- Scholieren.com

advertisement
1.2
Het ontstaan van de landbouw
1. Wat is een jager-verzamelaarsamenleving?
Dat is een samenleving van nomaden die leven van wat ze vinden in de natuur. Ze
jagen, vissen en verzamelen voedsel.
1. Wat is een landbouwsamenleving (agrarische samenleving)?
Samenleving waarin de landbouw het belangrijkste middel van bestaan is en waar
steden met handel en ambachten vrijwel niet voorkomen. Boeren hebben een vaste
woonplaats.
2. Wat is de landbouwrevolutie en waartoe heeft deze geleid?
Een grote verandering waarbij mensen overgaan van een samenleving van jagerverzamelaar naar een landbouwsamenleving. Het gevolg was een andere manier van
leven (vaste woonplaatsen) en het zelf in cultuur brengen van land, zodat men niet
meer afhankelijk was van wat men vond.
3. Waar begon de landbouwrevolutie? Was het een snel proces?
In het Midden-Oosten, het gebied van de Halve Maan (Israel, Libanon, Jordanië, Syrië
en Irak).De 1e landbouwsamenlevingen ontstonden daar ca. 10.000 jaar v.C. Het was
een proces dat duizenden jaren duurde.
4. Waarin verschilt de landbouwsamenleving met die van de jagers-verzamelaars?
 Boeren trokken niet meer rond (jagers-verzamelaars zijn nomaden)
 Dagindeling van boeren wordt bepaald door het werken op het land en zorgen
voor het vee (jager-verzamelaars kunnen op pad wanneer ze dat willen en
het nodig vinden)
 Landbouw stimuleerde uitvindingen (werkgereedschappen, wiel, kalender)
5. Hoe verliep de landbouwrevolutie in Nederland? Een waarom duurde dat zo lang?
Via oosten en Midden-Europa naar Nederland. 1e boeren in 5000 v.C. in Zuid-Limburg
(bandkeramiekers). Bouwen grote rechthoekige boerderijen.
Pas 1000 jaar later verspreidt de landbouw zich over de rest van Nederland.
Er was genoeg wild om op te jagen en voldoende voedsel te vinden voor jagerverzamelaars, dus de noodzaak om boer te worden was er niet zo en de landbouw
bracht in het begin ook weinig op voor hard werken.
1
1.3
Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat
6. Hellas (Griekenland) had een landbouwstedelijke samenleving. Wat is dat?
Een samenleving waar de meeste mensen op het platteland woont en in de
landbouw werkt, de rest woont in steden met handel, nijverheid/ambachten en
bestuurlijke zaken.
7. Kwamen er veel regeringsvormen voor in Hellas? Zo ja, welke?
Democratie, monarchie, tirannie, oligarchie, aristocratie.
8. Kleistenes voerde in 507 v.C op de Acropolis de democratie in. Wat hield deze toen
in?
 De Volksvergadering (eklesia) kreeg de hoogste macht
 Mannen kregen stemrecht
 De Volksvergadering besliste over wetten, koos de militaire commandant en
andere leiders en controleerde de ambtenaren en bestuurders
9. Mensen in de Volksvergadering gingen in de leer bij een sofist om goed te kunnen
spreken. Waarom was dit belangrijk?
Je moest goed kunnen spreken voor een groep van 6000 mensen om je plannen te
kunnen vertellen.
10. Wat is politiek?
Alles wat te maken heeft met het bestuur van een staat.
11. Wat zijn filosofen?
Wijze mensen.
12. Wie waren de beroemde filosofen?
Socrates, Plato.
13. Wat vonden filosofen van de democratie? En wat wilden zij liever?
Die zagen er niets in, want zij vonden dat het volk niet in staat was om te leiden en
dat ze zich makkelijk lieten leiden door emoties. En ze waren makkelijk te
beïnvloeden.
Zij wilden liever een aristocratie of oligarchie. De macht in handen van een paar
verstandige mensen met kwaliteiten.
14. Wat is wetenschap? En welke takken zijn er?
Wat mensen weten en wat door geleerden/wetenschappers wordt onderzocht.
2
Natuur- en scheikunde, wiskunde, biologie, filosofie, geschiedschrijving,
sterrenkunde etc.
15. Op welke manier gingen mensen voor het eerst wetenschappelijk nadenken over
de natuur?
De mensen dacht eerst dat alles gebeurde door mythologische verschijnselen, maar
nu ging men nadenken hoe het werkelijk zou kunnen zijn. B.v. de echte vorm van de
aarde (niet plat), waardoor kwam onweer (niet door ruziënde goden).
Ze gebruikten nu hun verstand om dingen te beredeneren.
2.3
De Grieks-Romeinse cultuur
16. Waardoor was de Griekse architectuur en beeldhouwkunst in het begin beïnvloed
en wat was daarvan een kenmerk?
Egypte. Kenmerk waren stijve en platte beelden.
17. Wat gingen de Grieken doen om dit te veranderen?
Die gingen meer naar de vorm van de mens kijken en zijn bewegingen en ze gingen
dit in hun beelden namaken. Geen gewone mensen, maar ideaalbeelden van Goden.
Perfectie was een teken van goddelijkheid.
18. Wat is klassiek?
Wat tot de Griekse of Romeinse oudheid behoort.
19. Welke ontwikkeling gebeurde er in de bouwkunst?
Hetzelfde. De eerste tempels waren robuust/ stevig gebouwd met Dorische zuilen
(strak en geen versieringen), later werden de tempels in de Ionische stijl gebouwd.
Ranker en versierde zuilen.
20. Wat is het Parthonon op de Acropolis?
Tempel voor de godin Athena.
21. Wat vond men in Rome van de Griekse beeldhouwkunst? En wat deed men?
Mooi. Gingen het kopiëren, omdat de kooplieden de vraag niet aankonden.
22. Wat gebeurde er bij de Romeinen met de stijl van de beelden?
Ze veranderden de stijl, want ze wilden meer realistische beelden maken (met
oneffenheden en pukkels).
Ze veranderden ook de stijl van de gebouwen (b.v. koepels op het dak).
3
2.5
Jodendom en Christendom
23. Hoe heet een geloof waar maar een God wordt aanbeden? B.v. Jodendom.
Monoistisch geloof. Voor de Joden staat dit beschreven in de Tenach.
24. Wat gebeurde er met Abraham, zijn nakomelingen en Mozes?
Abraham was een profeet en vertelde dat er maar een God was. Zijn nakomelingen
vluchtten naar Egypte i.v.m. een hongersnood. Mozes leidde het volk weer terug
naar het beloofde land. Onderweg kreeg hij de Wetten van God, waaronder de 10
Geboden. Hier moest zijn volk zich aan houden.
25. Wat gebeurde er met het volk in de tijd erna?
Joodse stammen vormden het koninkrijk Israel (1000 v.C). Daarna verschillende
overheersers, waaronder in 63 v.C de Romeinen. Ze wilden hun geloof niet opgeven
en verspreiden zich over de hele wereld.
26. Wat was een belangrijke voorspelling in het Jodendom?
Dat er ooit een Messias zou komen die hen zou verlossen van alle overheersers.
27. Wat betekende Jezus voor de mensen?
Ze geloofden dat hij de Messias was. Hij reisde rond en predikte naastenliefde en
hielp armen en zieken. Hij werd een bedreiging voor de Romeinen en werd
gevangengenomen en gekruisigd. Door zijn opstanding geloofden de mensen nog
meer dat hij de zoon van God was.
28. Wat is het belangrijkste gebeurtenis in het Joods/Christelijke geloof? En wat is de
geloofsleer?
 De wederopstanding van Jezus.
 Er is een God met 3 verschijningsvormen: de Vader, de Zoon en de Heilige
Geest. (Christus kan dus op 3 manieren bekeken worden, hij is mens en god
tegelijkertijd.
29. Hoe werd de leer van Jezus verspreid over de wereld?
Hij had volgelingen die vertelden (eerst mondeling) en schreven later over zijn leven.
B.v. Paulus. Er ontstonden in de wereld verschillende Christelijke gemeenschappen.
Verhalen werden evangeliën genoemd (opgeschreven) en later in een boek
verzameld. 1e en 2e Testament (Bijbel).
30. Wat is een staatsgodsdienst?
De belangrijkste godsdienst van een staat.
4
31. Hoe verliep het Christendom bij de Romeinen?
Ze werden eerst vervolgd, maar keizer Constantijn werd zelf Christen in 312 en gaf de
christenen godsdienstvrijheid.
32. Wat is Christendom? Wat is Jodendom?
 Monoistische godsdienst waar Jezus Christus als zoon van God wordt erkend.
 Monoistische godsdienst van de Joden.
5
Download