Een gekruisigde koning 25 november - vierendertigste zondag (2 Samuël 5,1-3 - Lucas 23,35-43) ----------------- We kunnen niet zeggen dat Jezus zich koninklijke allures heeft aangemeten. Hij is zelfs een keer de bergen in gevlucht toen een enthousiaste menigte hem tot koning wilde uitroepen. Hij is wel koning genoemd. Al vóór zijn geboorte heeft een engel aan zijn toekomstige moeder aangekondigd dat haar zoon bestemd was om 'tot in eeuwigheid koning' te worden (Lucas 1,33). En toen hij aan het einde van zijn leven de hoofdstad Jeruzalem binnentrok, werd hij toegejuicht als de gezegende die kwam als koning in de naam van de Heer. Maar niet veel later hing hij als een misdadiger aan een kruis te sterven. Uitgerekend het evangelieverhaal van zijn kruisdood wordt gelezen op het liturgisch feest van Christus koning. Een verrassing die te denken geeft. -----------------Eén keer maar heeft Jezus gezegd dat hij koning was, en dan nog niet uit eigen beweging maar omdat Pilatus het hem vroeg. Misschien heeft Pilatus gedacht: nu heb ik hem! Maar hij vergiste zich. Jezus nuanceerde: koning, u zegt het, maar mijn koningschap hoort niet bij deze wereld (Johannes 18,36). Hij heeft wel zijn hele actieve leven lang over het 'koninkrijk van God' gesproken. Zijn koningschap stond in dienst van dit koninkrijk. Hij heeft er met geestdrift en vuur aan de mensen over verteld zodra hij begon te preken. "De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij. Bekeer u, geloof in dit goede nieuws!" (Marcus 1,15). In een beeldrijke taal heeft hij beschreven hoe het zou groeien als zaad dat in vruchtbare grond valt, als een mosterdzaadje dat uitgroeit tot een boom, als een stukje gist dat het deeg doet rijzen. Hij heeft het vergeleken met een bruiloftsfeest waarop de plaatsen van de genodigden die het laten afweten ingenomen worden door zwervers en bedelaars, door mensen die op straat of in de goot leven. Het koninkrijk dat hij voor God heeft verworven wordt vandaag in verheven termen beschreven aan het begin van het eucharistisch tafelgebed: een koninkrijk van waarheid, heiligheid en liefde, recht en gerechtigheid, een koninkrijk van vrede. Jezus heeft er zijn leven voor gegeven. Het kruisbeeld is het symbool bij uitstek van alle christenen. Overal waar mensen ernaar kijken, zien ze een man die koning werd genoemd. Het stond boven zijn hoofd op een houten plankje geschreven in de drie talen van het kosmopolitische Jeruzalem. De hele wereld moest het weten. Koning, maar met een kroon van doornen en zijn naakte lichaam door geselslagen gestriemd. Het volk stond toe te kijken toen hij hing te sterven. Verbijsterd misschien, of belust op sensatie? De leiders hoonden hem. Red nu ook maar jezelf, je bent toch de messias? En de soldaten: als je koning bent, kun je toch jezelf redden van dat kruis! Misschien had hij dat gekund, maar hij wilde het niet. Hij heeft wel een van de bandieten die naast hem aan een kruis hingen te sterven gered. Hij beloofde hem: vandaag nog kom je met mij in het paradijs. 'Paradijs' is een Perzisch woord dat 'tuin' betekent en in zijn Griekse vertaling verwees naar de Tuin van Eden. Wij spreken van het 'aards paradijs', maar bij Lucas gaat het om de oorspronkelijke gelukzaligheid die in haar volle gaafheid hersteld is. In paradisum wordt er gezongen aan het einde van een uitvaart als het dode lichaam uit de kerk wordt weggedragen. Naar de definitieve verblijfplaats van de gelukzaligen. Het feest dat vandaag wordt gevierd is niet dat van Jezus koning, maar Christus koning. Eigenlijk moeten we eerst zeggen: Jezus de christus, d.i. de gezalfde, de messias. Hij was de lijdende messias die tot in zijn dood slachtoffer van macht en rechtsverkrachting is geweest, en daarom kan hij anderen uit dit lijden redden. Maar nu noemen we hem de verheerlijkte Christus die deelt in de koninklijke heerschappij van God. Wat vandaag wordt gevierd is het vooruitzicht dat eens volledig zal vervuld worden wat christenen bidden in het Onzevader: 'Laat uw koninkrijk komen en uw wil gebeuren op aarde als in de hemel.' Ze kijken we vooruit, ze geven uitdrukking aan de hoop dat de gerechtigheid van Gods rijk aan het komen is. Ze laten zich niet overmannen door pessimisme over alles wat verkeerd loopt in de wereld. Ze vieren de gelovige zekerheid dat het onder mensen aan het groeien is, het rijk van God, op veel plaatsen, onmerkbaar misschien maar onweerstaanbaar, als talrijke mosterdzaadjes, als stukjes gist die deeg doen rijzen. Het is aan het groeien overal waar mensen gerechtigheid doen, op welke bescheiden schaal ook, waar vrede wordt gesticht, hoe broos misschien ook, waar vergiffenis wordt gevraagd en gegeven, waar schuld wordt uitgewist en mensen zich met elkaar verzoenen. Ze worden niet ontmoedigd worden als het hen niet lukt. De macht van Gods vergevinsgezindheid is sterker dan alle kwaad. Inspiratie is geput uit H.J. VAN OGTROP, In het leerhuis van Lucas, Tabor, 1991, p. 182-186. B.J. De Clercq o.p.