Bijbelkring 26 oktober 2016 Welkom en opening Tweede thema: ‘Het grote feestmaal’ (Lukas 14) De tekstgedeelten van de komende avond komen op één na verder uit het Evangelie van Lukas. Lukas was de rechterhand van Paulus. Hij kwam uit Antiochië in het huidige Syrië. Hij was ongetwijfeld hoogopgeleid (arts), Joods en hellenistisch (Grieks). Hij schreef omstreeks het jaar 80 zijn Evangelie op grond van de verslagen van anderen (Lukas 1:2). Hij heeft een duidelijke focus op niet-Joden. Vers 1 - 15 Gebeurtenissen in het huis van de leider van de Farizeeën Zat Hij dan nooit bij de Farizeeën? Keer op keer richtte Jezus Zich bij die maaltijden van tollenaars en zondaars op de kritiek van de Farizeeën, maar net zo vaak zat Jezus bij de Farizeeën in huis. Daarin maakte Jezus geen onderscheid. Aan tafel bij de Farizeeën worden echter dingen besproken, op het scherpst van de snede. Het was wel duidelijk: Jezus werd niet zomaar uitgenodigd, maar om Hem nog eens stevig aan de tand te voelen. En waarschijnlijk niet toevallig stond daar een zieke. Jezus had hen wel door en legde de vraag bij hen neer: een hele simpele vraag zou je zeggen: mag Ik genezen op de Sabbat? Ze zwegen. Jezus geneest de zieke en verdedigt Zich ten opzichte van de Farizeeën. Vervolgens gaan ze aan tafel. Mensen die op de beste plekken wilden, dicht bij de gastheer. Het was een sfeer van geldingsdrang en competitie. In het kleine wereldje van de Farizeeën was er een bepaalde pikorde en vond men elkaar en vooral zichzelf heel belangrijk. Jezus was het een doorn in het oog. Hij zette zo Zijn kanttekeningen er bij. Maar niet alleen de gasten, ook de gastheer gedroeg zich zo. Jezus keek eens rond en merkte fijntjes op dat het niet bepaald de minsten waren waar Hij mee aan tafel zat. De gastenlijst was gevuld met mensen die het aanzien van de gastheer deden groeien en wellicht in de toekomst nog eens wat terug konden doen. Jezus was kritisch. Nodig ook eens mensen uit die dat juist niet kunnen doen. Mensen waarvan je misschien denkt dat ze je van geen enkel nut zullen zijn. Zalig zal je dan zijn. Dan zal je loon ontvangen op de dag van de opstanding. Maken wij onderscheid in de mensen waarmee wij omgaan of die we thuis uitnodigen? Herken jij die sfeer van geldingsdrang en eigenbelang? Kunnen wij iets met de praktische lessen van de Heere Jezus? Persoonlijk of in de gemeente? Er is een druk op kerk-zijn om de sluwe atmosfeer van verveling te doorbreken en te overwinnen. De druk op de beleving, om een levende christen te zijn die bijna in z’n eentje deze sferen moet kunnen weerstaan. De druk op discipline, om zelf een standvastig getuige te zijn in dode tijden. De druk op de preek en de prediker om vrolijk en bevlogen, diepzinnig en praktisch de crisis tegen te moeten spreken. Het medicijn is meer. De vraag is echter: meer van wat. In hetzelfde artikel werden mensen genoemd die door alle seizoenen van het geloof heen getrokken zijn. Die grote hoogten en diepe dalen gekend hebben en kennen. Die dan hun hoofd schudden. Meer? In elk geval niet meer doen. Niet meer uit onszelf proberen te halen. Maar meer vertrouwen op Hem. Met elkaar die gemeenschap vormen om de Heere Jezus heen, in alle afhankelijkheid. Herkennen we dit spanningsveld? Herkennen we ons in de Farizeeën? Vers 16 ( - 21) De gelijkenis – de nodiging Zalig is hij die brood eet in het Koninkrijk van God. Die opmerking van die man is een grote zelfbevestiging van hem en zijn tafelgenoten. Jezus begint de gelijkenis te vertellen. De vraag die Jezus opwerpt in Zijn gelijkenis: Wie mag aanzitten in het Koninkrijk van God? Voor die mensen was het helemaal geen vraag, maar Hij houdt hen de spiegel voor. De Farizeeën waren druk met de regels, Jezus in de gaten houden en de beste plaatsen voor zichzelf kiezen. Van dat laatste waren de discipelen overigens ook niet vies (Lukas 9: 46). Ze gaan zo voorbij aan de Bruidegom, terwijl Hij voor hun neus zit. In die gelijkenis laten ze verstek gaan. Ze verspelen het, door er niet bij te zijn. Aan de voeten van de Heere Jezus, daar is de plek om te zijn. Dat was zo bij Martha en Maria. Dat was zo bij de Farizeeën en de tollenaars. Dat is zo bij ons. Tegen de Farizeeën zegt Jezus eigenlijk: vond Ik maar dezelfde vreugde bij u als bij de tollenaars en zondaars aan tafel. Denk aan je bruiloft of een heel belangrijke gebeurtenis. Wat deed het je dan als bepaalde mensen er niet bij waren? In de gelijkenis lezen we de boze reactie van de Heere God. Herkennen we ons daar dan in? De mensen die uitgenodigd zijn krijgen een waarschuwing: kom, laat niet verstek gaan! Wees net zo blij als mensen die alsnog mogen komen! Raakt die waarschuwing jou? Wat wordt bedoeld met de grote maaltijd? Zijn wij in onze kerk of bij ons thuis een afspiegeling van dat toekomstige feestmaal? Vers 21 ( - 24) De omslag – verwerping en nieuwe nodiging Onaanzienlijke mensen worden erbij gehaald. De vanzelfsprekendheid van het aanzitten aan de tafel van God wordt onderuit gehaald. Jezus onderstreept nog eens het punt van de gastenlijst. Is dit een afspiegeling van de mensen die hier leven? Wat voor gemeenschap vieren jullie hier eigenlijk? Het was in elk geval geen afspiegeling van de toekomstige gemeenschap bij God, want daar leefden ze aan voorbij. Mensen die er zo gezegd buiten staan, zullen het huis vervullen en worden vervuld van vreugde om er bij te mogen komen. Jezus ondervond het aan den lijve. Bij Mattheus in huis. De vreugde. Als je echt jezelf ziet als iemand die van zichzelf er niet bij hoort, maar ondertussen de volledige acceptatie en verzekering van de Heere Jezus krijgt, dan kan er alleen maar grote vreugde zijn. Als je leeft in de vreugde over de grote genade die je is aangedaan, dan kun je ook niet blijven leven als een Farizeeër of een zondaar. Dan ga je naar de mensen om je heen net zo leven als de grote Gastheer, Jezus Christus. Vanuit die verbondenheid met Hem. In liefde. Lukas zag ook die slaven, die op pad gingen, om anderen te roepen. Te dwingen, als ze zich te min vinden of niet durven. Die dienaren die gingen de wereld over, Lukas zag het net steeds verder uitgeworpen worden. Hij schreef door in Handelingen over de vroege kerk en de zendingsreizen. Het ging door. We worden er bij gehaald. Laten wij ons verheugen en tot eer van God Zijn huis vullen! Denk aan bezit (1), werk (2) en familie (3). Hoe zorg je dat die dingen waar je zo druk mee kunt zijn je geloof niet in de weg staan, maar juist onderdeel zijn van je leven met God? Wie zijn de mensen om ons heen die er nu niet bij horen in de kerk, maar waar wij wel de vreugde mee mogen (en moeten?) delen? Op welk terrein laat jij het afweten als het gaat om het ‘vieren’ van het leven met God? Afsluiting