P1: Film en massacultuur Steeds meer mensen hadden de tijd en het geld om naar de film te gaan. Bioscoopbezoek werd een belangrijke vorm van vrijetijdsbesteding De helden uit de films waren idolen. In de jaren vijftig was James Dean, de ster uit Rebel without a cause (1955), een idool voor veel jongeren. Zij wilden er net zo uitzien als hij. Ze gingen ook strakke spijkerbroeken, T-shirts en windjacks dragen, net als James Dean. Fans wilden hun idolen nadoen en daarom hadden populaire films invloed op kleding, haardracht, dans, vrijetijdsbesteding en eetgewoonten. Omdat de meeste films uit de Verenigde Staten kwamen, was er sprake van amerikanisering. De Nederlandse cultuur ging lijken op de Amerikaanse cultuur. In de jaren vijftig en zestig waren veel volwassenen bang dat de Amerikaanse films een slecht voorbeeld waren voor de jongeren. Zij waren bang dat de jeugd te veel zou worden beïnvloed. Daarom werd de Filmkeuring opgericht. Deze organisatie hield in de gaten of films geschikt waren voor vertoning. In de jaren zestig en zeventig gingen steeds minder mensen naar de bioscoop. De film had concurrentie gekregen van de televisie en later ook van video en dvd. In de jaren negentig probeerde de filmindustrie terrein terug te winnen met enorme megabioscopen en spectaculaire actiefilms. Nog steeds gaan veel mensen regelmatig naar de film. Film is niet meer weg te denken uit de Nederlandse massacultuur. P2 Steeds meer informatie Vanaf 1900 raakte de bevolking steeds meer in groepen verdeeld. Daarbij werd vooral gekeken naar geloof en politieke overtuiging. Iedere groep had zijn eigen krant, vakbond, politieke partij jeugdorganisaties. Dit verschijnsel heet verzuiling. Met de komst van de radio kregen de zuilen ook ieder hun eigen omroep. protestanten stichtten in 1924 de NCRV, gevolgd door de KRO van de katholieken, de VARA voor de socialisten, de VPRO voor moderne protestanten en de AVRO voor iedereen die overbleef. In 1930 kwam er een wettelijke regeling voor dit omroepbestel. Voortaan werd radiozendtijd over de verzuilde omroepen verdeeld: hoe meer leden, hoe groter de omroep, des te meer zendtijd. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de radio concurrentie van de televisie. Ook alweer zo'n nieuwigheid die kwam overgewaaid uit de VS. In 1951 was de eerste uitzending in Nederland, vanuit een studio in Bussum. Er waren twee zenders en de programma's waren te zien op de avonden en op woensdagmiddag. Woensdagmiddag waren er kinderprogramma's. 's Avonds was het nieuws, sport, een film of een showprogramma. Omdat er weinig keus was, keek iedereen naar dezelfde programma's. De volgende dag praatte je er dan over op school of op je werk. De televisie droeg bij aan de ontwikkeling van een informatiemaatschappij. Op de televisie konden de mensen zien hoe andere mensen dachten en leefden. Ook mensen die ze normaal nooit zouden spreken De eerste tv's waren zwart-wit. Vanaf 1968 was er kleurentelevisie. De radio verdween niet, maar werd steeds meer iets voor op de achtergrond. Radio en televisie kregen net als film te maken met commercialisering. Omroepen konden hun zendtijd verkopen. Veel bedrijven maakten graag reclame op televisie. De reclameinkomsten werden hoger bij hogere kijk- en luistercijfers van een programma. De omroepen maakten dus vooral programma's die door veel mensen werden bekeken De concurrentie tussen omroepen werd groter doordat er meer omroepen kwamen. Later kwamen er ook meer (lokale en commerciële) zenders. Toch veranderde de programma's niet veel. De meeste mensen kijken nu eenmaal het liefst naar amusement, shows, sport, series en films. Er kwamen steeds meer manieren om beelden en geluiden te verspreiden. Denk maar aan het cassettebandje en de videoband, de personal computer, het internet(vanaf 1980) en de cd-rom en dvd. Mensen werden zo steeds minder afhankelijk van het aanbod van de omroepen. P3 : Rock around the clock Niet alleen de films uit de Verenigde Staten werden populair. Ook de Amerikaanse muziek werd een onderdeel van de Nederlandse massacultuur. In Amerika leefden groepen mensen uit verschillende culturen bij elkaar. Iedere groep had zijn eigen gewoonten en muziekstijlen, zoals: countrymuziek, blues, jazz en klassieke muziek. Uit een mix van stijlen ontstond een nieuwe muziekstijl, die de naam popmuziek zou krijgen. Popmuziek werd bij een groot publiek populair. Jongeren luisterden in de jaren vijftig naar Amerikaanse rock-'n-roll op de radio en kochten platen van artiesten als Chuck Berry. Veel volwassenen vonden die Amerikaanse muziek herrie de zangers een slecht voorbeeld voor hun kinderen. Het zou nog erger worden in de jaren zestig, toen de Beatles de grote popidolen van Europa werden. Veel volwassenen waren diep geschokt. De nieuwe popsterren hadden haar tot over hun oren! En natuurlijk deden de fans hun helden na. De jongens lieten hun haar groeien en veel meiden liepen in superkorte rokjes. In de jaren zeventig en tachtig veranderde de popmuziek vooral door de techniek. Versterkers en elektrische gitaren werden beter en bijna alle popartiesten gebruikten een nieuw instrument: de synthesizer. Er werden steeds meer videoclips gemaakt. Popmuziek was niet langer iets voor de radio, maar was nu ook op de televisie te zien Popmuziek hoort tegenwoordig bij de massacultuur. Veel jongeren gaan naar discotheken en muziekfestivals. De muziek waarnaar ze luisteren, is een onderdeel van hun manier van leven. Rockers luisteren bijvoorbeeld niet naar Alicia Keys en rappers houden meestal niet van Madonna. Popmuziek is ook een onderdeel van de amusementsindustrie. Er wordt veel geld verdiend met de verkoop van muziek, tijdschriften, posters, T-shirts en allerlei andere producten. Vooral jongeren geven geld uit aan dit soort zaken. Popmuziek is overal. op radio en televisie zijn speciale popmuziekzenders. Door de komst van de walkman en later de discman en mp3-speler kan iedereen op elk moment naar popmuziek luisteren. Ook zijn er tijdschriften over popmuziek en talloze internetforums. P5: Hollandse huisvrede In de jaren vijftig leefden de meeste mensen zuinig en werkten hard. De Tweede Wereldoorlog was nog maar net voorbij. Nederland moest weer worden opgebouwd Er was een sterke sociale controle: mensen hielden elkaar in de gaten. Familie, buurt, school en kerk zagen erop toe dat jongeren zich hielden aan de geldende waarden en normen, de ongeschreven regels in de samenleving Seks of samenwonen voor het huwelijk werd bijvoorbeeld niet geaccepteerd Als iemand een jongen en een meisje s ’avonds laat zoenend op straat zag, werd dat doorgegeven aan de ouders. De meeste jongeren woonden bij hun ouders totdat ze trouwden. Als ze een baan hadden, gaven ze een deel van hun loon aan hun ouders. Dat heette kostgeld. Veel jongeren gingen elke week naar de kerk en waren lid van een jeugdvereniging. In de loop van de jaren vijftig nam de welvaart in Nederland toe. Ook jongeren kregen meer te besteden. Daardoor konden ze meer hun eigen gang gaan. De sociale controle van de kerk, ouders familie werd minder. Steeds meer mensen gingen in steden wonen. In een klein dorp is het makkelijk om iedereen in de gaten te houden; in een stad lukt dat minder goed Veel jongeren gingen voortaan tot hun achttiende jaar naar school. Dat verhoogde de invloed op elkaars gedrag. Ze zaten immers elke dag bij elkaar in de klas. Hun mobiliteit nam ook toe en er kwam meer vrije tijd. Met een eigen fiets of brommer konden ze elkaar makkelijker opzoeken. Vanaf 1960 hoefde je op zaterdagochtend niet meer te werken of naar school en in 1966 kwam er vakantie met behoud van loon Dankzij de gestegen lonen konden jongeren eerder op zichzelf gaan wonen. Bij werkloosheid kregen ze een uitkering. Ze werden dus steeds minder afhankelijk van hun ouders. Ten slotte kregen de massamedia, commercie en amerikanisering steeds meer invloed op het gedrag van jongeren. P6: Nozems, provo's en hippies Vanaf de tweede helft van de jaren vijftig begon het gedrag van jongeren duidelijk veranderen. Het woord van ouders was niet langer wet. Jonge mensen maakten hun eigen keuzes en ontwikkelden hun eigen waarden en normen. Zo ontstond er een eigen jongerencultuur Er waren in de jaren zestig meer groepen met een eigen cultuur. Ze verschilden van elkaar in leefstijl, kleding, haardracht, en muziekkeuze Nozems waren eind jaren vijftig de eerste groep jongeren die zich duidelijk anders gedroegen. Het waren meestal werkende jongeren uit de steden. Nozems reden rond op brommers, rookten shag en hingen veel op straat. Ze gingen naar de bioscoop of de kermis, luisterden naar rock-'n-roll, hadden vetkuiven en droegen leren jacks en spijkerbroeken De meisjes hadden 'suikerspinnen' (hoog geföhnd haar) en wijde rokken met een brede ceintuur. Provo's waren hoger opgeleide jongeren. Provo ontstond in 1965 als een actiegroep. Provo's eisten inspraak op de scholen en universiteiten. Ze legden zich niet neer bij het gezag van ouders, kerk, politie en leraren. Provo's bemoeiden zich ook met de politiek. Ze wilden bijvoorbeeld de binnenstad van Amsterdam autovrij maken. Ze probeerden dit te bereiken door te provoceren(uit te lokken): ze demonstreerden en voerden grappige acties die reacties moesten uitlokken. Soms raakten ze daardoor slaags met de politie. Provo's vonden dat je jezelf moest ontplooien en niet braaf moest meedoen met de grote massa. Mannelijke provo's droegen meestal(witte) spijkerpakken en hadden lang haar. vrouwelijke provo's gingen vaak gekleed in een minirok. Hippies wilden de wereld verbeteren door aardig te zijn voor elkaar. Met love, peace en flowerpower zou de wereld er een stuk beter uitzien. Deze cultuur ontstond in de Verenigde Staten en kwam aan het eind van de jaren zestig naar Nederland. Hippies wilden zonder veel luxe leven. In Amsterdam sliepen hippies op de Dam of in het Vondelpark. Muziek was belangrijk in de hippiecultuur: de eerste grote popfestivals (Woodstock, 1969) werden door hippies georganiseerd. Volgens hippies maakten seks, vrije relaties en het gebruik van drugs het leven mooier. De hippies liepen meestal op sandalen, de jongens hadden lang haar en de meisjes droegen losse, meestal tweedehands kleding met veel kralen en vredestekens. samenleving Provo's en hippies wilden de eens veranderen. Zij waren het niet in met de grote hoeveelheid wapens de wereld, de oorlog in Vietnam, de uitbuiting van de derde wereld en de milieuvervuiling. P7: Ieder voor zich Vanaf het eind van de jaren vijftig begon de mentaliteit in Nederland te veranderen. Er ontstonden nieuwe waarden en normen in de samenleving. Dat had verschillende oorzaken. De jongeren dachten heel anders over geloof, politiek en relaties dan hun ouders. Ze luisterden ook niet meer automatisch naar wat er in de kerk werd gezegd. Veel jongeren waren wel gelovig, maar vonden dat de kerk ouderwetse ideeën had over bijvoorbeeld kleding, de taakverdeling tussen mannen en vrouwen en seksualiteit. Ze gingen ook steeds minder naar de kerk. Hierdoor was er sprake van ontkerkelijking. ook veel ouderen vonden het niet meer vanzelfsprekend dat de kerk(of de zuil) bepaalde wat goed voor hen was. Wel bleven de meeste ouderen naar de kerk gaan. Toch veranderden hun opvattingen. Steeds meer mensen accepteerden seks voor het huwelijk en vonden samenwonen en echtscheiding niet zo'n probleem. Het werd ook normaal dat vrouwen die getrouwd waren, bleven werken. Er was minder sociale controle van familie, kerk en buurt. In de Nederlandse samenleving vond individualisering plaats. Iedereen moest zelf zijn uiterlijk, manier van leven en mening kunnen bepalen. Zolang er maar geen wetten werden overtreden of anderen er hinder van ondervonden. Vanaf de jaren zestig vroegen jongeren om meer inspraak. Ouders hielden wat hun kinderen beter rekening met wilden. Er werd thuis gepraat over wat wel en niet mocht. Ook op scholen en universiteiten mochten de jongeren meepraten. Vakbonden kwamen op voor de rechten van de werkende jongeren. De democratisering van de samenleving was niet meer te stoppen. Veel politieke partijen luisterden naar wat de jongeren belangrijk vonden. Er kwamen organisaties die opkwamen voor zaken die jongeren belangrijk vonden. Actiegroepen verzetten zich bijvoorbeeld tegen(kern)bewapening, uitbuiting van derde wereld en milieuvervuiling. Anderen kwamen op voor een democratischer bestuur en gelijke rechten voor vrouwen en minderheidsgroepen, zoals homoseksuelen.