Kringvoorbereiding 1 april 2014

advertisement
Bijbelkring 26 oktober 2016
Welkom en opening
Tweede thema: ‘Het grote feestmaal’ (Lukas 14)
De tekstgedeelten van de komende avond komen op één na verder uit het
Evangelie van Lukas. Lukas was de rechterhand van Paulus. Hij kwam uit Antiochië in het huidige
Syrië. Hij was ongetwijfeld hoogopgeleid (arts), Joods en hellenistisch (Grieks). Hij schreef omstreeks
het jaar 80 zijn Evangelie op grond van de verslagen van anderen (Lukas 1:2). Hij heeft een duidelijke
focus op niet-Joden.
Vers 1 - 15
Gebeurtenissen in het huis van de leider van de Farizeeën
 Zat Hij dan nooit bij de Farizeeën? Keer op keer richtte Jezus Zich bij die maaltijden van tollenaars
en zondaars op de kritiek van de Farizeeën, maar net zo vaak zat Jezus bij de Farizeeën in huis.
Daarin maakte Jezus geen onderscheid. Aan tafel bij de Farizeeën worden echter dingen
besproken, op het scherpst van de snede.
 Het was wel duidelijk: Jezus werd niet zomaar uitgenodigd, maar om Hem nog eens stevig aan de
tand te voelen. En waarschijnlijk niet toevallig stond daar een zieke. Jezus had hen wel door en
legde de vraag bij hen neer: een hele simpele vraag zou je zeggen: mag Ik genezen op de Sabbat?
Ze zwegen. Jezus geneest de zieke en verdedigt Zich ten opzichte van de Farizeeën.
 Vervolgens gaan ze aan tafel. Mensen die op de beste plekken wilden, dicht bij de gastheer. Het
was een sfeer van geldingsdrang en competitie. In het kleine wereldje van de Farizeeën was er
een bepaalde pikorde en vond men elkaar en vooral zichzelf heel belangrijk. Jezus was het een
doorn in het oog. Hij zette zo Zijn kanttekeningen er bij.
 Maar niet alleen de gasten, ook de gastheer gedroeg zich zo. Jezus keek eens rond en merkte
fijntjes op dat het niet bepaald de minsten waren waar Hij mee aan tafel zat. De gastenlijst was
gevuld met mensen die het aanzien van de gastheer deden groeien en wellicht in de toekomst
nog eens wat terug konden doen. Jezus was kritisch. Nodig ook eens mensen uit die dat juist niet
kunnen doen. Mensen waarvan je misschien denkt dat ze je van geen enkel nut zullen zijn. Zalig
zal je dan zijn. Dan zal je loon ontvangen op de dag van de opstanding.
 Maken wij onderscheid in de mensen waarmee wij omgaan of die we thuis uitnodigen?
 Herken jij die sfeer van geldingsdrang en eigenbelang?
 Kunnen wij iets met de praktische lessen van de Heere Jezus? Persoonlijk of in de gemeente?
Er is een druk op kerk-zijn om de sluwe atmosfeer van verveling te doorbreken en te overwinnen. De
druk op de beleving, om een levende christen te zijn die bijna in z’n eentje deze sferen moet kunnen
weerstaan. De druk op discipline, om zelf een standvastig getuige te zijn in dode tijden. De druk op
de preek en de prediker om vrolijk en bevlogen, diepzinnig en praktisch de crisis tegen te moeten
spreken. Het medicijn is meer.
De vraag is echter: meer van wat. In hetzelfde artikel werden mensen genoemd die door alle
seizoenen van het geloof heen getrokken zijn. Die grote hoogten en diepe dalen gekend hebben en
kennen. Die dan hun hoofd schudden. Meer? In elk geval niet meer doen. Niet meer uit onszelf
proberen te halen. Maar meer vertrouwen op Hem. Met elkaar die gemeenschap vormen om de
Heere Jezus heen, in alle afhankelijkheid. Herkennen we dit spanningsveld? Herkennen we ons in de
Farizeeën?
Vers 16 ( - 21)
De gelijkenis – de nodiging
 Zalig is hij die brood eet in het Koninkrijk van God. Die opmerking van die man is een grote
zelfbevestiging van hem en zijn tafelgenoten. Jezus begint de gelijkenis te vertellen. De vraag die
Jezus opwerpt in Zijn gelijkenis: Wie mag aanzitten in het Koninkrijk van God? Voor die mensen
was het helemaal geen vraag, maar Hij houdt hen de spiegel voor. De Farizeeën waren druk met
de regels, Jezus in de gaten houden en de beste plaatsen voor zichzelf kiezen. Van dat laatste
waren de discipelen overigens ook niet vies (Lukas 9: 46). Ze gaan zo voorbij aan de Bruidegom,
terwijl Hij voor hun neus zit. In die gelijkenis laten ze verstek gaan. Ze verspelen het, door er niet
bij te zijn.
 Aan de voeten van de Heere Jezus, daar is de plek om te zijn. Dat was zo bij Martha en Maria. Dat
was zo bij de Farizeeën en de tollenaars. Dat is zo bij ons. Tegen de Farizeeën zegt Jezus eigenlijk:
vond Ik maar dezelfde vreugde bij u als bij de tollenaars en zondaars aan tafel.
 Denk aan je bruiloft of een heel belangrijke gebeurtenis. Wat deed het je dan als bepaalde
mensen er niet bij waren? In de gelijkenis lezen we de boze reactie van de Heere God.
Herkennen we ons daar dan in?
 De mensen die uitgenodigd zijn krijgen een waarschuwing: kom, laat niet verstek gaan! Wees
net zo blij als mensen die alsnog mogen komen! Raakt die waarschuwing jou?
 Wat wordt bedoeld met de grote maaltijd?
 Zijn wij in onze kerk of bij ons thuis een afspiegeling van dat toekomstige feestmaal?
Vers 21 ( - 24)
De omslag – verwerping en nieuwe nodiging
 Onaanzienlijke mensen worden erbij gehaald. De vanzelfsprekendheid van het aanzitten aan de
tafel van God wordt onderuit gehaald. Jezus onderstreept nog eens het punt van de gastenlijst. Is
dit een afspiegeling van de mensen die hier leven? Wat voor gemeenschap vieren jullie hier
eigenlijk? Het was in elk geval geen afspiegeling van de toekomstige gemeenschap bij God, want
daar leefden ze aan voorbij. Mensen die er zo gezegd buiten staan, zullen het huis vervullen en
worden vervuld van vreugde om er bij te mogen komen. Jezus ondervond het aan den lijve. Bij
Mattheus in huis. De vreugde.
 Als je echt jezelf ziet als iemand die van zichzelf er niet bij hoort, maar ondertussen de volledige
acceptatie en verzekering van de Heere Jezus krijgt, dan kan er alleen maar grote vreugde zijn.
Als je leeft in de vreugde over de grote genade die je is aangedaan, dan kun je ook niet blijven
leven als een Farizeeër of een zondaar. Dan ga je naar de mensen om je heen net zo leven als de
grote Gastheer, Jezus Christus. Vanuit die verbondenheid met Hem. In liefde.
 Lukas zag ook die slaven, die op pad gingen, om anderen te roepen. Te dwingen, als ze zich te
min vinden of niet durven. Die dienaren die gingen de wereld over, Lukas zag het net steeds
verder uitgeworpen worden. Hij schreef door in Handelingen over de vroege kerk en de
zendingsreizen. Het ging door. We worden er bij gehaald. Laten wij ons verheugen en tot eer van
God Zijn huis vullen!
 Denk aan bezit (1), werk (2) en familie (3). Hoe zorg je dat die dingen waar je zo druk mee
kunt zijn je geloof niet in de weg staan, maar juist onderdeel zijn van je leven met God?
 Wie zijn de mensen om ons heen die er nu niet bij horen in de kerk, maar waar wij wel de
vreugde mee mogen (en moeten?) delen?
 Op welk terrein laat jij het afweten als het gaat om het ‘vieren’ van het leven met God?
Afsluiting
Download