geïnspireerd basis onderzoek (use-inspired basic research) Pasteurs’s Quadrant: matrix om wetenschappelijk onderzoek te illustreren. ROBUUST (KRACHTIG) EN RELEVANT ONDERWIJSKUNDIG ONTWERPEN - Theorie beïnvloedt het ontwerp en omgekeerd. Robuuste ontwerp praktijken: 1. Onderzoek is nodig om te voorzien in “grounding” die informatie kan bieden in de eerste of latere ontwerp beslissingen. KARAKTERISTIEKEN VAN ONDERWIJSKUNDIG ONTWERP ONDERZOEK Voornaamste kenmerken: - Theoretisch georiënteerd: de wetenschappelijke fundering is niet enkel gebruikt als frame voor het onderzoek, maar ook om het ontwerp van een oplossing vorm te geven voor een reëel probleem. - Interventionistisch: ernaar streven om een positieve impact te hebben op de praktijk. Komen tot een product. - Collaboratief: samenwerking tussen een variëteit aan actoren, verbonden door een probleem. - Responsief geaard: aanpassing in ontwerp gebaseerd op empirische data, verzameld in een reële wereld setting. Wat je maakt, gaan uitproberen in de praktijk. - Iteratief: meerdere iteraties van onderzoeken, ontwikkelen, testen en verfijnen. Binnen 1 studie, nemen er vaak meerdere sub-studies plaats. VOORNAAMSTE RESULTATEN VAN ONDERWIJSKUNDIG ONTWERP ONDERZOEK - - Het theoretisch inzicht in ontwerpend onderzoek: liggen ten grondslag aan het ontwerp van een interventie, omlijst het wetenschappelijk onderzoek en wordt voortbewogen door de bevindingen gegenereerd door empirische toetsing van de interventie. Theoretische bijdrage: zowel tot het fenomeen dat in vraag gesteld wordt, als een bijdrage aan de algemene kennis die bruikbare is voor andere zaken die buiten het onderzoek vallen. Praktijk bijdrage. Generalisatie: de resultaten van een studie kunnen we veralgemenen/generaliseren. RIJKE VARIËTEIT ONDER DE 2 ORIËNTATIES 2 basis oriëntaties van onderzoek: het verschil heeft te maken met het ontwerp van de interventie zelf gedurende het empirisch onderzoek. Maar in de praktijk worden ze vaak gecombineerd. Ontwerpend onderzoek uitgevoerd door middel van interventies. Ontwerpend onderzoek kan direct worden uitgevoerd op interventies. HOE IS ONDERWIJSKUNDIG ONTWERP ONDERZOEK VERSCHILLEND? - Vijf types van onderzoeksdoelen: Beschrijvend. Interpreterend: niet enkel beschrijven, maar tracht ook te zoeken naar een verklaring. Voorspellend: gefocust op het testen van hypotheses gerelateerd aan theorieën. Ontwikkelend: voeren hun studies door middel van het ontwerp, de ontwikkeling en het testen van interventies. Actie. ARTIKEL: THEORIËN VAN LEREN: BEHAVIORISME, COGNITIVISME EN CONSTRUCTIVISME (P. ERTMER) Leertheorieën voorzien instructional designers van geverifieerde educatieve strategieën en technieken voor het faciliteren van leren alsmede een basis voor intelligente strategieselectie. De integratie van de geselecteerde strategieën binnen de instructie context is van kritiek belang. Nood aan een brug tussen basis leeronderzoek en de onderwijskundige praktijk. De waarde hiervan is de mogelijkheid om relevante aspecten van leer theorieën te vertalen naar optimale instructie acties. Het veld van Instructional Design (ID) vervult deze rol. Instructional design = systematisch proces van het vertalen van principes van leren en instructie in een instructie praktijk Toegepaste wetenschap. HISTORISCHE GRONDSLAGEN - Empirisme: ervaring is de hoofdbron van kennis. Rationalisme: kennis komt uit de reden zonder de hulp van de zintuigen. BEHAVIORISME Leren is een verandering in het gedrag. Het is gefocust op de efficiënte overdracht van kennis. De belangrijkst factor is de opstelling van de stimuli en gevolgen binnen de omgeving. WELKE BASIS ASSUMPTIE/ PRINCIPES VAN DE THEORIE ZIJN RELEVANT VOOR HET INSTRUCTIE ONTWERP (INSTRUCTIONAL DESIGN)? Nadruk op het produceren van observeerbare en meetbare resultaten. Voor evaluatie om te bepalen waar instructie moet beginnen. Nadruk op het beheersen van vroege stappen vooraleer te beginnen aan meer complexe stappen. Gebruik van bekrachtiging. Gebruik van hints, shaping en oefening om een sterke stimulus-respons associatie te verzekeren. COGNITIVISME Meer nadruk op complexe cognitieve processen zoals denken, probleem oplossen, taal,… Nadruk op het bevorderen van mentale processen (staan dichter bij het rationalisme). Focus op verandering van de lerende door hem of haar aan te moedigen gebruik te maken van gepaste leerstrategieën. Focus op hoe de inhoud betekenisvol te maken. Leren gelijkgesteld met discrete veranderingen tussen verschillende staten van kennis in plaats van met veranderingen in de kans op een respons. Focus op de conceptualisatie van studenten hun leerproces en de kwestie van hoe informatie is ontvangen, georganiseerd, opgeslagen en opgehaald door het geheugen. Kennis verwerving is een mentale activiteit die interne codering en structurering door de lerende met zich mee brengt. WELKE BASIS ASSUMPTIE/ PRINCIPES VAN DE THEORIE ZIJN RELEVANT VOOR HET INSTRUCTIE ONTWERP (INSTRUCTIONAL DESIGN)? Maken gebruik van feedback om mentale connecties accuraat te sturen en te ondersteunen. Kijken naar de lerende om te bepalen hoe de instructie te ontwerpen. Active rol van de lerende in het leerproces. Nadruk op structurering, organiseren en sequencering van informatie voor het faciliteren van optimale processing. Creëren van leeromgevingen waar studenten worden aangemoedigd en hun toelaat om connecties te maken met eerder geleerd materiaal. CONSTRUCTIVISME Kennis is een functie van hoe het individu betekenis creëert vanuit haar of zijn eigen ervaring. Leren vind altijd plaats in een context! Betekenis creëren vanuit ervaringen. De geest filtert input van de wereld om zijn eigen unieke realiteit te maken. De geest is de bron van alle betekenis. De interne representatie van kennis is constant open voor verandering, er is geen objectieve realiteit naar waar de lerende streven. Mensen creëren betekenis in tegenstelling tot het verwerven. WELKE BASIS ASSUMPTIE/ PRINCIPES VAN DE THEORIE ZIJN RELEVANT VOOR HET INSTRUCTIE ONTWERP (INSTRUCTIONAL DESIGN)? Lerende worden aangemoedigd om hun eigen begrip te construeren en deze dan te laten valideren door sociale onderhandeling. Nadruk op de identificatie van de context waarin de vaardigheid zal geleerd en toegepast worden. Nood aan informatie die gepresenteerd wordt in een variëteit van verschillende manieren. Ondersteunen van het gebruik van problem solving skills. Coachen, scaffolding (verschillende stappen waarin je in het begin heel veel ondersteuning biedt maar naarmate de tijd vordert de leerlingen steeds meer, stap voor stap alleen verder laat werken). ALGEMENE DISCUSSIE Welke benadering is het best? Het hangt ervan af! Leren wordt beïnvloed door vele factoren van vele bronnen. Het hangt af van de: Taak: feiten vergaren of oplossen van een probleem. De lerende: een expert of een beginneling. De vraag stellen welke theorie het meest effectief is in het bevorderen van meesterschap bij specifieke taken door specifieke lerenden. HOOFDSTUK 2: BIJDRAGE TOT DE THEORIE EN PRAKTIJK – CONCEPTEN EN VOORBEELDEN THEORETISCHE BIJDRAGE VAN ONDERWIJSKUNDIG ONTWERP ONDERZOEK = Verklaringen voor fenomenen in de werkelijkheid op basis van wetenschappelijk onderzoek+ zijn behulpzaam om de wereld te begrijpen (en betekenis te geven). Theoretische kennis wordt ontwikkeld door middel van reflectie en vooral door redeneren. Drie soorten van redenering: Deductie: conclusie volgt logischerwijs uit de premissen. Inductie: verschillende observaties leiden tot conclusie. Abductie: door observaties verbanden leggen tussen bepaalde factoren of fenomenen (gebaseerd op wat er in de praktijk opvalt). hypothesevorming door verschillende fenomenen met elkaar in verband te brengen . Theorieën ontwikkeld door middel van onderzoek kan verschillende doelen dienen: 1. Beschrijvend - Theorieën kunnen reële wereldfenomenen beschrijven. 2. Verklarend - Bieden van verklaringen zoals waarom of hoe bepaalde fenomenen bestaan. 3. Voorspellend - Beschrijvende en verklarende theorieën gebruiken om effecten te gaan voorspellen. 4. Prescriptieve / normatieve - Begrip van bepaalde verschijnselen, hoe ze werken, worden gebruikt om bepaalde activiteiten die een bepaalde invloed zullen opleveren aan te bevelen. THEORIEËN GECATEGORISEERD OP NIVEAU 1. 2. 3. Lokale theorie: betrekkelijk bescheiden inzake waarheidsaanspraken. Middle-range theory (midden bereik theorie): bouwt voort op de lokale theorieën, is van toepassing op meerdere scholen met gevarieerde, maar vergelijkbare curricula. High-level theory (hoge niveau theorie): bouwt voort op middle-range theorieën. Gebaseerd op paradigmatische kennis, toepasbaar in verschillende contexten. PRAKTISCHE BIJDRAGEN VAN ONDERWIJSKUNDIG ONTWERPONDERZOEK De praktische bijdrage van onderwijskundig ontwerp onderzoek is de interventie die word ontwikkeld om reële problemen op te lossen in de praktijk. 1. Biedt een oplossing voor het gestelde probleem. 2. Werkt inspirerend voor anderen. 3. Bevordert de deskundigheid van de betrokkenen. LES 3: MODELLEN WAT IS EDUCATIONAL DESIGN? Onderwijskunde omvat zowel onderzoek als praktijk, ED (educational design) en EDR (educational design research) zijn verschillende, maar verwante activiteiten. ED: educational design, maar ook (frequenter) aangeduid als ID: “instructional development” of “instructional design”. ID: systematisch proces voor het ontwikkelen van instructies voor betrouwbare en gewenste opbrengsten van leren en prestatieresultaten te behalen. Uitgangspunt van ED/ID: effectief en efficiënt leren moet gepland worden. ED UITGANGSPUNT: VERSTERKING VAN HET LEREN Bijvoorbeeld Merrill (2007) onderscheidt zeven leerprincipes, dit waren de eerste principes voor insttuctional design. Leren wordt versterkt indien: 1. Lerenden worden betrokken in het oplossen van realistische problemen. 2. Bestaande kennis wordt geactiveerd als voorwaarde voor nieuwe kennisverwerving. 3. Nieuwe kennis wordt gedemonstreerd 4. De lerende heeft de mogelijkheid heeft de nieuwe kennis toe te passen. 5. Een verbinding wordt gemaakt tussen de nieuwe kennis en de leefwereld van de lerende. De kennis generaliseren Hint: vertrekken vanuit leerprincipes, afgeleid uit onderwijsvisie. MODELLEN ED-Modellen geven een overzicht van welke stappen gezet moeten worden om effectief leren/onderwijs te ontwerpen. Er bestaan modellen gebaseerd op theorieën (bv. Gagné) en modellen gebaseerd op processen, vanuit praktijk van ontwerper zelf (bv. ADDIE) Gustafson & Branch bespreken enkele historische, invloedrijke modellen. ID output ID proces (fundamenteel) begrip Gagné’s theorie van instructie Gustafson an Branch’s ADDIE Toegepast gebruik Van Merriënboer’s 4C/ID Posner and Rudnitsky model MODEL VAN GAGNÉ I. II. III. Taxonomie van leeruitkomsten (elke vorm vereist zijn eigen vorm van instructie). Motorische vaardigheden Attituden Verbale informatie Intellectuele vaardigheden Cognitieve strategieën Nine events of instruction (invloed van behaviorisme) Aandacht trekken van lerende Informeer de lerende over de doelen Activeer voorkennis Presenteer stimuli Voorzie begeleiding bij het leerproces Lok gedrag uit Geeft feedback, bekrachtiging . Evalueer het gedrag Zorg voor retentie en transfer Leercondities Interne condities: bv. voorkennis, leervermogen en MOTIVATIE. Externe condities: bv. kwaliteit van het instructiemateriaal, gelegenheid tot leren. MODEL VAN MERRIËNBOER GUSTAFSON AND BRANCH Historische elementen van ontwerpproces: analyse, design, development, implement, evaluation, revision => Komen aan bod in de meeste ID-modellen. ADDIE – model: Analysis - Design (ontwerp van de oplossing) - Develop (ontwikkeling van de oplossing) - (Implementation) (sommigen) – Evaluate - Revision DRIE TYPEN VAN MODEL LEN (Gustafson & Branch, 2002) Modellen voor klassikale instructie: ontwerpen van onderwijsleersituaties, bv. Gerlach & Ely (1980), Dick & Carey’s Model (1996) Productgeoriënteerde modellen: ontwerpen van leermaterialen, bv. Bergman & More (1990) Systeemmodellen: ontwikkelen van cursussen, opleidingsprogramma’s, … (bv. IDI) Het ASSURE-model (Heinich, Molenda, Russell, Smaldino, 1999) Analyze learners, State objectives, Select instructional methods, media, and materials, Utilize media and materials, Require learner participation, Evaluate and revise - Assumpties: o Leerlinggerichte benadering van het leren (A: bv. leerstijlen; R: betrokkenheid) o Multimediale aanpak (niet zozeer voor ex cathedra-onderwijs). Dick & Carey’s Model is een heel oud model, maar veel gedetailleerder. Het vertrekt sterk van een visie van een behavioristisch onderwijs. HET IDI-MODEL Zeven overwegingen bij ID modellen ID-modellen zijn ontstaan door theorievorming, ervaring en gezond verstand. ID-modellen zijn tools voor het analyseren, ontwikkelen, creëren en evalueren van begeleid leren in de brede educatieve sector. Leren is geen deterministisch of absoluut proces, maar planning en probabiliteit zijn belangrijke kenmerken. ID= niet noodzakelijk lineair, kan dynamisch, recursief zijn. Evaluatie van ontwerpmodellen is beperkt: weinig of geen onderzoeksliteratuur die evidentie geeft welk model betere resultaten oplevert dan andere. Modellen kunnen geclassificeerd worden op basis van contextuele (micro, meso, macro?, theoretische (vertrek van psychologische inzichten?) & filosofische basisprincipes (vertrek je van leerlinggericht of van leerkrachtgericht?) Mogelijkse examenvraag!!! ID modellen zullen steeds blijven bestaan, maar ook veranderen. Stap 1. Probleem Behoeftenanalyse Prioriteiten Stap 2. Context Betrokkenen Bronnen Stap 3. Organisatie Overkoepelende stap Korte opsomming van taakverdeling Stap 4. Doelen Geen onderscheid naar uiteindelijke/tussendoelen, wel algemene / specifieke doelen o Algemene doelen (kunnen worden bereikt door het ontwikkelen van verschillende producten). o (Product)specifieke doelen: operationele doelen, zijn evalueerbaar (bieden referentiekader voor opstellen van evaluatietechnieken). Stap 5/6. Methoden/prototype BELANGRIJK: verschillende oplossingsmodellen, waarvan één wordt uitgewerkt. Onderwijskundig model: leren en instructie. Stap 7: Evaluatie Aandachtspunt: op verschillende niveaus 1. Reactieniveau: zijn de lerenden tevreden…, zijn de leerlingen sterker gemotiveerd om…, wordt de activiteit als zinvol ervaren…? 2. Leerniveau: zijn de vooropgestelde leerdoelen bereikt (cognities, attituden,…) 3. Gedragsniveau: is het gewenst gedrag bereikt? 4. Resultaatniveau: is het probleem opgelost in termen van een meetbaar resultaat? Stap 8. Analyse van de resultaten Zijn de doelen bereikt? Waren de doelen haalbaar…? Was de methode adequaat? Werd de juiste evaluatietechniek gebruikt? (evaluatie van de evaluatie) Vragen die proces/productzijde onder de loep nemen. HOOFDSTUK 3: IN DE RICHTING VAN EEN GENERIEK MODEL VOOR EDUCATIEVE ONTWERPEND ONDERZOEK + LES 5 LESSEN VANUIT CURRICULUM ONTWIKKELING Drie categorieën voor het classificeren van curriculum theorieën: Prescriptieve theorieën (Tyler): creëren modellen of raamwerken die schoolpraktijken helpen te verbeteren. Beschrijvende theorieën (Walker): identificeren hoe curriculum ontwikkeling plaatsvind in educatieve settings. Kritisch verklarende theorieën (Eisner): beschrijven voornamelijk tekortkomingen en leveren soms commentaar op de beste praktijken in de ontwikkeling van curricula. GENERIEK MODEL VOOR DESIGN ONDERZOEK - MCKENNEY & REEVES, 2012 Vanuit verschillende literatuur heeft men een eigen generiek model opgesteld. De volgende elementen dienden zeker aan bod te komen: Drie hoofdfasen in een flexibele, iteratieve structuur. Een duale focus op theorie en praktijk; integrale benadering van onderzoek-ontwikkeling. Gebruikers-gecentreerd: implementatie vanaf de start (neemt toe, cfr. trapezium) Een generiek model: je probeert net iets verder te gaan, je wil kennis generen en deze transporteren naar andere settingen. DRIE HOOFD FASEN IN EEN FLEXIBEL, ITERATIEF PROCES Het is een iteratief proces omdat de resultaten van sommige elementen lopen over in anderen/ worden meegenomen. Het is flexibel omdat hoewel er een algemene richting is aangegeven er toch verschillende wegen zijn die genomen kunnen worden (de elementen kunnen niet los gezien worden van elkaar – dubbele pijlen). Regulatieve cyclus: drie micro-cyclussen kunnen worden geïdentificeerd. Elke keer dat een van de drie belangrijkste fasen wordt uitgevoerd, vindt een micro-cyclus plaats. Dit komt omdat elke hoofdfase zijn eigen cyclus van actie vormt, met een eigen logische keten van redeneren. Terwijl een macro-cyclus kan bestaan uit drie micro-cycli, zullen de meeste educatieve design research macro-cycli tal van meso-cycli over lange periodes van tijd omvatten. 1. Analyse en exploratie De analyse en verkenning fase vormt één (empirisch) micro-cyclus, in termen van de regulatieve cyclus beschreven door van Strien. Overleg met de doelgroep over de specifieke aard van het probleem Identificatie van het probleem Exploratie van oplossingsstrategieën die door anderen zijn gehanteerd. 2. Ontwerp en ontwikkeling Ontwerpen: voorstellen van mogelijke (voorlopige) oplossing voor het probleem. Rationele, doelgerichte inschatting van de aanwezige kennis, rekening houdend met de interne en externe consistentie. o Interne consistentie: het ontwerp is geschikt om het doel te bereiken. o Externe consistentie: de doelgroep vindt het een goed ontwerp. Ontwikkelen: materialiseren van het ontwerp. 3. Evaluatie en reflectie Nagaan wat de opbrengsten zijn van de interventie Reflectie op het ontwerpproces 4. Implementatie en verspreiding Vanaf de start Betrokkenheid van alle mogelijke actoren. Ontwerp bekijken vanuit 4 ontwerp-rationaliteiten (instrumentele, artistieke, communicatieve en pragmatische rationaliteit). DEEL 2: KERNPROCESSE N LES 5: ANALYSE EN EXPLORATIE Deze fase richt zich op het begrijpen van het volgende: Probleem context randvoorwaarde n kennisgebaseerd • Bestaande versus wenselijke situatie • Oorzaken • Onmiddellijke setting en het omliggende systeem • Noden en wensen van de stakholder • Binnen de probleemstelling • Buiten de probleemstelling • Bestaande literatuur • Praktische kennis Fase van het onderzoek: De analyse vanaf het allereerste moment naar de praktijk brengen. Het generiek model verschilt met het ander model: bij het tweede model is de evaluatie gedurende het hele proces. Ook de uitkomsten komen minder aan bod, het is een puur procesmodel. Probleem analyse Probleem verkenning Beschrijf het probleem Leg het probleem uit. Probleem: discrepantie tussen de bestaande en de gewenste situatie Behoeften: Welke problemen vereisen de meest urgente aandacht met het oog op ingegaan op de overkoepelende probleem? Contextanalyse Knowledge base Wat is bekend over het probleem? Bronnen: o Literatuur o Experts Randvoorwaarden Geld Tijdpad Mensen beschikbaar Expertise Energie, attitudes Een bruikbare lens: SWOT-analyse: Sterke punten Zwakke punten Kansen Bedreigingen WELKE PERSPECTIEVEN EN VAARDIGHEDEN ZIJN NUTTIG? Onderzoek vaardigheden: Gebaseerd op onderzoek repertoire en inzichten, bijvoorbeeld Flexibel denken: evenwicht tussen de creatieve en de analytische benaderingen Teamwork Communicatie - alle vormen: Organisatie o Het werk in beeld gebracht: kunnen we realistisch dit doen? o Het bijhouden van dit alles: werken de dingen volgens plan? o Evolutionaire planning: Hoe kunnen we ‘rollen met de stoten'? HOOFDSTUK 4: ANALYSE EN EXPLORATIE DE BASIS LEGGEN VOOR ANALYSE EN VERKENNING Het begint met een basis assumptie dat de bestaande praktijken inadequaat zijn of ze kunnen op zijn minst verbeterd worden, zodat nieuwe praktijken noodzakelijk zijn. ANALYSE VERMENGEN VAN EEN REDUCTIONISTISCH PERSPECTIEF EN EEN SYSTEEM PERSPECTIEF Reductionistische perspectief: zoekt begrip over een probleem, zijn directe en indirecte oorzaken en analyseert elk component. Begrip wordt gezocht door de probleemsituatie te ontbinden in zijn verschillende onderdelen en onderzoekt gebreken in de componenten en/ of in hun interactie. Het helpt ons te verzekeren dat we oplossingen zullen ontwikkelen en niet enkel symptomen te behandelen. Holistische benadering of systeem perspectief: systemen zijn opgesteld uit dynamische en complexe gehelen van elementen die, door middel van interactie, functioneren als een geheel. Systemen helpen ons veranderde elementen en diegene die onveranderbaar lijken te herkennen (helpt ons bij het verkennen van het rechtsgebied van verandering: mag je iets veranderen of is het bij wet vastgelegd?). Nood aan een combinatie van de twee! DRIE HOOFDACTIVITEITEN De initiële oriëntatie: beginnen met het verduidelijken van het project in termen van wederzijds voordeel voor de betrokken partijen. Literatuuronderzoek: om theoretische input te verzamelen dat zal helpen bij het begrijpen van het probleem, de context en relevante onderwerpen. Veld gebaseerd onderzoek: data wordt verzameld om de setting, zijn actoren, mechanismen en andere relevante factoren te schetsen. Verfijnen van vragen en het selecteren van strategieën om deze te beantwoorden. Nadat de analysevragen verfijnd zijn, dient men aandacht te besteden aan het bepalen van de settingen en actoren die in staat zullen zijn om de noodzakelijke informatie te voorzien om het probleem, de context en de noden van de stakeholders te begrijpen. Het bepalen van de methode In deze fase gaat men op zoek naar de gepaste methode voor het bekomen van de nodige informatie. De banden tussen de affordanties van bepaalde methoden en de vragen die worden gesteld moeten determinant zijn bij methode selectie. Men dient ook te zorgen dat verschillende participatie groepen gehoord worden. Mogelijke methoden zijn: interviews, focus groepen, observaties, vragenlijsten, testen, logboeken en documenten analyse. Planning Het onderzoeksplan dient te tonen hoe strategieën en methoden actueel zullen worden gebruikt. Het moet tonen dat het voorzichtig, kritisch maar toch realistisch aandacht heeft bestaat aan de volgende overwegingen: tijd, geld, en beleid. Creëren van instrumenten Boeiende deelnemers Populaties representeren vaak mensen van de doelgroep, stakeholders en/ of experten. Verzamelen van data Data analyse Twee belangrijke zorgen zijn representativiteit en betrouwbaarheid van de gegevens. Rapporteren Project rapporten: voornamelijk vanuit het praktische perspectief beschreven. Ze zijn bedoeld voor een intern publiek en focussen voornamelijk op het veld gebaseerd onderzoek en in mindere mate op de literatuur. - Journal artikels: worden geschreven voor een breder wetenschappelijke gemeenschap vanuit een meer theoretisch perspectief. EXPLORATIE/ VERKENNING DOELSTELLINGEN VAN EXPLORATIE De term “exploratie wordt gebruikt om de aard van dit werk te duiden, hetgeen inhoud nieuwe manieren vinden om te kijken naar problemen en hun oplossingen, evenals het zoeken naar “de uitgevonden wielen" die anderen hebben ontwikkeld om het probleem aan te pakken, en het ontdekken van hoe ze dit deden. STRATEGIEËN VOOR HET UITVOEREN VAN EXPLORATIE Veel van de exploratie in design onderzoek is informeel en over het algemeen een voortdurend proces die op de achtergrond plaatst vind. Het is echter niet omdat het informeel is, dat er niets gepland is! Er bestaan drie veel voorkomende activiteiten van exploratie: (1) site visits (vb. op scholen, programma’s, trainingen, centra), (2) professionele meetings (professionele en praktijk conferenties) en (3) netwerken. LES 8: DESIGN EN CONSTRUCTIE SCHOOLGEBOUWEN: SPIEGELS VAN MAATSCHAPPELIJKE TENDENSEN? GESCHIEDENIS VAN HET SCHOOLGEBOUW - De vraag naar schoolgebouwen. Onderzoek naar het bouwen van scholen (midden 19e eeuw) > “type”-scholen > systematische scholenbouw. 19e eeuw: school als hygiënische omgeving (strijd tegen epidemieën): verwarming, verluchting en verlichting. Institutionele en kerkelijke vormen: sombere en degelijke uitstraling. Gelijkschakeling en gepastheid ARCHITECTURALE ONTWIKKELINGEN (1) - - - Na WO2: Ontwikkeling van het kind. Initiatie met de buitenwereld / natuur (schooltuin). Vier trends (Dudek, 2007): Nieuwe technologieën Geïntegreerde “break-out” ruimtes: je kan flexibel omgaan met ruimtes, beschikken over meerder ruimtes. Multifunctionele ruimtes Invulling van een schoolbouwproject (Lathouwers &Van Heddegem, 2008) Ruimtelijke context: Inpassing school in de omgeving Onderwijskundige context: Pedagogisch project Organisatorische context NIEUWE EISEN IN DE HUIDIGE MAATSCHAPPELIJKE/ ONDERWIJSKUNDIGE CONTEXT [WALDEN, 2009] - Scholen moeten plaatsen zijn voor leren en leven. Scholen leiden tot een zintuiglijke ervaring. Scholen zijn ruimtes voor actiegerichte activiteiten. Scholen bieden individuele variatie en teamprocessen. Scholen faciliteren sociaal leren. Scholen zijn plaatsen voor ontmoeting. Scholen bevatten zowel de persoonlijke levenssfeer als het openbare leven. Idee van brede school: de school maakt deel uit van de gemeenschap. De school werkt nauw samen met de bakker enzovoort. HOOFDSTUK 5: DESIGN EN CONSTRUCTIE BELANGRIJKE ACTIVITEITEN EN RESULTATEN De processen van ontwerpen en constructie zijn systematisch en doelbewust, maar ook een inventieve creativiteit, toepassing van nieuwe inzichten en openheid naar serendipiteit staan centraal. ANALYTISCHE EN CREAT IEVE PERSPECTIEVEN We vinden de combinatie van de woorden imagination (verbeelding) en engineering (techniek) nuttig om de behoefte aan zowel creatieve en analytische gezichtspunten te benadrukken. ALGEMENE COMPETENTIES VOOR DESIGN EN CONSTRUCTIE We dienen open te staan voor verandering! We moeten open staan voor nieuwe oplossingen te onderzoeken die misschien de status quo zal aantasten. Vele factoren beïnvloeden hoe verandering ontvangen wordt. Drie factoren die vernoemingswaardig zijn: Teamwerk. Effectieve teams bezitten een aantal karakteristieken: Communicatie: extreem belangrijk om te weten hoe je moet luisteren en productief te interageren. Creativiteit. DESIGN Generen van ideeën. De meest voorkomende benadering voor het generen van ideeën is brainstorming. Overwegen van ideeën. Kritisch denken is essentieel! Er bestaan verschillende manieren om poteniele oplossingen te vergelijken. Vier technieken die vaak handig zijn om kritisch denken te stimuleren zijn. De Bono’s Hats Courtroom challenge: 2 teams die elk de rechter van hun idee proberen te overtuigen. Sterkte/ zwakte matrix. Gewogen ranking Skelet ontwerp Het is belangrijk omdat het ontwerpers helpt bij het identificeren van kenmerken van het kernontwerp en onderscheid deze van de ondersteunende kenmerken. CONSTRUCTIE Prototypes in onderwijskundig ontwerp onderzoek Prototype = om verschillende ontwerpversies van de geconstrueerde oplossing te beschrijving. Het is virtueel onmogelijk om elke klein detail te voorspellen, daarom dienen een aantal dingen gedurende het proces van constructie beslist te worden. Prototypes kunnen direct worden gemaakt voor sommige componenten en indirect voor anderen: Product component (direct) Beleid component (direct) Proces component (indirect) Programma component (indirect) Verschillende soorten van evaluatie en reflectie bevindingen Evaluatie op basis van een vragenlijst, observatie enzovoort. Dit kan context factoren, voorkeur van deelnemers, genuanceerd inzicht, enzovoort in kaar brengen. LES 6: EVALUATIE EN REFLECTIE De eerste stap in dit model “values” kom je niet vaak tegen. Het houdt namelijk in dat je je eigen waarden weergeeft. Dit komt zeer lineair over, maar is niet zo. Waarden moeten namelijk herzien worden doorheen het proces. Evaluatie is verschillend van reflectie. Evalueren kan je summatief doen (op het eindproduct) of formatief (gedurende het gehele proces). Bij evaluatie is er een interventie; doelgericht en met een intentie. Reflectie daarentegen slaat terug op jezelf, op je eigen handelen. Verschil tussen analytisch en creatief. Een analytisch model is sterk gebaseerd op empirisch onderzoek, vanuit de literatuur wordt er afgetoetst. Bij het creatief model staat men veel meer open voor vernieuwing. De vier pijlers van een ontwerp (Hoobroeckx & Haak, 2002) 1. Interne consistentie: alle ontwerpstappen zijn op elkaar afgestemd. 2. Externe consistentie: het plan wordt door de betrokkenen als relevant ervaren. 3. Creativiteit: het plan vormt het beste alternatief. 4. Realisme: het plan is realiseerbaar binnen de geldende randvoorwaarden. Evaluatie binnen systematisch en doelgericht ontwerpen Systematiek: volgens een bepaald patroon, volgens een vooropgestelde ontwerp-methodologie. Systeembenadering: een verzameling van samenhangende elementen (Banathy, 1978) FASE EN FOCUS ALFA TESTING (INTERNAL STRUCTURE) - “White box” 1ste fase van prototype testen; los van de context. Bijvoorbeeld kijken of alle techniche dingen juist zijn. Systeem vereisten, specificaties, uitvoerbaarheid, … Voorbeeldvraag: Hoe goed zijn de kernontwerp voorstellen vervat in het ontwerp? BETA TESTING (USE IN CONTEXT) - “Black box” Functionaliteiten, interactie in context, institutionalisatie, … Voorbeeldvraag: Hoe relevant en bruikbaar zijn de perspectieven van de beoefenaars en de ervaren de interventie? GAMMA TESTING (EFFECTS) - Laatste versie prototype, voor implementatie Effectiviteit nagaan, impact meten, … Voorbeeldvraag: Hoe effectief is de ingreep om het probleem op te lossen? Onder welke voorwaarden? VERSCHILLENDE EVALUATIETYPES Intended (beoogd)/ implemented (uitgevoerd) / Attained (bereikt) intervention (cf. Goodlad et al., 1979; van den Akker, 2003). Reactie-, leer-, gedrag-, en resultaatniveau (Hoobroeckx & Haak, 2002). STRATEGIEËN VOOR EVALUATIE 4 strategieën volgens Nieveen (1997, 1999) Developer screening Expert appraisal (experts bevragen) Pilot (interventie kleinschalig uitvoeren) Tryout (effectief in de context gaan evalueren) Verschillende methodes: interviews, focus groups, vragenlijsten, pre-posttest, logboek, documentenanalyse, … HOOFDSTUK 6: EVALUATIE EN REFLECTIE DE BASIS LEGGEN VOOR EVALUATIE EN REFLECTIE Een basisassumptie bij het begin van het ontwerp onderzoek is dat gedisciplineerd en systematisch onderzoek, in combinatie met creatieve innovatie, manieren zal ontdekken om de beoogde doelen te bereiken. Design onderzoekers weten naar waar ze willen gaan en geloven dat het onderzoeksproces hun naar daar zal brengen, ook al weten ze niet altijd hoe hun tocht er uit zal zien. EVALUATIE De rol van de interventie Vastleggen van een focus is als het instellen van een agenda, en profiteert dus van het worden uitgevoerd door middel van een dialoog met collega-onderzoekers en beoefenaars, terwijl ook de geïnformeerd worden door de relevante literatuur. Fase en focus op evaluatie Formatieve evaluatie, summatieve evaluatie en ‘semi-summatieve’ evaluatie (om een onderzoeksfase te beschrijven die tracht een basis te voorzien voor het maken van beslissingen, maar die nog steeds over veel eigenschappen van formatieve evaluatie beschikt. SELECTEREN VAN BASIS STRATEGIEËN Verschillende manieren om aan formatieve evaluatie te doen. Deze strategieën worden vaak in combinatie met elkaar gebruikt. Developer screening De developer screening is een geformaliseerd proces van het kritisch beoordelen van het ontwerp werk. In developer screening, worden initiële ontwerpideeën geëvalueerd en deze overwegingen worden gedocumenteerd en geanalyseerd. Expert appraisal Externe expertise omvat het onderwerpen van het ontwerp van begin af aan tot kritische externe beoordeling. Pilot Pilot testen verwijst naar het uittesten van de interventie in een setting die zeer dicht bij de reële context ligt, maar die het niet volledig representeren. Tryout Tryouts worden gebruikt op na te gaan hoe de interventies werken, wat de deelnemers denken of voelen over de interventie en de verkregen resultaten na te gaan. REFLECTIE DE WAARDE EN FUNCTIES VAN REFLECTIE Reflectie in onderwijskundig ontwerp onderzoek verschilt van gewone reflectie. De reflectie in onderwijskundig ontwerp wordt ondernomen om de geïntegreerde onderzoeks- en ontwikkelingsagenda te ontwikkelen. Reflectie heeft hier betrekking op actieve en doordachte overwegingen over wat samenkomt in onderzoek en ontwikkeling met het oog op de productie van een nieuw (theoretische) begrip. Procee’s benadering op reflectie focust op oordeel en hij maakt gebruik van Kant’s “vier momenten” in oordeel om reflectie vorm te geven, namelijk Kwantiteit/ hoeveelheid: een willekeurig concept (of beeld, of verhaal) geplaatst buiten de ervaring. Het creëert een reflectieve ruimte die het leren van ontdekkingen stimuleert. Het genereert nieuwe en onverwachte uitzichten op ervaring. Punt reflectie Kwaliteit: het moment van de kwaliteit gaat over standpunten die nuttig kunnen zijn om (elementen van) ervaringen en keuzes te schatten. Lijn reflectie Relatie: het moment van de relatie brengt dynamische elementen, door de invoering van standpunten die gerelateerd zijn aan verschillende visies van een professionele en een sociale context. Driehoeks reflectie Modaliteit: reflectie reflecteert op het reflectieproces zelf en over aspecten van de (professionele) identiteit. Cirkel reflectie LES 7: IMPLEMENTATIE EN VERSPREIDING Uiteindelijk doel van onderwijskundig ontwerpen = Planning for actual use. Implementatie: manier waarop het ontwerp in realiteit wordt gebracht (vgl. met medicijn). McKenney & Reeves: drie implementatiefasen: “adoption”, “enactment”, “sustained maintenance” adoptie: beslissing het ontwerp in gebruik te nemen. ingebruikname: getrouw gebruik of wederzijdse aanpassing (let op voor “lethal mutations” (vbdn); exogeen (interventie) vs endogeen versus ontwerp (situatie zoals voorheen en na interventie). blijvend gebruik, zonder externe ondersteuning (institutionalisatie). Vier elementen om het verloop van een innovatie te begrijpen (Rogers): 1. De aard van de innovatie: De vernieuwing kan organisatorisch, technologisch ... van aard zijn. Het idee van ‘nieuwigheid’ bepaalt de reactie van het individu. 2. De communicatie: menselijke interactie, de communicatie tussen personen over dit nieuwe idee. Het gebruik van specifieke kanalen ((in)formeel overleg, …) 3. Het sociale systeem: individuen betrokken in een collectief probleemoplossend gedrag. De normen van het sociaal systeem en de status van individuen binnen de sociale structuur van het systeem, beïnvloeden de diffusie van ideeën. Sociale relaties beïnvloeden dus de wijze waarop diffusie van de vernieuwing plaatsgrijpt en de resultaten ervan 4. De tijd: proces dat verloopt van kennisname tot de uiteindelijke adoptie. HOOFDSTUK 7: IMPLEMENTATIE EN VERSPREIDING IMPLEMENTATIE Implementatie: manier waarop het ontwerp in realiteit wordt gebracht (vgl. met medicijn: inslikken, kauwen, na de maaltijd,…). Drie belangrijke fasen van de uitvoering kunnen worden onderscheiden: adoptie, inwerkstelling (implementatiebenadering), en aanhoudende onderhoud (organisatiebenadering). Het implementatieproces van een innovatie (hier volgens Rogers) (toepasbaar op implementatie van een interventie/product): Kennis (inzicht in basiskenmerken) Overtuiging (beoordelen van de kenmerken) Besluitvorming (acceptatie of verwerping) Implementatie (gebruik of niet-gebruik) Confirmatie (oordeel over impact, met mogelijk stopzetting) ACTOREN Interventies moeten betrekking hebben op diepe en consequente verandering die verder gaan dan oppervlakkige structuren of procedures. Wie is er betrokken? Er zijn drie belangrijke actoren in het ontwerpen en implementeren van educatieve interventies namelijk beleidmakers (tekstboek schrijvers, senior leerkrachten, wetgevers,…), stakeholders en invloeden (individuen of groepen die zich inspannen om de autoriteiten in verband met een soort van ideologie of belang te overtuigen, zoals milieu-lobbyisten) VOORBEELDEN VAN ONDERWIJSKUNDIG ONTWERPEN WAT IS VOORLICHTING? Actuele term: studie-oriëntering. Kenmerken: Een specifieke vorm van communicatie/beïnvloeding. Heeft verschillende domeinen (seksuele, milieu-, verkeers-, landbouw-, gezondheids-, studievoorlichting...) Verschilt van reclame in die zin dat… Uiteenlopende verschijningsvormen (training, beleid, materialen,…) Meer accurate term bij opsplitsing naar domeinen: promotie/educatie i.p.v. voorlichting. Voorlichting is een opzettelijke en weloverwogen poging om op het gebied van kennis en inzicht een ander zodanig van dienst te zijn dat deze in staat is zo zelfstandig en bewust mogelijk en tevens zoveel mogelijk overeenkomstig zijn eigen belang, ten aanzien van een specifiek geval een redelijke beslissing te nemen. CASUS GEZONDHEIDSBEVORDERING Gezondheidsbevordering heeft tot doel de gezondheid te bevorderen, te beschermen of te behouden door die processen te ondersteunen die individuen en groepen in staat stellen om de determinanten van hun gezondheid te beïnvloeden’ (World healthe organisation). A. Maatschappelijke aandacht B. Wetenschappelijke aandacht C. Onderwijskundige aandacht Waarom leveren ze soms niet het gewenste resultaat op? Er spelen namelijk nog andere factoren mee zoals attitudes van mensen, sociale en fysische zaken,… DRIE VORMEN VAN GEZONDHEIDSEDUCATIE Informatief: klemtoon op feitelijke inlichtingen (oorzaken en gevolgen + aansluiten bij de kenmerken van de doelgroep). Educatief: o Vergroten van inzicht in achtergrond en samenhang van feiten (informatie inzichtelijk verwerken), o rekening houdend met kenmerken doelgroep. Persuasief: het overgangsgebied tussen voorlichting en propaganda. informatief persuatief educatief