joodse voorwerpen

advertisement
JOODSE VOORWERPEN
een bundel artikelen
Regionale Werkgroep Kerk en Israël Utrecht
PDC Utrecht
1
JOODSE VOORWERPEN
een bundel artikelen
De Regionale Werkgroep Kerk & Israël Utrecht heeft in de loop der jaren regelmatig artikelen gestuurd
naar de redacties van lokale kerkbladen, en naar de lokale werkgroepen voor Kerk en Israël. We
willen dit materiaal graag bruikbaar en beschikbaar houden.
In deze bundel vindt u een deel daarvan, en wel het deel dat gaat over Joodse voorwerpen. Er zijn
vast meer 'typisch Joodse voorwerpen' te vinden, maar deze zijn door christenen opgemerkt en zij
beschrijven wat ze daarover geleerd hebben.
Een paar oudere artikelen die een Joods voorwerp als onderwerp hebben zijn aangevuld met nieuw
geschreven artikelen. Soms zijn twee artikelen gewijd aan hetzelfde voorwerp. Ze geven dan
verschillende accenten.
We streven naar artikelen met een beperkte omvang, maximaal een 400 woorden. De oudere
artikelen waren wat langer en zijn iets ingekort.
We maken geen enkele aanspraak op volledigheid, ook niet waar uitleggingen gegeven worden. In de
Joodse traditie bestaan altijd meerdere uitleggingen naast elkaar.
Ook deze bundel is niet volledig. Het is de bedoeling dat er nog aanvullingen komen.
De spelling van Hebreeuwse woorden is altijd een probleem: sabbat / sjabbat / sjabbath /shabbath /
sjabbos? We hebben geprobeerd de lijn te volgen die is uitgezet in het boek van Henk Heikens ea:
Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands. (2002) Uitg SDU, ISBN 90 1209 2930.
In Joodse uitgaven vindt u overigens ook vaak andere wijzen van spelling.
En verder: er is natuurlijk en gelukkig veel meer beschikbaar voor mensen die geïnteresseerd zijn en
verder willen lezen.
Enkele boeken:
Rabbijn de Vries
D. Hausdorff
Willem Zuidema
Pearl e.a.
Edward van Voolen
G.H. Cohen Stuart
Tenachon
Joodse Riten en Symbolen
Jom Jom
Gods Partner
Wegwijs in het Jodendom
Joods leven, thuis en in de synagoge
Joodse feesten en vasten
uitgaven van de B. Folkertsma Stichting voor Talmudica
(1927) 1968
1974
1977
1985
1991
2003
Enkele websites:
www.joods.nl
www.jodendom.pagina.nl
www.bethhamidrash.org
www.chabad.nl
www.jhm.nl
(website van het Joods Historisch Museum)
www.nik.nl
(website van het Ned. Israëlitisch Kerkgenootschap)
www.ljg.nl
(website van de Liberaal Joodse Gemeenten)
www.esnoga.com
(website van de Portugese Synagoge)
www.pkn.nl/kerk&israel (officiële website van de PKN)
www.kerkenisrael.nl
(Deputaten Kerk en Israël van de Christelijk Gereformeerde Kerken)
****
De artikelen zijn ook digitaal beschikbaar via
www.utrecht.pkn.nl > wat kan het PDC voor u doen? > Kerk en Israël > artikelen.
Er zijn veel meer artikelen over allerlei onderwerpen. We willen hierna gaan werken aan andere
bundels. Vragen en opmerkingen van afnemers zijn daarbij welkom.
Bunnik, 2006
2
Inhoud
blz.
titel
auteur
verschenen
4
Menora en chanoekia
Tjitske van Winzum
2006
5
De Davidster
Sippy Klercq
2006
6
Geen amulet
Wybrand Ganzevoort
2006
7
Schrijf het aan je poorten
Henk J. Huyser
1992
8
Jad
Annelies Bouwman
2006
9
Op je hart binden
Wybrand Ganzevoort
2006
10 Tefilien
André van Dijk
1992
11 Franje die ertoe doet
Martha Alderliesten
2006
12 De talliet
Coby Schippers
1992
13 Het keppeltje
Marianne van Amerongen
2006
14 Over de sjofar
Henk J. Huyser
1991
15 Het servies
Sippy Klercq
2006
16 'Op het leven!'... of “Daar ga je!'...
Sippy Klercq i.s.m.
Wybrand Ganzevoort
2006
17 De hand van Mirjam
Martha Alderliesten
2006
3
Menora en Chanoekia
“Menora' betekent lichtdrager; de vorm ervan is ontleend aan de voorschriften van God aan Mozes in
Exodus 25: 31–40: een voetstuk, middenschacht, aan weerszijden drie stangen in boogvorm naar
boven gekeerd, de uiteinden allemaal in één horizontale rechte lijn. De plaats van deze kandelaar in
de Tabernakel en later in de Tempel was in het deel dat het Heilige heette. In het midden, gekeerd
naar het voorhangsel voor het Allerheiligste stond het reukwerkaltaar en aan de wand de menora.
Tijdens opgravingen vlak bij de Tempel vonden archeologen een menora-tekening ingekrast in het
pleisterwerk van een huis, vermoedelijk overeenkomend met de Tempelkandelaar, maar net iets
anders dan die op Titus' triomfboog in Rome.
De menora is één van de symbolen van Israel. Voor de Knesset (vergadering/samenkomst), het
Israelisch parlementsgebouw staat een grote menora die panelen bevat met gebeurtenissen uit de
Joodse geschiedenis.
'Chanoeka' betekent inwijding. Het Chanoekafeest is een half-feest, ingesteld door rabbijnen, wat
betekent dat er geen werkverbod is. Chanoeka wordt acht dagen lang gevierd. Dit aantal kan
uitgelegd worden naar de acht dagen durende inwijdingsceremonie van de eerste tempel gebouwd
door koning Salomo (II Makkabeeën 2: 12). De Talmoed (bSjabbat 21b) schrijft de achtdaagse viering
toe aan het wonder dat er voldoende olie was voor het reinigingsritueel.
Wat hield het wonder precies in? Het vinden van de rituele olie? Het feit dat één kruik (1/8 deel)
voldoende was voor acht dagen? Of de moed en het vertrouwen om het reinigingsproces te beginnen
en de uitkomst niet te kennen?
Chanoeka is een gelegenheid voor Joden overal ter wereld om na te denken over de Tora en de
Joodse waarden, waarvoor Joden streden en blijven strijden. Het wonder van het Joodse vertrouwen
in een betere toekomst. Tegenwoordig wordt het ook verbonden met de strijd voor onafhankelijkheid.
De chanoekalamp heeft acht lichten plus een negende: de sjamasj (=dienaar) waarmee de acht
andere worden aangestoken. De chanoekalamp heet chanoekia. Men begint deze aan te steken op
25 kislev (de negende maand van het Joodse jaar: november/december) Op de eerste avond wordt
het meest rechts geplaatste lichtje aangestoken, de tweede avond het lichtje links van het meest
rechtse tot op de achtste avond alle kaarsjes branden. Op vrijdagavond worden de chanoekalichten
vóór de sjabbat-kaarsen aangestoken.
In sommige Joodse huizen wordt de chanoekia voor een raam geplaatst. Meestal heeft ieder kind
zijn/haar eigen chanoekia, soms zelf gemaakt.
Tjitske van Winzum
menora op de triomfboog van Titus, Rome
menora op pleisterwerk, Jeruzalem
4
De Davidster
Het is zo’n bekende afbeelding: de “Davidster”, alsof hij er altijd is geweest. Die gedachte is niet zo
vreemd. Er zijn opgravingen bekend uit de 7e (Sidon) en de 4e eeuw (Israël) v.Chr. waarop de ster te
zien is. En het is bekend dat het hexagram - een combinatie van twee gelijkzijdige driehoeken – zeer
oud en bekend is in landen als Egypte, India en China.
Aan die twee driehoeken worden meerdere betekenissen gegeven.
De Davidster wordt in het Hebreeuws “Magen David”genoemd, schild van David.
Hoewel er prachtige verhalen zijn geweven rondom de Davidster, die zich afspelen in de tijd van David
en Salomo, is niet duidelijk of er in die periode al een bepaalde betekenis werd gegeven aan dit
symbool. In de Bijbel of in de Talmoed is er niets over terug te vinden.
In het Arabisch komt de ster ook voor en wordt daar gezien als het zegel van koning Salomo.
In de middeleeuwen, in 1354, wordt van de Davidster gewag gemaakt in officiële papieren. In dat jaar
werd aan de Joodse gemeenschap in Praag toegestaan een eigen vlag te voeren met de zespuntige
ster als embleem. Nadien komt de ster vaker voor en onder invloed van de kabbalist Isaak Loeria
(1534) krijgt de Davidster meer betekenis, bijvoorbeeld als sverbondssymbool: de ene driehoek buigt
zich naar beneden, de andere richt zich naar boven. Hij verdringt daarmee uiteindelijk de zevenarmige
kandelaar, de menora. Men ging de Davidster op banieren en gebedsmantels gebruiken. In de 19 e
eeuw ontstond onder invloed van het Zionisme, de behoefte aan een nationaal Joods symbool. Men
koos voor het schild van David op een blauw-witte gebedssjaal.
De Davidster werd bij uitstek het symbool voor het Jodendom door toedoen van Hitler.
Met de gele Jodensterren op werden miljoenen Joden vernederd en tenslotte vermoord in
vernietigingskampen. Dit symbool van onderdrukking is een symbool van verheffing geworden op de
nationale vlag van Israël. Menigeen die vandaag de dag een Davidster draagt, zal zich verwant voelen
met het land en de staat Israël.
Sippy Klercq-Hofstra
5
Geen amulet
Als je langs een gebouw komt met een toren waarop een kruis, dan denk je: het zal wel een kerk zijn.
Als op de toren een haan staat: ook een kerk, maar dan een protestantse. Als op de toren een halve
maan staat, ben je bij moslims. Als je langs een voordeur komt waar een buisje of kokertje op de
deurpost is bevestigd, dan zal het wel een Joods gezin zijn dat er woont.
Het zijn herkenningstekenen, voor vreemden. Het zijn vooral ook tekenen van identiteit.
Soms werkt het ook anders. Dan hangt iemand in zijn auto een medaille op, van Sint Christoffel. Dan
spijkert een boer een hoefijzer naast de deur. Dan is het een amulet, een talisman, een teken van
bescherming, een ding dat bescherming moet geven. Zo kan een kruis gebruikt worden, zo kan ook
een mezoeza gebruikt worden.
Maar - zeker van de mezoeza - dat is niet de bedoeling. De mezoeza is er om te gedenken, om je
telkens weer eraan te herinneren wie je bent. In Deuteronomium 6:4-9 wordt een Jood het gebod van
de HEER op het hart gebonden: Hoor, Israel: De HEER is onze God, de Heer is EEN!
Heb God lief en laat dat het centrale vuur in je leven zijn, daar moet het in heel je leven altijd weer om
gaan. Daarom wordt opgedragen: schrijf het op de deurposten van je huis en aan je poorten.
Telkens als een Jood in en uitgaat, zie hij dat daar aan zijn deurpost en weet hij het weer: naar Gods
woord heb ik te horen en te leven. In Deuteronomium 11 wordt dit woord nog eens herhaald.
Gedurende de Joodse geschiedenis in christelijk Europa werd Deuteronomium 6:4 een
geloofsbelijdenis: géén drie-eenheid, maar EEN!
In Joodse kringen is dat ook een gewoonte, een mezoeza aan je deurpost. Een kokertje met een
stukje perkament met daarop de teksten: Deuteronomium 6:4-9 en 11:13-20.
Ik ben geen Jood, en ik heb geen mezoeza aan mijn deurpost. Ik ben nog op zoek naar een manier
om dat op mijn wijze te doen. Een kruis in de kamer is voor veel christenen zoiets, zoals een prent van
Krisjna dat voor Hindoes kan zijn: iets dat je voortdurend kan herinneren aan het centrale vuur in je
leven.
Het is goed om er voortdurend aan herinnerd te worden dat God je aanspreekt en uitnodigt met Hem
je levensweg te gaan, met Zijn Woord als wegwijzer.
Geen amulet dus, geen talisman, maar een wegwijzer.
Wybrand Ganzevoort
6
Schrijf het aan je poorten
De meest indrukwekkende mezoeza vond ik aan de Sionspoort in Jeruzalem. Je kunt aan alle kanten
zien hoe hard in 1967 gestreden is om deze poort. De kogelgaten zijn overal nog zichtbaar. Het is dan
ook een belangrijke toegangsweg tot de oude Joodse wijk van Jeruzalem. Aan deze geschonden
poort vind je een grote ijzeren mezoeza. Aan de rechterkant. Want zo hoort het volgens de
uitgewerkte rabbijnse traditie van de Sjoelchan Aroeg, een middeleeuws handboek voor gedrag.
Vastgemaakt van linksboven naar rechtsonder. Ik zag mensen die even de koker aanraakten. De
mezoeza van de Sionspoort is niet moeders mooiste, maar vast een van haar meest bewogene. De
mooiste waren te zien op een Judaica-tentoonstelling in Jeruzalem. Prachtige van zilver en glas.
Versierd door de grootste kunstenaars van Israël. Soms was de inhoud door het glas duidelijk
leesbaar. De meest eenvoudige mezoeza zag ik aan mijn hotelkamerpost: alleen maar een letter. De
letter Sjin. Bij andere zie je drie letters: Sjin, Dalet en Jod. Samen vormen die het woordje Sjaddaj, de
Almachtige. Of, elke letter als afkorting: Sjomeer (smeris), bewaker, Delatot, deuren, Jisraël. De
bewaker van de deuren van Israël. Al duizenden jaren worden zo de poorten van de stad, en ook de
deuren van het huis gekenmerkt. Deuteronomium zegt immers: schrijf het aan je deurposten.
De tekst in dat kokertje is al even veelzeggend. Het zijn de woorden van het Sjema: “Hoor, Israël, de
HEER is EEN.” Het gaat om de eenheid en de eenwording in je huis en daarbuiten in je stad. Opdat jij
de tegendelen helpt verzoenen. Man en vrouw, kind en ouder, voorspoed en tegenspoed, arm en rijk.
Zoiets is in elke kamer van je huis een opdracht. En ook in je stad. Als je de Sionspoort door bent,
word je direct geconfronteerd met de tegenstellingen. Want binnen de oude poorten van Jeruzalem
moeten Joden, Christenen en Moslims met elkaar leven. Daarbij kan zo'n duidelijke herinnering aan je
opdracht een goede hulp zijn.
Maimonides, de grote Joodse geleerde, zei eens: Men moet het voorschrift van de mezoeza
zorgvuldig in acht nemen. Want steeds als de mens naar binnen of naar buiten gaat, ontmoet hij de
Naam van God, herinnert hij zich Gods liefde en wordt hij wakker uit zijn slaap om zich bewust te
worden van zijn toegeeflijkheid aan de nietigheden van het leven. Hij realiseert zich dan dat niets
blijvend is dan alleen de kennis aan de Eeuwige en dit houdt of brengt hem op het goede pad. Het is
als een engel die hem helpt niet te zondigen, zoals er staat: Gods engel legert zich rondom hen die
God vrezen en redt hen.
Henk J. Huyser
7
Jad
Blijf af met je jatten….
De meeste mensen zullen de uitdrukking kennen. Daarbij realiseren ze zich doorgaans niet dat dat
woord ‘jatten’ uit het hebreeuws komt. ‘Jad’ betekent: hand. En zo hebben we in deze uitdrukking een
perfecte vertaling.
Jad is ook een joods gebruiksvoorwerp. Een aanwijsstokje met een klein handje aan het eind.
Wie via de zoekmachine google het woord jad opzoekt komt terecht op de website van het Joods
Historisch Museum. En onmiddellijk verdwijnt de cursor uit beeld en verschijnt er een jadje: dat
aanwijsstokje. Als je in datzelfde museum het kinderprogramma volgt, kom je trouwens een leesplank
tegen die begint met: jad, mita (bed), sefer (boek), zoals in het Nederlands: aap, noot, mies. Alweer
dat aanwijsstokje dus…
Kennelijk heb je in het Jodendom al snel een jad nodig. En dat klopt ook want de jad wordt gebruikt bij
het lezen van teksten uit de Tora.
De Torah neemt een bijzondere en hoge (ook letterlijk) plaats in. In de synagoge wordt er elke sjabbat
een bepaald gedeelte uit gelezen, zodanig dat de hele Tora in een jaar wordt doorgelezen. Ondanks
jaren boekdrukkunst wordt de Tora - uit eerbied - op perkamentrollen geschreven. Dat schrijven, en de
perkamentrollen, en de inkt die gebruikt wordt zijn met talloze voorschriften omgeven. Een echte Torarol is daarmee ook letterlijk een kostbaar bezit waar zorgzaam en eerbiedig mee wordt omgegaan.
Zo’n rol is omhuld door vaak zeer kostbare ‘mantels’ en versierd met ‘kronen’ of ‘torens’ van zilver.
Aan de boven- en onderzijde van de stok waar de rol omheen is gewikkeld, zitten schijven, waardoor
bij het uitrollen het perkament vrij blijft en niet in contact komt met de tafel waarop de rol ligt.
In datzelfde kader moet het gebruik van de jad worden gezien: om eerbiedig en zorgvuldig met de
kostbare rol om te gaan.
Annelies Bouwman
8
Op je hart binden
Als we iets erg belangrijk vinden, doen we dat wel eens bij onze kinderen: het op hun hart binden. Dan
gaat het om regels waar ze beslist niet van af mogen wijken. Maar kun je dat doen? Stel je het voor:
met een lint een doosje op het hart binden? Dat gaat niet goed, daarvoor zit ons hart te diep
weggeborgen.
Toch is dat wat bij het Joodse gebed hoort, en wat ze concreet doen.
In een viertal teksten wordt dat voorgeschreven, zoals in Deuteronomium 11:18 “Gij zult mijn woorden
in uw hart en uw ziel leggen en gij zult ze tot een teken op uw hand binden en zij zullen een
voorhoofdsband tussen uw ogen zijn.”
Op je hart èn je hand binden en op je voorhoofd. Dat kan en dat gebeurt dus.
Volwassen mannen, doen voor het ochtendgebed de gebedsmantel aan en ze leggen de tefillien aan:
een leren doosje - met daarin op perkament geschreven de vier teksten met de opdracht [Exodus
13:9 en 16, Deuteronomium 6:8 en 11:18] - wordt met een leren riem op de linker bovenarm
gebonden, bij het hart dus, en daarna wordt de riem op een speciale manier om de hand heen
gewikkeld. Een tweede doosje wordt op het voorhoofd gebonden.
Dat is meer dan een curieuze oude gewoonte. Als een Jood dat doet, bevestigt hij daarmee dat hij bij
het Israël hoort en dat hij die traditie wil voortzetten. Het is ook een concreet opvolgen van de
voorschriften. Zo is het geboden en zo willen wij doen. Daarmee stelt hij zich aan het begin van de
dag tijdens het ochtendgebed voor God.
Je kunt natuurlijk bidden zonder die speciale dingen, je kunt je in elke toestand en in alle
omstandigheden tot God richten, zeker, maar als je daarvoor kunt voorbereiden, is het gemakkelijker
om je te concentreren.
Het helpt bij de concentratie en het bepaalt een Jood iedere dag weer bij de essentie: God heeft ons
geheiligd door Zijn geboden, om ons te leren leven. Ook deze gewoonte helpt dus bij het heiligen van
het leven.
Wybrand Ganzevoort
9
Tefillien
Zal ik u de tefillien leggen? We zouden wellicht vreemd opkijken als we op straat zo aangesproken
werden door een vrome chassied die uitnodigend met gebedsriemen in onze richting gebaarde. In
New York gebeurt het wel dat vrome Joden de assimilatie van hun geseculariseerde medebroeders
proberen tegen te gaan door ze op een drukke boulevard met deze vraag te benaderen Is dat dan zo
belangrijk? Elke doordeweekse ochtend de riemen omwinden en bijbehorende zegenspreuken
zeggen?
Er kwamen eens assimilanten in gesprek met Maimonides.
- Ach, zeiden ze, we hebben weinig gevoel voor het G'ddelijke.
En de oorzaak daarvan is ons niet duidelijk.
− Jullie eten treife voedsel, antwoordde Maimonides. Jullie hart en hersenen leven daarvan. Jullie
leggen de tefillien niet, en je weet niet in welke richting Jeruzalem ligt. Hoe kun je dan verwachten
gevoel en begrip voor het G'ddelijke te hebben?
Het omwinden van gebedsriemen is een onderdeel van Joods leven, een element dat op zijn beurt
bijdraagt aan het Joodse levensgevoel, evenals mezoezot aan de deur, kasjroet in de keuken, de
make-up van de sjabbat, het uitspreken van de zegenspreuken, enz. Een huisvrouw in de supermarkt
kijkt niet eerst naar de prijs van een product, maar naar het koosjer-merk. Op een logeeradres zoekt
iemand eerst waar het oosten is.
Technisch gesproken betekent het leggen van de tefillien dat men een tweetal riemen aandoet: de
arm-riem, beginnend met het tekstdoosje op de bovenarm en via de onderarm uiteindelijk zo dat op de
hand de letter sjin verschijnt;en de hoofd-riem met het teksthuisje op het voorhoofd. Tijdens deze
handeling zegt men prachtige verzen uit Hosje'a: “Ik verbind je aan Mij voor altijd. Ik verbind je aan Mij
in gerechtigheid en recht, in liefde en ontferming.”
De tefillien hebben een betekenis die samenhangt met de teksten in de doosjes: G'd is Heer en
Meester over alles wat op aarde geschiedt. G'd is volmaakt Een en Enig. Buiten Hem bestaat er niets.
Op de perkamenten strookjes staan Sjemot (Exodus) 13:1-10 en 11-16 en Dewariem
(Deuteronomium) 6:4-9 en 11:13-21. Het leggen van de tefillien zet een geestelijk proces op gang dat
een harmonie tussen gevoelens en verstand, een gevoel van innerlijke rust schept. Eerst de riem om
de hand, dan de hoofdriem: “we zullen doen en we zullen horen”, eerst de daad, daarna het begrip.
Mag ik u overigens vragen de teksten na te lezen?
A.J. van Dijk
10
Franje die ertoe doet
Zittend op een terrasje in een drukke winkelstraat hartje Jeruzalem, zie ik een paar jonge mannen, die
manlijke voorbijgangers aanspreken: ‘Heeft u vanmorgen al gebeden meneer?’ Wie ontkennend
antwoordt, kan alsnog ter plekke een gebedsmantel omslaan, gebedsriemen leggen en het
formuliergebed zeggen (of lezen van een papiertje).
Gelovige Joden worden geacht iedere dag drie keer te bidden: ‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds.
Bij het ochtendgebed, thuis of in de synagoge, wordt de gebedsmantel, of talliet, omgeslagen en de
gebedsriemen, de tefillien, omgedaan.
De talliet is een rechthoekige omslagdoek, lang genoeg om de schouders te bedekken. Traditioneel
dragen de Hoogduitse Joden een wollen talliet met zwarte strepen en de Portugese Joden een zijden
talliet met blauwe strepen. De blauwe strepen, symbool voor de Joodse gemeenschap, waren een
inspiratiebron voor de vlag van Israël.
De talliet wordt over de kleding heen gedragen, tijdens het ochtendgebed, door iedere religieus
volwassen man (13 jaar).
Vaak heeft een talliet mooie versieringen aan de kant van het hoofd. Maar hoe mooi de versieringen
ook zijn, de franje is belangrijker. Niet de gewone franje, maar de vier op speciale manier geknoopte
draden aan de vier hoeken van de talliet. Deze ‘schouwdraden’ of ‘gedenkkwasten’ heten tsietsiet. In
Numeri 15:37-41 en Deuteronomium 22:12 wordt bevolen deze tsietsiet aan de vier hoeken van het
opperkleed te maken, als een voortdurende herinnering aan God en zijn geboden. De strepen in de
talliet herinneren aan het gebod een blauw-purperen draad in de tsietsiet te dragen, maar men weet
niet meer welke kleur dat precies is.
In bijbelse tijden droeg men lange vierhoekige kleden, zoals de Griekse stola. Sindsdien is de mode
nogal veranderd, waardoor er geen vier hoeken meer aan de kleding zitten. De talliet werd
‘uitgevonden’ om de tsietsiet eraan te bevestigen en zodoende de geboden te volbrengen.
Er is ook een ‘kleine talliet’, die onder de bovenkleding gedragen wordt, ook door jongetjes. Misschien
herinnert u zich tv-beelden van bomaanslagen in Israël, met hulpverleners met ‘kwastjes’ vanonder
hun shirt.
Het komt dus aan op de franje. Daarom worden de tsietsiet geïnspecteerd vóór de talliet wordt
omgeslagen, terwijl men God prijst voor de bijzondere taken die Hij Israël gegeven heeft en voor Zijn
liefde, waardoor mensen zich geborgen mogen weten in de schaduw van Zijn vleugels.
Een Joodse man wordt begraven in een doodskleed en zijn talliet. Maar hoe kan een dode God loven?
Daarom wordt één tsietsiet losgeknoopt, zodat de talliet onbruikbaar wordt.
Martha Alderliesten
11
De talliet
Het boek Numeri 15:37-40 (vert. J. Dasberg) zegt:
“De Eeuwige zei tegen Mosje: “Spreek tot de kinderen van Jisrael en zeg hun, dat zij Tsietsiet,
franjeachtige draden, maken aan de hoeken van hun kleren, hetgeen ook voor hun verdere
geslachten geldt en bij de franjeachtige draden aan de hoek moeten ze een draad van hemelsblauwe
wol aanbrengen. Dit zal voor jullie het voorschrift van de Tsietsiet zijn en wanneer jullie die zien, zullen
jullie denken aan de geboden van de Eeuwige en ze ook volbrengen, waardoor jullie niet naar andere
wegen omkijken geleid door jullie hart en ogen, die, door hen te volgen, jullie afvallig zouden maken.
Zodat jullie je al Mijn geboden weer zullen herinneren en die zullen volbrengen en jullie gewijd zullen
blijven aan jullie God.
In de synagoge dragen de mannen, meestal bij het ochtendgebed, een talliet. Talliet betekent eigenlijk
'kleed', maar tegenwoordig is het een ritueel kledingstuk, verbonden met het gebed. Oorspronkelijk
droeg men lange klederen met vier hoeken, waaraan men de gedenkkwasten (tsietsiet) moest maken
om daardoor aan de relatie met God en Zijn geboden te worden herinnerd. Maar de tijd verstreek en
de mode veranderde. Om toch aan dit gebod te kunnen gehoorzamen, hebben de wijzen het dragen
van een groot, vierhoekig kleed ingesteld, het talliet gadol (groot gebedskleed). Het wordt gewoonlijk
over de schouders geslagen, maar soms wordt bij het gebed ook het hoofd ermee bedekt.
De talliet katan (klein gebedskleed) is een vierhoekig onderkleed onder de bovenkleding. Vaak zie je
religieuze mannen dit kleed over hun overhemd en onder hun traditionele lange jas dragen. Soms laat
men alleen de gedenkkwasten er onderuitkomen, om het gebod te vervullen: ‘en wanneer jullie die
zien, zullen jullie denken aan alle geboden…’
Op elk van de hoeken van de talliet is een streng van acht draden bevestigd, waarbij de achtste draad
om de zeven andere gedraaid en geknoopt wordt. Het totale aantal omwikkelingen en knopen
bedraagt 39, in het Hebreeuws de getalswaarde van “God is EEN”. Soms is de talliet rijk versierd met
zilver. De zwarte of blauwe strepen vertegenwoordigen de hemel, omdat de Schrift zegt: “Heft uw
ogen naar omhoog en ziet: Wie heeft dit alles geschapen?
Ook in de Israëlische vlag herken je de horizontale lijnen van de talliet, boven en onder het Magen
David (schild van David of Davidster). Dit ontwerp werd aangenomen tijdens het eerste zionistische
congres te Basel in 1897 (op voorstel van dr. Wolfson). Sinds 1948 wappert deze vlag boven de staat
Israel.
J.E. Schippers–van Toor
12
Het keppeltje
Wie als mannelijke toerist wel eens een synagoge heeft bezocht, herinnert zich ongetwijfeld het
verzoek zijn hoofd te bedekken bij het binnengaan. U had wellicht zelf een keppeltje bij zich of een
(zonne)hoed. Wellicht kon u een keppeltje lenen uit de mand bij de ingang, soms zelfs van karton! Het
dragen van een keppeltje bij het binnengaan van de synagoge is een teken van eerbied voor de
Schepper.
Joodse mannen dragen vaak een keppel(tje). Het traditionele hoofddeksel heet in het Hebreeuws een
kippá, in het Jiddisch een yarmulke. Redenen voor het dragen ervan zijn de erkenning dat God
"boven" ons is, de acceptatie van de 613 mitswot (geboden), en de identificatie met het Joodse volk.
Het keppeltje herinnert de mens eraan dat er iets hoger is dan zijn hersenen, dan zijn kennis en zijn
gedachten. Het is als een koepel die het aardse van het hemelse scheidt.
De bronnen voor het dragen van de keppel staan in de Talmoed. In tractaat Sjabbat 156b staat Bedek
uw hoofd zodat de vrees van de hemel op u zal komen. In tractaat Kiddoesjin 32a staat dat rabbijn
Choena, de zoon van rabbijn Josjoea nooit meer dan 4 ellen (2 meter) met zijn hoofd onbedekt liep.
Hij legde uit: "Omdat de aanwezigheid van het opperwezen (Sjechina) altijd boven mijn hoofd is." In
het Oude of Eerste Testament is geen nadrukkelijk gebod te vinden om het hoofd te bedekken. Het
lijkt erop dat het van oudsher een gewoonte is die steeds meer een verplichting werd: voor de
voorzanger, voor degene die de Schriftlezing deed en voor de cohen (priester) die de zegen uitsprak.
Niet alle Joden dragen een keppeltje, en velen niet altijd. De reform-Joden of liberale Joden dragen
nauwelijks meer een keppeltje. De orthodoxe Joden daarentegen plegen zowel in als buiten de
synagoge een keppel te dragen. Bij de conservatieve (behoudende) Joden is het een algemene regel
om in elk geval bij godsdienstige bezigheden een keppel te dragen.
Het type keppel geeft aan bij welke beweging de drager hoort. Modern-orthodoxe of religieuszionistische Joden dragen een gekleurde, gehaakte keppel. Orthodoxe Joden dragen een zwarte
keppel, vaak onder een hoed. Tegenwoordig dragen ook sommige vrouwen een keppel in synagogen
die verwant zijn met het liberale jodendom. Orthodoxe vrouwen dragen na het huwelijk een pruik
(sjeitel), een speciale joodse vorm van een hoofddoek, een pet of hoedje. Vóór het huwelijk bedekken
zij hun haar niet.
Marianne van Amerongen
13
Over de sjofar
Wie in september door Jeruzalem loopt kan plotseling een nogal hartverscheurend geluid horen. Het
komt uit een oer-oud instrument, de ramshoorn, de sjofar. Psalm 89 leerde zingen: Welzalig is het volk
dat naar die klanken hoort. We beseften ons niet hoe die klank in werkelijkheid klonk.
De klank van dit oer-instrument wil nogal wat teweeg brengen. Een Joods geleerde uit de 9e eeuw,
Saadjea Gaon, somt tien werkingen op.
De eerste is om het koninschap van de Schepper wakker te roepen. Met name ook de
schepping van de mens, op Nieuwjaarsdag, Rosj HaSjana (psalm 98:6!) In de klank klinkt door: Is Hij
nog steeds de Alles Bepaler van jouw leven?
De tweede is een waarschuwing. Tien dagen lang wordt je opgeroepen wordt tesjoewá,
omkeer te doen.
Ten derde: Ooit stond het hele volk aan de voet van de berg Sinaï en zij zeiden, op het geluid
van diezelfde sjofar: “wij zullen doen en horen” (Exodus 19:19). En wat doe jij, nu?
Ten vierde: De woorden van de profeten klonken als stoten op een ramshoorn. Lees maar
eens Ezechiël 33:4-5.
De vijfde werking herinnert aan de Tempel, die verwoest werd door de vijanden van Israël.
“Want het geluid van de sjofar hoor ik, strijdrumoer!” zegt Jeremia 4:19. Verlang je nog naar herstel
van die Eénwording van God met zijn volk?
De zesde gedenkt het ram, met zijn hoorns verward in de struiken, bij de binding van Izaäk.
Het verhaal van Genesis 22, dat zo'n grote rol speelt op Grote Verzoendag. Op die dag klinkt er: Ben
jij bereid om je leven te geven voor de Naam van God?
De zevende is die van vrezen en beven. Zoals in Amos 3:6: “Zal de sjofar in een stad
geblazen worden en zullen de mensen niet beven?” Huiver je nog voor de grootsheid van het leven,
de wonderen om je heen?
De achtste werking: besef je dat er een grotere afrekeningsdag van de Altijdbetrokkene
aanstaande is. “Een dag van sjofar en alarm”, zegt Zefanja 1:14-16. Denk je dat alles in je leven
zomaar ongestraft zal kunnen voortgaan?
De negende is dat je rekening moet houden met de inzameling van Israël uit de volkeren. De
profeet Jesaja zegt: “En het zal geschieden in die dagen dat de grote sjofar geblazen zal worden en
de verlorenen uit het land Assyrië zullen komen.” (27:13) Zie je er al iets van in deze dagen?
De tiende werking die Saadja opsomt is dat je door de klank van de sjofar denkt aan de
opstanding der doden. Eens zal de grote sjofar klinken! (zie ook Jesaja 18:3).
Henk J. Huyser (ingekort)
14
Het servies
De spijswetten (kasjroet) zijn een belangrijk onderdeel in een Joods huishouden.
Altijd dient men onderscheid te maken tussen melk- en vleeskost.
In Exodus 23:19 staat dat het verboden is om “een bokje in de melk van zijn moeder te koken”. Uit
deze brontekst is een manier van leven ontstaan die zich uitstrekt tot de alledaagse dingen. Zo moet
ook het serviesgoed kosjer zijn. Dikwijls is men in het bezit van twee serviezen: een servies voor
melkproducten (melkservies) en een servies voor vleesproducten (vleesservies). Maar ook van twee
bestekken, schotels, pannen enz. Dit kan uitlopen op aparte aanrechten en huishoudelijke apparaten.
Voor de sjabbat wordt de tafel feestelijk gedekt en op de gestelde tijd steekt de vrouw des huizes de
sjabbatskaarsen of aan en spreekt er de zegen over uit. De sjabbat wordt door het hoofd van de tafel,
geheiligd door het ritueel van de kidoesj en gebruikt daarvoor een kidoesjbeker. Op een speciale
broodplank liggen twee challe broden, bedekt door een challe-kleedje. Aan het einde van de sjabbat
gebruikt men een beker wijn, een gevlochten kaars, geurige kruiden, en soms wordt dat alles op een
versierd bord gezet.
Een Pesach viering kost meer voorbereiding. Eerst wordt er grote schoonmaak gehouden (vroeger
werd ook bij mij thuis vóór Pasen het huis ‘met bezemen gekeerd’) en alle zuurdesem wordt uit huis
verwijderd. Het servies, het bestek, de potten en pannen worden gereinigd van zuurdesem
(chameets). Tegenwoordig hebben veel gezinnen een apart servies, bestek, extra pannen etc. die
speciaal voor Pesach zijn bestemd en gedurende de rest van het jaar in een gesloten kast bewaard
worden. Op de sederschotel worden de pesachsymbolen gelegd. Het bord kan eenvoudig of prachtig
versierd zijn. Daarop komen de symbolen: matzes, gebraden (lams)botje; geroosterd ei, bakje zout
water, sla/radijs, bitter kruid en charoset. Deze symbolen worden niet gegeten.
De overige matzes, charoset en de rest van de maaltijd staan in schotels op tafel. Op tafel staan
verder de wijnglazen en ook voor de profeet Elia wordt er gedekt en een wijnglas neergezet. Verder
heeft men een waskom en schenkkan nodig voor de (symbolische) handwassing.
Het servies op zich is niet belangrijk, maar het is voor een Jood belangrijk om bewust te kiezen voor,
en te handelen naar de gegeven voorschriften om zo zichzelf te heiligen voor de Eeuwige.
Sippy Klercq
15
‘Op het leven!’... of ‘Daar ga je!’...
Jaren geleden kocht ik in Jeruzalem een ‘Chai’, een hangertje van ‘Eilatsteen’, gevat in zilver. Het leek
op een schaapje, maar het bleek de Hebreeuwse letter chet met daaraan vast de jod te zijn. Het is
een dierbaar hangertje geworden, een herinnering aan mijn eerste Israëlreis.
‘Chai’ op zich betekent ‘levend’ en slaat op God zelf: ‘de Levende’ en daarmee wordt dit symbool een
religieus symbool. Het minder religieuze woord dat zich hieraan verbindt is ‘chajiem’ – het leven.
Dit Joodse symbool heeft dus een gewone en een diepere betekenis. Het zal van de persoon die de
chai draagt afhangen, welke betekenis hij/zij geeft aan dit symbool.
Omdat de Eeuwige een God van leven is en niet van de dood, wensen Joden elkaar bijvoorbeeld op
feestdagen toe: lechajiem = ‘op het leven!'
Als je geen Hebreeuws kent, verbaster je dat en dan hoor je de wens ‘daar ga je!’
Een Joodse begraafplaats wordt Beth Chajiem genoemd, Huis van Leven. Eigenlijk is dit een
geloofsbelijdenis: wij begraven onze doden maar we vertrouwen ze daarbij toe aan de Levende die
doet leven. Zo staat het ook in het Achttiengebed: ‘Gezegend Gij Eeuwige, die de doden doet leven’.
Bij de ingang van een Joodse begraafplaats staat daarom vaak een cypres als symbool voor het
leven. Ook het aansteken van kaarsen voor een dode heeft die betekenis.
Letters gebruik je om woorden weer te geven, maar Hebreeuwse letters worden ook als cijfers
gebruikt, en dan geeft chai de waarde 18 weer: de chet heeft getal 8 en de jod heeft getal 10.
Samen is het een mooi getal: 18, een geluksgetal. En daarom geeft men iemand graag een Chai als
zij/hij 18 jaar wordt. Anderen, orthodoxen b.v., ontvangen direct bij de geboorte dit teken van leven.
Maar ook een lot met nummer 18, of bijvoorbeeld 1818, is zeer gewild. En als je een bijdrage geeft,
dan liever 18 euro dan 15 of 20, liever 54 dan 50. Fondsenwervers maken daar graag gebruik van, om
de gaven wat op te schroeven.
Chai - chajiem - lechajiem - daar ga je, we wensen je het leven toe!
Sippy Klercq-Hofstra
i.s.m. Wybrand Ganzevoort
16
De hand van Mirjam
Bij de schoonmaak vond ik een kinder-armbandje terug. De sluiting is een eenvoudig haakje, dat door
een oog gaat van een kettinkje waaraan een handje bungelt. Het is een symmetrisch handje, waarvan
de duim en de pink naar buiten wijzen.
In de souvenir-winkeltjes in Israël zijn dergelijke handjes in alle soorten en maten te koop: als bedeltje
of hanger - sieraden in de vorm van een hand met daarin een oog, of de Hebreeuwse letter Sjin, of
ook wel omsloten door een Davidster. Maar ook op andere voorwerpen staat soms zo'n hand, bijv. op
een mooi versierd aardewerkbord, met middenin een gebed in het Hebreeuws.
Ik pieker me suf, hoe ik kort na de Tweede Wereldoorlog aan zo'n Joods handje kon komen, maar
vind geen antwoord.
In de stad is daar zomaar een moslim-meisje dat een ketting met zo'n handje draagt. Vreemd, wat is
dat toch voor een symbool?
De zoektocht naar de betekenis levert een schat aan gegevens op:
Het handje is helemaal niet exclusief Joods. Ook de islam kent het, evenals andere culturen. De
Joden noemen het een gameesj-handje (van de semitische stam voor 'vijf'), waarbij gedacht wordt aan
de vijf boeken van de Tora, het onderricht van Mozes, dus de eerste vijf Bijbelboeken. In de islam
staan de vijf vingers voor de 'vijf zuilen van de islam': geloofsbelijdenis, gebed, vasten, geven van
aalmoezen, en pelgrimage naar Mekka.
Het is de hand van Mirjam, de zuster van Mozes (in de Joodse traditie) of de hand van Fatima, de
dochter van Mohammed (in de islam).
Het is een wijdverbreid teken, hoogst waarschijnlijk al teruggaand op de tijd vóór de grote
godsdiensten ontstonden. Het was al in de Punische traditie een symbool voor een godheid. Men
denkt, dat het een teken is voor de maangodin, tevens patrones, van de stad Carthago: Tanit, de
vrouw van Baäl - zoals dat voor de Phoeniciërs de vruchtbaarheidsgodin Astarte was. Het teken kwam
overal op te staan, bijvoorbeeld op schepen en deuren. Misschien is dit teken van verering zo een
teken van bescherming geworden, bescherming tegen het kwaad, het boze oog. Wat werkt daar beter
tegen dan terug te staren? Zo kwam een alziend oog in het handje.
In de loop der jaren is het een talisman geworden, of een herinnering om te danken voor de
zegeningen die je gekregen hebt en te bidden voor de ultieme vrede.
Martha Alderliesten
17
Download