filosofie en levenskunst Sextus Empirius

advertisement
Uit: Mens en samenleving.nl
Pyrrho van Elis en het pyrronistisch skepticisme
Pyrrho van Elis (ca. 360-270 BCE) was de eerste skepticus. Tegenwoordig wordt
skepticisme vaak geschreven als ‘scepticisme’, dus met een c in plaats van k. Dit is echter
de latinisering van het oud-Griekse woord. Het skepticisme is de filosofische stroming die
stelt dat we niets kunnen kennen. Het pyrronistisch skepticisme verschilt hiervan. Volgens
een pyrronistisch skepticus is zelfs de stelling dat niets gekend kan worden dogmatisch.
Een pyrronistisch skepticus blijft in een staat van ononderbroken twijfel, blijft zoeken naar
de waarheid en distantieert zich van onbewezen stellingen. Pyrrho is skepticus geworden
aangezien, volgens Pyrrho, tegen elke propositie of stelling het tegendeel met evenveel
redelijkheid gesteld kan worden. In andere woorden, overal zijn wel argumenten voor en
tegen, en uiteindelijk kan je nooit weten of iets wel of niet het geval is.
Er is erg weinig bekend over het leven van Pyrrho. Volgens Diogenes Laërtius, een Griekstalig
biograaf vermoedelijk uit het begin van de 3e eeuw, is Pyrrho in armoedige omstandigheden
opgegroeid. Oorspronkelijk zou hij schilder zijn geweest, een matige. Vervolgens werd hij
geboeid door de filosofie. Hij ging in de leer bij Stilpo en vermoedelijk Bryson, leerling van
Socrates. Beide waren Megarische dialectici. De leer van Democritus zou hem hebben
beïnvloed. Democritus was een Atomist. Atomisten stelden dat de realiteit op is gebouwd uit
kleine ondeelbare deeltjes, atomen.
De expeditie van Alexander de Grote naar India
Hierna ging Pyrrho in de leer bij filosoof Anaxarchus van Abdera. Anaxarchus behoorde tot
de school van Democritus. Samen met Anaxarchus en anderen is Pyrrho meegegaan op de
expeditie van Alexander de Grote naar India. In India zou hij bij ‘naakte wijze mannen’,
Gymnosofisten, in de leer zijn gegaan. Letterlijk vertaald is een Gymnosofist een ‘naakte
filosoof’. Deze Indische filosofen leiden een radicaal ascetisch leven, d.w.z. een zo rein
mogelijk leven waarbij begeerten worden onderdrukt. Zelfs kleding en voedsel zagen ze als
een inbreuk op de zuiverheid van het denken.
Volgelingen in Griekenland
Terug in Griekenland koos hij voor een eenvoudige levensstijl, waarschijnlijk vanwege zijn
ontmoeting met de Gymnosofisten. Alsnog werd hij erg gerespecteerd door de inwoners van
Elis, en ook door de Atheners. Athene kende hem uiteindelijk zelfs het burgerschap toe. Er
wordt geclaimd dat niet alleen zijn eenvoudige levensstijl, maar ook zijn filosofie het
resultaat was van de ontmoeting met de Gymnosofisten, maar waardoor is onduidelijk.
Hoe hij dan ook op zijn filosofie is gekomen, terug in Griekenland kreeg hij meerdere
volgelingen. De belangrijkste van zijn volgelingen was Timon van Philius. Hij scheen enige
bekendheid te hebben gekregen. Reisschrijver Pausanias schreef over een beeld van hem op
de marktplaats van Elis. Diogenes schreef dat hij hoge priester was geworden, en dat in zijn
eer filosofen geen stadsbelasting meer hoefden te betalen. Het is onduidelijk hoe
betrouwbaar zij als bronnen waren. Pyrrho heeft zelf, misschien met als uitzondering wat
verloren gegane poëzie op de expeditie van Alexander de Grote, niets geschreven. Timon
van Philius wel, maar het probleem is dat hij als aanbidder schreef, en niet neutraal. Toch is
Timon waarschijnlijk de betrouwbaarste bron wat Pyrrho betreft.
Ataxaria
Pyrrho stelde dat aangezien niets gekend kan worden, Ataxaria de enige juiste
levenshouding is. Ataxaria is de vrijheid van bezorgdheid. Volgens geschriften, paste hij dit in
de praktijk toe. Er is geschreven dat, omdat hij zijn zintuigen niet vertrouwde, hij niet aan de
kant ging voor voorbijgangers of enig gevaar. Zijn vrienden zouden hem hierbij geholpen
moeten hebben. Maar, er is ook weer gezegd dat hij zijn leven wel op een verstandige
manier kon uit voeren.
Vaak wordt Pyrrho afgeschilderd als altijd, in wat voor omstandigheden dan ook, kalm
blijvend. Dit doet Timon bijvoorbeeld, al geeft hij waarschijnlijk een geïdealiseerd beeld van
Pyrrho. Zelfs tijdens een storm op een schip of een chirurgische ingreep zou Pyrrho kalm zijn
gebleven. Timon suggereert dat de kalmte het resultaat is van het niet inmengen in
filosofisch onderzoek of debat. In verschillende anekdotes wordt gesteld dat Pyrrho geen
waarde hecht aan de normale conventies van de maatschappij, zoals afkeuring van anderen.
Wat waar en niet waar is blijft onduidelijk, maar samengevoegd geven de bronnen een
consistent portret. Mogelijk geeft dit een ideaal waar Pyrrho naar streefde, en wat hij
voldoende heeft bereikt.
De School van het Pyrronisme
Uit zijn volgelingen is nog geen school ontstaan. Dit gebeurde pas meerdere eeuwen na zijn
tijd. In de 1e eeuw BCE richtte Aenesidemus de pyrronistische school op. De relatie tussen
de school en Pyrrho is echter wat onduidelijk. De bron voor het (latere) pyrronisme is
filosoof Sextus Empiricus, die hier in de 2e of 3e eeuw over heeft geschreven in zijn werk
‘Tegen de Wiskundigen’.
De school van het pyrronisme was in die tijd niet de enige skeptische school in de GrieksRomeinse wereld. Er was namelijk ook de skeptische academie, waarvan Carneadas de
bekendste skepticus was. Carneadas stelde: ‘Niets kan men zeker weten, zelfs dit niet.’ De
pyrronisten zagen zelfs de stelling dat niets gekend kan worden als dogmatisch.
Uit: Wikipedia
Sextus Empiricus
Portret van Sextus Empiricus
Sextus Empiricus was een filosoof en geneeskundige uit de 2e of 3e eeuw n.Chr. Hij zou
mogelijk geleefd hebben in Alexandrië, Rome of Athene. Zijn filosofische werken zijn de
meest complete overgedragen weergaven van het oude Griekse en Romeinse scepticisme.[1]
Zijn medische werken worden traditioneel ondergebracht onder de "empirische school" (in
de traditie van Asclepiades), zoals ook zijn naam laat uitschijnen. Op op zijn minst twee
plaatsen in zijn geschriften echter, plaatst Sextus zichzelf dichter bij de "Methodische
school". Dit laatste sluit dan weer meer aan bij zijn filosofische opvattingen.
De werken van Sextus Empiricus
Principes van het pyrrhonisme
Grondprincipes van het Pyrrhonisme (Πυῤῥώνειοι ὑποτύπωσεις)
Tegen de Mathematici

Tegen de Mathematici (Adversus Mathematikos).
De eerste zes boeken van Tegen de Mathematici zijn ook bekend onder de naam Tegen de
geleerden, maar elk van de boeken heeft ook een traditionele titel. Men vermoedt dat dit
Sextus' laatste en meest rijpe werk was.
Boek I: Tegen de Grammatici
Boek II: Tegen de Redenaars
Boek III: Tegen de Meetkundigen
Boek IV: Tegen de Rekenkundigen
Boek V: Tegen de Astrologen
Boek VI: Tegen de Musici
Boek VII tot en met XI van Tegen de Mathematici vormen een onvolledig geheel.
Deze laatste boeken worden wel eens van de eerste reeks onderscheiden en onder
de titel Tegen de Dogmatici geplaatst. Geleerden geloven dat op zijn minst één, maar
mogelijk tot vijf boeken ontbreken aan het begin van Tegen de Dogmatici. De
bestaande boeken dragen als traditionele titels:
Boek VII-VIII: Tegen de Logici
Boek IX-X: Tegen de Natuurkundigen
Boek XI: Tegen de Ethici
Geen van deze ondertitels komen echter voor in de oorspronkelijke manuscripten. Ze zijn
allen latere toevoegingen.
Filosofie
Sextus Empiricus meent dat we onze oordelen over nagenoeg alle overtuigingen moeten
opschorten. Meer concreet bedoelt hij dat we overtuigingen noch mogen bevestigen als
waar, noch mogen ontkennen als vals. Deze opvatting is bekend als Pyrrhonisch scepticisme.
Deze vorm van scepticisme is onderscheiden van Academisch scepticisme, dat elke vorm
van kennisontkent. Sextus daarentegen ontkent de mogelijkheid van kennis niet. De
opvatting van de Academische sceptici, die claimen dat niets kenbaar is, wordt door Sextus
bekritiseerd als het vasthouden aan het geloof dat er nog steeds een beperkte claim tot
ware kennis is. Hiertegenover stelt Sextus het volledig opgeven van het geloof, waarmee hij
doelt op het opschorten van elk oordeel over wat al dan niet kenbaar is. Enkel door het
opschorten van oordelen kunnen we een status van Ataraxia bereiken. Sextus dacht niet dat
een algemene opschorting van alle oordelen onpraktisch zou zijn, aangezien we in de
praktijk zonder problemen kunnen leven zonder overtuigingen, handelend op basis van
gewoonten.
Sextus stond toe dat we claims met betrekking tot onze ervaringen konden bevestigen,
bijvoorbeeld weergaven over onze gevoelens of waarnemingsbeelden. Meerbepaald kan
men volgens hem bij een bepaalde claim X dat ik iets voel of waarneem, met zekerheid
kunnen zeggen dat "het voor mij nu lijkt te zijn dat X het geval is". Hij wees er evenwel ook
op dat dit niet impliceert dat er objectieve kennis kan bestaan van de externe realiteit.
Immers, hoewel ik kan weten dat de honing die ik eet voor mij zoet smaakt, kan dit niet
meer zijn dan een subjectief oordeel. Bijgevolg wordt er in dit geval niets duidelijk over de
honing zelf. De kennis blijft subjectief en objectieve kennis blijft noodzakelijk buiten mijn
persoonlijke bereik.
De erfenis van Sextus Empiricus
Een invloedrijke uitgave van Sextus' "Principes van het Pyrrhonisme" met een Latijnse
verklaring werd gepubliceerd in Genève in 1562 door Henricus Stephanus. Het boek werd
veel gelezen in Europa in de 16e, 17e en 18e eeuw en had een diepe invloed op onder
andere Michel de Montaigne en David Hume.
Een andere bron voor de circulatie van Sextus' gedachtegoed was Bayle's woordenboek. De
erfenis van het Pyrrhonisme wordt beschreven in "The History of Skepticism from Erasmus
to Descartes" en "High Road to Pyrrhonism" van Richard Popkin. Sommige van de sceptische
argumenten gelijken op de argumenten die gegeven werden door de boeddhistische
filosoofNagarjuna in de 1e eeuw n.Chr.
Uit: steunpunt alpha RUG
Scepticisme in de Oudheid
"Ware kennis bestaat erin te weten dat men niets weet"
Plato
In de Apologie van Socrates schrijft Plato over een probleem dat Socrates probeert op te
lossen. Het orakel van Delphi heeft gezegd dat niemand wijzer is dan Socrates. Maar
Socrates vindt zichzelf niet wijs. Socrates trekt noch de uitspraak van het orakel, noch zijn
zelfbeeld in twijfel. Maar hoe moet hij dit met elkaar rijmen? Om dit probleem op te lossen
gaat Socrates praten met verschillende groepen in Athene. Hij gaat langs bij politici, dichters
en vakmensen. Ze denken allemaal dat ze grote en belangrijke dingen weten, maar voor
Socrates is het duidelijk dat dit niet het geval is. Socrates weet ten minste van zichzelf dat hij
geen kennis heeft van deze belangrijke kwesties, terwijl de mensen die hij spreekt dit niet
weten van zichzelf. Dus heeft Socrates in dit opzichte meer kennis dan de mensen die hij
spreekt die een reputatie hebben wijs te zijn.
Socrates zegt over zichtzelf: “over mezelf weet ik dat ik niets weet”. Nu we de context van
de dialoog kennen zien we dat deze uitspraak niet problematisch is. Socrates is geen
scepticus die zegt dat hij niets weet. Maar zijn woorden benadrukken juist het belang van
het kritisch onderzoeken van je eigen visie en die van anderen. Omdat we vaak niet veel
weten is kritisch onderzoek juist van belang.
Een andere beroemde paradox van Plato gaat ook over kennis. Een van de problemen lijkt te
zijn dat je niets kan leren dat je niet al weet. In de Meno laat Socrates zien dat, hoe gek het
ook lijkt, leren inderdaad een vorm van herinneren is. Meno ’s paradox, ook wel the learner’s
paradox genoemd, wordt geformuleerd door Meno. Hij vraagt Socrates Hij vraagt Socrates
hoe onderzoek eigenlijk mogelijk is. Hij stelt dat het enerzijds niet mogelijk is om te
onderzoeken wat we al weten want in dit geval is er geen reden voor onderzoek, we weten
het immers al. Anderzijds kunnen we ook niet onderzoeken want dan we weten niet want
hoe kunnen we in dat geval weten waar we moeten beginnen met onderzoeken? Waar we
naar op zoek zijn is immers iets dat we niet kennen.
Vervolgens herformuleert Socrates de paradox in de volgende woorden:
“a man cannot inquire either about what he knows or about what he does not know? For he
cannot inquire about what he knows, because he knows it, and in that case is in no need of
inquiry; nor again can lie inquire about what he does not know, since he does not know about
what he is to inquire.” (Plat. Meno 80e)
Scepticisme in de oudheid
Plato Socrates
Scepticisme filosofie kom je al tegen in de oudheid. In de oudheid had scepticisme
betrekking op overtuigingen, niet op kennis. Hierin verschilt het van modern scepticisme,
wat juist wel sceptisch is over kennis. De oude sceptici dachten dat als we niet met zekerheid
kennis claims kunnen maken, we ons niet moeten uitlaten over welke soort waarheid-claim
dan ook. Anders gezegd, we moeten terughoudend zijn, niet alleen over ware kennis, maar
ook over ware overtuigingen.
Het gevolg hiervan was dat sceptici in de oudheid problemen kregen met betrekking tot
overtuigingen, gedachtes, taal en handelingen. De vraag was namelijk: kun je je wel ontdoen
van overtuigingen en tegelijkertijd een rationeel leven leiden?
Een probleem en uitdaging van scepticisme in de Oudheid is dat er veel verschillende
denkers en scholen waren. Scepticisme in de oudheid wordt gezien als Hellenistische
filosofie. De twee stromingen, de Academische en de Pyrronisme, kwamen op rond de derde
eeuw v.Chr. en eindigden rond de tweede eeuw n.Chr. Voor je PWS zou je heel goed een
vergelijking kunnen maken tussen de Academische en Pyrronische school. Waarin
verschilden deze scholen van elkaar? Kun je deze verschillen nog traceren in de huidige
filosofie?
De Centrale Vragen
Plato
De pre-socratische filosofen formuleerden claims zoals “niets is bekend”. Deze uitspraak is
problematisch. Want als niets gekend kan worden, hoe kent iemand die deze uitspraak
beweert deze uitspraak dan? Daarnaast is het een probleem voor de filosofen die deze
bewering formuleerden om deze vervolgens te rijmen met andere filosofische uitspraken die
ze deden. Het lijkt namelijk onmogelijk dat je iets kunt beweren zonder dat je een
waarheidsclaim maakt. Een waarheidsclaim is een claim waarin je beweert dat iets waar is.
Het probleem is dus: hoe kun je tegelijkertijd zeggen dat niets gekend kan worden en
daarnaast ook beweren dat dingen waar zijn. Is dat niet tegenstrijdig met elkaar? Het idee is
dat sceptische claims zichzelf weerleggen, inconsistent, of tegenstijdig zijn.
Uitstelling is de sceptische houding. Zolang we iets niet zeker weten moeten we ons oordeel
uitstellen. Maar pleeg je, als je geen enkele overtuiging vormt, niet een “cognitieve
zelfmoord”? Het vermogen om overtuigingen te vormen lijkt juist een centrale eigenschap
van een denkend mens. Als we dit niet zouden doen, door onze overtuigingen altijd uit te
stellen, dan zouden we misschien niet eens kunnen denken of overleven. Zelfs simpele
handelingen als naar de koelkast lopen of opstaan lijken handelingen waar een overtuiging
aan ten grondslag ligt.
In de huidige filosofie wordt scepticisme voornamelijk gezien als een bedreiging van
buitenaf. ‘De scepticus’ is vooral een denkbeeldige tegenpositie of argument waartegen we
ons moeten verzetten om zijn sceptische argumenten te ontkrachten. De sceptici in de
oudheid daarentegen zien zichzelf echt als sceptici. Het word “skepsis” betekent onderzoek.
Het scepticisme van de oudheid kan dus het beste worden gezien als een hardnekkige
toewijding aan onderzoek. Ze namen het idee,dat alleen een onderzocht leven een
waardevol leven kan zijn, erg serieus. Ze wilden weten welke overtuigingen onze
handelingen leiden en ervoor zorgen dat we niet te veel vertrouwen plaatsen in ononderzochte ideeën.
Uit: Trouw
Het voordeel van de twijfel
Leonie Breebaart − 15/10/15, 10:37
© Jenna Arts.
Scepsis is eindexamenonderwerp van het vak filosofie. Tot dat eindexamen, mei volgend
jaar, stellen Nederlandse denkers daarom bij tal van onderwerpen de vraag: Hoe weet je
dat eigenlijk? Een serie over het voordeel van de twijfel.

Voorafgaand aan het eindexamen vwo, dat mei volgend jaar begint, publiceert Trouw vanaf
vandaag elke twee weken een aflevering van de serie 'Hoe weet je dat eigenlijk?'. Die vraag
leggen we steeds een andere filosoof voor. Daarbij komen de volgende terreinen aan bod:
gezondheidszorg, kunst, media, politiek, liefde en seks, techniek, natuur, wetenschap,
religie, economie, en identiteit.
In de eerstvolgende aflevering van donderdag 29 oktober legt Ton Derksen uit waarom de
Nederlandse rechtspraak zijn sceptische vragen nodig heeft: "Politiemensen en juristen
maken elementaire denkfouten die hun brein hen automatisch meegeeft." Door zulke
denkfouten zit de Turkse zakenman Hüseyin Baybasin, die in 2002 tot levenslang werd
veroordeeld, onschuldig vast, zegt Derksen.
Opinies, beweringen, pleidooien: we horen en lezen er dagelijks een heleboel, en lang niet
alleen in de krant. Over handelsmissies bijvoorbeeld, over de aankoop van twee Rembrandts
of over ruziënde gelovigen.
Als moderne burgers willen we graag meepraten over kwesties die het nieuws halen. Maar
het vervelende is, dat de vragen die we eerst beantwoord zouden willen zien om te kunnen
meedenken vaak helemaal niet aan bod komen. Hoe weet je wat kunst is? Moet de
economie altijd maar doorgroeien? Is het wel gezond om bezig te zijn met je gezondheid?
Hoe weet je dat God bestaat?
Zulke vragen klinken misschien kinderlijk, of zelfs een beetje dom, maar als we er nooit bij
stilstaan, verliezen we gemakkelijk onze interesse in het debat. Het lijkt dan alsof 'iedereen
maar wat roept' of juist dat 'elke mening respect verdient'.
Deugd
Toch valt er over al die botsende meningen best iets te zeggen: ze kunnen goed of juist
slecht onderbouwd zijn. Vaak is er niet lang nagedacht over de 'domme vraag' die
zogenaamd vanzelf spreekt en die daarom door niemand meer wordt gesteld. Om die naar
boven te halen zouden we vaker kunnen vragen: 'Hoe weet je dat eigenlijk?' Anders gezegd:
durven twijfelen.
Twijfelen is een deugd, want het leidt ertoe dat we even stilstaan voor we naar het
antwoord rennen. Het is ook een deugd die training vraagt, en nergens wordt voor die
training zo consequent de tijd genomen als in het filosofieonderwijs. Stilstaan, vragen
stellen, nadenken, argumenteren: dat leert een scholier die voor dat vak heeft gekozen.
Met ingang van dit schooljaar worden middelbare scholieren nog extra gekneed in die kunst,
want het eindexamenonderwerp in het filosofieonderwijs is de komende jaren: 'scepsis', aan
de hand van het leerboek 'Het voordeel van de twijfel' van Tim De Mey.
Trouw sluit tot dat eindexamen aan bij het thema 'scepsis' met een reeks artikelen, die de
kunst van het twijfelen demonstreren aan de hand van actuele onderwerpen. Daarbij komen
heel verschillende terreinen aan bod: van de rechtspraak tot liefde en seks en van techniek
tot het godsgeloof. Op al die gebieden zullen Nederlandse filosofen hun sceptische vragen
afvuren: 'Hoe weet je dat techniek ons vooruithelpt?' En: 'Hoe weet je wat echte liefde is?'
De filosoof prikt net zo lang in het rotte hout van onze zekerheden tot hele verdiepingen
naar beneden komen
Radicale scepsis
Over het nut van scepsis zullen filosofen niet snel twijfelen: die is de motor van de
wijsbegeerte. De markantste filosofen uit de Europese geschiedenis, zoals Socrates, René
Descartes en Immanuel Kant, danken hun roem aan de radicale scepsis waarmee ze ideeën
onderuithaalden waarop eeuwenlang braaf was voortgebouwd.
Socrates stelde jonge Atheense mannen zulke scherpe vragen dat ze wel moesten toegeven
dat hun ideeën op drijfzand stonden. Descartes ondervroeg zichzelf zó kritisch, dat hij ten
slotte nog maar één zekerheid overhield: er moest iemand zijn die dacht wat hij dacht,
namelijk hijzelf - het 'cogito ergo sum'. En Kant bekende ruiterlijk dat filosofen na
eeuwenlang denkwerk nog steeds niet hebben bewezen dat er buiten ons denken überhaupt
een andere wereld en andere denkende wezens bestaan. Dat noemde hij 'het schandaal van
de filosofie'.
De filosoof prikt net zo lang in het rotte hout van onze zekerheden tot hele verdiepingen
naar beneden komen. Dat klinkt niet erg sympathiek en zeker niet constructief.
Moeten we die radicale twijfel niet aan haarklovende filosofen overlaten? Zijn sceptici niet
gewoon vervelende twijfelaars, die overal vraagtekens bij zetten zonder met een werkbaar
alternatief te komen?
Negatievelingen
Die negatieve bijklank heeft het woord scepsis inderdaad in het gewone spraakgebruik.
Sceptici, dat zijn negatievelingen. Als je met hen in een museum langs een modern schilderij
loopt, beweren ze: 'Dat kan mijn kleine zusje ook'. Als je een boom wilt opzetten over de
vraag of rechters te streng straffen, zeggen ze: 'Ik vertrouw rechters sowieso niet'.
Zulke scepsis is inderdaad weinig zinvol. Het is ook geen filosofische scepsis. Want die is er
nooit op uit de deur dicht te gooien, maar juist om een gesprek te beginnen.
Waarom lijkt dit schilderij dan op een kindertekening? Is het vonnis van die rechter wel
rechtvaardig? Filosofische scepsis breekt eerst af, maar met het doel verder te komen, of
beter gezegd: dieper. Want op een vloer die wankelt, kun je niet bouwen. En een theorie
wordt pas sterk als hij van alle kanten is bevraagd.


Mensen die gewoon aan het werk willen zijn niet altijd dol op die filosofische vertraging
Dat is niet alleen zo in de geschiedenis van de filosofie, waar de ene reus voortbouwt op de
twijfels van de andere reus. Zo werkt het ook in het maatschappelijk debat: om een oordeel
te verstevigen, moet je het sceptisch onderzoeken. Wat bedoel je eigenlijk als je praat over
rechtvaardigheid, over kunst, over gezondheid, over God?
De filosofen die de lezers van Trouw de komende maanden willen uitdagen met hun 'domme
vragen' zullen misschien in eerste instantie verwarring en irritatie wekken. 'Hoe ik dat weet?
Dat spreekt toch vanzelf?' Maar hopelijk leiden hun twijfel-exercities uiteindelijk tot
interessantere gesprekken.
Gevoel voor rechtvaardigheid
Mensen die gewoon aan het werk willen - juristen, ontwerpers, natuurbeschermers, politici
en misschien ook scholieren - zijn niet altijd dol op die filosofische vertraging. Want scepsis
houdt op en problematiseert wat voor anderen vanzelfsprekend lijkt. Zo heeft
wetenschapsfilosoof Ton Derksen weinig vrienden bij het Openbaar Ministerie. Dat hij
steeds gaten prikt in de bewijsvoering van het OM, wordt daar niet op prijs gesteld. Maar
Derksen doet dat niet om te pesten; hij wordt gedreven door zijn gevoel voor
rechtvaardigheid.
Op het eerste gezicht lijkt scepsis te leiden tot morele onverschilligheid. Niets is zeker, en
daarmee dreigt het gevaar dat we helemaal geen kompas meer overhouden. Maar een
dogmatisch gelijk dat geen sceptische twijfel toelaat, is misschien nog gevaarlijker, zowel in
de rechtspraak als in de politiek, of in de kerk. En evengoed aan de keukentafel thuis als in
de klas.
Onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden maakt elk serieus gesprek onmogelijk. Met
de vraag 'Hoe weet je dat eigenlijk?' zou dat gesprek juist op gang kunnen komen.
'Scepsis is geen twijfelzucht, maar aandachtig schouwen'
Dirk Oosthoek is leraar filosofie op het Melanchton Schiebroek in Rotterdam, maar leidt ook
filosofiedocenten op en is betrokken bij het uitdenken van de eindexamenprogramma's. Hij
is blij met het thema scepsis. Het biedt leerlingen de ideale 'toolkit', de gereedschapskist om
ondoordachte vooronderstellingen die ze tegenkomen te bekritiseren. Dat zulke kritiek zou
leiden tot onverschillig relativisme, bestrijdt hij: "Scepsis wordt vaak gezien als twijfelzucht,
maar eigenlijk betekent het: aandachtig schouwen."
Lukt dat aandachtig schouwen scholieren wel in deze tijd van afnemende concentratie?
"Dat lukt zeker. Ik ben vaak verbaasd over het niveau van eindexamenleerlingen. Ze leren in
dit vak echt wikken en wegen. Vorig jaar ging het over de vrije wil. Toen moesten ze
daarover tien visies beheersen. En dat lukt ze gewoon. Dat gaat straks met scepsis ook
gebeuren."
Tien visies: dat klinkt wel erg theoretisch.
"Je moet het natuurlijk aantrekkelijk brengen. In de les heb ik het vaak over Ton Derksen, die
in deze serie in Trouw ook aan het woord zal komen. Dan laat ik zien hoe hij verdachten vrij
kan krijgen, puur door de argumentatie van de rechtbank kritisch te bekijken. Dat spreekt
aan."
Wat kan de krant bijdragen?
"Actueel lesmateriaal. Maar het is ook prettig dat filosofen hun sceptische vragen loslaten op
onderwerpen als kunst, democratie en economie. Dat is een mooie voorzet voor ons om
samen te werken met docenten van andere vakken, zoals maatschappijleer."
Jan Verweij werd twee jaar geleden uitgeroepen tot leraar van het jaar. Hij geeft filosofie
aan het het Sint-Odulpuslyceum in Tilburg en was aanvankelijk niet erg enthousiast over het
thema.
"De afgelopen jaren ging het in het filosofieonderwijs op de middelbare scholen over de vrije
wil, deugdethiek, rede en religie. Die onderwerpen leken me relevanter."
Maar inmiddels is hij een stuk enthousiaster. "Ik dacht dat het een nogal theoretische
aangelegenheid zou worden. Het tegenovergestelde blijkt het geval te zijn."
Hoezo dan?
"Leerlingen vragen snel respect voor zomaar een mening. Dat vind ik flauwekul. Waarom zou
je respect moeten hebben voor de mening van een ander? Ik kan de grootste onzin
verkondigen. Kom met bedenkingen, tegenargumenten. Dat is wat mijn leerlingen aan het
einde van dit schooljaar moeten kunnen. Door de nieuwe examenstof leren scholieren
kritisch omgaan met informatie. En dat kunnen ze wel gebruiken."
Download