bijgevoegd document(DOC)

advertisement
Discriminatie en racisme in Nederland
Aan de orde is het debat over discriminatie en racisme in Nederland.
De voorzitter:
Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Veiligheid en
Justitie van harte welkom. Vandaag gaan zeven Kamerleden hun maidenspeech houden. Ik
wil na twee Kamerleden even schorsen voor de felicitaties. Dan kunnen de fractieleden en
de collega's hen feliciteren. We doen het in categorieën; laat ik het zo zeggen.
Ik begin met de heer Gijs van Dijk namens de PvdA-fractie. Voor de goede orde: bij een
maidenspeech mag niet geïnterrumpeerd worden.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Heerlijk!
De voorzitter:
Ook voor mij!
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Ik moet een bekentenis doen. Ik ben van nature nogal ongehoorzaam. Ik heb mij
namelijk nooit neergelegd bij onrecht, als de een als minder gezien wordt dan de ander.
Vroeger leverde dat mij nog weleens een bloedneus op, als ik op het schoolplein als
brugklasser voor de nog kleinere bruggers probeerde op te komen. Maar met tijd kwam
wijsheid en zag ik dat ik onrecht beter kon bestrijden door samen met mensen op te komen
voor gelijke kansen. Dat heb ik gedaan, eerst in het onderwijs en daarna bij de FNV, want
iedereen hoort erbij en moet mee kunnen doen. Ik heb zelf ook heel persoonlijk ervaren hoe
belangrijk dat is, wat er gebeurde toen in mijn gezin een inkomen volledig wegviel door
ziekte en er niets verzekerd was omdat het onbetaalbaar is voor zzp'ers om zich te
verzekeren. Dan valt iedere basis, iedere vaste grond onder je weg. Wij hebben alleen de
vrijheid om echt iets van ons leven te maken als we vaste grond onder de voeten hebben,
als de basis zeker is. Dan hebben we de vrijheid om echt te zijn wie we zijn en ons ten volle
te ontplooien, maar die vaste grond is er voor te veel mensen niet.
Hoe vaak staan wij allen stil bij de vrijheden die wij hier kennen? Elke dag? Een keer per
week? Maandelijks? De vrijheid om je leven zelf in te richten, een gezin te stichten. De
vrijheid om alles te kunnen zeggen. De vrijheid om een school te kiezen. De vrijheid om je
eigen partner te kiezen. De vrijheid om te geloven in niets, in iets of in een god. De vrijheid
om altijd veilig over straat te kunnen gaan, ook hand in hand.
Maar vrijheid betekent weinig zonder zekerheid, de zekerheid van werk, van een inkomen.
Je moet erop kunnen vertrouwen dat je naar een dokter kunt gaan als je ziek wordt. Dat je
beschermd wordt wanneer je het even moeilijk hebt. De zekerheid van een veilige omgeving
thuis, maar ook op straat. En de zekerheid dat je alles kunt worden, wat je ook gelooft en
waar je ook vandaan komt. Je bent pas echt vrij als je die zekerheid hebt in je leven, als je in
staat bent om jezelf te ontwikkelen en jezelf te kunnen zijn. Een samenleving met vrijheid
zonder zekerheid kent geen echte gelijkheid.
Dat brengt mij op discriminatie, een van die hardnekkige problemen die onze vrijheden
bedreigen. Discriminatie zit helaas in alle geledingen van onze samenleving. Onlangs
werden wij weer opgeschrikt door de gebeurtenissen in Arnhem. Het moet overal veilig zijn
om rond te kunnen lopen als vrouw, met een andere huidskleur of met een andere seksuele
voorkeur.
Discriminatie verbannen wij niet door een enkele wet. Dat kan alleen door een alomvattende
aanpak, zoals mijn voorganger Marcouch al voorstelde: op school, bij de politie, in de
rechtszaal en in de opvoeding. Voor dit debat heb ik daarom een aantal vragen. Kan minister
Blok toelichten hoe het staat met de uitvoering van de motie-Marcouch voor een integrale
aanpak van discriminatie (34550-VI, nr. 55)? Om de informateur alvast te helpen heb ik een
tekst gemaakt voor een toekomstig regeerakkoord. Voorzitter, die zou ik graag aan u willen
aanbieden met het verzoek die door te geleiden naar de informateur.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het
Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der StatenGeneraal.)
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Onder andere het COC pleit voor hogere straffen bij discriminerend geweld. De Partij van de
Arbeid steunt dit. Kan minister Blok hierop reageren? Wat gaat de minister doen in
afwachting van de behandeling van onze initiatiefwet voor het strafbaar stellen van seksuele
intimidatie op straat, zodat iedere vrouw veilig over straat kan zonder nagesist, nagefloten of
beschimpt te worden?
Tot slot heb ik een vraag aan minister Asscher. Ook op de werkvloer wordt er
gediscrimineerd, of dat nou is vanwege je achternaam, leeftijd of seksuele voorkeur. Door
het aannamebeleid van bedrijven worden mensen niet uitgenodigd vanwege hun
achternaam. Hoe kan de minister de Arbeidsinspectie uitrusten om dit tegen te gaan? Graag
krijg ik een reactie van de ministers.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Bouali namens D66.
De heer Bouali (D66):
Voorzitter. Kansen voor iedereen. Dat is waarvoor ik sta. Dat is ook niet toevallig de titel van
het verkiezingsprogramma op basis waarvan ik voor mijn partij, D66, verkozen ben als
Kamerlid. Onze veelkleurige, diverse, open samenleving is een belangrijk deel van onze
cultuur, van onze identiteit. Voor mij en D66 is een open en vrije samenleving altijd een
kracht geweest en dat moet zij vooral blijven.
Dit is een bijzonder debat, ook voor mij persoonlijk. Als ik dan naar u kijk — ik neem u even
als symbool van een grotere groep — dan voorzie ik dat wij de American dream binnenkort
kunnen vervangen door de Dutch dream, of zoals Alexander Pechtold het zo mooi zegt: de
Nederlandse belofte. Nederland het New York van Europa, daar ga ik voor. Discriminatie, die
ook in het hedendaagse Nederland nog hardnekkig aanwezig is, bevechten wij, ook soms
tegen de stroom in. Mensen met een migratieachtergrond, van de eerste, tweede of derde
generatie, horen erbij. Zij zijn Nederlanders. Het is intens treurig dat zij in het Nederland van
2017 nog anders behandeld worden. Daar moet blijvende aandacht voor zijn.
Discriminatie zien wij ook bij de lhbti-gemeenschap. Dat is de afgelopen dagen veel in het
nieuws geweest. Zestien jaar lang heb ik mij als diplomaat in verschillende landen ingezet
voor lhbti-rechten. Dan was ik altijd trots op Nederland, omdat wij het hier zo goed geregeld
hebben. Nu ik weer een aantal maanden terug ben in Nederland schrik ik toch weer. Wat
blijkt? Hand in hand lopen wordt hier als provocatie gezien, in Nederland, in 2017. Wij
hebben veel voor elkaar gekregen, maar de basis — veilig over straat kunnen lopen — is
een thema dat continu aandacht verdient. Dat blijkt maar weer.
D66 staat pal voor de kansen voor iedereen en pal voor de rechten en bescherming van
minderheden. Dat begint bij onderwijs. Maak seksuele diversiteit bespreekbaar, ook bij
groepen die deze van huis uit nog als taboe zien, of dat nou in Amsterdam-Nieuw-West is of
op de Veluwe. Hoewel seksuele diversiteit is opgenomen in het curriculum van middelbare
scholen, zien we dat het vaak nog lastig is om het daadwerkelijk bespreekbaar te maken in
de klas. Dat geldt wat mij betreft ook voor het onderwerp antisemitisme en islamofobie.
Docenten zijn vaak te huiverig om daaraan te beginnen. Kan de minister daar met zijn
collega's naar kijken?
Mijn partijgenoot Boris Dittrich schreef het gisteren al in de Volkskrant: mensen lijken te
denken dat bescherming van de ene minderheidsgroep per definitie ten koste gaat van de
andere minderheidsgroep. Daar gedragen we ons soms naar, ook in dit huis. Voor D66 is het
niet of-of, maar en-en, want de meldingsbereidheid in discriminatiezaken moet gewoon
omhoog. Of het nu gaat om iemand met een Marokkaanse achtergrond die een nachtclub
niet binnenkomt, een homo of een moslima met een hoofddoek die een klap krijgt of om
antisemitische spreekkoren bij een voetbalwedstrijd: meld het. Alleen als discriminatie
gemeld wordt, kan de politie er iets mee, wordt het geregistreerd en kan de strafrechtketen
haar werk doen. Voor D66 is het daarom heel belangrijk dat mensen zich ervan kunnen
verzekeren dat er ook iets met hun melding of aangifte wordt gedaan. Dat betekent meer
capaciteit om te kunnen rechercheren op discriminatiezaken, zodat het OM ook echt met
deze zaken aan de slag kan gaan. Wat heeft de minister gedaan om deze
meldingsbereidheid de afgelopen tijd omhoog te krijgen? Mensen met een
migratieachtergrond en een universitaire graad zijn drie keer zo vaak werkloos als mensen
zonder migratieachtergrond. Dan heb ik het over mensen die hier allen zijn geboren. Ze
hebben moeite met het vinden van stageplekken, ze hebben moeite om gewoon mee te
kunnen doen. Het is ook goed dat op voorstel van D66 de Inspectie SZW meer capaciteit
krijgt om arbeidsmarktdiscriminatie aan te pakken.
Dan is er nog een ander onderwerp dat mij aan het hart gaat: discriminatie van vrouwen op
de arbeidsmarkt. Want we zien ook daar nog altijd dat het aantal vrouwen op topposities
achterblijft en dat vrouwen minder verdienen dan mannen in gelijke functies. Uit onderzoek
van het College voor de Rechten van de Mens blijkt dat bijna de helft van de vrouwen op de
arbeidsmarkt ervaring heeft met discriminatie rondom zwangerschap. Het gaat jaarlijks om
50.000 vrouwen. Is de minister bereid om niet alleen werkgevers, maar ook de vrouwen
beter te informeren over rechten en plichten? Is hij verder bereid, zwaarder op te treden
tegen zwangerschapsdiscriminatie die gelijke kansen voor vrouwen en mannen tegenhoudt?
Wil hij de lagere meldingsbereidheid ook hier wegnemen?
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dan schors ik de vergadering enkele ogenblikken, zodat jullie de collega's kunnen feliciteren.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Voortman, die spreekt namens GroenLinks.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wens de heren Bouali en Van Dijk geluk met hun maidenspeeches. De heer
Van Dijk hield een zeer gepassioneerd betoog over het belang van vrijheid voor allen. Hij
had ook een zeer helder stemgeluid. Ik denk dat daaruit zijn vakbondsachtergrond blijkt, die
ook op dat vlak zeer van pas komt. De heer Bouali viel mij van de week al op door zijn
aimabele uitstraling. Wellicht komt dat door zijn heel andere achtergrond dan die van de heer
Van Dijk, namelijk als voormalig diplomaat. Dat merk je in zijn verhaal. Ik was het ook zeer
eens met wat hij te melden had. Ik wens beide heren veel succes.
Bijna elf maanden geleden vroegen de heer Marcouch en ik dit debat aan naar aanleiding
van een rapport van SPIOR. In dat rapport kwam naar voren dat het probleem van
moslimdiscriminatie veel groter is dan uit de meldingspercentages blijkt. De ongemakkelijke
vraag hoe racistisch Nederland is, lag daarmee op tafel. Deze week kwam de mishandeling
van twee homoseksuele mannen uit Arnhem uitgebreid in het nieuws. Het is weer een triest
voorbeeld van de gevolgen van discriminatie. Ongeacht of discriminatie plaatsvindt op basis
van geloof, seksuele geaardheid, etniciteit, leeftijd of geslacht, elke vorm ervan is
verwerpelijk en onacceptabel. We moeten ons daarom nog steeds hardmaken om
discriminatie te voorkomen en waar nodig te bestraffen, zodat iedereen op gelijke wijze wordt
behandeld. Nederland mag dan van oudsher gezien worden als een tolerant land, het is
duidelijk dat dit ook in Nederland nog lang niet altijd vanzelfsprekend is. Bewust en onbewust
gaan we toch vaak uit van wat nu eenmaal de norm is en hebben we vaak nog allerlei
vooroordelen. Het kan pijnlijk zijn om daarmee geconfronteerd te worden, juist omdat we
vaak niet doorhebben dat we zelf soms ook discrimineren. Toch is het belangrijk dat we dit
proces aangaan en dat we allemaal kritisch naar onszelf kunnen kijken.
Dat er nog veel werk te doen is, blijkt niet alleen uit het SPIOR-rapport. Het rapport van het
Verwey-Jonker Instituut laat bijvoorbeeld zien dat het aantal voorvallen van racisme en
moslimdiscriminatie consequent is toegenomen sinds 2013. Het kabinet reageerde op al
deze berichten met het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie. Het was een goede
eerste stap vol goede ideeën om meer informatie bij scholen, gemeenten en de politie te
krijgen. Maar wat is er nu precies gedaan om de barrières weg te nemen? Er worden
maatregelen ingezet om etnisch profileren te voorkomen, maar er wordt niet gekeken naar
de mogelijkheid om stopformulieren in te zetten. Dat laat precies de voornaamste kritiek op
het actieprogramma zien. Alle genoemde maatregelen zijn wat mij betreft sympathiek en
belangrijk, maar waarom wordt er niet voor gekozen om op zijn minst te onderzoeken of
stopformulieren bij zouden kunnen dragen aan het tegengaan van etnisch profileren?
Hoe wordt er concreet gewerkt om de meldingsbereidheid van slachtoffers te vergroten? Het
feit dat er 1.500 aangiften van antihomogeweld zijn per jaar en maar 9 veroordelingen helpt
daar natuurlijk niet bij. Het geeft de indruk dat aangifte doen niets oplevert. Waar komt het
enorme gat tussen aangiften en veroordelingen vandaan? Wat is er nu precies bereikt op het
gebied van opsporing en vervolging, waarnaar de politie begin 2017 een tweewekelijkse
landelijke screening heeft uitgevoerd?
GroenLinks wil een helder overheidsbeleid tegen discriminatie. Dat betekent meer dan een
handreiking hier en een onderzoek daar. Allereerst moet in het onderwijs aandacht worden
besteed aan diversiteit. Ons koloniaal verleden, de migratiegeschiedenis, diversiteit en
antidiscriminatie moeten onderdeel zijn van de kerndoelen in zowel het basisonderwijs als
het voortgezet onderwijs. Ook op de arbeidsmarkt is er nog veel te winnen. Ook daar valt de
keus toch vaker op iemand die lijkt op degene die de sollicitant aanneemt. Er wordt al
gewerkt aan een gezamenlijk diversiteitscharter en aan een eventuele barometer culturele
diversiteit voor het bedrijfsleven. Wat is het verwachte resultaat van het diversiteitscharter?
En hoe beoordeelt de minister de tot nu toe behaalde resultaten?
Daarnaast moeten werkgevers die zich niet aan de regels houden, worden bestraft, wat
alleen effectief is als arbeidsmarktdiscriminatie ook actief wordt opgespoord door
bijvoorbeeld misterysollicitanten. Is de minister bereid om daarop in te zetten? Opsporing en
vervolging blijven ook een probleem buiten de arbeidsmarkt. Hoe beoordeelt de minister de
maatregelen die op dit moment worden doorgevoerd voor verbeterde opsporing en
vervolging?
Tot slot betekent het ook dat wij ons als politici verantwoordelijk moeten voelen voor de toon
van het maatschappelijk debat, dat wij er in onze eigen uitspraken voor waken geen groepen
weg te zetten en dat we ervoor zorgen dat wij daadwerkelijk een vertegenwoordiging zijn van
alle Nederlanders. Ook daarop hoor ik graag een reactie van de minister.
Discriminatie en racisme moeten worden voorkomen en eventuele daders moeten worden
gestraft, maar politici hebben ook buiten het maken van beleid een cruciale rol op dit gebied.
Onze woorden en daden beïnvloeden het maatschappelijk debat in grote mate. Laten we ook
met die invloed verantwoord omgaan.
De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Laat ik in vetgedrukte hoofdletters beginnen vandaag: de PVV is tegen strafbare
discriminatie, tegen racisme, tegen het oproepen tot geweld en ook tegen geweld zelf.
Bedankt voor het applaus, maar het was een open deur. Het feit dat dit debat gehouden
wordt, heeft in eerste instantie helemaal niet zo veel te maken met racisme en discriminatie.
Dit debat markeert namelijk iets anders en wel het feit dat het streven naar een multiculturele
samenleving een fiasco is. In het multiculturele Utopia zou iedereen gelijk moeten zijn. Maar
nu blijkt steeds meer dat dat niet gaat. Het werkt niet. Het gaat niet. Sterker, hoe meer
massa-immigratie er plaatsvindt in Nederland, hoe meer culturen je bij elkaar zet, hoe meer
grote groepen zich als gekwetste minderheid gaan gedragen.
Daarnaast heeft links Nederland met een al decennia bestaand subsidiecircus iedereen
aangeleerd dat het zijn van een minderheid een aardig verdienmodel kan zijn. Er valt in
Nederland altijd wat te halen. Socialisten en andere weggevers van ons land wijzen de weg
wel. Is het geen gratis geld, dan kun je wel op tv komen door bijvoorbeeld het leed van je
overgrootvader of -moeder uit te melken voor eigen gewin. De enige vereisten zijn het
behoren tot zo'n gekwetste minderheid, het bezit van een goed kwetsmodel en, de sleutel tot
succes, keihard "racisme" of "discriminatie" roepen, ook als daar geen sprake van is.
De identitair gekwetsten in onze maatschappij vinden een bondgenoot in de islam. Ze zijn
verenigd in haat jegens onze superieure Westerse beschaving. Die beschaving moet kapot,
want als de Nederlandse onderdrukker een kopje kleiner is gemaakt, is iedereen gelijk, of
zoiets. Als er één kracht in onze maatschappij te noemen is die discriminatie als
handelsmerk draagt, dan is dat de islam. De islam streeft overal waar ze aanwezig is naar
overheersing en naar onderwerping. Alles moet ondergeschikt gemaakt worden aan de islam
en onderdrukking van alles en iedereen die anders denkt, is standaard het gevolg. Waar de
islam overheerst — kijk de geschiedenis erop na — daar kun je als jood, christen of
homoseksueel hooguit overleven door meer belasting te betalen en je te voegen naar de
regels van de islam. Of je geeft jezelf over en je bekeert je. Andere smaken zijn er niet.
Overal waar de islam domineert, worden joden verdreven en/of uitgemoord. Daarna zijn de
christenen aan de beurt. Er is ook een spreekwoord in de islam: na de zaterdag komt de
zondag. Dat kunt u dan zelf wel invullen. En tot slot zijn de homoseksuelen aan de beurt.
Homo's durven — daarmee zijn we meteen in de actualiteit — in Nederland niet meer hand
in hand over straat te lopen. EenVandaag had daar deze week schrikbarende cijfers over.
Als je als homostel wel hand in hand over straat gaat, kun je een betonschaar in je gezicht
krijgen. Er is ook geen ideologie die zo veel woorden kent die met een k beginnen: k-jood, khomo en ook k-PVV'er. Als discriminatie al een probleem is in Nederland, dan is het
discriminatie vanuit de islam.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
We hebben het hier van de week bij het vragenuur ook al over gehad, maar ik zou nu ook
graag een antwoord van de PVV krijgen. Het komt inderdaad voor dat moslims geweld tegen
homo's gebruiken, maar het komt ook voor dat juist autochtone Nederlanders dat doen. Vindt
de heer De Graaf niet dat we daar ook aandacht voor moeten hebben en dat we elk geweld
tegen homo's, ongeacht door wie het gepleegd is, moeten veroordelen?
De heer De Graaf (PVV):
Ja. Dat is toch een inkoppertje?
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik ben blij dat de heer De Graaf dat zegt, omdat de suggestie in zijn bijdrage is dat het
probleem van de discriminatie van homo's zou zijn opgelost als hier minder moslims zouden
wonen. Dat is natuurlijk niet waar. Homo's worden al jaren gediscrimineerd; dat is al langere
tijd zo en dat was al zo voordat er meer moslims in Nederland woonden. Ik ben dus blij dat
de heer De Graaf nu toegeeft dat homogeweld voorkomt, dat het ook gepleegd wordt door
mensen die geen moslim zijn en dat het een breder probleem is dat niet eenzijdig bij de
islam kan worden gelegd. Dank u wel, mijnheer De Graaf.
De heer De Graaf (PVV):
Leuke debattruc van mevrouw Voortman om mij woorden in de mond te leggen en mij
vervolgens om een ontkenning te vragen en dergelijke. Nee, leg mij nou geen woorden in de
mond. Het is nooit zo geweest dat wij gezegd hebben dat Nederlanders geen
antihomogeweld plegen. Iedereen zegt altijd homogeweld. Nee, het zijn niet de homo's zelf
die geweld plegen, maar de mensen die homo's in elkaar slaan; laten we daar ook duidelijk
over zijn. Daar ben ik nooit schimmig over geweest zoals mevrouw Voortman doet
voorkomen. Val me dus niet aan op die manier, leg me geen woorden in de mond. Dan hoef
ik dit rare verhaal ook niet te houden. Het is toch evident, het is toch duidelijk, het is toch
klaar? Ik doe niets anders dan dat te zeggen.
De heer Segers (ChristenUnie):
De heer De Graaf hekelde de ongelijkheid in islamitische landen. Daarin val ik hem bij. Als
moslims, niet-moslims, christenen en joden, mannen en vrouwen, ongelijk behandeld
worden, waar ook ter wereld, dan is dat verkeerd. Geldt dat zo spiegelbeeldig dat de PVV
staat voor een volledig gelijke behandeling van moslims en niet-moslims in Nederland?
De heer De Graaf (PVV):
We hebben artikel 1 van de Grondwet en daar staan we ook achter. Heel simpel. Mijnheer
Segers weet natuurlijk precies wat er kan gebeuren in de islamitische wereld. Hij heeft zeven
jaar in Caïro gewoond. Dan zou je dus inderdaad de PVV misschien wat meer moeten
steunen in haar anti-islamitische standpunt. En ook dat is weer zo'n dingetje dat we altijd
gezegd hebben: iedereen valt hier onder artikel 1 van de Grondwet. Voor ons is iedereen
gelijk. Het is jammer dat vanuit de islam niet iedereen gelijk is.
De heer Segers (ChristenUnie):
Als er sprake is van ongelijkheid, waar ook ter wereld, dan moeten we die bestrijden. Daarin
val ik de heer De Graaf bij. Andersom, spiegelbeeldig, geldt ook voor ons dat de
godsdienstvrijheid voor christenen geldt, voor joden geldt, voor boeddhisten geldt, maar dat
zij ook voor moslims geldt. Volgens onze Nederlandse Grondwet geldt die vrijheid voor
iedereen. Er wordt met twee maten gemeten. Er is terecht kritiek op buitenlanden waar die
ongelijkheid zichtbaar is, maar, mijnheer De Graaf, dan moet u ook in de spiegel kijken en
naar uw eigen programma kijken. Als u godsdienstvrijheid niet onverdeeld aan iedereen
geeft en onderwijsvrijheid niet onverdeeld aan iedereen geeft, dan hebt u geen recht van
spreken.
De heer De Graaf (PVV):
Grote woorden van de heer Segers van de ChristenUnie. Wat hij nu doet, is het aanspreken
van zijn blinde vlek. Ik blijf het knap vinden dat je, als je zeven jaar in Caïro hebt gewoond,
nog steeds niet ziet dat de islam een ideologie is en dat 4%, 5% daarvan godsdienst of
religie is. Als je 95% van de islam zou kunnen afknippen, zodat er alleen nog godsdienst
overblijft, zou er misschien over te praten vallen. De islam is echter een ideologie en valt
daarmee niet onder de godsdienstvrijheid; zo simpel is het.
De heer Segers (ChristenUnie):
Vrijheid is ongedeeld. Vrijheid geldt voor iedereen. We gaan niet kijken wat iedereen in zijn
hoofd denkt; vrijheid komt iedereen toe. Ik constateer dat u zegt op te komen voor vrijheid en
te strijden tegen ongelijkheid elders. U predikt hier onvrijheid door de vrijheden die wij in
onze Grondwet verankerd hebben, niet onverdeeld aan iedereen te geven. Dat is
buitengewoon teleurstellend.
De heer De Graaf (PVV):
Nee, wat de heer Segers hier doet is zijn eigen christelijke achterban teleurstellen. Dat is wat
er gebeurt. Als je het mooie begrip van de christelijke wederkerigheid "zo gij niet wilt dat het
u geschiedt, doe dat ook een ander niet" weggeeft aan een ideologie die die wederkerigheid
niet in zich heeft en nooit in zich zal hebben, dan ga je uiteindelijk zelf ten onder. Dat is nou
precies waar het scheef gaat. In het debat vlak voor de verkiezingen tussen de heer Wilders
van de PVV en de heer Segers is dat ook heel goed duidelijk geworden. De heer Segers
vertegenwoordigt zijn achterban niet goed. Wij doen dat wel.
De heer Azarkan (DENK):
Ik hoorde aan het begin de heer De Graaf een mooi betoog houden over het ideaal van een
gelijk Nederland waarin niemand gediscrimineerd of uitgesloten wordt. Maar ik vroeg mij af
hoe hij aankijkt tegen de veroordeling van Geert W. in het kader van zijn discriminerende
uitlatingen over "minder Marokkanen".
De voorzitter:
Geert Wilders, bedoelt u?
De heer Azarkan (DENK):
Ja.
De heer De Graaf (PVV):
Begrijp ik goed dat de heer Azarkan inderdaad Geert Wilders bedoelt?
De heer Azarkan (DENK):
Volgens mij heeft de voorzitter dat net gezegd, ja.
De heer De Graaf (PVV):
Oké, maar ik heb de naam nog niet uit uw mond gehoord.
De heer Azarkan (DENK):
Ga uw gang.
De heer De Graaf (PVV):
Prima, dan hebben we dat trucje ook meteen gezien. De hele zaak rondom onze partijleider
Geert Wilders is nog steeds onder de rechter. Er is hoger beroep aangetekend. Het is
natuurlijk, zeker in het parlement, niet altijd netjes om uitspraken te doen over een zaak die
onder de rechter is.
De heer Azarkan (DENK):
U doet al grote uitspraken over zaken in de krant, zoals de twee jongens die hand in hand
liepen en die door een groepje jongens zijn mishandeld. U doet daar al uitspraken over,
terwijl dat nog niet bij de rechter is. Is dat niet inconsequent?
De heer De Graaf (PVV):
Nee, we hebben aan de minister gevraagd of de strafmaat in dit soort gevallen omhoog kan.
De heer Azarkan (DENK):
De heer De Graaf weet al dat de strafmaat omhoog kan?
De heer De Graaf (PVV):
Wij hebben gevraagd of dat kan.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Azarkan geen aanvullende vragen heeft. Gaat u verder, mijnheer De
Graaf.
De heer De Graaf (PVV):
We moeten straatterreur door minderjarig tuig volgens het volwassenrecht bestraffen. Zo
komen we eigenlijk precies bij het punt dat de heer A., of Azarkan, aanstipte. Als de
veroordeelden een dubbele nationaliteit hebben, moeten we hun Nederlandse nationaliteit
afpakken. Nadat we hen langdurig op water en brood hebben gezet, moeten we hen het land
uitzetten. Zijn beide demissionaire bewindslieden daartoe bereid? Ik krijg graag een reactie.
Tot slot: autochtone Nederlanders wordt vaak afgeraden om ergens aangifte van te doen.
Daardoor lijkt de criminaliteit af te nemen. Dat lijkt zo, want de aangiftebereidheid daalt juist.
Voor minderheden die vaak oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteit, zijn er talloze
meldpunten, antidiscriminatiebureaus en de bonus van de aandacht. Dat is de
daadwerkelijke discriminatie die plaatsvindt in Nederland, want de autochtonen, en enkele
hardwerkende allochtonen, betalen ervoor. Wat we moeten doen, is streven naar assimilatie.
Precies dat is nooit gevraagd aan de buitenlanders die hiernaartoe kwamen. Nu zitten we
met de gebakken peren.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Allereerst mijn hartelijke felicitaties voor de collega's Van Dijk en
Bouali met hun maidenspeech; welkom in ons midden!
Een van de indrukwekkendste films die ik ooit heb gezien, is Amazing grace. Dat is een film
over William Wilberforce, een Britse parlementariër die zijn leven lang gestreden heeft tegen
slavernij en slavenhandel. Slechts enkele dagen voor zijn dood was de finale stemming,
werd de slavenhandel afgeschaft en had hij vrucht van zijn werk. De grote drijfveer voor hem
was het geloof dat ieder mens geschapen is naar het beeld van God en dus gelijk en
gelijkwaardig is. Discriminatie en racisme doen afbreuk aan die gelijkwaardigheid en die
gelijkheid van ieder mens. Zij doen ook afbreuk aan vrijheid, vrijheid waarvan ik geloof dat
God die ons allemaal in dezelfde mate geeft: de vrijheid om te geloven en de vrijheid om niet
te geloven, de vrijheid om liberaal te zijn en de vrijheid om socialist te zijn, de vrijheid om
hand in hand over straat te lopen en de vrijheid om celibatair te leven.
Die gelijkwaardigheid en die vrijheid staan op het spel. Ze staan op het spel bij aanvallen op
homo's, bijvoorbeeld afgelopen weekend in Arnhem, een vreselijke gebeurtenis die we
hebben gezien en waarmee wij ons veel bezighouden. Maar ze staan ook op het spel bij
discriminatie vanwege ras, die nog steeds voorkomt en waarover veel aangiften worden
gedaan, zoals we hebben gezien in de verslagen. Ze staan ook op het spel bij verbale
fysieke aanvallen op joden, bij onheuse bejegeningen van moslims, christenen of welke
minderheid dan ook. Wat op het spel staat, is een samenleving waarin je jezelf mag zijn en je
hart kunt laten spreken en waarin je mag zijn wie je bent, binnen de grenzen van de wet.
Er ligt een taak voor ons allemaal om die samenleving open te houden. De eerlijkheid
gebiedt mij om te zeggen dat geloof en religie niet altijd het beste in mensen naar boven
halen, zoals dat in het geval van William Wilberforce wel het geval was, maar soms ook het
slechtste in mensen naar boven halen. Er zijn homo's die zich onveilig voelen in religieuze
kring. Er heeft antisemitisme plaatsgevonden; er was in het verleden in christelijke kring
sprake van antisemitisme. Er is nu in islamitische kring sprake van antisemitisme. Dat is
buitengewoon kwalijk. Daarom ligt er een opdracht voor religieuze en etnische
gemeenschappen om na te gaan hoe veilig zij zelf zijn, hoe vrij zij zijn en in hoeverre zij
aanmoedigen tot naastenliefde.
Dan zijn er ook mooie voorbeelden. Ik noem bijvoorbeeld de reformatorische school De
Driestar in Gouda, waar men, met alle specifieke opvattingen over het huwelijk, zegt: dit
moet een school zijn waar homo's veilig uit de kast kunnen komen en zichzelf kunnen zijn.
Verder hoorde ik van het COC dat de Raad van Marokkaanse Moskeeën contact met het
COC heeft gezocht naar aanleiding van wat er in Arnhem is gebeurd en heeft gevraagd: hoe
kunnen wij met jullie optrekken en hoe kunnen wij jullie helpen? Dat zijn mooie signalen. Ik
heb gesproken met rabbijn Lody van de Kamp en Said Bensellam, die samen — ik zou bijna
zeggen: hand in hand, spreekwoordelijk dan — optrekken om te pleiten voor tolerantie en
verdraagzaamheid en zo een prachtig voorbeeld vormen. Mijn vraag aan de bewindslieden
is: in hoeverre bevorderen zij dit soort gesprekken, dit soort keuzes, dit soort ontmoetingen?
Maar ook in andere gemeenschappen is er sprake van grote zorg. Ik noem het voorbeeld
van de voetbalstadions, waar iedere keer spreekkoren zijn die alles tarten: antisemitische
spreekkoren, met vreselijke woorden. En iedere keer gaat de wedstrijd door alsof er niets
aan de hand is. Is het kabinet bereid om met de KNVB te spreken over straffen en over het
mogelijk stilleggen van wedstrijden om ook daar de norm te handhaven?
Ik heb nog een andere vraag. Deze week lazen we dat Duitsland komt met een voorstel om
de platforms voor de sociale media verantwoordelijk te maken voor actie tegen discriminatie,
haat en racisme. Is dat een voorstel dat ook levensvatbaar is in Nederland? Kan het kabinet
daarnaar kijken? En zou het niet goed zijn om met de Raad voor de rechtspraak te spreken
over speciale taakstraffen of bijzondere voorwaarden, waarmee we daders van discriminatie
en racisme in contact brengen met slachtoffers en hen confronteren met de pijn die
discriminatie en racisme veroorzaken? Dat zou weleens veel heilzamer kunnen zijn dan
alleen maar hard straffen.
Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Voortman over het verschil tussen de enorme
hoeveelheid aangiftes die zijn gedaan, en het geringe aantal veroordelingen dat daar
uiteindelijk uit voortvloeit. Wat is daarvan de oorzaak? Kan de minister van Veiligheid en
Justitie daarop ingaan?
Het COC heeft, zo zeg ik tot slot, een pleidooi gevoerd voor strafverzwaring bij hatecrimes.
Mijn vraag is: is dat nodig of kan dat al?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Allereerst: een compliment voor de vraag over Duitsland. Die vraag over de aanpak van
Facebook en Twitter stel ook ik graag aan de minister. Mijn vraag aan de heer Segers gaat
echter over het onderwijs. Ik weet dat de heer Segers een groot voorstander van het
bijzonder onderwijs is.
De heer Segers (ChristenUnie):
Zeker.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is zijn goed recht. Maar hij moet die scholen hier niet gaan opvoeren als toonbeelden
van integratie of als voorbeelden van scholen waar alles goed gaat. Ik heb daar juist
bezwaar tegen. Als we kijken naar de grondoorzaken van discriminatie en racisme, dan
moeten we ook naar ons onderwijs kijken. Ik betreur de enorme segregatie in het onderwijs.
Deelt u, mijnheer Segers, mijn mening dat u juist uw geliefde orthodox-christelijke scholen
niet als voorbeelden van integratie zou moeten noemen, omdat dat juist uiterst
gesegregeerde scholen zijn, die ook nog eens het recht hebben om leerlingen te weigeren
als ze niet voldoen aan hun orthodox-christelijke plaatje?
De heer Segers (ChristenUnie):
Je hoopt in een nieuwe periode altijd dat er nieuwe argumenten en nieuwe inzichten komen
bij de heer Van Dijk, maar ze zijn er niet. Dit is een langspeelplaat. Ik herhaal het nog maar
eens: er is geen relatie tussen de onderwijsvrijheid die we hebben en segregatie. Er is geen
relatie, mijnheer Van Dijk. Dat is uitentreuren aangetoond. In het bijzonder onderwijs is in
dezelfde mate sprake van een verdeling tussen, zeg maar, allochtoon en autochtoon en op
dezelfde manier draagt het bij aan integratie als het openbaar onderwijs. Dat is het eerste:
het is gewoon niet waar. Het is niet waar dat bijzonder onderwijs leidt tot segregatie. Het
tweede betreft de vraag of het onderwijs bijdraagt aan seksuele vrijheid. Ik dacht tenminste
dat de heer Van Dijk daaraan refereerde. Er is een rapport van de onderwijsinspectie uit juni
2016, dus nog geen jaar geleden, waarin staat dat scholen met een sterke
levensbeschouwelijke identiteit relatief vaak aandacht besteden aan seksualiteit, inclusief
weerbaarheid en diversiteit. Het is een lovend rapport over wat bijzondere scholen doen op
dit gebied. De heer Van Dijk zou het zelf eens moeten lezen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De langspeelplaat komt vooral van de heer Segers, die eigenlijk nergens meer over wil
praten zodra "vrijheid van onderwijs" en "artikel 23" voorbijkomen. Er is zeker wel een relatie
tussen bijzonder onderwijs en het aantal niet-westerse leerlingen. Het bijzonder onderwijs
neemt er relatief minder op. Die cijfers zou de heer Segers eens moeten bestuderen. Dat
geldt zeker voor de orthodox-christelijke scholen. Dat erkent de heer Segers zelf ook. Dan
zegt hij: dat is een heel kleine groep. Daar gaat het niet om, mijnheer Segers. In Nederland
hebben orthodoxe scholen het recht om hun eigen leerlingen uit te kiezen. Dat vind ik geen
voorbeeld van emancipatie en gelijke toegang en zeker niet van integratie. Het zou de heer
Segers sieren als hij dat zou toegeven.
De voorzitter:
Deze discussie is uitvoerig gevoerd, kan ik me herinneren.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik hield net collega De Graaf de grondwettelijke onderwijsvrijheid voor. Dat wil ik ook graag
richting de SP-fractie doen. Ik wijs ook nog een keer op de vrijheid van vereniging. Ja, soms
schuren verschillende belangen en verschillende vrijheden, maar vrijheid van vereniging mag
ook wat waard zijn. Onderwijsvrijheid mag ook wat waard zijn. Nog een keer: als de heer
Van Dijk wil strijden tegen segregatie, staan wij schouder aan schouder, maar dan wil ik ook
strijden tegen segregatie. Als hij wil strijden tegen onderwijsvrijheid, als hij wil dat ouders
minder keuzevrijheid hebben en dat er geen scholen van levensbeschouwelijke aard zijn,
dan moet hij dat zeggen. Dat is echter geen strijd tegen segregatie. Dat is een heel andere
strijd. De heer Van Dijk wil andersoortige scholen en minder keuzevrijheid. Dat mag hij
willen, al is het niet mijn keuze, maar dan gaat het echt om een andere discussie dan die
over strijd tegen segregatie, die ik graag met hem voer.
De voorzitter:
Ik geef u zo het woord, mijnheer Van Dijk, maar het gaat echt om het thema discriminatie en
racisme. Ik weet dat er raakvlakken zijn met vrijheid van onderwijs, maar dat debat hebben
we hier al een paar keer gevoerd. Ik verzoek jullie dus toch om je te beperken tot het
onderwerp.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Met alle respect, maar het debat over discriminatie en racisme hebben we hier ook al talloze
malen gevoerd.
De voorzitter:
Nee, maar goed.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik zal het kort afsluiten. Het is precies andersom. De SP wil de vrijheid van ouders om hun
scholen te kiezen vergroten. De heer Segers wil die beperken. Hij wil schoolbesturen het
recht geven om leerlingen uit te kiezen, om selectie aan de poort toe te passen. Daar is hij
trots op. Geef dat gewoon toe, mijnheer Segers. Wij vergroten de keuzevrijheid.
De heer Segers (ChristenUnie):
De heer Van Dijk wil af van de onderwijsvrijheid. Dat betekent het verkleinen van de
keuzevrijheid van ouders. Ouders hebben de vrijheid om een vereniging te vormen en om
een school te stichten. Dat is een vrijheid. Ja, in sommige gevallen leidt dat ertoe dat ze
kiezen voor een orthodox-christelijke school en dat ze alleen leraren en leerlingen
aanvaarden die zich daarvoor met hart en ziel kunnen inzetten. In 3% van de gevallen leidt
die vrijheid daartoe. Zelfs dat is vrijheid. Het is de vrijheid om een vereniging te vormen en
jezelf te zijn. Dat is een vrijheid die je moet openhouden en verdedigen. Diezelfde vrijheid is
het spiegelbeeld van de vrijheid om een open school te hebben, om een openbare school te
hebben, om het hele scala aan scholen te hebben dat we hebben. Dat levert een rijk palet
op, goed onderwijs en grote ouderbetrokkenheid. Vier dat en strijd met mij tegen segregatie.
Het moet echter niet een strijd tegen windmolens zijn, maar echt een strijd tegen segregatie.
Dat gaat niet via het afschaffen van artikel 23 van de Grondwet.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik prijs de heer Segers voor het feit dat hij expliciet aangaf dat discriminatie ook in religieuze
kring voorkomt. Ik vond dat echt een heel aansprekend stuk in zijn betoog. Ik heb trouwens
in mijn bijdrage ook gezegd dat wij allemaal soms discrimineren, onbewust of bewust. Dat
punt van de heer Segers sprak mij dus zeer aan. Hij zegt echter tegelijkertijd dat het in 3%
van de gevallen voorkomt dat scholen leerlingen weigeren omdat zij niet het geloof van die
school aanhangen. Dan sluit je toch wel degelijk mensen uit? En dat is dan toch
onwenselijk? Als leerlingen of leraren aangeven dat zij kunnen leven met de leer, dat zij die
niks in de weg leggen, maar dat ze wel graag naar die school willen, wat is daar dan op
tegen?
De heer Segers (ChristenUnie):
Mijn eigen drie dochters gaan naar een school met een open toelatingsbeleid. Het is een
christelijke school die iedereen toelaat die zich tot die school aangetrokken voelt. Ouders die
willen dat hun kind kennismaakt met de christelijke traditie, kiezen dan voor een christelijke
school zonder dat ze zelf christen zijn. Dat kan; dat is de keuze van die school. Er zijn ook
scholen die andere keuzes maken. Laat ik een vergelijking trekken met politieke partijen. Het
zou merkwaardig zijn als wij de Partij voor de Dieren, die daar achter in de zaal zit, zouden
voorschrijven: gij zult ook jagers aanvaarden. Als een jager aanklopt bij de Partij voor de
Dieren en zegt dat hij lid wil worden en die partij wil vertegenwoordigen, zou het toch
merkwaardig zijn als de Partij voor de Dieren die jager zou moeten binnenlaten? Een
vereniging heeft altijd de vrijheid om te selecteren, om te zeggen: dit zijn wij. GroenLinks
heeft die vrijheid, de SP heeft die vrijheid, de ChristenUnie heeft die vrijheid en een
schoolvereniging heeft die vrijheid ook. Die heeft de vrijheid om te zeggen: en dit zijn wij. Er
zit dus altijd een zekere selectie bij.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Uit het voorbeeld van de heer Segers over de school waar zijn eigen kinderen naartoe gaan,
blijkt al dat een open toelatingsbeleid en artikel 23, over de vrijheid van onderwijs, samen
kunnen gaan. Voor de vrijheid van onderwijs is het dus niet nodig om de ruimte te hebben
om andere mensen te weigeren. Ik snap dus niet zo goed waarom de heer Segers toch pal
blijft staan voor het geven van de ruimte om mensen uit te sluiten. Dat begrijp ik niet. Ik vind
het bij een politieke partij wel iets anders, hoewel ik denk dat een jager best lid zou mogen
worden van de Partij voor de Dieren op het moment dat ...
De heer Segers (ChristenUnie):
Er wordt door de Partij voor de Dieren driftig nee geschud.
De voorzitter:
Mevrouw Thieme schudt van nee.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Oké. Ik zou denken: zolang de beginselen van de partij worden onderschreven ... Maar
goed, dat terzijde. Het gaat hier om leerplicht, en die hebben alle kinderen. Ik snap dus niet
waarom je mensen de vrijheid moet geven om andere mensen uit te sluiten.
De heer Segers (ChristenUnie):
Als je vrijheid geeft, geef je de vrijheid om keuzes te maken die niet altijd jouw keuzes zijn. Ik
heb zelf, als ouder, gekozen voor een andere school dan een school met een restrictief
toelatingsbeleid. Maar het is toch raar om te zeggen dat iedereen diezelfde keuze moet
maken? Dan ga ik de keuze die ik maak, afdwingen bij anderen. Dat is toch raar? Dat is niet
het concept van vrijheid. Het concept van vrijheid is dat je zegt: u hebt keuzevrijheid; er is
een enorm palet aan scholen en er zit altijd een school bij die u aanspreekt. Kies daarvoor.
Houd die vrijheid open. Maar een deel van die packagedeal, van dat verhaal, is dat je ook de
vrijheid openlaat voor scholen die zeggen: wij kunnen die identiteit alleen handhaven met
leraren en leerlingen die daar met hart en ziel voor staan. Die vrijheid wil ik openhouden. En
dan leg ik nog één keer de link met het debat hier: het leidt niet tot segregatie en het leidt
niet tot uitsluiting. Het is het vergroten van de keuzevrijheid, waarbij het bijzonder onderwijs
hetzelfde aandeel aan nieuwkomers opvangt als het openbaar onderwijs. Het gaat om
vrijheid, en die vieren we.
De voorzitter:
Dan ga ik nu naar de heer Azarkan. Hij spreekt namens DENK. Ook de heer Azarkan houdt
zijn maidenspeech en mag niet geïnterrumpeerd worden, tenminste vandaag; voor het eerst
en voor het laatst, denk ik.
De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter. Dank u wel. Allereerst complimenten voor de bijdragen van de heer Gijs van Dijk
— uiteraard ook voor die van Jasper van Dijk — en de heer Achraf Bouali tijdens hun
maidenspeeches. Laat ik eerst mijn dankbaarheid uitspreken aan de kiezers die het
vertrouwen in mij gesteld hebben om hen hier, in het hart van de democratie, te
vertegenwoordigen. Het is mij een eer en een genoegen en het is ook een grote
verantwoordelijkheid.
DENK staat pal voor een samenleving waarin iedereen gelijke kansen krijgt en niet
afgerekend wordt op groepskenmerken, maar op individuele kwaliteiten. DENK staat voor
een Nederland waarin iedereen zich veilig voelt en een plek heeft om in vrijheid invulling te
geven aan de eigen etnische, religieuze, seksuele en culturele identiteit. Alleen als we
diversiteit gezamenlijk omarmen, kunnen we uitsluiting en ongelijkheid voorkomen. Niet
alleen meepraten en meedoen, maar ook meebeslissen en een volwaardig lid zijn van onze
samenleving: dat is wat iedereen wil en dat is ook waar ik mij voor inzet bij DENK en in de
politiek. Maar wij staan nog ver af van dat ideaal.
Vorig jaar werd dit debat in de Tweede Kamer aangevraagd naar aanleiding van een
uitzending van Nieuwsuur over de vraag hoe racistisch Nederland is. En terwijl burgers
dagelijks te maken hebben met discriminatie, permitteert de politiek het zich om een jaar te
wachten om daarover te praten. Welk signaal geven wij daarmee af? Hebben wij als politieke
leiders niet gefaald als wij in Nederland een samenleving hebben waarin 4 miljoen mensen
aangeven last te hebben van discriminatie en racisme, aldus de cijfers van het Sociaal en
Cultureel Planbureau? De meldingen van internetdiscriminatie namen toe met 41%.
Antidiscriminatievoorzieningen melden na jaren van daling nu weer een stijging. Het College
voor de Rechten van de Mens kreeg bijna 1.000 meer meldingen van discriminatie in het
afgelopen jaar. Mijn eerste vraag aan de minister is dan ook: wat zeggen deze cijfers over de
effectiviteit van de aanpak in de afgelopen vierenhalf jaar?
Als we op die cijfers inzoomen, blijkt dat discriminatie op basis van afkomst en religie
schrikbarend toeneemt. Was het niet de minister die in zijn brief van 29 september schreef:
"Opvallend vaak zijn moslima's met hoofddoek doelwit van verbaal en fysiek geweld"? Ik heb
deze zin een paar keer moeten lezen, omdat ik moest gissen naar wat de minister hiermee
bedoelde. Nu ik hier toch sta, kan ik het ook net zo goed vragen. Kan de minister toelichten
wat hij bedoelt met "opvallend vaak"? Heeft de minister een soort norm van wanneer het niet
opvallend vaak is? Ik vraag mezelf af of er een samenhang zou zijn met de haat die ook hier
wordt gepredikt door Geert Wilders en zijn PVV en die steeds vaker wordt overgenomen. Ik
heb met afschuw gezien hoe #hoedangeert? werd gebezigd. Ik wil niet weten hoe Geert
Wilders moslims gaat uitzetten. Ik wil niet weten hoe Geert Wilders korans gaat verbieden en
zeker niet hoe Geert Wilders moskeeën gaat sluiten. Deze moskeeën hebben namelijk
steeds vaker en meer te maken met haat, geweld en bedreigingen. Waarom krijgen deze
moskeeën niet gewoon de middelen om zich te beveiligen in plaats van een papieren
handreiking? Wordt het niet tijd voor een actieplan Einde aan moslimdiscriminatie?
Wij van DENK vinden dat meer inzet nodig is. Laten wij als Kamer uitspreken dat wij het
nieuwe kabinet gaan dwingen om steviger in te zetten op de bestrijding van racisme en
discriminatie. Ik overweeg daarvoor ook een motie in te dienen. Ik hoop dat de Kamer bereid
is om een duidelijk signaal af te geven.
Daarnaast moet er meer capaciteit komen voor de aanpak van racisme en discriminatie, dus
ook gewoon meer euro's. Het CPB voorziet een overschot van 2,9 miljard voor dit jaar. Zijn
de ministers bereid om meer middelen toe te kennen aan het antidiscriminatiebeleid en de
aanpak van discriminatie, zodat de instanties beter hun werk kunnen doen?
Ik hoorde het net al in de bijdragen van de collega's dat wij een ketenaanpak discriminatie
nodig hebben. Mevrouw Voortman sprak over een taakstraf. Wij hebben vorig jaar een
ketenaanpak discriminatie gelanceerd en ik vraag nu of die kan worden doorgeleid naar de
formerende partijen.
Ik rond af met een laatste punt. Laten wij ook de misstanden op de arbeidsmarkt keihard
aanpakken. Een actiegroep in Amsterdam belde zestien uitzendbureaus en vroeg of zij
alleen wit personeel konden sturen. Driekwart van de uitzendbureaus was daartoe bereid.
Driekwart dus! Wordt het geen tijd dat de ministers opdracht geven om het onderzoek uit
2011 te herhalen naar de manier waarop uitzendbureaus omgaan met mensen van
verschillende komaf? Is minister Asscher bereid om meer inspectiecapaciteit in te zetten
voor de aanpak van discriminatie?
Ik rond af. De kwaliteit van de democratie wordt bepaald door de manier waarop zij omgaat
met minderheden. Ik kom tot de conclusie dat wij op dit punt nog heel veel werk te verzetten
hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zal na de maidenspeech van de heer Hiddema schorsen voor felicitaties.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ook van mijn kant felicitaties aan Gijs van Dijk, de heer Bouali, de heer Azarkan
en de sprekers die nog na mij komen, voor hun maidenspeech. Ik weet zeker dat het grote
talenten zijn die een toevoeging zijn aan het debat in deze Kamer.
Voor de SP zijn discriminatie en racisme volstrekt ontoelaatbaar. Het uitsluiten van mensen
vanwege hun afkomst, religie of seksuele voorkeur is zeer kwalijk en moet hard worden
aangepakt, helemaal als er geweld in het spel is. Ik zeg met nadruk tegen de leden van de
fractie van de PVV dat dit voor de SP in alle gevallen geldt. Ik heb de indruk dat de PVV
selectief winkelt. De heer De Graaf begon zijn inbreng met de opmerking dat hij tegen
discriminatie is, maar hij weigert vervolgens zijn eigen partijleider van discriminatie te
betichten terwijl de rechter dat gewoon heeft gezegd. Jammer!
Dit debat is vorig jaar in mei aangevraagd vanwege de ronduit racistische scheldpartijen die
Sylvana Simons over zich heen kreeg. Ik geef een aantal pijnlijke voorbeelden: jankneger,
aandachtshoer, zwarte piet, landverrader, sloerie, en wat al niet meer. Minister Asscher
sprak terecht over een riool aan reacties waarvan zeker een deel tot vervolging zou moeten
leiden. Inmiddels zijn wij bijna een jaar verder. Wat is er gebeurd met dat riool aan reacties?
In hoeveel gevallen heeft het geleid tot vervolging door het OM? Ik krijg hierop graag een
reactie.
Wij werden afgelopen weekend geconfronteerd met afschuwelijk geweld tegen homo's in
Arnhem. De slachtoffers liepen hand in hand, er ontstond ruzie met een groep jongens en
een van de mannen raakte vervolgens vier tanden kwijt. Dit soort zinloos geweld is
onacceptabel. Daarom doe ik een aantal voorstellen. Er moet voldoende capaciteit zijn voor
de aanpak van dit soort hufters. Waarom zijn er maar 9 veroordelingen uit 1.500 meldingen
hieromtrent gekomen? Is de politie wel toegerust op dit soort zaken? De SP pleit voor extra
investeringen, maar zij kreeg dinsdag helaas geen steun van GroenLinks, D66, CDA en VVD
voor een motie. Ik vraag alle collega's hier of zij het ermee eens zijn dat het onacceptabel is
als daders niet worden gepakt vanwege een tekort aan capaciteit bij de politie. Zo ja, steun
dan alsnog ons voorstel voor extra investeringen.
In aanvulling hierop — de heer Segers sprak er ook al over — de vraag of er nu voldoende
capaciteit is om racisme en discriminatie op internet aan te pakken. Wat vinden de
bewindslieden van het Duitse voorstel om Facebook en Twitter strafbaar te stellen indien zij
dit soort zaken op hun websites toestaan?
Minstens zo belangrijk is het voorkomen van discriminatie en homohaat in het onderwijs.
Daarom moeten scholen sinds 2012 voorlichting geven over seksuele weerbaarheid en
homo-emancipatie. Toch stelt de onderwijsinspectie dat twee op de tien scholen hier niet of
nauwelijks aandacht aan besteden. Dat kan dus niet! Zijn de bewindslieden het ermee eens
dat deze scholen stevig aangesproken moeten worden? Als ze dan nog steeds verzuimen,
zijn zij het er dan mee eens dat ze een boete of een bestuurlijke aanwijzing krijgen, zodat er
een stok achter de deur is? Overigens is op dit punt nog niets geregeld voor het mbo, terwijl
mbo'ers een belangrijke doelgroep zijn. Is de Kamer bereid om lessen over seksuele
diversiteit op te nemen in het mbo? Ik vraag het de Kamer, normaliter vraag ik het de
regering, maar die is demissionair. Ik overweeg een motie op dit punt.
De bestrijding van discriminatie en racisme gebeurt ook door segregatie te bestrijden. Door
segregatie, het gescheiden leven, neemt de angst voor vreemdelingen namelijk toe. We
moeten meer doen om integratie te realiseren, om te beginnen in het onderwijs, door middel
van een acceptatieplicht. Het kwam al even voorbij. Alle scholen moeten hun deuren
openzetten voor alle leerlingen. Dat staat volgens mij buiten kijf. Daarnaast kun je segregatie
bestrijden door middel van een centrale aanmelding van leerlingen bij basisscholen. In
Nijmegen gebeurt dit al. Is de regering bereid om dit model bij andere gemeentes onder de
aandacht te brengen? Dan zorgen we ervoor dat basisscholen veel meer een afspiegeling
zijn van de samenleving en leggen we voor onze kinderen de basis voor een leven zonder
vreemdelingenhaat.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Hiddema namens Forum voor
Democratie.
De heer Hiddema (Forum voor Democratie):
Voorzitter. Ik dank u dat u mij het woord vergunt. Ik dank de kiezerswil, die van mij nu het
woord verlangt. Voorzitter, ik dank uw ondersteunend personeel, dat met hoffelijkheid,
geduld en volharding mij probeert de weg te wijzen in dit huis.
Ik ben dankbaar gestemd jegens de taal waarin ik mij heb leren uiten. Met name die ene
versregel komt mij heel goed van pas: Frysk bloed tsjoch op, wol no ris brûze en siede. Dit is
het heel druistige begin van het Friese volkslied. Dit kan ik nu ter stimulering aanwenden,
want ik moet de vaart erin houden. Ik heb namelijk begrepen dat er hier een klokje is dat
verschuift. Daar ben ik voor gewaarschuwd. Gelukkig kan ik het niet zien.
Voor mij ligt het dossier discriminatie en racisme. Het Forum voor Democratie vindt
discriminatie en racisme dom en bekrompen en de liefhebbers ervan vreugdeloos en
verbeten. Als het aan het Forum zou liggen, zou ons devies zijn: laat hen gaarkoken in hun
vooroordelen en chagrijn. Einde verhaal.
Dat sluit echter niet aan bij het overheidsbeleid, heb ik inmiddels begrepen. Dus welkom in
de wereld van de discriminatie- en racismebestrijders en hun rapportages! Zo beland je dan
in de wereld van de rapporteerders, de reglementeerders en de verbaliseerders; ook geen
milieutje waar het altijd prettig toeven is, kan ik u zeggen. Hun papierstromen suggereren
een groot probleem. Wat passeert de revue in mijn dossier? SPIOR (Stichting Platform
Islamitische Organisaties Rijnmond) rapporteert. De ADV's (antidiscriminatievoorziening)
rapporteren. De meldpunten MiND (Meldpunt Internet Discriminatie) en MDI (Meldpunt
Discriminatie Internet) rapporteren. Het Meldpunt Islamofobie komt langs, evenals het comité
tegen rassendiscriminatie van de Verenigde Naties.
Als oud-advocaat ga je er dan goed en stevig tegenaan. Wat staat er eigenlijk in? Een
vondst van minstens 1 kilo bij elkaar gerapporteerd, met een inhoud van nog geen
grammetje. Als een advocaat een rechter zou aanbevelen om op basis van deze
bevindingen tot een oordeel te komen, zou die advocaat worden uitgelachen en zou het
rapport in de prullenbak verdwijnen. Je kunt er niks mee doen. Er wordt gewag gemaakt van
duizenden meldingen en registraties, maar er is geen spatje waarheidsvinding op losgelaten.
Niets kan geverifieerd worden. Is bij al die duizenden meldingen nou sprake van venijnig
racistisch geweld en verbaal vandalisme? Je weet het niet, het is gewoon een melding. Is er
soms sprake van lange tenen bij de melder? Je weet het niet. Is er sprake van plaagziek
gedrag? Je weet het niet. Is er sprake van externalisatie, van je hele falen de schuld geven
aan discriminatie en racisme? Geen idee. Nergens vindt verificatie plaats. De bureaus
werken simpel volgens de werkwijze: u klaagt, wij draaien. En dat rendeert wel voor de
bureaus.
Ik denk dan bijvoorbeeld aan de SPIOR-aanbevelingen. Dat zijn toch angstaanjagende
citaten. Zo lees ik: Er is sprake van een hoge mate van onderrapportage. Hoe weten we ze
dat? Geen idee. Ik lees ook — en dan slaan alle alarmbellen natuurlijk aan — dat er acht
keer meer gevallen zijn van discriminatie en racisme dan uit al die rapporten blijkt. Hoe weet
je dat nou in hemelsnaam: acht keer zo veel? Dan slaan de alarmbellen aan, zoals ik al zei,
want deze discriminatierapporteurs weten al dat er acht keer zo veel te rapporteren valt en
ze willen onderzoeken hoe dat komt. Met andere woorden: deze discriminatierapporteurs
weten al van tevoren wat ze willen bewijzen. Nou, dan is voor mij de boot aan. Dan kun je er
helemaal niets mee. En dan komt het eigenbelang natuurlijk ook om de hoek kijken. Wat zijn
namelijk zoal de aanbevelingen? Aanpakken van de onderrapportage. Hoe dan? Moeten de
enquêteurs dan met voorbedrukte enquêteformulieren de straat op en ieder onwelgevallig
praatje maar registreren? Is dat de bedoeling? Dan de verhoging van de meldingsbereidheid.
Dat is een vrij baan voor geestdrijverij. Dat werkt niet in de richting van
klachtenvermindering, want je zou toch blij zijn dat er weinig te klagen valt. Nee, er moet een
klachtenoptimalisatie komen. Daarbij is het eigenbelang evident. Ik vraag de minister hoe hij
op grond van deze ondoorgrondelijke cijferbrij, waar niets van bewijsbare elementen in
voorkomen, denkt beleid af te stemmen. Ik zou niet weten hoe dat mogelijk is. Ik zou het
waarachtig niet weten.
Er is trouwens ook hoop, want het enige rapport dat wel uitzicht biedt op een positieve blik
op de toekomst, is het rapport van het OM. Dat betreft klagers die hun klachten zelf serieus
nemen en die gaan naar de politie. Van die klachten wordt ook nog eens de helft
geseponeerd. Dan zou je denken dat het misschien wel ligt aan de kwaliteit van de klachten
dat er uiteindelijk niet zo veel van bij de rechter komen en er niet zo veel veroordelingen
plaatsvinden. Wees blij, zou ik zeggen. Dan ga ik de minister toch niet vragen hoe het kan
dat er zo'n groot gat zit? Dan zou je je kunnen afvragen of de kwaliteit van de meldpunten of
van de inhoudelijke kant van de klacht zelf wel voldoet aan terechte zorgen die we mogen
hebben. Nee dus.
Wat moeten we dus doen? We moeten ophouden met elkaar angst aan te praten. Ik heb het
dan nog niet eens gehad over het rapport van het comité tegen rassendiscriminatie. Daar
komen fletse figuren in voor die ook tot onrust zouden moeten leiden. Zelfs de brave Martin
Ŝimek wordt daar in een racistisch getinte omgeving geplaatst. Het is goed dat een zekere
romanschrijver, de heer Baudet, de dans nog is ontsprongen in dit rapport.
Wat zijn dus de aanbevelingen van het Forum voor Democratie? Houd Nederland leefbaar.
Stop deze klaag- en klikindustrie. Maak het volk weerbaar. Weg met de meldpunten, of
simpel gezegd; haal de stekker uit de subsidies. Want de politie kan het wel. Als er echt iets
te klagen valt, dan loop je naar de politie en dan kan de rechter oordelen of het de moeite
waard is en anders volgt er een OM-sepot. Klaar. Zo maak je de bevolking weerbaar. Hoop
doet leven, zou ik zo zeggen.
En dan een laatste advies voor iedereen die nog niet zeker weet of die wel of niet moet gaan
klagen: "doch dyn plicht en lit de lju rabje". Dat is ook Fries, wat zo veel wil zeggen als: doe
wat je moet doen en laat de mensen maar kletsen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent ver over uw spreektijd heen, maar goed, het is uw maidenspeech. Het is
u vergeven. Ik schors even voor de felicitaties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het debat en ik geef nu het woord aan de heer Van Dam namens het
CDA. Ook voor de heer Van Dam geldt dat hij zijn maidenspeech houdt en daarop niet
geïnterrumpeerd mag worden.
De heer Van Dam (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Politiemensen, officieren van justitie, rechters en, zo is mijn indruk,
inmiddels ook advocaten worden veelvuldig geconfronteerd met de achter- en de onderkant
van onze samenleving. Moord en doodslag, drugs, mensenhandel, huiselijk geweld. Als
voormalig politieman en officier van justitie heb ik jarenlang met al die zaken te maken
gehad. Het is een goede voedingsbodem om op een dag te zeggen: ik wil niet langer de put
dempen als het kalf al verdronken is. Laat mij maar eens meewerken aan het voorkomen
van problemen, aan het maken van beleid en aan het maken van de juiste keuzes.
Dat kunt u opvatten als een "ik weet het beter". Ik weet niet of ik het beter weet of beter kan,
ik weet wel dat ik een specifieke eigen opvatting heb over veiligheid, een visie die aansluit bij
de wijze waarop christendemocraten naar de samenleving kijken. Ook veiligheid begint bij
burgers zelf, bij het gezin, bij scholen, bij de voetbalveiligheid. Het is een visie op veiligheid
die niet primair de verantwoordelijkheid bij de overheid, bij politie of justitie, legt, maar
vertrouwt op de kracht, het initiatief en het verantwoordelijkheidsgevoel van mensen zelf. Het
is ook niet een visie die draait om het optimaal najagen van persoonlijke ontplooiing,
maximale winst en ikke, ikke. Nee, bij christendemocraten gaat het om de verbinding. Daarin
krijgt het leven betekenis. Voor veiligheid geldt precies hetzelfde. Veiligheid begint dus bij
een fatsoenlijke, goed functionerende samenleving waarin de mensen naar elkaar omkijken.
Als dat een randvoorwaarde is voor veiligheid, is onze uitgangspositie vandaag de dag niet
een gelukkige. Die samenleving van ons hapert nogal.
Ik verwijs graag naar het rapport Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel
Planbureau. Daaruit blijkt dat wij steeds meer in onze eigen bubbel leven, in ons eigen
hoekje van de samenleving, afgesloten van anderen. Ik merk het zelf als ik op zaterdag met
mijn kinderen hier in Den Haag naar uitwedstrijden ga. Telkens kom ik in een andere wereld
terecht, van Marokkaanse, Antilliaanse, Turkse of autochtone Haagse voetballers, waar
teams op het veld niet met elkaar, maar vooral tegen elkaar spelen, ieder in zijn eigen
wereld. Het Sociaal en Cultureel Planbureau signaleert enerzijds dat een groot deel van de
bevolking meer en meer eigen keuzes gaat maken, meer vrijheid wil genieten en meer regie
over het leven neemt, terwijl een ander deel van de bevolking daar steeds minder toe in staat
is. Niet meer verzuiling, maar horizontale verdeeldheid op basis van opleiding, werk en
kennis. Zijn wij een verzameling van langs elkaar heen levende minderheden geworden of
vormen wij samen de democratische rechtsstaat Nederland? Wie komt er nog op voor het
algemeen belang?
Het is voor het CDA meer dan een verkiezingsverhaal dat wij uitdrukkelijk aandacht vragen
voor het land dat wij willen doorgeven. Als de tendens is dat wij ons steeds meer
terugtrekken in onze eigen wereld, in onze eigen bubbel, is dat ook voor de bestrijding van
discriminatie en racisme slecht nieuws. Als wij daarentegen het belang en de betekenis van
onze gezamenlijke democratische rechtsstaat Nederland weten op te poetsen, soms zelfs
weten terug te vinden, is dat per direct een investering in iets wat wij samen belangrijk en
waardevol vinden. In dat kader is de maatschappelijke dienstplicht en is het zingen van het
Wilhelmus meer dan een poging tot zogenaamde dwangarbeid of een relikwie uit een ver
verleden. Het is vooral een investering in gezamenlijkheid, in gedeelde waarden en belangen
en daarmee im- of expliciet een investering in de bestrijding van discriminatie en racisme.
Daarmee zijn we gekomen bij het onderwerp waarvoor wij hier vandaag bijeen zijn:
discriminatie en racisme. Beide hebben veel te maken met de werking van ons brein.
Kennelijk zijn we er goed in om ervaringen die we hebben met enkelingen, razendsnel te
koppelen aan onze waardering voor de hele groep. Soms leidt dat tot positieve associaties.
We denken dan bijvoorbeeld dat alle Volendammers goed kunnen zingen. Vaker komt het
omgekeerde voor: dan leiden negatieve ervaringen met enkelingen tot een negatief beeld
van een hele groep. Aan beeldvorming kan het parlement in hoge mate bijdragen. Laten wij
hier niet nalaten om werk te maken van het bestrijden van discriminatie. Of het gaat om
mishandeling van een homostel, om arbeidsmarktdiscriminatie, om de discriminatie van
zwangeren of om de discriminatie van moslims of joden, het zou ons hier allen een grote
zorg moeten zijn. Ik heb vandaag de indruk dat dat ook zo is.
Ik kom nu bij mijn meer inhoudelijke bijdrage aan het debat. Ik dank minister Blok voor zijn
brief. Ik heb begrip voor de opvoedende opmerking in de richting van dit beginnende
Kamerlid; dank daarvoor. Laat ik vooropstellen dat ik blij ben met het overzicht en de
uitgebreide tussenrapportage over discriminatie, waaruit blijkt dat er ook al ontzettend veel
gebeurt als het gaat om de bestrijding van discriminatie. Ook het overzicht van de goede
voorbeelden van beleid tegen arbeidsmarktdiscriminatie is zeer gewaardeerd. Het is
weliswaar een voorzichtig begin, maar het begin is er. De CDA-fractie vraagt de minister
uitdrukkelijk om door te gaan met het verzamelen van deze positieve geluiden en die te
verwerken in de campagnes tegen discriminatie en racisme, juist om de beeldvorming
positief te wijzigen.
Ik kom te spreken over de melding- en aangiftecijfers van discriminatie. Dit debat vindt zijn
oorsprong in twee moties die betrekking hadden op het achterblijven van meldingen van
moslimdiscriminatie. Uit de cijfers van de antidiscriminatievoorziening en de politie blijkt dat
het aantal meldingen van moslims is verdubbeld ten opzichte van 2014. Hoewel deze stijging
op zich zeer zorgelijk is, zou ze tegelijkertijd een bewijs kunnen zijn dat moslims meer dan
voorheen durven te melden. Kan de minister aangeven hoe hij hiertegen aankijkt? Zijn de
cijfers zodanig te analyseren dat inzichtelijk wordt wat werkelijk speelt: meer discriminatie,
minder drempels of beide?
Ik maak nog een opmerking over de cijfers. Het is april 2017 en wij spreken nu over de cijfers
van 2015. Noem mij een willekeurig belangrijk issue dat wij in dit parlement bespreken —
economie, zorg, veiligheid — en wij hebben actuele cijfers op tafel liggen. Het belang van het
onderwerp discriminatie en racisme rechtvaardigt dat er veel sneller helderdere cijfers
beschikbaar zijn. Dat is en blijft een achilleshiel. Ik lees in de stukken dat de politie
tweewekelijks aan de slag gaat met overzichten van meldingen. Ik vraag de minister om
hierover per kwartaal te rapporteren. Mijn voorkeur gaat daarbij uit naar een geïntegreerde
rapportage van ADV's, politie en Openbaar Ministerie. Ik hoor graag de reactie van de
minister hierop.
De voorzitter:
U bent klaar, neem ik aan?
De heer Van Dam (CDA):
Nog twee dingen, voorzitter.
De minister kondigt aan dat in april een onderzoek verschijnt naar de organisatie van de
verschillende ADV's. Een aantal gemeenten heeft zich teruggetrokken uit de ADV's. De
CDA-fractie zou het bijzonder waarderen als dit in de op te leveren rapportage aan de orde
komt, ook voor de kwaliteit van de alternatieven.
Tot slot, echt tot slot — ik begrijp dat ik u tart, voorzitter — zou ik willen weten ...
De voorzitter:
Nou, u hebt vier minuten spreektijd, maar die hebt u verder overschreden dan de heer
Hiddema.
De heer Van Dam (CDA):
Ja, dat zie ik als een eer en een genoegen, voorzitter.
Het laatste punt dat ik wil maken — ik zal het samenvatten — is dat er telkens veel te doen is
over de mate van aangifte, hoe lang het duurt en hoe het nou komt dat er veel aangiftes zijn
maar dat er weinig resultaat is. Ik vraag de minister of het mogelijk is om een
aangifteprotocol op te stellen voor discriminatiezaken, zodat voor burgers helder is wat ze
kunnen verwachten als zij aangifte doen van discriminatie.
Dank voor uw geduld, dank voor uw aandacht.
De voorzitter:
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Ik schors straks, na de inbreng van mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD. Ook zij
houdt haar maidenspeech.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter. Vandaag mag ik u voor het eerst als lid van de Kamer vanaf deze plek
toespreken: een grote eer. Het is extra bijzonder dat mijn maidenspeech mag gaan over ons
grondbeginsel dat iedereen voor de wet gelijk is. Het is zo belangrijk dat het niet voor niets in
artikel 1 van onze Grondwet is opgenomen.
Ik ben ruim 30 jaar geleden samen met mijn ouders naar dit land gekomen als politiek
vluchteling. Mijn ouders streden voor gelijke rechten voor homo's, voor religieuze
minderheden, voor seculieren en voor vele anderen. Op een gegeven moment werd de
situatie voor hen te gevaarlijk. Zij moesten ervoor kiezen om alles achter te laten en elders
een nieuw leven op te bouwen.
Met die achtergrond weet ik dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Ook in ons land staan onze
vrijheden, normen en waarden onder grote druk. Er zijn mensen die menen vrij te kunnen
shoppen in onze vrijheden, mensen die vrijheden voor zichzelf opeisen, maar de vrijheid van
een ander met geweld, intimidatie, uitsluiting of op andere wijze bruut beperken. Iedere vorm
van geweld is even erg, maar als daar bovenop onze vrijheden fors worden aangetast,
moeten we extra waakzaam zijn. Tegen deze mensen kunnen wij niet duidelijk genoeg zijn:
zo doen wij niet in ons land; dit tolereren wij niet.
Voor de VVD én voor de wet zijn alle mensen gelijk. Dat principe is zo fundamenteel voor
onze samenleving dat wij er niet alleen naar moeten leven, maar dat wij het ook moeten
koesteren, uitdragen en daar waar nodig verdedigen.
Dat is helaas steeds vaker nodig. Ik zou hier dolgraag willen zeggen dat twee mannen in dit
land rustig hand in hand over straat kunnen, maar ik weet dat mijn homovrienden dat allang
niet meer doen, omdat ze bang zijn te provoceren. Met pijn in het hart begrijp ik hun angst,
zeker na de gebeurtenissen van afgelopen weekend in Arnhem en Amsterdam. Dat is ook de
werkelijkheid van nu: afschuwelijk.
Het probleem is breder. Joodse basisscholen worden structureel beveiligd door de
marechaussee. Ouders die de bar mitswa van hun dochter organiseren, zijn eerder de
beveiliging aan het regelen dan de feestelijkheden zelf, puur en alleen vanwege hun geloof.
Ook dat is de werkelijkheid van nu.
Soms is niet direct de veiligheid van mensen in het geding, maar wordt wel degelijk hun
vrijheid beperkt. Denk aan Mohammed, die maar geen stageplek of baan kan vinden, terwijl
het Johan, met dezelfde opleiding, veel minder moeite kost. Ook dat is nog steeds de
werkelijkheid van nu.
Als je voor vrijheid en gelijk staat, moet je je per definitie verzetten tegen elke vorm van
discriminatie. Wat de VVD betreft wordt hier dan ook keihard tegen opgetreden. Er is geen
ruimte voor nuancering of selectieve verontwaardiging.
Waar grenzen worden overschreden, mag je van de overheid verwachten dat onze vrijheden
en rechten worden beschermd. En dat gebeurt. Zoals minister Blok eerder deze week
aangaf, maken politie en justitie al lange tijd werk van een stevige aanpak van discriminatie.
Bij voldoende bewijs wordt standaard vervolgd. Als er sprake is van discriminatie, wordt door
het Openbaar Ministerie een dubbele strafmaat geëist.
De VVD heeft, net als de minister, groot vertrouwen in de inzet van politie en justitie. Maar ik
hoop dat wij allen in staat zullen zijn om de gevallen waarin evident sprake is van
discriminatie, te onderscheiden van de groep die ik zo langzamerhand de
beroepsgekwetsten zou willen noemen: mensen die bij het minste of geringste de
discriminatiekaart trekken en daarbij onze agenten, artsen, rechters, onderwijzers continu
wegzetten als racisten, mensen die slachtofferschap cultiveren, aangemoedigd door partijen
en belangenbehartigers die er een succesvol businessmodel van hebben gemaakt. Dat is de
andere kant, en die kan en wil ik hier niet onbenoemd laten.
Ik rond af. Wat wij ook doen, wij zullen er helaas nooit in slagen om onwetendheid en
discriminatie volledig uit te roeien. Er zullen mensen blijven die anderen beoordelen op en
veroordelen om hun geaardheid, geloof of afkomst, hoeveel wetten wij hier ook maken. Met
die wetenschap heeft ieder mens een keuze: haak ik af of zet ik door, wentel ik mij in
slachtofferschap en laat ik mij reduceren tot mijn afkomst of doe ik vol mee? Ik kies voor het
laatste, net als mijn ouders ruim 30 jaar geleden deden. Dat heeft mij geïnspireerd om mijn
schouders eronder te zetten, met als resultaat dat ik hier vandaag mag staan. Ik sta naast
elke Nederlander die diezelfde keuze maak.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Ik schors de vergadering even voor felicitaties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Alle collega's die vandaag voor het eerst spraken: van harte gefeliciteerd!
Discriminatie is een zwaar en beladen onderwerp. Zoeken we niet allemaal naar een
zondebok die we de schuld kunnen geven van ons eigen probleem? Daarom zijn we geneigd
de Oost-Europeanen de schuld te geven van onze werkloosheid, want zij pakken onze
banen af, in plaats van werkgevers aan te spreken die onder de kostprijs en via buitenlandse
constructies mensen aanstellen voor minder geld. Geven we nieuwkomers die een woning
toegewezen krijgen, de schuld van de woningnood in plaats van de woningcorporaties te
verplichten meer sociale woningen te bouwen. Geven we jongeren met een kleurtje en een
lastig uit te spreken naam een lager schooladvies. Kortom, zit het niet in de menselijke
natuur om de makkelijke weg te nemen en een zondebok te zoeken en daarmee hele
groepen weg te zetten?
Waar je wieg staat, maakt echt een verschil, ook in Nederland. Daardoor staan sommigen al
vanaf het begin op achterstand. De overheid heeft een taak om deze ongelijkheid aan te
pakken. Dit debat is aangevraagd naar aanleiding van een rapport over discriminatie van en
geweld tegen moslims. Terecht, want zoals vaker bij discriminatie wordt de hele groep ter
verantwoording geroepen voor de daden van individuen. Als een terroristische aanslag uit
naam van de islam gepleegd wordt, zetten mensen uit angst de hele groep weg en dat is
onterecht. Anderzijds moeten we onze ogen niet sluiten voor de gevaren die de radicale
islam met zich mee kan brengen. Welke religie dan ook, er bestaat geen enkel excuus voor
geweld en discriminatie.
De mishandeling afgelopen weekend in Arnhem laat zien dat er nog veel werk aan de winkel
is wat betreft acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. 50PLUS heeft recent vol
overtuiging het regenboogstemakkoord ondertekend. Zorgwekkend is dat "homo" nog steeds
als scheldwoord wordt gebruikt.
Discriminatie lijkt alleen maar toe te nemen, een gevolg van een polariserende en
individualiserende samenleving. Social media, waar mensen anoniem hun gang denken te
mogen gaan, jagen dit alleen maar op en dat tij moeten we keren. 50PLUS wil meer prioriteit
voor de aanpak van álle vormen van discriminatie. De pakkans en de straf moeten omhoog
en daarmee wat ons betreft dan ook de aangiftebereidheid. Wij vinden het voorstel van de
ChristenUnie van de heer Segers, de confrontatie tussen slachtoffer en dader, een heel
goede suggestie en wij ondersteunen dat.
Wij denken dat een heleboel mensen nu ook die aangifte maar laten zitten omdat ze het idee
hebben dat er toch niets mee gebeurt. Dat maakt het plegen van discriminatie mogelijk weer
makkelijker en die cirkel moet doorbroken worden. Omdat dit probleem een veelkoppig
monster is, moet het breed aangepakt worden. 50PLUS wil dan ook meer aandacht voor het
voorkomen van discriminatie in het onderwijs en meer wijkagenten die de vinger aan de pols
kunnen houden en verbindingen kunnen leggen tussen groepen. Dat kan immers het beste
dicht bij mensen gebeuren. Discriminatie moet voorkomen worden door met elkaar in
gesprek te gaan en te blijven. Graag een reactie van de bewindslieden hierop.
Begin 2016 bleek uit een brief van minister Asscher dat discriminatie op leeftijd de tweede
ervaren vorm van discriminatie is. In de meest recente brief over de voortgang van het
Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie wordt leeftijd helemaal niet meer genoemd.
Kan de minister dit verklaren? Laten we ophouden ook ouderen als groep te zien en hen weg
te zetten als groep. Zij verdienen respect voor hun inzet in onze maatschappij. 50PLUS pleit
er dan ook voor om leeftijdsdiscriminatie als term in de Grondwet op te nemen. Graag een
reactie.
In het gisteren verschenen rapport van het UWV werd een onderzoek van Panteia
aangehaald. Hieruit bleek dat met name oudere werkzoekenden door werkgevers worden
gediscrimineerd, meer nog dan allochtonen. Ik hoor ook graag hierop een reactie van de
minister.
De voorzitter:
Het woord is tot slot aan mevrouw Arissen namens de Partij voor de Dieren. Ook zij houdt
haar maidenspeech.
Mevrouw Arissen (PvdD):
Voorzitter. Als gloednieuw Kamerlid voor de Partij voor de Dieren, dé brede emancipatiepartij
bij uitstek die opkomt voor het belang van de allerzwaksten in deze samenleving, dus tegen
het recht van de sterksten, is het voor mij een eer om mijn maidenspeech te mogen
uitspreken over het urgente onderwerp waar vandaag over gedebatteerd wordt, namelijk
discriminatie en racisme in Nederland.
Discriminatie heeft vele verschijningsvormen. Het is een veelkoppig monster. Het gaat veel
verder dan de afschuwelijke incidenten waarbij iemands geaardheid aanleiding is om met
een betonschaar die persoon zijn tanden uit zijn mond te slaan. Het is een diepgeworteld
disrespect voor de leefstijl, aard, verschijningsvorm, gewoonte of levensbeschouwing van
anderen. Dit disrespect wordt vaak geplaatst in overzichtelijke frames die het gemakkelijk
maken om politieke munt te slaan uit stereotype vooroordelen. Zo zou de discriminatie van
homo's vooral gevoed worden door mensen met een bepaalde religieuze achtergrond,
waarbij gemakkelijk voorbijgegaan wordt aan het feit dat de strijd tegen discrimineren naar
geaardheid niet gewonnen kan worden via andere vormen van discriminatie. Zeer terecht
wordt het debat over discriminatie "polariserend" genoemd, terwijl we juist zouden moeten
streven naar een samenleving vol mededogen en compassie voor elkaar.
Voor het eerst is op landelijk niveau een jaarrapport verschenen over discriminatieincidenten en -meldingen. Uit het rapport kan volgens het kabinet niet direct geconcludeerd
worden dat meer of minder mensen zich gediscrimineerd hebben gevoeld. Het kabinet
erkent echter wel dat slechts een op de acht — ik herhaal: een op de acht — discriminatieervaringen wordt gemeld en discriminatie daarmee buiten beeld blijft. Dit is een schokkend
gegeven. Hoe is dat mogelijk? Is er sprake van enkel symptoombestrijding in de
incidentensfeer, alle lokale aanpakstrategieën in samenspraak met deskundigen, gemeenten
en politie ten spijt? Hoe is anders te verklaren dat het aantal meldingen van discriminatie fors
stijgende is en het overgrote deel daarvan niet gemeld wordt? Ziet het kabinet net als de
Partij voor de Dieren het immense belang van een structurele aanpak van discriminatie via
bijvoorbeeld, adequate onderwijsprogramma's met zeer kleine klassen en intensieve
begeleiding. Is het kabinet het met mij eens dat goede, wettelijke naleving en strikte
handhaving het minste is dat een betrouwbare overheid burgers in een beschaafde
samenleving zou moeten bieden?
In dat kader verdient ook soortgrensoverschrijdende discriminatie veel meer aandacht. Om
onduidelijke redenen van specicisme menen mensen dat het leven van andere soorten
aanmerkelijk minder betekenis heeft dan dat van een mens. De mate van intelligentie wordt
daarvoor vaak als graadmeter aangevoerd, maar die kan onmogelijk een verklaring zijn voor
het feit dat het varken dat intelligenter is dan de hond, beschouwd wordt als eetbaar in
tegenstelling tot de hond.
Discriminatie kan alleen kansrijk bestreden worden, wanneer anderen dan wijzelf
gerespecteerd worden in hun natuurlijke behoeften, opvattingen, levensstijl en andere
wezenskenmerken. Het leven van een dier is voor dat dier net zo belangrijk als mijn leven
dat voor mij is. Datzelfde is wat mij betreft van toepassing op de levensbeschouwing,
gewoonten, afkomst of wezenskenmerken van andere mensen.
Tot slot. Discriminatie kan alleen kansrijk bestreden worden, wanneer begrip voor en
mededogen met de ander slechts één grens kent: de vrijheid van de een houdt op waar de
vrijheid van een ander begint. Voorzitter, dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Arissen. Met u zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn
van de zijde van de Kamer. U mag hier gaan staan, want de collega's willen ook u feliciteren
met uw maidenspeech. Ik schors de vergadering tot 13.10 uur.
De vergadering wordt van 12.29 uur tot 13.09 uur geschorst.
Discriminatie en racisme in Nederland
Aan de orde is de voortzetting van het debat over discriminatie en racisme in Nederland.
De voorzitter:
Wij zijn toegekomen aan de antwoorden van de zijde van de regering. Ik geef de minister
van Veiligheid en Justitie het woord.
Minister Blok:
Voorzitter. Ik wil graag beginnen met felicitaties aan de heren Bouali, Azarkan, Hiddema en
Van Dam en de dames Yeşilgöz en Arissen. De Kamer is vandaag verrijkt.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik ben Van Dijk.
Minister Blok:
Was ik de heer Van Dijk vergeten?
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
U kijkt naar mij, maar de heer Van Dam heeft inderdaad ook zijn maidenspeech gehouden.
Minister Blok:
Sorry. Dat is natuurlijk het probleem met nieuwe Kamerleden. Die moet ik allemaal leren
kennen, terwijl ik net wilde zeggen dat ik zo genoten heb van de sprekers, die een verrijking
voor de Kamer zijn.
De verdeling tussen collega Asscher en mijzelf zal zo zijn dat collega Asscher de vragen
over arbeidsmarkt en onderwijs zal beantwoorden. Dat laatste natuurlijk zo veel mogelijk,
omdat een andere collega dat eigenlijk behoort te doen. En ik zal de vragen op mijn terrein
beantwoorden.
Voordat ik inga op de specifiek aan mij gestelde vragen, begin ik met de constatering dat
discriminatie heel erg verwerpelijk is — het is niet voor niets artikel 1 van de Grondwet —
maar tegelijkertijd helaas ook wereldwijd een heel, heel diepgeworteld verschijnsel. Er gaat
geen avond voorbij of wij zien de meest verschrikkelijke uitingen op alle continenten van
mensen die elkaar zelfs naar het leven staan omdat ze beiden vinden dat ze de ware
godsdienst aanhangen, de goede huidskleur hebben of bij de goede stam horen. Het zit
helaas kennelijk heel diep in de menselijke genen om een scherp onderscheid te maken
tussen wij en zij en, nog erger, om dat vaak in geweld te vertalen. De kerntaak van de
overheid is ervoor zorgen dat mensen in veiligheid en vrijheid hun leven kunnen leiden. Dat
is een reden te meer om ervoor te zorgen dat we langs alle routes die de Kamer noemde,
onderwijs, voorlichting, ontmoeting en waar nodig de scherpe arm van het strafrecht en het
bestraffen, maatregelen treffen tegen de helaas diepgewortelde neiging tot discrimineren,
zodat we in vrede en vrijheid met elkaar kunnen leven. De incidenten van afgelopen
weekend, die ik tijdens het vragenuur met u mocht bespreken, geven nog eens aan hoe zeer
dit vraagstuk ook in Nederland actueel is en onze voortdurende aandacht vraagt.
Ik begin met de heer Van Dijk. Hij vroeg hoe het kabinet is omgegaan met de motieMarcouch waarin werd gevraagd om een integrale aanpak van discriminatie. Die motie is
mede aanleiding geweest voor een kabinetsbreed Nationaal Actieprogramma tegen
discriminatie, dat werd aangeboden in januari 2016. Collega Plasterk nam daarbij het
voortouw. Het Actieprogramma bevat op vrijwel alle beleidsterreinen, dus ook op dat van mij
en op dat van mijn collega die hier vandaag aanwezig is, concrete acties en doelstellingen
om discriminatie aan te pakken langs de hele lijn, beginnend met preventie en
bewustwording. We zorgen voor een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen en
voor een goede, lokale aanpak. Op dat niveau doen uiteindelijk de problemen en dus ook de
oplossingen zich voor. We ondersteunen daarnaast kennis en onderzoek. Zeer recentelijk
heeft de Kamer een voortgangsrapportage van dit Actieprogramma ontvangen van collega
Plasterk.
De voorzitter:
Dit is het antwoord op de vragen van ...
Minister Blok:
De heer Van Dijk.
De voorzitter:
Welke heer Van Dijk? We hebben er twee. Het is misschien goed om te weten wie u bedoelt.
Minister Blok:
De eerste heer Van Dijk.
De voorzitter:
Dat is de heer Gijs van Dijk.
Minister Blok:
Ik houd de volgorde aan van de gestelde vragen.
De voorzitter:
Ja. Gijs van Dijk.
Minister Blok:
Daarmee geef ik trouwens geen kwalificatie aan de tweede heer Van Dijk.
De voorzitter:
Nee, maar het is wel relevant voor dit debat.
Minister Blok:
Ze zijn mij even lief, zeker in dit debat.
Ik spreek nu gewoon weer over de heer Van Dijk. Zodra ik op een andere heer Van Dijk kom,
dan zal ik dat aangeven. Er hebben dan andere sprekers tussen gezeten.
De voorzitter:
Nee, het is echt relevant om te weten welke heer Van Dijk u bedoelt.
Minister Blok:
Dat begrijp ik.
De voorzitter:
Ook de voornaam is relevant. Van de PvdA is het de heer Gijs van Dijk en van de SP is het
de heer Jasper van Dijk.
Minister Blok:
Zo is dat.
De voorzitter:
Ook voor de Handelingen.
Minister Blok:
De heer Gijs van Dijk vroeg of ik bereid ben om hogere maximumstraffen in te voeren. Zoals
de heer Van Dijk ongetwijfeld weet, deze heer Van Dijk, verkeren we nu in een situatie
waarin het kabinet demissionair is. Iedere vraag over wat ik vind van een wetswijziging, leidt
tot het antwoord dat het niet voor de hand ligt dat dit kabinet met een wetswijziging komt. Als
ik de vraag wat breder interpreteer en mij afvraag of hogere strafmaten veel toe zouden
voegen, dan betwijfel ik dat om twee redenen. Er kunnen aanzienlijke straffen worden
opgelegd voor zowel belediging en discriminatie als voor de mishandeling die daar helaas
vaak mee gepaard gaat. In beide gevallen heb je het over een maximumstraf van meerdere
jaren. Zoals ik ook al bij het vragenuur heb aangegeven, hanteert het Openbaar Ministerie
niet alleen de lijn om standaard te vervolgen als de zaak bewijsbaar is, maar vraagt het bij
die vervolging ook om een extra hoge strafmaat vanwege het discriminatoire karakter.
Nogmaals, dit kabinet zal niet met een wetswijziging komen. De toegevoegde waarde
daarvan valt te betwijfelen.
De heer Gijs van Dijk vroeg naar een reflectie op de initiatiefwet van de PvdA inzake
seksuele intimidatie op straat. Die initiatiefwet is net terug van de Raad van State. Zoals
bekend bieden mijn ambtenaren graag ondersteuning bij iedere initiatiefwet en dus ook bij
deze. Het lijkt mij echter zuiver dat het kabinet reageert op het moment dat de wet ook in zijn
definitieve versie hier in de Kamer behandeld wordt. Op dat moment kan ik dan een
onderbouwde reactie geven. Zoals de heer Van Dijk weet, is er wel contact geweest met
bijvoorbeeld gemeenten over de vraag hoe zij daar in de praktijk tegen aankijken. Maar het
lijkt mij zuiver, en dat doet ook recht aan het vele werk dat in de initiatiefwet is gestoken, om
daar uitgebreid op in te gaan op het moment dat die wet hier wordt behandeld.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik dank de minister voor de beantwoording van de eerste vragen. Is de minister wel bereid
om, net als bij beantwoording van vragen over hogere strafeisen bij discriminerend geweld,
hierop te reageren? We weten dat het een groot probleem is dat vrouwen in sommige
buurten vaak worden aangesproken en opmerkingen naar hun hoofd geworpen krijgen. Wat
vindt de minister daarvan? Zou het strafbaar stellen van dat soort seksuele intimidatie
mogelijk een oplossing kunnen zijn?
Minister Blok:
Ik vind het nafluiten en naroepen van vrouwen ongelofelijk ergerlijk en laag-bij-de-gronds. Op
de vraag of je dat met strafrecht goed aanpakt, reageer ik terughoudend. Er wordt erg veel
verwacht van strafrecht. Ik hoop dat de nieuwe Kamerleden een kritische geest laten zien bij
het palet van mogelijkheden om misdrijven, overlast en criminaliteit aan te pakken en bij de
vraag wanneer strafrecht de juiste route is of wanneer andere methodes moeten worden
gebruikt. Mijn eerste reactie, maar ik wil niet suggereren dat we niet heel serieus naar de wet
gaan kijken, is dat ik strafrecht een nogal zwaar en complex middel vind om dit aan te
pakken. Strafrecht is een zwaar middel, want het betekent dat de overheid de zwaardmacht,
zoals we dat noemen, mag hanteren. Daarom kent strafrecht, gelukkig, ontzettend veel
waarborgen. Dat betekent ook een ontzettend zware last voor alle organisaties die het uit
moeten voeren. Mijn eerste reactie op uw vraag, een beetje uitgedaagd, is dat het geen
makkelijke route is, maar dat we er serieus naar gaan kijken.
De heer Bouali vroeg hoe het staat met de voorlichting over meld- en aangiftemogelijkheden
van discriminatie. Er loopt op dit moment een meerjarige campagne, met de titel "Zet een
streep door discriminatie". Die campagne kent onder die overkoepelende titel gerichte
campagnes. Er was een campagne gericht op arbeidsmarktdiscriminatie en een op
onlinediscriminatie. In deze campagnes zitten steeds mogelijkheden om te melden en
aangifte te doen en wordt er benadrukt dat dat van groot belang is. Er is bijvoorbeeld een
website discriminatie.nl als laagdrempelige route voor het melden van discriminatie. De heer
Bouali heeft gelijk dat dat een belangrijk punt is, maar we nemen daar ook echt concreet
actie op.
De heer Bouali vroeg, net als mevrouw Voortman, hoe we ervoor zorgen dat de
aangiftebereidheid blijft bestaan en liefst nog groter wordt, wetend dat het aantal uiteindelijke
veroordelingen beperkt is. De andere heer Van Dijk, Jasper, en de heer Segers vroegen ook
naar die veroordelingen. Laat ik eerst ingaan op dat verschil tussen meldingen en
veroordelingen. Voor een veroordeling wegens discriminatie moet het feit volgens het
strafrecht natuurlijk haarscherp bewezen zijn. In de praktijk blijkt dat het Openbaar Ministerie
maar in een beperkt aantal gevallen hard bewijs voor het onderdeel discriminatie, en dan ook
nog een dader heeft. Helaas gebeurt dat vaak schreeuwend, half dronken, voorbijlopend. Er
zijn in deze cijfers niet opgenomen de veroordelingen die dan wel plaats kunnen vinden voor
het feit van openlijk geweld dat daaraan gerelateerd is. Dat is ook al een verschrikkelijk feit,
maar als het onderdeel discriminatie niet bewijsbaar is, dan is in een aantal gevallen wel het
onderdeel openlijk geweld bewijsbaar. Ik gaf al aan dat de lijn van het Openbaar Ministerie in
het geval van discriminatie, als het bewijs rond te krijgen is, is dat er standaard vervolgd
wordt. Dat is echt anders dan bij andere misdrijven.
Hoe zorgen we ervoor dat mensen aangiftebereid blijven? Dat doen we door er met de
voorlichtingscampagnes voortdurend aandacht voor te vragen. Ook in het onderwijs is die
aandacht er. De heer Asscher zal de vraag daarover beantwoorden. Ook in het vragenuur
gaf ik al aan dat de politie de laatste jaren heel veel werk heeft gemaakt van de
bewustwording bij de politiemannen en -vrouwen van het belang van het doen van aangifte
van discriminatie. De politie heeft intern een netwerk van homo's en lesbo's die gewoon bij
de politie werken, maar vanuit hun eigen ervaring beschikbaar zijn om mensen te
ondersteunen die aangifte willen doen van specifiek geweld tegen homo's en lesbo's, om
ervoor te zorgen dat de aangifte laagdrempeliger wordt.
De heer Bouali (D66):
Ik dank de minister voor zijn toelichting. Kan hij toezeggen dat hij de Kamer informeert over
de toename van de meldingsbereidheid? Dan hebben wij daar wat zicht op.
Minister Blok:
De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over het Actieplan tegen discriminatie. In dat kader
krijgt de Kamer jaarlijks cijfers. Binnenkort zal er weer een rapportage naar de Kamer gaan.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De minister gaf aan dat het bij deze 9 veroordelingen uit 1.500 casussen om gevallen gaat
waarin discriminatie bewezen is, maar dat dat niet betekent dat er niet alsnog sprake kan zijn
van veroordelingen voor bijvoorbeeld geweldspleging. Heeft de minister cijfers van die
gevallen waarin er aangifte is gedaan voor geweldspleging en discriminatie? En kan hij
zeggen hoe vaak dat tot veroordeling voor geweldspleging heeft geleid?
Minister Blok:
Nee, die cijfers heb ik niet.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat is jammer. De heer Hiddema vroeg in zijn bijdrage of de kwaliteit van de klachten dan
wel voldoet als het tot zo weinig veroordelingen leidt. Is daarover iets te zeggen? Is het
mogelijk dat, als je in het voorproces dingen anders doet, dat tot meer veroordelingen leidt?
Minister Blok:
Daar ga ik zeker iets over zeggen, maar de heer Hiddema had een indrukwekkend betoog
maar niet zo veel vragen. Ik zou het jammer vinden als ik enige vraag die hij aan mij heeft
gesteld, niet in zijn richting zou beantwoorden. Daarmee zou ik de heer Hiddema tekortdoen.
Mevrouw Voortman vroeg ook naar de stopformulieren. Zoals mevrouw Voortman weet is er
serieus onderzoek gedaan naar de voors en tegens van stopformulieren. Op basis daarvan
is geconcludeerd dat het echt een heel forse belasting is van de politiemensen op straat en
dat de voordelen zeer twijfelachtig zijn. Ik zie het echt als mijn taak om te voorkomen dat
politiemannen en -vrouwen te veel administratieve taken moeten doen. Voor iedere taak is
een goede reden te vinden, maar het mogen er niet zo veel worden dat het een enorme
belasting wordt, waardoor de politiemensen steeds minder toekomen aan wat ze, zoals ze
keer op keer zelf zeggen, het liefste doen: op straat lopen, horen wat er leeft en tijdig kunnen
ingrijpen. Ik ben er dus niet voor om terug te komen op de beslissing om niet met
stopformulieren te beginnen.
De heer Jasper van Dijk vroeg hoe het staat met vervolging naar aanleiding van de aangiftes
van Sylvana Simons. Volgende week is er een rechtszaak waarin een groot aantal
verdachten ter verantwoording wordt geroepen. In november heeft het Openbaar Ministerie
een man aangehouden naar aanleiding van het nogal gruwelijke filmpje dat over mevrouw
Simons is gemaakt. Die man heeft ook bekend. Ook hij zal gedagvaard worden. Kortom, de
vervolging is in volle gang, en gelukkig maar.
Jasper van Dijk vroeg ook of de politie voldoende is toegerust. Ik gaf net al aan dat er
belangrijke, waardevolle activiteiten zijn van Roze in Blauw. Daarnaast is er een
opleidingstraject gestart waarbij de basisteams op cursus gaan. De Politieacademie is meer
aandacht gaan besteden aan het onderwerp discriminatie. Er is een nieuw handelingskader
opgesteld om agenten goede keuzes te laten maken rond het selecteren. Dat gaat om de
discussie over het etnisch profileren, die regelmatig aan de orde is. De politie beschikt
inmiddels over een online app waarmee agenten op straat via de iPhone informatie over
verdachten kunnen opvragen, zodat ze veel gerichter kunnen zien wie ze voor zich hebben.
En zoals de Kamer weet, zijn we bezig met de introductie van bodycams, waardoor ook
achteraf gezien kan worden wat het optreden van de verdachte was en wat het optreden van
de politiemedewerker was.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik kan me voorstellen dat het soort zaken dat de minister nu noemt, goed is voor het
verbeteren van de cultuur binnen de politie, bijvoorbeeld als het gaat om de aanpak van
homodiscriminatie of homogeweld. Maar deelt de minister mijn mening dat het ook louter een
kwestie van capaciteit kan zijn? Er is nu veel scepsis bij mensen die zeggen: ik kan wel een
melding doen of een aangifte, maar ja, de politie doet er toch niets mee. Misschien is dat
helemaal niet waar, maar het is wel de perceptie van veel mensen. Deelt de minister de
mening dat we dat ook kunnen verbeteren door te investeren in blauw op straat?
Minister Blok:
Ik weet dat er bij veel partijen een wens is om te investeren in blauw op straat. Dat
constateer ik met genoegen. Ook hiervoor geldt echter dat er, terwijl wij hier staan, in een
andere kamer wordt onderhandeld over een nieuw regeerakkoord. Daar zullen partijen hun
voorstellen voor meer blauw op straat op tafel leggen. In de tussentijd heb ik bij de laatste
begroting extra geld beschikbaar gekregen. Dat kan ik ook goed besteden, maar de
vooruitblik is echt aan de onderhandelende partijen die de grondslag moeten vormen voor
een nieuw kabinet.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is op zich correct dat de minister vermeldt dat er formatieonderhandelingen bezig zijn.
Het punt is alleen dat formaties heel lang kunnen duren en dat we hier allemaal overtuigd
kunnen zijn van de urgentie. Daarom gebruik ik de minister een beetje, met permissie, om
ook de Kamer hierop aan te spreken: hoeveel weken of maanden gaan we nog wachten op
die formatie, terwijl wij nu allemaal vinden dat er meer inzet voor de politie nodig is? Ik hoop
op steun vanuit de Kamer.
Minister Blok:
Dat is geen vraag aan mij, want ik zit niet aan de formatietafel. De laatste keer dat ik daar
wel zat, ging het vrij snel, maar daar was toen ook commentaar op. Ik ga het nu dus gewoon
afwachten.
Ik kom bij een vraag die zowel door Jasper van Dijk als de heer Segers is gesteld. Zij
vroegen mijn reactie op het Duitse voorstel om forse boetes op te kunnen leggen aan
internetproviders en andere IT-ondernemingen die een platform bieden aan discriminerende
uitingen. De Duitse wet is heel vers. Die ga ik zeker bestuderen. Ik kan op voorhand wel
stellen dat die wet een heel aantal intrigerende vragen en spanningen met zich meebrengt,
bijvoorbeeld op het punt van de klassieke vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van
drukpers is een wat gedateerd begrip, maar het begrip van de internetvrijheid is daar
natuurlijk zeer aan gerelateerd. Wat er in Duitsland gebeurt, is dus heel intrigerend, maar ik
wil echt heel goed bekijken welke lessen wij daar in Nederland uit kunnen trekken. Op
voorhand kan ik, ook als de heer Van Dijk mij toch weer gaat uitdagen, dus echt geen enkele
uitspraak doen over de wenselijkheid van zo'n wet, want dit raakt echt zeer wezenlijke
grondrechten.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Segers nog een interruptie.
De heer Segers (ChristenUnie):
Er zitten ook wat eenvoudige onderdelen in het voorstel of in de wet van onze oosterburen.
Zo is er de mogelijkheid om snel te kunnen protesteren, om snel aan de bel te kunnen
trekken. Dat zijn elementen die wat sneller werken en wat minder de vrijheid van
meningsuiting raken, maar wel de drempel verlagen om snel te kunnen klagen en actie te
ondernemen bij discriminatie en hatespeech. Is de minister bereid om ook naar dat soort
laaghangend fruit te kijken?
Minister Blok:
Ik wil graag naar de hele wet kijken. De heer Segers heeft ongetwijfeld gelijk dat er
onderdelen in zitten waar minder haken en ogen aan zitten en onderdelen die meer met zich
meebrengen. Maar omdat ik die slag nog niet gemaakt heb — dat heb ik gewoon nog niet
kunnen doen — vind ik het onzorgvuldig om nu te zeggen: misschien doen we dat wel en dat
nog niet. De keuzes voor wat we wel en wat we niet doen, moeten goed onderbouwd zijn.
De heer Segers en de heer Azarkan vroegen of bij de vervolging van daders van
discriminatie en bij het opleggen van taakstraffen aan deze daders rekening kan worden
gehouden met het feit dat ze veroordeeld zijn wegens discriminatie. De heren vroegen ook of
we kunnen werken aan bemiddeling tussen slachtoffer en dader. Beide gebeuren al. Bij
taakstraffen wordt bijvoorbeeld nog weleens een verplicht bezoek aan het Anne Frank Huis
opgelegd. De antidiscriminatievoorzieningen bieden regelmatig aan om contact te
organiseren tussen dader en slachtoffer. Dat is dan geen onderdeel van de staf, maar wel
van de genoegdoening aan het slachtoffer en de bewustwording bij de dader.
De heer Segers vroeg hoe wordt omgegaan met spreekkoren bij het voetbal. Hij vroeg ook
naar de contacten die wij daarover hebben met de KNVB. Die zijn er inderdaad. Daarbij is de
afspraak dat de clubs allereerst zelf verantwoordelijk zijn. Vervolgens gaat de
verantwoordelijkheid via de scheidsrechter naar de KNVB. Een scheidsrechter kan beslissen
om een wedstrijd te staken. Vervolgens kan het lokaal gezag optreden. Ook hier is het
strafrecht weer het sluitstuk. Mensen kunnen worden veroordeeld, en worden ook
veroordeeld, wanneer ze ernstig discriminerende uitlatingen doen op voetbaltribunes.
De heer Segers (ChristenUnie):
Toch zien we iedere keer in wedstrijdverslagen dat soms een heel of een half stadion, of in
ieder geval ogenschijnlijk een fors deel van het stadion, vreselijke spreekkoren bezigt. Wij
spreken nu over een brede aanpak. Zou het niet goed zijn als het kabinet toch weer eens
met de KNVB om de tafel zou gaan zitten om opnieuw even de punten op de i te zetten? Het
begint toch bij de handhaving van de meest elementaire fatsoensnormen? Dat begint op heel
publieke plaatsen, zoals in het stadion.
Minister Blok:
Maar ik wil niet de suggestie wekken dat dat niet gebeurt. De heer Segers heeft gelijk als hij
zegt dat het probleem daarmee niet verdwenen is. Ik ken hem ook goed genoeg, meen ik,
om te weten dat hij misschien wel droomt, maar zich realiseert dat het nooit helemaal zal
verdwijnen. Zijn ambitie is echter dat het in ieder geval sterk wordt teruggebracht. Die
ambitie deel ik. Ik kan de heer Segers toezeggen dat wij periodiek overleggen en blijven
overleggen met de KNVB, maar ik wil niet de indruk wekken dat ik er speciaal heen moet
omdat wij dit anders niet met de KNVB bespreken. Ik zal ervoor zorgen dat het overleg in
stand blijft.
De heer Segers (ChristenUnie):
Laten we afspreken dat dit ter sprake komt zodra het kabinet weer met de KNVB om tafel zit.
Minister Blok:
Ja.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het is namelijk redelijk recentelijk weer voorgekomen, ik meen in Utrecht. Daar werden weer
massaal de meest verschrikkelijke dingen geroepen. En wij voetballen door en kijken door en
doen alsof er niks aan de hand is, terwijl er wel wat aan de hand is.
Minister Blok:
Ja. Dat zal ik doen.
De heer Azarkan vroeg of de stijging van de cijfers veroorzaakt wordt door een reële
toename van het aantal gevallen van discriminatie of doordat er beter geregistreerd wordt.
Dat kunnen we niet goed uit elkaar trekken. Als onze voorlichtingscampagnes, waar de heer
Bouali naar vroeg, succesvol zijn — ik heb goede hoop dat dat zo is, want we besteden er
veel aandacht aan — moet dat op zich al te zien zijn in hogere cijfers. Dat is dan een
rapportage-effect. Ik kan er echter niet uitfilteren, althans niet uit dit type onderzoek, of
daarachter ook zit dat het daadwerkelijk vaker voorkomt.
Daarmee kom ik op de heer Hiddema, die heel breed vroeg wat eigenlijk de toegevoegde
waarde is van al die rapporten. Het onderwerp discriminatie is ongelofelijk belangrijk. Ook bij
de laatste verkiezingen hebben vele partijen er een van hun speerpunten van gemaakt. Het
bestrijden van discriminatie is een grondwettelijke opdracht. Ik begon mijn betoog niet voor
niets met een bredere blik op het feit dat discriminatie helaas heel erg geworteld is in de
menselijke natuur en aanleiding kan geven tot verschrikkelijke excessen. Dat rechtvaardigt
aandacht en zo nodig actie van de overheid. Als je dat op een verantwoorde manier wilt
doen, moet je gegevens verzamelen. De heer Hiddema heeft er gelijk in dat er nogal een
verschil is in de kwaliteit van gegevens en dat je kritisch moet bekijken wat gegevens
zeggen. Een enkele melding van iemand dat er iets gebeurd is, is minder hard dan een
strafrechtelijke veroordeling. Tegelijkertijd biedt het feit dat je patronen kunt herkennen je de
mogelijkheid om gerichter onderzoek te doen en gefundeerdere maatregelen te nemen. Dus
ik vind het wel van groot belang dat wij dit onderzoek blijven doen, maar ook dat wij met de
kritische blik van de heer Hiddema blijven kijken naar wat wij nu eigenlijk in dit onderzoek
lezen.
Ik kom nu bij de heer Van Dam die eigenlijk dezelfde vraag heeft gesteld, namelijk hoe wij de
stijging kunnen verklaren. Nogmaals, ik kan niet goed uit elkaar trekken welk deel een
feitelijke stijging betreft en welk deel een rapportage-effect is.
De heer Van Dam heeft verder gevraagd of wij per kwartaal kunnen rapporteren over
discriminatie. Hij verwees daarbij naar het feit dat de politie intern tweewekelijks rapporteert.
Ik heb al gezegd dat het kabinet jaarlijks rapporteert; in mei komt de rapportage over 2015.
De heer Van Dam zou de rapportage liever iets eerder ontvangen, maar voor deze
rapportage moeten gegevens van zeer verschillende organisaties worden verzameld: politie,
anti-discriminatievoorzieningen en het College voor de Rechten van de Mens. Voor een
goede rapportage lijkt het mij redelijk dat dit in mei gebeurt.
Een rapportage per kwartaal zou ik niet aanraden, want ook hier geldt wat ik zojuist al heb
gezegd over de druk op politieagenten. Rapportages zijn cruciaal voor de Kamer om haar
werk goed te doen en ook voor mij en mijn ambtenaren zijn ze cruciaal. Je moet echter
steeds de afweging maken hoeveel tijdsbeslag wordt gevraagd van de mensen die het werk
moeten doen. Ik weet dat de heer Van Dam een indrukwekkend verleden heeft in de
strafrechtketen, dus hij zal dit herkennen. Hoeveel vraag je van de mensen die de
rapportages moeten opleveren en hoeveel voegt dat toe? Bij kwartaalrapportages valt de
balans tussen extra belasting en extra toegevoegde waarde naar mijn mening niet positief
uit. Ik vraag de heer Van Dam om goed naar de jaarrapportage in mei te kijken en dan nog
eens te overwegen of die niet voldoende handvatten biedt.
De heer Van Dam (CDA):
Het is inderdaad mijn ervaring dat je liever minder dan meer rapporteert. Ik vrees echter dat
een jaarlijkse rapportage een kunststuk wordt dat als een soort jaarverslag tot ons komt. Ik
ben er voorstander van dat er wat frequenter en ook meer samengeraapte cijfers
beschikbaar komen. Wij maken ons terecht allemaal heel veel zorgen over de incidenten die
zich telkens voordoen, maar wij zien tegelijkertijd dat het beleid met 48 maatregelen best
prima in elkaar zit en dat er van alles gebeurt. Ik vind het jammer dat wij dan te weinig
bijpraten over dat beleid.
Minister Blok:
Ik begrijp de wens van de heer Van Dam. In mei komt er een uitgebreide rapportage en ik
vraag hem om dan nog eens te wegen of die voldoende is. Dan kan de vraag aan de orde
komen of er misschien meer beschikbaar is, maar kan ook de afweging worden gemaakt wat
het in de praktijk zal toevoegen als wij dit vaker doen.
De heer Van Dam heeft daarnaast gevraagd of het mogelijk is een aangifteprotocol voor
discriminatiezaken op te stellen. Op dit moment is er voor de politie een handelingskader
waarin wordt beschreven hoe te handelen bij discriminatie. Voor het Openbaar Ministerie is
er een aanwijzing discriminatie die daar de aangiften reguleert. In mijn beleving bestaan de
protocollen waarom de heer Van Dam vraagt.
Ik heb met zeer veel genoegen geluisterd naar mevrouw Yeşilgöz, maar zij heeft geen
specifieke vragen aan mij gesteld. Hetzelfde geldt voor de dames Van Brenk en Arissen.
Ik geef graag het woord aan collega Asscher voor de tweede termijn. Ik vraag de Kamer
toestemming om de tweede termijn alleen met collega Asscher te behandelen, omdat ik
vanmiddag graag op werkbezoek ga bij een veiligheidsregio. Ik ben al wat later, maar ik zou
het leuk vinden als ik daar toch nog kan aanschuiven.
Ik heb de heer De Graaf tekortgedaan. Hij kent het antwoord op zijn vraag al, want hij vroeg
mij hetzelfde als tijdens het vragenuurtje afgelopen dinsdag, namelijk hoe ik sta tegenover
het innemen van de Nederlandse nationaliteit bij mensen met een dubbele nationaliteit. Ik
heb toen ook aangegeven dat we die wettelijke mogelijkheid hebben bij terroristische
misdrijven omdat die zich richten tegen de Staat Nederland, dus tegen de staatsveiligheid —
dat is dus rechtstreeks gekoppeld aan de nationaliteit — maar dat dit niet logisch is bij
misdrijven, hoe verschrikkelijk ze ook zijn, gerelateerd aan discriminatie.
Op het punt van hoge straffen heb ik hetzelfde antwoord als het antwoord dat ik heb
gegeven richting de heer Gijs van Dijk, namelijk dat een demissionair kabinet niet met
wetswijzigingen komt, maar dat ik het ook niet voor de hand vind liggen om dat op dit gebied
te doen.
De heer De Graaf (PVV):
Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik had nog een andere interruptie, waardoor de
minister toch net iets langer werk heeft. Overigens kan de tweede termijn uiteraard alleen
met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid plaatsvinden. Vorig jaar zijn er een
of meerdere walgelijke brieven verstuurd aan een dertigtal moskeeën. De minister van
Veiligheid en Justitie heeft vorige week een brief gestuurd over de afronding van die zaak; er
is geen dader gevonden. Er waren zo'n 30 moskeeën bij betrokken. Er stonden heel
vreselijke dingen in die brieven, zoals swastika's en verwijzingen naar het Derde Rijk.
Walgelijk. Nou werd die zaak heel groot opgespeeld in de media. Minister Asscher is twee
weken later op bezoek geweest bij een moskee om erover te praten, maar het vuurtje is
langzaamaan gedoofd. Ik zou graag willen dat de minister de gegevens, desnoods
geanonimiseerd, van het politierapport maar ook de gegevens over het daderprofiel dat is
opgesteld, met de Kamer deelt. Het zou wat mij betreft namelijk niet bestaanbaar zijn dat we
eerst met een heel grote zaak zitten die wordt opgeblazen en achteraf wellicht blijkt dat het
allemaal niet waar blijkt te zijn. Ik blijf er toch wel met een heel naar gevoel over zitten.
Minister Blok:
Ik vrees dat ik de heer De Graaf moet teleurstellen. Ik kan niet als minister in individuele
vervolgingszaken, wat de uitkomsten daarvan ook zijn, informatie daarover gaan delen.
De heer De Graaf (PVV):
Kan de minister dan op een andere manier inzage geven in wat er daadwerkelijk aan de
hand is geweest? We hebben te maken met iets wat groot is opgespeeld met een bezoek
van de minister, met veel persaandacht en met 30 moskeeën die allemaal blijkbaar dezelfde
brief lieten zien. Er stond geen postcode op de adressering. Zijn er wel 30 brieven geweest?
Zijn er wel 30 moskeeën geweest die aangeschreven zijn? Wat voor daderprofiel zit
erachter? Er is toch informatie die gedeeld kan worden met de Kamer en de bevolking?
Anders zijn we door iemand in Nederland in het ootje genomen en dat willen we toch ook
niet.
Minister Blok:
Ik zal kijken — daar moet ik dan schriftelijk op terugkomen — welke informatie ik kan delen,
maar ik gaf al aan dat dit zeer beperkt zal zijn. Ik zal er in een brief op terugkomen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb nog een vraag over het incident van afgelopen weekend. Daar hebt u een brief over
geschreven, waarvoor dank. Er is over dat incident veel ophef ontstaan in het land. Er waren
gisteren in Amsterdam manifestaties en zaterdag aanstaande zijn die er in Arnhem van
mensen en ook homoseksuelen die bang zijn dat het geweld dat hun wordt aangedaan niet
voldoende wordt gezien. In uw brief staat: er is aangifte gedaan van mishandeling met een
homofoob motief. Dan staat er verder: het OM vindt dat er voldoende ernstige bezwaren zijn
tegen de vijf verdachten, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel poging
daartoe en/of openlijk geweld. Er staat niets over homofoob geweld. Is dat dan iets wat in
een later stadium aan de orde komt?
Minister Blok:
Ook hierbij moet ik enige afstand houden. Het OM is gelukkig bezig met de vervolging en
onderdeel daarvan is het boven tafel krijgen van de feiten. Ik vind het niet passend als ik
lopend dat onderzoek ga speculeren over welke strafbare feiten er wel of niet op tafel
komen, want dat is hun werk. Maar, neemt u van mij aan, dat ze dat zeer serieus opnemen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Daar twijfel ik geen moment aan, maar het punt is dat er veel ophef is ontstaan vanwege het
homofoob geweld. Daarom is het deze week in de media ook zo ...
Minister Blok:
Zeker. Ik begrijp de achtergrond van uw vraag ook.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het OM spreekt daar niet over, maar spreekt over lichamelijk letsel.
Minister Blok:
Ik hoop dat u ook begrijpt dat in de rechtsstatelijke verhoudingen in Nederland een minister
van justitie lopende een onderzoek niet ingaat op de vraag welke verdenkingen wel of niet
door het Openbaar Ministerie in deze fase worden meegenomen. Dat zou niet zuiver zijn.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat begrijp ik volledig. Het gaat mij alleen om de vraag of het aspect van homofoob geweld
wel degelijk nog in een later stadium aan de orde kan komen. Moet ik het zo begrijpen? Voor
de mensen die dit debat volgen, stel ik deze procedurele vraag.
Minister Blok:
De heer Van Dijk heeft hiermee de beste bedoelingen, maar ik denk niet dat het goed is voor
de vervolgingen als wij hier in de Kamer speculeren over wat het Openbaar Ministerie wel of
niet doet. Het Openbaar Ministerie zit erbovenop en heeft echt dondersgoed door tegen
welke achtergrond deze verschrikkelijke feiten zijn gepleegd. Wij moeten het Openbaar
Ministerie nu echt even in stilte zijn werk laten doen.
De voorzitter:
Dank u wel en veel succes met uw werkbezoek. Dan geef ik nu het woord aan de minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Minister Asscher:
Voorzitter. Om te beginnen wil ik net als Stef Blok alle maidenspeechers zeer feliciteren en
complimenteren met hun prachtige verhalen. Het is leuk om zo'n breed scala aan
persoonlijke verhalen te horen, gecombineerd met de heel grote thema's van de politiek en
van vandaag. Ik prijs mij gelukkig dat ik straks collega kan zijn van degenen die net zo mooi
spraken.
Blok heeft het al gezegd, maar ook ik vind het goed om aan te geven hoe heftig, pijnlijk en
kwetsend discriminatie kan zijn voor mensen. Soms mondt het uit in geweld, zoals we
afgelopen weekend hebben gezien. Ook als dat niet zo is, kan het mensen diep raken. Je
ziet dat het vaak wordt gebagatelliseerd door mensen die er zelf geen ervaring mee hebben.
Dat moet ons tot waarschuwing zijn. Degenen die het wel overkomt, weten dat het niet te
onderschatten is. Het is dus goed en logisch dat ook deze nieuwe Kamer zeer veel belang
hecht aan een effectieve bestrijding van discriminatie en ook meteen het debat daarover
voert.
Daarbij geldt, zoals mevrouw Voortman terecht zei, dat er een voorbeeldrol te spelen is voor
iedereen. Niet alleen voor mensen in de politiek, maar voor ieder mens geldt dat hij de kans
heeft om een voorbeeldrol te vervullen. Dat houdt in dat je het vermogen hebt om voor
andere mensen op te komen, zoals Gijs van Dijk zei, maar ook dat je in de manier waarop je
praat, telkens onderscheid maakt tussen mensen die zich slecht gedragen en de groep
waartoe ze behoren. Van Dam legde dat mooi uit. Ik was even bang dat hij Volendammers
ging stigmatiseren, maar dat was niet bewust het geval. Veel van de vooroordelen zijn
onbewust. De voorbeeldrol houdt ook in dat je verschil kunt maken in de manier waarop je
mensen tegemoet treedt.
Dat neemt niet weg dat het ook van belang blijft om te registreren wanneer er incidenten zijn
die wijzen op discriminatie. Ik sluit me wat dat betreft aan bij de woorden van Stef Blok in
reactie op het prachtige, deels in het Nederlands uitgesproken betoog van de heer Hiddema.
De heer Van Dam vroeg of het klopt dat een aantal gemeenten zich heeft teruggetrokken uit
dat stelsel. Dat is niet zo. De minister van Binnenlandse Zaken heeft onlangs een onderzoek
afgerond waaruit blijkt dat alle gemeenten wel degelijk een ADV hebben, zij het dat die niet
altijd dezelfde vorm hebben of er op dezelfde manier uitzien. Het blijft dus wel van belang dat
ze vindbaar zijn. Blijkens onderzoek van collega Plasterk voldoen alle gemeenten echter aan
hun wettelijke taak om een meldpunt voor discriminatie ter beschikking te stellen.
De heer Van Dam (CDA):
Ik ken een situatie waarin de gemeente zich wel heeft teruggetrokken en de eigen
ombudsman die functie heeft toebedeeld. Op zich kun je daar wat van zeggen, maar ik
betreur dat de deskundigheid die er bij de ADV zit, juist in de keten maar ook inzake het
onderwerp, daarmee verloren gaat. Daar doelde ik op; vandaar dat mijn vraag naar voren
kwam.
Minister Asscher:
Oké, dat kan. Het lijkt me dan goed om hierop in te zoomen op het moment dat dit specifieke
rapport van de minister van Binnenlandse Zaken ter bespreking voorligt. Dan is ook de vraag
aan de orde of het een verantwoordelijkheid is van de lokale gemeenteraad om het
gemeentebestuur daarvoor te gispen of dat het een zaak is van ons, de landelijke overheid,
om te zeggen dat het stelsel van antidiscriminatieverordeningen meer waarborgen voor de
expertise vergt. Dat laatste is natuurlijk wel moeilijk te handhaven, maar ik kan me
voorstellen dat die discussie dan wordt gevoerd.
De heer Van Dam (CDA):
Mijn voornaamste punt was dat inderdaad die informatie dan in dat rapport zit, zodat wij die
terechte afweging die u noemt, kunnen maken.
Minister Asscher:
Prima. De heer Azarkan vroeg of het kabinet bereid is om meer geld aan
antidiscriminatiebeleid te besteden. Hierbij moet ik helaas verwijzen naar het antwoord dat
collega Blok gaf: wij leven nu in een demissionaire fase. Elders in Den Haag zijn mensen
aan het onderhandelen over het vormen van een nieuw kabinet. Dat betekent dat ons nu
terughoudendheid past, hoezeer ik ook de wens van de heer Azarkan begrijp en ondersteun.
De heer Bouali vraagt om aandacht voor het bespreekbaar maken van lastige
taboeonderwerpen, bijvoorbeeld op scholen. Hij noemde daarbij seksuele geaardheid,
antisemitisme en moslimdiscriminatie. Het is zeer belangrijk. Vanuit Sociale Zaken en vanuit
Onderwijs is de afgelopen jaren geïnvesteerd in methodieken om die gesprekken wél te
voeren, bijvoorbeeld in samenwerking met Diversion op een flink aantal scholen. Het is heel
belangrijk dat de docenten in hun opleiding de instrumenten krijgen aangereikt om dit soort
gesprekken te kunnen voeren. Dat is in het belang van ons allemaal, zeker ook in het belang
van de leerlingen, die er in mijn ogen baat bij hebben om op een normale manier over
gevoelige onderwerpen het gesprek te kunnen voeren.
Blok zei het al: binnen een paar weken is er de aftrap van de campagne "Zet een streep door
discriminatie" op scholen. Die campagne richt zich telkens op een andere sector of een
andere doelgroep. Het gaat dan specifiek om discriminatie op scholen. Als onderdeel
daarvan zullen onder de aandacht worden gebracht instrumenten die er zijn om juist op
scholen discriminatie bespreekbaar te maken. Dan gaat het bijna altijd over de gevoelige
onderwerpen waar de heer Bouali over sprak. Het is een belangrijk onderwerp waar wij de
afgelopen jaren veel aan hebben gedaan. Maar we zijn er nog lang niet klaar mee. We weten
allemaal hoe groot de druk nog steeds is in de gemeenschappen en binnen groepen om
vanuit vooroordelen te blijven denken, te praten en soms ook te handelen tegen
minderheden, wat die minderheden ook zijn.
Dat betekent dat ik het op zichzelf eens ben met Jasper van Dijk dat het belangrijk is dat er
ook in het mbo aandacht voor dit soort zaken is. Ook daar is het een en ander aan gebeurd,
maar wij hebben ook gezien dat in die nieuwe regenboogcoalitie een verdergaande stap
wordt aangekondigd. Een flink aantal partijen heeft de plannen onderschreven. Het is
spannend om te zien of de formerende partijen daar afspraken over maken en of er, als dat
niet zo is, vanuit de Kamer initiatieven toe worden genomen. De Stichting School &
Veiligheid ondersteunt scholen die het lastig vinden dit soort onderwerpen te bespreken. Ik
kan mij van alles voorstellen bij de wens om dit steviger in te bedden, maar ook daar geldt
dat ik er nu, vanuit deze status, geen stappen in kan zetten.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Volledig terecht: de Kamer is aan zet. Dat is een geweldige periode voor een SP-Kamerlid,
kan ik u vertellen. Ik zal de Kamer dan ook een voorstel doen om die seksuele voorlichting in
het mbo te regelen. Maar dan heb je nog het basisonderwijs en middelbaar onderwijs,
waarover u ongetwijfeld contacten hebt met uw collega van OCW. Daar zijn de kerndoelen
wél geregeld, maar zijn er niet echt middelen om scholen aan te spreken als ze weigeren om
die aangescherpte kerndoelen rond seksuele voorlichting uit te voeren. Wilt u daar eens naar
kijken? Hoe kunnen wij die scholen wat steviger aanspreken?
Minister Asscher:
Het kan best zijn dat de onderwijscollega's een andere interpretatie hebben van de
bestaande mogelijkheden. De onderwijsinspectie is natuurlijk wel degelijk bevoegd om te
bekijken of scholen op een afdoende mate de kerndoelen onderwijzen. Tegelijk krijgen wij
signalen en recent onderzoek waaruit blijkt dat toch nog steeds een aantal scholen moeite
heeft met het lesgeven over dit soort onderwerpen. Dan zijn er twee mogelijkheden: onmacht
of onwil. Bij onmacht zou mijn houding zijn: help die scholen. Daarvoor zijn best goede
methoden. Ongeacht de leerlingpopulatie kan dat best. Zeg niet "zoek het uit" tegen de
docent, maar steun hem, geef hem veiligheid, zorg ervoor dat er in de lerarenkamer over
gesproken wordt. Als er onwil is, moeten wij onverbiddelijk zijn. Dan moet de inspectie
ingrijpen: dat vind ik niet acceptabel. Wij hebben hier in dit huis vastgesteld wat er
onderwezen moet worden. Dan dient dat ook te gebeuren.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Alweer ben ik het volledig eens met de minister! Het gaat natuurlijk om de scholen die
weigeren om die kerndoelen, die nota bene wettelijk zijn vastgelegd, uit te voeren omdat dat
om de een of andere reden voor die scholen niet opportuun zou zijn. Dat mogen wij niet
accepteren. Zij hebben de wet uit te voeren. Een school moet taal en rekenen geven. Een
school moet ook seksuele voorlichting geven. We zijn het eens, maar we moeten nu volgens
mij nog wel nadenken over een goede sanctie. Ook daar zal ik mij in een motie op beraden.
Minister Asscher:
Heel mooi. Er zitten allerlei mooie elementen in deze fase, onder andere dat de heer Jasper
van Dijk en ik het steeds roerend eens zijn. We zullen zien hoelang die fase duurt.
Voorzitter. Ik denk dat ik het hierbij even houd voor wat betreft het onderdeel onderwijs, ook
al zijn er meer vragen over gesteld. Er was ook een zeer interessant debat over tussen de
verschillende partijen, met name de ChristenUnie en de SP. Ik wil me nu even richten op wat
meer in de kern van mijn verantwoordelijkheid ligt: de discriminatie op de arbeidsmarkt.
Ik denk wel dat het goed is om nog even in te gaan op de woorden van de heer De Graaf. Je
hoort hier prachtige betogen van mensen die zich uitspreken tegen discriminatie en racisme.
De heer De Graaf begon te zeggen dat hij ook voor artikel 1 van de Grondwet is, maar het
duurde misschien vijf seconden voordat hij dat met voeten trad. Ik vind dat heel vreemd. Je
hebt een aantal grondrechten in onze Grondwet staan. Artikel 1: het recht op gelijke
behandeling. Artikel 6: de vrijheid van godsdienst. Artikel 7: de vrijheid van meningsuiting. Je
kunt dus niet zeggen: ik houd me aan de Grondwet maar ik scheur er een aantal artikelen
uit, want voor de rest vind ik het een goed boek.
De kern van de Grondwet is echt niet alleen gelegen in de manier waarop we onze
gemeenteraad kiezen. Dat is ook heel belangrijk, maar het begint niet voor niets met de
grondrechten. Het is niet overtuigend, het is niet acceptabel. Sterker nog, je steekt eigenlijk
die Grondwet in de fik als je doet wat de heer De Graaf hier doet. Hij zegt: Ik ben tegen
discriminatie, maar overigens telt voor mij niet dat moslims gediscrimineerd worden. Voor mij
telt niet de geloofsvrijheid voor die grote groep Nederlanders. In die zin vind ik het meer een
aanval op de rechtsstaat dan een verdediging ervan.
Wat zijn dan de maatregelen die we nemen — een vraag van mevrouw Van Brenk van
50PLUS — om de discriminatie van ouderen op de arbeidsmarkt te bestrijden? Ik heb in de
afgelopen periode met de sociale partners samen een actieplan opgesteld: Perspectief voor
50-plussers. Dat was hard nodig, want we zagen en zien — we weten het allemaal van
mensen uit onze omgeving — dat 50-plussers het op de arbeidsmarkt veel lastiger hebben
dan anderen. Zeker als ze eenmaal hun baan zijn kwijtgeraakt, kost het meer tijd en meer
moeite om aan het werk te komen. Dat zit 'm in een aantal dingen. Het zit 'm in
gepercipieerde risico's rond ouderen. Werkgevers durven dan eigenlijk niet. Het zit 'm soms
ook in het feit dat ouderen heel lang weinig vanuit hun bestaande werkkring aan opleiding
hebben gedaan. Ze hebben het solliciteren weer moeten leren et cetera. Het zit 'm vaak ook
in vooroordelen over ouderen.
Daar proberen we wat aan te doen. Op al die punten zijn maatregelen genomen. Ik noem —
daar was 50PLUS bij betrokken — de benoeming van John de Wolf als boegbeeld, als
ambassadeur om die vooroordelen weg te nemen. Dat doet hij ontzettend goed. Het leidt tot
veel enthousiasme, zowel bij werkgevers als bij werkzoekenden. Vandaar dat ik heb
besloten hem te vragen wat langer aan te blijven. Maar we zijn daar nog niet mee klaar. Ook
leeftijdsdiscriminatie speelt een rol. Het betekent dat daar waar we generieke maatregelen
nemen om 50-plussers meer kansen te geven, we ook kien moeten zijn op het aanpakken
van vormen van directe discriminatie op de arbeidsmarkt jegens 50-plussers.
Ik zag bij verschillende Kamerleden dat zij in een opsomming terechtkwamen, maar dat is
soms niet anders. Het moet namelijk duidelijk gemaakt worden dat alle vormen van
discriminatie verwerpelijk zijn, zowel van ouderen en zwangeren als van mensen met een
andere achtergrond, geloof of geaardheid. Dat voorkomen blijft — verschillende sprekers
wezen daar ook op — natuurlijk verstandiger dan het alleen maar achteraf bestrijden.
Vandaar de noodzaak van het wegnemen van die vooroordelen.
De heer Bouali (D66):
Ik ben er in mijn interventie niet heel specifiek op ingegaan, maar zou de minister een korte
appreciatie kunnen geven van de versterking van de inspectie? Zoals ik al aangaf, ben ik net
een paar maanden terug in Nederland. Ik schrok van de werkloosheidscijfers: een factor drie
bij mensen met een migrantenachtergrond die een hogere opleiding hebben genoten in dit
land. Kan hij een heel korte appreciatie geven van de motie die wij destijds hebben
ingediend ter versterking van de arbeidsinspectie?
Minister Asscher:
Ik denk dat het heel goed is geweest dat de Kamer het initiatief heeft genomen om aandacht
te geven aan het fenomeen arbeidsmarktdiscriminatie. Dat heeft geleid tot een actieplan.
Daarmee hebben we het probleem niet opgelost, maar het is ambitieus en we werken er
hard aan. Ook heeft het initiatief ertoe geleid dat hier specifiek aandacht voor is, namelijk
met het team arbeidsdiscriminatie binnen de inspectie. Ik moet heel eerlijk bekennen dat ik
daar aanvankelijk twijfels over had, omdat de inspectie nu eenmaal niet op individuele
gevallen kan ingaan. Als je te maken hebt met discriminatie, dan heb je er vaak behoefte aan
dat je klacht gehoord wordt en dat je je recht krijgt. Daarvoor hebben we het College voor de
Rechten van de Mens en de rechter. Nu het team bezig is, zie ik dat het belangrijk is. Het
richt zich op preventie. Het controleert of bedrijven voldoende effectief beleid hebben om
discriminatie en ook pesten, seksuele intimidatie en een onveilige werksfeer tegen te gaan.
Sinds het team er is, is gebleken dat heel veel bedrijven, zich soms helemaal niet bewust
van hun verplichtingen, dat beleid niet hebben. Dat leidt tot herhaalbezoeken. Bovendien
hebben we inmiddels geïnvesteerd in betere voorlichting over de verplichtingen die ieder
bedrijf heeft om er wat aan te doen. Mijn reflectie daarop is dat het een heel goede
toevoeging is, dat het belangrijk werk is en dat het nooit het andere kan vervangen. Er blijven
individuele gevallen waaraan recht moet worden gedaan, maar het draagt wel bij aan een
veilige werksfeer waarin men verschoond blijft van discriminatie.
De heer Azarkan (DENK):
Ik dank de minister voor een deel van de beantwoording. Op dit specifieke punt gaf hij aan
zelf eigenlijk niet zo veel te zien in een uitbreiding. Kan hij aangeven wat de capaciteit op dit
moment is? Als het team zo goed werkt, is hij dan bereid om dat uit te breiden?
Minister Asscher:
Ik ging even terug in de geschiedenis van die discussie. Inmiddels ben ik een warm
voorstander van dat team, maar er is een discussie geweest in de Kamer, waarin ik mij toen
heb laten overtuigen van de noodzaak van zo'n specifiek team. Inmiddels is het er en denk ik
dat het heel goed is. Ik ben ook een groot voorstander van uitbreiding van de capaciteit van
de inspectie, wat mij betreft met 100 fte. Dan kun je inzetten op alle belangrijke doelen, of het
nu gaat om uitbuiting, het tegengaan van discriminatie of veilig werk. We zien een enorme
toename van het aantal ongevallen. Bijvoorbeeld in de bouw kun je sterker zijn. Helaas geldt
wel — ik moet niet in herhaling vallen — dat dat op dit moment op een tafel ligt hier vlakbij. Ik
kan nu niet beslissen over zo'n uitbreiding, maar op zichzelf zou ik er een warm voorstander
van zijn.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Asscher:
Ik was net gekomen bij een vraag van de heer Azarkan. Hij haalde terecht het onderzoek
aan naar uitzendbureaus in en om Amsterdam. Dat had vrij schokkende uitkomsten: evident
discriminerende verzoeken werden ingewilligd. Dat laat maar weer zien hoe breed verspreid
het fenomeen is. Ik zag vanochtend een voorbeeld op de sociale media waarvan ik niet
zeker weet of het waar is; als het niet waar is, is het in ieder geval een prachtig voorbeeld.
Iemand vraagt aan een autoverkoper wie de vorige eigenaar is, want hij wil zeker weten dat
het geen Turkenauto is. De verkoper geeft aan dat de vorige eigenaar een Nederlandse
homo was en vraagt of hij daar misschien ook moeite mee heeft. Overigens is de eigenaar
van het autobedrijf zelf van Turkse afkomst. Het eindigt ermee dat hij degene die dit
discriminerende verzoek doet op een taalfout wijst. Dat was een prachtige en briljante
reactie, maar er zit natuurlijk een trieste werkelijkheid achter. Zoals het onderzoek naar de
uitzendbureaus ook aantoonde, is de alledaagsheid van discriminatie helaas op heel veel
plekken zichtbaar en hebben mensen daar last van. In 2015 is in opdracht van mijn
departement onderzoek gedaan naar discriminatie in de werving- en selectiefase, want daar
gaat het natuurlijk over in het voorbeeld van de uitzendbureaus. Uit de resultaten bleek dat
een Nederlander met een migrantenachtergrond de helft minder kansen heeft om benaderd
te worden voor een baan dan een Nederlander die die achtergrond niet heeft. Ook de kans
van ouderen was aanzienlijk kleiner. Ook andere onderzoeken wijzen daarop. Het laat zien
dat het van belang is om juist hier in de toekomst op in te zetten. We hebben daar een flink
aantal acties op lopen. Die moeten hun effect hebben. Ik noem onder andere het
diversiteitscharter, maar ook het besluit om geen zaken te doen met discriminerende
bedrijven en de campagnes die daarvoor zijn. En ja, het lijkt me heel goed om dit soort
onderzoeken — want dat was de vraag van de heer Azarkan — om de zoveel tijd te
herhalen, zodat je kunt zien of er verbetering is of juist dat de maatregelen niet hebben
gewerkt.
De heer Azarkan (DENK):
Toch een enigszins mager antwoord voor dit veelkoppige probleem. Het blijkt namelijk dat
die zestien uitzendbureaus niet alleen ermee instemden om de Marokkanen en de Turken uit
te filteren, maar ook dat ze aangaven dat ze deze vraag best wel vaak kregen van bedrijven
die zaken wilden doen met ze. Ik wil de minister toch vragen om te kijken wat hij hier echt
aan zou kunnen doen. Want als we gaan wachten op het volgende onderzoek, zijn we weer
verbaasd en dan hebben we hier weer een debat. Wat kunnen we hier nou echt aan doen?
Minister Asscher:
We hebben daar Kamervragen over beantwoord eind vorige maand. In dit geval was het een
mooie actie van een jonge club activisten, maar het lastige is dat die niet heeft geleid tot
aangiftes. Dat is natuurlijk wel nodig, wil je verdergaande maatregelen nemen. Daar ben ik
op zichzelf voor. Ik sluit me wat dat betreft aan bij wat de minister van Veiligheid en Justitie
daarover zei. Het is niet alleen nodig om onderzoek te doen, maar ook om mensen op te
roepen om, als dit soort gevallen zich voordoen, daar aangifte van te doen. Dan kun je ook
wat doen. Daarmee kun je een voorbeeld stellen. Ik denk dat dat zou helpen.
De heer Azarkan (DENK):
Is de minister ook bereid om met de Algemene Bond Uitzendondernemingen in gesprek te
gaan? Want ook daar kun je natuurlijk nog veel verder gaan dan het alleen op papier zetten.
We moeten partijen die echt de wet overtreden en dit soort schadelijke praktijken nastreven,
uit die bond gooien.
Minister Asscher:
Zeker. Ik heb er ook verschillende keren met de bond over gesproken. Het is inderdaad niet
de eerste keer dat uitzendbureaus wat dat betreft in het kwade daglicht komen. Overigens
blijkt dat de uitzendbureaus die lid zijn van de ABU, het wel netjes deden. Het waren andere
uitzendbureaus. Maar dat is geen enkel excuus. Het blijft van belang dat, zeker waar gebruik
wordt gemaakt van de certificaten, die ook aantrekkelijk zijn voor uitzendbureaus, helder is
dat je je aan de wet en de regels moet houden, inclusief deze heel belangrijke wetgeving die
je verbiedt te discrimineren. Dus ja, ik heb erover gesproken met de bond. Ze zijn het ook
met mij eens. Ik zal niet nalaten dat te blijven benadrukken. Dat ben ik eens met de heer
Azarkan.
De heer De Graaf (PVV):
Dank aan de minister voor zijn antwoorden tot zover. Ik heb nog wel een vraag erbij. We
hebben het over arbeidsmarktdiscriminatie en dergelijke. Als ik het goed heb begrepen, en
dan zou ik daar graag een bevestiging van krijgen van de minister, is hij ertegen dat mensen
op basis van hun huidskleur voor een bepaalde baan worden gekozen. Dat klopt toch?
Minister Asscher:
Ik ben tegen alle vormen van discriminatie zoals de wet die beschrijft.
De heer De Graaf (PVV):
Oké. Wat vindt de minister dan van wethouder Baldewsingh hier in Den Haag die aan heeft
gegeven het stadhuis te willen "ontwitten" — daarmee bedoelt hij dat er te veel blanke
mensen werken op het stadhuis en te weinig mensen van kleur — en dat hij ook
daadwerkelijk uitvoering geeft aan die wens? Dat is toch keihard racisme?
Minister Asscher:
Het is toegestaan om diversiteitsbeleid te voeren. Als je zegt "er zijn hier te weinig mannen
van middelbare leeftijd met de achtergrond van de heer De Graaf", kun je beleid voeren om
zulke mensen de kans te geven om ook te solliciteren. Dat maakt de organisatie diverser.
Het is niet toegestaan om mensen anders te behandelen of te ontslaan vanwege hun
achtergrond, hun geloof of hun opvattingen.
De heer De Graaf (PVV):
Dat is nou precies wat er aan de hand is op het stadhuis hier in Den Haag. De wethouder,
een PvdA-wethouder nota bene, heeft gezegd: ik wil het stadhuis ontwitten. Dus hij heeft het
letterlijk over kleur. Hij gaat mensen aannemen op basis van kleur. Daar moet de minister
toch afstand van nemen? Het zou hem sieren als hij dat doet.
Minister Asscher:
Iedereen in Nederland moet zich aan de wet houden, de heer De Graaf en de heer
Baldewsingh ook. Een wethouder heeft het ook in de naam zitten. Dat betekent dat ook het
diversiteitsbeleid van de gemeente Den Haag zal moeten voldoen aan de wettelijke regels.
Als dat niet zo zou zijn — die conclusie lijkt mij nu voorbarig — dan moeten mensen daar
melding van maken en aangifte doen, en dan zal er een correctie volgen. Maar als je als
PVV in de fractieondersteuning representatief en divers personeelsbeleid wilt voeren, is dat
iets anders dan mensen discrimineren op basis van afkomst. Het eerste mag wel. Het
tweede mag niet.
Mevrouw Voortman en de heer Gijs van Dijk hebben een vraag gesteld over het takenpakket
en de bevoegdheden van de Inspectie SZW. Ik ben daar terughoudend in omdat er in ons
stelsel bewust voor gekozen is dat de inspectie niet op individuele gevallen ingaat. Dat
betekent dat het inzetten van loksollicitanten et cetera niet op de weg ligt van de
Arbeidsinspectie. Dat is niet een van de mogelijkheden en bevoegdheden die zij
procesrechtelijk tot haar beschikking heeft. De inspectie gaat ook niet proefgiflozingen doen
of op die manier bedrijven proberen op de vingers te tikken. Nee, zij heeft duidelijk
ingekaderde bevoegdheden vanuit de wetgeving waar zij de naleving van controleert. Daar
moet zij zich ook aan houden.
Dit past veel meer bij het strafprocesrechtelijke element. Als je in het kader van het strafrecht
aan de gang gaat, dan zijn er, natuurlijk weer onder strikte voorwaarden, mogelijkheden om
te bekijken wanneer mensen over de schreef gaan. Maar dit past minder bij de manier
waarop onze inspectie werkt. Dat is niet alleen maar bedoeld als iets defensiefs. Het is ook
een kracht van de Arbeidsinspectie dat zij niet op individuele gevallen let, dat zij wel kan
sanctioneren en boetes kan opleggen als bedrijven de fout ingaan en dat zij vooral
verantwoordelijk is voor de algemene naleving van de wetgeving op het gebied van de
arbeidsmarkt, met name de arbowetgeving.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik kan niet voor de heer Van Dijk spreken, maar ik zei niet dat de Arbeidsinspectie dat moet
doen. Het zou ook door andere instanties kunnen gebeuren. Begrijp ik het goed dat de
minister zegt dat het wel zou kunnen als het niet door de Arbeidsinspectie gebeurt maar
bijvoorbeeld vanuit politie of OM?
Minister Asscher:
Onder strikte voorwaarden. Die discussie is ouder. Er is wel gesproken over lokhomo's of
lokjoden als je wilt kijken of mensen zich te buiten gaan. Het kan niet zomaar. Uitlokking is in
het strafrecht vanzelfsprekend geen toegestane methode, maar er zijn omstandigheden
denkbaar waaronder dat kan. Dat bevindt zich dan op het domein van Veiligheid en Justitie.
Ik dacht dat mevrouw Voortman het aan mij vroeg. Dan denk ik automatisch aan de
Arbeidsinspectie. Dan kan het in ieder geval niet.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat is helder. Ik had daarnaast ook een vraag gesteld over de resultaten van het
diversiteitscharter. Ik hoop dat de minister daar nog aan toekomt.
Minister Asscher:
Ja, zeker.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik doelde erop dat de Inspectie SZW onderzoek doet op het moment dat er structureel
gepest wordt bij een bedrijf of er sprake is van structurele discriminatie. Dan doet de
Inspectie SZW onderzoek en concludeert zij of dat aan de hand is of niet. Heel veel jonge
mensen in Nederland solliciteren zich suf vanwege hun achternaam en komen niet aan het
werk. Ik bedoelde in mijn eerste termijn te vragen: zijn er mogelijkheden voor de minister om
via de inspectie of anderszins bedrijven te laten onderzoeken die dat structureel doen bij
werving en selectie, en om een bedrijf daar wellicht ook op aan te spreken? Dat was mijn
concrete vraag.
Minister Asscher:
Dan wordt het weer iets lastiger. De inspectie kan handhaven bij het niet aanwezig zijn van
afdoende beleid om discriminatie, seksuele intimidatie en pesten tegen te gaan. Dat is weer
iets anders dan de mogelijkheid om een bedrijf individueel te sanctioneren als er bijvoorbeeld
wordt onderbetaald. Ik wil jongeren ertoe oproepen om melding te doen en een klacht in te
dienen als ze bijvoorbeeld worden misbruikt onder het mom van stage terwijl ze eigenlijk
gewoon werk doen. Daar kun je meteen individueel vanuit de inspectie wat aan doen. Dan
kan er een boete opgelegd worden. Dat is iets complexer bij discriminatie. Desalniettemin
zou het goed zijn als wij dat soort meldingen zo veel mogelijk clusteren. Zo beluister ik ook
de oproep van de heer Gijs van Dijk. Dan kun je namelijk kijken wat er aan de hand is. Ik ben
ook een voorstander van naming-and-shaming. Op het moment dat bedrijven over de
schreef gaan, is het goed als consumenten en klanten dat weten. In die zin ben ik het met
hem eens. Tegelijkertijd moet ik er opnieuw op wijzen dat de mogelijkheden van de
Arbeidsinspectie op dit punt en in dit domein nu eenmaal heel beperkt zijn door de manier
waarop de inspectie in ons stelsel haar werk doet.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Asscher:
De heer Van Dam juicht toe dat er ook goede voorbeelden worden genoemd bij het
tegengaan van discriminatie en racisme. Ik ben dat met hem eens. Daarmee moeten we
zeker doorgaan.
Laat ik meteen de vraag van mevrouw Voortman over het diversiteitscharter beantwoorden.
Ben ik daar tevreden mee en wat zijn de resultaten? Ik ben er heel blij mee. Het heeft tot
doel om de positieve kanten te stimuleren, de bedrijven die juist heel veel doen aan het
tegengaan van discriminatie en het bevorderen van diversiteit. De bedrijven en organisaties
die meedoen, leggen de lat voor zichzelf steeds hoger. Ze doen de belofte om er meer aan
te doen. Het wordt meetbaar gemaakt. Dat is stimulerend en werkt goed. Bovendien praten
ze er met elkaar over. Het is voor een bedrijf natuurlijk veel fijner om aangesproken te
worden op wat het goed doet en op wat anderen goed doen dan om altijd maar in het
beklaagdenbankje te zitten. Veel bedrijven zitten juist heel positief in de wedstrijd en willen
ideeën en tips krijgen over de manier waarop ze dit kunnen aanpakken. Soms is er sprake
van onvermogen of verlegenheid omdat men niet weet hoe men dit moet vormgeven. Daar
doet dit charter wat aan. Het is wat mij betreft een heel krachtig instrument. Ruim 80
organisaties, zowel publiek als privaat, zijn erbij aangesloten. Het leidt tot heel concrete
verbeteringen binnen organisaties. Ik zou het heel goed vinden als dit wordt doorgezet en de
kans krijgt om verder te groeien.
De heer Bouali vroeg wat het kabinet doet om zwangerschapsdiscriminatie tegen te gaan. Ik
heb zeer onlangs het Actieplan zwangerschapsdiscriminatie naar de Kamer gestuurd. Dat
plan bevat dertien nieuwe maatregelen om iets extra's te doen om
zwangerschapsdiscriminatie tegen te gaan. Het is gericht op handhaving, kennis en
bewustwording, maar ook op melding en registratie. Op dit punt is er de gerichte inzet van
het team arbeidsdiscriminatie, waarover we het net hadden, en is er sprake van gerichte en
persoonlijke voorlichting aan vrouwen, onder andere via de GGD en de
verloskundigenorganisaties, zodat zij worden gewezen op hun rechten op het moment dat ze
in verwachting zijn. Er wordt ook extra aandacht besteed aan het belang van melden, onder
andere via sociale media. We gaan daar de komende tijd mee aan de gang. In het nationaal
actieplan van volgend jaar kan ik melden wat de voortgang is van deze maatregelen, maar
dit onderwerp heeft dus zeker onze aandacht. Het College voor de Rechten van de Mens
heeft hierover een halfjaar geleden een zorgelijke rapportage uitgebracht.
Mevrouw Van Brenk vroeg hoe het kan dat leeftijdsdiscriminatie niet apart wordt genoemd in
de voortgangsrapportage. In de brief worden maar een paar voorbeelden genoemd, maar in
de bijlage worden wel degelijk alle vormen, en dus ook de acties rondom
leeftijdsdiscriminatie, genoemd. Er wordt ook verwezen naar de voortgangsrapportage over
het actieplan, die onlangs naar de Kamer is gestuurd. Volgend jaar zullen beide rapportages
worden samengevoegd, zodat niemand het gevoel kan hebben dat er wel aandacht aan het
een, maar niet aan het ander wordt besteed en zodat we meteen een compleet beeld
hebben.
Zou dit onderwerp ook in de Grondwet moeten staan? Er staat nu in dat discriminatie
wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of welke grond dan
ook niet is toegestaan. Er ligt een initiatiefwetsvoorstel in de Kamer om het aantal expliciet
genoemde gronden uit te breiden. Ook dit behoort tot het domein waarover de verschillende
politieke partijen zich voor de verkiezingen hebben uitgesproken. We moeten nu bekijken of
dit vanuit een Kamerinitiatief dan wel vanuit een nieuw te vormen kabinet vorm krijgt. Voor
het voornemen om de gronden in artikel 1 uit te breiden, voel ik grote sympathie, maar ik kan
er als demissionair minister niet echt op reageren. Het is echt aan een nieuw kabinet om een
standpunt te bepalen ten aanzien van dit vraagstuk.
Daarmee ben ik gekomen aan het einde van mijn eerste termijn. Ik dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is niet bij iedereen het
geval. Ik geef als eerste het woord aan de heer Gijs van Dijk, die spreekt namens de PvdA.
We hanteren een spreektijd van één minuut en twintig seconden, inclusief het indienen van
moties als dat nodig is.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Allereerst wil ik minister Asscher en minister Blok danken voor hun antwoorden op
alle vragen en opmerkingen. Dit is een ongelofelijk belangrijk debat, niet alleen voor ons als
politiek, maar vooral voor heel veel mensen in Nederland die dagelijks te maken hebben met
discriminatie op wat voor grond dan ook. We zitten op dit moment met een demissionair
kabinet. Dat hebben we ook een paar keer van de demissionaire ministers gehoord. We
kunnen op dit moment dus weinig extra plannen en extra financiering met elkaar afspreken.
Er liggen moties van andere collega's. Daar zal ik naar kijken. Ik wil hier vooral duidelijk
maken dat de komende tijd een demissionaire tijd zal zijn, maar dat het aan ons als Kamer is
om met goede initiatieven te komen als het gaat om het bestrijden van discriminatie. Dat kan
het verschil maken voor heel veel mensen in Nederland. Dat moeten we dus blijven proberen
en dat zullen wij in ieder geval ook blijven doen.
Ik heb in eerste termijn al gezegd dat wij een brief hebben, waarin wij een voorstel doen aan
de formerende partijen op dit moment, voor hoe je discriminatie verder zou kunnen
aanpakken. Die brief hebben wij inmiddels naar de informateur gestuurd. Ik zie uit naar de
samenwerking en de initiatieven voor de komende tijd op dit belangrijke onderwerp voor al
die mensen in Nederland.
De voorzitter:
De heer Bouali ziet af van het woord. Het woord is dan aan mevrouw Voortman namens
GroenLinks.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank beide bewindspersonen voor hun inbreng. Zij hebben aangegeven welke
stappen er tot nu toe gezet zijn en dat het voor een deel een kwestie is van uitrollen en in de
praktijk brengen. Als het gaat om echt concrete voorstellen, zie ik echter wel dat daar niet
altijd van wordt gezegd: zo pakken we dat aan. Er wordt bijvoorbeeld beaamd dat we ervoor
moeten zorgen dat het doen van aangifte wordt bevorderd en dat onbewuste discriminatie
wordt tegengegaan. Ik noemde het voorbeeld van etnisch profileren. De minister legt dan uit
waarom hij niet voor stopformulieren is, maar wat dat wel? Ik zit niet vast aan een specifiek
middel, maar ik zou wel graag willen weten wat we dan wel kunnen doen. Ik krijg hier graag
een reactie op.
Ik ben blij met wat de minister van Sociale Zaken heeft aangegeven over de
diversiteitscharter, namelijk dat daarmee beloftes meetbaar worden gemaakt. Je kunt dan als
werkgever goed zien of je echt doet wat je belooft. Veel werkgevers denken volgens mij
namelijk oprecht dat ze niet discrimineren en deze charter kan dan wellicht de ogen openen
dat het wel gebeurt.
De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor de welwillende beantwoording. Die
welwillendheid wil ik op twee punten graag markeren, zeker gezien de demissionaire status
van het kabinet en het schemergebied tussen het ene en het volgende kabinet. Ik heb twee
moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in Duitsland aan een boetewet wordt gewerkt om socialmediabedrijven te
dwingen duidelijke meldingsprocedures in te richten en snel actie te ondernemen tegen
strafbare gedragingen of uitingen op hun platforms, zoals discriminatie;
verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre een dergelijke wet naar Duits model in
Nederland haalbaar en gewenst is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 108 (30950).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat strafrechtelijke vervolging van discriminatie van belang is voor de
signaalwerking naar de samenleving, genoegdoening van het slachtoffer en voorkoming van
recidive;
overwegende dat het aan het rechtsherstel kan bijdragen indien een deel van de straf wordt
toegesneden op het discriminatoire karakter van het delict, bijvoorbeeld door een dader
daarbij in aanraking te laten komen met de door discriminatie getroffen groep;
verzoekt de regering, in overleg met de Raad voor de rechtspraak en vertegenwoordigende
organisaties te onderzoeken op welke wijze straffen kunnen worden toegesneden op het
discriminatoire karakter van het delict, bijvoorbeeld door het toepassen van een bijzondere
voorwaarde of het vormgeven van een op discriminatie toegesneden taakstraf,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de
indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 109 (30950).
De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter. Complimenten aan beide bewindslieden voor de beantwoording. Ik zie dat de tijd
tikt. Mocht ik een Hiddemaatje doen, namelijk ver over mijn tijd heen gaan, dan hoop ik dat u
mij dat kunt vergeven. Ik zal snel zijn. Ik heb een tweetal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het hardnekkig voorkomen van discriminatie in onze samenleving ons ertoe
noopt om op een verantwoorde wijze innovatief te werk te gaan op het gebied van mogelijke
effectieve sancties en straffen;
constaterende dat uit sociologisch onderzoek blijkt dat contact onder bepaalde voorwaarden
leidt tot meer onderling begrip en daarmee tot een afname van vooroordelen;
verzoekt de regering, te onderzoeken of en hoe door de overheid gefaciliteerd contact tussen
veroordeelde daders van discriminatie en slachtoffers van discriminatie een verantwoorde en
effectieve wijze van bestraffing van discriminatie kan zijn, waarbij de deelname van
slachtoffers en daders gebaseerd dient te zijn op vrijwilligheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 110 (30950).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat volgens onderzoek van het SCP ongeveer een kwart van de Nederlandse
bevolking aangeeft discriminatie te hebben ervaren;
tevens constaterende dat het College voor de Rechten van de Mens aangeeft in het
afgelopen jaar bijna duizend meer meldingen van discriminatie te hebben ontvangen dan het
jaar daarvoor;
voorts constaterende dat discriminatie ertoe leidt dat heel veel mensen niet in staat zijn om
hun talenten te ontplooien, carrière te maken of anderszins op te klimmen op de sociale
ladder;
spreekt uit als wens dat in het nieuwe regeerakkoord een stevig pakket aan maatregelen
dient te worden opgenomen om discriminatie te bestrijden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 111 (30950).
De heer Azarkan (DENK):
Tien seconden later!
De voorzitter:
De heer Hiddema houdt zijn status aparte.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Het is wel knap als je al na één debat een verschijnsel op je naam kunt krijgen:
een Hiddemaatje.
De voorzitter:
Mooi hè?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik hoop niet dat onder de definitie van die term gaat vallen: in eerste termijn een gloedvol
betoog houden en in tweede termijn niet meer aanwezig zijn. Ik had nog zo veel vragen voor
de heer Hiddema, maar wie weet komt er nog een nieuwe kans.
De voorzitter:
Er zijn meer bijeenkomsten in dit gebouw. Het zou zomaar kunnen dat hij ergens anders zit.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Zo is het, voorzitter.
Ik heb twee moties in de 56 seconden die mij resten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het Regenboog Stembusakkoord wordt voorgesteld om verplichte lessen
over lhbti-acceptatie op het mbo in te voeren;
constaterende dat volgens de onderwijsinspectie slechts circa 60% van de mbo-scholen
aandacht besteedt aan seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid;
verzoekt de regering, een voorstel te doen om verplichte lessen over lhbti-acceptatie op het
mbo in te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 112 (30950).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat voorlichting over seksuele diversiteit bijdraagt aan de bestrijding van
discriminatie;
overwegende dat de kerndoelen rond seksuele diversiteit al in 2012 zijn aangescherpt;
constaterende dat volgens de onderwijsinspectie op ongeveer 80% van de p.o.-, vo- en soscholen aandacht is voor seksuele diversiteit en op 20% dus nog niet;
van mening dat alle scholen zich dienen te houden aan de kerndoelen;
verzoekt de regering, niet te aarzelen om scholen, die consequent weigeren aandacht te
besteden aan seksuele diversiteit, een financiële sanctie op te leggen dan wel bestuurlijk in
te grijpen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 113 (30950).
De heer Van Dam (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Ik ben blij dat er over een Hiddemaatje wordt gesproken en niet over
een Van Dammetje, want misschien had dat wel eerder aan de beurt kunnen komen. Ik dank
beide ministers voor de beantwoording van de vragen. Ik zit zelf met een dilemma en ik hoop
het de komende tijd duidelijker te krijgen. Wanneer spreekt de Kamer over discriminatie en
racisme? Dat is wanneer zich een incident heeft voorgedaan; terecht dat we er dan over
spreken. Dat is dan ongeveer één keer per jaar als het beleid aan de orde komt. Dat beleid is
veelomvattend. Ik heb daarvoor veel waardering. Ik vind het niet recht doen aan het beleid
dat we er maar één keer over praten. Ik weet niet precies hoe ik me daartoe verhoud, maar
ik ga de komende tijd meemaken hoe ik me daartoe verhoud; dat is het dilemma dat ik zie.
Een van de zaken waarvoor de CDA-fractie de komende tijd extra aandacht wil vragen, is de
vraag hoe er wordt omgegaan met die hogere strafeis. Het aantal gevallen dat daadwerkelijk
voor de rechter komt, is zeer klein. Daar zijn goede redenen voor. Maar wordt die dubbele
straftoemeting wel toegepast in de gevallen die wel voor de rechter komen? In welke mate
gaat de rechter daarin mee? Dat zal een volgende keer nog een speciaal aandachtspunt zijn
van de CDA-fractie.
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius geeft aan geen behoefte te hebben aan een bijdrage in tweede
termijn. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de toelichting, het actieplan Perspectief voor 50-plussers
en de uitbreiding van de termijn van de ouderenambassadeur. Dat vinden wij inderdaad heel
goed. Ik wil nog even opmerken dat recentelijk uit een UWV-rapport naar voren kwam dat de
kans van een 60-plusser op de arbeidsmarkt 1,2% is. Het is dus nog steeds heel hard nodig.
De minister sprak uitnodigende woorden zoals "het initiatief ligt nu bij de Kamer" en "ja, we
vinden het tegengaan van alle vormen van discriminatie waarover we vandaag gesproken
hebben, hartstikke belangrijk". Onze Grondwet begint met artikel 1. Daarin worden meerdere
gronden genoemd, maar het moet duidelijk zijn dat de ene discriminatiegrond niet zwaarder
weegt dan de andere. Daar moeten we geen enkele twijfel over laten bestaan. Namens de
fractie van 50PLUS dien ik daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat discriminatie een breed vertakt probleem is in onze maatschappij;
verzoekt de regering, door een speciale commissie te laten onderzoeken op welke wijze het
verbod op discriminatie op elke denkbare grond het beste in de Grondwet kan worden
opgenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 114 (30950).
De voorzitter:
Ik kijk even of mevrouw Arissen nog het woord wil voeren in de tweede termijn. Dat is niet
het geval. Daarmee zijn we aan het einde van de tweede termijn van de Kamer gekomen.
De vergadering wordt van 14.41 uur tot 14.50 uur geschorst.
Minister Asscher:
Voorzitter. Mevrouw Voortman vroeg wat we dan wel doen tegen etnisch profileren.
Allereerst krijgen alle basisteams de komende twee jaar de cursus bewustwording etnisch
profileren. Die maakt deel uit van het pakket aan maatregelen uit de brief van 4 oktober
2016. Er is extra geld voor uitgetrokken, er is versterkte aandacht bij de opleiding, er wordt
gebruikgemaakt van de politieapp, er is een nieuw handelingskader professioneel
selecteren. Dat kader is nu klaar en wordt ingevoerd bij alle teams. Verder is er een betere
klachtenprocedure en worden er bodycams ingezet, waarvoor nu een juridisch kader wordt
opgesteld, waarover eind mei wordt gerapporteerd. Daarnaast wordt er steeds beter
geregistreerd en is er een tweewekelijkse centrale screening op alle discriminatiemeldingen
en aangiften. Met andere woorden, er gebeuren — gelukkig — wel degelijk veel andere
dingen die ook bij andere debatten aan de orde zijn gekomen.
Voordat ik inga op de moties, zeg ik dat de betekenis van de preadvisering nu veel relatiever
is dan in een missionaire periode. De Kamer kan zelf prima bepalen wat zij vindt en wil. Als
ik een motie ontraad, zal ik er niet van wakker liggen als de Kamer dat advies niet zou
volgen. Er zal vooral gekeken worden naar de partijen die nu in die andere kamer zitten, veel
meer dan naar wat ik er wel of niet van vind. Ook als ik een motie ontraad, kan de Kamer
daar prima zelf wat van vinden. Dat is even een disclaimer, want anders wordt straks
opgemerkt dat ik straks misschien voor iets stem terwijl ik dat eerder heb ontraden. Dat is
heel normaal. Ik kan er dus best voor zijn als ik daar in de bankjes zit, maar het hoort bij mijn
rol als demissionair minister dat ik niet allerlei nieuwe plannen ga maken. Dat moet straks
een nieuwe minister doen. Kortom, ik ontraad de motie-Segers/Van Dam op stuk nr. 108. Ik
kan wel zeggen dat collega Blok net heeft toegezegd expliciet te bekijken wat men in
Duitsland doet. Hij zal daarover rapporteren aan de Kamer. Dat biedt de gelegenheid om dan
alsnog het debat te voeren over de vraag of we in Nederland dan hetzelfde willen, ja of nee.
Het oogmerk van de motie van de heer Segers wordt eigenlijk goeddeels ingelost door de
toezegging van Blok net.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb gezegd dat het een markering is van de welwillendheid die ik heb gehoord. Er moet
onderzocht worden of het haalbaar en wenselijk is. Dat is heel vrijblijvend. Ik zou zeggen:
laat het dan aan het oordeel van de Kamer. De Kamer kan dan zelf bepalen of zij dat een
goed idee vindt. Minister Blok heeft gezegd daar best naar te willen kijken.
Minister Asscher:
Ik ben het zeer met Segers eens; daar heb ik vaker last van. Het zit hem even in de
formulering "verzoekt de regering, te onderzoeken (...)". Het punt is meestal dat als je de
regering verzoekt om iets te onderzoeken, zij een onderzoeksbureau aanstelt en daarvoor
geld uittrekt, waarna er een onderzoek komt. Met de woorden die de heer Segers nu
gebruikt, om ernaar te kijken, ben ik het natuurlijk zeer eens. Dan maak ik er "oordeel
Kamer" van.
De heer Segers (ChristenUnie):
Laten we het dan op die manier doen. Minister Blok kan er zelfstandig naar kijken en hij, of
zijn opvolger, schrijft er op een goed moment een brief over. Dan horen we er meer over.
Minister Asscher:
Prima.
Wat ik net formuleerde, was alleen de uitzondering op de regel, want de motie-Segers/Van
Brenk op stuk nr. 109 ontraad ik wel degelijk. Het is echt aan een nieuw kabinet om te
bekijken hoe met het toesnijden van straffen moet worden omgegaan.
In de motie-Azarkan op stuk nr. 110 wordt de regering verzocht om te onderzoeken of er
contact tussen veroordeelde daders en slachtoffers kan zijn. Als we dit moeten zien als
onderdeel van de straf — hierbij kijk ik even naar de heer Azarkan — kan dit niet en vergt dit
een wetswijziging, waarbij ik moet verwijzen naar de formatietafel. Maar er zijn nu ook al
mogelijkheden om dit via de ADV's te doen. Op zichzelf is dit wel heel goed. De heer
Azarkan heeft terecht onderzoek geciteerd waaruit blijkt dat dit tot gedragsverandering kan
leiden. Als ik de motie zo mag opvatten, is deze ondersteuning van beleid. De heer Azarkan
knikte, voorzitter.
De voorzitter:
Dat heb ik ook gezien.
Minister Asscher:
In de motie-Azarkan op stuk nr. 111 wordt niks aan de regering gevraagd, maar spreekt de
Kamer iets uit. Het is dan ook aan de Kamer om daarover te oordelen.
De motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 112 gaat over de verplichte lessen. We hebben het
erover gehad, zeg ik tegen de heer Van Dijk. Demissionair kan ik er niks meer mee, maar we
wachten af wat de Kamer zegt. Formeel moet ik de motie ontraden.
In de motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 113 wordt de regering verzocht, niet te aarzelen om
scholen die consequent weigeren aandacht te besteden aan seksuele diversiteit, een
financiële sanctie op te leggen dan wel bestuurlijk in te grijpen. Dat is ondersteuning van
beleid, tenzij de heer Jasper van Dijk zou willen dat het beleid wordt gewijzigd. In dat geval
moet ik de motie namelijk ontraden.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik neem hier een tussenpositie in. De inspectie heeft inderdaad die middelen wel; daar heeft
de minister gelijk in. Het punt is alleen dat we moeten vaststellen dat ze tot nu toe nog niet
zijn ingezet. Vandaar dat deze motie een steun in de rug is, om het beleid toe te passen dat
er inderdaad is.
Minister Asscher:
Dat valt helemaal in het eerste bakje. Dat is absoluut ondersteuning van beleid. Het kabinet,
hoe demissionair dan ook, voelt zich opnieuw zeer gesteund door de heer Jasper van Dijk.
De motie op stuk nr. 114, waarin de regering wordt verzocht een speciale commissie
onderzoek te laten doen, ontraad ik. Er ligt natuurlijk een initiatief vanuit de Kamer. Dat zal
vanzelf zijn vervolg krijgen; dus niet getreurd. Het onderwerp krijgt ook heel veel steun van
verschillende politieke partijen. Ik kan nu echter niet een speciale commissie instellen om dat
te gaan doen. Om die reden ontraad ik de motie dus, maar het onderwerp staat op de
agenda en blijft op de agenda staan.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.
Sluiting
Download