LEVEN VANUIT EEN TRADITIE Twee belangrijke groeperingen waar Jezus dikwijls mee te maken heeft, zijn de Sadduceeën en de Farizeeën. Beide groepen hebben een heel eigen traditie. Sadduceeën zijn nauw betrokken bij het bestuur van de tempel. Daarbij werken zij tot verdriet van veel Joden samen met de Romeinen, die het in Israël uiteindelijk voor het zeggen hebben. Sadduceeën vormen een groepering die vooral uit rijke kooplieden en grootgrondbezitters bestaat. Zij willen alles zoveel mogelijk bij het oude laten en houden vast aan traditioneel-Bijbelse opvattingen. Zij moeten niets hebben van de vernieuwingsbeweging die Jezus op gang brengt. De apostel Paulus noemt Farizeeën uitstekende uitleggers van de Wet. Zij maken er veel werk van om Bijbelse voorschriften aan te passen aan de eisen van de tijd. Daardoor kunnen gelovigen die ook in praktijk brengen en mogen zij verwachten dat Gods koninkrijk eens op aarde zal aanbreken. Bij hun uitspraken halen Farizeeën steeds de visies van vroegere Farizese leraren aan. Zij zijn dan ook erg gehecht aan deze eerbiedwaardige traditie de van de ‘Vaders’, waarbij vroomheid, armenzorg ten en rituele reinheid een belangrijke plaats innemen. Zo willen zij het leven heiligen. Jezus is sterk op de verwezenlijking van Gods koninkrijk gericht. Dat gaat bij hem boven alles en daar vervult Hij als Messias een sleutelrol bij. De Farizeeën verwachten dat koninkrijk ook, maar pas in een verre toekomst. Precieze traditionele voorschriften zoals over het afdragen van de tienden en het houden van de sjabbat vindt Jezus niet zo belangrijk. Hij staat nauw in contact met mensen aan de rand van de samenleving, zoals zieken, armen en onreinen. Ook typerend voor hem is dat hij dikwijls onreine geesten uitdrijft als voorteken van het aanbreken van Gods koninkrijk. Jezus heeft zijn taak rechtstreeks van zijn Vader gekregen en staat dus op een vernieuwende manier in de Joodse traditie. Piet van der Schoof. Werkgroep van de Katholieke Raad voor Israël