Schriftelijk examen ZVB Vak: Meteorologie Tijdsduur: 30 minuten KIES ALTIJD HET BESTE ANTWOORD ! 1) Welke stelling is juist? a) Het weer speelt zich af in de stratosfeer. b) De troposfeer is gevuld met alleen tropische lucht. c) In de troposfeer neemt over het algemeen met toenemende hoogte de temperatuur af. d) De zon verwarmt de lucht en de lucht verwarmt vervolgens het aardoppervlak. 2) Welke stelling is juist? a) De aarde zendt geen infrarode straling uit. b) De aarde zendt alleen ‘s nachts infrarode straling uit. c) De infrarode straling wordt grotendeels weggefilterd door de atmosfeer. d) De infrarode straling passeert vrijwel ongehinderd de atmosfeer. 3) Welke stelling is juist? a) Voor de gemiddelde luchtdruk is 1015 mbar aangenomen. b) In Nederland varieert de luchtdruk tussen de 965 en de 1050 mbar. De QNH of de luchtdruk op zeenivo wordt op veel plaatsen gemeten in een gegraven c) put die reikt tot aan zeenivo. d) De luchtdruk op vliegveldnivo noemen we de QNH. 4) De juiste waarden voor de standaard-atmosfeer zijn: 1013,2 mbar op zeenivo en een drukafname van 12,5 mbar/100 m. a) Vanaf 19°C op zeenivo een temperatuurafname van 1°C/100 m. 1013,2 mbar op zeenivo en een drukafname van 12,5 mbar/100 m. b) 15°C op zeenivo en een temperatuurafname van 0,65°C/100 m. 1013,2 mbar op zeenivo en een drukafname van 0,65 mbar/100 m. c) 15°C op zeenivo en een temperatuurafname van 12,5°C/100 m. 1015 mbar op zeenivo en een drukafname van 12,5 mbar/100 m. d) Een kamertemperatuur van 19°C op zeenivo met een afname van 0,65°C/100 m. 5) Op TELETEKST pagina 707 staat: Temp/Td EHGR 8/6 Je kunt het volgende juiste conclusie trekken: a) Als er thermiek onstaat ligt de wolkenbasis rond de duizend meter. Het dauwpunt is 6°C en dat komt overeen met een wolkenbasis van 600 meter (1°C/100 m.). c) De temperatuur van de grond is 8°C. Als de temperatuur door uitstraling 2°C zakt en de vochtigheid blijft hetzelfde wordt d) de relatieve vochtigheid 100 procent. b) 6 )Welke stelling(en) is/zijn juist? 1 Condensatie van waterdamp kost energie. De hoogte waarop in stijgende lucht de wolkenvorming begint heet het 2 condensatienivo. a) b) c) d) Alleen stelling 1 is juist. Alleen stelling 2 is juist. Beide stellingen zijn juist. Beide stellingen zijn fout. 7) Welke stelling(en) is/zijn juist? De luchtdrukgradient komt op de weerkaart tot uiting door de afstand tussen de 1 isobaren. 2 In de praktijk staat in het algemeen de wind loodrecht op de isobaren. a) b) c) d) Alleen stelling 1 is juist. Alleen stelling 2 is juist. Beide stellingen zijn juist. Beide stellingen zijn fout. 8) Welke stelling(en) is/zijn juist? Wanneer in de avond de thermiek verdwijnt neemt over het algemeen de grondwind 1 wat af en krimpt hij wat. De wind boven de wrijvingslaag zal over het algemeen in de avond wat minderen en 2 krimpen. a) b) c) d) Alleen stelling 1 is juist. Alleen stelling 2 is juist. Beide stellingen zijn juist. Beide stellingen zijn fout. 9) Deze bewolking bestaat uit ijsnaaldjes en doet denken aan een fijn vezelig weefsel. Deze windveren zijn vaak een voorbode van een naderende storing. Welke bewolking is dit? a) b) c) d) Ci Cs Cu Cb 10) "Kring om de zon, water in de ton". Dit gezegde gaat over het volgend meteorologisch verschijnsel: a) Cb met mini koufront. b) Ci in de kern van een hoge drukgebied. c) Cs als voorbode van een naderend warmtefront. d) Sc in de warme sector. 11) Welke stelling over nevel/heiigheid is juist? a) Heiigheid wordt veroorzaakt door condensatie van waterdamp. b) Men spreekt van nevel als het zicht wordt beperkt door stof en rookdeeltjes. c) Achter een koufront is het vaak heiig. De paarsachtige bruine band boven de horizon is vaak de heiigheid die reikt tot aan d) de inversie. 12) Welke stelling is fout? a) Opstijgende lucht zet uit. b) Opstijgende onverzadigde lucht koelt over het algemeen 1°C per 100 m. af. c) Opstijgende verzadigde lucht koelt meer af dan 1°C per 100 m. d) De temperatuurgradient van de droogadiabaat is 1°C per 100 m. 13) Op Gilze zitten we na een lange vorstperiode in mPL. Er is sprake van: a) Warme massa met kans op grond inversie en een hoge relatieve vochtigheid. b) Warme massa met stabiele eigenschappen en een lage relatieve vochtigheid. c) Koude massa met onstabiele eigenschappen en kans op mist en nevel. d) Koude massa met een grondinversie en een hoge relatieve vochtigheid. 14) Op een zeer warme dag wordt er geklaagd dat er alleen stijgen zit op circuit, wat is er waarschijnlijk aan de hand? a) Door de nachtelijke uitstralinger zit er nog een grond-inversie op 200 meter. b) Er zit een subsidentie-inversie op 200 meter. Er is een stabiele atmosfeer maar door sterke opwarming van het aardoppervlak c) onstaan er thermiekbellen die tijdens het stijgen al snel even warm als hun omgeving zijn. d) Niets, het zijn over het algemeen de leerlingen die daar over klagen. 15) Het is augustus, Nederland ligt onder invloed van een jong hogedrukgebied en er is aanvoer van cAL. Je verwacht: a) Zwaar bewolkt maar kans op thermiek omdat er sprake is van koude massa. b) Cu met zeer grote kans op Cb’s vanwege de zeer koude en vochtige aanvoer. Eventueel wat Ci en veel Cu met kans op overontwikkeling vanwege de koude en c) vochtige aanvoer. Geen hoge bewolking vanwege de subsidentie en droge thermiek of Cu met hoge d) wolkenbasis. 16) Op TELETEKST pagina 707 staat dat de wind op EHGR uit de richting 190 komt met 22 knopen. Dit komt ongeveer overeen met: a) 22 Km/uur. b) 11 m/sec. of 40 km/uur. c) windkracht 3. d) 11 Km/uur. 17) Wanneer condensatie optreedt in een thermiekbel: a) Wordt de situatie onstabieler en neemt het stijgen toe. b) Wordt de situatie onstabieler en neemt het stijgen af. c) Wordt de situatie stabieler en neemt het stijgen af. d) Verandert er niets met betrekking tot de stabiliteit en stijgen. 18) Op TELETEKST pagina 707 zie je volgende informatie: Grondwind 200/20 knopen 500 voet 220/25 knopen 1000 voet 230/25 knopen 2000 voet 240/35 knopen 3000 voet 250/50 knopen Er is ook cumulus voorspeld met basis op 3000 voet, wat is nog meer een juiste verwachting? a) Er ontstaan permanente stijgwindgebieden ver uit elkaar. b) Er staan op veel plaatsen thermiekbellen met een mooie structuur. c) Er onstaan mooie wolkenstraten. d) De thermiek is verwaaid. 19) Als in Nederland een depressie voorbij trekt is dit de juiste dwarsdoorsnede: De trekrichting is van links naar rechts. Plaatje ontbreekt 20) Welke stelling over warmte onweer is juist? a) Een leuke cumel kan niet binnen een half uur tot een grote Cb ontwikkeld zijn. b) Warmte onweer is een typisch warmtefront verschijnsel. Warmte onweer onstaat als plotseling een stabiele laag, b.v. een subsidentie c) inversie wordt doorbroken. d) Warmte onweer is een typisch voor een frontale storing. OPEN VRAGEN 21) a) Teken de inwendige structuur van een thermiekbel. b) Teken een volledige thermiekslurf vanaf de grond tot en met de bijbehorende cumel. 22 a) Noem acht gevaren van een Cb