Raamwerk om medisch-ethische kwesties te bekijken a.d.h.v. 4 principes. Ethische dilemma’s ontstaan doorgaans doordat verschillende principes met elkaar in botsing komen. De bedoeling is dat elk principe zo goed mogelijk vertaald wordt naar de concrete context. Dan zal blijken welk principe zwaarder doorweegt. Een ideale oplossing voor een ethisch dilemma zou er één zijn, waarbij alle vier waarden zo goed mogelijk gerespecteerd worden. Dat vraagt vaak een goed begrip van de concrete situatie, creativiteit, fijngevoeligheid en goede communicatie. Belangrijk is ook dat in echte dilemma’s, waarbij een botsing tussen principes onvermijdelijk is, er altijd een verlieservaring zal zijn. Een goede oplossing zal vaak toch een prijs vereisen, maar het is dan kiezen tussen the lesser of two evils. 1 Autonomie Aan autonomie wordt veel belang aan gehecht in het Westen. Zelf kunnen beslissen over wat er met jou en jouw belangen gebeurt. Patiënten weten zelf best wat er in hun belang is en kunnen hun omgeving het beste inschatten, bijvoorbeeld wanneer zal ik vertellen dat ik hiv heb?. Voor een hulpverlener betekent dit respect opbrengen voor de keuze van de patiënt en dus confidentialiteit. Belangrijk is wel dat het hier over competente en geïnformeerde keuzes moet gaan. Kinderen, mensen die gedwongen worden door hun omgeving of mensen die onvoldoende geïnformeerd zijn over hiv en de situatie niet volledig begrijpen, maken geen autonome keuzes. Het gewicht van het autonomieprincipe neemt af -of toe- naar gelang de persoon in kwestie meer -of mindergezien kan worden als iemand die een autonome keuze kan maken. Het is de rol van de hulpverlener om de patiënt hierbij te helpen. 2 Non-maleficence De plicht om anderen geen schade toe te brengen. Dit weegt in het geval van hiv zeer zwaar door want hiv is (1) een ernstige ziekte en (2) een ziekte die tussen intieme contacten wordt doorgegeven , wat aanleiding geeft tot grotere verplichtingen naar elkaar toe. Veel ethische dilemma’s inzake hiv gaan over de botsing tussen autonomie en non-maleficence. Tegenwerpingen zijn (1) andere mensen kunnen zichzelf ook beschermen tegen schade, hiv-preventie is niet enkel een zaak van mensen met hiv. De vraag is dan of condoomgebruik redelijkerwijs verwacht kan worden van beide partners? Ja bij losse contacten, neen in een relatie. en (2) de dreiging om autonomie te schenden, bijvoorbeeld inlichten van de omgeving, kan ervoor zorgen dat een patiënt van de radar verdwijnt en mogelijk nog meer schade aanricht… De hulpverlener kan vaak schade voorkomen maar dat is niet altijd eenvoudig, bijvoorbeeld bij verwittigen van partners. Als er een duidelijk identificeerbaar iemand is, die een ernstig risico loopt om besmet te raken omdat de patiënt niet van zin is om schade bij deze persoon te voorkomen, dan heeft de hulpverlener de plicht om tussenbeide te komen en de autonomie van de patiënt te schenden. Echter in vele gevallen moet er omzichtig omgesprongen worden met interventie. De ideale oplossing zou zijn de patiënt te overtuigen om zelf de juiste keuzes te maken en dus autonomie en non-maleficence met elkaar te verzoenen. 3 Beneficence Het principe om het goede te doen voor de patient. In het geval van een hulpverlener: de belangen van de patiënt zo goed mogelijk dienen: de juiste behandeling voorschrijven, de patiënt een veilig gevoel geven,… Dit kan ook botsen met non-maleficence, bijvoorbeeld het kan in het belang van de patiënt zijn, om zijn hiv-status te verzwijgen voor de omgeving. Beneficence weegt doorgaans minder zwaar door dan non-maleficence. 4 Rechtvaardigheid Dit principe brengt ons bij grotere maatschappelijke kwesties. Het is niet omdat je hiv-positief bent, dat je geen recht meer hebt op een waardig leven. Ook hiv-patiënten hebben recht op een inkomen, gezondheidszorg, voedsel, een warme en liefdevolle omgeving … Heeft een seropositieve prostituee de mogelijkheid om op een andere manier een inkomen te verwerven? Krijgt een hiv-patiënt de juiste medicatie op kosten van de samenleving? Onze plicht om ethisch te handelen staat in verhouding tot de mate waarin de samenleving ons ook in staat stelt om ethisch te handelen: ought implies can. Als we verwachten van een persoon dat die zichzelf en zijn partners beschermt, moet deze beschikken over de juis te informatie en de middelen om dit te doen. Je kan maar veilig vrijen als je condooms ter beschikking hebt. Hoe beter de samenleving zorgt voor zijn hivpatiënten, hoe beter die voor de samenleving zullen -maar ook moeten- zorgen. Beauchamp, T. and J. Childress, ‘Principles of Biomedical Ethics: Fifth Edition’, 2001, Oxford: Oxford University Press. Tekst: Jeroen Luyten, gezondheidseconoom & filosoof,UA & KULeuven