Samenvatting Filosofie HOOFDSTUK 1: INLEIDING 1.1 Wat is filosofie? Filosofie = Philein (smachten naar, beminnen) + Sofia (wijsheid) Philos (vriend) Phileo (bemin) alomvattende wetenschap (weten = centraal) = wijsbegeerte # filosofie als het nt voorschrijft wat de mensen moeten doen Filosofen waren mensen die in de bloeiende handelssteden en havens van Klein-Azië en later in de grote Griekse metropolen een antwoord zochten op de reeks vragen die tot dan toe door mythologie en godsdienst behandeld waren of die om praktische redenen opzij geschoven werden: Waar komt de wereld vandaan en waaruit bestaat dit heelal? (kosmologie) Hoe bereiken we de beste vorm van menselijk samenleven? (politiek) Bestaat er een absolute waarheid en hoe kunnen we die kennen? (epistemologie, kennisleer) Wat noemen we goed en kwaad, en waarom? (ethica, moraal) Wat zijn de regels van het denken? (logica) Priesters vertelden de mythen van de stam verder, maar er komt een punt in het sociale en historische groeiproces, waarop deze mooie verhalen niet meer volstaan en de nieuwsgierigheid is gewerkt. Het is deze nieuwsgierigheid, gekoppeld aan de groeiende ervaring (experimenten, reizen, contacten met andere culturen) die de drijfveer blijft van alle wetenschappelijk en uiteraard filosofisch denken. Filosofie = wijsbegeerte, een manier van denken Economie, sociologie, psychologie,… zijn voortgekomen uit de filosofie Filosofie (waarden en normen) ↔ religie (dogmatisch) Wijsbegeerte = leer en wetenschap der begrippen in hun hoogste algemeenheid opgevat Inzicht en zinzicht: nieuwsgierig naar de oorsprong Filosofie is ontstaan dankzij de economische activiteit 3 vragen (nog bijvullen met notities) rationele benadering (In-zicht) handelen (uit-zicht) zicht op zinvolle manier van leven (zin-zicht) 1 VIDEOFRAGMENT: EPICURUS Griekse eiland Samos, 341 voor Christus Volgens Epicurus kunnen we allen het geluk vinden, maar we zoeken vaak op de foute plek, de mensen denken te vaak dat geld alles oplost. Het plezier is volgens hem het vinden van het leven. Mensen worden te vaak gedreven door nep-verlangens; we weten niet wat we allemaal effectief nodig hebben. Volgens Epicurus zijn er drie ingrediënten die tot geluk leiden: (1) vriendschap → vriend en geluk gaan samen door het leven → nooit iets alleen drinken of eten (2) vrijheid → op alle vlakken → onafhankelijkheid (3) reflexief leven → als we nadenken over zorgen, verdwijnen ze → rustig over het leven nadenken Adverteren geeft ons daarenboven het idee dat we vanalles missen, terwijl dit helemaal niet zo is. Epicurist = een genotszoeker, iemand die van genot houdt → foute verklaring: mensen die overdadig eten en drinken → In het leven van Epicurus stond plezier centraal maar toch leefde hij zelf heel eenvoudig VIDEOFRAGMENT: RYAN – AIR Een mythe is een als juist aanvaardde maar ongefundeerde voorstelling van iets. Men beweert dat vliegen met Ryan-Air goedkoop is. Men kan deze mythe echter doorprikken door kritisch te zijn. Bij Ryan-Air zijn er geen veiligheidsregels, uitgeput personeel, vuile vliegtuigen, stewardessen met valse referenties,…. Dit alles om de winst te maximaliseren. Daarnaast blijft de CO2-uitstoot zeer groot. Vliegen met Ryan-Air is dus niet goedkoop want er zijn tal van neveneffecten. De feitelijke kost is de kost van de vervuiling en de problematiek van de vieligheid. Het is dus een mythe omdat het een ongefundeerde voorstelling is die door velen als juist aanvaard wordt. 2 Meer algemeen: mythe = een correct aanvaarde of niet-gefungeerde voorstelling van de feiten start vanuit de vragen. Maar men gaat nieuwsgierig wdn en verder zoeken ‘hoe kan ik efficiënt dingen over de zee brengen, en zal verwonderd worden door de alternatieven’. De filosofie breekt met mythen, voorwaarden om aan filosofie te doen: Ervaring opdoen = tijd om te denken Geïnteresseerd, gemotiveerd en nieuwsgierig zijn → de motor van de wetenschap Wegen om aan wetenschap te doen: Inductieve weg ↔ deductieve weg Empirisch (John Locke) ↔ rationeel (Descartes) Vraag – verwondering – ervaring. = basis ontstaan filosofie VIDEOFRAGMENT: ‘DA MEENT GE NI’ (uit De Ronde) ‘Da meen dje nie’. het in vraag stellen op die manier is filosofie ontstaan uit nieuwsgierig heid, het in vraag stellen van wat als evident beschouwd wordt. 3 1.1.1 Het belang van de filosofische traditie Om vanuit het vanzelfsprekende mensbeeld tot de filosofie te komen, moeten we door drie belangrijke fasen gaan: het geleefde, het gesproken en het besproken wereldbeeld. (a) het geleefde ‘geëxisteerde’ mensbeeld de vragen die in het kind opkomt dn beantwoordt door ouders, school, … we leven volgens de waarden en verklaringen die ons milieu deelt dit geleefde mensbeeld is vrij onbewust en tegelijkertijd bepaalt het heel ons denken en handelen van vroeg tot laat voorbeeld: kinderen vieren carnaval, rapen paaseiren (b) het gesproken mensbeeld in elk van deze groepen komt een moment, waarop het onbewust geleefde mensbeeld uitgesproken wordt, waarin we de overgang vieren van de kindertijd naar de jonge volwassenheid ritueel gebeurt dat door de vieringen van het Vormsel, het Feest van de Vrijzinnige Jeugd of het joodse Bar-Mitvah feest in elk van deze vieringen kiezen de jonge volwassenen nu zelf voor een mensbeeld waarin ze zijn opgegroeid het is de eerste keer dat openlijk voor een bepaalde godsdienstige of humanistische overtuiging gekozen wordt (c) het besproken mensbeeld filosofische benadering: nieuwsgierigheid, kritisch zijnt, mening/gedachten uiten. in deze fase worden de eigen en ook de andere mensbeelden kritisch bekeken en gebeurt het, dat men ofwel het vroegere mensbeeld verwerpt of er deze keer zeer bewust en overtuigd opnieuw voor kiest vereist een dieper inzicht in ons zelf en onze omgeving en de moed om dit nieuwe inzicht ook in de praktijk om te zetten, vaak met zware offers vb.: keuze UA : pluralistisch → men sluit zich aan bij verschillende levensbeschouwingen, actief pluralisme Mensen kunnen in dit mensbeeld van gedachten veranderen: - ontdopingen vertienvoudigen door bv pedopriesters - humanisten worden katholiek Mensen die de kritische weg instappen op basis van dat kritisch mensbeeld, zullen in de filosofie vallen. Dit maatschappijbeeld valt samen met filosofie. 4 1.1.2 Filosofie en godsdienst De bovenvermelde vragen naar de oorsprong van de wereld en mens, de zin van het bestaan en het onderscheid tussen goed en kwaad worden zowel door de filosofie als door de godsdienst behandeld, maar de methode (de weg) om tot een antwoord te komen verschilt. In de filosofie is er geen plaats voor een boven- of buitenmenselijke openbaring, waarin bepaalde waarheden aan de gelovigen worden meegedeeld en door hen worden aanvaard. De filosofie verwerpt deze geopenbaarde waarheden niet noodzakelijk, maar beperkt zich tot een kritisch-rationele benadering van dezelfde problemen. In bepaalde periodes (bijvoorbeeld de Griekse tijd) gaat de filosofie tegen de overgeleverde religieuze mythologie in. Vandaar dat bijvoorbeeld Socrates van atheïsme beschuldigd werd, terwijl de relatie in andere tijden veel harmonieuzer en conflictloos was. De godsdienst spreekt zich soms uit op terreinen waar de filosofie geen antwoord kan geven of tenminste de vraag ophoudt. VIDEOFRAGMENT: ‘chineze leerlingen doen het bestere dan Vlaamse leerlingen – confusius scholen in China.’ De westerse filosofie is in ieder geval niet superieus aan oostere filosofiën. Chinese filosofie bv. verrijkt zelfs onze filosofie. Dus: 2 manieren van ‘vragen te beantwoorden’ die ontstaan uit nieuwsgierigheid. godsdienst methoden methoden van de filosofie zegt niet dat godsdienst niet bestaat op welke manier kunnen wij kritisch-rationeel de vragen uit de godsienst gaan benaderen? (bv. is er leven na de dood?) Men gaat de openbare waarden niet blindelings zonder bewijs aanvaarden. moeten niet noodzakelijk bekvechten de meeste periodes gaan deze 2 richtingen gepaard tesamen in vrede (Cf. Thomas van Aquino) uitzonderlijk werden mensen gedood Nieuwsgierigheid Geest Deductief Rationeel (vragen interesse) Rationalisme zal uit de filosofie bestaan Ervaring materie inductief (vanuit het waarneembare) empirisch empirisme ontstaat hieruit Dit combineren zal een zeer belangerijke filosofische benadering teweegbrengen, nl. Emmanuel Kant. Geloven, wat is dat eig? de moed om te aanvaarden dat je aanvaard wordt. normaal gezien is dit dus niets opgedrongen; Maar wat godsdienst, filosofie, religie en ideologie gemeen hebben ze geven alle 4 steun en zekerheid hierin is filosofie een kleine uitzondering: ze geven niets echt zekerheid. Ze stellen net meer dingen in vraag dan de zekerheid te bevestigen. 5 1.1.3 Filosofie en ideologie Vb.: Communisme → geen filosofie noch een godsdienst (communisme was tegen godsdienst) → het was een ideologie, nog net iets anders. → verschil: ideologie wordt opgedwongen → vraag: doet godsdienst dat ook niet? Nee er is nog steeds een zekere vorm van vrijheid. Men kiest vrijwillig voor het opgaan in geloven. → geeft antwoorden op vragen , maar dult geen kritiek nog in-vraag-stellingen. Algemeen: Het verschil tussen filosofie en ideologie is totaal. Ideologie = een samenhangend mensbeeld dat steun en zekerheid geeft, al dan niet bewust wordt opgedrongen en antwoorden geeft maar geen vragen laat stellen → het is een verstard mensbeeld dat gecontroleerd wordt door autoritaire en absolute gezagsinstanties (priesters, partijleiders, professoren) die geen tegenspraak dulden en de anderen als ketters of dissidenten vervolgen. → helpt bovendien de traditionele zuilen in stand te houden Geloven = het verplicht aannemen bij een ideologie, men stelt geen vragen 1.1.4 Filosofie: descriptief of normatief (1) Descriptieve (beschrijvende) filosofie = beschrijft het bestaande, zowel het zijn op zich als de mens wordt beschreven Het zijn: al wat is en bestaat Ontologie (zinsleer): het onderscheid tussen zijn en worden Metafysica: de vraag naar de oorsprong van de zijnden, naar een oerprincipe of God De mens Wijsgerige antropologie: wat is de mens? Cultuurfilosofie: wisselwerking tussen mens, tijd en omgeving Sociale filosofie: mens en samenleving (2) Normatieve filosofie = het juiste denken en handelen trachten te bepalen; heeft te maken met normen. Hier gaan we ons met bezig houden Antwoorden op de 3 vragen: handelen (op welke manier), kennen en zin (van het leven achterhalen)? 6 Filosofie kan je vragen doen stellen bij je citytrip naar Barcelona tijdens de lesvrije week van 7 februari 1. Onlogisch (I) bv. per vliegtuig naar Spanje ipv per sneltrein of nachttrein 2. Onetisch (U) bv. low cost vliegtuig 3. Materialistisch (Z) bv. naar daar om te gaan shoppen VIDEOFRAGMENT ‘DE RODENBURGS’: 1. Onlogisch (i): normaal gezien wordt de meest bekwame vennot de opvolger CEO. Hoewel dit door de oudste zoon van de overleden vader wordt geprobeerd om te omzeilen. 2. Onethisch (U): een nalatenschap verbrand je niet 3. Materialistisch (Z): invullen van wat zin geeft aan het leven: koude ouder-kind relatie; luxehuis vs de neerbuigende houding naar het personeel toe. filosofie kan als ‘ambetant’ beschouwd worden doordat hij deze handelingen allemaal in vraag stelt. maar eig kan men er niet om heen, kan men de filosofie hier niet ‘niet bij betrekken’ Dit laatste geldt niet enkel op persoonlijk vlak, maar ook op maatschappelijk vlak. 1.2 Wat kan je ermee doen? Filosoferen is een gevaarlijke bezigheid omdat doordenken altijd betekent dat je het bestaande overschrijdt. Je vraagt je af waarom de dingen zijn zoals ze zijn in plaats van ze gewoon als zodanig (dus kritiekloos) te aanvaarden. Filosoferen is tegelijkertijd een onvermijdelijke, noodzakelijke bezigheid voor de mensen, die van nature nieuwsgierig zijn en willen weten, hoe alles in elkaar zit. Filosoferen is op praktisch niveau volslagen nutteloos en zelfs hinderlijk omdat het je soms verhindert onlogisch of onethisch te handelen, of bepaalde materiële waarden voorrang te geven boven algemeenmenselijke en persoonlijke waarden, die moeilijk kwantitatief gemeten kunnen worden. Aan de filosofie doen berust daarom op een keuze. 7 HOOFDSTUK 2: DE WESTERSE FILOSOFIE VAN THALES (625-545) TOT AQUINO (1225-1274) 2.1 De Grieken voor Socrates: op zoek naar de oerstof en het ordenend principe (préSocratici) In de havensteden van Klein-Azië woonde een klasse van handelaars en politici die er alle belang bij hadden, de resultaten van de wetenschap praktisch, dit wil zeggen materieel te kunnen toepassen op de scheepvaart, de productie, de handel en de politiek Klein-Azië = West-Turkije, Athene, … waarom daar ? ; het is een plaats waar altijd democratie aanwezig is willen zijn LAND Turkije SCHOOL Miletische school Zuid-Italië Geen school Eleastische school Pythagoreïsche school Sofistiek EEUW 7e-6e eeuw v. Chr. 6e eeuw v. Chr. 6e-5e v. Chr. 6e-5e eeuw v. Chr. 5e eeuw v. Chr. 6e-5e eeuw v. Chr. 5e eeuw v. Chr. FILOSOOF Thales van Milete Anaximenes Heraclitus Parmenides Zeno van Elea Pythagoras Protagoras 2.1.1 Thales van Milete interesseerde zich voor de wiskunde (berekenen van een afstand of een hoogte) en voor raadsels zoals de magnetische kracht merkte op dat ijs, water en wolken dezelfde substantie zijn → hypothese: alles bestaat uiteindelijk uit water water = oerstof actueel: opwarming van de aarde, het inpakken van gletsjers om schade te beperken 2.1.2 Anaximenes van Milete lucht = oerstof vuur is verfijnde lucht, water is vloeibaar geworden lucht(gas),… actueel: luchtvervuiling en windturbine 8 2.1.3 Heraclitus (544-486) het vuur, dat alle substantie verandert (bv. hout tot as, vliegtuig door ontsteking, afbranden van een huis), leverde de sleutel tot het geheim van het heelaal cfr. oerknal ontstond door energie – ‘vuur’ het was niet zo belangrijk meer te weten wat nu de oerstof was, maar wel in te zien dat het ging om het principe van de voortdurende verandering van alles (logos): de materiële wereld, de mensen, de instellingen m.a.w. niet echt het oerprincipe is van belang aar het principe van de ordening van de samenleving. logos = het eeuwige verstand dat zich doorheen alle tegenstellingen ontwikkelt o ‘’God (de logos) is dag en nacht, zomer en winter, oorlog en vrede, verzadiging en honger’’ o alles is voortdurend in verandering en alles staat in tegenstelling tot iets anders Vb.: gn licht zonder donker, gn gezondheid zonder ziekte, gn liefde zonder haat o kentering in de economie: als fundament van het nadenken moeten we aannemen dat alles veranderd Hier ligt tevens het begin van het dialectisch denken dat later door Hegel uitvoerig zal worden uitgewerkt. Heraclitus geloofde in de wijsheid van de logos die voor een verborgen harmonie van alle tegenstellingen zorgde. De mensen moesten deze wijsheid leren inzien en er zich naar schikken. Alleen door dit inzicht en deze aanvaarding van de werkelijkheid kan de mens de rust en de blijmoedigheid bereiken, die het hoogste geluk zal zijn. Dit inzicht in de voortdurende verandering (dynamiek) van al het bestaande leidde tot een tegenbeweging aan het andere uiteinde van het Griekse Rijk, in de Griekse kolonies en Zuid-Italië. 2.1.4 Parmenides van Elea (540-480) zocht naar het blijvende, eeuwigdurende principe van alles, en dat voerde tot absolute ontkenning van elke verandering verandering is schijn en bedrog, het soort gezichtsbedrog dat ons doet geloven dat de zon op- en ondergaat alleen inzicht in het eeuwig blijvende zijnde is waarheid, de rest is een opinie fundamenteel verschil met de presocratici uit Turkije 2.1.5 Zeno van Elea (490-430) volgeling van Parmenides trachtte de schijnbare verandering door een aantal beroemd geworden argumenten te ontmaskeren Zeno toonde aan hoe logisch denken tot conclusies kan leiden, die tegen de alledaagse observaties ingaan en slechts met moeite kunnen worden weerlegd Vb 1: De snelvoetige Achilles gaat een wedstrijd aan met een schildpad. De laatste krijgt een voorsprong. Wanneer Achilles het punt A bereikt, waar de schildpad kort tevoren was, is de schildpad intussen in punt B aangekomen. Arriveert Achilles in dit punt B, dan is de schildpad intussen aangekomen in punt C, enzovoorts. Conclusie: de achterstand wordt kleiner, maar Achilles haalt de schildpad nooit in. Dit is een paradox, want in werkelijkheid zou Achilles de schildpad wel inhalen. 9 Vb 2: Wanneer men een vliegende pijl op een ondeelbaar ogenblik beschouwt, bevindt hij zich op een bepaalde plaats in de ruimte. Ten opzichte van die plaats in de ruimte is hij dus in rust. Maar wanneer hij op elk moment in rust is, dan is hij ook gedurende de hele vlucht in rust. De pijl beweegt zich niet. Tot in deze tijd hebben denkers zich over deze argumenten het hoofd gebroken. Zeno's paradoxen lijken vandaag misschien triviaal, maar ze vormden een groot probleem voor de filosofen van de oude tijd en de middeleeuwen. Pas in de 17e eeuw vond men een bevredigende oplossing in de wiskundige resultaten op het gebied van oneindige reeksen en calculus. Naar moderne inzichten wordt de paradox opgelost door het fundamentele inzicht van de calculus dat een som van oneindig veel termen een eindig resultaat kan opleveren. Het oneindige aantal tijdsspannes dat Achilles nodig heeft om de vorige posities van de schildpad te bereiken, leveren bij elkaar opgeteld een eindige totaaltijd, en dat is inderdaad de tijd die Achilles nodig heeft om de schildpad in te halen. Opm. 1: Heraclitus vs de Eleaten Heraclitus (Turkije) principe van verandering ‘progressieven’ (cfr. democraten) eeuwige verandering natuurlijk wetenschappelijk emprisch, inductie ervaring (cfr. atoombom) instrumenteel Eleaten (Zuid-Italië) het eeuwigdurende, statische principe van alles ‘conservatieven’ eeuwige stilstand mathematisch louter rationalistisch, deductief verwondering (cfr. schepping) realistisch Opm. 2: Geografische verschillen Filosofen uit Klein-Azië: Thales en Heraclitus → gingen van de natuurwetenschappen uit Filosofen uit Zuid-Italië: Parmenides, Zeno en Pythagoras → gefascineerd door de mathematica en veel minder experimenteel georiënteerd. Deze strijd tussen de 2 grote stromingen uit de vijfde eeuw voor Christus toonden al heel vroeg aan, dat de filosofie de mensen in totaal verschillende richtingen kon laten denken, waarbij we allemaal overtuigd waren, de absolute waarheid te bezitten → crisis in de wetenschap: Italië versus Turkije VIDEOFRAGMENT: EINSTEIN Op welke manier herkennen we rond Einstein elementen van de eerste crisis in de wetenschap? Klassieke mechanica: waar is het? In welke richting gaat het? Met welke snelheid gaat het? Kwantumfysica: positie of snelheid van elk deel afzonderlijk meten, niet beiden op hetzelfde moment → Kwantumfysica gebruiken als meetinstrument → Einstein was een relativist, voor hem was fysica het ontdekken van de diepere structuur van de waarheid. Nieuwe begrippen ontwikkelen om de onderliggende structuren van het heelal te kunnen beschrijven. Fysica was er om de subtiele en diepliggende structuren bloot te leggen → Einstein wilde een allesomvattende theorie, een absolute waarheid opstellen Cfr. E = mc^2 atoombom dr brief nr Roosevelt nog op tijd af Hiroshima verklaart hoedat energie in de oerknal materie heeft verkregen. 10 2.1.6 Protagoras (480-410) Sofist = oorspronkelijk een leraar, een rondreizend professor die de jeugd (mannelijk, rijk) een privéopleiding gaf hij was niet overtuigd door de absolute tegenstellingen van de 2 grote Griekse scholen en vond dat men de concrete mens in het middelpunt van het denken moest zetten relativisme: een absolute, overal geldige waarheid is een illusie als de mens inderdaad de maatstaf is, hoe kan er dan een absolute waarheid bestaan? VIDEOFRAGMENT: DE RYAN-AIR MYTHE (andere benadering) Beleggen in goedkope vliegtuigmaatschappijen in vraag gesteld door de toenemende vervuiling. Dit betekent het einde van de mythe: men kan niet meer ontkennen dat vliegtuigen niet bijdragen tot de opwarming van de aarde. Daarnaast worden er 10 000 banen geschrapt bij Airbus, het is daarom interessant te kijken naar de lowcostlaatschappijen en dan kunnen we inderdaad concluderen dat vliegen niet goedkoop is. Welke kritische vragen worden in deze video gesteld waar aangegeven wordt dat goedkoop vliegen een realiteit zou zijn? Met andere woorden, noteer enkele vragen die gesteld worden waardoor we kunnen aangeven dat Ryan Air een mythe is. (1) In welke mate is het verantwoord dat men zich niet mag aansluiten bij een vakbond? (2) In welke mate is het verantwoord dat men undercover gaat in zo een maatschappij, dit is immers schending van het recht op privacy? Een mythe is een als juist aanvaardde maar ongefundeerde voorstelling van iets. Men beweert dat vliegen met Ryan-Air goedkoop is. Men kan deze mythe echter doorprikken door kritisch te zijn. Bij Ryan-Air zijn er geen veiligheidsregels, uitgeput personeel, vuile vliegtuigen, stewardessen met valse referenties,…. Dit alles om de winst te maximaliseren. Daarnaast blijft de CO 2-uitstoot zeer groot. Vliegen met Ryan-Air is dus niet goedkoop want er zijn tal van neveneffecten. De feitelijke kost is de kost van de vervuiling en de problematiek van de vieligheid. Het is dus een mythe omdat het een ongefundeerde voorstelling is die door velen als juist aanvaard wordt. 11 2.2 Socrates (469-399) en Plato (427-347): moraal en utopie 2.2.1 Socrates (469-399) de grootste filosoof uit de oudheid we weten vooral veel over hem door teksten van zijn studenten Xenofoon en Plato Socrates verplaatste de filosofische discussie van de natuurfilosofie van de 1e Griekse filosofen naar de antropologische ethica, de mensgerichte moraal, de concrete mens. Filosoferen = een kritisch onderzoeken van het menselijke denken en handelen en de vorming van de jeugd Hij was vooral een leraar, maar zijn methode was hoogst origineel. Methode: door gesprekken met schoenmakers, ketellappers en politici op de markt van Athene wilde hij aantonen dat de meeste mensen niet zo logisch of consequent denken en zeker niet handelden Hij toonde aan dat veel mensen belangrijke functies vervulden waarvoor ze niet of weinig competent waren. Hij was geen negatief denker, hij noemde zijn methode een geestelijke bevallingstechniek (maieutiek, de filosoof als vroedvrouw) om de waarheid, die ergens in elk van ons verborgen zit, te laten geboren worden. Inzicht ↔ zinzicht, de zoektocht naar het geluk bij Socrates: het goede, het ware en het schone → het ware: de mens is in staat om tot het moreel juiste inzicht te komen, als men dit weet, zal de handeling die hieruit volgt ook moreel correct zijn. Er is dus een brug tussen woorden en daden. Dit morele handelen wordt door Socrates het goede genoemd. Het schone is dan de uitvoering van de moreel juiste daad, het gevolg van het juiste handelen. Een schoon mens is dus iemand die van woorden daden maakt. Het schone is dus de harmonie tussen het ware en het goede. Hij ging ervan uit dat het moreel juiste kon worden gekend en aangeleerd, en dat het juiste inzicht in het morele altijd tot juist moreel handelen leidde, verkeerd handelen was dus een gevolg van verkeerd inzicht. Juist inzicht? Het is dat inzicht (en die praktijk) dat het ware nut en geluk van de mensen tot stand brengt, het inzicht dat leidt tot nut en geluk (inzich in zinzicht) → om te beginnen komt het erop aan jezelf te kennen → in elk van ons leeft een goddelijk beginsel (daimonion) dat we in ons moeten leren herkennen → daimonion = een soort van geweten dat we opnieuw moeten leren beluisteren en dat we gewoonlijk zo veel mogelijk door vele behoeften (macht, rijkdom, aanzien) willen doen verstommen, daarop baseren om tot het juiste inzicht te komen → valse behoeften ontmaskeren en verwerpen: wie het minst nodig heeft, staat het dichtst bij de goddelijke waarheid in zichzelf. Alleen zijn die ongenadig eerlijk zijn met zichzelf en hun valse behoeften hebben leren te beheersen, hebben het recht als politici, denkers en leraars invloed uit te oefenen op anderen → de staat moet dus geleid worden door filosofisch gevormde mensen en niet door handige politici Hij een heeft een grote nadruk gelegd op de waarde van elk individu (daimonion), op de eerlijkheid en op het samengaan van moraal en politiek Wetenschappelijke problemen met de bevallingstechniek van Socrates: de waarheid ontwikkelt zich ook via onderzoeken en experimenten (geneeskunde, fysica), en niet zich zo maar in elk van ons verborgen. De filosofie van Socrates was zo baanbrekend dat hij de gifbeker moest drinken, hij werd ter dood veroordeeld omdat hij de goden beledigd had en vanwege het bederf van de toenmalige jeugd. Hij staat nog steeds symbool dat moedig en dapper tegen de meerderheid ingaat. De eerste zin van zijn Staat (Plato) verwijst naar de afdaling van Socrates die in gesprek ging met kooplui. Hij gaat uit van wat aanwezig is van wijsheid bij de kooplui, door dialoog gaat hij de waarheid van deze laatstgenoemde na → hoe gaan economie en ethiek samen? Is het wel zo dat de mens empirisch over een eindeloos aantal behoeften beschikt, is het niet de maatschappij die ons zaken oplegd? → de reden waarom we zo weinig contact hebben met ons geweten, is dat we ons teveel laten leiden door de behoeften die ons voorgeschoteld worden → onze daimonion is overwoekert door valse behoeften 12 VIDEOFRAGMENT: SOCRATES Welke fundamentele elementen van Socrates’ filosofie herkent u in dit videofragment over Socrates? (3) kritisch denken over onszelf → filosofie kan ons bevrijden, meer vrijheid (4) we moeten zelfvertrouwen zoeken in ons eigen geloof en niet in dat van anderen → eigen denken (5) iedereen heeft de plicht na te denken over zijn leven (6) logisch nadenken over onzin → gezagsdragers volgen of niet? (7) Waarom leven we zoals we leven? (8) Non-confirmisme: zoeken naar de waarheid (9) We moeten onze luiheid naast ons neer leggen en onszelf ontleden (10) Vragen stellen aan de gezagsdragers en zo hun zwakke plekken blootleggen VIDEOFRAGMENT: SOCRATES VERGELIJKT DENKEN MET POTTENBAKKEN Welke fundamentele elementen herkent u in dit videofragment? 5 stappen: (1) ideeën die tot het gezond verstand behoren verzamelen (2) uitzonderingen op deze ideeën zoeken (3) indien je uitzonderingen gevonden hebt, ga dan na of er fouten gemaakt zijn (4) uitzondering in beschouwing nemen (5) zo veel mogelijk uitzonderingen zoeken Hij maakte van het denken iets niet-elitair; we luisteren te weinig naar de mening van anderen → logisch argument is hetgeen telt voor Socrates opm.: Socrates vs. Waarheid o geen negatieve houding aannemen tov anderen o dialogeren o wederzijdse interesse o geen dictaten opleggen o het vermogen vd andere mens om zelf kennis te genereren o relativering van aanvankelijkheid “Socrates kort gezegd” Belang v/h individu Belang v/d eerlijkheid Samengaan van ethiek en politiek / economie Het ware, goed en het schone Kritiek: Deze ideologie is ontworpen naar de ethiek toe, na da presocratici die zich bezighielden. Deze methode is niet toepasbaar als wetenschappelijk methode, maar er moet ook enig empirisch bewijs geleverd worden, men mag zich niet enkel baseren op ‘veronderstellingen’ 13 Majeutik van Socrates (grondgedachte) o o o Het ware, juiste (inzicht) > Het goede, ware nut (uitzicht) > Het schone geluk (zinzicht) Intermezzo 1: Paul Ricoeur (20ste eeuw) o o o Hij omschrijft het ‘willen’ van de mens Avoir (economie) - hebben Pouvoir (politiek) - kunnen Valoir (cultuur) - gelden, openbaren Hij zegt dus dat bv. mensen in de economie vooral gericht zijn op het hebben, enz … Intermezzo 2: Japan Wat er in Japan gebeurt is vs ‘de apocalyps’. Er is de grote vraag, waarom de apocalyps? Het heeft te maken met de zoektocht naar het ‘oerpincipe’. Dit hebben de pre-socratici eveneens gedaan. Het idee van apocalyps zegt dat het oeprincipe iets ‘duivels’ is. Er zit nochtans een fout in deze gedachte. Het is maar doordat we de ‘daimon’ (geweten) in ons gaan verwaarlozen , dat we zelf een demon gaan creëren. We gaan eerder moeten kijken naar het niet onder controle hebben van ons geweten. Men maakt dus het onderscheid tussen daimon = soort geweten En demon = duivel Hier in Japan is het mogelijk dat het goed afloopt. Maar het zou evenwel een gevolg kunnen zijn van de demon die wij gecreërd hebben, nl. de kernenergie. In de kranten stonden ‘ergste ramp sinds WO II’ en ‘stof daalt neer, dreiging blijft (kerncentrale die ontploft is)’. Citaat uit de krant: “De eerste reactor van de Fukushima-centrale , waarbij de eerste problemen ontstonden is 40 jaar oud. De reactor had vorige maand buiten dienst gesteld moeten worden , maar de Japanse nucleaire veiligheidsdiensten besloten om de levensduur nog eens met 10 jaar te verlegen.” VIDEOFRAGMENT: DE LAATSTE SHOW EN ‘DE KAKKEWIETEN / APOCALYPS WAUW’ Er wordt vanaf het begin aangegeven dat in hun manier van optreden er geen sturen was van bovenaf. Men laat de verschillende mensen aan hun trekken komen, het stuk komt dus vanuit de ‘persoonlijkheden’. Een interpretatie kan zijn ‘uw geweten’ het stuk laten maken. Eerst wordt de tekst bekeken , dan gaat men zien hoe men het gaat ‘doen’. Dit is opnieuw een illustratie van wat Socrates bedoelde. Cfr. ‘de goddelijke waarheid in zichzelf’ 14 2.2.2 Plato leerling van Socrates o maar hij gaat zich radicaal afzetten van het ‘materialistische , realistische’ dat bij de presocratici het geval was o hij zweerde bij het ‘idealisme’ hij was dan ook eerste idealist uit de geschiedenis van de westerse filosofie (a) Ideeënleer niets in de materiële werkelijkheid is zo volmaakt als de idee die we ervan hebben Vb.: we gaan op zoek naar de ideale levenspartner, maar we weten nu al dat we dit ideaal nooit zullen vinden, … de echte werkelijkheid is dat ideaal en wat wij zo de realiteit noemen is slechts een zwakke afschaduwing van dat ideaal connectie met nu: ‘digitale schaduw wordt steeds langer. Be-lang-erijker’ → De allegorie van de grot Dit is nu de eigenlijke visie van Plato die de basis vormt voor zijn gelijkenis. Deze gaat als volgt. Men dient zich een grote grot voor te stellen, die met de buitenwereld verbonden is door een gang met een dusdanige lengte dat er geen daglicht in de grot valt. Er zit een rij gevangenen met hun rug naar de ingang, en ze kijken naar de achterwand van de grot. Hun ledematen en halzen zijn zo vastgeketend, dat ze hun hoofden niet kunnen bewegen en noch elkaar, noch zichzelf kunnen zien. Dit betekent dat ze alleen de wand voor zich kunnen waarnemen. Zo hebben ze hun hele leven gezeten en kennen niets anders. Achter hen bevindt zich een vuur. Tussen hen en dat vuur staat een muurtje, dat zo hoog is als een gemiddeld mens. Aan de andere kant van die muur lopen mensen met dingen op hun hoofd heen en weer. De schaduwen van die dingen vallen door het vuur op de wand waar de gevangenen tegenaan kijken, die ook de stemmen weerkaatst van hen die de dingen dragen. Plato betoogt nu dat het enige dat de gevangenen in hun leven waarnemen schaduwen en echo’s betreffen. Ze zullen denken dat deze de realiteit vormen, en hun gesprekken zouden over de waarneming van deze realiteit gaan. Als een gevangene zijn ketenen zou kunnen afschudden, zou hij door de levenslange ketening in het halfduister zo verkrampt zijn, dat het alleen al pijnlijk voor hem zou zijn om zich om te draaien, bovendien zou het vuur hem verblinden. Hij zou volkomen in de war raken en zich weer willen omkeren naar de wand met schaduwen, naar de realiteit die hij begrijpt. Als hij uit de grot naar het felle zonlicht zou worden geleid, zou hij pas na lange tijd iets kunnen zien en dat begrijpen. Als hij eenmaal gewend zou zijn aan de bovenwereld en daarna terugkeerde in grot, zou de duisternis hem weer tijdelijk verblinden. Zijn ervaringen zouden onbegrijpelijk zijn voor de andere gevangenen, omdat hun taal alleen naar schaduwen en echo’s verwijst. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------De beroemdste passage in Plato’s werk, de mythe van de grot, bevindt zich in De Staat. In allegorische vorm zet Plato er zijn opvattingen uiteen over het mens-zijn, en vooral over de menselijke kennis, in hun relatie tot de realiteit als geheel. Stel je een grote grot voor, zegt hij, die met de buitenwereld verbonden is door een gang, zo lang dat er geen daglicht in de grot valt. Er zit een rij gevangenen met hun rug naar de ingang, en ze kijken naar de achterwand van de grot. Hun ledematen en halzen zijn zo vastgeketend, dat ze hun hoofden niet kunnen bewegen en noch elkaar, noch zichzelf kunnen zien: alleen de wand voor zich kunnen ze zien. Ze hebben hun hele leven zo gezeten en kennen niets anders. Achter hen bevindt zich een laaiend vuur. Tussen hen en dat vuur is een manshoge muur, en aan de andere kant van die muur lopen mensen met dingen op hun hoofd heen en weer. De schaduwen van die dingen vallen door het vuur op de wand waar de gevangenen tegenaan kijken, die ook de stemmen weerkaatst van hen die die dingen dragen. Het enige dat de gevangenen in hun leven waarnemen, zegt Plato, zijn schaduwen en echo’s. ze zouden denken dat schaduwen en echo’s de realiteit vormen, en over de waarneming van die “realiteit” zouden hun gesprekken gaan. Als een gevangene zijn ketenen zou kunnen afschudden zou hij door de levenslange ketening in het halfduister zo verkrampt zijn, dat het alleen al pijnlijk voor hem zou zijn om zich om te draaien, en bovendien zou het vuur hem verblinden. Hij zou volkomen in de war raken en zich weer willen omkeren naar de wand der schaduwen, naar de realiteit die hij begrijpt. Als hij uit de grot naar het felle zonlicht gesleurd zou worden, zou hij pas na lange tijd iets kunnen zien en dat begrijpen. Als hij eenmaal gewend zou zijn aan de bovenwereld en daarna terugkeerde in de grot, zou de duisternis hem weer tijdelijk verblinden. Zijn ervaringen zouden onbegrijpelijk zijn voor de andere gevangenen, omdat hun taal alleen naar schaduwen en echo’s verwijst. Plato leert ons met deze allegorie dat we zijn opgesloten in ons eigen lichaam, dat onze medemensen net zulke gevangenen zijn en dat niemand in staat is het eigen wezenlijke zelf of dat van een ander te kennen. We nemen geen realiteit waar, maar alleen wat in onze geest is. Het feit dat we via begrippen tot de werkelijkheid van de ideeën kunnen opstijgen bewijst de onsterfelijkheid van onze ziel Tijdens dit allesbehalve ideale leven zit de ziel echter gevangen in het lichaam, dat tot de materiële en dus onvolmaakte wereld behoort. Deze scheiding tussen de (goede) ziel en het (slechte) lichaam heeft enorme gevolgen gehad in het Christendom: de seksuele moraal, de sociale status van aristocraten en arbeiders, de positie van de vrouw,… 15 Ziel van Plato = vergelijking met koetsier en 2 paarden, weliswaar als één geheel dat niet gescheiden mag worden: (1) Logos = de bestuurder van de koets → intellect, het redenerende en kennende (2) Thumos = het nobele paard → passie, wil, doorzettingsvermogen (3) Epithumia = het weerspannige paard → lust, drifleven Drie aspecten van de menselijke ziel vergeleken met een wagenmenner achter een tweespan Zowel de menner als wel de twee (gevleugelde) paarden zijn onderdeel van de ‘tripartite ziel’ VIDEOFRAGMENT: KINDERARBEID IN AFRIKAANSE KOBALTMIJNEN 6 kenmerken van Socrates’ kennis zijn niet vervuld 1. geen negatieve houding 2. dialogeren 3. wederzijdse interesse 4. geen dictaten opleggen 5. het vermogen van de andere mens om zelf kennis te genereren 6. relativering van aanvankelijke alle 6 niet vervuld Plato’s manier om tot kennis te komen? 1. grot 2. de arme Afrikaan als idee vs. de concrete Afrikaanse kinderen 3. de moeite om uit de grot te geraken 4. affiches op de omheiding spreken over de abstracte idee zonder kinderarbeid 5. dé rechtvaardige economie, zoals voorgesteld door de gouverneur vs. de concrete realiteit VIDEOFRAGMENT: PLATO Wat van het voorgaande omtrent de ideeënleer herkent u in dit fragment? Men bestaat essentieel uit een ziel, het lichaam is de verpakking waaruit de ziel wil ontsnappen De drie delen van de ziel kunnen samenwerken als het rationele paard (Logos) overheerst We mogen driften hebben, maar we moeten ze kunnen controleren De ziel bestaat uit drie delen: het rationele deel, het emotionele deel en het begerende deel Menner = mens en dieren = minderwaardig Plato vertelde Socrates dat hij op een zeer verstandige manier afdaalt, om in conversatie te gaan met de rijke koopmannen. Ze spreken echter enkel louter in professionele, commerciële termen over wijsheid. Socrates luistert naar hen en staan er niet negatief tegenover, hij wekt een wederzijdse interesse. Hij legt dus geen dictaat op (cfr. Religie), maar hij vertrouwt op het vermogen van de mensen om zelf kennis te genereren. Zo stelt hij vast dat beide partijen (filosoof als kooplui) elkaars opvattingen leert relativeren, men komt tot kennis, men komt tot logos. 16 De hoogste idee = de idee (I) van het “schoon(Z)-goede(U)” (kalos-(k)agathos) Deze idee is verwezenlijkt in “GOD” = het absolute Schone en Goede Examenvraag Welke tripartito staat centraal bij Socrates en Plato? Socrates (1) het ware (kennis, ideeën) (2) het schone (kalos) (3) het goede (athos) I U Z , via het waren en het goede tot het schone (chronologisch) Plato (1) logos (intellectueel vermogen) (2) thumos (passie, wil, doorzettingsvermogen) (3) epithumia (lust) I & U komen tot Z , de hoogste idee , idee vh schoongoede Aristoteles I U & Z, via het verstand tot deugden en het geluk (b) Kennisleer We kunnen alleen maar kennen omdat we ons de wereld van de ideeën, waaruit onze ziel komt, kunnen herinneren. → kennis is herinnering Het hoogste idee is de idee van het schoongoede, verwezenlijkt in God, het absolute Schone en Goede. Voor de mensen die in de stof gevangen zitten, bestaat de deugd erin, orde en harmonie van de ziel te bereiken. → dit gebeurt door: wijsheid dapperheid zelfbeheersing rechtvaardigheid = deugdenleer (c) deugdenleer Voor de mensen die in de stof gevangen zitten, bestaat de deugd erin, orde en harmonie van de ziel te bereiken. → dit gebeurt door: wijsheid dapperheid zelfbeheersing rechtvaardigheid Een deugd is een positieve eigenschap waar een individu over beschikt. Die positieve eigenschappen zijn die eigenschappen die ons een goed mens maken (een goed ondernemer → ethiek) Een deugd is een eigenschap om orde en harmonie van de ziel te bereiken. 4 klassieke deugden zowel op individueel als op politiek vlak: (1) wijsheid (2) rechtvaardigheid (3) matigheid (4) moed → een goede samenleving is een samenleving waar deze deugden ontwikkeld zijn Deze deugdenleer is tevens een richtsnoer voor het politieke handelen, voor het verwerkelijken van de zo ideaal mogelijke, utopische staat. Het is de plicht van de staat, de mensen tot de deugd op te voeden, maar gezien de natuurlijke gelijkheid van de mensen zijn er verschillende deugden voor verschillende standen: boeren en arbeiders: bescheidenheid, gehoorzaamheid soldaten en ambtenaren: dapperheid heersers: praktische wijsheid 17 De staat moet dus door filosofen geleid worden, want alleen zijn bezitten die wijsheid en kunnen de juiste wetgeving invoeren. Samenvatting (1) de minderwaardigheid van het materiële: aarde, lichaam, arbeiders en boeren (2) de superioriteit van kennen, de cultuur (3) hiërarchische bedrijfsorganisatie: ideale maatschappij is utiopa (4) de machtsconstellaties (koppel, bedrijf of wereld), een impliciet goedkeuren van bepaalde machtsverhoudingen VIDEOFRAGMENT: PLATO – EPICURUS Zijn er bepaalde deugden die we bij Plato gezien hebben, die we ook vertaald hebben bij Epicurus alsook naar onze tijd? Geld maakt niet gelukkig. Je wordt niet gelukkiger naarmate je meer geld hebt. Gelukkig zijn bekomt door vrienden, vrijheid en zelfredzaamheid/ We verliezen onze ware verlangens uit het oog door reclame. Daarom trok Diogenes in Stoa een muur op zodat de mensen niet meer afgeleid kon worden. Epicurus vraagt zich af waarom het geluk te vinden zou zijn in de waren die we nu kopen, dat we het geluk kunnen vinden in materiële goederen? 18 2.3 Aristoteles (384-322) Aristoteles studeerde onder Plato en werd dan de opvoeder van Alexander de Grote. Op de eerste plaats was hij privé-leraar. Hij was een nuchtere, ongeloofelijk onderlegde pedagoog, die daardoor de grondslag heeft gelegd voor de filosofie als wetenschap, en meteen voor de meeste takken van de Westerse wetenschap. Aristoteles stond veel dichter bij de natuurwetenschappelijke experimentele methode dan zijn beide voorgangers. Plato verwijst naar de ideeën, daar waar Aristoteles eerder naar de realiteit zal gaan kijken. Hij deelde de filosofie voor het eerst op in verschillende takken die nu nog steeds gebruikt worden, men onderscheidt twee grote delen: (1) de logica → het juiste denken: wat is een begrip, een oordeel, een conclusie, een definitie, een bewijs? → gevolg: syllogisme = een bepaalde manier van denken Vb.: goedkoop vliegen betekent meer vervuiling; meer vervuiling is een dure grap → goedkoop vliegen is dus een dure grap (2) de metafysica → dat wat na de fysica komt, de vragen die na de studie van de fysica gesteld kunnen worden → categorieën (vb.: balans tussen kwaliteit en kwantiteit) → onderscheid tussen de stof (materie) en de vorm (de kracht, het denken) waaruit de werkelijkheid bestaat → hij zoekt naar de wisselwerking tussen stof en vorm → hiërarchie: God: het denken van het denken, zuivere vorm, de onbewogen eerste Beweger Rest: mengvorm van stof en vorm, zelfs in de zuiverste stof zit de mogelijkheid iets te worden Aristoteles’ indeling van de filosofie (1) de theoretische vakken: het ware → Alfa-wetenschappen: metafysica, mathematica, fysica, psychologie (2) de praktische vakken: het goede → Beta-wetenschappen: ethica, politiek, economie (3) de poëtische vakken: het schone → Kunst: techniek, esthetica, poëtica Aristoteles’ visie op de mens de mens is een gemeenschapsdier (politiek beest) door zijn lichaam (voeding, voortplanting) met de planten-en dierenwereld verbonden en door zijn verstand pas echt menselijk jkfjgkf jjfgk fjgk fjgkf op dit niveau van het verstand vinden we ook de belangrijkste deugden en de bron van het ware geluk 19 VIDEOFRAGMENT: ARISTOTELES Welke elementen van het mensbeeld van Aristoteles herkent u in het videofragment en vergelijk deze met Plato? Aristoteles: minderwaardigheid vergelijken met dieren redelijke deel van de ziel (vb.: het regent zodat de planten kunnen groeien) harmonische samenhang → realistischer beeld Plato: menselijke ziel: rationeel, emotioneel en begerend het lichaam is het omhulsel van de ziel elk deel heeft zijn eigen doel, maar er is ook een geheel doel Plato’s opdeling van de ziel in 3 onderdelen en de noodzaak aan samenwerking tussen deze drie delen. Aristoteles ging akkoord met Plato’s visie op het natuurlijke, maar keek verder en plaatste de mens in de natuur. Aristoteles beweerde dat alles een doel had, hierdoor kon de mens zich onderscheiden van dieren. De wereld is een evenwichtig systeem, een harmonieus geheel. De theorie van de gulden middenweg Op praktisch alledaags niveau komt het erop aan extremen te vermijden en in alles realistisch te zijn (te kiezen voor de gulden middenweg). Aristoteles was erg burgerlijk gematigd in zijn politieke opvattingen: geen ideale staat nastreven geen gemeenschap van goederen en vrouwen verkoos de monarchie (de goede, wijze vorst) boven de tirannie verkoos de aristocratie (de macht aan de besten en meest geschikten) boven oligarchie (een groep van machtshebbers) verkoos democratie boven de heerschappij van het gepeupel Hij neemt geen stelling, behalve in zijn vrees voor het extremisme van rechts of links. In elk van die staatsvormen moet de jeugd lichamelijk en geestelijk streng worden aangepakt, om ze tot waardige en gematigde staatsburgers op te leiden. 20 Het goede leven? goed leven vertrekt vanuit de talenten van een individu noodzaak aan economie → noodzaak aan materiële goederen, matigheid en rechtvaardigheid (deugden) → Koning Midas: hij wenste dat alles wat hij aanraakte veranderde in goud, zijn wens werd vervuld maar hij stier van de honger want een mens kan niet leven van goud → onderscheid tussen 2 menselijke activiteiten: (1) wezenlijke activiteiten (vrije tijd) activiteiten die je in je vrije tijd doet, belangrijkste (2) noodzakelijke activiteiten (economisch) dit zijn nuttige activiteiten, staan in functie van een ander doel In het goede leven van een economist zijn er bepaalde waarden van deze noodzakelijk activiteiten die misvormd worden. Zo wordt vriendschap onder zakenmensen niet als evident beschouwd, het zijn twee zaken die niet verenigbaar zijn. In de economie moeten er afspraken gemaakt worden op alle vlakken. Vb.: Europa tikt België op de vingers omdat er te weinig regels zijn tussen werknemers en werkgevers 2.4 Hellenisme en Rome: stoïcijnen en neoplatonici 2.4.1 Algemene omschrijving De politieke situatie verandert door de veroveringen van Alexander de Grote. Deze ongelofelijke uitbreiding had culturele gevolgen, want plotseling kwam de Griekse cultuur in contact met de Babylonische wereld, met de Perzische leer van Zoroaster en zelfs met het Boeddhisme in Indië. Ondanks het superioriteitsgevoel van de Grieken, konden ze niet beletten dat bepaalde ideeën en godsdiensten en ook stijlvormen in de zuivere Griekse cultuur binnendrongen. Het resultaat hiervan is het hellenisme. Men kan dit omschrijven als de Griekse beschaving zoals deze zich vertoont in Europa, Azië en Afrika na de val van het Rijk van Alexander de Grote. Hellen is de mythische vader van het Griekse Rijk. Globalisering kwam voor het eerst tot stand. Het was ook de tijd waarin een nieuwe godsdienst uit het Oosten, het Christendom, doorheen het Romeinse Rijk verspreid werd, eerst als één van de vele vreemde sekten die vooral slaven aantrok (gelijkheid van alle kinderen Gods, naastenliefde, verlossing). In de Hellenistisch periode ontwikkelden zich twee grote filosofische richtingen: het stoïcisme en het neoplatonisme. 2.4.2 Het Stoïcisme Het woord stoïcisme gaat terug op de Stoa poikilè, een zuilengang in Athene, waar Zeno van Citium zijn studenten verzamelde, net als vroeger Plato dat deed in de Academie of Aristoteles in de Peripatos van het Lykeion. Zeno (336-264) was vooral beïnvloed door Socrates en diens moedige houding tijdens zijn proces en terechtstelling: de waarheid en de deugd waren voor hem duidelijk belangrijker dan welstand, gezondheid of zelfs het leven. Daarnaast voelde Zeno zich verwant met de cynici, een merkwaardige school van nogal extreme Atheense denkers. De cynici kunnen het best met de radicale groenen van alternatieven van vandaag worden vergeleken. Ze zagen in dat de meeste mensen hypocrieten waren en eigenlijk alleen aan hun profijt dachten. Ze wilden bewijzen dat je ook zonder al die welstand en die kruiperij goed kon leven. Zeno en de stoïcijnen gingen niet zo ver als de cynici, maar hadden even weinig geduld met Plato’s ideeënleer of Aristoteles’ metafysica: Je moet uitgaan van het gezonde verstand en op je ervaring vertrouwen. De natuurwetten liggen voor altijd vast en laten geen plaats over aan het toeval. Het heelal is ontstaan uit een oorspronkelijk vuur, waaruit de drie andere elementen zijn ontstaan (uit vuur ontstond lucht, daaruit water en daaruit aarde) Je moet aanvaarden dat alles een begin en een einde heeft → reden tot een zekere bescheidenheid, want onze wereld is er maar één uit een oneindige reeks van werelden die elkaar zullen opvolgen 21 De rol van God en de centrale plaats van de mens → alles bestaat voor de mens Vb.: een kip is er om ons te voeden, een wilde tijger om onze moed te testen en de vlooien dienen om ons s’morgens te wekken zodat we onze tijd niet verliezen in bed God staat niet naast of boven de wereld, maar is er een deel van, en ieder mens heeft een stuk van die goddelijkheid in zich. Het leven van de mens is goed als het in harmonie met de natuur verloopt. Geld, bezittingen,… zijn van minder belang. Een deugdzaam mens kan dus nooit in zijn echte waarde worden geraakt → de mens heeft een vrije wil, waardoor hij/zij in harmonie met de natuur kan leven of niet Stoïcisme = eerste radicaal-democratische leer die ook door de slaven kon worden aanvaard en beleefd omdat ze echt alle mensen als gelijken beschouwden. De volmaakte menselijke vrijheid bestaat erin zich niet door uiterlijkheden en bijkomstigheden te laten beïnvloeden: pijn, gevangenschap, foltering of zelfs de dood kunnen onze menselijke waardigheid niet wegnemen. Maar om deze deugd te bereiken moeten we uiteraard onze passies (hebzucht, afgunst, jaloersheid,…) leren beheersen. Daarom worden stoïcijnen vaak als koud bestempeld. Deze leer zal een grote invloed uitoefenen op de eerste christenen (martelaren) en zal opnieuw tot bloei komen in het humanisme van de 18e eeuw. VIDEOFRAGMENT: STOÏCISME Zijn er elementen van het stoïcisme die u herkent in dit fragment over Seneca? Rijkdom leidde tot woede in plaats van geluk. Hun verwachtingen lagen te hoog, als je dan teleurgesteld bent, dan is de woede eens zo hoog. Met andere woorden, men heeft dus voordeel bij lagere verwachtingen. De beste manier om frustraties te onderdrukken is ervan uitgaan dat alles fout zal lopen. VIDEOFRAGMENT: (Fortis) Interview met Lippens Cynisme in de hedendaagse betekenis nl. spottend niet geloven in het goede : na het Fortis drama komt dit interview met Lippens toch echt cynisch over; stoïcisme: Lippens doet een pleidooi om hoogmoed te beheersen. 2.4.3 Het Neoplatonisme Plotinus (204-270 na Christus) was de grondlegger van het neoplatonisme. Het was een tijd van oorlog, wanorde, verwoestingen, pestepidemies en verval, en waarschijnlijk juist daarom keerde Plotinus terug naar de schone schone en ideale wereld van Plato, een wereld van eeuwige goedheid, schoonheid en rust. Opmerking Naast deze twee stromingen zijn er nog twee andere: de cynici en de epicuristen 22 2.5 Joden en Arabieren: de ongebroken traditie 2.5.1 Algemeen Men zou nooit inzichten tot deze Griekse filosofie gehad hebben, zonder de joodse, noch de moslimcultuur. De periode tussen de 3e en de 13e eeuw was dus de tijd waar deze wetenschap doorgegeven werd, dit waren de Dark Ages. De tijd heeft hier echter wel niet stilgestaan, de kennis werd in stilte doorgegeven. De verspreiding van het jodendom doorheen de wereld, onder andere in Spanje. Dankzij de aanwezigheid van een moslimcultuur in Spanje, alsook door hun tolerantie, zijn de joden gebotst op een samenleving waar zij hun gedachtegoed konden verder zetten. Het was de moslimcultuur die het toegelaten heeft om de vrijheid van het denken uit te werken. In vele plaatsen was dit niet toegelaten. Het is dus foutief te beweren dat de moslimcultuur enkel de Koran volgt. 2.5.2 De joodse traditie De joodse traditie is zowel religieus als filosofisch. Religieus heeft het jodendom de grondslagen uitgewerkt, waarop later het christendom en de christelijke westerse cultuur gebouwd zijn. Zonder een inzicht in de joodse fundamenten is het christendom onbegrijpelijk, en zonder een grondige kennis van het christendom en zijn evolutie kan men niet zinnig over westerse filosofie praten. Na 70 na Christus werden de joden over het hele Midden-Oosten, Noord-Afrika en Spanje verspreid en ze begonnen pas opnieuw cultureel tot bloei te komen in het rijk van de islam. De islam beschouwde de joden en de christenen als voorlopers van hun godsdienst en preekten daarom een politiek van respect en tolerantie voor de joodse en christelijke minderheden in hun midden. In de praktijk is dit soms wel anders verlopen en moeten we een onderscheid maken tussen: christenen en mohammedanen die aanspraak maakten op de bekering van de wereld (kruistochten, de Heilige Oorlog) joden die niets meer verlangden dan het recht hun godsdienst en gewoonten midden in de vreemde omgeving te kunnen behouden De joodse en de islamitische filosofen die we nu gaan bekijken zijn belangerijk geweest en hadden invloed tot op het heden. Joodse filosofen (1) Gabirol (1020-1069): ontwikkelde zijn denkbeelden vanuit de neoplatoonse traditie (2) Maimonides (1135-1206): zet de filosofie van Aristoteles voort en heeft een directe invloed op Thomas van Aquino en andere westerse filosofen → deze joodse filosofen hebben, samen met de Arabische denkers, niet alleen de Griekse traditie bewaard, ze zijn zich vragen beginnen te stellen over de verhouding tussen hun godsdienstige overlevering en het rationele denken, vragen die de hele middeleeuwen door het denken zullen beïnvloeden. 2.5.3 De islam De islam was meer dan een godsdienstige beweging. In het Midden-Oosten, Afrika, Azië en tot ver in Europa (Wenen, Boedapest, Joegoslavië) ontstond een Rijk dat zowel militair als economisch en cultureel tot de belangrijkste van de geschiedenis behoort. Door hun openheid ten opzichte van de andere tradities, gepaard gaand met de ontwikkeling van de Arabische cultuur op zich, ontstaan overal centra van hoogontwikkelde cultuur, die één van de stromen gevoed hebben, die de moderne westerse beschaving hebben mogelijk gemaakt: wiskunde, meetkunde, algebra en architectuur, literatuur (poëzie, minnezang), erotiek, stedenbouw en filosofie. In de filosofie hebben Arabische denkers onder meer de volgende tradities voortgezet: het stoïcisme, het neoplatonisme, het aristotelisme, de verhouding theologie-filosofie, de mystiek,… 23 Terwijl kruisvaarders de Islam verketterden hebben de westerse mensen deze ideeën geïmporteerd. Wat België betreft probeerde koning Leopold II behalve Congo ook Marokko te koloniseren. En ook Congo was deels geïslamiseerd. hij beschrijfde de kolonisatie als ‘nieuwe kruistocht die de nieuwe beschaving zal verspreiden.’ Wij hebben m.a.w. altijd overwegend een negatieve houding gehad t.o.v. de Islam. Toch, wat zeer paradoxaal is; Artikel: Vlaamse jeugd vindt Arabisch ‘waher!’ (zeer, leuk, tof, fantastisch) Denk aan ‘woelah’ Islamitische filosofen (1) Avicenna (980-1037, geboren te Cordoba) trachtte Aristoteles en het neoplatonisme te verbinden hij was zowel geneesheer als filosoof hij heeft het geneeskundig standaardwerk voor Europa geschreven dat gezag hebbend was van de 12 e tot de 17e eeuw zijn encyclopedie (het boek van de genezing der ziel) werd in orthodox islamitische kringen verdacht van ketterij (te rationeel), maar had grote invloed op West-Europa, vooral op het denken van Albertus de Grote en Thomas van Aquino. Hij legt grote nadruk op het menselijk denken (2) Averroes (1126-1198) Studeerde medicijnen, wiskunde, theologie, rechten en filosofie Verwerkte de filosofie van Aristoteles en legde zoveel nadruk op het kritische denken dat ook hij als ketter veroordeeld werd en dat zijn boeken op de brandstapel vlogen VIDEOFRAGMENT: VOOROORDELEN VAN DE ISLAM; ‘De ronde’ ‘woestijnvolk’ ‘smerige dieven’ ‘liegen’ ‘ De weg naar Mekka’ moskee van de Islam in Cordoba, overgepakt door de katholieken en kerk van gemaakt. VIDEOFRAGMENT: SPANJE VAN DE 11E -12E EEUW (vorig jaar) Welke elementen die van groot belang zijn geweest voor onze westerse cultuur, vinden we terug in de aanwezigheid van de joodse, islamitische elementen in het Spanje van de 11 e – 12e eeuw? Windmolens die overgekomen zijn uit de Arabische cultuur → verhoogd de efficiëntie van de landbouw Invoer van de wiskunde en astronomie uit de Arabische landen Doordat men het tijdstip van het einde van de wereld wou berekenen, geraakte men meer en meer bekend in de natuurkunde 3 culturen: Joden, Christenen en Arabieren → harmonie Verzet van de Kerk omdat de Arabieren ongelovigen waren, ze gaven heidense ideeën door en hadden er duivelse ideeën ingestoken: het gebruik van de nul die niets waard was, tenzij men ze achter een ander getal zetten, dan vertienvoudigde de waarde en dat vertrouwden velen niet 24 2.6 Thomas van Aquino: bloei en einde van de Middeleeuwen 2.6.1 Scholastieke filosofie (13e-14e eeuw) Scholastiek = christelijk In de Middeleeuwen had de godsdienst zo’n groot belang. Dit was een trend ingezet door de islamitische en de joodse filosofie die in het westen werd verdergezet. Wetende dat filosofie hier herleid werd tot een soort van schools vak (kennis en handelen staat voorop), het is zeer moeilijk voor scholieren met bezieling filosofie te krijgen en hier enthousiast voor te zijn. De Scholastieke filsofie heeft 3 periodes Eerste periode: 10e – 11e eeuw; vroege scholastiek. Hier dacht men in eerste plaats aan een soort overeenkomst tss filosofie en godsdienst. Tweede periode: 12e – 13 e eeuw Hier werd een onderscheid gemaakt tss theologie en filosofie Derde periode: 14e – 15e eeuw Hier werd een duidelijk scheiding tss de 2 vakken gemaakt. 2.6.2 Algemeen Thomas van Aquino (1225-1274) speelde voor het Westen de rol die in de Oudheid voor het laatst door Aristoteles gespeeld was. In zijn werk werd de hele filosofie van Aristoteles zo overtuigend met de christelijke leer verbonden, dat nog in 1879 de katholieke kerk het neothomisme tot de officiële filosofie van alle katholieken kon uitroepen. Thomas doceerde in Keulen, Bologna, Rome en Napels. Hij trachtte als eerste een scherpe grens te trekken tussen geloven en weten. Door de Openbaring (de Bijbel) en de leer van de kerk leren we de eeuwige waarheden kennen, waaraan we moeten geloven. Voor de geschiedenis van de filosofie is Thomas vooral belangrijk door zijn systematisatie van alle wetenschap en door de grote plaats die hij inruimt voor het kritisch denken. onder-scheid filosofie/theologie (grens) filosofie (scholastiek) stopt een tijd met de ‘zinvraag’ (zingeving hoort thuis in de theologie) 2.6.3 Thomas van Aquino’s opvatting over interest Het bezit van geld en materiële goederen is toegestaan. Hij vertrekt vanuit het natuurwetprincipe dat de Schepper de goederen aan de mens heeft aangeboden met de bedoeling om deze te nuttigen. De Schepping zou voor iedereen zijn, dus het particuliere privé-eigendom moet gerelativeerd worden. Hij stelt de inkomensverschillen in vraag. Als men ervan uitgaat dat deze goederen ten goede kunnen komen aan heel de samenleving, dan is het zo dat interest verboden zou moeten worden. Hij argumenteerde dat geld een ruilmiddel is en geen gebruiksmiddel. Met andere woorden, men moest voor het gebruik van geld geen bijkomende gelden vragen → islamitische houding 2.6.4 William van Ockham (1290-1350) Gods bestaan kan je niet bewijzen, dat moet je geloven. Filosofie (logisch denken) heeft niets te maken met theologie. Je moet geen onnodige bewijzen zoeken. Als je iets zonder hypothese kan verklaren, moet je dat ook doen. Deze stelling werd heel belangrijk voor het wetenschappelijk onderzoek. scheiding filosofie/theologie 25 HOOFDSTUK 3: RATIONALISME, EMPIRISME EN DIALECTIEK: VAN DE RENAISSANCE TOT 1830 Inleiding Door de algemene crisis van het gezag (keizer, paus) komt het tot een nieuwe kijk op de wereld, waarvoor een nieuw filosofisch denken nodig zal blijken. Dit denken, dat nier meer, of veel minder, aan kerkelijke dogma’s gebonden is, vindt vooral steun in de ontwikkeling van de wetenschappen, waarin het onafhankelijke menselijke verstand en/of de zintuigen een centrale rol zullen spelen. Pas in de 18e eeuw, onder de radicale mechanische materialisten, vinden we uitgesproken atheïsten terug. Op hun vakterrein ging het er toen vooral om na te gaan: Hoe we kunnen kennen (kennisproces) Hoe betrouwbaar onze kennis is Of we tot een absolute waarheid kunnen komen Rationalisten = namen aan dat we de waarheid door ons verstand, onze ratio konden vinden → Descartes, Spinoza, Leibniz, Wolff 26 3.1 Descartes of het consequente rationalisme De eerste grote rationalist was René Descartes (1596-1650). Hij leefde in een wereld waarin de natuurwetenschappen (fysica, astronomie) zich enorm aan het uitbreiden waren, en die uitbreiding beïnvloedde zijn filosofie. Naast zijn bijdragen aan de meetkunde, de optica, de geneeskunde en de fysica is hij als filosoof vooral bekend door zijn essay Discours de la Méthode en zijn Méditations. 1. Biografische elementen 2. Méditations Descartes begint met een methodische twijfel (twijfel als methode, als weg om tot de waarheid te komen) om te zien of er iets, waaraan uiteindelijk niet meer getwijfeld kan worden. De twijfel begint met de zintuiglijke waarneming. 3. ‘’Ik denk, dus ben (besta) ik.’’ Hier houdt de twijfel op, en van hier moet ik opnieuw beginnen om rationeel een werkelijkheid op te bouwen. Dit is voor Descartes het eerste principe van de filosofie. Zolang ik denk, besta ik, en om te denken heb ik een ziel nodig. Ook zonder lichaam zou ik nog kunnen denken en dus bestaan. En waarom ben ik zo zeker dat ik denk? Omdat het ‘’clair et distinct ‘’ is, duidelijk en van de rest onderscheiden. We moeten dus op zoek gaan naar ‘’des idées claires et distinctes’’ want die alleen zijn waar. 4. Des idées claires et distinctes (1) het bestaan van God → het is toch evident dat God bestaat?! De Godsidee kan ik mezelf niet gegeven hebben, want ze bevat de volmaakte realiteit, die ik niet bezit. Dus moet God zelf de oorzaak zijn van dit idee. De idee van God is dus het bewijs van Zijn bestaan. God bestaat en is per definitie waarachtig. Daaruit volgt dat alles wat ik klaar en duidelijk ken, waar moet zijn. (2) het bestaan van de materiële wereld (EXTENSIO) , nl. de wereld van de uitgebreidheid We hebben een klare en duidelijke voorstelling van deze wereld, dus bestaat ze. (3) alles wat ik klaar en duidelijk ken via het denken (COGITATIO), nl de wereld van de geest 5. De mens als res cogitans (= ‘denkende substantie) Met substantie bedoelt Descartes iets dat op zichzelf kan bestaan, iets dat niets anders nodig heeft dan zichzelf. In zijn zoektocht naar onbetwijfelbare kennis ging hij ervan uit dat denken niet op zichzelf kan bestaan, maar dat het een eigenschap is die aan een subject toekomt, en dat is het denkende ik, door Descartes ook ziel genoemd. 27 VIDEOFRAGMENT: ZIJN WIJ DE ENIGEN MET EEN GEEST? Door Descartes is er twijfel aan alles. Van één ding was hij zeker: er was iets dat aan het denken was → ik denk, dus ik ben. Als hij niet zeker was over het feit dat hij effectief zeker was van het lichaam, dan is er iets onstoffelijks dat aan het denken is: de geest. (a) Wat van de drie idées claires et distinctes vinden we terug? (b) Wat is het probleem waaruit Descartes niet is uitgeraakt? (a) – ik denk, dus ik ben → het denken dat door iets gedreven worden - heelal: materie + geest → cartesiaans dualisme - de wereld bestaat (b) Hoe kan iets van de ruimtelijke wereld inwerken op de geestelijke wereld, zonder natuurwetten te breken? Opmerking Leibniz pagina 52-53 lezen 3.2 De Engelse empiristen 3.2.1 Inleiding Empirisme = een filosofische stroming die alle kennis uit de ervaring van de zintuigen afleidt 3.2.2 John Locke John Locke (1632-1704) is zowel een van de grondleggers van de politieke en sociale wetenschappen, als van de empirische kennisleer. Hij was de econoom → schaarste. Hij begint met het verwerpen van aangeboren concepten of morele ideeën. De mens begint dus als een onbeschreven blad. Door zintuiglijke ervaringen krijgt ons bewustzijn een inhoud en deze inhoud noemt Locke ‘’ideeën’’. Onze ervaring is tweeledig: (1) uiterlijke zintuiglijke ervaring (sensation) (2) innerlijke zelfobservatie (reflection) Elk van ons, en elke bevolkingsgroep, heeft verschillende ervaringen, waardoor zelfs onze hoogste principes van elkaar moeten verschillen. Als er dan toch een zekere overeenkomst te bespeuren is, dan komt dat door de natuur of door de gewoonte. De dingen die we waarnemen hebben primaire en secundaire eigenschappen: (1) primaire eigenschappen heeft elk ding: grootte, vorm, getal, positie, beweging of rust → deze eigenschappen zijn onlosmakelijk met alle dingen verbonden → objectief (2) secundaire eigenschappen zijn onder meer kleur, geur, smaak,… → ze ontstaan door inwerking van onzichtbare stofdeeltjes die op onze zintuigen inwerken → subjectief Hoe komen we volgens Locke tot de waarheid? 28 Hij aanvaardt de zekerheid van ons eigen bestaan, van het bestaan van God en van de waarheid van de wiskunde. Voor de rest gelooft hij niet in absolute zekerheden en vindt hij het redelijk altijd een zekere mate van twijfel te bewaren. Deze twijfel leidde hem in de politiek tot religieuze tolerantie, tot parlementaire democratie en tot de laisser-faire-theorieën van het klassieke liberalisme. De invloed van deze ideeën wordt duidelijk in de drie grote revoluties van de moderne tijd: (1) de Engelse van 1688 (2) de Amerikaanse van 1776 (3) de Franse van 1789 → onder meer door Voltaire, die de ideeën van Locke en andere in Frankrijk verspreidde. In elk van die drie bewegingen, die de grondslagen gelegd hebben van de moderne maatschappij, is er sprake van parlementaire democratie, religieuze tolerantie en van een grote bewegingsvrijheid voor handel, industrie en financiën. Locke pleitte voor onderling begrip. Alleen op die basis is een samenleving in vrede, wederzijds respect en vriendschap mogelijk tussen mensen met verschillende opinies. Daar mensen met minder opvoeding en kennis gewoonlijk ook minder verdraagzaam zijn, is een grondige opvoeding een voorwaarde voor een tolerante maatschappij. 3.2.3 George Berkeley George Berkeley (1685-1753) staat bekend als de radicaalste van alle empiristen omdat hij het bestaan van de materiële wereld verwierp. Materiële voorwerpen (vb.: een boom) bestaan alleen maar omdat en terwijl we ze waarnemen, in de waarneming zelf (zijn is waargenomen worden, esse est percipi). Als we zeggen dat er voorwerpen bestaan, zeggen we eigenlijk dat we zien, horen, proeven, voelen, tasten of ruiken. Deze waarnemingen zijn echt, maar hoe kunnen we bewijzen dat er verder nog iets is? Vb.: de proef met het lauwe water Wanneer je ene hand heet is en de andere koud en je steekt ze allebei in het lauwe water dan is dat water warm voor de koude hand en koud voor de hete. Hoe kan dat water nu tegelijkertijd warm en koud zijn? Dus zijn hitte en koude slechts waarnemingen van ons bewustzijn, die niet met een werkelijkheid erbuiten te maken hebben. 29 Eerste besluit Alle secundaire eigenschappen (Locke) zijn subjectief en behoren enkel tot de waarneming. Maar Berkeley gaat verder dan Locke. Neem nu de primaire eigenschappen die toch moeten bestaan? Je ziet toch de grootte van een voorwerp? Berkeley antwoordt daarop heel consequent dat je ditzelfde voorwerp van dichtbij voor groot houdt en van ver voor klein, en hetzelfde geldt voor de snelheid. We kunnen deze argumenten van Berkeley niet met het gezond verstand weerleggen, maar slechts door te wijzen op logische en empirische denkfouten. Berkeley toont aan dat ook het praktisch gerichte empirisme tot logische extreme posities kan voeren, waar men vanuit een subjectief standpunt niet uitgeraakt. VIDEOFRAGMENT: NOKIA Zoek de elementen die te maken hebben met het rationalisme, empirisme en rechtvaardigheid in het bedrijfsleven. Empirisme Vraag of alles wel voldoet aan de ethische normen. De in vraag stelling van de ethische verantwoording van het bedrijf door de westerse controle. Dit sluit aan bij Hume, men kan niet aan rechtvaardiging onderuit, men wordt onderworpen aan die controle, anders wordt men uit het fonds gesmeten. Rationalisme Wat is juist dit ethisch beleggen? Men haalt aan of men wel ethisch wil beleggen en of men niet juist een ethisch correct beeld wil uitschijnen naar de buitenwereld. Ethiek door het vestigen van bedrijven in lageloonlanden zijn deze bedrijven genoodzaakt het welvaartsevenwicht te bewaren nokia is lid van ethische fondsen werknemers dragen geen oordopjes, verouderde machines, mens wordt gezien als een grondstof (goedkoop), ze moeten vrij lang hetzelfde werk doen 30 3.2.4 David Hume Volgens David Hume (1711-1776) begint alle kennis met indrukken (impressions) die ideeën veroorzaken. Door de verbindingen van deze ideeën vergroten we de stof van onze kennis. We ervaren regelmatig dat een bepaalde indruk op een andere volgt, dit wordt zo vaak herhaald tot het een denkgewoonte is geworden is, en tenslotte een instinct. De menselijke kennis probeert nu, uit de vele oorzaken van de natuurverschijnselen een paar algemene oorzaken af te leiden. Net zoals de Godsidee een samengesteld (complex) idee is, zijn het ik en de ziel bundels van ervaringen en gevoelens die voortdurend veranderen. 4 fundamentele redenen om rekening te houden met onrechtvaardigheid: (1) willen we onze basisbehoeften bevredigen, dan zijn we afhankelijk van de anderen → rechtvaardiding (2) we zijn beperkt op het vlak van naastenliefde en sympathie → in bepaalde situaties zijn afspraken noodzakelijk (3) schaarste van goederen → afbakening van eigendom (4) we hebben allen dezelfde basisbehoeften, desondanks de grote verdeling inzake welvaart → nood aan rechtvaardigheid Conclusie Door ervaring en observatie komt je niets over de werkelijkheid te weten. 3.3 De ongenadige kritiek van Kant Kant is een soort synthese tss Rationalisme (Descartes) : kennisleer die uitgaan van rede om tot kennis te komen – met implicaties voor de … Empirisme (Locke): kennisleer die uitgaat van de … ervaring van e zintuigen om tot kennis te komen … implicaties voor de ethiek. Immanuel Kant (1724-1804) Kan stond voor het volgende kennistheoretische probleem: enerzijds zeggen de empiristen dat kennis uitsluitend van de zintuiglijke waarnemingen afhangt en dat lijkt erg waarschijnlijk, maar dan komen ze tot stellingen die het bestaan van alle materie ontkennen. Anderzijds zeggen ze de rationalisten dat je de zintuigen niet kan vertrouwen en dat je alleen met het verstand (de ratio, die Vernunft) kan kennen, en ook dat klinkt overtuigend. Maar hoe kan je de evidentie van de zintuiglijke waarnemingen volledig loochenen en hoe sla je een brug tussen de wereld van de geest en die van de stof? De werkelijkheid op zich (das Ding-an-sich) zendt zintuiglijke waarnemingen uit die ons verstand bereiken. Ons verstand is echter geen onbeschreven blad, maar een gestructureerd instrument dat die waarnemingen in bepaalde aangeboren vakjes of categorieën plaatst. Echter nog belangrijker is het inzicht dat, dat ons verstand de zintuiglijke ervaring automatisch vervormt zodat we in feite over het Ding-an-sich niets kunnen weten (de gekleurde bril, contactlenzen). 31 Ding-an-sich → Noumenon Ervaringen van de zintuigen → Fenonemen Om dit duidelijk te maken onderscheidde Kant 2 sets van oordelen: (1) analytisch oordeel ↔ synthetisch oordeel analytisch oordeel = een oordeel, waarbij het gezegd al in het onderwerp zit vb.: een hoge boom is een boom synthetisch oordeel = brengt elementen uit de ervaring vb.: Antwerpen is een havenstad (2) empirisch oordeel ↔ a priori oordeel empirisch oordeel = berust volledig op de ervaring, de onze of die van iemand die we kunnen vertrouwen a priori oordeel = heeft meer nodig dan louter observatie Dit leidt hem tot zijn kennisleer, waarin hij de (synthetische) ervaringen van de zintuigen verbindt met de (a priori) structuren van het verstand. Kant’s bevindingen leidden tot grote wanhoop en zelfs tot zelfmoord: als er niets zeker is, zelfs niet het bestaan van God, zelfs niet de mensen en de dingen die ons dierbaar zijn, heeft het dan nog zin om verder te leven? Om morele redenen is rechtvaardigheid nodig (geluk dat afhangt van de beoefening van de deugd). Deze rechtvaardigheid kan alleen maar door God worden verzekerd, en het is duidelijk dat we in dit leven deze rechtvaardigheid meestal niet ervaren. Dit bewijst dus moreel het bestaan van God en de onsterfelijkheid, en om deugdzaam te kunnen zijn is de vrije wil nodig, anders kan de mens zelf niet beslissen. We zitten dus op 2 verschillende niveaus: (1) intellectueel niveau → diepe onwetendheid (2) morele, praktische niveau → we aanvaarden het bestaan van God, de onsterfelijkheid van de ziel en de vrije wil en we kunnen onze moraal (het goed leven) opbouwen 32 Conclusie Kant VIDEOFRAGMENT: LINK TUSSEN KANT, RATIONALISME EN EMPIRISME Op welke manier zien we de invloed van Hume bij Kant? Zocht naar de manier waarop we tot kennis komen rationalisten vs empiristen compromis Schept de geest de wereld? De wereld wordt grotendeels door onszelf bepaald, de geest stelt de wereld samen tot de voorwerpen die we waarnemen Rede en zintuigen moeten samenwerken om tot kennis te komen. Belangrijkste taak v/d mens was om door de sluier van de waarneming te dringen, en de natuurwetenschappen te begrijpen. Hume: er is geen verband tussen twee gebeurtenissen. Appel valt op grond, wat je ziet is een gebeurtenis, als appel een tweede keer valt, dan is dit louter een opeenvolging van twee gebeurtenissen, men ziet de appel niet altijd vallen er kan geen verband getrokken worden Vanuit het verder redeneren ( empirisme – rationalisme ) zijn er duidelijke verbindingen. Kant beweert dat uitspraken die alleen maar zouden te maken hebben met datgene waar we empirisch niet bij kunnen, zoals het bestaan van God of het genieten van vrijheid, niet meer aan de orde komen, want ze vallen niet aan de uitspraken waar er sprake is van die verbinding malaise: vraag naar de zin van het leven, omdat deze vaak te maken hebben met deze laatste vragen. Door deze malaise heeft Kant in zijn tweede werd het een en ander moet rechtzetten. Het is belangrijk deze twee te onderscheiden. Een filosoof die zich bezighoudt met de manier om tot betrouwbare kennis te komen, dat hij daarnaast ook aandacht heeft voor de ethiek, voor de rechtvaardigheid. Hij stelt dat uiteindelijk rechtvaardigheid niet uit de wereld te bannen is ( cf Hume ) We mogen redenering deze dus niet koppelen aan bv religie, maar dat men puur verstandelijk tot deze constatie komt ( = het feit dat rechtvaardig noodzakelijk is ) terugkomen op het idee van een God, als zijnde de ideale samenleving. Hij komt dus tot constatie dat we niet tot deze rechtvaardigheid kunnen komen, als er gebrek is aan dit ideaalbeeld, aan God. Het weerleggen van het bestaan in God in zijn eerste werk, zal Kant door logisch redeneren deze houding moeten weerleggen en het bestaan hiervan toch moet onderkennen. 33 VIDEOFRAGMENT: KANT EN MALAISE Op welke manier zal Kant deze malaise oplossen? Kants ideeën worden soms gezien als een synthese tss rationalisme en emperisme, daar waar hij vond dat beiden moesten samenwerken. Geest gebruikt de waarnemingen om de realiteit te reconstrueren. Wiskundigen beschikken over de zuiverste kennis daar zij zich niet baseren op ervaringen. A priori = achtergrondkader alvorens men begint te waarnemen en te experimenteren. Kants grootste vergissing was dat wat hij als onbeschrijfelijk beschreef een naam gaf ( = dingen aan zich ) 3.4 Hegel en het Duitse idealisme 3.4.1 Het begrip idealisme Men kan twee soorten idealisme onderscheiden: (1) gewone taalgebruik → een idealist is iemand die zich inzet voor een edel ideaal en desnoods bereid is voor zijn overtuiging te leiden (2) filosofisch idealisme → het gaat hier om de prioriteit van de geest boven de stof (idee boven materie) → soms aanziet men de werkelijkheid van de materie als een illusie (parabel van de grot) Morele idealisme ↔ egoïsme Filosofisch idealisme ↔ materialisme 3.4.2 Hegel (1770-1831) Zijn theorie berust op drie pijlers: (zeer belangrijk voor examen) (1) logica = ontologie of zijnsleer → gaat over het Zijn van God voor de Schepping: God bestaat zonder enige innerlijke tegenstelling (2) natuurfilosofie → maar door de Schepping waarbij God zich vervreemdde in de materiële wereld, ontstaat een ongelofelijke contradictie tussen de zuivere geest en de stof → het is deze contradictie die de motor zal worden van elke verdere ontwikkeling. 34 (3) filosofie van de geest → deze ontwikkeling zie je al in de natuur, in de evolutie van het anorganische tot de planten en de dieren, maar eerst in de mens begint de terugkeer van de geest naar zijn oorsprong Zo verklaart Hegel de hele ontwikkeling van de geschiedenis: terugkeer, via contradicties, van de geest uit het ‘anders zijn’ (de natuur) tot God. Ook de mensheid maakt een langzame evolutie door: (1) de mens is een intuïtief wezen (2) verschijnend bewustzijn (het bewuste denken) (3) hoogste trap van de evolutie: als subjectieve geest ziet hij zijn eigen geestelijke substantie als identiek met zijn bewuste (denkende en willende) handelen Verbonden met deze evolutie van het individu voltrekt zich de evolutie van de door de mensen geschapen instellingen, die Hegel de objectieve geest noemt: het Recht, de Moraal, de Zedelijkheid. Omdat elke stap van deze ontwikkeling zo belangrijk is en niets verwaarloosd mag worden, werd Hegels werk een soort samenvattende en verklarende encyclopedie van de hele menselijke cultuur vanaf de schepping. Naast de uitwerking van het indrukwekkende systeem en het historische optimisme is Hegel vooral belangrijk voor de ontwikkeling van de dialectiek. (cfr. Heraclitus) Maar pas bij Hegel krijgt deze methode haar moderne betekenis. Uitgaande van de grote contradictie tussen God (Geest) en de Natuur (Stof, Materie) ontwikkelt Hegel zijn denken in overeenstemming met de dialectische gang van de wereld. Alles verloopt volgens het schema: thesis (T) – antithesis (A) – synthese (S) Vb 1: zijn (T) – niet zijn (A) – worden (S) VB 2: absolute monarchie (T) – volksmacht (A) – constitutionele monarchie (S) Deze synthese is dus geen compromis (een beetje van allebei), maar het resultaat van een botsing tussen thesis en antithesis, die beide in de synthese worden opgeheven. Opmerking Pagina 133: zeer goede samenvatting VIDEOFRAGMENT: HEGEL EN DIALECTIEK Wat wil dialectiek zeggen? Hoe wordt de subjectieve geest geïllustreerd? Bewustzijn ↔ zelfbewustzijn ↓ Rede De tegenstelling wordt opgeheven door de rede De zintuiglijk zekerheid: hier en nu 35 HOOFDSTUK 4: TUSSEN KLASSENSTRIJD EN INDIVIDUEEL PESSIMISME 4.1 Het materialisme van Feuerbach 4.1.1 Het materialisme in het algemeen Pré-socratici: Klein –Azië, wetenschappers die geïnteresseerd waren in de oorsprong van onze wereld en in de veelheid of eenheid, stilstand of beweging van al het bestaande. Plato en Middeleeuwse filosofie: meer aandacht voor een idealistische filosofie die zich bezighoudt met God, de ideeën, de metafysica. Opmerking: samenvatting pagina 133 Begin van de Westerse filosofie: Griekenland → conflict tussen de natuurwetenschappers (Thales tot Heraclitus) die empirisch werkten en de filosofen van Elea (Parmenides, Zeno) die eerder mathematisch gericht waren. Reeds toen botsen we op het onderscheid tussen stof (de materie) en vorm (de geest). De idealisten gingen ervan uit dat alles oorspronkelijk geest (vorm) was. 4.1.2 Feuerbach Voor Feuberbach (1804-1872) was de filosofie de wetenschap van de hele werkelijkheid in haar totaliteit. Hij legde de nadruk op de natuur, die zintuiglijk begrepen kan worden. Zintuiglijkheid, waarheid en de werkelijkheid zijn 1 groot geheel waarin het fysische en het geestelijke in de mens samenkomen. Door de ervaring van de menselijke ellende, onrechtvaardigheid, armoede, onvrijheid enzovoort ontstaat bij de mensen een verlangen naar een hogere werkelijkheid waar allen rechtvaardigheid, welvarend en vrij zouden zijn. Zo projecteren ze hun verlangen op een niet-bestaande God in een niet-bestaande hemel. God is dus een schepping van de mens. De filosofie van Feuerbach is een materialistisch humanisme. Het materialisme is duidelijk: alles gaat terug op de zintuiglijke wereld waarvan de menselijke geest deel uitmaakt. Alleen door zich te bevrijden uit de illusie van de godsdienst kan de mens zichzelf volledig ontwikkelen. Hij gebruikt voor die illusie de term Entfremdung: de mens heeft zijn eigenlijke opdracht afgestaan aan de door hem geprojecteerde bovennatuur en is daardoor gealiëneerd van zijn ware bestaan. Alleen als we al onze krachten aan de mensen wijden, kunnen we dit leven en deze wereld beter maken en een ander leven of een andere wereld bestaat er nu eenmaal niet. Hier is dus sprake van naastenliefde. Daarnaast legde Feuerbach de nadruk op de mens, men spreekt dus van een antropocentrische (mens-gerichte) filosofie. VIDEOFRAGMENT: FILMPJE VAN EEN MAN DIE NIET GELOOFT Hij heeft nooit geloofd. Hij vindt gewoon dat je er nu het beste moet maken. Kritiek op Feuerbach De linksen verwijten Feuerbach: dat hij het teveel over de abstracte mens heeft en te weinig over de historisch en sociaal concreet bepaalde mensen dat hij de hele dialectische methode van Hegel als nutteloos opzij geschoven heeft, terwijl die methode juist de sleutel tot een nieuwe materialistische theorie kan bezorgen 36 Rationalisme (Descartes) Kant Empirisme (Locke) Dialectisme (Hegel) Marx Materialisme (Feuerbach) 4.2 Het materialisme van Marx 4.2.1 De kritiek op Feuerbach Marx gaat akkoord met Feuerbachs stelling dat de mensen zich moeten bevrijden uit het idealisme en de illusie van de godsdienst, maar hij wijst erop dat: (1) dat de mens, de universele mens van Feuerbach, een abstractie is → we moeten kijken naar de levende mensen, zoals ze in de geschiedenis geleefd en gewerkt hebben en doorheen de geschiedenis in klassen van heersers en onderdrukten verdeeld zijn geweest → historisch materialisme: over welke periode en welke heel bepaalde sociale klassen gaat het hier? (2) dat de godsdienst (de opium van het volk) twee kanten heeft: de godsdienst dient ertoe de mensen gehoorzaam en volgzaam te houden de godsdienst is de uiting van echte menselijke ellende, wellicht de enige uiting waartoe de arme en onderdrukte massa’s in staat waren → mensen winnen er niets bij wanneer ze de illusie van de godsdienst verworpen hadden, als ze niet tegelijkertijd inzicht kregen in de ware oorzaken van hun ellende en de middelen om hieraan wat te doen 4.2.2 De kritiek op de burgerlijke revolutie Marx ontdekte dat de termen Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid weinig of niets betekenden voor de overgrote massa. 4.2.3 De kritiek op het sociale bestel De mens wordt pas mens, wanneer hij/zij bewust en vrij gaat produceren = door arbeid. Alleen mensen plannen, ontwerpen, veranderen en ontwikkelen zich. Marx schetst de rol van de arbeid in de ontwikkeling van de mensheid van de primitieve tijden tot vandaag: (1) het primitieve communisme → het werk diende om de leden van de stam in leven te houden → alle voedsel moest meteen worden opgebruikt → geen tijd voor cultuur of wetenschap → primitief = technologie → communisme = omdat er geen enkele deling van arbeid of klassen was, gemeenschappelijk (2) eerste gemeenschappen die meer produceren dan ze voor het directe gebruik nodig hebben → dankzij de ontwikkeling van de technologie → meerproductie (overschot) → betere planning, specialisatie, arbeidsdeling, controle over het werk van anderen (3) ontstaan van handel → door ruil met andere stammen die ook overschot produceren → de controle over die handel maakt het mogelijk om een kleine groep vrij te stellen voor studie, cultuur, wetenschap, rituelen en administratie → een heersende klasse ontstaat die zowel de goederen als de ideeën controleert Deze overgang van de ene maatschappij naar de andere hangt volgens Marx fundamenteel met de materiële voorwaarden samen. De verandering kan slechts echt zijn als ze ook materieel gefundeerd is. Marx stelt de uitbouw van een democratische, socialistische maatschappij die berust op twee pijlers: (1) politieke en economische democratie (2) de productiemiddelen moeten in handen van de gemeenschap komen: afschaffing van het privé-bezit → strijd 37 4.3 De dialectiek van Marx Marx spreekt van aliënatie en reïficatie onder het kapitalisme. Aliënatie Marx onderscheidt 4 elementen van de menselijke aliënatie vandaag: (1) de planning werd de meeste arbeiders ontnomen (2) het product dat ze maken hoort hen niet toe (3) het loon dat ze produceren is maar een deel van de door hen geproduceerde winst (theorie van de meerwaarde); het belangrijkste punt: hun hele leven, dat ze in de fabriek of op het kantoor doorgebracht hebben wordt hen een beetje ontnomen, zodat er op het einde niets meer overschiet van de mogelijkheden en talenten, waarmee ze als kind ter wereld kwamen → vervreemding Reïficatie Van de mensen in dezemaatschappij, waar een werktuig vroeger een aanhangsel was van de mens, om hem/haar bij de arbeid te helpen, worden de moderne fabrieksarbeiders aanhangsels van de machine die hen haar ritme oplegt. Dus in de plaats van de mens staan de dingen (res) meer centraal. Hetzelfde gebeurt met de ruilmiddelen, die vroeger nog in zekere zin gecontroleerd werden: het geld heeft een zodanige macht gekregen dat het bijna een eigen leven blijkt te leiden. Als materialist gelooft Marx niet dat ideeën alleen de wereld kunnen veranderen. Wel ziet hij de filosofie als een theorie die de reële toestanden van concrete mensen onderzoekt en onthult en die de mensen over hun situatie informeert, tot de mensen zelf bereid zijn zich uit hun onderdrukking te bevrijden. Kritiek op Marx De kritiek komt uit verschillende kanten: de kerken verweten hem zijn aanvallen op godsdienst en kerk de adel en de burgerij verweten hem dat hij de opstand preekte tegen het gevestigde gezag en hun de macht wou ontnemen …. → zie boek pagina 75-76 voor voorbeelden VIDEOFRAGMENT: GEWELD TIJDENS OPSTAND IN ITALIE Geweld is geweld op het lichaam Geweld op dingen is geen geweld sluit aan bij marx’ idee 4.4 Schopenhauer en Kierkegaard 4.4.1 Schopenhauer (1788-1860) Schopenhauer verzette zich tegen het absolute optimisme van Hegel. Zijn romantiek had oog voor de diepe onzekerheid van het menselijk bestaan dat vaak leidde tot zelfmoord. Zijn filosofie berust op 2 stellingen: (1) de wereld op zichzelf is Wil (2) de wereld voor mij is Vorstellung (representatie, schijn) Aan de vernietigende wil kunnen we niet ontsnappen, maar we kunnen op twee manieren het proces enigszins vertragen en afzwakken: eerst door de kunst, vooral de muziek die als een soort pijnstillend middel werkt. 38 De tweede manier is de godsdienst, die ons leert onze behoeften zoveel mogelijk te beperken, want hoe minder we van het leven verwachten, des te kleiner onze ontgoocheling zal zijn. Door een soort boeddhistische ascese komen we tot de negatie van de levenswil in ons, die hij het Nirvana (het Niets) noemt, het opgeven van het principium individuationis, waardoor we opnieuw in de grote wil opgaan. Dit inzicht in de diepe miserie van de mensheid voert volgens Schopenhauer tot rechtvaardigheid en medelijden, en daarop is onze moraal gebouwd. 4.4.2 Kierkegaard (1813-1855) Voor Kierkegaard is de concrete mens, het individu, het centrum van de wereld en de filosofie. Hij legde de nadruk op het geïsoleerde individu, dat hij niet of weinig in zijn sociale en historische omgeving beschouwt. Hij vertrok vanuit een christelijk zelfbewustzijn en melancholie. Hij gaat uit van concrete ervaringen van het individu (ik): wat telt is de werkelijke existentie van de mens, want alleen daarover is volgens hem filosofie mogelijk en zinvol. Wanneer je nadenkt over de situatie van de mens en de wereld, kom je tot het inzicht in de zinloosheid en leidt een denkend mens tot angst en wanhoop. Hoe geraakt een mens uit de diepe en erg reële angst? Niet door zich op het esthetische te gooien (de uiterlijkheden) → leidt tot verveling en nog diepere wanhoop Niet door het ethische (de innerlijkheden) → staat reeds op een hoger niveau, maar verlost de mens toch niet uit de angst Alleen door het opgeven van zichzelf aan God, het religieuze, dat je echter alleen maar kan bereiken via dit inzicht in de zinloosheid van de wereld en de wanhoop over je eigen bestaan Daaruit volgt dat de mens voor zijn eigen leven verantwoordelijk is, dat hij existentieel moet denken en handelen en zich zonder voorbehoud aan het ontdekken van de christelijke waarden moet wijden, ook al leidt dat tot het martelaarschap. Er zitten 2 belangrijke elementen in het denken van Kierkegaard: (1) op zich aangewezen kan de mens slechts tot angst en wanhoop komen → dat is de ware existentie van de mens in de wereld (2) door de overgave aan God komt de mens tot een zinvol hoger leven in het religieuze waar alleen nog redding kan gevonden worden Samenvatting Kierkegaard het individu op zich zocht de oplossing in de overgave aan een persoonlijke God Marx het individu is een deel van een sociaal-historisch bestel zoekt de bevrijding door de revolutionaire verandering van de maatschappij → Sartre zal proberen beide denkrichtingen in een synthese te verenigen 39 4.4.4.4 : Besluit (EX-CURSUS) Rationalisme/Emprisime Idealisme/Materialsime Verstand/Vorm Fenomenologie doorbraak van een extra derde dimensie nl. gevoel (Feuerbach), intuitie, liefde (overgave van zichzelf … Kriekegaard), compassion, … HOOFDSTUK 5: FILOSOFIE IN DE 20STE EEUW 5.5 Sartre en het humanistisch existentialisme De filosofie van Sartre (1905-1980) draait rond 2 polen: (1) een humanistisch existentialisme (2) een sociaal-geëngageerde levensbeschouwing en praktijk L’existence précède l’essence Je suis, donc je pense, j’agis, je veux, j’ai peur etc. → de essentie (het menselijk zijn) is toevallig : het leven is een vrije val van de moederschoot in het graf → nuancering van optimisme en pessimisme La réalité pour moi De werkelijkheid bestaat uit 2 delen: (1) de werkelijkheid op zich (la réalité-en-soi) (2) de werkelijkheid voor mij (pour moi) Alleen de werkelijkheid de ik subjectief beleef is van belang. Kennis komt via het individu: ik beleef die werkelijkheid voor mij en leer zo de werkelijkheid kennen. Maar in de werkelijkheid ontdek ik dat er ook anderen bestaan, die ook een werkelijkheid voor zich beleven: mijn subjectiviteit sluit die werkelijkheid van de anderen niet uit → Heidegger: Welt is Mit-Welt, Dasein ist Mit-sein L’autre Die anderen, die we als deel van de werkelijkheid voor ons ontdekken, leiden ons tot de intersubjectiviteit: wij komen op alle mogelijke manieren in contact met de anderen 40 VIDEOFRAGMENT: SARTRE Het is belangrijk vrije keuzes te maken → wat indien het bepaald wordt door de wet van oorzaak en gevolg (determinisme)? De vrije wil van de mens → het is belangrijk dat we vrije keuzes kunnen maken en onze vrije weg gaan → MAAR dit is een deterministische opvatting; oorzaak-gevolg patroon Newton: universele bewegingswet → menselijk handelen is bewegende materie Freud: het gedrag wordt beheerst door fobieën, verlangens en neurotische drang → tegenstelling determinisme en vrijheid Samenvatting Het atheïstische existentialisme is een humanisme in de diepste betekenis van het woord, omdat de mens hier volledig voor zijn daden en zijn ontwikkeling verantwoordelijk is en omat de subjectiviteit meteen alle andere mensen bevat. Heidegger en Jaspers vallen weg, JOEPIE! 41