Discriminatie en racisme in Nederland Aan de orde is het debat over discriminatie en racisme in Nederland. De voorzitter: Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom. Vandaag gaan zeven Kamerleden hun maidenspeech houden. Ik wil na twee Kamerleden even schorsen voor de felicitaties. Dan kunnen de fractieleden en de collega's hen feliciteren. We doen het in categorieën; laat ik het zo zeggen. Ik begin met de heer Gijs van Dijk namens de PvdA-fractie. Voor de goede orde: bij een maidenspeech mag niet geïnterrumpeerd worden. De heer Gijs van Dijk (PvdA): Heerlijk! De voorzitter: Ook voor mij! De heer Gijs van Dijk (PvdA): Voorzitter. Ik moet een bekentenis doen. Ik ben van nature nogal ongehoorzaam. Ik heb mij namelijk nooit neergelegd bij onrecht, als de een als minder gezien wordt dan de ander. Vroeger leverde dat mij nog weleens een bloedneus op, als ik op het schoolplein als brugklasser voor de nog kleinere bruggers probeerde op te komen. Maar met tijd kwam wijsheid en zag ik dat ik onrecht beter kon bestrijden door samen met mensen op te komen voor gelijke kansen. Dat heb ik gedaan, eerst in het onderwijs en daarna bij de FNV, want iedereen hoort erbij en moet mee kunnen doen. Ik heb zelf ook heel persoonlijk ervaren hoe belangrijk dat is, wat er gebeurde toen in mijn gezin een inkomen volledig wegviel door ziekte en er niets verzekerd was omdat het onbetaalbaar is voor zzp'ers om zich te verzekeren. Dan valt iedere basis, iedere vaste grond onder je weg. Wij hebben alleen de vrijheid om echt iets van ons leven te maken als we vaste grond onder de voeten hebben, als de basis zeker is. Dan hebben we de vrijheid om echt te zijn wie we zijn en ons ten volle te ontplooien, maar die vaste grond is er voor te veel mensen niet. Hoe vaak staan wij allen stil bij de vrijheden die wij hier kennen? Elke dag? Een keer per week? Maandelijks? De vrijheid om je leven zelf in te richten, een gezin te stichten. De vrijheid om alles te kunnen zeggen. De vrijheid om een school te kiezen. De vrijheid om je eigen partner te kiezen. De vrijheid om te geloven in niets, in iets of in een god. De vrijheid om altijd veilig over straat te kunnen gaan, ook hand in hand. Maar vrijheid betekent weinig zonder zekerheid, de zekerheid van werk, van een inkomen. Je moet erop kunnen vertrouwen dat je naar een dokter kunt gaan als je ziek wordt. Dat je beschermd wordt wanneer je het even moeilijk hebt. De zekerheid van een veilige omgeving thuis, maar ook op straat. En de zekerheid dat je alles kunt worden, wat je ook gelooft en waar je ook vandaan komt. Je bent pas echt vrij als je die zekerheid hebt in je leven, als je in staat bent om jezelf te ontwikkelen en jezelf te kunnen zijn. Een samenleving met vrijheid zonder zekerheid kent geen echte gelijkheid. Dat brengt mij op discriminatie, een van die hardnekkige problemen die onze vrijheden bedreigen. Discriminatie zit helaas in alle geledingen van onze samenleving. Onlangs werden wij weer opgeschrikt door de gebeurtenissen in Arnhem. Het moet overal veilig zijn om rond te kunnen lopen als vrouw, met een andere huidskleur of met een andere seksuele voorkeur. Discriminatie verbannen wij niet door een enkele wet. Dat kan alleen door een alomvattende aanpak, zoals mijn voorganger Marcouch al voorstelde: op school, bij de politie, in de rechtszaal en in de opvoeding. Voor dit debat heb ik daarom een aantal vragen. Kan minister Blok toelichten hoe het staat met de uitvoering van de motie-Marcouch voor een integrale aanpak van discriminatie (34550-VI, nr. 55)? Om de informateur alvast te helpen heb ik een tekst gemaakt voor een toekomstig regeerakkoord. Voorzitter, die zou ik graag aan u willen aanbieden met het verzoek die door te geleiden naar de informateur. De voorzitter: Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. (Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der StatenGeneraal.) De heer Gijs van Dijk (PvdA): Onder andere het COC pleit voor hogere straffen bij discriminerend geweld. De Partij van de Arbeid steunt dit. Kan minister Blok hierop reageren? Wat gaat de minister doen in afwachting van de behandeling van onze initiatiefwet voor het strafbaar stellen van seksuele intimidatie op straat, zodat iedere vrouw veilig over straat kan zonder nagesist, nagefloten of beschimpt te worden? Tot slot heb ik een vraag aan minister Asscher. Ook op de werkvloer wordt er gediscrimineerd, of dat nou is vanwege je achternaam, leeftijd of seksuele voorkeur. Door het aannamebeleid van bedrijven worden mensen niet uitgenodigd vanwege hun achternaam. Hoe kan de minister de Arbeidsinspectie uitrusten om dit tegen te gaan? Graag krijg ik een reactie van de ministers. (Geroffel op de bankjes) De voorzitter: Dan geef ik nu het woord aan de heer Bouali namens D66. De heer Bouali (D66): Voorzitter. Kansen voor iedereen. Dat is waarvoor ik sta. Dat is ook niet toevallig de titel van het verkiezingsprogramma op basis waarvan ik voor mijn partij, D66, verkozen ben als Kamerlid. Onze veelkleurige, diverse, open samenleving is een belangrijk deel van onze cultuur, van onze identiteit. Voor mij en D66 is een open en vrije samenleving altijd een kracht geweest en dat moet zij vooral blijven. Dit is een bijzonder debat, ook voor mij persoonlijk. Als ik dan naar u kijk — ik neem u even als symbool van een grotere groep — dan voorzie ik dat wij de American dream binnenkort kunnen vervangen door de Dutch dream, of zoals Alexander Pechtold het zo mooi zegt: de Nederlandse belofte. Nederland het New York van Europa, daar ga ik voor. Discriminatie, die ook in het hedendaagse Nederland nog hardnekkig aanwezig is, bevechten wij, ook soms tegen de stroom in. Mensen met een migratieachtergrond, van de eerste, tweede of derde generatie, horen erbij. Zij zijn Nederlanders. Het is intens treurig dat zij in het Nederland van 2017 nog anders behandeld worden. Daar moet blijvende aandacht voor zijn. Discriminatie zien wij ook bij de lhbti-gemeenschap. Dat is de afgelopen dagen veel in het nieuws geweest. Zestien jaar lang heb ik mij als diplomaat in verschillende landen ingezet voor lhbti-rechten. Dan was ik altijd trots op Nederland, omdat wij het hier zo goed geregeld hebben. Nu ik weer een aantal maanden terug ben in Nederland schrik ik toch weer. Wat blijkt? Hand in hand lopen wordt hier als provocatie gezien, in Nederland, in 2017. Wij hebben veel voor elkaar gekregen, maar de basis — veilig over straat kunnen lopen — is een thema dat continu aandacht verdient. Dat blijkt maar weer. D66 staat pal voor de kansen voor iedereen en pal voor de rechten en bescherming van minderheden. Dat begint bij onderwijs. Maak seksuele diversiteit bespreekbaar, ook bij groepen die deze van huis uit nog als taboe zien, of dat nou in Amsterdam-Nieuw-West is of op de Veluwe. Hoewel seksuele diversiteit is opgenomen in het curriculum van middelbare scholen, zien we dat het vaak nog lastig is om het daadwerkelijk bespreekbaar te maken in de klas. Dat geldt wat mij betreft ook voor het onderwerp antisemitisme en islamofobie. Docenten zijn vaak te huiverig om daaraan te beginnen. Kan de minister daar met zijn collega's naar kijken? Mijn partijgenoot Boris Dittrich schreef het gisteren al in de Volkskrant: mensen lijken te denken dat bescherming van de ene minderheidsgroep per definitie ten koste gaat van de andere minderheidsgroep. Daar gedragen we ons soms naar, ook in dit huis. Voor D66 is het niet of-of, maar en-en, want de meldingsbereidheid in discriminatiezaken moet gewoon omhoog. Of het nu gaat om iemand met een Marokkaanse achtergrond die een nachtclub niet binnenkomt, een homo of een moslima met een hoofddoek die een klap krijgt of om antisemitische spreekkoren bij een voetbalwedstrijd: meld het. Alleen als discriminatie gemeld wordt, kan de politie er iets mee, wordt het geregistreerd en kan de strafrechtketen haar werk doen. Voor D66 is het daarom heel belangrijk dat mensen zich ervan kunnen verzekeren dat er ook iets met hun melding of aangifte wordt gedaan. Dat betekent meer capaciteit om te kunnen rechercheren op discriminatiezaken, zodat het OM ook echt met deze zaken aan de slag kan gaan. Wat heeft de minister gedaan om deze meldingsbereidheid de afgelopen tijd omhoog te krijgen? Mensen met een migratieachtergrond en een universitaire graad zijn drie keer zo vaak werkloos als mensen zonder migratieachtergrond. Dan heb ik het over mensen die hier allen zijn geboren. Ze hebben moeite met het vinden van stageplekken, ze hebben moeite om gewoon mee te kunnen doen. Het is ook goed dat op voorstel van D66 de Inspectie SZW meer capaciteit krijgt om arbeidsmarktdiscriminatie aan te pakken. Dan is er nog een ander onderwerp dat mij aan het hart gaat: discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Want we zien ook daar nog altijd dat het aantal vrouwen op topposities achterblijft en dat vrouwen minder verdienen dan mannen in gelijke functies. Uit onderzoek van het College voor de Rechten van de Mens blijkt dat bijna de helft van de vrouwen op de arbeidsmarkt ervaring heeft met discriminatie rondom zwangerschap. Het gaat jaarlijks om 50.000 vrouwen. Is de minister bereid om niet alleen werkgevers, maar ook de vrouwen beter te informeren over rechten en plichten? Is hij verder bereid, zwaarder op te treden tegen zwangerschapsdiscriminatie die gelijke kansen voor vrouwen en mannen tegenhoudt? Wil hij de lagere meldingsbereidheid ook hier wegnemen? (Geroffel op de bankjes) De voorzitter: Dan schors ik de vergadering enkele ogenblikken, zodat jullie de collega's kunnen feliciteren. De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. De voorzitter: Ik geef het woord aan mevrouw Voortman, die spreekt namens GroenLinks. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Ik wens de heren Bouali en Van Dijk geluk met hun maidenspeeches. De heer Van Dijk hield een zeer gepassioneerd betoog over het belang van vrijheid voor allen. Hij had ook een zeer helder stemgeluid. Ik denk dat daaruit zijn vakbondsachtergrond blijkt, die ook op dat vlak zeer van pas komt. De heer Bouali viel mij van de week al op door zijn aimabele uitstraling. Wellicht komt dat door zijn heel andere achtergrond dan die van de heer Van Dijk, namelijk als voormalig diplomaat. Dat merk je in zijn verhaal. Ik was het ook zeer eens met wat hij te melden had. Ik wens beide heren veel succes. Bijna elf maanden geleden vroegen de heer Marcouch en ik dit debat aan naar aanleiding van een rapport van SPIOR. In dat rapport kwam naar voren dat het probleem van moslimdiscriminatie veel groter is dan uit de meldingspercentages blijkt. De ongemakkelijke vraag hoe racistisch Nederland is, lag daarmee op tafel. Deze week kwam de mishandeling van twee homoseksuele mannen uit Arnhem uitgebreid in het nieuws. Het is weer een triest voorbeeld van de gevolgen van discriminatie. Ongeacht of discriminatie plaatsvindt op basis van geloof, seksuele geaardheid, etniciteit, leeftijd of geslacht, elke vorm ervan is verwerpelijk en onacceptabel. We moeten ons daarom nog steeds hardmaken om discriminatie te voorkomen en waar nodig te bestraffen, zodat iedereen op gelijke wijze wordt behandeld. Nederland mag dan van oudsher gezien worden als een tolerant land, het is duidelijk dat dit ook in Nederland nog lang niet altijd vanzelfsprekend is. Bewust en onbewust gaan we toch vaak uit van wat nu eenmaal de norm is en hebben we vaak nog allerlei vooroordelen. Het kan pijnlijk zijn om daarmee geconfronteerd te worden, juist omdat we vaak niet doorhebben dat we zelf soms ook discrimineren. Toch is het belangrijk dat we dit proces aangaan en dat we allemaal kritisch naar onszelf kunnen kijken. Dat er nog veel werk te doen is, blijkt niet alleen uit het SPIOR-rapport. Het rapport van het Verwey-Jonker Instituut laat bijvoorbeeld zien dat het aantal voorvallen van racisme en moslimdiscriminatie consequent is toegenomen sinds 2013. Het kabinet reageerde op al deze berichten met het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie. Het was een goede eerste stap vol goede ideeën om meer informatie bij scholen, gemeenten en de politie te krijgen. Maar wat is er nu precies gedaan om de barrières weg te nemen? Er worden maatregelen ingezet om etnisch profileren te voorkomen, maar er wordt niet gekeken naar de mogelijkheid om stopformulieren in te zetten. Dat laat precies de voornaamste kritiek op het actieprogramma zien. Alle genoemde maatregelen zijn wat mij betreft sympathiek en belangrijk, maar waarom wordt er niet voor gekozen om op zijn minst te onderzoeken of stopformulieren bij zouden kunnen dragen aan het tegengaan van etnisch profileren? Hoe wordt er concreet gewerkt om de meldingsbereidheid van slachtoffers te vergroten? Het feit dat er 1.500 aangiften van antihomogeweld zijn per jaar en maar 9 veroordelingen helpt daar natuurlijk niet bij. Het geeft de indruk dat aangifte doen niets oplevert. Waar komt het enorme gat tussen aangiften en veroordelingen vandaan? Wat is er nu precies bereikt op het gebied van opsporing en vervolging, waarnaar de politie begin 2017 een tweewekelijkse landelijke screening heeft uitgevoerd? GroenLinks wil een helder overheidsbeleid tegen discriminatie. Dat betekent meer dan een handreiking hier en een onderzoek daar. Allereerst moet in het onderwijs aandacht worden besteed aan diversiteit. Ons koloniaal verleden, de migratiegeschiedenis, diversiteit en antidiscriminatie moeten onderdeel zijn van de kerndoelen in zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs. Ook op de arbeidsmarkt is er nog veel te winnen. Ook daar valt de keus toch vaker op iemand die lijkt op degene die de sollicitant aanneemt. Er wordt al gewerkt aan een gezamenlijk diversiteitscharter en aan een eventuele barometer culturele diversiteit voor het bedrijfsleven. Wat is het verwachte resultaat van het diversiteitscharter? En hoe beoordeelt de minister de tot nu toe behaalde resultaten? Daarnaast moeten werkgevers die zich niet aan de regels houden, worden bestraft, wat alleen effectief is als arbeidsmarktdiscriminatie ook actief wordt opgespoord door bijvoorbeeld misterysollicitanten. Is de minister bereid om daarop in te zetten? Opsporing en vervolging blijven ook een probleem buiten de arbeidsmarkt. Hoe beoordeelt de minister de maatregelen die op dit moment worden doorgevoerd voor verbeterde opsporing en vervolging? Tot slot betekent het ook dat wij ons als politici verantwoordelijk moeten voelen voor de toon van het maatschappelijk debat, dat wij er in onze eigen uitspraken voor waken geen groepen weg te zetten en dat we ervoor zorgen dat wij daadwerkelijk een vertegenwoordiging zijn van alle Nederlanders. Ook daarop hoor ik graag een reactie van de minister. Discriminatie en racisme moeten worden voorkomen en eventuele daders moeten worden gestraft, maar politici hebben ook buiten het maken van beleid een cruciale rol op dit gebied. Onze woorden en daden beïnvloeden het maatschappelijk debat in grote mate. Laten we ook met die invloed verantwoord omgaan. De heer De Graaf (PVV): Voorzitter. Laat ik in vetgedrukte hoofdletters beginnen vandaag: de PVV is tegen strafbare discriminatie, tegen racisme, tegen het oproepen tot geweld en ook tegen geweld zelf. Bedankt voor het applaus, maar het was een open deur. Het feit dat dit debat gehouden wordt, heeft in eerste instantie helemaal niet zo veel te maken met racisme en discriminatie. Dit debat markeert namelijk iets anders en wel het feit dat het streven naar een multiculturele samenleving een fiasco is. In het multiculturele Utopia zou iedereen gelijk moeten zijn. Maar nu blijkt steeds meer dat dat niet gaat. Het werkt niet. Het gaat niet. Sterker, hoe meer massa-immigratie er plaatsvindt in Nederland, hoe meer culturen je bij elkaar zet, hoe meer grote groepen zich als gekwetste minderheid gaan gedragen. Daarnaast heeft links Nederland met een al decennia bestaand subsidiecircus iedereen aangeleerd dat het zijn van een minderheid een aardig verdienmodel kan zijn. Er valt in Nederland altijd wat te halen. Socialisten en andere weggevers van ons land wijzen de weg wel. Is het geen gratis geld, dan kun je wel op tv komen door bijvoorbeeld het leed van je overgrootvader of -moeder uit te melken voor eigen gewin. De enige vereisten zijn het behoren tot zo'n gekwetste minderheid, het bezit van een goed kwetsmodel en, de sleutel tot succes, keihard "racisme" of "discriminatie" roepen, ook als daar geen sprake van is. De identitair gekwetsten in onze maatschappij vinden een bondgenoot in de islam. Ze zijn verenigd in haat jegens onze superieure Westerse beschaving. Die beschaving moet kapot, want als de Nederlandse onderdrukker een kopje kleiner is gemaakt, is iedereen gelijk, of zoiets. Als er één kracht in onze maatschappij te noemen is die discriminatie als handelsmerk draagt, dan is dat de islam. De islam streeft overal waar ze aanwezig is naar overheersing en naar onderwerping. Alles moet ondergeschikt gemaakt worden aan de islam en onderdrukking van alles en iedereen die anders denkt, is standaard het gevolg. Waar de islam overheerst — kijk de geschiedenis erop na — daar kun je als jood, christen of homoseksueel hooguit overleven door meer belasting te betalen en je te voegen naar de regels van de islam. Of je geeft jezelf over en je bekeert je. Andere smaken zijn er niet. Overal waar de islam domineert, worden joden verdreven en/of uitgemoord. Daarna zijn de christenen aan de beurt. Er is ook een spreekwoord in de islam: na de zaterdag komt de zondag. Dat kunt u dan zelf wel invullen. En tot slot zijn de homoseksuelen aan de beurt. Homo's durven — daarmee zijn we meteen in de actualiteit — in Nederland niet meer hand in hand over straat te lopen. EenVandaag had daar deze week schrikbarende cijfers over. Als je als homostel wel hand in hand over straat gaat, kun je een betonschaar in je gezicht krijgen. Er is ook geen ideologie die zo veel woorden kent die met een k beginnen: k-jood, khomo en ook k-PVV'er. Als discriminatie al een probleem is in Nederland, dan is het discriminatie vanuit de islam. Mevrouw Voortman (GroenLinks): We hebben het hier van de week bij het vragenuur ook al over gehad, maar ik zou nu ook graag een antwoord van de PVV krijgen. Het komt inderdaad voor dat moslims geweld tegen homo's gebruiken, maar het komt ook voor dat juist autochtone Nederlanders dat doen. Vindt de heer De Graaf niet dat we daar ook aandacht voor moeten hebben en dat we elk geweld tegen homo's, ongeacht door wie het gepleegd is, moeten veroordelen? De heer De Graaf (PVV): Ja. Dat is toch een inkoppertje? Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik ben blij dat de heer De Graaf dat zegt, omdat de suggestie in zijn bijdrage is dat het probleem van de discriminatie van homo's zou zijn opgelost als hier minder moslims zouden wonen. Dat is natuurlijk niet waar. Homo's worden al jaren gediscrimineerd; dat is al langere tijd zo en dat was al zo voordat er meer moslims in Nederland woonden. Ik ben dus blij dat de heer De Graaf nu toegeeft dat homogeweld voorkomt, dat het ook gepleegd wordt door mensen die geen moslim zijn en dat het een breder probleem is dat niet eenzijdig bij de islam kan worden gelegd. Dank u wel, mijnheer De Graaf. De heer De Graaf (PVV): Leuke debattruc van mevrouw Voortman om mij woorden in de mond te leggen en mij vervolgens om een ontkenning te vragen en dergelijke. Nee, leg mij nou geen woorden in de mond. Het is nooit zo geweest dat wij gezegd hebben dat Nederlanders geen antihomogeweld plegen. Iedereen zegt altijd homogeweld. Nee, het zijn niet de homo's zelf die geweld plegen, maar de mensen die homo's in elkaar slaan; laten we daar ook duidelijk over zijn. Daar ben ik nooit schimmig over geweest zoals mevrouw Voortman doet voorkomen. Val me dus niet aan op die manier, leg me geen woorden in de mond. Dan hoef ik dit rare verhaal ook niet te houden. Het is toch evident, het is toch duidelijk, het is toch klaar? Ik doe niets anders dan dat te zeggen. De heer Segers (ChristenUnie): De heer De Graaf hekelde de ongelijkheid in islamitische landen. Daarin val ik hem bij. Als moslims, niet-moslims, christenen en joden, mannen en vrouwen, ongelijk behandeld worden, waar ook ter wereld, dan is dat verkeerd. Geldt dat zo spiegelbeeldig dat de PVV staat voor een volledig gelijke behandeling van moslims en niet-moslims in Nederland? De heer De Graaf (PVV): We hebben artikel 1 van de Grondwet en daar staan we ook achter. Heel simpel. Mijnheer Segers weet natuurlijk precies wat er kan gebeuren in de islamitische wereld. Hij heeft zeven jaar in Caïro gewoond. Dan zou je dus inderdaad de PVV misschien wat meer moeten steunen in haar anti-islamitische standpunt. En ook dat is weer zo'n dingetje dat we altijd gezegd hebben: iedereen valt hier onder artikel 1 van de Grondwet. Voor ons is iedereen gelijk. Het is jammer dat vanuit de islam niet iedereen gelijk is. De heer Segers (ChristenUnie): Als er sprake is van ongelijkheid, waar ook ter wereld, dan moeten we die bestrijden. Daarin val ik de heer De Graaf bij. Andersom, spiegelbeeldig, geldt ook voor ons dat de godsdienstvrijheid voor christenen geldt, voor joden geldt, voor boeddhisten geldt, maar dat zij ook voor moslims geldt. Volgens onze Nederlandse Grondwet geldt die vrijheid voor iedereen. Er wordt met twee maten gemeten. Er is terecht kritiek op buitenlanden waar die ongelijkheid zichtbaar is, maar, mijnheer De Graaf, dan moet u ook in de spiegel kijken en naar uw eigen programma kijken. Als u godsdienstvrijheid niet onverdeeld aan iedereen geeft en onderwijsvrijheid niet onverdeeld aan iedereen geeft, dan hebt u geen recht van spreken. De heer De Graaf (PVV): Grote woorden van de heer Segers van de ChristenUnie. Wat hij nu doet, is het aanspreken van zijn blinde vlek. Ik blijf het knap vinden dat je, als je zeven jaar in Caïro hebt gewoond, nog steeds niet ziet dat de islam een ideologie is en dat 4%, 5% daarvan godsdienst of religie is. Als je 95% van de islam zou kunnen afknippen, zodat er alleen nog godsdienst overblijft, zou er misschien over te praten vallen. De islam is echter een ideologie en valt daarmee niet onder de godsdienstvrijheid; zo simpel is het. De heer Segers (ChristenUnie): Vrijheid is ongedeeld. Vrijheid geldt voor iedereen. We gaan niet kijken wat iedereen in zijn hoofd denkt; vrijheid komt iedereen toe. Ik constateer dat u zegt op te komen voor vrijheid en te strijden tegen ongelijkheid elders. U predikt hier onvrijheid door de vrijheden die wij in onze Grondwet verankerd hebben, niet onverdeeld aan iedereen te geven. Dat is buitengewoon teleurstellend. De heer De Graaf (PVV): Nee, wat de heer Segers hier doet is zijn eigen christelijke achterban teleurstellen. Dat is wat er gebeurt. Als je het mooie begrip van de christelijke wederkerigheid "zo gij niet wilt dat het u geschiedt, doe dat ook een ander niet" weggeeft aan een ideologie die die wederkerigheid niet in zich heeft en nooit in zich zal hebben, dan ga je uiteindelijk zelf ten onder. Dat is nou precies waar het scheef gaat. In het debat vlak voor de verkiezingen tussen de heer Wilders van de PVV en de heer Segers is dat ook heel goed duidelijk geworden. De heer Segers vertegenwoordigt zijn achterban niet goed. Wij doen dat wel. De heer Azarkan (DENK): Ik hoorde aan het begin de heer De Graaf een mooi betoog houden over het ideaal van een gelijk Nederland waarin niemand gediscrimineerd of uitgesloten wordt. Maar ik vroeg mij af hoe hij aankijkt tegen de veroordeling van Geert W. in het kader van zijn discriminerende uitlatingen over "minder Marokkanen". De voorzitter: Geert Wilders, bedoelt u? De heer Azarkan (DENK): Ja. De heer De Graaf (PVV): Begrijp ik goed dat de heer Azarkan inderdaad Geert Wilders bedoelt? De heer Azarkan (DENK): Volgens mij heeft de voorzitter dat net gezegd, ja. De heer De Graaf (PVV): Oké, maar ik heb de naam nog niet uit uw mond gehoord. De heer Azarkan (DENK): Ga uw gang. De heer De Graaf (PVV): Prima, dan hebben we dat trucje ook meteen gezien. De hele zaak rondom onze partijleider Geert Wilders is nog steeds onder de rechter. Er is hoger beroep aangetekend. Het is natuurlijk, zeker in het parlement, niet altijd netjes om uitspraken te doen over een zaak die onder de rechter is. De heer Azarkan (DENK): U doet al grote uitspraken over zaken in de krant, zoals de twee jongens die hand in hand liepen en die door een groepje jongens zijn mishandeld. U doet daar al uitspraken over, terwijl dat nog niet bij de rechter is. Is dat niet inconsequent? De heer De Graaf (PVV): Nee, we hebben aan de minister gevraagd of de strafmaat in dit soort gevallen omhoog kan. De heer Azarkan (DENK): De heer De Graaf weet al dat de strafmaat omhoog kan? De heer De Graaf (PVV): Wij hebben gevraagd of dat kan. De voorzitter: Ik zie dat de heer Azarkan geen aanvullende vragen heeft. Gaat u verder, mijnheer De Graaf. De heer De Graaf (PVV): We moeten straatterreur door minderjarig tuig volgens het volwassenrecht bestraffen. Zo komen we eigenlijk precies bij het punt dat de heer A., of Azarkan, aanstipte. Als de veroordeelden een dubbele nationaliteit hebben, moeten we hun Nederlandse nationaliteit afpakken. Nadat we hen langdurig op water en brood hebben gezet, moeten we hen het land uitzetten. Zijn beide demissionaire bewindslieden daartoe bereid? Ik krijg graag een reactie. Tot slot: autochtone Nederlanders wordt vaak afgeraden om ergens aangifte van te doen. Daardoor lijkt de criminaliteit af te nemen. Dat lijkt zo, want de aangiftebereidheid daalt juist. Voor minderheden die vaak oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteit, zijn er talloze meldpunten, antidiscriminatiebureaus en de bonus van de aandacht. Dat is de daadwerkelijke discriminatie die plaatsvindt in Nederland, want de autochtonen, en enkele hardwerkende allochtonen, betalen ervoor. Wat we moeten doen, is streven naar assimilatie. Precies dat is nooit gevraagd aan de buitenlanders die hiernaartoe kwamen. Nu zitten we met de gebakken peren. De heer Segers (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Allereerst mijn hartelijke felicitaties voor de collega's Van Dijk en Bouali met hun maidenspeech; welkom in ons midden! Een van de indrukwekkendste films die ik ooit heb gezien, is Amazing grace. Dat is een film over William Wilberforce, een Britse parlementariër die zijn leven lang gestreden heeft tegen slavernij en slavenhandel. Slechts enkele dagen voor zijn dood was de finale stemming, werd de slavenhandel afgeschaft en had hij vrucht van zijn werk. De grote drijfveer voor hem was het geloof dat ieder mens geschapen is naar het beeld van God en dus gelijk en gelijkwaardig is. Discriminatie en racisme doen afbreuk aan die gelijkwaardigheid en die gelijkheid van ieder mens. Zij doen ook afbreuk aan vrijheid, vrijheid waarvan ik geloof dat God die ons allemaal in dezelfde mate geeft: de vrijheid om te geloven en de vrijheid om niet te geloven, de vrijheid om liberaal te zijn en de vrijheid om socialist te zijn, de vrijheid om hand in hand over straat te lopen en de vrijheid om celibatair te leven. Die gelijkwaardigheid en die vrijheid staan op het spel. Ze staan op het spel bij aanvallen op homo's, bijvoorbeeld afgelopen weekend in Arnhem, een vreselijke gebeurtenis die we hebben gezien en waarmee wij ons veel bezighouden. Maar ze staan ook op het spel bij discriminatie vanwege ras, die nog steeds voorkomt en waarover veel aangiften worden gedaan, zoals we hebben gezien in de verslagen. Ze staan ook op het spel bij verbale fysieke aanvallen op joden, bij onheuse bejegeningen van moslims, christenen of welke minderheid dan ook. Wat op het spel staat, is een samenleving waarin je jezelf mag zijn en je hart kunt laten spreken en waarin je mag zijn wie je bent, binnen de grenzen van de wet. Er ligt een taak voor ons allemaal om die samenleving open te houden. De eerlijkheid gebiedt mij om te zeggen dat geloof en religie niet altijd het beste in mensen naar boven halen, zoals dat in het geval van William Wilberforce wel het geval was, maar soms ook het slechtste in mensen naar boven halen. Er zijn homo's die zich onveilig voelen in religieuze kring. Er heeft antisemitisme plaatsgevonden; er was in het verleden in christelijke kring sprake van antisemitisme. Er is nu in islamitische kring sprake van antisemitisme. Dat is buitengewoon kwalijk. Daarom ligt er een opdracht voor religieuze en etnische gemeenschappen om na te gaan hoe veilig zij zelf zijn, hoe vrij zij zijn en in hoeverre zij aanmoedigen tot naastenliefde. Dan zijn er ook mooie voorbeelden. Ik noem bijvoorbeeld de reformatorische school De Driestar in Gouda, waar men, met alle specifieke opvattingen over het huwelijk, zegt: dit moet een school zijn waar homo's veilig uit de kast kunnen komen en zichzelf kunnen zijn. Verder hoorde ik van het COC dat de Raad van Marokkaanse Moskeeën contact met het COC heeft gezocht naar aanleiding van wat er in Arnhem is gebeurd en heeft gevraagd: hoe kunnen wij met jullie optrekken en hoe kunnen wij jullie helpen? Dat zijn mooie signalen. Ik heb gesproken met rabbijn Lody van de Kamp en Said Bensellam, die samen — ik zou bijna zeggen: hand in hand, spreekwoordelijk dan — optrekken om te pleiten voor tolerantie en verdraagzaamheid en zo een prachtig voorbeeld vormen. Mijn vraag aan de bewindslieden is: in hoeverre bevorderen zij dit soort gesprekken, dit soort keuzes, dit soort ontmoetingen? Maar ook in andere gemeenschappen is er sprake van grote zorg. Ik noem het voorbeeld van de voetbalstadions, waar iedere keer spreekkoren zijn die alles tarten: antisemitische spreekkoren, met vreselijke woorden. En iedere keer gaat de wedstrijd door alsof er niets aan de hand is. Is het kabinet bereid om met de KNVB te spreken over straffen en over het mogelijk stilleggen van wedstrijden om ook daar de norm te handhaven? Ik heb nog een andere vraag. Deze week lazen we dat Duitsland komt met een voorstel om de platforms voor de sociale media verantwoordelijk te maken voor actie tegen discriminatie, haat en racisme. Is dat een voorstel dat ook levensvatbaar is in Nederland? Kan het kabinet daarnaar kijken? En zou het niet goed zijn om met de Raad voor de rechtspraak te spreken over speciale taakstraffen of bijzondere voorwaarden, waarmee we daders van discriminatie en racisme in contact brengen met slachtoffers en hen confronteren met de pijn die discriminatie en racisme veroorzaken? Dat zou weleens veel heilzamer kunnen zijn dan alleen maar hard straffen. Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Voortman over het verschil tussen de enorme hoeveelheid aangiftes die zijn gedaan, en het geringe aantal veroordelingen dat daar uiteindelijk uit voortvloeit. Wat is daarvan de oorzaak? Kan de minister van Veiligheid en Justitie daarop ingaan? Het COC heeft, zo zeg ik tot slot, een pleidooi gevoerd voor strafverzwaring bij hatecrimes. Mijn vraag is: is dat nodig of kan dat al? De heer Jasper van Dijk (SP): Allereerst: een compliment voor de vraag over Duitsland. Die vraag over de aanpak van Facebook en Twitter stel ook ik graag aan de minister. Mijn vraag aan de heer Segers gaat echter over het onderwijs. Ik weet dat de heer Segers een groot voorstander van het bijzonder onderwijs is. De heer Segers (ChristenUnie): Zeker. De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is zijn goed recht. Maar hij moet die scholen hier niet gaan opvoeren als toonbeelden van integratie of als voorbeelden van scholen waar alles goed gaat. Ik heb daar juist bezwaar tegen. Als we kijken naar de grondoorzaken van discriminatie en racisme, dan moeten we ook naar ons onderwijs kijken. Ik betreur de enorme segregatie in het onderwijs. Deelt u, mijnheer Segers, mijn mening dat u juist uw geliefde orthodox-christelijke scholen niet als voorbeelden van integratie zou moeten noemen, omdat dat juist uiterst gesegregeerde scholen zijn, die ook nog eens het recht hebben om leerlingen te weigeren als ze niet voldoen aan hun orthodox-christelijke plaatje? De heer Segers (ChristenUnie): Je hoopt in een nieuwe periode altijd dat er nieuwe argumenten en nieuwe inzichten komen bij de heer Van Dijk, maar ze zijn er niet. Dit is een langspeelplaat. Ik herhaal het nog maar eens: er is geen relatie tussen de onderwijsvrijheid die we hebben en segregatie. Er is geen relatie, mijnheer Van Dijk. Dat is uitentreuren aangetoond. In het bijzonder onderwijs is in dezelfde mate sprake van een verdeling tussen, zeg maar, allochtoon en autochtoon en op dezelfde manier draagt het bij aan integratie als het openbaar onderwijs. Dat is het eerste: het is gewoon niet waar. Het is niet waar dat bijzonder onderwijs leidt tot segregatie. Het tweede betreft de vraag of het onderwijs bijdraagt aan seksuele vrijheid. Ik dacht tenminste dat de heer Van Dijk daaraan refereerde. Er is een rapport van de onderwijsinspectie uit juni 2016, dus nog geen jaar geleden, waarin staat dat scholen met een sterke levensbeschouwelijke identiteit relatief vaak aandacht besteden aan seksualiteit, inclusief weerbaarheid en diversiteit. Het is een lovend rapport over wat bijzondere scholen doen op dit gebied. De heer Van Dijk zou het zelf eens moeten lezen. De heer Jasper van Dijk (SP): De langspeelplaat komt vooral van de heer Segers, die eigenlijk nergens meer over wil praten zodra "vrijheid van onderwijs" en "artikel 23" voorbijkomen. Er is zeker wel een relatie tussen bijzonder onderwijs en het aantal niet-westerse leerlingen. Het bijzonder onderwijs neemt er relatief minder op. Die cijfers zou de heer Segers eens moeten bestuderen. Dat geldt zeker voor de orthodox-christelijke scholen. Dat erkent de heer Segers zelf ook. Dan zegt hij: dat is een heel kleine groep. Daar gaat het niet om, mijnheer Segers. In Nederland hebben orthodoxe scholen het recht om hun eigen leerlingen uit te kiezen. Dat vind ik geen voorbeeld van emancipatie en gelijke toegang en zeker niet van integratie. Het zou de heer Segers sieren als hij dat zou toegeven. De voorzitter: Deze discussie is uitvoerig gevoerd, kan ik me herinneren. De heer Segers (ChristenUnie): Ik hield net collega De Graaf de grondwettelijke onderwijsvrijheid voor. Dat wil ik ook graag richting de SP-fractie doen. Ik wijs ook nog een keer op de vrijheid van vereniging. Ja, soms schuren verschillende belangen en verschillende vrijheden, maar vrijheid van vereniging mag ook wat waard zijn. Onderwijsvrijheid mag ook wat waard zijn. Nog een keer: als de heer Van Dijk wil strijden tegen segregatie, staan wij schouder aan schouder, maar dan wil ik ook strijden tegen segregatie. Als hij wil strijden tegen onderwijsvrijheid, als hij wil dat ouders minder keuzevrijheid hebben en dat er geen scholen van levensbeschouwelijke aard zijn, dan moet hij dat zeggen. Dat is echter geen strijd tegen segregatie. Dat is een heel andere strijd. De heer Van Dijk wil andersoortige scholen en minder keuzevrijheid. Dat mag hij willen, al is het niet mijn keuze, maar dan gaat het echt om een andere discussie dan die over strijd tegen segregatie, die ik graag met hem voer. De voorzitter: Ik geef u zo het woord, mijnheer Van Dijk, maar het gaat echt om het thema discriminatie en racisme. Ik weet dat er raakvlakken zijn met vrijheid van onderwijs, maar dat debat hebben we hier al een paar keer gevoerd. Ik verzoek jullie dus toch om je te beperken tot het onderwerp. De heer Jasper van Dijk (SP): Met alle respect, maar het debat over discriminatie en racisme hebben we hier ook al talloze malen gevoerd. De voorzitter: Nee, maar goed. De heer Jasper van Dijk (SP): Ik zal het kort afsluiten. Het is precies andersom. De SP wil de vrijheid van ouders om hun scholen te kiezen vergroten. De heer Segers wil die beperken. Hij wil schoolbesturen het recht geven om leerlingen uit te kiezen, om selectie aan de poort toe te passen. Daar is hij trots op. Geef dat gewoon toe, mijnheer Segers. Wij vergroten de keuzevrijheid. De heer Segers (ChristenUnie): De heer Van Dijk wil af van de onderwijsvrijheid. Dat betekent het verkleinen van de keuzevrijheid van ouders. Ouders hebben de vrijheid om een vereniging te vormen en om een school te stichten. Dat is een vrijheid. Ja, in sommige gevallen leidt dat ertoe dat ze kiezen voor een orthodox-christelijke school en dat ze alleen leraren en leerlingen aanvaarden die zich daarvoor met hart en ziel kunnen inzetten. In 3% van de gevallen leidt die vrijheid daartoe. Zelfs dat is vrijheid. Het is de vrijheid om een vereniging te vormen en jezelf te zijn. Dat is een vrijheid die je moet openhouden en verdedigen. Diezelfde vrijheid is het spiegelbeeld van de vrijheid om een open school te hebben, om een openbare school te hebben, om het hele scala aan scholen te hebben dat we hebben. Dat levert een rijk palet op, goed onderwijs en grote ouderbetrokkenheid. Vier dat en strijd met mij tegen segregatie. Het moet echter niet een strijd tegen windmolens zijn, maar echt een strijd tegen segregatie. Dat gaat niet via het afschaffen van artikel 23 van de Grondwet. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik prijs de heer Segers voor het feit dat hij expliciet aangaf dat discriminatie ook in religieuze kring voorkomt. Ik vond dat echt een heel aansprekend stuk in zijn betoog. Ik heb trouwens in mijn bijdrage ook gezegd dat wij allemaal soms discrimineren, onbewust of bewust. Dat punt van de heer Segers sprak mij dus zeer aan. Hij zegt echter tegelijkertijd dat het in 3% van de gevallen voorkomt dat scholen leerlingen weigeren omdat zij niet het geloof van die school aanhangen. Dan sluit je toch wel degelijk mensen uit? En dat is dan toch onwenselijk? Als leerlingen of leraren aangeven dat zij kunnen leven met de leer, dat zij die niks in de weg leggen, maar dat ze wel graag naar die school willen, wat is daar dan op tegen? De heer Segers (ChristenUnie): Mijn eigen drie dochters gaan naar een school met een open toelatingsbeleid. Het is een christelijke school die iedereen toelaat die zich tot die school aangetrokken voelt. Ouders die willen dat hun kind kennismaakt met de christelijke traditie, kiezen dan voor een christelijke school zonder dat ze zelf christen zijn. Dat kan; dat is de keuze van die school. Er zijn ook scholen die andere keuzes maken. Laat ik een vergelijking trekken met politieke partijen. Het zou merkwaardig zijn als wij de Partij voor de Dieren, die daar achter in de zaal zit, zouden voorschrijven: gij zult ook jagers aanvaarden. Als een jager aanklopt bij de Partij voor de Dieren en zegt dat hij lid wil worden en die partij wil vertegenwoordigen, zou het toch merkwaardig zijn als de Partij voor de Dieren die jager zou moeten binnenlaten? Een vereniging heeft altijd de vrijheid om te selecteren, om te zeggen: dit zijn wij. GroenLinks heeft die vrijheid, de SP heeft die vrijheid, de ChristenUnie heeft die vrijheid en een schoolvereniging heeft die vrijheid ook. Die heeft de vrijheid om te zeggen: en dit zijn wij. Er zit dus altijd een zekere selectie bij. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Uit het voorbeeld van de heer Segers over de school waar zijn eigen kinderen naartoe gaan, blijkt al dat een open toelatingsbeleid en artikel 23, over de vrijheid van onderwijs, samen kunnen gaan. Voor de vrijheid van onderwijs is het dus niet nodig om de ruimte te hebben om andere mensen te weigeren. Ik snap dus niet zo goed waarom de heer Segers toch pal blijft staan voor het geven van de ruimte om mensen uit te sluiten. Dat begrijp ik niet. Ik vind het bij een politieke partij wel iets anders, hoewel ik denk dat een jager best lid zou mogen worden van de Partij voor de Dieren op het moment dat ... De heer Segers (ChristenUnie): Er wordt door de Partij voor de Dieren driftig nee geschud. De voorzitter: Mevrouw Thieme schudt van nee. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Oké. Ik zou denken: zolang de beginselen van de partij worden onderschreven ... Maar goed, dat terzijde. Het gaat hier om leerplicht, en die hebben alle kinderen. Ik snap dus niet waarom je mensen de vrijheid moet geven om andere mensen uit te sluiten. De heer Segers (ChristenUnie): Als je vrijheid geeft, geef je de vrijheid om keuzes te maken die niet altijd jouw keuzes zijn. Ik heb zelf, als ouder, gekozen voor een andere school dan een school met een restrictief toelatingsbeleid. Maar het is toch raar om te zeggen dat iedereen diezelfde keuze moet maken? Dan ga ik de keuze die ik maak, afdwingen bij anderen. Dat is toch raar? Dat is niet het concept van vrijheid. Het concept van vrijheid is dat je zegt: u hebt keuzevrijheid; er is een enorm palet aan scholen en er zit altijd een school bij die u aanspreekt. Kies daarvoor. Houd die vrijheid open. Maar een deel van die packagedeal, van dat verhaal, is dat je ook de vrijheid openlaat voor scholen die zeggen: wij kunnen die identiteit alleen handhaven met leraren en leerlingen die daar met hart en ziel voor staan. Die vrijheid wil ik openhouden. En dan leg ik nog één keer de link met het debat hier: het leidt niet tot segregatie en het leidt niet tot uitsluiting. Het is het vergroten van de keuzevrijheid, waarbij het bijzonder onderwijs hetzelfde aandeel aan nieuwkomers opvangt als het openbaar onderwijs. Het gaat om vrijheid, en die vieren we. De voorzitter: Dan ga ik nu naar de heer Azarkan. Hij spreekt namens DENK. Ook de heer Azarkan houdt zijn maidenspeech en mag niet geïnterrumpeerd worden, tenminste vandaag; voor het eerst en voor het laatst, denk ik. De heer Azarkan (DENK): Voorzitter. Dank u wel. Allereerst complimenten voor de bijdragen van de heer Gijs van Dijk — uiteraard ook voor die van Jasper van Dijk — en de heer Achraf Bouali tijdens hun maidenspeeches. Laat ik eerst mijn dankbaarheid uitspreken aan de kiezers die het vertrouwen in mij gesteld hebben om hen hier, in het hart van de democratie, te vertegenwoordigen. Het is mij een eer en een genoegen en het is ook een grote verantwoordelijkheid. DENK staat pal voor een samenleving waarin iedereen gelijke kansen krijgt en niet afgerekend wordt op groepskenmerken, maar op individuele kwaliteiten. DENK staat voor een Nederland waarin iedereen zich veilig voelt en een plek heeft om in vrijheid invulling te geven aan de eigen etnische, religieuze, seksuele en culturele identiteit. Alleen als we diversiteit gezamenlijk omarmen, kunnen we uitsluiting en ongelijkheid voorkomen. Niet alleen meepraten en meedoen, maar ook meebeslissen en een volwaardig lid zijn van onze samenleving: dat is wat iedereen wil en dat is ook waar ik mij voor inzet bij DENK en in de politiek. Maar wij staan nog ver af van dat ideaal. Vorig jaar werd dit debat in de Tweede Kamer aangevraagd naar aanleiding van een uitzending van Nieuwsuur over de vraag hoe racistisch Nederland is. En terwijl burgers dagelijks te maken hebben met discriminatie, permitteert de politiek het zich om een jaar te wachten om daarover te praten. Welk signaal geven wij daarmee af? Hebben wij als politieke leiders niet gefaald als wij in Nederland een samenleving hebben waarin 4 miljoen mensen aangeven last te hebben van discriminatie en racisme, aldus de cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau? De meldingen van internetdiscriminatie namen toe met 41%. Antidiscriminatievoorzieningen melden na jaren van daling nu weer een stijging. Het College voor de Rechten van de Mens kreeg bijna 1.000 meer meldingen van discriminatie in het afgelopen jaar. Mijn eerste vraag aan de minister is dan ook: wat zeggen deze cijfers over de effectiviteit van de aanpak in de afgelopen vierenhalf jaar? Als we op die cijfers inzoomen, blijkt dat discriminatie op basis van afkomst en religie schrikbarend toeneemt. Was het niet de minister die in zijn brief van 29 september schreef: "Opvallend vaak zijn moslima's met hoofddoek doelwit van verbaal en fysiek geweld"? Ik heb deze zin een paar keer moeten lezen, omdat ik moest gissen naar wat de minister hiermee bedoelde. Nu ik hier toch sta, kan ik het ook net zo goed vragen. Kan de minister toelichten wat hij bedoelt met "opvallend vaak"? Heeft de minister een soort norm van wanneer het niet opvallend vaak is? Ik vraag mezelf af of er een samenhang zou zijn met de haat die ook hier wordt gepredikt door Geert Wilders en zijn PVV en die steeds vaker wordt overgenomen. Ik heb met afschuw gezien hoe #hoedangeert? werd gebezigd. Ik wil niet weten hoe Geert Wilders moslims gaat uitzetten. Ik wil niet weten hoe Geert Wilders korans gaat verbieden en zeker niet hoe Geert Wilders moskeeën gaat sluiten. Deze moskeeën hebben namelijk steeds vaker en meer te maken met haat, geweld en bedreigingen. Waarom krijgen deze moskeeën niet gewoon de middelen om zich te beveiligen in plaats van een papieren handreiking? Wordt het niet tijd voor een actieplan Einde aan moslimdiscriminatie? Wij van DENK vinden dat meer inzet nodig is. Laten wij als Kamer uitspreken dat wij het nieuwe kabinet gaan dwingen om steviger in te zetten op de bestrijding van racisme en discriminatie. Ik overweeg daarvoor ook een motie in te dienen. Ik hoop dat de Kamer bereid is om een duidelijk signaal af te geven. Daarnaast moet er meer capaciteit komen voor de aanpak van racisme en discriminatie, dus ook gewoon meer euro's. Het CPB voorziet een overschot van 2,9 miljard voor dit jaar. Zijn de ministers bereid om meer middelen toe te kennen aan het antidiscriminatiebeleid en de aanpak van discriminatie, zodat de instanties beter hun werk kunnen doen? Ik hoorde het net al in de bijdragen van de collega's dat wij een ketenaanpak discriminatie nodig hebben. Mevrouw Voortman sprak over een taakstraf. Wij hebben vorig jaar een ketenaanpak discriminatie gelanceerd en ik vraag nu of die kan worden doorgeleid naar de formerende partijen. Ik rond af met een laatste punt. Laten wij ook de misstanden op de arbeidsmarkt keihard aanpakken. Een actiegroep in Amsterdam belde zestien uitzendbureaus en vroeg of zij alleen wit personeel konden sturen. Driekwart van de uitzendbureaus was daartoe bereid. Driekwart dus! Wordt het geen tijd dat de ministers opdracht geven om het onderzoek uit 2011 te herhalen naar de manier waarop uitzendbureaus omgaan met mensen van verschillende komaf? Is minister Asscher bereid om meer inspectiecapaciteit in te zetten voor de aanpak van discriminatie? Ik rond af. De kwaliteit van de democratie wordt bepaald door de manier waarop zij omgaat met minderheden. Ik kom tot de conclusie dat wij op dit punt nog heel veel werk te verzetten hebben. De voorzitter: Dank u wel. Ik zal na de maidenspeech van de heer Hiddema schorsen voor felicitaties. De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ook van mijn kant felicitaties aan Gijs van Dijk, de heer Bouali, de heer Azarkan en de sprekers die nog na mij komen, voor hun maidenspeech. Ik weet zeker dat het grote talenten zijn die een toevoeging zijn aan het debat in deze Kamer. Voor de SP zijn discriminatie en racisme volstrekt ontoelaatbaar. Het uitsluiten van mensen vanwege hun afkomst, religie of seksuele voorkeur is zeer kwalijk en moet hard worden aangepakt, helemaal als er geweld in het spel is. Ik zeg met nadruk tegen de leden van de fractie van de PVV dat dit voor de SP in alle gevallen geldt. Ik heb de indruk dat de PVV selectief winkelt. De heer De Graaf begon zijn inbreng met de opmerking dat hij tegen discriminatie is, maar hij weigert vervolgens zijn eigen partijleider van discriminatie te betichten terwijl de rechter dat gewoon heeft gezegd. Jammer! Dit debat is vorig jaar in mei aangevraagd vanwege de ronduit racistische scheldpartijen die Sylvana Simons over zich heen kreeg. Ik geef een aantal pijnlijke voorbeelden: jankneger, aandachtshoer, zwarte piet, landverrader, sloerie, en wat al niet meer. Minister Asscher sprak terecht over een riool aan reacties waarvan zeker een deel tot vervolging zou moeten leiden. Inmiddels zijn wij bijna een jaar verder. Wat is er gebeurd met dat riool aan reacties? In hoeveel gevallen heeft het geleid tot vervolging door het OM? Ik krijg hierop graag een reactie. Wij werden afgelopen weekend geconfronteerd met afschuwelijk geweld tegen homo's in Arnhem. De slachtoffers liepen hand in hand, er ontstond ruzie met een groep jongens en een van de mannen raakte vervolgens vier tanden kwijt. Dit soort zinloos geweld is onacceptabel. Daarom doe ik een aantal voorstellen. Er moet voldoende capaciteit zijn voor de aanpak van dit soort hufters. Waarom zijn er maar 9 veroordelingen uit 1.500 meldingen hieromtrent gekomen? Is de politie wel toegerust op dit soort zaken? De SP pleit voor extra investeringen, maar zij kreeg dinsdag helaas geen steun van GroenLinks, D66, CDA en VVD voor een motie. Ik vraag alle collega's hier of zij het ermee eens zijn dat het onacceptabel is als daders niet worden gepakt vanwege een tekort aan capaciteit bij de politie. Zo ja, steun dan alsnog ons voorstel voor extra investeringen. In aanvulling hierop — de heer Segers sprak er ook al over — de vraag of er nu voldoende capaciteit is om racisme en discriminatie op internet aan te pakken. Wat vinden de bewindslieden van het Duitse voorstel om Facebook en Twitter strafbaar te stellen indien zij dit soort zaken op hun websites toestaan? Minstens zo belangrijk is het voorkomen van discriminatie en homohaat in het onderwijs. Daarom moeten scholen sinds 2012 voorlichting geven over seksuele weerbaarheid en homo-emancipatie. Toch stelt de onderwijsinspectie dat twee op de tien scholen hier niet of nauwelijks aandacht aan besteden. Dat kan dus niet! Zijn de bewindslieden het ermee eens dat deze scholen stevig aangesproken moeten worden? Als ze dan nog steeds verzuimen, zijn zij het er dan mee eens dat ze een boete of een bestuurlijke aanwijzing krijgen, zodat er een stok achter de deur is? Overigens is op dit punt nog niets geregeld voor het mbo, terwijl mbo'ers een belangrijke doelgroep zijn. Is de Kamer bereid om lessen over seksuele diversiteit op te nemen in het mbo? Ik vraag het de Kamer, normaliter vraag ik het de regering, maar die is demissionair. Ik overweeg een motie op dit punt. De bestrijding van discriminatie en racisme gebeurt ook door segregatie te bestrijden. Door segregatie, het gescheiden leven, neemt de angst voor vreemdelingen namelijk toe. We moeten meer doen om integratie te realiseren, om te beginnen in het onderwijs, door middel van een acceptatieplicht. Het kwam al even voorbij. Alle scholen moeten hun deuren openzetten voor alle leerlingen. Dat staat volgens mij buiten kijf. Daarnaast kun je segregatie bestrijden door middel van een centrale aanmelding van leerlingen bij basisscholen. In Nijmegen gebeurt dit al. Is de regering bereid om dit model bij andere gemeentes onder de aandacht te brengen? Dan zorgen we ervoor dat basisscholen veel meer een afspiegeling zijn van de samenleving en leggen we voor onze kinderen de basis voor een leven zonder vreemdelingenhaat. De voorzitter: Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Hiddema namens Forum voor Democratie. De heer Hiddema (Forum voor Democratie): Voorzitter. Ik dank u dat u mij het woord vergunt. Ik dank de kiezerswil, die van mij nu het woord verlangt. Voorzitter, ik dank uw ondersteunend personeel, dat met hoffelijkheid, geduld en volharding mij probeert de weg te wijzen in dit huis. Ik ben dankbaar gestemd jegens de taal waarin ik mij heb leren uiten. Met name die ene versregel komt mij heel goed van pas: Frysk bloed tsjoch op, wol no ris brûze en siede. Dit is het heel druistige begin van het Friese volkslied. Dit kan ik nu ter stimulering aanwenden, want ik moet de vaart erin houden. Ik heb namelijk begrepen dat er hier een klokje is dat verschuift. Daar ben ik voor gewaarschuwd. Gelukkig kan ik het niet zien. Voor mij ligt het dossier discriminatie en racisme. Het Forum voor Democratie vindt discriminatie en racisme dom en bekrompen en de liefhebbers ervan vreugdeloos en verbeten. Als het aan het Forum zou liggen, zou ons devies zijn: laat hen gaarkoken in hun vooroordelen en chagrijn. Einde verhaal. Dat sluit echter niet aan bij het overheidsbeleid, heb ik inmiddels begrepen. Dus welkom in de wereld van de discriminatie- en racismebestrijders en hun rapportages! Zo beland je dan in de wereld van de rapporteerders, de reglementeerders en de verbaliseerders; ook geen milieutje waar het altijd prettig toeven is, kan ik u zeggen. Hun papierstromen suggereren een groot probleem. Wat passeert de revue in mijn dossier? SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond) rapporteert. De ADV's (antidiscriminatievoorziening) rapporteren. De meldpunten MiND (Meldpunt Internet Discriminatie) en MDI (Meldpunt Discriminatie Internet) rapporteren. Het Meldpunt Islamofobie komt langs, evenals het comité tegen rassendiscriminatie van de Verenigde Naties. Als oud-advocaat ga je er dan goed en stevig tegenaan. Wat staat er eigenlijk in? Een vondst van minstens 1 kilo bij elkaar gerapporteerd, met een inhoud van nog geen grammetje. Als een advocaat een rechter zou aanbevelen om op basis van deze bevindingen tot een oordeel te komen, zou die advocaat worden uitgelachen en zou het rapport in de prullenbak verdwijnen. Je kunt er niks mee doen. Er wordt gewag gemaakt van duizenden meldingen en registraties, maar er is geen spatje waarheidsvinding op losgelaten. Niets kan geverifieerd worden. Is bij al die duizenden meldingen nou sprake van venijnig racistisch geweld en verbaal vandalisme? Je weet het niet, het is gewoon een melding. Is er soms sprake van lange tenen bij de melder? Je weet het niet. Is er sprake van plaagziek gedrag? Je weet het niet. Is er sprake van externalisatie, van je hele falen de schuld geven aan discriminatie en racisme? Geen idee. Nergens vindt verificatie plaats. De bureaus werken simpel volgens de werkwijze: u klaagt, wij draaien. En dat rendeert wel voor de bureaus. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de SPIOR-aanbevelingen. Dat zijn toch angstaanjagende citaten. Zo lees ik: Er is sprake van een hoge mate van onderrapportage. Hoe weten we ze dat? Geen idee. Ik lees ook — en dan slaan alle alarmbellen natuurlijk aan — dat er acht keer meer gevallen zijn van discriminatie en racisme dan uit al die rapporten blijkt. Hoe weet je dat nou in hemelsnaam: acht keer zo veel? Dan slaan de alarmbellen aan, zoals ik al zei, want deze discriminatierapporteurs weten al dat er acht keer zo veel te rapporteren valt en ze willen onderzoeken hoe dat komt. Met andere woorden: deze discriminatierapporteurs weten al van tevoren wat ze willen bewijzen. Nou, dan is voor mij de boot aan. Dan kun je er helemaal niets mee. En dan komt het eigenbelang natuurlijk ook om de hoek kijken. Wat zijn namelijk zoal de aanbevelingen? Aanpakken van de onderrapportage. Hoe dan? Moeten de enquêteurs dan met voorbedrukte enquêteformulieren de straat op en ieder onwelgevallig praatje maar registreren? Is dat de bedoeling? Dan de verhoging van de meldingsbereidheid. Dat is een vrij baan voor geestdrijverij. Dat werkt niet in de richting van klachtenvermindering, want je zou toch blij zijn dat er weinig te klagen valt. Nee, er moet een klachtenoptimalisatie komen. Daarbij is het eigenbelang evident. Ik vraag de minister hoe hij op grond van deze ondoorgrondelijke cijferbrij, waar niets van bewijsbare elementen in voorkomen, denkt beleid af te stemmen. Ik zou niet weten hoe dat mogelijk is. Ik zou het waarachtig niet weten. Er is trouwens ook hoop, want het enige rapport dat wel uitzicht biedt op een positieve blik op de toekomst, is het rapport van het OM. Dat betreft klagers die hun klachten zelf serieus nemen en die gaan naar de politie. Van die klachten wordt ook nog eens de helft geseponeerd. Dan zou je denken dat het misschien wel ligt aan de kwaliteit van de klachten dat er uiteindelijk niet zo veel van bij de rechter komen en er niet zo veel veroordelingen plaatsvinden. Wees blij, zou ik zeggen. Dan ga ik de minister toch niet vragen hoe het kan dat er zo'n groot gat zit? Dan zou je je kunnen afvragen of de kwaliteit van de meldpunten of van de inhoudelijke kant van de klacht zelf wel voldoet aan terechte zorgen die we mogen hebben. Nee dus. Wat moeten we dus doen? We moeten ophouden met elkaar angst aan te praten. Ik heb het dan nog niet eens gehad over het rapport van het comité tegen rassendiscriminatie. Daar komen fletse figuren in voor die ook tot onrust zouden moeten leiden. Zelfs de brave Martin Ŝimek wordt daar in een racistisch getinte omgeving geplaatst. Het is goed dat een zekere romanschrijver, de heer Baudet, de dans nog is ontsprongen in dit rapport. Wat zijn dus de aanbevelingen van het Forum voor Democratie? Houd Nederland leefbaar. Stop deze klaag- en klikindustrie. Maak het volk weerbaar. Weg met de meldpunten, of simpel gezegd; haal de stekker uit de subsidies. Want de politie kan het wel. Als er echt iets te klagen valt, dan loop je naar de politie en dan kan de rechter oordelen of het de moeite waard is en anders volgt er een OM-sepot. Klaar. Zo maak je de bevolking weerbaar. Hoop doet leven, zou ik zo zeggen. En dan een laatste advies voor iedereen die nog niet zeker weet of die wel of niet moet gaan klagen: "doch dyn plicht en lit de lju rabje". Dat is ook Fries, wat zo veel wil zeggen als: doe wat je moet doen en laat de mensen maar kletsen. Dank u wel. De voorzitter: Dank u wel. U bent ver over uw spreektijd heen, maar goed, het is uw maidenspeech. Het is u vergeven. Ik schors even voor de felicitaties. De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. De voorzitter: We gaan verder met het debat en ik geef nu het woord aan de heer Van Dam namens het CDA. Ook voor de heer Van Dam geldt dat hij zijn maidenspeech houdt en daarop niet geïnterrumpeerd mag worden. De heer Van Dam (CDA): Mevrouw de voorzitter. Politiemensen, officieren van justitie, rechters en, zo is mijn indruk, inmiddels ook advocaten worden veelvuldig geconfronteerd met de achter- en de onderkant van onze samenleving. Moord en doodslag, drugs, mensenhandel, huiselijk geweld. Als voormalig politieman en officier van justitie heb ik jarenlang met al die zaken te maken gehad. Het is een goede voedingsbodem om op een dag te zeggen: ik wil niet langer de put dempen als het kalf al verdronken is. Laat mij maar eens meewerken aan het voorkomen van problemen, aan het maken van beleid en aan het maken van de juiste keuzes. Dat kunt u opvatten als een "ik weet het beter". Ik weet niet of ik het beter weet of beter kan, ik weet wel dat ik een specifieke eigen opvatting heb over veiligheid, een visie die aansluit bij de wijze waarop christendemocraten naar de samenleving kijken. Ook veiligheid begint bij burgers zelf, bij het gezin, bij scholen, bij de voetbalveiligheid. Het is een visie op veiligheid die niet primair de verantwoordelijkheid bij de overheid, bij politie of justitie, legt, maar vertrouwt op de kracht, het initiatief en het verantwoordelijkheidsgevoel van mensen zelf. Het is ook niet een visie die draait om het optimaal najagen van persoonlijke ontplooiing, maximale winst en ikke, ikke. Nee, bij christendemocraten gaat het om de verbinding. Daarin krijgt het leven betekenis. Voor veiligheid geldt precies hetzelfde. Veiligheid begint dus bij een fatsoenlijke, goed functionerende samenleving waarin de mensen naar elkaar omkijken. Als dat een randvoorwaarde is voor veiligheid, is onze uitgangspositie vandaag de dag niet een gelukkige. Die samenleving van ons hapert nogal. Ik verwijs graag naar het rapport Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daaruit blijkt dat wij steeds meer in onze eigen bubbel leven, in ons eigen hoekje van de samenleving, afgesloten van anderen. Ik merk het zelf als ik op zaterdag met mijn kinderen hier in Den Haag naar uitwedstrijden ga. Telkens kom ik in een andere wereld terecht, van Marokkaanse, Antilliaanse, Turkse of autochtone Haagse voetballers, waar teams op het veld niet met elkaar, maar vooral tegen elkaar spelen, ieder in zijn eigen wereld. Het Sociaal en Cultureel Planbureau signaleert enerzijds dat een groot deel van de bevolking meer en meer eigen keuzes gaat maken, meer vrijheid wil genieten en meer regie over het leven neemt, terwijl een ander deel van de bevolking daar steeds minder toe in staat is. Niet meer verzuiling, maar horizontale verdeeldheid op basis van opleiding, werk en kennis. Zijn wij een verzameling van langs elkaar heen levende minderheden geworden of vormen wij samen de democratische rechtsstaat Nederland? Wie komt er nog op voor het algemeen belang? Het is voor het CDA meer dan een verkiezingsverhaal dat wij uitdrukkelijk aandacht vragen voor het land dat wij willen doorgeven. Als de tendens is dat wij ons steeds meer terugtrekken in onze eigen wereld, in onze eigen bubbel, is dat ook voor de bestrijding van discriminatie en racisme slecht nieuws. Als wij daarentegen het belang en de betekenis van onze gezamenlijke democratische rechtsstaat Nederland weten op te poetsen, soms zelfs weten terug te vinden, is dat per direct een investering in iets wat wij samen belangrijk en waardevol vinden. In dat kader is de maatschappelijke dienstplicht en is het zingen van het Wilhelmus meer dan een poging tot zogenaamde dwangarbeid of een relikwie uit een ver verleden. Het is vooral een investering in gezamenlijkheid, in gedeelde waarden en belangen en daarmee im- of expliciet een investering in de bestrijding van discriminatie en racisme. Daarmee zijn we gekomen bij het onderwerp waarvoor wij hier vandaag bijeen zijn: discriminatie en racisme. Beide hebben veel te maken met de werking van ons brein. Kennelijk zijn we er goed in om ervaringen die we hebben met enkelingen, razendsnel te koppelen aan onze waardering voor de hele groep. Soms leidt dat tot positieve associaties. We denken dan bijvoorbeeld dat alle Volendammers goed kunnen zingen. Vaker komt het omgekeerde voor: dan leiden negatieve ervaringen met enkelingen tot een negatief beeld van een hele groep. Aan beeldvorming kan het parlement in hoge mate bijdragen. Laten wij hier niet nalaten om werk te maken van het bestrijden van discriminatie. Of het gaat om mishandeling van een homostel, om arbeidsmarktdiscriminatie, om de discriminatie van zwangeren of om de discriminatie van moslims of joden, het zou ons hier allen een grote zorg moeten zijn. Ik heb vandaag de indruk dat dat ook zo is. Ik kom nu bij mijn meer inhoudelijke bijdrage aan het debat. Ik dank minister Blok voor zijn brief. Ik heb begrip voor de opvoedende opmerking in de richting van dit beginnende Kamerlid; dank daarvoor. Laat ik vooropstellen dat ik blij ben met het overzicht en de uitgebreide tussenrapportage over discriminatie, waaruit blijkt dat er ook al ontzettend veel gebeurt als het gaat om de bestrijding van discriminatie. Ook het overzicht van de goede voorbeelden van beleid tegen arbeidsmarktdiscriminatie is zeer gewaardeerd. Het is weliswaar een voorzichtig begin, maar het begin is er. De CDA-fractie vraagt de minister uitdrukkelijk om door te gaan met het verzamelen van deze positieve geluiden en die te verwerken in de campagnes tegen discriminatie en racisme, juist om de beeldvorming positief te wijzigen. Ik kom te spreken over de melding- en aangiftecijfers van discriminatie. Dit debat vindt zijn oorsprong in twee moties die betrekking hadden op het achterblijven van meldingen van moslimdiscriminatie. Uit de cijfers van de antidiscriminatievoorziening en de politie blijkt dat het aantal meldingen van moslims is verdubbeld ten opzichte van 2014. Hoewel deze stijging op zich zeer zorgelijk is, zou ze tegelijkertijd een bewijs kunnen zijn dat moslims meer dan voorheen durven te melden. Kan de minister aangeven hoe hij hiertegen aankijkt? Zijn de cijfers zodanig te analyseren dat inzichtelijk wordt wat werkelijk speelt: meer discriminatie, minder drempels of beide? Ik maak nog een opmerking over de cijfers. Het is april 2017 en wij spreken nu over de cijfers van 2015. Noem mij een willekeurig belangrijk issue dat wij in dit parlement bespreken — economie, zorg, veiligheid — en wij hebben actuele cijfers op tafel liggen. Het belang van het onderwerp discriminatie en racisme rechtvaardigt dat er veel sneller helderdere cijfers beschikbaar zijn. Dat is en blijft een achilleshiel. Ik lees in de stukken dat de politie tweewekelijks aan de slag gaat met overzichten van meldingen. Ik vraag de minister om hierover per kwartaal te rapporteren. Mijn voorkeur gaat daarbij uit naar een geïntegreerde rapportage van ADV's, politie en Openbaar Ministerie. Ik hoor graag de reactie van de minister hierop. De voorzitter: U bent klaar, neem ik aan? De heer Van Dam (CDA): Nog twee dingen, voorzitter. De minister kondigt aan dat in april een onderzoek verschijnt naar de organisatie van de verschillende ADV's. Een aantal gemeenten heeft zich teruggetrokken uit de ADV's. De CDA-fractie zou het bijzonder waarderen als dit in de op te leveren rapportage aan de orde komt, ook voor de kwaliteit van de alternatieven. Tot slot, echt tot slot — ik begrijp dat ik u tart, voorzitter — zou ik willen weten ... De voorzitter: Nou, u hebt vier minuten spreektijd, maar die hebt u verder overschreden dan de heer Hiddema. De heer Van Dam (CDA): Ja, dat zie ik als een eer en een genoegen, voorzitter. Het laatste punt dat ik wil maken — ik zal het samenvatten — is dat er telkens veel te doen is over de mate van aangifte, hoe lang het duurt en hoe het nou komt dat er veel aangiftes zijn maar dat er weinig resultaat is. Ik vraag de minister of het mogelijk is om een aangifteprotocol op te stellen voor discriminatiezaken, zodat voor burgers helder is wat ze kunnen verwachten als zij aangifte doen van discriminatie. Dank voor uw geduld, dank voor uw aandacht. De voorzitter: Dank u wel. (Geroffel op de bankjes) De voorzitter: Ik schors straks, na de inbreng van mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD. Ook zij houdt haar maidenspeech. Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD): Voorzitter. Vandaag mag ik u voor het eerst als lid van de Kamer vanaf deze plek toespreken: een grote eer. Het is extra bijzonder dat mijn maidenspeech mag gaan over ons grondbeginsel dat iedereen voor de wet gelijk is. Het is zo belangrijk dat het niet voor niets in artikel 1 van onze Grondwet is opgenomen. Ik ben ruim 30 jaar geleden samen met mijn ouders naar dit land gekomen als politiek vluchteling. Mijn ouders streden voor gelijke rechten voor homo's, voor religieuze minderheden, voor seculieren en voor vele anderen. Op een gegeven moment werd de situatie voor hen te gevaarlijk. Zij moesten ervoor kiezen om alles achter te laten en elders een nieuw leven op te bouwen. Met die achtergrond weet ik dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Ook in ons land staan onze vrijheden, normen en waarden onder grote druk. Er zijn mensen die menen vrij te kunnen shoppen in onze vrijheden, mensen die vrijheden voor zichzelf opeisen, maar de vrijheid van een ander met geweld, intimidatie, uitsluiting of op andere wijze bruut beperken. Iedere vorm van geweld is even erg, maar als daar bovenop onze vrijheden fors worden aangetast, moeten we extra waakzaam zijn. Tegen deze mensen kunnen wij niet duidelijk genoeg zijn: zo doen wij niet in ons land; dit tolereren wij niet. Voor de VVD én voor de wet zijn alle mensen gelijk. Dat principe is zo fundamenteel voor onze samenleving dat wij er niet alleen naar moeten leven, maar dat wij het ook moeten koesteren, uitdragen en daar waar nodig verdedigen. Dat is helaas steeds vaker nodig. Ik zou hier dolgraag willen zeggen dat twee mannen in dit land rustig hand in hand over straat kunnen, maar ik weet dat mijn homovrienden dat allang niet meer doen, omdat ze bang zijn te provoceren. Met pijn in het hart begrijp ik hun angst, zeker na de gebeurtenissen van afgelopen weekend in Arnhem en Amsterdam. Dat is ook de werkelijkheid van nu: afschuwelijk. Het probleem is breder. Joodse basisscholen worden structureel beveiligd door de marechaussee. Ouders die de bar mitswa van hun dochter organiseren, zijn eerder de beveiliging aan het regelen dan de feestelijkheden zelf, puur en alleen vanwege hun geloof. Ook dat is de werkelijkheid van nu. Soms is niet direct de veiligheid van mensen in het geding, maar wordt wel degelijk hun vrijheid beperkt. Denk aan Mohammed, die maar geen stageplek of baan kan vinden, terwijl het Johan, met dezelfde opleiding, veel minder moeite kost. Ook dat is nog steeds de werkelijkheid van nu. Als je voor vrijheid en gelijk staat, moet je je per definitie verzetten tegen elke vorm van discriminatie. Wat de VVD betreft wordt hier dan ook keihard tegen opgetreden. Er is geen ruimte voor nuancering of selectieve verontwaardiging. Waar grenzen worden overschreden, mag je van de overheid verwachten dat onze vrijheden en rechten worden beschermd. En dat gebeurt. Zoals minister Blok eerder deze week aangaf, maken politie en justitie al lange tijd werk van een stevige aanpak van discriminatie. Bij voldoende bewijs wordt standaard vervolgd. Als er sprake is van discriminatie, wordt door het Openbaar Ministerie een dubbele strafmaat geëist. De VVD heeft, net als de minister, groot vertrouwen in de inzet van politie en justitie. Maar ik hoop dat wij allen in staat zullen zijn om de gevallen waarin evident sprake is van discriminatie, te onderscheiden van de groep die ik zo langzamerhand de beroepsgekwetsten zou willen noemen: mensen die bij het minste of geringste de discriminatiekaart trekken en daarbij onze agenten, artsen, rechters, onderwijzers continu wegzetten als racisten, mensen die slachtofferschap cultiveren, aangemoedigd door partijen en belangenbehartigers die er een succesvol businessmodel van hebben gemaakt. Dat is de andere kant, en die kan en wil ik hier niet onbenoemd laten. Ik rond af. Wat wij ook doen, wij zullen er helaas nooit in slagen om onwetendheid en discriminatie volledig uit te roeien. Er zullen mensen blijven die anderen beoordelen op en veroordelen om hun geaardheid, geloof of afkomst, hoeveel wetten wij hier ook maken. Met die wetenschap heeft ieder mens een keuze: haak ik af of zet ik door, wentel ik mij in slachtofferschap en laat ik mij reduceren tot mijn afkomst of doe ik vol mee? Ik kies voor het laatste, net als mijn ouders ruim 30 jaar geleden deden. Dat heeft mij geïnspireerd om mijn schouders eronder te zetten, met als resultaat dat ik hier vandaag mag staan. Ik sta naast elke Nederlander die diezelfde keuze maak. (Geroffel op de bankjes) De voorzitter: Ik schors de vergadering even voor felicitaties. De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. Mevrouw Van Brenk (50PLUS): Voorzitter. Alle collega's die vandaag voor het eerst spraken: van harte gefeliciteerd! Discriminatie is een zwaar en beladen onderwerp. Zoeken we niet allemaal naar een zondebok die we de schuld kunnen geven van ons eigen probleem? Daarom zijn we geneigd de Oost-Europeanen de schuld te geven van onze werkloosheid, want zij pakken onze banen af, in plaats van werkgevers aan te spreken die onder de kostprijs en via buitenlandse constructies mensen aanstellen voor minder geld. Geven we nieuwkomers die een woning toegewezen krijgen, de schuld van de woningnood in plaats van de woningcorporaties te verplichten meer sociale woningen te bouwen. Geven we jongeren met een kleurtje en een lastig uit te spreken naam een lager schooladvies. Kortom, zit het niet in de menselijke natuur om de makkelijke weg te nemen en een zondebok te zoeken en daarmee hele groepen weg te zetten? Waar je wieg staat, maakt echt een verschil, ook in Nederland. Daardoor staan sommigen al vanaf het begin op achterstand. De overheid heeft een taak om deze ongelijkheid aan te pakken. Dit debat is aangevraagd naar aanleiding van een rapport over discriminatie van en geweld tegen moslims. Terecht, want zoals vaker bij discriminatie wordt de hele groep ter verantwoording geroepen voor de daden van individuen. Als een terroristische aanslag uit naam van de islam gepleegd wordt, zetten mensen uit angst de hele groep weg en dat is onterecht. Anderzijds moeten we onze ogen niet sluiten voor de gevaren die de radicale islam met zich mee kan brengen. Welke religie dan ook, er bestaat geen enkel excuus voor geweld en discriminatie. De mishandeling afgelopen weekend in Arnhem laat zien dat er nog veel werk aan de winkel is wat betreft acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. 50PLUS heeft recent vol overtuiging het regenboogstemakkoord ondertekend. Zorgwekkend is dat "homo" nog steeds als scheldwoord wordt gebruikt. Discriminatie lijkt alleen maar toe te nemen, een gevolg van een polariserende en individualiserende samenleving. Social media, waar mensen anoniem hun gang denken te mogen gaan, jagen dit alleen maar op en dat tij moeten we keren. 50PLUS wil meer prioriteit voor de aanpak van álle vormen van discriminatie. De pakkans en de straf moeten omhoog en daarmee wat ons betreft dan ook de aangiftebereidheid. Wij vinden het voorstel van de ChristenUnie van de heer Segers, de confrontatie tussen slachtoffer en dader, een heel goede suggestie en wij ondersteunen dat. Wij denken dat een heleboel mensen nu ook die aangifte maar laten zitten omdat ze het idee hebben dat er toch niets mee gebeurt. Dat maakt het plegen van discriminatie mogelijk weer makkelijker en die cirkel moet doorbroken worden. Omdat dit probleem een veelkoppig monster is, moet het breed aangepakt worden. 50PLUS wil dan ook meer aandacht voor het voorkomen van discriminatie in het onderwijs en meer wijkagenten die de vinger aan de pols kunnen houden en verbindingen kunnen leggen tussen groepen. Dat kan immers het beste dicht bij mensen gebeuren. Discriminatie moet voorkomen worden door met elkaar in gesprek te gaan en te blijven. Graag een reactie van de bewindslieden hierop. Begin 2016 bleek uit een brief van minister Asscher dat discriminatie op leeftijd de tweede ervaren vorm van discriminatie is. In de meest recente brief over de voortgang van het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie wordt leeftijd helemaal niet meer genoemd. Kan de minister dit verklaren? Laten we ophouden ook ouderen als groep te zien en hen weg te zetten als groep. Zij verdienen respect voor hun inzet in onze maatschappij. 50PLUS pleit er dan ook voor om leeftijdsdiscriminatie als term in de Grondwet op te nemen. Graag een reactie. In het gisteren verschenen rapport van het UWV werd een onderzoek van Panteia aangehaald. Hieruit bleek dat met name oudere werkzoekenden door werkgevers worden gediscrimineerd, meer nog dan allochtonen. Ik hoor ook graag hierop een reactie van de minister. De voorzitter: Het woord is tot slot aan mevrouw Arissen namens de Partij voor de Dieren. Ook zij houdt haar maidenspeech. Mevrouw Arissen (PvdD): Voorzitter. Als gloednieuw Kamerlid voor de Partij voor de Dieren, dé brede emancipatiepartij bij uitstek die opkomt voor het belang van de allerzwaksten in deze samenleving, dus tegen het recht van de sterksten, is het voor mij een eer om mijn maidenspeech te mogen uitspreken over het urgente onderwerp waar vandaag over gedebatteerd wordt, namelijk discriminatie en racisme in Nederland. Discriminatie heeft vele verschijningsvormen. Het is een veelkoppig monster. Het gaat veel verder dan de afschuwelijke incidenten waarbij iemands geaardheid aanleiding is om met een betonschaar die persoon zijn tanden uit zijn mond te slaan. Het is een diepgeworteld disrespect voor de leefstijl, aard, verschijningsvorm, gewoonte of levensbeschouwing van anderen. Dit disrespect wordt vaak geplaatst in overzichtelijke frames die het gemakkelijk maken om politieke munt te slaan uit stereotype vooroordelen. Zo zou de discriminatie van homo's vooral gevoed worden door mensen met een bepaalde religieuze achtergrond, waarbij gemakkelijk voorbijgegaan wordt aan het feit dat de strijd tegen discrimineren naar geaardheid niet gewonnen kan worden via andere vormen van discriminatie. Zeer terecht wordt het debat over discriminatie "polariserend" genoemd, terwijl we juist zouden moeten streven naar een samenleving vol mededogen en compassie voor elkaar. Voor het eerst is op landelijk niveau een jaarrapport verschenen over discriminatieincidenten en -meldingen. Uit het rapport kan volgens het kabinet niet direct geconcludeerd worden dat meer of minder mensen zich gediscrimineerd hebben gevoeld. Het kabinet erkent echter wel dat slechts een op de acht — ik herhaal: een op de acht — discriminatieervaringen wordt gemeld en discriminatie daarmee buiten beeld blijft. Dit is een schokkend gegeven. Hoe is dat mogelijk? Is er sprake van enkel symptoombestrijding in de incidentensfeer, alle lokale aanpakstrategieën in samenspraak met deskundigen, gemeenten en politie ten spijt? Hoe is anders te verklaren dat het aantal meldingen van discriminatie fors stijgende is en het overgrote deel daarvan niet gemeld wordt? Ziet het kabinet net als de Partij voor de Dieren het immense belang van een structurele aanpak van discriminatie via bijvoorbeeld, adequate onderwijsprogramma's met zeer kleine klassen en intensieve begeleiding. Is het kabinet het met mij eens dat goede, wettelijke naleving en strikte handhaving het minste is dat een betrouwbare overheid burgers in een beschaafde samenleving zou moeten bieden? In dat kader verdient ook soortgrensoverschrijdende discriminatie veel meer aandacht. Om onduidelijke redenen van specicisme menen mensen dat het leven van andere soorten aanmerkelijk minder betekenis heeft dan dat van een mens. De mate van intelligentie wordt daarvoor vaak als graadmeter aangevoerd, maar die kan onmogelijk een verklaring zijn voor het feit dat het varken dat intelligenter is dan de hond, beschouwd wordt als eetbaar in tegenstelling tot de hond. Discriminatie kan alleen kansrijk bestreden worden, wanneer anderen dan wijzelf gerespecteerd worden in hun natuurlijke behoeften, opvattingen, levensstijl en andere wezenskenmerken. Het leven van een dier is voor dat dier net zo belangrijk als mijn leven dat voor mij is. Datzelfde is wat mij betreft van toepassing op de levensbeschouwing, gewoonten, afkomst of wezenskenmerken van andere mensen. Tot slot. Discriminatie kan alleen kansrijk bestreden worden, wanneer begrip voor en mededogen met de ander slechts één grens kent: de vrijheid van de een houdt op waar de vrijheid van een ander begint. Voorzitter, dank u wel. (Geroffel op de bankjes) De voorzitter: Dank u wel, mevrouw Arissen. Met u zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. U mag hier gaan staan, want de collega's willen ook u feliciteren met uw maidenspeech. Ik schors de vergadering tot 13.10 uur. De vergadering wordt van 12.29 uur tot 13.09 uur geschorst. Discriminatie en racisme in Nederland Aan de orde is de voortzetting van het debat over discriminatie en racisme in Nederland. De voorzitter: Wij zijn toegekomen aan de antwoorden van de zijde van de regering. Ik geef de minister van Veiligheid en Justitie het woord. Minister Blok: Voorzitter. Ik wil graag beginnen met felicitaties aan de heren Bouali, Azarkan, Hiddema en Van Dam en de dames Yeşilgöz en Arissen. De Kamer is vandaag verrijkt. De heer Gijs van Dijk (PvdA): Ik ben Van Dijk. Minister Blok: Was ik de heer Van Dijk vergeten? De heer Gijs van Dijk (PvdA): U kijkt naar mij, maar de heer Van Dam heeft inderdaad ook zijn maidenspeech gehouden. Minister Blok: Sorry. Dat is natuurlijk het probleem met nieuwe Kamerleden. Die moet ik allemaal leren kennen, terwijl ik net wilde zeggen dat ik zo genoten heb van de sprekers, die een verrijking voor de Kamer zijn. De verdeling tussen collega Asscher en mijzelf zal zo zijn dat collega Asscher de vragen over arbeidsmarkt en onderwijs zal beantwoorden. Dat laatste natuurlijk zo veel mogelijk, omdat een andere collega dat eigenlijk behoort te doen. En ik zal de vragen op mijn terrein beantwoorden. Voordat ik inga op de specifiek aan mij gestelde vragen, begin ik met de constatering dat discriminatie heel erg verwerpelijk is — het is niet voor niets artikel 1 van de Grondwet — maar tegelijkertijd helaas ook wereldwijd een heel, heel diepgeworteld verschijnsel. Er gaat geen avond voorbij of wij zien de meest verschrikkelijke uitingen op alle continenten van mensen die elkaar zelfs naar het leven staan omdat ze beiden vinden dat ze de ware godsdienst aanhangen, de goede huidskleur hebben of bij de goede stam horen. Het zit helaas kennelijk heel diep in de menselijke genen om een scherp onderscheid te maken tussen wij en zij en, nog erger, om dat vaak in geweld te vertalen. De kerntaak van de overheid is ervoor zorgen dat mensen in veiligheid en vrijheid hun leven kunnen leiden. Dat is een reden te meer om ervoor te zorgen dat we langs alle routes die de Kamer noemde, onderwijs, voorlichting, ontmoeting en waar nodig de scherpe arm van het strafrecht en het bestraffen, maatregelen treffen tegen de helaas diepgewortelde neiging tot discrimineren, zodat we in vrede en vrijheid met elkaar kunnen leven. De incidenten van afgelopen weekend, die ik tijdens het vragenuur met u mocht bespreken, geven nog eens aan hoe zeer dit vraagstuk ook in Nederland actueel is en onze voortdurende aandacht vraagt. Ik begin met de heer Van Dijk. Hij vroeg hoe het kabinet is omgegaan met de motieMarcouch waarin werd gevraagd om een integrale aanpak van discriminatie. Die motie is mede aanleiding geweest voor een kabinetsbreed Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie, dat werd aangeboden in januari 2016. Collega Plasterk nam daarbij het voortouw. Het Actieprogramma bevat op vrijwel alle beleidsterreinen, dus ook op dat van mij en op dat van mijn collega die hier vandaag aanwezig is, concrete acties en doelstellingen om discriminatie aan te pakken langs de hele lijn, beginnend met preventie en bewustwording. We zorgen voor een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen en voor een goede, lokale aanpak. Op dat niveau doen uiteindelijk de problemen en dus ook de oplossingen zich voor. We ondersteunen daarnaast kennis en onderzoek. Zeer recentelijk heeft de Kamer een voortgangsrapportage van dit Actieprogramma ontvangen van collega Plasterk. De voorzitter: Dit is het antwoord op de vragen van ... Minister Blok: De heer Van Dijk. De voorzitter: Welke heer Van Dijk? We hebben er twee. Het is misschien goed om te weten wie u bedoelt. Minister Blok: De eerste heer Van Dijk. De voorzitter: Dat is de heer Gijs van Dijk. Minister Blok: Ik houd de volgorde aan van de gestelde vragen. De voorzitter: Ja. Gijs van Dijk. Minister Blok: Daarmee geef ik trouwens geen kwalificatie aan de tweede heer Van Dijk. De voorzitter: Nee, maar het is wel relevant voor dit debat. Minister Blok: Ze zijn mij even lief, zeker in dit debat. Ik spreek nu gewoon weer over de heer Van Dijk. Zodra ik op een andere heer Van Dijk kom, dan zal ik dat aangeven. Er hebben dan andere sprekers tussen gezeten. De voorzitter: Nee, het is echt relevant om te weten welke heer Van Dijk u bedoelt. Minister Blok: Dat begrijp ik. De voorzitter: Ook de voornaam is relevant. Van de PvdA is het de heer Gijs van Dijk en van de SP is het de heer Jasper van Dijk. Minister Blok: Zo is dat. De voorzitter: Ook voor de Handelingen. Minister Blok: De heer Gijs van Dijk vroeg of ik bereid ben om hogere maximumstraffen in te voeren. Zoals de heer Van Dijk ongetwijfeld weet, deze heer Van Dijk, verkeren we nu in een situatie waarin het kabinet demissionair is. Iedere vraag over wat ik vind van een wetswijziging, leidt tot het antwoord dat het niet voor de hand ligt dat dit kabinet met een wetswijziging komt. Als ik de vraag wat breder interpreteer en mij afvraag of hogere strafmaten veel toe zouden voegen, dan betwijfel ik dat om twee redenen. Er kunnen aanzienlijke straffen worden opgelegd voor zowel belediging en discriminatie als voor de mishandeling die daar helaas vaak mee gepaard gaat. In beide gevallen heb je het over een maximumstraf van meerdere jaren. Zoals ik ook al bij het vragenuur heb aangegeven, hanteert het Openbaar Ministerie niet alleen de lijn om standaard te vervolgen als de zaak bewijsbaar is, maar vraagt het bij die vervolging ook om een extra hoge strafmaat vanwege het discriminatoire karakter. Nogmaals, dit kabinet zal niet met een wetswijziging komen. De toegevoegde waarde daarvan valt te betwijfelen. De heer Gijs van Dijk vroeg naar een reflectie op de initiatiefwet van de PvdA inzake seksuele intimidatie op straat. Die initiatiefwet is net terug van de Raad van State. Zoals bekend bieden mijn ambtenaren graag ondersteuning bij iedere initiatiefwet en dus ook bij deze. Het lijkt mij echter zuiver dat het kabinet reageert op het moment dat de wet ook in zijn definitieve versie hier in de Kamer behandeld wordt. Op dat moment kan ik dan een onderbouwde reactie geven. Zoals de heer Van Dijk weet, is er wel contact geweest met bijvoorbeeld gemeenten over de vraag hoe zij daar in de praktijk tegen aankijken. Maar het lijkt mij zuiver, en dat doet ook recht aan het vele werk dat in de initiatiefwet is gestoken, om daar uitgebreid op in te gaan op het moment dat die wet hier wordt behandeld. De heer Gijs van Dijk (PvdA): Ik dank de minister voor de beantwoording van de eerste vragen. Is de minister wel bereid om, net als bij beantwoording van vragen over hogere strafeisen bij discriminerend geweld, hierop te reageren? We weten dat het een groot probleem is dat vrouwen in sommige buurten vaak worden aangesproken en opmerkingen naar hun hoofd geworpen krijgen. Wat vindt de minister daarvan? Zou het strafbaar stellen van dat soort seksuele intimidatie mogelijk een oplossing kunnen zijn? Minister Blok: Ik vind het nafluiten en naroepen van vrouwen ongelofelijk ergerlijk en laag-bij-de-gronds. Op de vraag of je dat met strafrecht goed aanpakt, reageer ik terughoudend. Er wordt erg veel verwacht van strafrecht. Ik hoop dat de nieuwe Kamerleden een kritische geest laten zien bij het palet van mogelijkheden om misdrijven, overlast en criminaliteit aan te pakken en bij de vraag wanneer strafrecht de juiste route is of wanneer andere methodes moeten worden gebruikt. Mijn eerste reactie, maar ik wil niet suggereren dat we niet heel serieus naar de wet gaan kijken, is dat ik strafrecht een nogal zwaar en complex middel vind om dit aan te pakken. Strafrecht is een zwaar middel, want het betekent dat de overheid de zwaardmacht, zoals we dat noemen, mag hanteren. Daarom kent strafrecht, gelukkig, ontzettend veel waarborgen. Dat betekent ook een ontzettend zware last voor alle organisaties die het uit moeten voeren. Mijn eerste reactie op uw vraag, een beetje uitgedaagd, is dat het geen makkelijke route is, maar dat we er serieus naar gaan kijken. De heer Bouali vroeg hoe het staat met de voorlichting over meld- en aangiftemogelijkheden van discriminatie. Er loopt op dit moment een meerjarige campagne, met de titel "Zet een streep door discriminatie". Die campagne kent onder die overkoepelende titel gerichte campagnes. Er was een campagne gericht op arbeidsmarktdiscriminatie en een op onlinediscriminatie. In deze campagnes zitten steeds mogelijkheden om te melden en aangifte te doen en wordt er benadrukt dat dat van groot belang is. Er is bijvoorbeeld een website discriminatie.nl als laagdrempelige route voor het melden van discriminatie. De heer Bouali heeft gelijk dat dat een belangrijk punt is, maar we nemen daar ook echt concreet actie op. De heer Bouali vroeg, net als mevrouw Voortman, hoe we ervoor zorgen dat de aangiftebereidheid blijft bestaan en liefst nog groter wordt, wetend dat het aantal uiteindelijke veroordelingen beperkt is. De andere heer Van Dijk, Jasper, en de heer Segers vroegen ook naar die veroordelingen. Laat ik eerst ingaan op dat verschil tussen meldingen en veroordelingen. Voor een veroordeling wegens discriminatie moet het feit volgens het strafrecht natuurlijk haarscherp bewezen zijn. In de praktijk blijkt dat het Openbaar Ministerie maar in een beperkt aantal gevallen hard bewijs voor het onderdeel discriminatie, en dan ook nog een dader heeft. Helaas gebeurt dat vaak schreeuwend, half dronken, voorbijlopend. Er zijn in deze cijfers niet opgenomen de veroordelingen die dan wel plaats kunnen vinden voor het feit van openlijk geweld dat daaraan gerelateerd is. Dat is ook al een verschrikkelijk feit, maar als het onderdeel discriminatie niet bewijsbaar is, dan is in een aantal gevallen wel het onderdeel openlijk geweld bewijsbaar. Ik gaf al aan dat de lijn van het Openbaar Ministerie in het geval van discriminatie, als het bewijs rond te krijgen is, is dat er standaard vervolgd wordt. Dat is echt anders dan bij andere misdrijven. Hoe zorgen we ervoor dat mensen aangiftebereid blijven? Dat doen we door er met de voorlichtingscampagnes voortdurend aandacht voor te vragen. Ook in het onderwijs is die aandacht er. De heer Asscher zal de vraag daarover beantwoorden. Ook in het vragenuur gaf ik al aan dat de politie de laatste jaren heel veel werk heeft gemaakt van de bewustwording bij de politiemannen en -vrouwen van het belang van het doen van aangifte van discriminatie. De politie heeft intern een netwerk van homo's en lesbo's die gewoon bij de politie werken, maar vanuit hun eigen ervaring beschikbaar zijn om mensen te ondersteunen die aangifte willen doen van specifiek geweld tegen homo's en lesbo's, om ervoor te zorgen dat de aangifte laagdrempeliger wordt. De heer Bouali (D66): Ik dank de minister voor zijn toelichting. Kan hij toezeggen dat hij de Kamer informeert over de toename van de meldingsbereidheid? Dan hebben wij daar wat zicht op. Minister Blok: De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over het Actieplan tegen discriminatie. In dat kader krijgt de Kamer jaarlijks cijfers. Binnenkort zal er weer een rapportage naar de Kamer gaan. Mevrouw Voortman (GroenLinks): De minister gaf aan dat het bij deze 9 veroordelingen uit 1.500 casussen om gevallen gaat waarin discriminatie bewezen is, maar dat dat niet betekent dat er niet alsnog sprake kan zijn van veroordelingen voor bijvoorbeeld geweldspleging. Heeft de minister cijfers van die gevallen waarin er aangifte is gedaan voor geweldspleging en discriminatie? En kan hij zeggen hoe vaak dat tot veroordeling voor geweldspleging heeft geleid? Minister Blok: Nee, die cijfers heb ik niet. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dat is jammer. De heer Hiddema vroeg in zijn bijdrage of de kwaliteit van de klachten dan wel voldoet als het tot zo weinig veroordelingen leidt. Is daarover iets te zeggen? Is het mogelijk dat, als je in het voorproces dingen anders doet, dat tot meer veroordelingen leidt? Minister Blok: Daar ga ik zeker iets over zeggen, maar de heer Hiddema had een indrukwekkend betoog maar niet zo veel vragen. Ik zou het jammer vinden als ik enige vraag die hij aan mij heeft gesteld, niet in zijn richting zou beantwoorden. Daarmee zou ik de heer Hiddema tekortdoen. Mevrouw Voortman vroeg ook naar de stopformulieren. Zoals mevrouw Voortman weet is er serieus onderzoek gedaan naar de voors en tegens van stopformulieren. Op basis daarvan is geconcludeerd dat het echt een heel forse belasting is van de politiemensen op straat en dat de voordelen zeer twijfelachtig zijn. Ik zie het echt als mijn taak om te voorkomen dat politiemannen en -vrouwen te veel administratieve taken moeten doen. Voor iedere taak is een goede reden te vinden, maar het mogen er niet zo veel worden dat het een enorme belasting wordt, waardoor de politiemensen steeds minder toekomen aan wat ze, zoals ze keer op keer zelf zeggen, het liefste doen: op straat lopen, horen wat er leeft en tijdig kunnen ingrijpen. Ik ben er dus niet voor om terug te komen op de beslissing om niet met stopformulieren te beginnen. De heer Jasper van Dijk vroeg hoe het staat met vervolging naar aanleiding van de aangiftes van Sylvana Simons. Volgende week is er een rechtszaak waarin een groot aantal verdachten ter verantwoording wordt geroepen. In november heeft het Openbaar Ministerie een man aangehouden naar aanleiding van het nogal gruwelijke filmpje dat over mevrouw Simons is gemaakt. Die man heeft ook bekend. Ook hij zal gedagvaard worden. Kortom, de vervolging is in volle gang, en gelukkig maar. Jasper van Dijk vroeg ook of de politie voldoende is toegerust. Ik gaf net al aan dat er belangrijke, waardevolle activiteiten zijn van Roze in Blauw. Daarnaast is er een opleidingstraject gestart waarbij de basisteams op cursus gaan. De Politieacademie is meer aandacht gaan besteden aan het onderwerp discriminatie. Er is een nieuw handelingskader opgesteld om agenten goede keuzes te laten maken rond het selecteren. Dat gaat om de discussie over het etnisch profileren, die regelmatig aan de orde is. De politie beschikt inmiddels over een online app waarmee agenten op straat via de iPhone informatie over verdachten kunnen opvragen, zodat ze veel gerichter kunnen zien wie ze voor zich hebben. En zoals de Kamer weet, zijn we bezig met de introductie van bodycams, waardoor ook achteraf gezien kan worden wat het optreden van de verdachte was en wat het optreden van de politiemedewerker was. De heer Jasper van Dijk (SP): Ik kan me voorstellen dat het soort zaken dat de minister nu noemt, goed is voor het verbeteren van de cultuur binnen de politie, bijvoorbeeld als het gaat om de aanpak van homodiscriminatie of homogeweld. Maar deelt de minister mijn mening dat het ook louter een kwestie van capaciteit kan zijn? Er is nu veel scepsis bij mensen die zeggen: ik kan wel een melding doen of een aangifte, maar ja, de politie doet er toch niets mee. Misschien is dat helemaal niet waar, maar het is wel de perceptie van veel mensen. Deelt de minister de mening dat we dat ook kunnen verbeteren door te investeren in blauw op straat? Minister Blok: Ik weet dat er bij veel partijen een wens is om te investeren in blauw op straat. Dat constateer ik met genoegen. Ook hiervoor geldt echter dat er, terwijl wij hier staan, in een andere kamer wordt onderhandeld over een nieuw regeerakkoord. Daar zullen partijen hun voorstellen voor meer blauw op straat op tafel leggen. In de tussentijd heb ik bij de laatste begroting extra geld beschikbaar gekregen. Dat kan ik ook goed besteden, maar de vooruitblik is echt aan de onderhandelende partijen die de grondslag moeten vormen voor een nieuw kabinet. De heer Jasper van Dijk (SP): Het is op zich correct dat de minister vermeldt dat er formatieonderhandelingen bezig zijn. Het punt is alleen dat formaties heel lang kunnen duren en dat we hier allemaal overtuigd kunnen zijn van de urgentie. Daarom gebruik ik de minister een beetje, met permissie, om ook de Kamer hierop aan te spreken: hoeveel weken of maanden gaan we nog wachten op die formatie, terwijl wij nu allemaal vinden dat er meer inzet voor de politie nodig is? Ik hoop op steun vanuit de Kamer. Minister Blok: Dat is geen vraag aan mij, want ik zit niet aan de formatietafel. De laatste keer dat ik daar wel zat, ging het vrij snel, maar daar was toen ook commentaar op. Ik ga het nu dus gewoon afwachten. Ik kom bij een vraag die zowel door Jasper van Dijk als de heer Segers is gesteld. Zij vroegen mijn reactie op het Duitse voorstel om forse boetes op te kunnen leggen aan internetproviders en andere IT-ondernemingen die een platform bieden aan discriminerende uitingen. De Duitse wet is heel vers. Die ga ik zeker bestuderen. Ik kan op voorhand wel stellen dat die wet een heel aantal intrigerende vragen en spanningen met zich meebrengt, bijvoorbeeld op het punt van de klassieke vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van drukpers is een wat gedateerd begrip, maar het begrip van de internetvrijheid is daar natuurlijk zeer aan gerelateerd. Wat er in Duitsland gebeurt, is dus heel intrigerend, maar ik wil echt heel goed bekijken welke lessen wij daar in Nederland uit kunnen trekken. Op voorhand kan ik, ook als de heer Van Dijk mij toch weer gaat uitdagen, dus echt geen enkele uitspraak doen over de wenselijkheid van zo'n wet, want dit raakt echt zeer wezenlijke grondrechten. De voorzitter: Voordat u verdergaat, heeft de heer Segers nog een interruptie. De heer Segers (ChristenUnie): Er zitten ook wat eenvoudige onderdelen in het voorstel of in de wet van onze oosterburen. Zo is er de mogelijkheid om snel te kunnen protesteren, om snel aan de bel te kunnen trekken. Dat zijn elementen die wat sneller werken en wat minder de vrijheid van meningsuiting raken, maar wel de drempel verlagen om snel te kunnen klagen en actie te ondernemen bij discriminatie en hatespeech. Is de minister bereid om ook naar dat soort laaghangend fruit te kijken? Minister Blok: Ik wil graag naar de hele wet kijken. De heer Segers heeft ongetwijfeld gelijk dat er onderdelen in zitten waar minder haken en ogen aan zitten en onderdelen die meer met zich meebrengen. Maar omdat ik die slag nog niet gemaakt heb — dat heb ik gewoon nog niet kunnen doen — vind ik het onzorgvuldig om nu te zeggen: misschien doen we dat wel en dat nog niet. De keuzes voor wat we wel en wat we niet doen, moeten goed onderbouwd zijn. De heer Segers en de heer Azarkan vroegen of bij de vervolging van daders van discriminatie en bij het opleggen van taakstraffen aan deze daders rekening kan worden gehouden met het feit dat ze veroordeeld zijn wegens discriminatie. De heren vroegen ook of we kunnen werken aan bemiddeling tussen slachtoffer en dader. Beide gebeuren al. Bij taakstraffen wordt bijvoorbeeld nog weleens een verplicht bezoek aan het Anne Frank Huis opgelegd. De antidiscriminatievoorzieningen bieden regelmatig aan om contact te organiseren tussen dader en slachtoffer. Dat is dan geen onderdeel van de staf, maar wel van de genoegdoening aan het slachtoffer en de bewustwording bij de dader. De heer Segers vroeg hoe wordt omgegaan met spreekkoren bij het voetbal. Hij vroeg ook naar de contacten die wij daarover hebben met de KNVB. Die zijn er inderdaad. Daarbij is de afspraak dat de clubs allereerst zelf verantwoordelijk zijn. Vervolgens gaat de verantwoordelijkheid via de scheidsrechter naar de KNVB. Een scheidsrechter kan beslissen om een wedstrijd te staken. Vervolgens kan het lokaal gezag optreden. Ook hier is het strafrecht weer het sluitstuk. Mensen kunnen worden veroordeeld, en worden ook veroordeeld, wanneer ze ernstig discriminerende uitlatingen doen op voetbaltribunes. De heer Segers (ChristenUnie): Toch zien we iedere keer in wedstrijdverslagen dat soms een heel of een half stadion, of in ieder geval ogenschijnlijk een fors deel van het stadion, vreselijke spreekkoren bezigt. Wij spreken nu over een brede aanpak. Zou het niet goed zijn als het kabinet toch weer eens met de KNVB om de tafel zou gaan zitten om opnieuw even de punten op de i te zetten? Het begint toch bij de handhaving van de meest elementaire fatsoensnormen? Dat begint op heel publieke plaatsen, zoals in het stadion. Minister Blok: Maar ik wil niet de suggestie wekken dat dat niet gebeurt. De heer Segers heeft gelijk als hij zegt dat het probleem daarmee niet verdwenen is. Ik ken hem ook goed genoeg, meen ik, om te weten dat hij misschien wel droomt, maar zich realiseert dat het nooit helemaal zal verdwijnen. Zijn ambitie is echter dat het in ieder geval sterk wordt teruggebracht. Die ambitie deel ik. Ik kan de heer Segers toezeggen dat wij periodiek overleggen en blijven overleggen met de KNVB, maar ik wil niet de indruk wekken dat ik er speciaal heen moet omdat wij dit anders niet met de KNVB bespreken. Ik zal ervoor zorgen dat het overleg in stand blijft. De heer Segers (ChristenUnie): Laten we afspreken dat dit ter sprake komt zodra het kabinet weer met de KNVB om tafel zit. Minister Blok: Ja. De heer Segers (ChristenUnie): Het is namelijk redelijk recentelijk weer voorgekomen, ik meen in Utrecht. Daar werden weer massaal de meest verschrikkelijke dingen geroepen. En wij voetballen door en kijken door en doen alsof er niks aan de hand is, terwijl er wel wat aan de hand is. Minister Blok: Ja. Dat zal ik doen. De heer Azarkan vroeg of de stijging van de cijfers veroorzaakt wordt door een reële toename van het aantal gevallen van discriminatie of doordat er beter geregistreerd wordt. Dat kunnen we niet goed uit elkaar trekken. Als onze voorlichtingscampagnes, waar de heer Bouali naar vroeg, succesvol zijn — ik heb goede hoop dat dat zo is, want we besteden er veel aandacht aan — moet dat op zich al te zien zijn in hogere cijfers. Dat is dan een rapportage-effect. Ik kan er echter niet uitfilteren, althans niet uit dit type onderzoek, of daarachter ook zit dat het daadwerkelijk vaker voorkomt. Daarmee kom ik op de heer Hiddema, die heel breed vroeg wat eigenlijk de toegevoegde waarde is van al die rapporten. Het onderwerp discriminatie is ongelofelijk belangrijk. Ook bij de laatste verkiezingen hebben vele partijen er een van hun speerpunten van gemaakt. Het bestrijden van discriminatie is een grondwettelijke opdracht. Ik begon mijn betoog niet voor niets met een bredere blik op het feit dat discriminatie helaas heel erg geworteld is in de menselijke natuur en aanleiding kan geven tot verschrikkelijke excessen. Dat rechtvaardigt aandacht en zo nodig actie van de overheid. Als je dat op een verantwoorde manier wilt doen, moet je gegevens verzamelen. De heer Hiddema heeft er gelijk in dat er nogal een verschil is in de kwaliteit van gegevens en dat je kritisch moet bekijken wat gegevens zeggen. Een enkele melding van iemand dat er iets gebeurd is, is minder hard dan een strafrechtelijke veroordeling. Tegelijkertijd biedt het feit dat je patronen kunt herkennen je de mogelijkheid om gerichter onderzoek te doen en gefundeerdere maatregelen te nemen. Dus ik vind het wel van groot belang dat wij dit onderzoek blijven doen, maar ook dat wij met de kritische blik van de heer Hiddema blijven kijken naar wat wij nu eigenlijk in dit onderzoek lezen. Ik kom nu bij de heer Van Dam die eigenlijk dezelfde vraag heeft gesteld, namelijk hoe wij de stijging kunnen verklaren. Nogmaals, ik kan niet goed uit elkaar trekken welk deel een feitelijke stijging betreft en welk deel een rapportage-effect is. De heer Van Dam heeft verder gevraagd of wij per kwartaal kunnen rapporteren over discriminatie. Hij verwees daarbij naar het feit dat de politie intern tweewekelijks rapporteert. Ik heb al gezegd dat het kabinet jaarlijks rapporteert; in mei komt de rapportage over 2015. De heer Van Dam zou de rapportage liever iets eerder ontvangen, maar voor deze rapportage moeten gegevens van zeer verschillende organisaties worden verzameld: politie, anti-discriminatievoorzieningen en het College voor de Rechten van de Mens. Voor een goede rapportage lijkt het mij redelijk dat dit in mei gebeurt. Een rapportage per kwartaal zou ik niet aanraden, want ook hier geldt wat ik zojuist al heb gezegd over de druk op politieagenten. Rapportages zijn cruciaal voor de Kamer om haar werk goed te doen en ook voor mij en mijn ambtenaren zijn ze cruciaal. Je moet echter steeds de afweging maken hoeveel tijdsbeslag wordt gevraagd van de mensen die het werk moeten doen. Ik weet dat de heer Van Dam een indrukwekkend verleden heeft in de strafrechtketen, dus hij zal dit herkennen. Hoeveel vraag je van de mensen die de rapportages moeten opleveren en hoeveel voegt dat toe? Bij kwartaalrapportages valt de balans tussen extra belasting en extra toegevoegde waarde naar mijn mening niet positief uit. Ik vraag de heer Van Dam om goed naar de jaarrapportage in mei te kijken en dan nog eens te overwegen of die niet voldoende handvatten biedt. De heer Van Dam (CDA): Het is inderdaad mijn ervaring dat je liever minder dan meer rapporteert. Ik vrees echter dat een jaarlijkse rapportage een kunststuk wordt dat als een soort jaarverslag tot ons komt. Ik ben er voorstander van dat er wat frequenter en ook meer samengeraapte cijfers beschikbaar komen. Wij maken ons terecht allemaal heel veel zorgen over de incidenten die zich telkens voordoen, maar wij zien tegelijkertijd dat het beleid met 48 maatregelen best prima in elkaar zit en dat er van alles gebeurt. Ik vind het jammer dat wij dan te weinig bijpraten over dat beleid. Minister Blok: Ik begrijp de wens van de heer Van Dam. In mei komt er een uitgebreide rapportage en ik vraag hem om dan nog eens te wegen of die voldoende is. Dan kan de vraag aan de orde komen of er misschien meer beschikbaar is, maar kan ook de afweging worden gemaakt wat het in de praktijk zal toevoegen als wij dit vaker doen. De heer Van Dam heeft daarnaast gevraagd of het mogelijk is een aangifteprotocol voor discriminatiezaken op te stellen. Op dit moment is er voor de politie een handelingskader waarin wordt beschreven hoe te handelen bij discriminatie. Voor het Openbaar Ministerie is er een aanwijzing discriminatie die daar de aangiften reguleert. In mijn beleving bestaan de protocollen waarom de heer Van Dam vraagt. Ik heb met zeer veel genoegen geluisterd naar mevrouw Yeşilgöz, maar zij heeft geen specifieke vragen aan mij gesteld. Hetzelfde geldt voor de dames Van Brenk en Arissen. Ik geef graag het woord aan collega Asscher voor de tweede termijn. Ik vraag de Kamer toestemming om de tweede termijn alleen met collega Asscher te behandelen, omdat ik vanmiddag graag op werkbezoek ga bij een veiligheidsregio. Ik ben al wat later, maar ik zou het leuk vinden als ik daar toch nog kan aanschuiven. Ik heb de heer De Graaf tekortgedaan. Hij kent het antwoord op zijn vraag al, want hij vroeg mij hetzelfde als tijdens het vragenuurtje afgelopen dinsdag, namelijk hoe ik sta tegenover het innemen van de Nederlandse nationaliteit bij mensen met een dubbele nationaliteit. Ik heb toen ook aangegeven dat we die wettelijke mogelijkheid hebben bij terroristische misdrijven omdat die zich richten tegen de Staat Nederland, dus tegen de staatsveiligheid — dat is dus rechtstreeks gekoppeld aan de nationaliteit — maar dat dit niet logisch is bij misdrijven, hoe verschrikkelijk ze ook zijn, gerelateerd aan discriminatie. Op het punt van hoge straffen heb ik hetzelfde antwoord als het antwoord dat ik heb gegeven richting de heer Gijs van Dijk, namelijk dat een demissionair kabinet niet met wetswijzigingen komt, maar dat ik het ook niet voor de hand vind liggen om dat op dit gebied te doen. De heer De Graaf (PVV): Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik had nog een andere interruptie, waardoor de minister toch net iets langer werk heeft. Overigens kan de tweede termijn uiteraard alleen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid plaatsvinden. Vorig jaar zijn er een of meerdere walgelijke brieven verstuurd aan een dertigtal moskeeën. De minister van Veiligheid en Justitie heeft vorige week een brief gestuurd over de afronding van die zaak; er is geen dader gevonden. Er waren zo'n 30 moskeeën bij betrokken. Er stonden heel vreselijke dingen in die brieven, zoals swastika's en verwijzingen naar het Derde Rijk. Walgelijk. Nou werd die zaak heel groot opgespeeld in de media. Minister Asscher is twee weken later op bezoek geweest bij een moskee om erover te praten, maar het vuurtje is langzaamaan gedoofd. Ik zou graag willen dat de minister de gegevens, desnoods geanonimiseerd, van het politierapport maar ook de gegevens over het daderprofiel dat is opgesteld, met de Kamer deelt. Het zou wat mij betreft namelijk niet bestaanbaar zijn dat we eerst met een heel grote zaak zitten die wordt opgeblazen en achteraf wellicht blijkt dat het allemaal niet waar blijkt te zijn. Ik blijf er toch wel met een heel naar gevoel over zitten. Minister Blok: Ik vrees dat ik de heer De Graaf moet teleurstellen. Ik kan niet als minister in individuele vervolgingszaken, wat de uitkomsten daarvan ook zijn, informatie daarover gaan delen. De heer De Graaf (PVV): Kan de minister dan op een andere manier inzage geven in wat er daadwerkelijk aan de hand is geweest? We hebben te maken met iets wat groot is opgespeeld met een bezoek van de minister, met veel persaandacht en met 30 moskeeën die allemaal blijkbaar dezelfde brief lieten zien. Er stond geen postcode op de adressering. Zijn er wel 30 brieven geweest? Zijn er wel 30 moskeeën geweest die aangeschreven zijn? Wat voor daderprofiel zit erachter? Er is toch informatie die gedeeld kan worden met de Kamer en de bevolking? Anders zijn we door iemand in Nederland in het ootje genomen en dat willen we toch ook niet. Minister Blok: Ik zal kijken — daar moet ik dan schriftelijk op terugkomen — welke informatie ik kan delen, maar ik gaf al aan dat dit zeer beperkt zal zijn. Ik zal er in een brief op terugkomen. De heer Jasper van Dijk (SP): Ik heb nog een vraag over het incident van afgelopen weekend. Daar hebt u een brief over geschreven, waarvoor dank. Er is over dat incident veel ophef ontstaan in het land. Er waren gisteren in Amsterdam manifestaties en zaterdag aanstaande zijn die er in Arnhem van mensen en ook homoseksuelen die bang zijn dat het geweld dat hun wordt aangedaan niet voldoende wordt gezien. In uw brief staat: er is aangifte gedaan van mishandeling met een homofoob motief. Dan staat er verder: het OM vindt dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de vijf verdachten, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel poging daartoe en/of openlijk geweld. Er staat niets over homofoob geweld. Is dat dan iets wat in een later stadium aan de orde komt? Minister Blok: Ook hierbij moet ik enige afstand houden. Het OM is gelukkig bezig met de vervolging en onderdeel daarvan is het boven tafel krijgen van de feiten. Ik vind het niet passend als ik lopend dat onderzoek ga speculeren over welke strafbare feiten er wel of niet op tafel komen, want dat is hun werk. Maar, neemt u van mij aan, dat ze dat zeer serieus opnemen. De heer Jasper van Dijk (SP): Daar twijfel ik geen moment aan, maar het punt is dat er veel ophef is ontstaan vanwege het homofoob geweld. Daarom is het deze week in de media ook zo ... Minister Blok: Zeker. Ik begrijp de achtergrond van uw vraag ook. De heer Jasper van Dijk (SP): Het OM spreekt daar niet over, maar spreekt over lichamelijk letsel. Minister Blok: Ik hoop dat u ook begrijpt dat in de rechtsstatelijke verhoudingen in Nederland een minister van justitie lopende een onderzoek niet ingaat op de vraag welke verdenkingen wel of niet door het Openbaar Ministerie in deze fase worden meegenomen. Dat zou niet zuiver zijn. De voorzitter: Tot slot. De heer Jasper van Dijk (SP): Dat begrijp ik volledig. Het gaat mij alleen om de vraag of het aspect van homofoob geweld wel degelijk nog in een later stadium aan de orde kan komen. Moet ik het zo begrijpen? Voor de mensen die dit debat volgen, stel ik deze procedurele vraag. Minister Blok: De heer Van Dijk heeft hiermee de beste bedoelingen, maar ik denk niet dat het goed is voor de vervolgingen als wij hier in de Kamer speculeren over wat het Openbaar Ministerie wel of niet doet. Het Openbaar Ministerie zit erbovenop en heeft echt dondersgoed door tegen welke achtergrond deze verschrikkelijke feiten zijn gepleegd. Wij moeten het Openbaar Ministerie nu echt even in stilte zijn werk laten doen. De voorzitter: Dank u wel en veel succes met uw werkbezoek. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Minister Asscher: Voorzitter. Om te beginnen wil ik net als Stef Blok alle maidenspeechers zeer feliciteren en complimenteren met hun prachtige verhalen. Het is leuk om zo'n breed scala aan persoonlijke verhalen te horen, gecombineerd met de heel grote thema's van de politiek en van vandaag. Ik prijs mij gelukkig dat ik straks collega kan zijn van degenen die net zo mooi spraken. Blok heeft het al gezegd, maar ook ik vind het goed om aan te geven hoe heftig, pijnlijk en kwetsend discriminatie kan zijn voor mensen. Soms mondt het uit in geweld, zoals we afgelopen weekend hebben gezien. Ook als dat niet zo is, kan het mensen diep raken. Je ziet dat het vaak wordt gebagatelliseerd door mensen die er zelf geen ervaring mee hebben. Dat moet ons tot waarschuwing zijn. Degenen die het wel overkomt, weten dat het niet te onderschatten is. Het is dus goed en logisch dat ook deze nieuwe Kamer zeer veel belang hecht aan een effectieve bestrijding van discriminatie en ook meteen het debat daarover voert. Daarbij geldt, zoals mevrouw Voortman terecht zei, dat er een voorbeeldrol te spelen is voor iedereen. Niet alleen voor mensen in de politiek, maar voor ieder mens geldt dat hij de kans heeft om een voorbeeldrol te vervullen. Dat houdt in dat je het vermogen hebt om voor andere mensen op te komen, zoals Gijs van Dijk zei, maar ook dat je in de manier waarop je praat, telkens onderscheid maakt tussen mensen die zich slecht gedragen en de groep waartoe ze behoren. Van Dam legde dat mooi uit. Ik was even bang dat hij Volendammers ging stigmatiseren, maar dat was niet bewust het geval. Veel van de vooroordelen zijn onbewust. De voorbeeldrol houdt ook in dat je verschil kunt maken in de manier waarop je mensen tegemoet treedt. Dat neemt niet weg dat het ook van belang blijft om te registreren wanneer er incidenten zijn die wijzen op discriminatie. Ik sluit me wat dat betreft aan bij de woorden van Stef Blok in reactie op het prachtige, deels in het Nederlands uitgesproken betoog van de heer Hiddema. De heer Van Dam vroeg of het klopt dat een aantal gemeenten zich heeft teruggetrokken uit dat stelsel. Dat is niet zo. De minister van Binnenlandse Zaken heeft onlangs een onderzoek afgerond waaruit blijkt dat alle gemeenten wel degelijk een ADV hebben, zij het dat die niet altijd dezelfde vorm hebben of er op dezelfde manier uitzien. Het blijft dus wel van belang dat ze vindbaar zijn. Blijkens onderzoek van collega Plasterk voldoen alle gemeenten echter aan hun wettelijke taak om een meldpunt voor discriminatie ter beschikking te stellen. De heer Van Dam (CDA): Ik ken een situatie waarin de gemeente zich wel heeft teruggetrokken en de eigen ombudsman die functie heeft toebedeeld. Op zich kun je daar wat van zeggen, maar ik betreur dat de deskundigheid die er bij de ADV zit, juist in de keten maar ook inzake het onderwerp, daarmee verloren gaat. Daar doelde ik op; vandaar dat mijn vraag naar voren kwam. Minister Asscher: Oké, dat kan. Het lijkt me dan goed om hierop in te zoomen op het moment dat dit specifieke rapport van de minister van Binnenlandse Zaken ter bespreking voorligt. Dan is ook de vraag aan de orde of het een verantwoordelijkheid is van de lokale gemeenteraad om het gemeentebestuur daarvoor te gispen of dat het een zaak is van ons, de landelijke overheid, om te zeggen dat het stelsel van antidiscriminatieverordeningen meer waarborgen voor de expertise vergt. Dat laatste is natuurlijk wel moeilijk te handhaven, maar ik kan me voorstellen dat die discussie dan wordt gevoerd. De heer Van Dam (CDA): Mijn voornaamste punt was dat inderdaad die informatie dan in dat rapport zit, zodat wij die terechte afweging die u noemt, kunnen maken. Minister Asscher: Prima. De heer Azarkan vroeg of het kabinet bereid is om meer geld aan antidiscriminatiebeleid te besteden. Hierbij moet ik helaas verwijzen naar het antwoord dat collega Blok gaf: wij leven nu in een demissionaire fase. Elders in Den Haag zijn mensen aan het onderhandelen over het vormen van een nieuw kabinet. Dat betekent dat ons nu terughoudendheid past, hoezeer ik ook de wens van de heer Azarkan begrijp en ondersteun. De heer Bouali vraagt om aandacht voor het bespreekbaar maken van lastige taboeonderwerpen, bijvoorbeeld op scholen. Hij noemde daarbij seksuele geaardheid, antisemitisme en moslimdiscriminatie. Het is zeer belangrijk. Vanuit Sociale Zaken en vanuit Onderwijs is de afgelopen jaren geïnvesteerd in methodieken om die gesprekken wél te voeren, bijvoorbeeld in samenwerking met Diversion op een flink aantal scholen. Het is heel belangrijk dat de docenten in hun opleiding de instrumenten krijgen aangereikt om dit soort gesprekken te kunnen voeren. Dat is in het belang van ons allemaal, zeker ook in het belang van de leerlingen, die er in mijn ogen baat bij hebben om op een normale manier over gevoelige onderwerpen het gesprek te kunnen voeren. Blok zei het al: binnen een paar weken is er de aftrap van de campagne "Zet een streep door discriminatie" op scholen. Die campagne richt zich telkens op een andere sector of een andere doelgroep. Het gaat dan specifiek om discriminatie op scholen. Als onderdeel daarvan zullen onder de aandacht worden gebracht instrumenten die er zijn om juist op scholen discriminatie bespreekbaar te maken. Dan gaat het bijna altijd over de gevoelige onderwerpen waar de heer Bouali over sprak. Het is een belangrijk onderwerp waar wij de afgelopen jaren veel aan hebben gedaan. Maar we zijn er nog lang niet klaar mee. We weten allemaal hoe groot de druk nog steeds is in de gemeenschappen en binnen groepen om vanuit vooroordelen te blijven denken, te praten en soms ook te handelen tegen minderheden, wat die minderheden ook zijn. Dat betekent dat ik het op zichzelf eens ben met Jasper van Dijk dat het belangrijk is dat er ook in het mbo aandacht voor dit soort zaken is. Ook daar is het een en ander aan gebeurd, maar wij hebben ook gezien dat in die nieuwe regenboogcoalitie een verdergaande stap wordt aangekondigd. Een flink aantal partijen heeft de plannen onderschreven. Het is spannend om te zien of de formerende partijen daar afspraken over maken en of er, als dat niet zo is, vanuit de Kamer initiatieven toe worden genomen. De Stichting School & Veiligheid ondersteunt scholen die het lastig vinden dit soort onderwerpen te bespreken. Ik kan mij van alles voorstellen bij de wens om dit steviger in te bedden, maar ook daar geldt dat ik er nu, vanuit deze status, geen stappen in kan zetten. De heer Jasper van Dijk (SP): Volledig terecht: de Kamer is aan zet. Dat is een geweldige periode voor een SP-Kamerlid, kan ik u vertellen. Ik zal de Kamer dan ook een voorstel doen om die seksuele voorlichting in het mbo te regelen. Maar dan heb je nog het basisonderwijs en middelbaar onderwijs, waarover u ongetwijfeld contacten hebt met uw collega van OCW. Daar zijn de kerndoelen wél geregeld, maar zijn er niet echt middelen om scholen aan te spreken als ze weigeren om die aangescherpte kerndoelen rond seksuele voorlichting uit te voeren. Wilt u daar eens naar kijken? Hoe kunnen wij die scholen wat steviger aanspreken? Minister Asscher: Het kan best zijn dat de onderwijscollega's een andere interpretatie hebben van de bestaande mogelijkheden. De onderwijsinspectie is natuurlijk wel degelijk bevoegd om te bekijken of scholen op een afdoende mate de kerndoelen onderwijzen. Tegelijk krijgen wij signalen en recent onderzoek waaruit blijkt dat toch nog steeds een aantal scholen moeite heeft met het lesgeven over dit soort onderwerpen. Dan zijn er twee mogelijkheden: onmacht of onwil. Bij onmacht zou mijn houding zijn: help die scholen. Daarvoor zijn best goede methoden. Ongeacht de leerlingpopulatie kan dat best. Zeg niet "zoek het uit" tegen de docent, maar steun hem, geef hem veiligheid, zorg ervoor dat er in de lerarenkamer over gesproken wordt. Als er onwil is, moeten wij onverbiddelijk zijn. Dan moet de inspectie ingrijpen: dat vind ik niet acceptabel. Wij hebben hier in dit huis vastgesteld wat er onderwezen moet worden. Dan dient dat ook te gebeuren. De heer Jasper van Dijk (SP): Alweer ben ik het volledig eens met de minister! Het gaat natuurlijk om de scholen die weigeren om die kerndoelen, die nota bene wettelijk zijn vastgelegd, uit te voeren omdat dat om de een of andere reden voor die scholen niet opportuun zou zijn. Dat mogen wij niet accepteren. Zij hebben de wet uit te voeren. Een school moet taal en rekenen geven. Een school moet ook seksuele voorlichting geven. We zijn het eens, maar we moeten nu volgens mij nog wel nadenken over een goede sanctie. Ook daar zal ik mij in een motie op beraden. Minister Asscher: Heel mooi. Er zitten allerlei mooie elementen in deze fase, onder andere dat de heer Jasper van Dijk en ik het steeds roerend eens zijn. We zullen zien hoelang die fase duurt. Voorzitter. Ik denk dat ik het hierbij even houd voor wat betreft het onderdeel onderwijs, ook al zijn er meer vragen over gesteld. Er was ook een zeer interessant debat over tussen de verschillende partijen, met name de ChristenUnie en de SP. Ik wil me nu even richten op wat meer in de kern van mijn verantwoordelijkheid ligt: de discriminatie op de arbeidsmarkt. Ik denk wel dat het goed is om nog even in te gaan op de woorden van de heer De Graaf. Je hoort hier prachtige betogen van mensen die zich uitspreken tegen discriminatie en racisme. De heer De Graaf begon te zeggen dat hij ook voor artikel 1 van de Grondwet is, maar het duurde misschien vijf seconden voordat hij dat met voeten trad. Ik vind dat heel vreemd. Je hebt een aantal grondrechten in onze Grondwet staan. Artikel 1: het recht op gelijke behandeling. Artikel 6: de vrijheid van godsdienst. Artikel 7: de vrijheid van meningsuiting. Je kunt dus niet zeggen: ik houd me aan de Grondwet maar ik scheur er een aantal artikelen uit, want voor de rest vind ik het een goed boek. De kern van de Grondwet is echt niet alleen gelegen in de manier waarop we onze gemeenteraad kiezen. Dat is ook heel belangrijk, maar het begint niet voor niets met de grondrechten. Het is niet overtuigend, het is niet acceptabel. Sterker nog, je steekt eigenlijk die Grondwet in de fik als je doet wat de heer De Graaf hier doet. Hij zegt: Ik ben tegen discriminatie, maar overigens telt voor mij niet dat moslims gediscrimineerd worden. Voor mij telt niet de geloofsvrijheid voor die grote groep Nederlanders. In die zin vind ik het meer een aanval op de rechtsstaat dan een verdediging ervan. Wat zijn dan de maatregelen die we nemen — een vraag van mevrouw Van Brenk van 50PLUS — om de discriminatie van ouderen op de arbeidsmarkt te bestrijden? Ik heb in de afgelopen periode met de sociale partners samen een actieplan opgesteld: Perspectief voor 50-plussers. Dat was hard nodig, want we zagen en zien — we weten het allemaal van mensen uit onze omgeving — dat 50-plussers het op de arbeidsmarkt veel lastiger hebben dan anderen. Zeker als ze eenmaal hun baan zijn kwijtgeraakt, kost het meer tijd en meer moeite om aan het werk te komen. Dat zit 'm in een aantal dingen. Het zit 'm in gepercipieerde risico's rond ouderen. Werkgevers durven dan eigenlijk niet. Het zit 'm soms ook in het feit dat ouderen heel lang weinig vanuit hun bestaande werkkring aan opleiding hebben gedaan. Ze hebben het solliciteren weer moeten leren et cetera. Het zit 'm vaak ook in vooroordelen over ouderen. Daar proberen we wat aan te doen. Op al die punten zijn maatregelen genomen. Ik noem — daar was 50PLUS bij betrokken — de benoeming van John de Wolf als boegbeeld, als ambassadeur om die vooroordelen weg te nemen. Dat doet hij ontzettend goed. Het leidt tot veel enthousiasme, zowel bij werkgevers als bij werkzoekenden. Vandaar dat ik heb besloten hem te vragen wat langer aan te blijven. Maar we zijn daar nog niet mee klaar. Ook leeftijdsdiscriminatie speelt een rol. Het betekent dat daar waar we generieke maatregelen nemen om 50-plussers meer kansen te geven, we ook kien moeten zijn op het aanpakken van vormen van directe discriminatie op de arbeidsmarkt jegens 50-plussers. Ik zag bij verschillende Kamerleden dat zij in een opsomming terechtkwamen, maar dat is soms niet anders. Het moet namelijk duidelijk gemaakt worden dat alle vormen van discriminatie verwerpelijk zijn, zowel van ouderen en zwangeren als van mensen met een andere achtergrond, geloof of geaardheid. Dat voorkomen blijft — verschillende sprekers wezen daar ook op — natuurlijk verstandiger dan het alleen maar achteraf bestrijden. Vandaar de noodzaak van het wegnemen van die vooroordelen. De heer Bouali (D66): Ik ben er in mijn interventie niet heel specifiek op ingegaan, maar zou de minister een korte appreciatie kunnen geven van de versterking van de inspectie? Zoals ik al aangaf, ben ik net een paar maanden terug in Nederland. Ik schrok van de werkloosheidscijfers: een factor drie bij mensen met een migrantenachtergrond die een hogere opleiding hebben genoten in dit land. Kan hij een heel korte appreciatie geven van de motie die wij destijds hebben ingediend ter versterking van de arbeidsinspectie? Minister Asscher: Ik denk dat het heel goed is geweest dat de Kamer het initiatief heeft genomen om aandacht te geven aan het fenomeen arbeidsmarktdiscriminatie. Dat heeft geleid tot een actieplan. Daarmee hebben we het probleem niet opgelost, maar het is ambitieus en we werken er hard aan. Ook heeft het initiatief ertoe geleid dat hier specifiek aandacht voor is, namelijk met het team arbeidsdiscriminatie binnen de inspectie. Ik moet heel eerlijk bekennen dat ik daar aanvankelijk twijfels over had, omdat de inspectie nu eenmaal niet op individuele gevallen kan ingaan. Als je te maken hebt met discriminatie, dan heb je er vaak behoefte aan dat je klacht gehoord wordt en dat je je recht krijgt. Daarvoor hebben we het College voor de Rechten van de Mens en de rechter. Nu het team bezig is, zie ik dat het belangrijk is. Het richt zich op preventie. Het controleert of bedrijven voldoende effectief beleid hebben om discriminatie en ook pesten, seksuele intimidatie en een onveilige werksfeer tegen te gaan. Sinds het team er is, is gebleken dat heel veel bedrijven, zich soms helemaal niet bewust van hun verplichtingen, dat beleid niet hebben. Dat leidt tot herhaalbezoeken. Bovendien hebben we inmiddels geïnvesteerd in betere voorlichting over de verplichtingen die ieder bedrijf heeft om er wat aan te doen. Mijn reflectie daarop is dat het een heel goede toevoeging is, dat het belangrijk werk is en dat het nooit het andere kan vervangen. Er blijven individuele gevallen waaraan recht moet worden gedaan, maar het draagt wel bij aan een veilige werksfeer waarin men verschoond blijft van discriminatie. De heer Azarkan (DENK): Ik dank de minister voor een deel van de beantwoording. Op dit specifieke punt gaf hij aan zelf eigenlijk niet zo veel te zien in een uitbreiding. Kan hij aangeven wat de capaciteit op dit moment is? Als het team zo goed werkt, is hij dan bereid om dat uit te breiden? Minister Asscher: Ik ging even terug in de geschiedenis van die discussie. Inmiddels ben ik een warm voorstander van dat team, maar er is een discussie geweest in de Kamer, waarin ik mij toen heb laten overtuigen van de noodzaak van zo'n specifiek team. Inmiddels is het er en denk ik dat het heel goed is. Ik ben ook een groot voorstander van uitbreiding van de capaciteit van de inspectie, wat mij betreft met 100 fte. Dan kun je inzetten op alle belangrijke doelen, of het nu gaat om uitbuiting, het tegengaan van discriminatie of veilig werk. We zien een enorme toename van het aantal ongevallen. Bijvoorbeeld in de bouw kun je sterker zijn. Helaas geldt wel — ik moet niet in herhaling vallen — dat dat op dit moment op een tafel ligt hier vlakbij. Ik kan nu niet beslissen over zo'n uitbreiding, maar op zichzelf zou ik er een warm voorstander van zijn. De voorzitter: Gaat u verder. Minister Asscher: Ik was net gekomen bij een vraag van de heer Azarkan. Hij haalde terecht het onderzoek aan naar uitzendbureaus in en om Amsterdam. Dat had vrij schokkende uitkomsten: evident discriminerende verzoeken werden ingewilligd. Dat laat maar weer zien hoe breed verspreid het fenomeen is. Ik zag vanochtend een voorbeeld op de sociale media waarvan ik niet zeker weet of het waar is; als het niet waar is, is het in ieder geval een prachtig voorbeeld. Iemand vraagt aan een autoverkoper wie de vorige eigenaar is, want hij wil zeker weten dat het geen Turkenauto is. De verkoper geeft aan dat de vorige eigenaar een Nederlandse homo was en vraagt of hij daar misschien ook moeite mee heeft. Overigens is de eigenaar van het autobedrijf zelf van Turkse afkomst. Het eindigt ermee dat hij degene die dit discriminerende verzoek doet op een taalfout wijst. Dat was een prachtige en briljante reactie, maar er zit natuurlijk een trieste werkelijkheid achter. Zoals het onderzoek naar de uitzendbureaus ook aantoonde, is de alledaagsheid van discriminatie helaas op heel veel plekken zichtbaar en hebben mensen daar last van. In 2015 is in opdracht van mijn departement onderzoek gedaan naar discriminatie in de werving- en selectiefase, want daar gaat het natuurlijk over in het voorbeeld van de uitzendbureaus. Uit de resultaten bleek dat een Nederlander met een migrantenachtergrond de helft minder kansen heeft om benaderd te worden voor een baan dan een Nederlander die die achtergrond niet heeft. Ook de kans van ouderen was aanzienlijk kleiner. Ook andere onderzoeken wijzen daarop. Het laat zien dat het van belang is om juist hier in de toekomst op in te zetten. We hebben daar een flink aantal acties op lopen. Die moeten hun effect hebben. Ik noem onder andere het diversiteitscharter, maar ook het besluit om geen zaken te doen met discriminerende bedrijven en de campagnes die daarvoor zijn. En ja, het lijkt me heel goed om dit soort onderzoeken — want dat was de vraag van de heer Azarkan — om de zoveel tijd te herhalen, zodat je kunt zien of er verbetering is of juist dat de maatregelen niet hebben gewerkt. De heer Azarkan (DENK): Toch een enigszins mager antwoord voor dit veelkoppige probleem. Het blijkt namelijk dat die zestien uitzendbureaus niet alleen ermee instemden om de Marokkanen en de Turken uit te filteren, maar ook dat ze aangaven dat ze deze vraag best wel vaak kregen van bedrijven die zaken wilden doen met ze. Ik wil de minister toch vragen om te kijken wat hij hier echt aan zou kunnen doen. Want als we gaan wachten op het volgende onderzoek, zijn we weer verbaasd en dan hebben we hier weer een debat. Wat kunnen we hier nou echt aan doen? Minister Asscher: We hebben daar Kamervragen over beantwoord eind vorige maand. In dit geval was het een mooie actie van een jonge club activisten, maar het lastige is dat die niet heeft geleid tot aangiftes. Dat is natuurlijk wel nodig, wil je verdergaande maatregelen nemen. Daar ben ik op zichzelf voor. Ik sluit me wat dat betreft aan bij wat de minister van Veiligheid en Justitie daarover zei. Het is niet alleen nodig om onderzoek te doen, maar ook om mensen op te roepen om, als dit soort gevallen zich voordoen, daar aangifte van te doen. Dan kun je ook wat doen. Daarmee kun je een voorbeeld stellen. Ik denk dat dat zou helpen. De heer Azarkan (DENK): Is de minister ook bereid om met de Algemene Bond Uitzendondernemingen in gesprek te gaan? Want ook daar kun je natuurlijk nog veel verder gaan dan het alleen op papier zetten. We moeten partijen die echt de wet overtreden en dit soort schadelijke praktijken nastreven, uit die bond gooien. Minister Asscher: Zeker. Ik heb er ook verschillende keren met de bond over gesproken. Het is inderdaad niet de eerste keer dat uitzendbureaus wat dat betreft in het kwade daglicht komen. Overigens blijkt dat de uitzendbureaus die lid zijn van de ABU, het wel netjes deden. Het waren andere uitzendbureaus. Maar dat is geen enkel excuus. Het blijft van belang dat, zeker waar gebruik wordt gemaakt van de certificaten, die ook aantrekkelijk zijn voor uitzendbureaus, helder is dat je je aan de wet en de regels moet houden, inclusief deze heel belangrijke wetgeving die je verbiedt te discrimineren. Dus ja, ik heb erover gesproken met de bond. Ze zijn het ook met mij eens. Ik zal niet nalaten dat te blijven benadrukken. Dat ben ik eens met de heer Azarkan. De heer De Graaf (PVV): Dank aan de minister voor zijn antwoorden tot zover. Ik heb nog wel een vraag erbij. We hebben het over arbeidsmarktdiscriminatie en dergelijke. Als ik het goed heb begrepen, en dan zou ik daar graag een bevestiging van krijgen van de minister, is hij ertegen dat mensen op basis van hun huidskleur voor een bepaalde baan worden gekozen. Dat klopt toch? Minister Asscher: Ik ben tegen alle vormen van discriminatie zoals de wet die beschrijft. De heer De Graaf (PVV): Oké. Wat vindt de minister dan van wethouder Baldewsingh hier in Den Haag die aan heeft gegeven het stadhuis te willen "ontwitten" — daarmee bedoelt hij dat er te veel blanke mensen werken op het stadhuis en te weinig mensen van kleur — en dat hij ook daadwerkelijk uitvoering geeft aan die wens? Dat is toch keihard racisme? Minister Asscher: Het is toegestaan om diversiteitsbeleid te voeren. Als je zegt "er zijn hier te weinig mannen van middelbare leeftijd met de achtergrond van de heer De Graaf", kun je beleid voeren om zulke mensen de kans te geven om ook te solliciteren. Dat maakt de organisatie diverser. Het is niet toegestaan om mensen anders te behandelen of te ontslaan vanwege hun achtergrond, hun geloof of hun opvattingen. De heer De Graaf (PVV): Dat is nou precies wat er aan de hand is op het stadhuis hier in Den Haag. De wethouder, een PvdA-wethouder nota bene, heeft gezegd: ik wil het stadhuis ontwitten. Dus hij heeft het letterlijk over kleur. Hij gaat mensen aannemen op basis van kleur. Daar moet de minister toch afstand van nemen? Het zou hem sieren als hij dat doet. Minister Asscher: Iedereen in Nederland moet zich aan de wet houden, de heer De Graaf en de heer Baldewsingh ook. Een wethouder heeft het ook in de naam zitten. Dat betekent dat ook het diversiteitsbeleid van de gemeente Den Haag zal moeten voldoen aan de wettelijke regels. Als dat niet zo zou zijn — die conclusie lijkt mij nu voorbarig — dan moeten mensen daar melding van maken en aangifte doen, en dan zal er een correctie volgen. Maar als je als PVV in de fractieondersteuning representatief en divers personeelsbeleid wilt voeren, is dat iets anders dan mensen discrimineren op basis van afkomst. Het eerste mag wel. Het tweede mag niet. Mevrouw Voortman en de heer Gijs van Dijk hebben een vraag gesteld over het takenpakket en de bevoegdheden van de Inspectie SZW. Ik ben daar terughoudend in omdat er in ons stelsel bewust voor gekozen is dat de inspectie niet op individuele gevallen ingaat. Dat betekent dat het inzetten van loksollicitanten et cetera niet op de weg ligt van de Arbeidsinspectie. Dat is niet een van de mogelijkheden en bevoegdheden die zij procesrechtelijk tot haar beschikking heeft. De inspectie gaat ook niet proefgiflozingen doen of op die manier bedrijven proberen op de vingers te tikken. Nee, zij heeft duidelijk ingekaderde bevoegdheden vanuit de wetgeving waar zij de naleving van controleert. Daar moet zij zich ook aan houden. Dit past veel meer bij het strafprocesrechtelijke element. Als je in het kader van het strafrecht aan de gang gaat, dan zijn er, natuurlijk weer onder strikte voorwaarden, mogelijkheden om te bekijken wanneer mensen over de schreef gaan. Maar dit past minder bij de manier waarop onze inspectie werkt. Dat is niet alleen maar bedoeld als iets defensiefs. Het is ook een kracht van de Arbeidsinspectie dat zij niet op individuele gevallen let, dat zij wel kan sanctioneren en boetes kan opleggen als bedrijven de fout ingaan en dat zij vooral verantwoordelijk is voor de algemene naleving van de wetgeving op het gebied van de arbeidsmarkt, met name de arbowetgeving. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik kan niet voor de heer Van Dijk spreken, maar ik zei niet dat de Arbeidsinspectie dat moet doen. Het zou ook door andere instanties kunnen gebeuren. Begrijp ik het goed dat de minister zegt dat het wel zou kunnen als het niet door de Arbeidsinspectie gebeurt maar bijvoorbeeld vanuit politie of OM? Minister Asscher: Onder strikte voorwaarden. Die discussie is ouder. Er is wel gesproken over lokhomo's of lokjoden als je wilt kijken of mensen zich te buiten gaan. Het kan niet zomaar. Uitlokking is in het strafrecht vanzelfsprekend geen toegestane methode, maar er zijn omstandigheden denkbaar waaronder dat kan. Dat bevindt zich dan op het domein van Veiligheid en Justitie. Ik dacht dat mevrouw Voortman het aan mij vroeg. Dan denk ik automatisch aan de Arbeidsinspectie. Dan kan het in ieder geval niet. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dat is helder. Ik had daarnaast ook een vraag gesteld over de resultaten van het diversiteitscharter. Ik hoop dat de minister daar nog aan toekomt. Minister Asscher: Ja, zeker. De heer Gijs van Dijk (PvdA): Ik doelde erop dat de Inspectie SZW onderzoek doet op het moment dat er structureel gepest wordt bij een bedrijf of er sprake is van structurele discriminatie. Dan doet de Inspectie SZW onderzoek en concludeert zij of dat aan de hand is of niet. Heel veel jonge mensen in Nederland solliciteren zich suf vanwege hun achternaam en komen niet aan het werk. Ik bedoelde in mijn eerste termijn te vragen: zijn er mogelijkheden voor de minister om via de inspectie of anderszins bedrijven te laten onderzoeken die dat structureel doen bij werving en selectie, en om een bedrijf daar wellicht ook op aan te spreken? Dat was mijn concrete vraag. Minister Asscher: Dan wordt het weer iets lastiger. De inspectie kan handhaven bij het niet aanwezig zijn van afdoende beleid om discriminatie, seksuele intimidatie en pesten tegen te gaan. Dat is weer iets anders dan de mogelijkheid om een bedrijf individueel te sanctioneren als er bijvoorbeeld wordt onderbetaald. Ik wil jongeren ertoe oproepen om melding te doen en een klacht in te dienen als ze bijvoorbeeld worden misbruikt onder het mom van stage terwijl ze eigenlijk gewoon werk doen. Daar kun je meteen individueel vanuit de inspectie wat aan doen. Dan kan er een boete opgelegd worden. Dat is iets complexer bij discriminatie. Desalniettemin zou het goed zijn als wij dat soort meldingen zo veel mogelijk clusteren. Zo beluister ik ook de oproep van de heer Gijs van Dijk. Dan kun je namelijk kijken wat er aan de hand is. Ik ben ook een voorstander van naming-and-shaming. Op het moment dat bedrijven over de schreef gaan, is het goed als consumenten en klanten dat weten. In die zin ben ik het met hem eens. Tegelijkertijd moet ik er opnieuw op wijzen dat de mogelijkheden van de Arbeidsinspectie op dit punt en in dit domein nu eenmaal heel beperkt zijn door de manier waarop de inspectie in ons stelsel haar werk doet. De voorzitter: Gaat u verder. Minister Asscher: De heer Van Dam juicht toe dat er ook goede voorbeelden worden genoemd bij het tegengaan van discriminatie en racisme. Ik ben dat met hem eens. Daarmee moeten we zeker doorgaan. Laat ik meteen de vraag van mevrouw Voortman over het diversiteitscharter beantwoorden. Ben ik daar tevreden mee en wat zijn de resultaten? Ik ben er heel blij mee. Het heeft tot doel om de positieve kanten te stimuleren, de bedrijven die juist heel veel doen aan het tegengaan van discriminatie en het bevorderen van diversiteit. De bedrijven en organisaties die meedoen, leggen de lat voor zichzelf steeds hoger. Ze doen de belofte om er meer aan te doen. Het wordt meetbaar gemaakt. Dat is stimulerend en werkt goed. Bovendien praten ze er met elkaar over. Het is voor een bedrijf natuurlijk veel fijner om aangesproken te worden op wat het goed doet en op wat anderen goed doen dan om altijd maar in het beklaagdenbankje te zitten. Veel bedrijven zitten juist heel positief in de wedstrijd en willen ideeën en tips krijgen over de manier waarop ze dit kunnen aanpakken. Soms is er sprake van onvermogen of verlegenheid omdat men niet weet hoe men dit moet vormgeven. Daar doet dit charter wat aan. Het is wat mij betreft een heel krachtig instrument. Ruim 80 organisaties, zowel publiek als privaat, zijn erbij aangesloten. Het leidt tot heel concrete verbeteringen binnen organisaties. Ik zou het heel goed vinden als dit wordt doorgezet en de kans krijgt om verder te groeien. De heer Bouali vroeg wat het kabinet doet om zwangerschapsdiscriminatie tegen te gaan. Ik heb zeer onlangs het Actieplan zwangerschapsdiscriminatie naar de Kamer gestuurd. Dat plan bevat dertien nieuwe maatregelen om iets extra's te doen om zwangerschapsdiscriminatie tegen te gaan. Het is gericht op handhaving, kennis en bewustwording, maar ook op melding en registratie. Op dit punt is er de gerichte inzet van het team arbeidsdiscriminatie, waarover we het net hadden, en is er sprake van gerichte en persoonlijke voorlichting aan vrouwen, onder andere via de GGD en de verloskundigenorganisaties, zodat zij worden gewezen op hun rechten op het moment dat ze in verwachting zijn. Er wordt ook extra aandacht besteed aan het belang van melden, onder andere via sociale media. We gaan daar de komende tijd mee aan de gang. In het nationaal actieplan van volgend jaar kan ik melden wat de voortgang is van deze maatregelen, maar dit onderwerp heeft dus zeker onze aandacht. Het College voor de Rechten van de Mens heeft hierover een halfjaar geleden een zorgelijke rapportage uitgebracht. Mevrouw Van Brenk vroeg hoe het kan dat leeftijdsdiscriminatie niet apart wordt genoemd in de voortgangsrapportage. In de brief worden maar een paar voorbeelden genoemd, maar in de bijlage worden wel degelijk alle vormen, en dus ook de acties rondom leeftijdsdiscriminatie, genoemd. Er wordt ook verwezen naar de voortgangsrapportage over het actieplan, die onlangs naar de Kamer is gestuurd. Volgend jaar zullen beide rapportages worden samengevoegd, zodat niemand het gevoel kan hebben dat er wel aandacht aan het een, maar niet aan het ander wordt besteed en zodat we meteen een compleet beeld hebben. Zou dit onderwerp ook in de Grondwet moeten staan? Er staat nu in dat discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of welke grond dan ook niet is toegestaan. Er ligt een initiatiefwetsvoorstel in de Kamer om het aantal expliciet genoemde gronden uit te breiden. Ook dit behoort tot het domein waarover de verschillende politieke partijen zich voor de verkiezingen hebben uitgesproken. We moeten nu bekijken of dit vanuit een Kamerinitiatief dan wel vanuit een nieuw te vormen kabinet vorm krijgt. Voor het voornemen om de gronden in artikel 1 uit te breiden, voel ik grote sympathie, maar ik kan er als demissionair minister niet echt op reageren. Het is echt aan een nieuw kabinet om een standpunt te bepalen ten aanzien van dit vraagstuk. Daarmee ben ik gekomen aan het einde van mijn eerste termijn. Ik dank u zeer. De voorzitter: Dank u wel. Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is niet bij iedereen het geval. Ik geef als eerste het woord aan de heer Gijs van Dijk, die spreekt namens de PvdA. We hanteren een spreektijd van één minuut en twintig seconden, inclusief het indienen van moties als dat nodig is. De heer Gijs van Dijk (PvdA): Voorzitter. Allereerst wil ik minister Asscher en minister Blok danken voor hun antwoorden op alle vragen en opmerkingen. Dit is een ongelofelijk belangrijk debat, niet alleen voor ons als politiek, maar vooral voor heel veel mensen in Nederland die dagelijks te maken hebben met discriminatie op wat voor grond dan ook. We zitten op dit moment met een demissionair kabinet. Dat hebben we ook een paar keer van de demissionaire ministers gehoord. We kunnen op dit moment dus weinig extra plannen en extra financiering met elkaar afspreken. Er liggen moties van andere collega's. Daar zal ik naar kijken. Ik wil hier vooral duidelijk maken dat de komende tijd een demissionaire tijd zal zijn, maar dat het aan ons als Kamer is om met goede initiatieven te komen als het gaat om het bestrijden van discriminatie. Dat kan het verschil maken voor heel veel mensen in Nederland. Dat moeten we dus blijven proberen en dat zullen wij in ieder geval ook blijven doen. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat wij een brief hebben, waarin wij een voorstel doen aan de formerende partijen op dit moment, voor hoe je discriminatie verder zou kunnen aanpakken. Die brief hebben wij inmiddels naar de informateur gestuurd. Ik zie uit naar de samenwerking en de initiatieven voor de komende tijd op dit belangrijke onderwerp voor al die mensen in Nederland. De voorzitter: De heer Bouali ziet af van het woord. Het woord is dan aan mevrouw Voortman namens GroenLinks. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank beide bewindspersonen voor hun inbreng. Zij hebben aangegeven welke stappen er tot nu toe gezet zijn en dat het voor een deel een kwestie is van uitrollen en in de praktijk brengen. Als het gaat om echt concrete voorstellen, zie ik echter wel dat daar niet altijd van wordt gezegd: zo pakken we dat aan. Er wordt bijvoorbeeld beaamd dat we ervoor moeten zorgen dat het doen van aangifte wordt bevorderd en dat onbewuste discriminatie wordt tegengegaan. Ik noemde het voorbeeld van etnisch profileren. De minister legt dan uit waarom hij niet voor stopformulieren is, maar wat dat wel? Ik zit niet vast aan een specifiek middel, maar ik zou wel graag willen weten wat we dan wel kunnen doen. Ik krijg hier graag een reactie op. Ik ben blij met wat de minister van Sociale Zaken heeft aangegeven over de diversiteitscharter, namelijk dat daarmee beloftes meetbaar worden gemaakt. Je kunt dan als werkgever goed zien of je echt doet wat je belooft. Veel werkgevers denken volgens mij namelijk oprecht dat ze niet discrimineren en deze charter kan dan wellicht de ogen openen dat het wel gebeurt. De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor de welwillende beantwoording. Die welwillendheid wil ik op twee punten graag markeren, zeker gezien de demissionaire status van het kabinet en het schemergebied tussen het ene en het volgende kabinet. Ik heb twee moties. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat in Duitsland aan een boetewet wordt gewerkt om socialmediabedrijven te dwingen duidelijke meldingsprocedures in te richten en snel actie te ondernemen tegen strafbare gedragingen of uitingen op hun platforms, zoals discriminatie; verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre een dergelijke wet naar Duits model in Nederland haalbaar en gewenst is, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 108 (30950). De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat strafrechtelijke vervolging van discriminatie van belang is voor de signaalwerking naar de samenleving, genoegdoening van het slachtoffer en voorkoming van recidive; overwegende dat het aan het rechtsherstel kan bijdragen indien een deel van de straf wordt toegesneden op het discriminatoire karakter van het delict, bijvoorbeeld door een dader daarbij in aanraking te laten komen met de door discriminatie getroffen groep; verzoekt de regering, in overleg met de Raad voor de rechtspraak en vertegenwoordigende organisaties te onderzoeken op welke wijze straffen kunnen worden toegesneden op het discriminatoire karakter van het delict, bijvoorbeeld door het toepassen van een bijzondere voorwaarde of het vormgeven van een op discriminatie toegesneden taakstraf, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 109 (30950). De heer Azarkan (DENK): Voorzitter. Complimenten aan beide bewindslieden voor de beantwoording. Ik zie dat de tijd tikt. Mocht ik een Hiddemaatje doen, namelijk ver over mijn tijd heen gaan, dan hoop ik dat u mij dat kunt vergeven. Ik zal snel zijn. Ik heb een tweetal moties. De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening dat het hardnekkig voorkomen van discriminatie in onze samenleving ons ertoe noopt om op een verantwoorde wijze innovatief te werk te gaan op het gebied van mogelijke effectieve sancties en straffen; constaterende dat uit sociologisch onderzoek blijkt dat contact onder bepaalde voorwaarden leidt tot meer onderling begrip en daarmee tot een afname van vooroordelen; verzoekt de regering, te onderzoeken of en hoe door de overheid gefaciliteerd contact tussen veroordeelde daders van discriminatie en slachtoffers van discriminatie een verantwoorde en effectieve wijze van bestraffing van discriminatie kan zijn, waarbij de deelname van slachtoffers en daders gebaseerd dient te zijn op vrijwilligheid, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 110 (30950). De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat volgens onderzoek van het SCP ongeveer een kwart van de Nederlandse bevolking aangeeft discriminatie te hebben ervaren; tevens constaterende dat het College voor de Rechten van de Mens aangeeft in het afgelopen jaar bijna duizend meer meldingen van discriminatie te hebben ontvangen dan het jaar daarvoor; voorts constaterende dat discriminatie ertoe leidt dat heel veel mensen niet in staat zijn om hun talenten te ontplooien, carrière te maken of anderszins op te klimmen op de sociale ladder; spreekt uit als wens dat in het nieuwe regeerakkoord een stevig pakket aan maatregelen dient te worden opgenomen om discriminatie te bestrijden, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 111 (30950). De heer Azarkan (DENK): Tien seconden later! De voorzitter: De heer Hiddema houdt zijn status aparte. De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Het is wel knap als je al na één debat een verschijnsel op je naam kunt krijgen: een Hiddemaatje. De voorzitter: Mooi hè? De heer Jasper van Dijk (SP): Ik hoop niet dat onder de definitie van die term gaat vallen: in eerste termijn een gloedvol betoog houden en in tweede termijn niet meer aanwezig zijn. Ik had nog zo veel vragen voor de heer Hiddema, maar wie weet komt er nog een nieuwe kans. De voorzitter: Er zijn meer bijeenkomsten in dit gebouw. Het zou zomaar kunnen dat hij ergens anders zit. De heer Jasper van Dijk (SP): Zo is het, voorzitter. Ik heb twee moties in de 56 seconden die mij resten. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat in het Regenboog Stembusakkoord wordt voorgesteld om verplichte lessen over lhbti-acceptatie op het mbo in te voeren; constaterende dat volgens de onderwijsinspectie slechts circa 60% van de mbo-scholen aandacht besteedt aan seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid; verzoekt de regering, een voorstel te doen om verplichte lessen over lhbti-acceptatie op het mbo in te voeren, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 112 (30950). De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening dat voorlichting over seksuele diversiteit bijdraagt aan de bestrijding van discriminatie; overwegende dat de kerndoelen rond seksuele diversiteit al in 2012 zijn aangescherpt; constaterende dat volgens de onderwijsinspectie op ongeveer 80% van de p.o.-, vo- en soscholen aandacht is voor seksuele diversiteit en op 20% dus nog niet; van mening dat alle scholen zich dienen te houden aan de kerndoelen; verzoekt de regering, niet te aarzelen om scholen, die consequent weigeren aandacht te besteden aan seksuele diversiteit, een financiële sanctie op te leggen dan wel bestuurlijk in te grijpen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 113 (30950). De heer Van Dam (CDA): Mevrouw de voorzitter. Ik ben blij dat er over een Hiddemaatje wordt gesproken en niet over een Van Dammetje, want misschien had dat wel eerder aan de beurt kunnen komen. Ik dank beide ministers voor de beantwoording van de vragen. Ik zit zelf met een dilemma en ik hoop het de komende tijd duidelijker te krijgen. Wanneer spreekt de Kamer over discriminatie en racisme? Dat is wanneer zich een incident heeft voorgedaan; terecht dat we er dan over spreken. Dat is dan ongeveer één keer per jaar als het beleid aan de orde komt. Dat beleid is veelomvattend. Ik heb daarvoor veel waardering. Ik vind het niet recht doen aan het beleid dat we er maar één keer over praten. Ik weet niet precies hoe ik me daartoe verhoud, maar ik ga de komende tijd meemaken hoe ik me daartoe verhoud; dat is het dilemma dat ik zie. Een van de zaken waarvoor de CDA-fractie de komende tijd extra aandacht wil vragen, is de vraag hoe er wordt omgegaan met die hogere strafeis. Het aantal gevallen dat daadwerkelijk voor de rechter komt, is zeer klein. Daar zijn goede redenen voor. Maar wordt die dubbele straftoemeting wel toegepast in de gevallen die wel voor de rechter komen? In welke mate gaat de rechter daarin mee? Dat zal een volgende keer nog een speciaal aandachtspunt zijn van de CDA-fractie. De voorzitter: Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius geeft aan geen behoefte te hebben aan een bijdrage in tweede termijn. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS. Mevrouw Van Brenk (50PLUS): Voorzitter. Ik dank de minister voor de toelichting, het actieplan Perspectief voor 50-plussers en de uitbreiding van de termijn van de ouderenambassadeur. Dat vinden wij inderdaad heel goed. Ik wil nog even opmerken dat recentelijk uit een UWV-rapport naar voren kwam dat de kans van een 60-plusser op de arbeidsmarkt 1,2% is. Het is dus nog steeds heel hard nodig. De minister sprak uitnodigende woorden zoals "het initiatief ligt nu bij de Kamer" en "ja, we vinden het tegengaan van alle vormen van discriminatie waarover we vandaag gesproken hebben, hartstikke belangrijk". Onze Grondwet begint met artikel 1. Daarin worden meerdere gronden genoemd, maar het moet duidelijk zijn dat de ene discriminatiegrond niet zwaarder weegt dan de andere. Daar moeten we geen enkele twijfel over laten bestaan. Namens de fractie van 50PLUS dien ik daarom de volgende motie in. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat discriminatie een breed vertakt probleem is in onze maatschappij; verzoekt de regering, door een speciale commissie te laten onderzoeken op welke wijze het verbod op discriminatie op elke denkbare grond het beste in de Grondwet kan worden opgenomen, en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 114 (30950). De voorzitter: Ik kijk even of mevrouw Arissen nog het woord wil voeren in de tweede termijn. Dat is niet het geval. Daarmee zijn we aan het einde van de tweede termijn van de Kamer gekomen. De vergadering wordt van 14.41 uur tot 14.50 uur geschorst. Minister Asscher: Voorzitter. Mevrouw Voortman vroeg wat we dan wel doen tegen etnisch profileren. Allereerst krijgen alle basisteams de komende twee jaar de cursus bewustwording etnisch profileren. Die maakt deel uit van het pakket aan maatregelen uit de brief van 4 oktober 2016. Er is extra geld voor uitgetrokken, er is versterkte aandacht bij de opleiding, er wordt gebruikgemaakt van de politieapp, er is een nieuw handelingskader professioneel selecteren. Dat kader is nu klaar en wordt ingevoerd bij alle teams. Verder is er een betere klachtenprocedure en worden er bodycams ingezet, waarvoor nu een juridisch kader wordt opgesteld, waarover eind mei wordt gerapporteerd. Daarnaast wordt er steeds beter geregistreerd en is er een tweewekelijkse centrale screening op alle discriminatiemeldingen en aangiften. Met andere woorden, er gebeuren — gelukkig — wel degelijk veel andere dingen die ook bij andere debatten aan de orde zijn gekomen. Voordat ik inga op de moties, zeg ik dat de betekenis van de preadvisering nu veel relatiever is dan in een missionaire periode. De Kamer kan zelf prima bepalen wat zij vindt en wil. Als ik een motie ontraad, zal ik er niet van wakker liggen als de Kamer dat advies niet zou volgen. Er zal vooral gekeken worden naar de partijen die nu in die andere kamer zitten, veel meer dan naar wat ik er wel of niet van vind. Ook als ik een motie ontraad, kan de Kamer daar prima zelf wat van vinden. Dat is even een disclaimer, want anders wordt straks opgemerkt dat ik straks misschien voor iets stem terwijl ik dat eerder heb ontraden. Dat is heel normaal. Ik kan er dus best voor zijn als ik daar in de bankjes zit, maar het hoort bij mijn rol als demissionair minister dat ik niet allerlei nieuwe plannen ga maken. Dat moet straks een nieuwe minister doen. Kortom, ik ontraad de motie-Segers/Van Dam op stuk nr. 108. Ik kan wel zeggen dat collega Blok net heeft toegezegd expliciet te bekijken wat men in Duitsland doet. Hij zal daarover rapporteren aan de Kamer. Dat biedt de gelegenheid om dan alsnog het debat te voeren over de vraag of we in Nederland dan hetzelfde willen, ja of nee. Het oogmerk van de motie van de heer Segers wordt eigenlijk goeddeels ingelost door de toezegging van Blok net. De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb gezegd dat het een markering is van de welwillendheid die ik heb gehoord. Er moet onderzocht worden of het haalbaar en wenselijk is. Dat is heel vrijblijvend. Ik zou zeggen: laat het dan aan het oordeel van de Kamer. De Kamer kan dan zelf bepalen of zij dat een goed idee vindt. Minister Blok heeft gezegd daar best naar te willen kijken. Minister Asscher: Ik ben het zeer met Segers eens; daar heb ik vaker last van. Het zit hem even in de formulering "verzoekt de regering, te onderzoeken (...)". Het punt is meestal dat als je de regering verzoekt om iets te onderzoeken, zij een onderzoeksbureau aanstelt en daarvoor geld uittrekt, waarna er een onderzoek komt. Met de woorden die de heer Segers nu gebruikt, om ernaar te kijken, ben ik het natuurlijk zeer eens. Dan maak ik er "oordeel Kamer" van. De heer Segers (ChristenUnie): Laten we het dan op die manier doen. Minister Blok kan er zelfstandig naar kijken en hij, of zijn opvolger, schrijft er op een goed moment een brief over. Dan horen we er meer over. Minister Asscher: Prima. Wat ik net formuleerde, was alleen de uitzondering op de regel, want de motie-Segers/Van Brenk op stuk nr. 109 ontraad ik wel degelijk. Het is echt aan een nieuw kabinet om te bekijken hoe met het toesnijden van straffen moet worden omgegaan. In de motie-Azarkan op stuk nr. 110 wordt de regering verzocht om te onderzoeken of er contact tussen veroordeelde daders en slachtoffers kan zijn. Als we dit moeten zien als onderdeel van de straf — hierbij kijk ik even naar de heer Azarkan — kan dit niet en vergt dit een wetswijziging, waarbij ik moet verwijzen naar de formatietafel. Maar er zijn nu ook al mogelijkheden om dit via de ADV's te doen. Op zichzelf is dit wel heel goed. De heer Azarkan heeft terecht onderzoek geciteerd waaruit blijkt dat dit tot gedragsverandering kan leiden. Als ik de motie zo mag opvatten, is deze ondersteuning van beleid. De heer Azarkan knikte, voorzitter. De voorzitter: Dat heb ik ook gezien. Minister Asscher: In de motie-Azarkan op stuk nr. 111 wordt niks aan de regering gevraagd, maar spreekt de Kamer iets uit. Het is dan ook aan de Kamer om daarover te oordelen. De motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 112 gaat over de verplichte lessen. We hebben het erover gehad, zeg ik tegen de heer Van Dijk. Demissionair kan ik er niks meer mee, maar we wachten af wat de Kamer zegt. Formeel moet ik de motie ontraden. In de motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 113 wordt de regering verzocht, niet te aarzelen om scholen die consequent weigeren aandacht te besteden aan seksuele diversiteit, een financiële sanctie op te leggen dan wel bestuurlijk in te grijpen. Dat is ondersteuning van beleid, tenzij de heer Jasper van Dijk zou willen dat het beleid wordt gewijzigd. In dat geval moet ik de motie namelijk ontraden. De heer Jasper van Dijk (SP): Ik neem hier een tussenpositie in. De inspectie heeft inderdaad die middelen wel; daar heeft de minister gelijk in. Het punt is alleen dat we moeten vaststellen dat ze tot nu toe nog niet zijn ingezet. Vandaar dat deze motie een steun in de rug is, om het beleid toe te passen dat er inderdaad is. Minister Asscher: Dat valt helemaal in het eerste bakje. Dat is absoluut ondersteuning van beleid. Het kabinet, hoe demissionair dan ook, voelt zich opnieuw zeer gesteund door de heer Jasper van Dijk. De motie op stuk nr. 114, waarin de regering wordt verzocht een speciale commissie onderzoek te laten doen, ontraad ik. Er ligt natuurlijk een initiatief vanuit de Kamer. Dat zal vanzelf zijn vervolg krijgen; dus niet getreurd. Het onderwerp krijgt ook heel veel steun van verschillende politieke partijen. Ik kan nu echter niet een speciale commissie instellen om dat te gaan doen. Om die reden ontraad ik de motie dus, maar het onderwerp staat op de agenda en blijft op de agenda staan. De voorzitter: Dank u wel. De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Sluiting