Ten geleide Voor u ligt de schoolgids van basisschool 'De Troubadour'. De schoolgids is bestemd voor ouders van kinderen die op onze school zitten en voor ouders van kinderen die een verantwoorde schoolkeuze willen maken. Scholen verschillen steeds meer in hun manier van werken, in de sfeer en in wat kinderen leren. De bedoeling van deze gids is om informatie te verstrekken over de doelen en resultaten van onze school, over de wijze waarop wij de verplichte onderwijstijd benutten, over de rechten en plichten van alle bij de school betrokkenen, over de voorzieningen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, over de vrijwillige bijdrage die de ouders kunnen leveren en over allerlei andere schoolse zaken. De schoolgids bevat twee delen. In het eerste deel (hoofdstuk 2 t/m 8) vindt u informatie over uitgangspunten en organisatieprincipes van onze school en ons onderwijs. In het tweede deel (hoofdstuk 9) is informatie verzameld, die gebonden is aan dit schooljaar. Om u volledig op de hoogte te houden van allerlei actuele gebeurtenissen kunt u ook terecht op onze website: http://www.troubadour.dse.nl Bovendien wordt eenmaal per drie weken ons informatiebulletin De Roffel uitgegeven. Deze schoolgids kan ongetwijfeld op vele vragen een antwoord geven. Toch kan het zijn dat u nog persoonlijke vragen hebt. Wij zijn bereid in een persoonlijk gesprek u verder te informeren en u een rondleiding door de gebouwen te geven. Wij hopen dat u de schoolgids regelmatig raadpleegt. Mocht u tijdens het lezen van deze gids nog vragen en/of tips hebben, dan horen wij dat graag van u. De suggesties kunnen we dan in een volgende schoolgids verwerken. Het is van groot belang, dat school en ouders van elkaars handelen op de hoogte zijn. Dat komt het welbevinden en de leerprestaties ten goede. Deze schoolgids nodigt u uit om actief interesse te tonen voor datgene wat uw kind op school leert en meemaakt. Van onze kant vinden we het fijn als u iets goeds van ons kunt verwachten. Op deze manier kan onze school uitgroeien tot een gemeenschap, waarin kinderen, ouders en leerkrachten zich thuisvoelen. Terecht kunnen we dan stellen, dat de Troubadour een school is, waar muziek in zit. De medezeggenschapsraad heeft in haar vergadering instemming verleend aan deze schoolgids. Tijdens het schooljaar kunnen zaken op school veranderen. Deze wijzigingen worden verwerkt in de schoolgids die u volgend schooljaar van ons ontvangt. De ouder(s) of verzorger(s) van nieuwe leerlingen ontvangen een exemplaar tijdens een oriënterend gesprek met de directie of bij inschrijving van hun kind. Mede namens het team van 'De Troubadour' Gerard Grondhuis directeur Waar in deze gids gesproken wordt over "ouder(s)", wordt steeds bedoeld "ouder(s) en/of verzorger(s)". Met het woord 'leraar' worden uitdrukkelijk ook leraressen bedoeld. Vanwege de leesbaarheid gebruiken we alleen de mannelijke vorm. Hoofdstuk 1. Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Inhoudsopgave ............................................................................... 1—1 Hoofdstuk 2. Hier staan we voor … ....................................................................... 2–1 Hoofdstuk 3. Zakelijke gegevens van de school ..................................................... 3–1 3.1 Situering................................................................................................................. 3–1 3.2 Het schoolbestuur .................................................................................................. 3–1 3.3 Directie .................................................................................................................. 3–2 3.4 Personeel ............................................................................................................... 3–2 3.5 Leden van de medezeggenschapsraad ..................................................................... 3–3 3.6 Stagiaires ............................................................................................................... 3–3 3.7 Vrijwilligers ............................................................................................................ 3–4 3.8 Schoolgrootte ......................................................................................................... 3–4 3.9 Lestijden ................................................................................................................ 3–4 3.10 Stichting Overblijven ........................................................................................... 3–4 Hoofdstuk 4. 4.1 Doelen van het onderwijs ....................................................................................... 4–1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.2 Levensbeschouwelijke visie .................................................................................................... 4–1 Pedagogische visie .................................................................................................................. 4–2 Onderwijskundige visie ........................................................................................................... 4–5 Waar onze school in de komende tijd voor staat. .................................................................. 4–8 Organisatie van het onderwijs. ............................................................................. 4–11 4.2.1 4.2.2 4.3 Typering van de school .................................................................... 4–1 Intern .................................................................................................................................... 4–11 Extern ................................................................................................................................... 4–13 Onderwijsleergebieden en de tijd daaraan besteed ............................................... 4–17 4.3.1 4.3.2 De onderbouw: groep 1 t/m 4. ............................................................................................. 4–18 De bovenbouw: groep 5 t/m 8. ............................................................................................ 4–19 4.4 De wijze waarop prioriteit wordt gegeven aan onderwijs in de schooljaren 1-4. .... 4–21 4.5 Het kind van De Troubadour. ................................................................................ 4–22 4.6 De profielschets van onze leerkracht. .................................................................... 4–23 Hoofdstuk 5. Zorg voor de leerling. ....................................................................... 5–1 5.1 Het volgen van de ontwikkeling. ............................................................................. 5–1 5.2 Interne begeleiding ................................................................................................ 5–3 5.3 Leerlinggebonden financiering (LGF). .................................................................... 5–44 5.4 Overstap naar een andere basisschool. ................................................................... 5–5 5.5 Overgang basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. .............................................. 5–5 5.6 Pesten .................................................................................................................... 5–7 1—1 Hoofdstuk 6. De kwaliteit van het onderwijs. ........................................................ 6–1 6.1 Pedagogisch ........................................................................................................... 6–1 6.2 Onderwijskundig .................................................................................................... 6–2 6.2.1 Bereikte resultaten einde van schoolloopbaan ...................................................................... 6–2 6.3 De eerste vier schooljaren ...................................................................................... 6–3 6.4 De aantoonbare kwaliteit van een SKPO-school ...................................................... 6–4 Hoofdstuk 7. De schoolpraktijk ............................................................................. 7–1 7.1 Het aannamebeleid ................................................................................................ 7–1 7.2 Leerplicht ............................................................................................................... 7–3 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.3 Leerplicht ................................................................................................................................ 7–3 Preventie schoolverzuim ........................................................................................................ 7–4 Verlofregeling ......................................................................................................................... 7–4 Schooltijden en vakanties. ...................................................................................... 7–5 7.3.1 7.3.2 Schooltijden voor de groepen 1 t/m 8.................................................................................... 7–5 Vakanties ................................................................................................................................ 7–5 7.4 Regels m.b.t. het brengen en halen van kinderen .................................................... 7–5 7.5 Overblijfregeling..................................................................................................... 7–5 7.6 Regeling bij afwezigheid van leerkrachten............................................................... 7–6 7.7 Strafbare feiten…wat doet de school? ..................................................................... 7–6 7.8 Activiteiten ............................................................................................................ 7–6 Hoofdstuk 8. Ouders en School ............................................................................. 8–1 8.1 Medezeggenschap .................................................................................................. 8–1 8.2 Samenwerking met ouders. .................................................................................... 8–2 8.3 Klachtenprocedure ................................................................................................. 8–4 8.4 Vrijwillige ouderbijdrage ........................................................................................ 8–6 8.5 Vrijwilligersprotocol ............................................................................................... 8–7 8.6 Jeugdgezondheidszorg ............................................................................................ 8–9 8.7 Praktische regelingen ............................................................................................. 8–9 8.7.1 8.7.2 8.7.3 8.7.4 8.7.5 8.7.6 8.7.7 8.7.8 8.7.9 Spreekuur leerkrachten .......................................................................................................... 8–9 Spreekuur (adjunct-)directeur ................................................................................................ 8–9 Onderwijs aan zieke kinderen ................................................................................................ 8–9 Kledingvoorschriften voor de kinderen ................................................................................ 8–10 Mobiele telefoons e.d. ......................................................................................................... 8–10 Huiswerk ............................................................................................................................... 8–10 Ontruimingsoefening ............................................................................................................ 8–11 Schoolverzekering ................................................................................................................ 8–11 Hoofdluisbeleid. ................................................................................................................... 8–12 8.8 Sponsoring ........................................................................................................... 8–14 8.9 Als je je kind mee wilt laten doen, maar het niet kunt betalen ............................... 8–14 Hoofdstuk 9. 9.1 Schooljaar 2010-2011 ...................................................................... 9–1 De klassenindeling .................................................................................................. 9–1 9.2 Klassenouders ........................................................................................................ 9–1 9.3 Vakantierooster 2010-2011..................................................................................... 9–1 9.4 Studiedagen 2010-2011 .......................................................................................... 9–1 9.5 Vrije dagen groep 1 t/m 8 2010-2011 ...................................................................... 9–1 9.6 Het totaal aantal uren onderwijs 2010-2011............................................................ 9–2 9.7 Snoepen ................................................................................................................. 9–2 9.8 Jeugdtijdschriften en leespromotie ......................................................................... 9–2 9.9 Schoolbibliotheek ................................................................................................... 9–2 9.10 Surveillance op de speelplaats ............................................................................. 9–2 9.11 Vulpengebruik..................................................................................................... 9–3 9.12 Verspreiding van folders via school...................................................................... 9–3 9.13 Gymrooster......................................................................................................... 9–3 9.14 Overblijven: strippenverkoop en overblijfreglement ............................................ 9–4 9.15 Zwemmen ..................................................................... Error! Bookmark not defined. 9.16 Zoekgeraakte spullen .......................................................................................... 9–6 9.17 Veiligheid op en rondom de speelplaats .............................................................. 9–6 9.18 Schoolfotograaf................................................................................................... 9–6 9.19 Schoolverlaters ................................................................................................... 9–6 9.20 Verjaardagen van de leerkrachten kleutergroepen ............................................... 9–7 9.21 Leden van de Ouderraad ..................................................................................... 9–7 Hoofdstuk 10. Belangrijke adressen ......................................................................10–1 Hoofdstuk 2. Hier staan we voor … De naam van onze school is ‘DE TROUBADOUR’. De troubadours leefden in de 12e eeuw. Deze zangers boeiden hun publiek met gedichten en muziek. De troubadours zongen vooral veel over de liefde als het hoogste gevoel. De troubadours vonden dat een mens zich op een veelzijdige manier moest ontwikkelen. Ze wilden belangrijke waarden uitdragen. In hun liedjes keren telkens de volgende onderwerpen terug: het opkomen voor de zwakkeren, de jeugdige energie, zelfbeheersing en doorzettingsvermogen. We hebben in onze school op een kernachtige manier geformuleerd wat onze missie is: 'De Troubadour' is een plezierige plek waar leerkrachten en kinderen elkaar binnen een vriendelijk werk- en leefklimaat van rust, regelmaat en goede omgangsvormen ontmoeten. 'De Troubadour' leert de kinderen zich levenshoudingen eigen te maken gericht op een waardevolle invulling van hun toekomstig leven. 'De Troubadour' biedt de kinderen houvast en uitdagingen, zodat de kinderen hun eigen mogelijkheden leren ontdekken en ontplooien. 'De Troubadour' leert de kinderen eigen verantwoordelijkheid te dragen door een zelfstandige instelling te bevorderen als door met anderen samen te werken. 'De Troubadour', daar is wat goeds van te verwachten. 'De Troubadour' biedt de kinderen op een gestructureerde manier leerstof aan, die afgestemd is op de doorgaande ontwikkeling van de kinderen. 'De Troubadour' richt zich op de totale ontwikkeling van het kind: zijn verstandelijke, sociale, emotionele, lichamelijke en creatieve ontwikkeling. 'De Troubadour' heeft aandacht voor het individuele kind. 'De Troubadour' is voor de leerling een oefentuin, waar met aanstekelijke ijver wordt geleerd DE TROUBADOUR, DAAR ZIT MUZIEK IN. 2–1 Onze school voelt zich thuis in de buurt met straatnamen als Maria van Bourgondiëlaan, Karel de Grotelaan, Clovislaan, Anna van Engelandstraat, Willem de Rijkelaan. 'De Troubadour' wil midden in de maatschappij staan en kinderen uit de verschillende omliggende buurten de gelegenheid geven elkaar te ontmoeten en van en met elkaar te leren. 'De Troubadour' heeft niet alleen de taak de kinderen te onderwijzen in vakken zoals rekenen en taal. Onze school besteedt ook aandacht aan het overdragen van belangrijke menselijke waarden, zodat we de kinderen kunnen helpen later als gelukkige mensen door het leven te gaan. De hele persoonlijke ontwikkeling van het kind staat dus voorop: zowel cognitief als sociaal-emotioneel, motorisch en creatief. Wij proberen hiermee een basis te leggen voor een ontwikkeling, waarin de kinderen uitgroeien tot stabiele persoonlijkheden met zelfvertrouwen, gevoel voor eigenwaarde en met respect voor anderen. Wij doen dit vanuit een katholieke levensbeschouwing met respect voor andere levensovertuigingen. 'De Troubadour' wil liefdevol met kinderen omgaan. Kinderen worden gewaardeerd zoals ze zijn. Daarom spelen wij actief in op de verschillen in mogelijkheden van elk individueel kind. Leerlingen die onze school verlaten moeten voldoende bagage hebben om zich verder te ontwikkelen. Wij vinden het bovendien belangrijk dat onze kinderen zich betrokken voelen bij en ook verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen ontwikkeling. Om dit te realiseren kiezen we voor uitdagende werkvormen, ontdekkende leermiddelen en functionele groeperingsvormen. Om onze doelen te realiseren zijn goede contacten met ouders onontbeerlijk en noodzakelijk. 2–2 Hoofdstuk 3. Zakelijke gegevens van de school 3.1 Situering De school is gelegen aan het Genderpark in de wijk Gestel binnen de ringweg. De school ligt tegen het stadscentrum aan tussen twee scholen voor voortgezet onderwijs en het belastingkantoor 'Karelspoort' aan de Karel de Grotelaan. Direct naast de school staan de volgende instellingen: peuterspeelzaal ‘Hagenkamp', Korein Kinderopvangcentrum met buitenschoolse opvang en het gemeenschapshuis 'De Hagenkamp'. De school ligt aan een rustige straat en is gemakkelijk bereikbaar. 3.2 Het schoolbestuur Onze school valt onder het bevoegd gezag van de Stichting Katholiek en ProtestantsChristelijk Onderwijs Eindhoven e.o., kortweg de SKPO. Het adres: Vonderweg 12, 5616 RM Eindhoven. Telefoon: 040 –259 53 20 email: [email protected] . Internet: http//www.skpo.nl De stichting heeft de volgende missie vastgesteld: De SKPO verzorgt goed primair onderwijs waarbij het kind centraal staat. Bij de SKPO werken mensen, geïnspireerd vanuit een grondhouding waarin het pedagogische, het levensbeschouwelijke en het maatschappelijke element in samenhang tot ontwikkeling komen. Wat het pedagogische element betreft, staat de invulling van relatie, competentie en autonomie voorop. Onderwijs dat zo vormgegeven wordt, is uitdagend van karakter, krijgt vorm in krachtige leeromgevingen en resulteert in leerling-respecterend onderwijs. Op de SKPO-scholen zijn wat het levensbeschouwelijke element betreft de levensvragen van leerlingen en leerkrachten uitgangspunt. De levensbeschouwelijke inspiratiebron is het christelijke geloof. Van daaruit wordt ook aandacht besteed aan nadere religieuze en niet-religieuze levensbeschouwingen. Hierbij wordt gezocht naar datgene wat mensen bindt en niet wat hen scheidt. De SKPO geeft vanuit de geschetste samenhang van pedagogische en levensbeschouwelijke keuzes actief vorm aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen onze multiculturele samenleving. Deze missie is vertaald naar een praktische en uitdagende visie. De kern van deze visie luidt: De SKPO wil zich in alle geledingen manifesteren als een lerende organisatie. Alle activiteiten zijn uiteindelijk gericht op het ondersteunen en verbeteren van het primaire proces, het onderwijs. Vertrouwen is hierbij de basis voor kwaliteit. De SKPO wil zich richten op de wensen van de onderscheiden klantgroepen en onderkent daarbij haar maatschappelijke verantwoordelijkheden. De SKPO is verantwoordelijk voor het onderwijs op 39 basisscholen in Eindhoven en Son en Breugel met in totaal ruim 11.000 leerlingen. Deze scholen dragen een katholieke, een protestants-christelijke of een interconfessionele signatuur. De SKPO kent een 3–1 vademecum, waarin veel informatie en gegevens betreffende de stichting en haar organisatie zijn opgenomen. Ze zijn voor iedereen toegankelijk op Internet: www.skpo.nl. 3.3 Directie De directie bestaat uit de directeur en de adjunct-directeur. Met het overige personeel dragen zij de zorg voor de kwaliteit van het onderwijs, voor de organisatie, voor de sfeer, voor de begeleiding van zorgkinderen en voor de betrokkenheid van ouders. Bij de directie berust de onderwijskundige, de organisatorische en huishoudelijke leiding van de school. De directie geeft richting aan de activiteiten van het schoolteam. Enerzijds schept de directie duidelijkheid over de taken en taakuitvoering van de leerkrachten, anderzijds bevordert de directie de samenwerking tussen de teamleden onderling, de ouders en de kinderen. De directie draagt de eindverantwoordelijkheid voor het welzijn van iedereen, die op school aanwezig is. De directie bestaat uit: - de directeur: - de adjunct-directeur: Gerard Grondhuis Martie Bente-Thomes 3.4 Personeel Groepsleraren Er zijn 15 leraren, waarvan er zeven parttime werken. De leraar functioneert in de basisschool binnen de identiteit van de school. Hij heeft inzicht in de ontwikkeling van kinderen en kan zijn onderwijs daaraan aanpassen. Als teamlid levert hij een bijdrage aan de verbetering van het onderwijs. Hij voelt zich medeverantwoordelijk voor het hele onderwijsproces in de school, inclusief de buitenschoolse activiteiten. De leraar functioneert in school als opvoeder van leerlingen, als onderwijsgevende, als teamlid en als gesprekspartner voor ouders en externe instanties. Het totale denken en handelen van de leraar wordt ingekleurd door waarden en normen, die samenhangen met levensbeschouwing. Voor de bezetting van de leerkrachten in het lopende schooljaar verwijzen we U naar hoofdstuk 8. Interne begeleider Onze Interne begeleider (afgekort: IB-er) is Martie Bente. Voor de functieomschrijving van de interne begeleider verwijzen we u naar hoofdstuk 5.2 Vakleerkracht muziek Onze vakleerkracht mevr. Ingrid Vandeven verzorgt in de groepen 3 t/m 8 de muzieklessen. Bovendien heeft zij bij feestelijke activiteiten de muzikale leiding. In de kleutergroepen wordt de muzikale vorming verzorgd door de eigen leerkracht. ICT-coördinator (ICT: Informatie- en CommunicatieTechnologie) Onze ICT-coördinator mevr. Jelka Linskens bevordert het gebruik van de computer binnen de groepen en blijft op de hoogte van ontwikkelingen op het gebied van computeronderwijs. In overleg met groepsleraren wordt bekeken, welke computerprogramma’s aansluiten bij ons onderwijs en vooral ook op welke manier de computer een rol kan spelen binnen het onderwijs aan onze zorgkinderen. 3–2 Bedrijfshulpverleners Binnen de school zijn een aantal personeelsleden gecertificeerd om in geval van calamiteiten, waarbij de veiligheid van leerling en leerkracht in het geding is (bijvoorbeeld bij brand of ongelukken op de speelplaats) op te treden als hulpverlener. De coördinatie hiervan ligt in handen van juffrouw Jelka Linskens (groep 3). Onderwijsondersteunend personeel Op school zijn twee schoolassistenten aangesteld. Eén assistent algemene zaken, mevrouw Franca Gagliardi en één conciërge, meneer Fred Eijpe. Hun takenpakket is zeer divers. Hun werk staat ten dienste van de dagelijkse gang van zaken binnen school. 3.5 Leden van de medezeggenschapsraad Onze medezeggenschapsraad bestaat uit 5 leden. Namens de ouders hebben zitting: Mevrouw Hester Bongenaar Mevrouw Esther Keizer De heer Hans Luijten (voorzitter) 040 – 212 73 70 040 - 251 63 04 040 – 291 09 87 Namens het personeel hebben zitting: Mevrouw Angela Spijkerman Mevrouw Anja Peeters 040 – 283 21 57 040 – 252 93 67 Namens elke MR heeft één lid zitting in de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) van de SKPO. Voor onze school is dit Esther Keizer 3.6 Stagiaires Pabo Vanuit de opleidingsinstituten voor leraar basisonderwijs (Fontys Hogeschool Eindhoven en De Kempel Helmond) kunnen elk schooljaar een aantal studenten binnen school aanwezig zijn. In het kader van hun opleiding lopen zij stage op onze school. Zij geven ook les aan de kinderen. De mogelijkheid bestaat ook dat een student onze school kiest om af te studeren. Deze studenten worden LIO-er genoemd (Leraar in Opleiding). Zij geven geruime tijd les aan de kinderen, mogelijk ook in verschillende groepen. ROC (Regionaal Opleidingscentrum) We hebben ook een samenwerkingsverband met de opleiding voor onderwijsassistenten van het ROC. Deze studenten geven zelf in principe geen les, maar ondersteunen het onderwijsproces van de leerkracht. Afhankelijk van het leerjaar, waarin de stagiaire zit, lopen zij twee of meer dagen per week stage. VMBO snuffelstage Leerlingen die onderwijs volgen in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO) krijgen bij ons de mogelijkheid om met ons onderwijs kennis te maken. Dat wordt ‘snuffelstage’ genoemd. Vooral voor leerlingen die het beroep van onderwijsassistent of klassenassistent als vervolgopleiding willen kiezen, is deze stage van belang. 3–3 3.7 Vrijwilligers Voor ouders en andere vrijwilligers die zich voor school of voor het onderwijs in de klas zich (willen) inzetten, hebben we een vrijwilligersprotocol opgesteld. Dit protocol beschrijft de ‘spelregels’ die we voor deze ondersteuners willen hanteren. 3.8 Schoolgrootte De school heeft ongeveer 250 leerlingen. Deze kinderen zijn verdeeld over negen groepen. De school heeft twee gebouwen, een hoofdgebouw en een dependance. Beide gebouwen staan met de gymzaal rondom de speelplaats. De speelplaats is gesplitst in twee delen, zodat de kleuters een eigen speelterrein hebben. De gemiddelde groepsgrootte in de groepen 1 t/m 8 is 25 tot 30 leerlingen. 3.9 Lestijden De schooltijden voor alle groepen zijn: maandag t/m vrijdag van 08.30 – 12.00 uur en van 13.00 – 15.00 uur. woensdag van 08.30 - 12.15 uur. Woensdagmiddag zijn de kinderen vrij. De leerlingen van de groepen 1 t/m 4 zijn in de loop van het schooljaar 20 vrijdagen vrij. De data van deze dagen zijn opgenomen in hoofdstuk 8 van deze schoolgids en staan op de jaarkalender. 3.10 Stichting Overblijven De organisatie van het overblijven op onze school valt onder de verantwoordelijkheid van de “Stichting Overblijven Basisschool De Troubadour. Het postadres is het adres van de school. De coördinator van het overblijven is mevr. Gerrie van Gerwen en is telefonisch bereikbaar onder nummer 251 97 02. Zij is elke dag tussen 12.00 – 13.00 uur op school aanwezig. Meer informatie over het overblijven vindt u in hoofdstuk 7 en 9 van deze schoolgids. 3–4 Hoofdstuk 4. Typering van de school 4.1 Doelen van het onderwijs 4.1.1 Levensbeschouwelijke visie Onze school heeft een katholieke identiteit. De grondslag hiervoor wordt gevormd door de normen en waarden van de christelijke geloofsovertuiging, zoals die in de bijbel aan ons is overgeleverd. Wij staan open voor kinderen met verschillende levensbeschouwelijke achtergronden. Wij gaan ervan uit dat elke ouder die bij onze school betrokken is, de levensbeschouwelijke opdracht van onze school als katholieke school respecteert. De christelijke geloofsovertuiging vormt de basis van een eeuwenlange traditie van christelijke waarden en normen, die ook in onze Nederlandse samenleving voor een belangrijk deel richtingbepalend zijn. Deze normen en waarden houden o.a. in: * respect voor elkaar, omdat élke mens ook een medemens is; * kinderen leren ervaren dat ze samen met elkaar aan een fijne en prettige sfeer kunnen werken, zowel in de groep als op het schoolplein; * zorgvuldig omgaan met onze wereld, zodat het 'een gezonde en vredige woonplaats' voor álle mensen kan zijn. De kinderen maken daarom kennis met de belangrijkste verhalen uit de bijbel. Dit zijn, naast de verhalen over Jezus van Nazareth, ook verhalen over andere bijbelse personen, waarin heel duidelijk de bovengenoemde christelijke levenshouding te herkennen is. Zo zullen rond Kerstmis, Pasen en Pinksteren de achtergronden van deze feestdagen ter sprake komen en wordt aandacht besteed aan de betekenis van het geloof in God. En zo willen wij onze kinderen met deze christelijke geloofstraditie vertrouwd maken en hun van hieruit handreikingen geven bij de verdere invulling van hun leven. Omdat er echter op onze school kinderen worden geplaatst vanuit verschillende thuissituaties heeft dit voor de concrete invulling van het vak 'godsdienstlevensbeschouwing' belangrijke consequenties. Zowel katholieke, christelijke, islamitische als niet-gelovige ouders kiezen voor onze school. Daarom gaan wij in de lessen op de eerste plaats uit van onderwerpen en vragen, die álle kinderen in hun eigen leven kunnen herkennen. Dit kunnen onderwerpen zijn als: ruzie of vriendschap maken; zorg hebben voor; samenzijn en feestvieren; geven en nemen. Daarnaast kunnen er ook meer algemene levensvragen naar voren komen als: geboorte en dood; vreugde en verdriet; ziekte en gezondheid; geluk en ongeluk. Kinderen praten in de les hierover en kijken wat ze hierover vanuit hun eigen geloof en levenservaringen kunnen leren. We laten de kinderen zien hoe je ook in onze tijd vanuit de bijbel en vanuit een christelijke levensovertuiging deze thema’s kunt bespreken en aanpakken. Omdat de geloofsbeleving bepaald wordt door de thuissituatie, respecteren we steeds de eigen inbreng van de kinderen. Het lesmateriaal geeft steeds alle gelegenheid om die eigen inbreng ter sprake te brengen. Voor de groepen van de onderbouw hebben we een aangepast programma. Omdat haast alle bijbelverhalen voor deze leeftijdsgroep te moeilijk zijn, worden per leerjaar enkele onderwerpen besproken, waarin de eerste stapjes worden gezet naar een christelijke 4–1 levenshouding. Zo worden in de onderbouw reeds de eerste aanzetten gegeven, die later in de hogere groepen meer expliciet christelijk kunnen worden uitgewerkt. Het doel van de catecheselessen is om kinderen te laten zien dat het geloof in een goede God en het werken aan een betere wereld steeds hand in hand gaan. Zo leren wij de kinderen om elkaar te respecteren omdat we enerzijds één grote schoolgemeenschap zijn en we anderzijds een gezamenlijke opdracht hebben om samen met elkaar te werken aan één wereld van vrede en geluk voor álle mensen. 4.1.2 Pedagogische visie We streven naar optimale ontwikkelingskansen voor de kinderen. Wij zijn ervan overtuigd dat we breukvlakken in de ontwikkeling van kinderen van nul tot twaalf jaar kunnen voorkomen als we met andere opvoedingspartners kunnen samenwerken. Deze partners zijn: peuterspeelzaal Hagenkamp, kinderopvang (Korein), opvoedingsondersteuning, schoolmaatschappelijk werk en jeugdgezondheidszorg. Zo sluiten onderwijs en opvoeding in de buurt op elkaar aan, een geïntegreerde aanpak. Hierbij vinden we een belangrijke meerwaarde dat de mogelijkheid tot opvoedingsondersteuning op maat aan ouders gegeven kan worden. Daarom werken we intensief samen met deze partners in een zogenaamd SPIL-centrum (het Eindhovense concept voor brede scholen). SPIL staat voor: Spelen, Integreren, Leren! Het SPIL-centrum heeft een duidelijke pedagogische visie, namelijk ontwikkelingsgericht werken en kent ook een pedagogisch plan. Wij willen dat kinderen van nul tot twaalf jaar zich optimaal kunnen ontplooien in de veilige omgeving van een SPIL-centrum met enerzijds voldoende aandacht, affectie en ondersteuning en anderzijds afdoende toezicht. Bovenop deze primaire zorgstructuur kennen we een zogenaamd breed SPIL-zorgteam. Hierin worden tijdig risicovolle en complexe situaties m.b.t. kinderen gesignaleerd en door de gezamenlijke partners besproken. Eén van de wensen van de SPIL-partners is om te komen tot een fysieke aanpassing van deze SPIL-aanpak of anders gezegd: een echt SPIL-centrum in een nieuw gebouw om zo het pedagogisch concept goed te kunnen uitvoeren. De basisschool krijgt een deel van de opvoeding van de ouders overgedragen. Daarom kan een school zich niet alleen beperken tot de schoolvakken, al zijn die uiteraard van groot belang. De school legt ook een basis voor het verdere leven van de kinderen. Ze heeft dus ook een opvoedende (pedagogische) taak gericht op alle aspecten van het mens-zijn. Dit betekent dat we kinderen leren zich levenshoudingen eigen te maken. Het gaat dan om de volgende levenshoudingen: kinderen leren eigen verantwoordelijkheid te dragen, zowel op een zelfstandige manier als door met anderen samen te werken. vanuit gelijkwaardigheid om te gaan met verschillen tussen mensen. Kinderen zijn bereid om anderen te helpen en ook om zelf om hulp te vragen. Met andere woorden: de school brengt de kinderen humaan besef en sociale vaardigheden bij. het kind leren dat iets niet zomaar vanzelfsprekend is. Het kind wil weten waarom het zo is en niet anders; en of er geen mogelijkheden bestaan om het toch anders te laten zijn. Het weet zich vervolgens te uiten in woord en gebaar. Met andere woorden: we leren het kind zich een democratische levenshouding eigen te maken, een kritisch vermogen om zijn mening te kunnen geven. De kinderen leren te werken in een veilig klimaat van rust, regelmaat en goede omgangsvormen. Het kind leert om te gaan met zijn emoties. Het maakt keuzes als het gaat om principes, binnen de uitersten van goed en fout. Het kind leert ook te genieten 4–2 van het leven. Met andere woorden: het kind leert bepaalde normen en waarden in stand te houden en maatschappelijk aanvaarde gedragsregels te accepteren. Mensen en dus ook kinderen zijn van nature nieuwsgierig. Ze hebben uitdagingen nodig. Onze school biedt die uitdagingen door zich te richten op de totale individuele ontplooiing van de kinderen: van hun hoofd - van hun hart - van hun handen. Van hun hoofd: er wordt een beroep gedaan op hun denk- en taalontwikkeling. Kennis, inzicht en vaardigheden die de kinderen nu opdoen zijn van groot belang voor later. Van hun hart: we besteden bewust aandacht aan het gedrag van de kinderen. We helpen de kinderen bij hun ontplooiing van een sociaal besef, bij het gelijkwaardig omgaan met verschillende mensen en bij het uiten van gevoelens. Bij het beoordelen van gedrag en eventueel veranderen van gedrag richten we ons zo veel mogelijk op onderliggende gevoelens. We verwachten van ouders dat ze zich hierin kunnen vinden en ons daarbij ondersteunen. Van hun handen en lichaam: de lichamelijke ontwikkeling en creatieve ontwikkeling. Een goede lichamelijke ontwikkeling bevordert het welbevinden van het kind. Het ontwikkelen van de fantasie binnen vakken als tekenen, handvaardigheid en muziek bevordert het vermogen tot aanpassen aan snel veranderende omstandigheden in de samenleving. Daarnaast is het zo dat de school de kinderen de nodige houvast dient te bieden. Het leren doen kinderen niet zo maar vanzelf. Zeker niet als het risicokinderen betreft. Een kind kan pas tot optimale leerprestaties komen als er een goed pedagogisch klimaat aanwezig is. Anders gezegd: een kind is bereid te leren als het in een veilige, vertrouwde omgeving kan werken. Dit positief pedagogisch klimaat is voor ons ook een doeltreffend schoolklimaat. Want wij willen zowel vanuit de ontwikkeling van het kind werken als vanuit leerlijnen met een goede begeleiding van de leerkracht. Wat betekent dit voor de praktijk? Het pedagogische klimaat. Uw kind moet zich thuis kunnen voelen op onze school. 'De Troubadour' is een plek, waar je je veilig voelt; een plek, waar kinderen en zeker de allerjongsten met plezier naar toe gaan en als individu serieus genomen worden. Sfeer is dus belangrijk. We proberen een vriendelijk klimaat te realiseren, zodat kinderen, ouders en leerkrachten op een begripvolle manier met elkaar om kunnen gaan. Er wordt voortdurend op toegezien, dat agressief gedrag achterwege blijft. Wij hanteren op school een pestprotocol. In gesprekken met de kinderen wordt regelmatig aandacht besteed aan de wijze waarop je met elkaar omgaat. Kinderen leren kritisch te kijken naar hun eigen handelen en met respect naar dat van anderen. Bij belonen en noodzakelijk straffen zal het altijd het gedrag betreffen en niet het kind zelf. We streven ernaar dat kinderen zich ontwikkelen tot mensen, die hun eigen omgeving met zelfvertrouwen tegemoet treden. Rust, regelmaat en orde vinden we noodzakelijke voorwaarden om een dergelijk pedagogisch klimaat te verwezenlijken. Zoals in het gezin werken we voortdurend aan deze omstandigheden. We beseffen dat de school hier de ondersteuning van ouders nodig heeft. Wij vinden bepaalde waarden en normen belangrijk genoeg om aan onze kinderen door te geven. Wij denken dan aan maatschappelijk aanvaarde gedrags- en fatsoensregels. Het goede voorbeeld geven en het bewust creëren van situaties waar deze waarden en normen een rol spelen komen nadrukkelijk aan de orde. Kinderen moeten zich levenshoudingen eigen maken, die passen bij het mensbeeld in onze maatschappij. 4–3 Het zelfstandig handelen. Onze kinderen zullen over 15 tot 20 jaar zelfstandig een plaats in de maatschappij moeten verwerven. De school legt een basis voor het zelfstandig handelen van de kinderen. Onder zelfstandig handelen verstaan we niet alleen zelfstandig werken. Zowel in de onderbouw als in de bovenbouw dienen de kinderen binnen de verschillende vakgebieden te kunnen werken zonder hulp van de leerkracht. Wat wij ook belangrijk vinden is een zelfstandige instelling van de kinderen. We leren de kinderen verantwoordelijkheid te dragen voor hun individueel handelen. Dit komt bijvoorbeeld in de creatieve vakken tot uiting. Dit individueel handelen mag echter niet leiden tot een eigengereid en egoïstisch handelen. Wij zien individueel handelen als een vaardigheid binnen het sociale gebeuren van de klas. Individuele verantwoordelijkheid is een wezenlijk onderdeel van samenwerken in een groep. De leerkracht zoekt voortdurend naar een passend evenwicht tussen “houvast bieden” en “uitdagen”. Hij houdt daarbij rekening met verschillen tussen kinderen. De sociale en emotionele ontwikkeling. De school wil niet alleen een leergemeenschap zijn. Wij vinden dat de kinderen behalve zelfstandig werken, ook moeten kunnen samenwerken. Kinderen moeten bereid zijn anderen te helpen, maar ook leren zelf om hulp te vragen. Samenwerking levert altijd iets op: respect en waardering voor de mening van elkaar, een taak die eenvoudiger wordt, het inzicht dat je niet alleen staat. Een en ander heeft een positieve invloed op de sfeer binnen de groep. We streven ernaar kinderen zodanig sociaal besef bij te brengen, dat ze vanuit gelijkwaardigheid omgaan met verschillen. Verschillen tussen kinderen kunnen betrekking hebben op milieuachtergronden, op de etnische afkomst van de kinderen, op tekortkomingen of begaafdheden van elkaar. Gelijkwaardige benadering van de kinderen betekent voor de school dat ze elk kind zo veel mogelijk gelijke kansen biedt zich te ontwikkelen, zonder de eigenheid van het kind en zijn mogelijkheden uit het oog te verliezen. Mag een kind zijn gevoelens uiten? Hoe kun je dat het beste doen? De school besteedt nadrukkelijk aandacht aan het leren omgaan met gevoelens. We gaan ervan uit, dat een kind met emotionele problemen onvoldoende in staat is te leren en zich goed te ontwikkelen. We zijn zeer alert op de problemen, die zich hier kunnen voordoen. We proberen al het mogelijke te doen het kind dan hulp te geven, eventueel met ondersteuning van andere instanties. Wij vinden dat elk kind zich veilig en gewaardeerd moet voelen. Zelfvertrouwen en positief gedrag worden zo de basis van alle leren. 4–4 4.1.3 Onderwijskundige visie Een pedagogische visie garandeert nog niet, dat kinderen goed voorbereid worden op een verantwoorde rol in de samenleving. Goed onderwijs verandert namelijk met de maatschappelijke ontwikkelingen. Onze kinderen zullen over 15 jaar een bijdrage gaan leveren aan de verandering en vernieuwing van die toekomstige samenleving. Ze zullen dus naast sociaal-emotionele vaardigheden ook kennis, inzicht en andere vaardigheden moeten verwerven om later een plaats in het arbeidsproces te verkrijgen. Van overheidswege wordt dit benadrukt door het vastleggen van kerndoelen voor de verschillende schoolvakken. De school dient zich te houden aan deze kerndoelen. De Troubadour heeft een beeld wat ze in de toekomst met de leerlingen bereiken wil. In het kort gesteld, is ons uitgangspunt dat we zowel vanuit de ontwikkeling van het kind als vanuit leerlijnen (de schoolvakken) werken. Wij hanteren hierbij het concept van ontwikkelingsgericht werken. Ook wordt wel het begrip ‘basisontwikkeling’ gehanteerd. Ontwikkelingsgericht onderwijs brengt van twee onderwijskundige aanpakken de goede kanten bij elkaar. Het verbindt een leerling-gerichte pedagogiek met een activerende didactiek die de leerkracht uitvoert. De aanpak is zowel pedagogisch (brede persoonsontwikkeling: zie hieronder), als didactisch (uitgewerkte methodes in de klas), als leerpsychologisch (de leerling is een actieve ‘leerder’ die het eigen leren vorm geeft). Ontwikkelingsgericht werken geeft precies aan welke ontwikkelings- en leerprocessen nagestreefd dienen te worden. Deze bevinden zich op drie terreinen: de binnenste ring: basiskenmerken, psychologische voorwaarden voor ontwikkeling en leren. De middelste ring: brede ontwikkeling die het hele menselijke handelen doortrekt. De buitenste ring: specifieke kennis en vaardigheden die voor een brede ontwikkeling nodig zijn. De samenhang tussen de doelen en de daaraan verbonden ontwikkelings- en leerprocessen worden duidelijk gemaakt in onderstaande cirkel. Als een onderwijsaanbod in de groep ontworpen wordt, dient dit de drie ringen of cirkels te raken. 4–5 Een belangrijk begrip bij dit concept is de “zone van de naaste ontwikkeling”. Deze zone is het verschil tussen wat een leerling al zelfstandig kan (het actuele ontwikkelingsniveau) en wat de leerling kan met ondersteuning van een volwassene (meestal de leerkracht) of een medeleerling (de zogenaamde ‘meerwetende partners’). Dus sluit de leerkracht aan bij de actuele kennis en behoefte van de leerling. Samen voeren ze activiteiten uit, die vaak thematisch van opzet zijn rond alledaagse gebeurtenissen. De activiteiten leiden tot een goede balans tussen de belevingswereld van kinderen en de kerndoelen van het onderwijs. Het ontwikkelingsgericht onderwijs heeft in de onderbouw meer een spelkarakter en in de bovenbouw meer een onderzoekskarakter. Uit bovenstaande beschrijving is af te leiden dat ontwikkelingsgericht onderwijs een complexe benadering is, waaraan de leerkracht tegelijk moet voldoen aan een groot aantal eisen. De leerkrachten bemiddelen tussen de motieven, betekenissen en mogelijkheden van kinderen enerzijds en de doelen die zij belangrijk vinden anderzijds. Hier moet evenwicht in zijn. Maar nog meer dan dit: de leerkrachten spannen zich in om leerlingen verder te helpen, om leren doelbewust uit te lokken en te stimuleren. De leerkrachten van De Troubadour volgen een meerjarig scholingstraject om zich de vaardigheden van ontwikkelingsgericht werken eigen te maken. De laatste jaren lag hierbij het accent in de bovenbouw, de komende jaren is de bovenbouw aan de beurt. Ontwikkelingsgericht werken zal bij de kinderen leiden tot: grotere betrokkenheid bij de onderwijsactiviteiten. een actieve initiatiefrijke houding ten opzichte van leren. bredere ontwikkeling van kinderen: samen spelen, samenwerken, communiceren, initiatief nemen en plannen maken. ontwikkeling van kennis en vaardigheden; woordenschat, schrijven, spelling, rekenen en wereldoriëntatie. De Troubadour heeft een aantal richtinggevende uitspraken geformuleerd: 1. We werken met verschillen tussen kinderen; we werken ook aan de verschillen tussen leerlingen. We willen de kinderen een doorgaande ontwikkelingslijn laten volgen en met de kinderen zo optimaal mogelijke prestaties behalen. 2. De totale brede ontwikkeling van de leerling staat centraal. 3. Het onderwijsaanbod sluit aan bij het ontwikkelingsniveau van de kinderen. 1. Een doorgaande ontwikkelingslijn. Dit betekent dat we het onderwijs in de opeenvolgende groepen op elkaar afgestemd hebben. Belangrijk vinden we ook (zoals eerder gesteld) dat er een doorgaande lijn van de voorschoolse (peuterspeelzaal/kinderopvang) naar de vroegschoolse fase (groep 1 en 2 van de basisschool) plaatsvindt. We laten kinderen slechts bij hoge uitzondering een leerjaar overdoen; de ontwikkelingsmogelijkheden van die kinderen moeten er dan bij gebaat zijn. Deze ontwikkelingsmogelijkheden kunnen zeer verschillend zijn. De sociale, economische en culturele omstandigheden van de kinderen bepalen mede deze ontwikkelingsmogelijkheden. We houden hiermee rekening door differentiaties naar het tempo van leren en naar het niveau van leren in te bouwen. Dit gebeurt vooral binnen de vakken taal en rekenen. Op deze manier proberen we zoveel mogelijk onderwijsachterstanden te verhelpen en de kinderen die meer kunnen ook meer te bieden. We hanteren een leerlingvolgsysteem waarin duidelijk de ontwikkelingslijn van elk kind zichtbaar is in relatie tot het gemiddelde van de leeftijdsgroep om zo zorg op maat te kunnen geven. We gaan dus niet alleen maar uit van het groepsgemiddelde bij de voortgang van 4–6 de leerstof. We geven onderwijs, dat recht doet aan de verschillen tussen kinderen. Er is aandacht voor elk individueel kind. 2. Het onderwijsaanbod sluit aan bij het niveau van de kinderen. Binnen het onderwijsaanbod trachten we een evenwicht te zoeken tussen activiteiten die belangrijk zijn voor het kind en activiteiten die belangrijk zijn voor de onderwijsdoelstellingen van de school. Een gedifferentieerd omgaan met methodes en programma’s sluit hierbij aan. Zo is de leerstof verdeeld in basisstof – herhalingsstof – verrijkingsstof. De basisstof wordt aan alle leerlingen aangeboden. Wij verwachten dat alle leerlingen zich deze basisstof eigen maken. Wij controleren dit met een toets, zodat de resultaten kunnen worden gemeten. Leerlingen die de basisstof niet beheersen, krijgen extra hulp of volgt een herhaling van de uitleg. De herhalingsstof is voor leerlingen, die extra uitleg nodig hebben of in de toets aangeven de stof onvoldoende te beheersen. De verrijkingsstof is vooral bedoeld voor de leerlingen die zich de basisstof eigen hebben gemaakt en verder kunnen met verbreding en verdieping van de leerstof. Het is dus niet zo dat leerlingen doorgaan met nieuwe stof, die later in het schooljaar of in een hoger leerjaar aan de orde komt. Taalzwakke leerlingen en leerlingen, die het Nederlands als tweede taal leren, krijgen extra hulp en ondersteuning door middel van specifieke taalprogramma’s. Om nu de mogelijkheden van ieder kind zo goed mogelijk te ontwikkelen, streven we naar een duidelijke samenhangende onderwijsbenadering in groep 1 t/m 4 (de basisontwikkeling, hoofdstuk 4.3.1). Enerzijds krijgt een kindgerichte aanpak een plaats, waarbij initiatieven van kinderen en spelactiviteiten genoemd kunnen worden; anderzijds is er een planmatige aanpak, waarbij de kerndoelen, die door de overheid zijn opgesteld, een plaats krijgen. Kerndoelen zijn beschrijvingen van wat leerlingen in elk geval moeten leren op de basisschool. In de groepen 5 t/m 8 staan de kerndoelen vooralsnog centraal. In de toekomst zullen we bekijken of de onderwijsbenadering in de onderbouw ook toe te passen is in de bovenbouw (groep 5 t/m 8). Het leerstofaanbod, dat in de kerndoelen omschreven is, vinden we terug in methodes die we gebruiken. Deze methodes kennen een opbouw in jaargroepen. De organisatie is op een gestructureerde manier op deze jaargroepen afgestemd. De kinderen werken en spelen met leeftijdgenootjes. Kinderen van ongeveer gelijke leeftijd zitten dus bij elkaar. De kinderen doorlopen in 8 jaargroepen de basisschool. Daarom hebben we 8 leerjaren. Het aanbod van de leerstof is hierop afgestemd. 3. Een evenwichtige ontplooiing in zijn totaliteit. We richten ons op de ontwikkeling van het kind in zijn totaliteit. Niet alleen de verstandelijke (cognitieve) ontwikkeling en de leerprestaties zijn belangrijk. Er moet een evenwicht zijn tussen de verstandelijke ontwikkeling, de sociale ontwikkeling, de emotionele ontwikkeling, de lichamelijke ontwikkeling en de creatieve ontwikkeling. Deze verschillende vormingsgebieden zijn niet direct gekoppeld aan een bepaald vakgebied. Eerder het omgekeerde is waar: daar waar mogelijk brengen we samenhang tussen deze vormingsgebieden. Onder verstandelijke ontwikkeling verstaan we het ontwikkelen van het denken, ook in taal. Om een goede verstandelijke ontwikkeling te bevorderen is het aanreiken van de nodige kennis en vaardigheden noodzakelijk. Kennis, inzicht in oplossingsstrategieën en vaardigheden worden bijgebracht. Maar het gaat hier ook om goed waarnemen, kritisch denken (systematisch en analytisch), oordelen en zinvol handelen. Kinderen leren dat iets niet zomaar vanzelfsprekend is. 4–7 Naast taal en rekenen komen ook oriëntatie op mens en cultuur (aardrijkskunde, geschiedenis, natuur en milieu, gezond en redzaam gedrag) en de kunstzinnige oriëntatie (muziek, tekenen, handvaardigheid) aan bod. Om zich bewust te worden van zijn plaats in de maatschappij krijgt het kind de nodige inzichten en vaardigheden bijgebracht van geschiedenis, aardrijkskunde, de natuur waaronder biologie, maatschappelijke verhoudingen waaronder staatsinrichting, geestelijke stromingen, bevordering sociale redzaamheid waaronder verkeer, bevordering gezond gedrag, burgerschapsvorming. De sociale en emotionele ontwikkeling van het kind bindt ouders en school in hun direct contact. Een kind dat zich gewaardeerd en veilig voelt, zal zich goed kunnen ontwikkelen. Het kind zal komen tot communiceren, zal zich uiten en overgaan tot het nemen van initiatieven. Het kind zal dan met anderen gaan spelen en werken, de wereld gaan verkennen, creativiteit kunnen ontwikkelen. Door het omgaan met anderen en het ervaren van wat er wel en niet mogelijk is, zal het kind zichzelf beter leren kennen. Vol zelfvertrouwen en steeds zelfstandiger kan het met de aangeboden leerstof omgaan. Kinderen zijn op onze school het belangrijkste. We nemen ze serieus en we staan open voor hun ideeën. Respect is daarbij heel belangrijk. We proberen zo goed mogelijk om te gaan met de verschillen die tussen kinderen bestaan en open te staan voor de eigenheid van ieder individu. De emotionele en verstandelijke ontwikkeling ontplooit zich optimaal als systematisch aandacht wordt geschonken aan de lichamelijke ontwikkeling. Ook het bevorderen van gezond gedrag draagt ertoe bij, dat de persoonlijkheid van het kind harmonisch groeit. Binnen de creatieve vakken als tekenen, handvaardigheid, muzikale vorming ontwikkelt het kind een gevoeligheid om met zijn zintuigen zijn directe omgeving ontdekkend en verklarend waar te nemen, er vat op te krijgen, ervan te genieten en opnieuw op een persoonlijke manier vorm te geven. Zo dragen de hierboven genoemde vakken bij tot de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. Fantasie, voorstellingsvermogen, gevoeligheid voor schoonheid, het bedenken van oplossingen en creativiteit, bevorderen bovendien het vermogen tot aanpassing aan snel veranderende omstandigheden in de wereld om ons heen. 4.1.4 Waar onze school in de komende tijd voor staat. Kwaliteitszorg Wij willen kwalitatief goed onderwijs leveren. We kijken regelmatig hoe het beter kan. Het kwaliteitsbeleid is gericht op het op een systematische en cyclische wijze bepalen van de doelen van de school, die te plannen, te realiseren en te evalueren. Telkens wordt bekeken welke afspraken vastgelegd moeten worden in verband met het vasthouden van de bereikte kwaliteit en wordt vastgesteld welke onderdelen voor verbetering in aanmerking komen. Hiervoor gebruiken we o.a. gegevens uit de interne schoolevaluatie en gegevens uit het onderzoek van de inspectie. Voor het systematisch en cyclisch werken aan kwaliteitsverbetering hanteren we verschillende werkwijzen. Op schoolniveau willen we met zogenaamde kwaliteitskaarten gaan werken. Hierin staan kwaliteiten benoemd die de gehele organisatie aangaan. Op leerkrachtniveau richten we ons steeds meer op competentiegericht werken. En op groepsniveau maken we af en toe gebruik van de werkwijze van Koalaty Kid. Dit is een benadering waarbij het welbevinden en de resultaten van de leerling centraal staan. Doelstellingen van Koalaty Kid zijn: het creëren van een schoolomgeving waarin motivatie en enthousiasme om te leren gestimuleerd worden, er 4–8 sprake is van verantwoordelijkheidsgevoel, een positief zelfbeeld, vertrouwen in de mogelijkheid om zelf problemen op te lossen en hoge verwachtingen ten aanzien van leerkrachten en leerlingen (zie ook www.koalatynetwork.nl). Op bestuursniveau van de SKPO zullen we in de toekomst ook gaan werken met een aantal kwaliteitsaanwijzingen. De komende jaren zullen we met name op school- en leerkrachtniveau verder werken aan een goed kwaliteitssysteem. Het onderwijsproces. In het onderwijsproces is het belangrijk dat twee aspecten aan bod komen. Enerzijds de inhoud van de leerstof en de tijd eraan besteed. Het gaat hier dan om het afstemmen van deze leerstof op de leerbehoeftes van de verschillende doelgroepen van leerlingen. Deze doelgroepen worden bepaald op basis van analyses van toetsresultaten. Binnen de verschillende vakgebieden kunnen dus verschillend samengestelde doelgroepen ontstaan. De leerkracht zal binnen het reken- en taalonderwijs steeds meer met drie niveaugroepen werken. Op basis van een groepsplan voor deze doelgroepen kan hij binnen het taal- en rekenonderwijs op een gedifferentieerde manier de leerlingen instructie geven. Zo wordt onderwijs meer op maat gegeven. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van zelfstandige verwerking door de leerling van de lesstof of door het zelfstandig werken van de leerling, zodat de leerkracht de handen vrij heeft om (groepjes) kinderen extra of verlengde instructie te geven. Deze speciale aandacht richt zich zowel op de zwakkere als op de betere leerling. Het uiteindelijke doel is het verbeteren van de leerresultaten van de leerlingen, met name op het gebied van rekenen, taal en de wereldoriënterende vakgebieden. De leerkrachten staan de komende jaren voor de taak dit alles zo professioneel mogelijk aan te pakken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een nieuw registratie- en kindvolgsysteem. De leerkrachten krijgen scholing om met deze aanpak te werken. Voor het taalonderwijs zal binnenkort de huidige methode vervangen worden. Het tweede aspect is de leerling meer eigen verantwoordelijkheid te geven voor zijn eigen leerproces, passend bij zijn ontwikkelingsniveau. De basis is dat de kinderen zelfstandig kunnen werken met weektaken. Vervolgens willen we de leerlingen activeren en motiveren door ze meer te laten samenwerken. Op een gestructureerde manier. Het moet leiden tot hogere leerprestaties en tot een goede onderlinge verstandhouding tussen de leerlingen binnen de groep. We noemen dit coöperatief of samenwerkend leren.. Het wordt de komende jaren de uitdaging voor de leerkracht om een balans te vinden tussen de beide aspecten zoals die hierboven zijn uitgewerkt. Ontwikkelingsgericht werken. Door een meer ontwikkelingsgerichte aanpak (het creëren van een betekenisvolle en uitdagende leeromgeving) krijgt de eigen inbreng van de kinderen grotere kansen. Het gaat hier dan om het stimuleren van de betrokkenheid en van het eigen initiatief van de kinderen. Om zo’n ontwikkelingsgerichte aanpak uit te kunnen voeren zijn een aantal leerkrachtvaardigheden onontbeerlijk. De komende jaren besteden we hieraan de nodige aandacht. Het gaat dan vooral om de veranderende rol van de leerkracht, namelijk als begeleider van leerprocessen, en om het professioneel volgen van de vorderingen van de leerling met behulp van een efficiënt registratiesysteem. De eerste jaren zullen de leerkrachten onderbouw zich meer verdiepen in het ontwikkelingsgericht werken, vervolgens komt de bovenbouw aan de beurt. 4–9 Leerlingenzorg. Al meerdere jaren wordt er gewerkt aan een systeem voor leerlingenzorg. Afspraken zijn hierover gemaakt. Het blijkt telkens weer dat de eerste lijnszorg, namelijk het geven van gerichte hulp aan de leerling tijdens de les binnen de groep door de leerkracht het allerbelangrijkst is. Uiteindelijk moet er een situatie ontstaan waarbij zowel leerlingen met specifieke hulpvragen als leerlingen die sneller vooruit kunnen goed begeleid worden door middel van een planmatige aanpak. Hierbij wordt veel gevraagd van de leerkracht. Er wordt een appèl gedaan op zijn didactische en organisatorische vaardigheden. Het betreft het voeren van een goed klassenmanagement en het accuraat vastleggen en diagnosticeren van leerlinggegevens, zodanig dat we op de hoogte zijn van de totale ontwikkeling van alle leerlingen. Steeds meer krijgt de school te maken met specifieke leerbehoeftes van leerlingen zoals ADHD, autisme e.a. Dit betekent dat leerkrachten zich op geregelde tijden laten bijscholen. Voor het leerlingvolgsysteem zullen we de komende jaren een signaleringssysteem van sociaalemotionele ontwikkeling opzetten. Vanuit de zorg voor de leerling zal ook intensiever contact met de kinderopvang en de peuterspeelzaal gezocht worden. Sociaal-emotionele ontwikkeling. Motivatie is een voorwaarde voor leren. Kinderen komen niet tot leren wanneer ze zich bedreigd of onveilig voelen. Het betreft hier niet alleen situaties als pesten en gepest worden of ruzies op de speelplaats. Kinderen die opgroeien in een veilige, liefdevolle en ook gestructureerde omgeving en die zich door anderen aanvaard en gerespecteerd voelen, hebben al hun aandacht en energie vrij om zich op het leren te richten. Deze omgeving is in de eerste plaats het groepsgebeuren in de klas (sfeer in de groep staat voorop), maar ook de speelplaats en het verlaten van het gebouw aan het einde van de dag. Daarom willen we actief blijven werken aan een veilig en gestructureerd pedagogisch klimaat. De school staat op het standpunt dat opvoeden een zaak is van ouders èn school. Daarom stellen we een gezamenlijke werkgroep van ouders en leerkrachten samen die jaarlijks een plan van aanpak maakt voor het bevorderen van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen. De computer. We zullen voor de vakken taal en rekenen meer educatieve software aanschaffen. Verder willen we voor de kinderen een weblog realiseren. Tijd zal ook besteed worden aan deskundigheidsbevordering van de leerkrachten: het gebruik van educatieve software; het digitaal verwerken van leerling-gegevens m.b.v. een nieuw registratiesysteem, Parnassys genaamd; het beheersen van computerprogramma’s. We zullen ook gaan experimenteren met het digibord. Dit veranderingsproces moet goed georganiseerd worden en vraagt de nodige voorbereidingstijd. Voor de coördinatie van dit proces hebben we een leerkracht (juffr. Jelka Linskens) een aantal uren vrij geroosterd. 4–10 De communicatie met ouders. Goed contact tussen ouders en school levert winst op voor iedereen. De school communiceert met u op verschillende manieren over de gang van zaken op school en hoe het met uw kind gaat. Daarnaast kunt u op allerlei manieren betrokken zijn bij de school. Zoals de ouderenquête aangaf, vinden de ouders de communicatie met de leerkracht en met de school belangrijk. De school zal de komende jaren investeren in het goed onderhouden van de relatie met ouders. Hiertoe zal een werkgroep van leerkracht, directie en ouders samengesteld worden, die aspecten van communicatie vanuit school naar ouders onder de loep gaan nemen. De ontwikkeling tot een brede school. De gemeente Eindhoven is bezig om brede scholen te ontwikkelen, de zogenaamde Spilcentra. SPIL staat voor: Spelen, Integreren en Leren. De maximale ontwikkelingskansen van alle 0 – 12 jarigen staan hierbij centraal. In een Spilcentrum worden op wijkniveau peuterwerk, opvang en basisonderwijs samengebracht in één centrum, waarbij spelen en leren worden geïntegreerd. Bovendien is er samenwerking met jeugdgezondheidszorg, opvoedingsondersteuning en jeugdhulpverlening. De Troubadour is inmiddels in het voorjaar van 2010 gestart met het SPIL-centrum. Het doel is een doorlopende ontwikkelingslijn van de kinderen (van opvang en peuterspeelzaal naar het basisonderwijs) te waarborgen. We werken vanaf schooljaar 20102011 aan de voorwaarden om dit doel te bereiken: de samenwerking van de partners en hun onderlinge communicatie verder te optimaliseren. 4.2 Organisatie van het onderwijs. 4.2.1 Intern Het onderwijs op onze school is georganiseerd in jaargroepen. Door deze groeperingwijze zetten we kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd bij elkaar. Aan het einde van elk schooljaar vindt een overgang plaats naar de volgende jaargroep. Er zijn 8 jaargroepen, die de kinderen tijdens de basisschoolperiode doorlopen. De leerstof, gebaseerd op de kerndoelen, is ook in 8 jaarblokken verdeeld. De kinderen werken binnen verschillende schoolvakken vanaf groep 3 met methodeboeken, zodat de doorgaande leerstoflijn gegarandeerd is. Onderwijs aan de jongste kinderen heeft een eigen karakter (zie hoofdstuk 4.3.1 en 4.4). De organisatie houdt hier rekening mee. We zijn bij de jongste kinderen sterk kindgericht bezig. De kinderen bepalen in hoge mate het tempo van leren. De leerkrachten doen zoveel mogelijk recht aan de eigen aanleg en ontplooiing van het individuele kind. Tegelijkertijd wordt ook programmagericht onderwijs gegeven, dat past binnen de ononderbroken leerstoflijn van 8 jaarblokken. Ons onderwijs is dus gericht op het kind, maar ook op zijn toekomst, op wat de maatschappij nu en later vraagt. Dit betekent, dat we naast het ontwikkelingsgericht ook planmatig en gestructureerd werken. Een goede voorbereiding en aansluiting op het voortgezet onderwijs vinden we belangrijk. De 8 jaargroepen zijn ingedeeld in een onderbouw en een bovenbouw. De onderbouw omvat de groepen 1 t/m 4; de bovenbouw omvat de groepen 5 t/m 8. Momenteel hebben we drie combinatiegroepen 1-2 en een instroomgroep 1 van jongste kleuters. Voor deze combinatiegroep zijn pedagogische en organisatorische redenen voor aan te geven: de nieuwe kleuters kunnen door hun oudere medeleerlingen geholpen worden en we krijgen een gelijkmatiger verdeling van de kleuters over de verschillende groepen. De samenstelling van de kleutergroepen in combinatiegroepen 1-2 of in afzonderlijke groepen 1 en 2 is afhankelijk van 4–11 een aantal factoren, zoals instroom nieuwe kleuters, het aantal leerlingen in een bepaalde leeftijdsgroep, het aantal beschikbare leerkrachten. Van jaar tot jaar wordt bekeken wat de meest gunstige groepsindeling is. De grootte van de groepen 3 t/m 8 wordt in principe bepaald door het aantal kinderen per leeftijdsgroep. We proberen een groep niet groter dan maximaal 32 leerlingen te laten zijn. In bijzondere gevallen (i.v.m. groepssamenstelling en zorgkinderen) kan de directie na overleg met interne begeleider hiervan afwijken. Binnen de groep hanteert de leerkracht verscheidene goed georganiseerde werkwijzen, die aansluiten bij de mogelijkheden van de kinderen. We doen recht aan de eigen aanleg en ontplooiing van de kinderen door de instructie van de leerkracht aan te passen als het tempo of het niveau van leren hierom vragen. Hierbij krijgt de groepsleraar ondersteuning van een speciaal opgeleide leraar, die met het beleid met betrekking tot de zorgleerlingen belast is: de interne begeleider. We hanteren verschillende werkvormen om de leerstof op verscheidene aantrekkelijke manieren in te oefenen: het kringgesprek, het groepswerk (binnen allerlei vakken), het zelfstandig verzamelen van gegevens voor een werkstuk of spreekbeurt, het hoekenwerk en speelleren (vooral in groep 1-2), huiswerk (vooral in de groepen 6 t/m 8) en het gebruik van de computer. Op verschillende momenten wordt binnen de verschillende schoolvakken in groepen gewerkt. De indeling in groepen is op verschillende uitgangspunten gebaseerd. Men kan hier denken aan interesse, extra ondersteuning door elkaar te helpen, variatie in de werkvorm, leervorderingen. Binnen deze werkwijzen zijn naast het prikkelen en uitdagen van de kinderen om nieuwe dingen te leren ook rust en regelmaat voor kinderen van belang. Niet alleen moet het onderwijs goed gestructureerd zijn, ook de omstandigheden waarin onderwijs wordt gegeven en de directe omgeving van de kinderen moeten optimaal zijn. We vinden het belangrijk, dat het in ons schoolgebouw ook rustig kan zijn tijdens de lessen, zodat de kinderen zich optimaal kunnen concentreren en niet afgeleid worden. Doubleren In principe blijven er geen kinderen zitten. We streven naar een ononderbroken leerontwikkeling, waarbij we doubleren willen voorkomen. Toch bestaat de mogelijk voor de leerling om nog een jaar de leerstof herhaald te krijgen. Als de gevolgde ontwikkeling van het kind hiertoe aanleiding geeft, zal zo’n besluit pas na intensief overleg tussen de groepsleraar en het zorgteam (zie hoofdstuk 5) en tussen groepsleraar en de ouders genomen worden. Onderwijsachterstandenbeleid Onze maatschappij kent nog vele groepen die minder gebruik kunnen maken van de geboden mogelijkheden op het gebied van welzijn en welvaart. Ook in het onderwijs manifesteren zich achterstanden: - bij kinderen die minder doorstromen naar hogere vormen van voortgezet onderwijs; - bij kinderen met een problematische schoolloopbaan veroorzaakt door leerachterstanden of door allerlei sociaal-emotionele problemen zoals een gebrek aan motivatie en concentratie en een negatief zelfbeeld. Het belang van de vroege kinderjaren hierbij voor ontwikkelingskansen en maatschappelijke participatie kan moeilijk worden overschat. In die jaren vindt de snelste ontwikkeling (motorisch, cognitief, sociaal-emotioneel) plaats en blijken ook aanzienlijke verschillen in de 4–12 ontwikkeling van de kinderen te ontstaan. De kwaliteit van de opvoedingsomgeving en de communicatie met kinderen is van grote invloed op de individuele ontwikkeling. De voor- en vroegschoolse educatie (VVE) speelt hierin een belangrijke rol. Doel van voor- en vroegschoolse educatie is de taal- en ontwikkelingsachterstand bij de hierboven genoemde doelgroep van het onderwijsachterstandenbeleid te voorkomen, dan wel zo snel mogelijk aan te pakken. Daarom is een belangrijk element van VVE dat de aanpak al start voordat kinderen in het basisonderwijs beginnen en via een doorlopende leerlijn van signalering (bijvoorbeeld het consultatiebureau), voorschoolse educatie (zoals in een peuterspeelzaal) naar vroegschools onderwijs in groep 1 en 2 van het basisonderwijs overgaat. Het is van groot belang dat de doorlopende leerlijn van voorschoolse educatie naar het basisonderwijs wordt gegarandeerd én dat de samenwerking die hiervoor nodig is tussen scholen, de voorschoolse sector (peuterspeelzalen en kinderopvang) en gemeenten wordt bestendigd. Dit betekent dat er aansluiting moet zijn tussen de programma’s die aangeboden worden in de voorschoolse sector (peuterspeelzalen en kinderopvang) en die aangeboden worden in de vroegschoolse sector (basisonderwijs). Ook de kinderopvang heeft te maken met kinderen uit de doelgroep van het onderwijsachterstandenbeleid. Op onze school vindt met name in de onderbouw gerichte extra taalondersteuning plaats. Dit betekent dat er op sommige momenten van de schoolweek in een groep twee leerkrachten aanwezig zijn. We streven ernaar een eventuele taalachterstand zo snel mogelijk te verkleinen en het leerklimaat voor deze kinderen te verbeteren. De school probeert met zo goed mogelijk onderwijs alle kinderen zoveel mogelijk kansen te geven. 4.2.2 Extern De school is een sociale gebeurtenis. Leerlingen, leerkrachten, directie, ouders, bestuur en medezeggenschapsraad behoren hiertoe. De school speelt steeds meer een rol in het bevorderen van de maatschappelijke samenhang in de wijk en in de stad. Ze staat dan ook in de samenleving. Allerlei instellingen oefenen daarom invloed op onze organisatie uit, bijvoorbeeld de gemeente en diverse maatschappelijke voorzieningen als politie en maatschappelijk werk. Daarom behoort De Troubadour ook tot het SPIL-centrum Genderpark ( zie ook hoofdstuk 4.1.2 Pedagogische visie en hoofdstuk 4.1.4 over de brede school). Met name de samenwerking met peuterspeelzaal Hagenkamp en met Korein Kinderplein (de naschoolse en dagopvang) worden steeds belangrijker. Bovendien dient onze school op een gepaste manier te reageren op actuele ontwikkelingen in de samenleving, bijvoorbeeld veranderde visies op onderwijs en opvoeding, de kwaliteit van onze dienstverlening, informatisering. De school kan slechts doelgericht functioneren als ze ook ondersteund wordt door externe organisaties. Hieronder vindt u een aantal instanties die voor onze school van belang zijn. De peuterspeelzaal. De school heeft goede contacten met de peuterspeelzalen ‘Hagenkamp’ (Lumens-groep) en met ‘De Puppies’. In de directe nabijheid van de school staat peuterspeelzaal ‘Hagenkamp’. Peuters van deze speelzaal stromen vaak naar onze school door. Om de overgang van deze kleine kinderen naar de basisschool zo soepel mogelijk te laten verlopen, hebben de onderbouwleerkrachten regelmatig overleg met de peuterspeelzaalleidsters. De samenwerking gaat inmiddels zover, dat we de pedagogische aanpak van de kinderen op elkaar afstemmen. Bij ‘’Hagenkamp’ spreken we dan van ‘startblokken’ en op onze school van ‘basisontwikkeling’. Beide benaderingen vallen binnen het ontwikkelingsgericht werken met de kinderen. Door deze gezamenlijke aanpak garanderen we een soepele doorstroming van kinderen van peuterspeelzaal naar basisschool. Het SPIL-beleid (zorgen voor een doorgaande educatieve lijn van 2 tot 16 jaar) staat zo’n aanpak dus ook voor. 4–13 Buurtscholen. We hebben regelmatig contact met andere scholen in Gestel en Strijp. Ofwel, omdat het scholen zijn die ook tot ons schoolbestuur behoren, ofwel om overleg te hebben over het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Basisscholen voor speciaal onderwijs. In het kader van de leerlingenzorg (hoofdstuk 5) is er meer samenwerking ontstaan tussen onze school en de speciale basisscholen binnen het primair onderwijs. Kinder- en buitenschoolse opvang (BSO) Tussen peuterspeelzaal ‘Hagenkamp’ en onze school staat Korein Kinderplein Maria van Bourgondiëlaan. Hierin is het kinderdagverblijf en de buiten- of naschoolse opvang gevestigd. Het kinderdagverblijf vangt kinderen van acht weken tot vier jaar op. De buitenschoolse opvang is er voor kinderen van vier tot 13 jaar, die naar de basisschool gaan. Ook kinderen van onze school maken gebruik van deze opvang, zowel na school als tijdens vakanties. De kinderen van de buitenschoolse opvang kunnen gebruik maken van de speelplaats van onze school. De Openbare Bibliotheek. Lezen is een belangrijk onderdeel van ons taalonderwijs. Daarnaast is lezen ook een plezierige vrijetijdsbesteding. Wij lenen jaarlijks boeken van de Openbare Bibliotheek. De openbare bibliotheek verstrekt voor alle kinderen een gratis abonnement. Wij verwachten dat ouders hun kinderen aansporen thuis boeken te lezen. Het thuis lezen van boeken is bevorderlijk voor het leren op school. Wij stimuleren het bezoeken van de buurtbibliotheek door aan allerlei projecten van de Openbare Bibliotheek deel te nemen. Belangrijk hierin is het gebruik door kinderen van de ICT van de bibliotheek door middel van de computer. Kinderen kunnen zo aan noodzakelijke informatie komen, die ze in de klas kunnen gebruiken. Fontys Fydes, adviseurs in opvoeding en onderwijs (voorheen DOBA) Deze dienst is de school behulpzaam bij het invoeren van veranderingen in het onderwijs. Ook houdt de dienst zich bezig met de begeleiding van kinderen die gedragsproblemen hebben of bij het leren moeilijkheden ondervinden. Begeleiding gebeurt altijd in overleg met ouders en school. De onderwijsvernieuwing binnen school wordt ondersteund door onderwijsbegeleiders. Onze school krijgt op deze manier hulp op het gebied van coöperatief leren, van taal- en rekenonderwijs, van het onderwijs aan het jonge kind, van leerlingenzorg. De hulpverlening gericht op (individuele) kinderen is in handen van een orthopedagoog. Fontys Pedagogische Hogeschool. Op onze school zijn gedurende het schooljaar op verschillende momenten studenten van de Pedagogische Hogeschool aanwezig. Zij lopen stage in het kader van de opleiding tot leraar basisonderwijs. Het betreft zowel 2e als 3e jaars studenten als zogenaamde LIO-studenten. Deze studenten zijn ter afronding van hun studie en als voorbereiding op hun beroep met een arbeidscontract aan onze school verbonden. ROC Deze onderwijsinstelling verzorgt de opleiding voor onderwijsassistenten en cursussen voor ouders. Afgelopen jaar hebben we stagiaires gehad en hebben docenten de cursus “Opvoeding in de schijnwerpers” voor ouders gegeven. 4–14 Jeugdgezondheidszorg (JGZ). Onze school werkt samen met de GGD Brabant-Zuidoost, team Jeugdgezondheidszorg. Dit team bestaat uit mevr. L. Saris (jeugdarts), mevr. B. Klitsie (jeugdverpleegkundige), mevr. K. Rijken (assistente), mevr. J. Vanhoof (logopediste) en een psycholoog. Wat kunnen zij voor u en uw zoon of dochter betekenen in de periode dat hij of zij op de basisschool zit? Tijdens de basisschoolperiode komen u en uw kind in groep 2 en in groep 7 in contact met de medewerkers van het team Jeugdgezondheidszorg. Het team Jeugdgezondheidszorg besteedt aandacht aan de lichamelijke, psychische en sociale ontwikkeling van uw kind. Afhankelijk van de leeftijd en ontwikkelingsfase ligt de nadruk steeds op andere gezondheidsaspecten, zoals groei, motoriek, leefstijl, spraak en taal, maar ook schoolverzuim en gedrag. Bij een onderzoek worden de resultaten altijd na afloop met u en/of uw kind besproken, zonodig aangevuld met advies. De ouders zijn bij een onderzoek aanwezig. Iedere ouder, verzorger of begeleider heeft wel eens vragen over de gezondheid of ontwikkeling van zijn of haar kind. Denk bijvoorbeeld aan groei- of gehoorproblemen, slaap- en eetproblemen, moeilijk gedrag of vragen over de opvoeding. Alle ouders, leerlingen, maar ook de school kunnen met dit soort vragen altijd terecht bij medewerkers van de jeugdgezondheidszorg. Als de leerkracht of intern begeleider een gesprek of onderzoek aanvraagt, is wel de toestemming van de ouders nodig. Afhankelijk van de vraag of van het probleem, bekijkt Jeugdgezondheidszorg of verder advies of onderzoek nodig is en door wie. In het kalenderjaar dat uw kind 9 jaar wordt, krijgt het de laatste twee inentingen tegen DTP (difterie, tetanus, polio) en BMR (bof, mazelen en rodehond). U krijgt hiervoor een uitnodiging van de GGD. 12-Jarige meisjes krijgen een oproep voor de vaccinatie tegen baarmoederhalskanker (HPV). De GGD ondersteunt de school bij het realiseren van een veilig, gezond en hygiënisch schoolklimaat, zoals het voorkomen en bestrijden van hoofdluis, uitvoeren van projecten over een gezonde leefstijl of het meten van en adviseren over een gezond binnenmilieu. Hebt u vragen aan de jeugdverpleegkundige, jeugdarts of logopedist, neem dan gerust contact op met het team Jeugdgezondheidszorg. Adres en telefoonnummer staan achter in de schoolgids vermeld. Logopedie Logopedie op scholen heeft als doel dat kinderen in hun uitspraak, taal, stemgebruik, mondgedrag en/of het horen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. De werkzaamheden zijn gericht op de mondelinge communicatie. Logopedisch onderzoek kan ervoor zorgen dat problemen tijdig worden opgespoord. Daarom worden alle kinderen van groep 3 onderzocht en de kinderen van groep 1-2 en 4 t/m 8 op verzoek, meestal van de leerkracht. Ook ouders kunnen een verzoek voor nader logopedisch onderzoek indienen. De logopedist begeleidt kinderen die ergens in het onderwijsproces een aansluiting missen ten gevolge van stoornissen. Het kind krijgt daardoor meer greep op dat wat de school hem of haar tracht bij te brengen. Het kind gaat beter begrijpen en wordt beter begrepen. De logopedist onderhoudt niet alleen contacten met ouders en leerkrachten, maar ook met de jeugdarts, het onderwijsbegeleidingcentrum, de huisarts en de keel-, neus en oorarts. 4–15 Politie en brandweer. Met de politie hebben we periodiek contact. Hiervoor bestaat een zogenaamd netwerk, zodat we steeds met dezelfde politieambtenaren samenwerken. De contacten kennen voornamelijk een preventief karakter: het voorkomen van vervelende voorvallen. We laten ons door de politie voorlichten over actuele problemen in de wijk. Wij geven de politie informatie over gebeurtenissen rondom de school, bijvoorbeeld over vandalisme en verkeersveiligheid. De politie is behulpzaam bij het uitvoeren van projecten, bijvoorbeeld bij de actie over fietsverlichting, bij de voorlichting over vuurwerk, bij het afnemen van het verkeersexamen. We houden jaarlijks een brandpreventieoefening met de kinderen. Indien nodig, krijgen we hierbij ondersteuning van de brandweer. Stichting Centrum voor de Kunsten. Deze stichting biedt een groot aantal activiteiten aan. Scholen kunnen hierop inschrijven. Onze school doet dat ook: één keer per jaar museumlessen voor de groepen 7 en 8; één keer per 3 jaar dramatische vorming als gevolg van een bestaande subsidieregeling; regelmatig schouwburgbezoek voor alle groepen. Een deel van de ouderbijdrage is hiervoor bestemd. Sportpromotie Al enige jaren bestaat in Eindhoven een steunpunt voor schoolsport. Deze organisatie is een onderdeel van het beleid van de gemeente om Eindhovenaren aan te zetten tot meer beweging en een gezonde leefstijl. Sport draagt tevens bij aan waarden zoals samenwerking, verantwoordelijkheidsbesef en integratie. Daarom heeft De Troubadour als experiment met gemeentelijke subsidie een duale sportleraar aangesteld (zie ook pag. 4-20). Bovendien worden voor de kinderen verscheidene kennismakingsactiviteiten georganiseerd. Het gaat dan om vertrouwde, maar ook om nieuwe sporten. De schoolcommissie sport van De Troubadour selecteert een aantal van deze activiteiten, die door sportverenigingen in de buurt worden opgezet. Andere sportactiviteiten zijn de vertrouwde sporttoernooien, zoals voetbal op Koninginnedag, handbal, en de schaatsprestatietocht. Dit zijn buitenschoolse activiteiten, die niet door school worden georganiseerd. Scholen zijn vrij in te tekenen op de verschillende toernooien. Deelname is vaak afhankelijk van ondersteuning van vrijwillige ouders. Het is aan de ouders zelf om te beslissen of hun kind aan deze sportactiviteiten deelneemt. 4–16 4.3 Onderwijsleergebieden en de tijd daaraan besteed Ook dit jaar gaan we wat de leertijd voor de afzonderlijke vakgebieden per week betreft uit van algemeen geldende inzichten en onze visie op datgene wat wij goed vinden voor de ontwikkeling van het kind. Om didactische redenen kan in een groep tijdelijk meer aandacht uitgaan naar een bepaald vakgebied. Groep / aantal minuten per week Gr.1 Gr.2 Gr.3 Gr.4 Gr.5 Gr.6 Gr.7 Gr.8 Godsdienst/levensbeschouwelijke vorming 30* 30 30 30 30 30 30 30 Zintuiglijke/lichamelijke vorming (en zwemmen voor groep 4) 240 240 90 135 90 90 90 90 Taalactiviteiten (taal, woordenschat, spelling, lezen, schrijven) (en engels voor groep 7 en 8) 345 345 630 640 590 580 570 560 Rekenen en wiskunde 80 80 290 290 260 280 280 300 Bevordering gezond gedrag 30 30 30 20 30 30 30 20 30 30 120 120 200 200 200 200 Gedrag in het verkeer 30 30 30 30 30 30 30 30 Expressieactiviteiten: (tekenen, handenarbeid, muziek, taalexpressie) 300 300 130 100 120 110 120 120 Combinatie Van Vakken (# CVV: integratie van vakken en/of zelfstandig werken aan weektaken) 385 385 120 120 120 120 120 120 Pauze 75 75 75 60 75 75 75 75 Totaal effectieve leertijd 1545 1545 1545 1545 1545 1545 1545 1545 Kennisgebieden en wereldoriëntatie (geschiedenis, aardrijkskunde, kennis natuur, schooltv, actualiteit) der De leertijd is per kolom uitgedrukt in minuten # CVV = 30 % taal, 30% rekenen en 30% expressieactiviteiten. 4–17 Onderwijs in de groepen. 4.3.1 De onderbouw: groep 1 t/m 4. In de onderbouw is de manier van werken geïnspireerd door het ontwikkelingsgericht onderwijs. Dit ontwikkelingsgericht onderwijs is een stimulerend en sociaal proces, waarvoor de leerkracht in de omgang met de kinderen de basis voor ontwikkeling legt. We gaan ervan uit dat kinderen ontwikkelingskracht bezitten. In de activiteiten van de kinderen leggen we dan ook voldoende mogelijkheden tot eigen initiatieven. De leerkracht doet mee en brengt de kinderen een stapje verder in het verdiepen van hun activiteiten. Hij geeft dus gerichte en sturende hulp. Hij bemiddelt als het ware tussen de behoeften van de kinderen en de onderwijsopdracht om kennis en vaardigheden aan te leren. De ontwikkeling van de kinderen verloopt van spelactiviteiten naar bewuste leeractiviteiten. Ons aanbod aan leeractiviteiten hebben betrekking op spelactiviteiten, beeldende activiteiten, gespreksactiviteiten, lees- en schrijfactiviteiten (ook in groep 1 en 2), rekenactiviteiten (ook in groep 1 en 2), themagerichte inhouden. Het leren van de kinderen dient zinvol te verlopen. Daarom komen deze activiteiten bij voorkeur uit de leefomgeving waarin de kinderen wonen. Op deze manier kunnen de kinderen betekenis verlenen aan hun activiteiten en verder verkennen en uitdiepen. De bedoelingen die we in de groepen 1 t/m 4 met deze manier van werken hebben, zijn in een drietal gebieden te verdelen: 1. de basiskenmerken voor ontwikkeling en leren waarborgen. De basiskenmerken zijn bijvoorbeeld een gezond zelfvertrouwen, een positief welbevinden, nieuwsgierige, onderzoekende en ondernemende houding. De leerkracht probeert belemmeringen op dit gebied op te sporen en weg te nemen. 2. de brede ontwikkeling die tot toenemende zelfstandigheid leidt. We denken hier aan communiceren, plannen maken, samenwerken, zelfsturing, probleemoplossen, creativiteit. 3. specifieke kennis en vaardigheden: bewegingsvaardigheden (ook van handen en vingers; schrijven), waarneming, woorden en begrippen, sociale vaardigheden, schematiseren, rekenen, geschreven en gedrukte taal in boeken (= geletterdheid). Op deze manier richten we ons op een brede persoonlijkheidsontwikkeling van de kinderen. Wij noemen dit werkplan ook wel “basisontwikkeling van de kinderen”. Hierbij is dus aandacht voor kindgericht werken en voor programmagericht onderwijs (terug te vinden in onze methoden). Met andere woorden initiatieven van kinderen en spelactiviteiten zijn verbonden aan leerkrachtgestuurde activiteiten. De dag van een kleuter verloopt als volgt: de inloop, de grote kring, de werkles met het planbord (met een vrije of gerichte keus), de grote kring; ’s middags herhaalt dit patroon zich met uitzondering van de inloop. De inloop: de kinderen beginnen met de inloop om 8.25 uur. De kinderen kiezen een activiteit van het planbord. Vanuit een eigen keuze werken de kinderen met steeds wisselende materialen die uit een bepaald ontwikkelingsgebied komen. Tegelijkertijd is er een kleine kring waar wat dieper op een onderwerp kan worden ingegaan of extra begeleiding gegeven kan worden. Door de inloop kunnen de kinderen meteen aan de slag en hoeven ze niet te wachten totdat iedereen binnen is. Het planbord: hierop worden de werkactiviteiten weergegeven. Soms staan kinderen bij een activiteit ingepland, soms mogen ze uit een aantal materialen of hoeken kiezen. Door dit planbord wordt de zelfstandigheid van een kind bevorderd: ze leren een bepaalde activiteit in 4–18 een week af te werken. Hoeken, onder andere de schrijfhoek en de huishoek of themahoek hebben een belangrijke functie: de kinderen leren er vooral door het spel. Het tijds- en ruimtebegrip wordt nader ingevuld. De kinderen gaan ook aan de slag met zogenaamde ontwikkelingsmaterialen. Elk materiaal heeft een eigen doel, bijvoorbeeld kleurkennis, vormkennis, ontwikkeling van de fijne motoriek. In bepaalde hoeken komt het rollenspel aan bod. De kringactiviteit: de kring is het vertrekpunt voor het leren. De activiteiten bieden we themagericht aan. Voor de reken/ taalontwikkeling gebruiken we prentenboeken, woordkaarten en praatplaten. In de kring wordt ook over gedragsregels gesproken. Binnen de bewegingsactiviteiten zowel buiten als binnen de klas zorgen wij ervoor, dat veelsoortig spel- en ontwikkelingsmateriaal aanwezig is. Het samen spelen met elkaar wordt voor de kleuter belangrijk. Tegelijkertijd observeren we de kinderen hoe ze zich tijdens het spel en het werk ontwikkelen. In groep 3 en 4 hanteren we ook de inloop, het planbord (ook met vrije keuzes) en het themagericht werken zoals de kleuters in groep 1 en 2. In groep 3 en 4 beginnen we met het aanleren van de basisvaardigheden lezen, schrijven, taal en rekenen. Deze vakken noemen we basisvaardigheden of instrumentele vaardigheden. We gebruiken hiervoor methoden. Methoden zijn leergangen met materialen en hulpmiddelen, uitgegeven door didactische uitgeverijen. In groep 3 en 4 vindt dus een verschuiving plaats van het spelend leren naar het methodisch leren. Een overzicht van de gebruikte methoden: In groep 1 t/m 4 gebruiken we voor taal en lezen: “De Leessleutel”. In groep 4 gebruiken we voor begrijpend lezen: “Leeszin” en voor taal: ‘Taalactief’ (inclusief een leergang voor meertalige kinderen en voor spelling). Voor rekenen gebruiken we: ‘Pluspunt’, voor schrijven: ‘Schrijftaal’. De leerstof van deze methoden plaatsen we zoveel mogelijk binnen het themagericht werken van basisontwikkeling. Nederlands als tweede taal (NT2). De leerkrachten schenken in de taalles speciale aandacht aan meertalige kinderen die het Nederlands nog onvoldoende beheersen. We gebruiken in groep 1 t/m 3 hiervoor methodeboeken en prentenboeken, woordkaartjes en praatplaten die bij het themagericht werken horen. In de groepen 4 t/m 8 gebruiken we hierbij de methodiek van onze taalmethode Taalactief. Kinderen die al vijf zijn en nog geen jaar in Nederland wonen, moeten eerst een jaar intensief onderwijs in het Nederlands krijgen op het project Neveninstromers. Daarna worden zij bij ons in de bij hen passende groep geplaatst. 4.3.2 De bovenbouw: groep 5 t/m 8. Lezen. In groep 6 wordt door de meeste kinderen het technisch lezen beheerst. We stimuleren het individueel lezen door boekpromotie en bezoeken aan de bibliotheek. Het begrijpend en studerend lezen worden nu belangrijk: het aanleren van strategieën hoe een tekst te benaderen en het aanleren van allerlei vaardigheden om een tekst te analyseren. Ook de leesbeleving en het bibliotheeklezen worden verder gestimuleerd. Voor begrijpend en studerend lezen gebruiken we ‘Leeszin’. 4–19 Taal. Binnen het taalonderwijs worden opdrachten met een communicatief karakter steeds belangrijker: goed leren spreken en luisteren en je gedachten op papier kunnen schrijven. In groep 6, 7 en 8 leren de kinderen steeds beter om teksten te schrijven en een spreekbeurt of voordracht te houden. Werkhouding, werken volgens een plan en vormgeving en de presentatie van teksten vinden we belangrijk. Bovendien is het taalonderwijs gericht op de spelling van (werk-)woorden, op de vorming van zinnen en op het denken over taal in zijn algemeen. Voor taal en spelling gebruiken we de methode ‘Taalactief’. Schrijven. We streven naar een duidelijk en leesbaar handschrift. Daarom werken we tot en met groep 8 met de methode ‘Schrijftaal. Binnen het schrijfonderwijs is er ruimschoots plaats ingeruimd voor de ontwikkeling van het persoonlijke handschrift. Rekenen. De kinderen leren steeds meer oplossingen te zoeken voor praktische problemen die ze in het dagelijks leven tegen kunnen komen. Het samen ontdekken, het schatten, het zoeken naar verschillende oplossingen en het verwoorden ervan staan centraal. We hanteren de methode ‘Pluspunt’. Wereldoriënterende vakken: geschiedenis, aardrijkskunde, biologie, natuurkunde. Binnen de wereldoriënterende vakken worden interessante onderwerpen uit de belevingswereld van de kinderen ter sprake gebracht. Daartoe behoren ook onderwerpen over techniek, verkeer, milieu, gezond en redzaam gedrag. Het zelfstandig informatie vergaren, het leren van inzichten en vaardigheden zijn kernbegrippen. De onderwerpen worden thematisch aangeboden. Voor geschiedenis gebruiken we de methode ‘Brandaan’, voor aardrijkskunde ‘Meander’, voor kennis der natuur en bevordering gezond gedrag ‘Naut’, voor verkeer ‘Veilig in het verkeer’. In deze methoden verwerven kinderen ook inzicht in maatschappelijke en interculturele verhoudingen, en inzicht in geestelijke stromingen. Engels. Op school raken de kinderen vanaf groep 7 ook vertrouwd met het vak Engels. We leggen de basis voor spreken en lezen van de Engelse taal, uitgaande van alledaagse situaties. De methode heet ‘Real English’. Expressievakken. Op school krijgen de kinderen in alle groepen tekenen en handvaardigheid. De gebruikte methoden heten ‘Tekenvaardig’ en ‘Handvaardig’. Bovendien verkeren we in de omstandigheid dat we een vakdocente muziek hebben. Dat doet de naam ‘De Troubadour’ eer aan. Binnen deze kunstzinnige vakken leren de kinderen hun ideeën, gevoelens, waarnemingen en ervaringen vorm te geven in beeldende werkstukken. Lichamelijke opvoeding. Voor de kleuters is een apart speellokaal beschikbaar. De groepen 3 t/m 8 hebben les in de aan de school grenzende gymnastiekzaal. Behalve het aanleren van diverse bewegingsvormen en vaardigheden leren kinderen ook betrokken, sportief en sociaal te zijn. In de groepen 1 t/m 8 gebruiken we de methode ‘Basislessen bewegingsonderwijs’. De kinderen van groep 4 krijgen wekelijks nog een zwemles in ‘De Tongelreep’. Tijdens de gymles krijgen we ondersteuning van 4–20 een duale sportleraar. Duaal wil zeggen: het geven van lessen èn kinderen stimuleren om na school aan sportactiviteiten deel te nemen (zie hiervoor pagina 4-16) 4.4 De wijze waarop prioriteit wordt gegeven aan onderwijs in de schooljaren 1-4. Het is gebleken dat het onderwijsaanbod in de onderbouw van groot belang is voor de verdere schoolloopbaan. Leerachterstanden dienen voorkomen te worden en verwijzing naar speciale scholen voor basisonderwijs moet zo veel mogelijk worden tegengegaan. Op onze school geven we in de groepen 1 t/m 4 prioriteit aan de volgende zaken: 1. In het kader van de kwaliteitsverbetering van het onderwijs aan het jonge kind zetten we een deel van het personeel zo in dat de nadruk ligt op de onderbouw. We streven hierbij naar een groepsgemiddelde van 25 kinderen. Het kan dus zijn dat bij grote groepen meer dan één leerkracht tegelijkertijd in die groep kinderen begeleiden. Bovendien willen we ook onderwijsassistenten, die stage komen lopen, als ondersteuning inzetten. Dus “meer handen in de klas”. 2. We werken mee aan het gemeentelijk beleid om een ononderbroken ontwikkelingslijn van kinderen van 0-12 jaar op te zetten. Dit doen we door het concept SPIL van de gemeente Eindhoven te omarmen. SPIL staat voor Spelen, Integreren en Leren. Een spilcentrum is voor kinderen van 0 tot 12 jaar een plek om te spelen en te leren. De Troubadour heeft de intentie uitgesproken om met de peuterspeelzaal en de buiten- en naschoolse opvang Korein een duurzame samenwerking aan te gaan. In een spilcentrum wordt wijkgericht gewerkt en worden optimale ontwikkelingskansen geboden aan kinderen en opvoedingsondersteuning op maat aan ouders. Wat al deze instellingen dan bindt is eenzelfde pedagogisch-didactische aanpak, namelijk het ontwikkelingsgericht werken (basisontwikkeling op De Troubadour en Startblokken op de peuterspeelzaal). Een en ander zullen we de komende jaren verder uitwerken. 3. Speciale aandacht krijgt de taalontwikkeling. De Nederlandse taal neemt een bijzondere positie in. Het is een afzonderlijk leergebied, maar tegelijkertijd ook voorwaarde voor succes bij andere leergebieden en voor optimale doorstromingskansen naar het vervolgonderwijs. We geven ruime uitleg bij het aanbieden van prentenboeken. De prentenboeken worden ook herhaald voorgelezen. Verder is de woordenschatontwikkeling afgestemd op het thematisch werken in groep 1 t/m 3. Voor meertalige kinderen staat de tweede taalverwerving centraal binnen het thematisch werken. Op deze manier proberen we mogelijke achterstanden weg te werken. 6. De hernieuwde aandacht voor het onderwijs aan jonge kinderen dient vertaald te worden naar de onderwijspraktijk. De leerkrachten van de onderbouw houden geregeld studiemomenten om de visie van het ontwikkelingsgericht werken en van de basisontwikkeling verder uit te bouwen. Hieruit vloeien praktijkveranderingen voort. Enkele onderwerpen, die de komende tijd aan bod komen zijn: het verbeteren van het pedagogische leerklimaat (m.n. het leren samenwerken); de inrichting van de leeromgeving; verbetering van de begeleiding van zorgkinderen; het gericht observeren en registreren van de ontwikkeling van kinderen. 4–21 4.5 Het kind van De Troubadour. Het kind van De Troubadour komt uit verschillende buurten, namelijk Engelsbergen, het Eliasterrein, het Vonderkwartier, Hagenkamp. Deze buurten zijn door wegen geografisch van elkaar gescheiden. Deze buurten zijn ook naar sociaaleconomische status verschillend. Op basis van opleidingsniveau van de ouders krijgen de kinderen een onderwijsgewicht toegekend: 200 kinderen krijgen geen gewicht, 9 kinderen krijgen een extra gewicht van 0,30 en 32 kinderen een extra gewicht van 1.20 (oktober 2009). De school ligt aan het park tussen deze buurten in. Op basis van dit gegeven hebben we kinderen met een verschillende achtergrond. Het is zogenaamd een heel gemêleerd publiek. Alle kinderen van De Troubadour samen vormen een beetje een weerspiegeling van de samenleving: 74% van de kinderen zijn van Nederlandse herkomst en 26% van de kinderen ( = 62 van de 241 kinderen) komen van buiten Nederland (oktober 2009). De verdeling van het aantal jongens en meisjes is: 112 jongens en 129 meisjes (oktober 2009). De school is echt een ontmoetingsplaats voor de kinderen uit de verschillende buurten, want buiten schooltijd hebben de kinderen minder contact met elkaar omdat ze in verschillende buurten wonen. De Troubadour is een katholieke school, maar het overgrote deel van de ouders geeft aan dat men niet bij een kerk hoort. Op basis van al deze gegevens maken we de volgende keuzes: - veel aandacht voor het pedagogisch klimaat en een veilige omgeving omdat de schoolbevolking is samengesteld uit heel veel verschillende kinderen uit verschillende buurten. - Een gedifferentieerde aanpak in de groep omdat we te maken hebben met verschillende leerprestaties op basis van de weging van de kinderen, m.n. op taalgebied. Dus ook het benutten van de mogelijkheden van de kinderen zodat ze optimaal presteren. - Een goede relatie met de ouders om bovenstaande punten te realiseren. 4–22 4.6 De profielschets van onze leerkracht. Op ‘De Troubadour’ vinden we het belangrijk dat zowel de leerstof als de pedagogische taak van de leraar afgestemd is op het kind en op de groep als geheel. Onze leraren geven hoge prioriteit aan de leerresultaten, die de kinderen behalen. Maar het procesgericht werken neemt binnen ons beroep ook een belangrijke plaats in. De leerkracht bepaalt niet meer alleen wat goed is voor het kind maar antwoordt ook op de vraag van een kind of hij geholpen kan worden in het maken van een volgende stap in zijn ontwikkeling. De gebruikte methodes in de groep worden dus op bepaalde momenten aangepast aan het niveau en het tempo van het kind. Op deze manier leren ze ook van elkaar: de leerkracht leert het kind beter kennen. De essentie van deze benadering zit in de interactie tussen leerkracht en kind. De leerkracht neemt deel aan de activiteiten van het kind. Hierdoor verandert ook de rol van de leerkracht: niet alleen leerkracht meer maar ook begeleider en bemiddelaar. Dus werkt de leerkracht zowel leerstof- als kindgericht. Houding en vaardigheden van de leraren zijn van groot belang in het scheppen van een veilig en gewaardeerd leefklimaat voor de kinderen. De leraar leert kinderen goede omgangsvormen en bewaakt de regels daarover. Tegelijkertijd signaleert hij of er kinderen met problemen uit de boot vallen. Op ‘De Troubadour’ begeleidt de leraar de kinderen in situaties, waarin zij een eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid kunnen ontwikkelen. In de stijl van lesgeven van onze leraren zijn overeenkomsten aan te wijzen. Deze gemeenschappelijke stijl is iets eigens van ‘De Troubadour’, behorend bij de identiteit van de school. De leraar moet dus ook als teamlid kunnen functioneren. Leraren delen hun verantwoordelijkheid voor een kind met die van de ouders. Daarom dienen de contacten tussen de groepsleerkracht en de ouders goed te zijn. Het wederzijds verschaffen van informatie over het welbevinden en de ontwikkeling van het kind is in het belang van dat kind. Bovendien moet de ouder en de leraar ieder met zijn behoeften en wensen bij elkaar terechtkunnen. Op deze manier zijn leraar en ouder belangrijke gesprekspartners voor elkaar. Onze leraren onderhouden ook vele contacten met ondersteuners en hulpverleners, die van buiten school komen. Bijvoorbeeld: de schoolarts, de logopedist, de onderwijsbegeleider, de catecheet. De taak van de leraar is veelomvattend. De leraren op ‘De Troubadour’ zijn voortdurend bezig met bezinning en scholing. Bij het bepalen van nascholingsactiviteiten geven wij de voorkeur aan cursussen voor het hele team. Een gedeelte van de nascholing kan ook gebonden zijn aan de onderbouw of aan de bovenbouw. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met het belang van nascholing door de individuele leraar. 4–23 Hoofdstuk 5. Zorg voor de leerling. 5.1 Het volgen van de ontwikkeling. De zorg voor de individuele leerling is in eerste instantie een taak van de groepsleerkrachten. Leerkrachten dienen onderwijs te geven, waarvan àlle leerlingen kunnen profiteren: leerlingen die een vlotte ontwikkeling doormaken, risicoleerlingen, hoogbegaafden, leerlingen die het Nederlands als tweede taal moeten leren, leerlingen met een andere culturele achtergrond en leerlingen uit gezinnen die sociaal en economisch in een achterstandssituatie verkeren. Door goed te observeren en te signaleren kan de leerkracht de pedagogische en didactische begeleiding zo optimaal mogelijk maken. Hierbij gaat het niet alleen om het resultaat van het werk van de kinderen, maar evenzeer om de manier waarop het kind tot een resultaat is gekomen: zijn houding, het welbevinden, het gedrag. U krijgt driemaal per jaar een rapportage van de ontwikkeling van uw kind (zie hoofdstuk 6.2) De ontwikkelingsmogelijkheden van de kinderen kunnen dus zeer verschillend zijn. In ons onderwijs houden we rekening met kinderen, die extra hulp nodig hebben, als het niet zo goed lukt of als ze sneller kunnen. We noemen dit: onderwijs op maat. Wij willen goed omgaan met de specifieke behoeften van de kinderen. Daarom wordt op onze school de ontwikkeling van elk kind gevolgd. De gegevens hiervan worden opgeslagen in het leerlingvolgsysteem (LVS). Bij dit leerlingvolgsysteem worden op vaste momenten in alle leerjaren landelijke toetsen afgenomen die tot doel hebben de schoolvorderingen van de leerlingen te bewaken. Door middel van landelijke toetsen wordt enkele keren per jaar nagegaan hoe het leren van elke leerling verloopt. We gaan dan uit van het 'beheersingsleren'. Dat wil zeggen dat de kinderen tenminste 80% van de aangeboden stof moeten beheersen. Ook de persoonlijke ontwikkeling is hierbij een belangrijk punt van aandacht: hoe gaat het met de sociaalemotionele ontwikkeling en de creatieve ontwikkeling van het kind? Bovendien is het mogelijk de ontwikkeling over meerdere jaren te volgen en te vergelijken met landelijke normen. We evalueren daarmee of we op de goede weg zijn bij de begeleiding van een kind, met het onderwijs in de groep en in de school. Door middel van het leerlingvolgsysteem kunnen we signaleren of er problemen zijn. Als dat zo is of als dat zo lijkt, dan wordt in het zogenaamde “zorgoverleg” zorgvuldig bekeken wat de aard van het probleem is en of een of andere vorm van speciale hulp nodig is. Daarna wordt er, als dat nodig blijkt, een handelingsplan opgesteld om het probleem aan te pakken. Dit handelingsplan krijgt de ouder ook te zien. In het zorgoverleg zitten de groepsleerkracht en de interne begeleider leerlingenzorg. Is het probleem hardnekkig, dan wordt er ook de psycholoog of pedagoog van de onderwijsbegeleidingsdienst (DOBA) bij betrokken. Deze persoon geeft het zorgteam adviezen. Betreft het inroepen van deze steun van de onderwijsbegeleidingsdienst uw kind, dan wordt u hierover van tevoren door de groepsleraar in kennis gesteld. Meestal wordt er extra aandacht binnen de klas georganiseerd. Het kind blijft dan in de groep. Alle extra begeleiding van de leerlingen gebeurt binnen de groep door of onder begeleiding van de leerkracht. Er is daarom binnen de school geen 'remedial teacher' werkzaam. Indien de leerling meer ondersteuning nodig heeft dan de school redelijkerwijs kan bieden, staat het ouders natuurlijk vrij om zelf externe hulp in te schakelen. De school zal altijd medewerking verlenen in de zin van verstrekken van informatie en waar nodig overleg met de externe begeleider. Deze hulp dient echter buiten schooltijd en buiten school plaats te vinden om het leeraanbod van de leerling en de klas niet te belemmeren." 5–1 Lukt het na enige tijd niet om de leerling voldoende te helpen binnen onze school, dan kan er hulp ingeroepen worden van buiten de school of kan een verwijzing naar een andere onderwijsvorm worden overwogen. De school moet dan het probleem uiteenzetten in een onderwijskundig rapport. Bij de opstelling hiervan wordt u als ouder betrokken. Dat rapport gaat naar de zogenaamde Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) die vaststelt of er hulp van buiten georganiseerd wordt, en zo ja welke. De PCL is een commissie die is ingesteld door het samenwerkingsverband Weer Samen Naar School (WSNS) in Eindhoven en omgeving. In dit samenwerkingsverband werken de Eindhovense scholen samen om leerlingenzorg en bovenschoolse leerlingenzorg goed te regelen. Dit staat beschreven in het Zorgplan van het samenwerkingsverband. Soms krijgt de school aanwijzingen om de begeleiding van het kind op andere wijze aan te pakken, soms komt er hulp via samenwerking van basisscholen. In andere gevallen komt er hulp vanuit het Speciaal Basisonderwijs (de zogenaamde Preventieve Ambulante Begeleiding). In een aantal gevallen lukt het uiteindelijk niet om het kind zich in het basisonderwijs goed te laten ontwikkelen. De leerling heeft dan onderwijsbehoeften die de zorgbreedte van de school overstijgen. Er is dan een mogelijkheid (maar wel een beperkte) dat het kind via de PCL toelaatbaar geacht wordt voor het Speciaal Basisonderwijs. De ouders moeten daar altijd toestemming voor geven. De aanvraag van een advies (=beschikking) van de PCL wordt in feite door u gedaan. De formulieren die daarvoor worden gebruikt, maken onderdeel uit van een zogenoemd 'onderwijskundig rapport'. De school verzorgt de formulieren en het onderwijskundig rapport. Als u akkoord bent met dit rapport en eventuele bijlagen ondertekent u het toestemmingsformulier. Na maximaal acht weken ontvangt u het besluit van de PCL. Als u hiermee niet eens bent, kunt u een beroep aantekenen bij de PCL. Deze moet dan advies vragen aan een onafhankelijke commissie, de Regionale Verwijzingscommissie. Wanneer de PCL uw bezwaar afwijst en nog steeds geen beschikking afgeeft, kunt u in beroep gaan bij de rechtbank van uw woonplaats. Het beleid van de overheid is erop gericht dat kinderen met ontwikkelingsproblemen zoveel mogelijk in de basisscholen blijven en dat in die scholen de “zorgbreedte” vergroot wordt. Juist in deze periode vindt de invoering en de uitvoering van dit beleid plaats. Via het LVS worden ook de meer begaafde leerlingen gesignaleerd. Bij de keuzes van methoden en de aanschaf van leer- en hulpmiddelen wordt rekening gehouden met de behoeften van deze leerlingen. Zij krijgen hierdoor de mogelijkheid zich verder in de leerstof te verdiepen. Uit bovenstaande blijkt dat de leerkracht in de zorg naar de leerling een belangrijke en verantwoordelijke rol vervult. Er wordt een steeds groter beroep gedaan op de vaardigheden en op de handelingsbekwaamheid van de leerkracht. Hij kan dit nooit zonder steun van anderen. Wij hebben de mogelijkheid om met de schoolvideo-interactiemethode het onderwijs zo goed mogelijk te begeleiden. Dit wil zeggen dat we in de klassen video-opnamen kunnen maken. Wij doen dat om de leraren te ondersteunen bij hun onderwijstaak, zoals bij vragen rondom leerlingenzorg en onderwijsvernieuwing. 5–2 5.2 Interne begeleiding Op elke school zitten leerlingen, die speciale zorg nodig hebben. Het gaat dan zowel om kinderen die problemen hebben met leren of gedrag, als om kinderen die hoogbegaafd zijn. Om deze kinderen op een geschikte manier te kunnen helpen, hebben we een zogenaamd zorgteam. Dit zorgteam bestaat uit een directielid, de interne begeleider, de groepsleraar en soms een pedagoog/psycholoog van de onderwijsbegeleidingsdienst. Op onze school is een interne begeleider (IB-er) werkzaam. Zij is onze deskundige op het gebied van de zorg voor leerlingen. Zij heeft een specifieke scholing gehad. Zij coördineert de leerlingenzorg en maakt de jaarlijkse planning voor zorgactiviteiten. In overleg met de leerkracht: - ondersteunt zij deze bij de aanpak van kinderen met problemen; - neemt zij deel aan gesprekken met ouders; - observeert zij leerlingen in groepssituaties. - voert zij gesprekken met de groepsleerkrachten over de leerlingen. Extra aandacht gaat uit naar die kinderen, die extra zorg nodig hebben. Het zorgteam houdt zich met het volgende bezig: - het coördineren van de leerlingenzorg; - het ondersteunen van leerkrachten bij de begeleiding van zorgkinderen; - het plegen van overleg met de onderwijsbegeleidingsdienst en het speciaal basisonderwijs over de te volgen strategie bij de begeleiding van zorgkinderen. - het begeleiden van leerkrachten bij het opstellen van handelingsplannen voor kinderen met duidelijke achterstanden. Overleg met ouders Regelmatig en frequent contact tussen ouders en leerkracht vormt een wezenlijk onderdeel van een voortdurende leerlingenzorg. In hoofdstuk 6 (Ouders en School) wordt uitgelegd hoe de informatie met u als ouder uitgewisseld wordt. Hierbij is een belangrijke plaats ingeruimd voor contacten die op initiatief van leerkracht of ouders tot stand komen. Zodra signalering ertoe leidt dat een kind extra aandacht krijgt, in welke vorm dan ook, wordt vanuit school contact opgenomen met de ouders. Deze gesprekken kunnen een informatief of adviserend karakter hebben. Als een handelingsplan opgesteld moet worden, wordt u zeker bij het overleg betrokken. Er worden samen keuzes gemaakt voor het te volgen traject van hulp. Loopt de uitvoering van dit plan een bepaalde tijd, dan wordt met u ook overlegd over de voortgang van deze hulp. Omgekeerd is het belangrijk, dat u met de leraar een afspraak maakt als u merkt dat er zaken zijn die niet zo goed lopen. 5–3 5.3 Leerlinggebonden financiering (LGF). Met ingang van 1 augustus 2003 kunnen leerlingen met een leerling-gebonden financiering worden aangemeld op het reguliere basisonderwijs, dus ook op onze school. Die leerlinggebonden financiering houdt in dat het leerlingen met een belemmering op leergebied mogelijk wordt gemaakt naar een gewone basisschool te gaan. Wij willen als basisschool voor zo veel mogelijk leerlingen een verantwoord onderwijsaanbod geven. Vanuit die gedachte staan wij positief ten aanzien van het aannemen van leerlingen die met een leerling-gebonden financiering worden aangemeld. Als de ouders het kind met leerling-gebonden financiering aanmelden, zal de school samen met de ouders de hulpvraag van het kind bespreken en afwegen of met de extra middelen die beschikbaar komen, de school aan die hulpvraag tegemoet kan komen. Centraal hierbij staat het belang van het kind en de mogelijkheden van de school om het ontwikkelingsproces van het kind te ondersteunen. Andere punten van afweging bij de toelating zijn onder meer de draagkracht van de groep waarin het kind wordt geplaatst, de ervaring van de leerkracht die de leerling moet begeleiden, de situatie van het gebouw, de inschatting die de school maakt om de leerling gedurende de rest van zijn basisschoolloopbaan verantwoord te kunnen begeleiden. Het besluit een leerling toe te laten is een besluit van het team van de school. Als een kind wordt toegelaten gebeurt dit op basis van een handelingsplan dat wordt opgesteld in samenspraak met de ouders van het kind, de trajectbegeleider van het Speciaal Onderwijs en het zorgteam van onze school. Na plaatsing: Als na een gewenningsperiode van 6 weken en een periode van twee keer drie maanden (waarin tenminste twee kortdurende handelingsplannen) zijn uitgevoerd, blijkt dat er nauwelijks of geen betekenisvolle meerwaarde te zien is vanuit de problematiek bij binnenkomst van de leerling, dan wordt de ouders aanbevolen het kind alsnog aan te melden bij de school voor speciaal onderwijs die wel tegemoet kan komen aan de hulpvraag van de leerling. Dit advies is gebaseerd op: de didactische stamkaart van het kind een onderwijskundig verslag het pedagogische leerlingen volgsysteem de verslaggeving van het zorgteam van de school verslagen individuele begeleiding gegevens leerlingenbesprekingen. Daarbij gelden de volgende zaken als meetpunten: 1. Leerrendementen die de verwachting van het handelingsplan niet halen op 2 van de 4 didactische domeinen (technisch lezen, begrijpend lezen, spellen en rekenen/wiskunde), waaronder in ieder geval begrijpend lezen en/of inzichtelijk rekenen. 2. Eventuele verslaggeving logopedie en/of andere individuele ondersteuning, waaruit blijkt dat de in het handelingsplan gestelde doelen onvoldoende behaald worden. 3. De verhouding van het didactisch leerverslag ten opzichte van de verwachtingen die op grond van het IQ gerechtvaardigd zijn ? 4. De sociaal-emotionele problematiek die wordt vastgesteld op basis van daartoe geschikt geachte instrumenten. 5–4 5.4 Overstap naar een andere basisschool. Behalve ten behoeve van de PCL (=Permanente Commissie Leerlingenzorg) en het voortgezet onderwijs wordt ook een onderwijskundig rapport ingevuld bij een overstap naar een andere basisschool. Dit rapport bevat dan vooral informatie over de gevolgde methodes en de stand van zaken van de vorderingen van uw kind. De school regelt ook de administratie richting gemeente. 5.5 Overgang basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. Het is onze zorg om de kinderen zo goed mogelijk te begeleiden naar het voortgezet onderwijs. Deze begeleiding begint al in groep 7, omdat meerdere onderzoeken over een langere periode nodig zijn om tot een goed advies voor het voortgezet onderwijs te komen. De procedure die we hierbij volgen is de zogenaamde povo-procedure. De povo-procedure sluit aan op het leerlingvolgsysteem, dat op onze school gehanteerd wordt. Deze procedure biedt ons hulp bij het kiezen voor die vorm van voortgezet onderwijs, die het beste past bij het kind. Het is dus geen examen waar je voor kunt zakken of slagen. In groep 7 ziet de werkwijze er als volgt uit: - Er wordt eind groep 6 nagegaan hoe ver het kind gevorderd is op de gebieden taal, rekenen en informatieverwerking. Die vorderingen worden vergeleken met de landelijke normen. Tevens wordt zichtbaar in hoeverre de leerprestaties in overeenstemming zijn met de leermogelijkheden. In groep 7 wordt het groepsplan hierop afgestemd. In groep 8 wordt de volgende werkwijze gevolgd: - Er wordt eind groep 7 nagegaan of en in welke mate het kind vorderingen heeft gemaakt op de gebieden taal, rekenen en het omgaan met informatie. - De kenmerken van het kind die van belang zijn voor het onderwijsleerproces worden opnieuw nagegaan. - Door de groepsleerkracht wordt een persoonlijke beoordeling van het kind gegeven. - De leermogelijkheden van het kind worden d.m.v. de NIO-toets bepaald. Hierbij wordt het leervermogen vastgesteld op gebied van taalvaardigheid, het denken vanuit taal en het ruimtelijk inzicht. Dit onderzoek gebeurt door een daartoe bevoegde functionaris van de onderwijsbegeleidingsdienst Fontys Fydes. - Er vindt een onderzoek plaats naar opvattingen en houdingen van uw kind die van belang zijn voor het onderwijsleerproces op school, zoals motivatie, welbevinden en zelfvertrouwen. Voor dit onderzoek wordt de Schoolvragenlijst (SAQI) gebruikt. Zowel in groep 7 als in groep 8 worden de onderzoeksresultaten met u besproken aan de hand van een schriftelijke rapportage. In februari/maart neemt groep 8 deel aan de landelijke Cito-eindtoets. De inhoud van de toets bestaat uit de onderdelen Nederlandse taal, rekenen, informatieverwerking en wereldoriëntatie. 5–5 Al deze gegevens worden gebruikt bij de keuze van de school voor voortgezet onderwijs. Door het gebruik van meer meetinstrumenten en meer meetmomenten verwachten we die keuze beter te kunnen maken. Uiteraard worden de ouders van de kinderen van groep 8 geïnformeerd over het voortgezet onderwijs en de basisvorming. Dit gebeurt op ouderavonden en d.m.v. informatiemateriaal in het begin van het schooljaar van groep 8. In januari/februari van groep 8 geeft de school aan u advies voor een vorm van voortgezet onderwijs, die het meest wenselijk is voor uw kind. Dit advies wordt schriftelijk vastgelegd in een onderwijskundig rapport dat verstrekt wordt aan de toelatingscommissie van de school voor voortgezet onderwijs. Het onderwijskundig rapport bestaat uit het schooladvies, de povo-uitslag en een zogenaamd 'inlichtingenformulier' (een samenvatting van de schoolresultaten). Deze commissie beslist op grond van het onderwijskundig rapport over toelating of afwijzing. In goede samenwerking met de school voor voortgezet onderwijs wordt voor sommige kinderen nog een speciaal begeleidingsformulier ingevuld en doorgesproken met de betreffende school. De ouder bepaalt zelf op welke school van voortgezet onderwijs haar/zijn kind aangemeld wordt. Wij begeleiden ouders en kinderen, als ze dat wensen, in het kiezen van een bij het kind passende school. Voor de concrete data betreffende de overgang naar het voortgezet onderwijs, verwijzen we naar de jaarkalender. Wanneer uw kind op het voortgezet onderwijs zit, krijgt onze school tenminste nog één jaar de rapportpunten. Door deze nazorg zijn we in staat de kinderen ook na de basisschool te volgen. Een en ander geeft ons informatie over de kwaliteit van onze schooladviezen die we ieder jaar aan de ouders van de kinderen in groep 8 geven. Voor nadere informatie kunt u terecht bij Fontys Fydes (voorheen DOBA). Het adres vindt u achter in de gids. 5–6 5.6 Pesten Pesten is een complex probleem, waar over het algemeen moeilijk greep op te krijgen is. Het speelt zich vaak ongemerkt voor leerkrachten en ouders af. Wij vinden dan ook dat het probleem van pesten voorkomen dient te worden ofwel grondig dient te worden aangepakt. Pestgedrag is schadelijk voor kinderen, zowel voor de slachtoffer als voor de pesters. Het probleem is alleen te voorkomen en te bestrijden wanneer alle partijen zich samen sterk maken tegen pesten. De zwaarte van het probleem vraagt om een aanpak waarbij van een zo goed mogelijke samenwerking tussen ouders, leerkrachten en leerlingen sprake is: de school kan het niet alleen oplossen, ook de ouder kan het niet alleen oplossen. Het tegengaan van pesten is zeker geen taak van de leerkracht alleen, maar hij heeft wel een centrale positie. De school heeft een pestbeleid en een pestprotocol. Hierin wordt omschreven welke preventieve maatregelen de school neemt; op welke wijze de signalering van pestgedrag plaatsvindt en welke vervolgstappen er ondernomen worden in geval van pesten. Bij een definitieve inschrijving van een kind verklaren de ouders dat zij op de hoogte zijn van het protocol tegen pesten en dat zij akkoord gaan met de bijbehorende afspraken. Algemene doelstelling. Het protocol tegen pesten beoogt via samenwerking het probleem van het pestgedrag bij kinderen aan te pakken en daarmee het geluk, het welzijn en de toekomstverwachting van onze kinderen daadwerkelijk te verbeteren. Wat verstaan wij onder pesten ? Een leerling wordt gepest als een andere leerling, of een groep leerlingen vervelende of gemene dingen tegen hem of haar zegt of doet. Het is ook pesten als een leerling wordt geslagen, geschopt, bedreigd, opgesloten of buiten de groep wordt gesloten. Pesten kan zowel fysiek, verbaal als non-verbaal gebeuren. Wij spreken van pesten als het regelmatig en structureel gebeurt en als het langere tijd aanhoudt. Bovendien is het moeilijk voor de leerling, die gepest wordt om zich te verdedigen (machtsverschil). Als dit niet zo is dan spreken we van plagen. Het is ook geen pesten als twee leerlingen, die ongeveer even sterk zijn een keer ruzie maken of vechten. Verklaring. 1. Pesten is een wezenlijk en groot probleem. Pestgedrag is schadelijk voor kinderen, zowel voor de slachtoffers als voor de pesters. De omvang en de zwaarte van het probleem leiden tot de noodzaak van een aanpak door alle opvoeders van jongeren, in het bijzonder door de ouders en door de leerkrachten. 2. Bestuur en directie dienen, om passend en afdoend antwoord te vinden op het probleem pesten, uit te gaan van een zo goed mogelijke samenwerking tussen ouders, leerkrachten en leerlingen, gebaseerd op afgesproken beleid dat gericht is op deze samenwerking. 3. Onze school wenst een samenwerking, zoals bedoeld onder 2, ook daadwerkelijk aan te gaan, te stimuleren en levend te houden. 4. De ondertekenaars van dit protocol vertegenwoordigen in deze de diverse geledingen en verplichten daardoor alle partijen zich te houden aan de uitwerking van het sociaal-pedagogisch raamplan, zoals dat in gezamenlijkheid is opgesteld door een 5–7 vertegenwoordiging van ouders, leerkrachten en directie van basisschool De Troubadour. De ondertekenaars verklaren zich in principe bereid tot deelname aan een jaarlijkse evaluatie samen met de werkgroep*. Alle betrokken partijen hebben het recht om binnen de gestelde termijn een tussentijdse evaluatie aan te vragen. Plan van aanpak. In dit plan van aanpak worden achtereenvolgens beschreven: Welke preventieve maatregelen de school neemt. Op welke wijze de signalering plaats vindt. Welke vervolgstappen er ondernomen worden in geval van pesten (curatieve maatregelen). Hiervoor gebruiken we o.a. het 5- sporenbeleid (afkomstig van de GGD). Het 5sporenbeleid betekent dat er niet alleen gesproken wordt met de pester en het slachtoffer, maar zeker ook met beider ouders en de andere leerlingen van de groep. Het plan van aanpak is opgenomen in de zorgmap, die in het bezit is van iedere groepsleerkracht. Op preventief gebied worden de volgende maatregelen genomen: In de schoolgids wordt een artikel opgenomen dat er een onderwijsprotocol tegen pesten is. In grote lijnen wordt hier uitgelegd wat wij onder pesten verstaan en wat ouders/leerlingen kunnen doen als zij pesten signaleren. Bij aanmelding van hun kind verklaren de ouders dat zij op de hoogte zijn van het onderwijsprotocol tegen pesten en dat zij akkoord gaan met het bijbehorende plan van aanpak. Leerkrachten bespreken aan het begin van het schooljaar de regels rondom pesten. Deze regels, die onderdeel vormen van het totale pedagogisch raamplan van onze school, worden geregeld herhaald en besproken. Aan het begin van het schooljaar wordt in alle groepen het sociogram afgenomen en met de zorgcoördinator besproken. Centraal worden richtlijnen gegeven over de vorm waarin een sociogram wordt opgesteld. De leerlingen van groep 6-7-8 vullen digitaal en zelfstandig de pesttest in. De leerlingen van groep 5 doen dit onder begeleiding. Op het gebied van signalering zijn de volgende afspraken gemaakt: Indien leerkrachten (of ouders) op school of in de groep pestgedrag signaleren (dit is tussen 08.15 en 15.00 uur) wordt dit meteen doorgegeven aan de zorgcoördinator. Deze probeert direct uit de gegevens een goede analyse te maken en een voorstel te formuleren voor vervolgstappen. Indien ouders of kinderen pestgedrag buiten schooltijd signaleren, kunnen zij dat melden op school. Belangrijk is om aan te geven: wie, wat, waar, wanneer. De zorgcoördinator noteert de signalen en maakt een aantekening in het pestlogboek. Per gebeurtenis zullen wij ons afvragen of we er wel of niet tijd en energie aan willen (kunnen) besteden binnen de school. In het kader van de privacy is het pestlogboek alleen toegankelijk voor de zorgcoördinator en de directeur. De naam van de ouder of het kind wordt nooit gegeven aan pester of ouders van pester. In eerste instantie worden de signalen zoals beschreven in het pestlogboek door de zorgcoördinator alleen gebruikt om leerkrachten op mogelijk pestgedrag attent te 5–8 maken. Indien de signalen naar het oordeel van zorgcoördinator of directeur van dien aard zijn dat er sprake is van pestgedrag, dan belt de zorgcoördinator meteen de ouders van de pester op. Hij wijst de ouders op het gedrag van hun kind. Hij verzoekt de ouders om een gesprek te houden met hun kind. Naar het kind worden van schoolzijde op dit moment nog geen stappen ondernomen. Op curatief gebied worden de volgende afspraken gemaakt: Leerkrachten gaan extra letten op de pester en de gepeste. Indien zij pestgedrag constateren wordt de pester(s) er meteen op gewezen en zal zo spoedig mogelijk een gesprek tussen de leerkracht en de pester(s) volgen. De leerkracht meldt dit bij de zorgcoördinator en vertelt, wat hij/zij al gedaan heeft. Als het probleem slechts gedeeltelijk is opgelost of het lukt de leerkracht niet voldoende om grip te krijgen op het probleem dan proberen zij in gezamenlijkheid de vervolgstappen te bespreken. Mocht het besproken plan geen resultaat opleveren en wordt er binnen afzienbare tijd opnieuw pestgedrag geconstateerd door een leerkracht, dan volgt een (vervolg) gesprek met de ouders van de pester. De pester krijgt een alternatieve straf opgelegd door de zorgcoördinator. Als het pesten zich afspeelt binnen één groep, dan zullen door de leerkracht alle kinderen betrokken worden bij het zoeken naar oplossingen. De ouders van het gepeste kind worden door de zorgcoördinator op de hoogte gebracht dat hun kind gepest wordt op het moment dat de ouders van de pester voor het tweede gesprek worden uitgenodigd. Zowel met de ouders van het gepeste kind als met de ouders van de pester wordt gesproken over externe hulp. Mocht na dit tweede gesprek het pesten blijven doorgaan, dan neemt de directeur een beslissing conform de binnen Stichting Katholiek Onderwijs opgestelde mogelijkheden. Evaluatie. We willen evalueren op basis van 3 pijlers (afkomstig van de GGD). Pijler 1: Groei en ontwikkeling van leerlingen. We gebruiken hiervoor de pesttest, het sociogram, de SCOL - observatielijsten. Pijler 2: Gezondheidseducatie. We willen jaarlijks ons beleid op dit gebied evalueren. We willen het geplande pestbeleid en de uitgevoerde activiteiten bespreken in relatie tot het welzijn van de kinderen in het algemeen en in relatie tot het pesten specifiek (vragenlijst). Pijler 3: Leef-en werkmilieu. Hiervoor gebruiken we de screeningslijst “Pesten in de schoolorganisatie”. 5–9 5–1 Hoofdstuk 6. De kwaliteit van het onderwijs. Verschillen in leerlingresultaten worden niet alleen bepaald door het gegeven onderwijs. Ook leerlingkenmerken (aanleg, ontwikkelingsniveau, motivatie) en de leefomgeving van het kind (de thuissituatie, vriendjes, invulling van de vrije tijd, de sociale samenstelling in de klas) spelen een belangrijke rol bij het behalen van leerresultaten. Binnen de school zijn we voortdurend gericht op verbetering van de kwaliteit van ons onderwijs, ten dienste van de totale ontwikkeling van het kind. We denken dan ook aan het verhogen van de leerprestaties van de kinderen. De volgende factoren spelen hierbij een rol: - de kinderen zelf; - het pedagogisch-didactisch handelen van de leerkracht; - de rol van de ouders. 6.1 Pedagogisch Als het kind met plezier naar school gaat, zal het goede leerresultaten willen behalen. De sfeer op school is voor een kind dan ook van groot belang. Goede opvoedkundige resultaten met de kinderen willen we op de volgende manieren bereiken: - Het scheppen van een vriendelijke werk- omgeving met orde, rust en regelmaat. Regelmatig worden de school- en groepsregels met de kinderen besproken. Binnen het lesgebeuren wordt meermalen op een schooldag met kinderen, individueel of groepsgebonden, gesproken over de toepassing van die regels. Respect hebben voor anderen en voor de eigendommen van de ander horen hier ook bij. Om het belang van deze opvoedkundige waarde te onderstrepen, wordt met de kinderen elke donderdagmorgen na de pauze dieper ingegaan op bepaalde regels. - Een prettige en begripvolle manier van omgang met elkaar. In gesprekken wordt aandacht besteed aan hoe je om kunt gaan met je eigen emoties en met die van de ander. We verwachten van kinderen, dat ze de mening van anderen accepteren. Kinderen mogen ook hun eigen mening geven. Het gaat dan vaak over waarden en gedragsnormen. De leerkracht maakt bovendien tijd vrij voor een individuele benadering van kinderen. Op het rapport geven we een waardering voor het gedrag èn voor het sociale gedrag van uw kind. Verder nemen we ieder schooljaar in groep 1 t/m 8 een sociogram af, zodat we een beeld hebben van de groepsdynamiek. Tijdens de eerste ouderavond staat het welbevinden van uw kind centraal. Hieraan vooraf is er een algemene informatieavond voor alle ouders. Het sociaal-emotionele welbevinden van uw kind is van essentieel belang om het leerproces op een positieve manier te kunnen volgen. We zijn dan ook zeer alert wanneer zich problemen op dit gebied voordoen. Door het gedrag van de kinderen goed te observeren en te interpreteren, willen we nagaan of de kinderen zich veilig en gewaardeerd voelen. Indien het kind op dit gebied hulp nodig heeft, kunnen de leerkrachten, eventueel met hulp van andere instanties, het begeleiden. De school verwacht van ouders, dat zij school ondersteunen in haar beleid (inclusief haar schoolregels) om een veilig en vriendelijk leefen werkklimaat voor de kinderen te scheppen . - Uw kind draagt ook een verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen. Zelfstandig denken en een kritische houding ten opzichte van zijn handelen, bevordert de individuele ontplooiing. Op het rapport wordt daarom zijn werkhouding beoordeeld. Het gaat dan om concentratie, zelfstandigheid, werktempo, inzet en belangstelling. 6–1 6.2 Onderwijskundig We houden nauwkeurig bij in welke mate de kinderen de leerstof beheersen. De school kent verschillende manieren om de vorderingen van de kinderen vast te stellen en te waarderen. Naast het observeren is dat het corrigeren van het dagelijkse oefenwerk. Het gaat hier voornamelijk om de basisvaardigheden lezen, taal, rekenen, schrijven. Proefwerken worden gegeven als afsluiting van een leerstofonderdeel. U kunt dan met name denken aan de wereldoriënterende vakken. Binnen de creatieve vakken worden de werkstukken van de kinderen beoordeeld. Verder zijn er nog methodetoetsen behorende bij de reken-, taal en leesmethodes. Deze toetsen worden afgenomen op het moment dat de methode dat aangeeft. Aan de hand van de uitslag worden zonodig maatregelen getroffen: een herhaalde klassikale of individuele uitleg aan de kinderen. Daarnaast maken we gebruik van gestandaardiseerde Cito-toetsen. Ze zijn landelijk genormeerd en zijn opgenomen in het leerlingvolgsysteem. Deze toetsen hebben betrekking op de leergebieden technisch lezen, begrijpend lezen, woordenschatontwikkeling, spelling en rekenen. Ze worden over het algemeen tweemaal per jaar afgenomen. De uitslagen krijgt u op het rapport te zien. Deze uitslagen worden door de leerkracht verder geanalyseerd, waarna specifieke hulp aan de kinderen kan worden gerealiseerd. Rapporten Tweemaal per schooljaar worden de toetsresultaten van het leerlingvolgsysteem en de observaties van de leerkrachten vastgelegd in digitale rapportages. In februari en juni worden alle ouders uitgenodigd voor een tien-minutengesprek om over de schriftelijke rapportage van uw kind met de klassenleerkracht van gedachten te wisselen. In november worden er ook tienminutengesprekken gehouden, waarin de sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen centraal staat. Gedurende het schooljaar bestaat er de mogelijkheid om met de klassenleerkracht over de algemene ontwikkeling van de kinderen te praten. Indien nodig ontvangen ouders voor deze tussentijdse gesprekken een uitnodiging of kan men zichzelf hiervoor aanmelden (zie schoolkalender). De juiste data van rapporten en gesprekken kunt u vinden op de jaarkalender. 6.2.1 Bereikte resultaten einde van schoolloopbaan Hieronder vindt u informatie over de bereikte resultaten van onze school over de Citoeindtoets van groep 8 in de afgelopen schooljaren. Van het CITO krijgen we naast de uitslagen voor de individuele kinderen ook een schoolrapport. Hierbij wordt rekening gehouden met het kenmerk van onze school (lees: de gewogen leerlingen op basis van het opleidingsniveau van de ouders). Het schoolrapport geeft een vergelijking van onze schoolgemiddelden met dat van scholen die gelet op de sociaal-culturele achtergrond van onze leerlingen met onze school vergelijkbaar zijn. Gemeten worden de resultaten van rekenen, taal, wereldoriëntatie en informatieverwerking. Tenslotte nog dit: we begrijpen dat het belangrijk is dat ouders op grond van cijfermatige gegevens scholen met elkaar willen vergelijken. Maar een school doet nog zoveel meer dat niet in een cijfer te vervatten is. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het aanleren van sociale vaardigheden, aan de creatieve ontwikkeling, aan werkhouding en talrijke buitenschoolse culturele activiteiten. Deze zaken zijn volgens ons minstens zo belangrijk. 6–2 In 2010 hebben we een Cito-schoolscore van 539,4 gehaald (gecorrigeerd naar leerlinggewicht) en dat is goed, want het landelijke gemiddelde was 535,2. Ook in 2009 hadden we goede eindresultaten: 540,2 (landelijk gemiddelde 535,2). In 2008 scoorden we voldoende met 534,7. Het meerjarengemiddelde 2008-2010 geeft een trend weer van ruim voldoende eindresultaten. Daar zijn we blij mee. Wij zijn ambitieus en willen ruim voldoende eindresultaten blijven behalen. 6.3 De eerste vier schooljaren Het beleid van de school is erop gericht om in de eerste vier schooljaren de ontwikkeling van de kinderen sterk te stimuleren en uitval zoveel mogelijk te voorkomen. In deze fase wordt de basis gelegd voor de verdere schoolloopbaan van het kind. Uitgangspunt is daarom de aandacht voor de verschillen tussen de kinderen. Pedagogisch gezien richten we ons vooral op de ontwikkeling in het speelwerkgedrag en het sociaal-emotionele gedrag. We letten dan op de volgende onderdelen: gedrag in de groep, aandachtsspanning, het overzien van een taak, reageren op nieuwe situaties, geaccepteerd worden, verantwoordelijk willen zijn, het afmaken van taken. Kinderen worden zowel tijdens het werk binnen als tijdens het buitenspelen geobserveerd. Observaties zijn bij uitstek een geschikt middel om veranderingen in de ontwikkelingen van kinderen waar te nemen. In groep 1 en 2 leggen we belangrijke, meer en minder opvallende kenmerken van de kinderen schriftelijk vast. Het bevorderen van zelfstandigheid en het nemen van verantwoordelijkheid oefenen we iedere dag tijdens de werkles, maar ook tussen de activiteiten door. Bijvoorbeeld: het werken met een planbord, het aan- en uittrekken van je gymkleren, hoe je met boeken omgaat, hoe je elkaar kunt helpen enzovoort. In de onderbouw zijn we voortdurend bezig met het aanleren van school- en gedragsregels. Bij het waarderen en beoordelen van werk van de kinderen in de onderbouw maken we gebruik van de volgende onderwijskundige middelen: - observaties gericht op gesproken taal, passief taalgebruik (het begrijpen van gesprekken in de groep), oriëntatie op ruimte en tijd, de motoriek (de lichaamscoördinatie en fijne handmotoriek). - toetsen in de reken-, taal- en leesmethodes van de groepen 3 en 4. - gestandaardiseerde toetsen in de groepen 1 t/m 4. Deze toetsen zijn landelijk genormeerd. De toetsen in groep 1-2 hebben betrekking op de rekenvoorwaarden, de visuele leesvoorwaarden, het ordenen binnen het rekenonderwijs, de begrippentoets op het gebied van taal en rekenen. De toetsen peilen vooral de taal-/lees- en rekenvoorwaarden, die noodzakelijk zijn voor het lezen en rekenen in groep 3 en 4. Deze toetsen worden twee keer per jaar afgenomen. De toetsen in groep 3 en 4 hebben betrekking op het rekenen, op het technisch lezen, op spelling, op woordenschat en op begrijpend lezen. Door deze toetsen van het Citoleerlingvolgsysteem krijgen we een vrij objectief beeld van de vorderingen van elk kind en van de stand van zaken in elke leerstofgroep. Als een stagnerende ontwikkeling wordt geconstateerd, krijgt het kind binnen school extra hulp van de leerkracht.. Op deze manier proberen we eventuele problemen in een later stadium te voorkomen. - Om de taalzwakke en NT-2-kinderen te blijven volgen worden geregeld woordenschattoetsen afgenomen. 6–3 Rapporten. De ouders van groep 1-2 worden twee keer per jaar op een ouderavond mondeling ingelicht over de vorderingen van hun kind. Dit gebeurt ook een derde keer, indien het noodzakelijk blijkt. Deze individuele gesprekken vinden op school plaats. Er wordt dieper ingegaan op de ontwikkeling, de prestaties en het totale functioneren van uw kind. De basis voor de oudergesprekken zijn de zogenaamde interne rapporten, die de leraren voor eigen gebruik hanteren. Deze interne rapportage betreft de taalontwikkeling, de zintuiglijke ontwikkeling, de rekenvoorwaarden, de lichamelijke -en motorische ontwikkeling, het gedrag en de werkhouding. 6.4 De aantoonbare kwaliteit van een SKPO-school Welke factoren zijn voor u als ouder bepalend in uw schoolkeuze? Voor veel ouders is de nabijheid van de school van belang. Maar ook andere zaken zijn van belang: waar gaan vriendjes en vriendinnetjes naar school, de ervaringen van andere ouders, de indruk van het gebouw, de algemene sfeer in de school en op het plein, de informatie van de directie, de website, de onderwijsmethode, de aandacht voor sport, cultuur en identiteit. Allemaal elementen die mogelijk een rol spelen in uw keuze. Veel van deze aspecten zijn voor u als ouder eenvoudig te beoordelen. Voor u als ouder is daarnaast ook het resultaat van alle inspanningen van belang. Dat ervaart u dagelijks bij uw kind en vertaalt zich uiteindelijk in de mate waarin de school heeft bijgedragen aan de cognitieve, de sociale en de emotionele ontwikkeling. Of uw kind binnen het voortgezet onderwijs op de goede plek zit wordt in grote mate bepaald door de kwaliteit van het team van die school. En dat is vooraf moeilijker te beoordelen. De kwaliteit van het onderwijs is moeilijk in beeld te krijgen. De afgelopen jaren is op alle niveaus van de SKPO uitvoerig gesproken over de vraag: Wat verstaan we onder goed onderwijs? Leerkrachten, ouders en schooldirecties hebben met elkaar vastgesteld wat zij onder goed onderwijs verstaan en wat dit dan voor een school betekent. Dit proces heeft geleid tot een visie op onderwijs die zich op de volgende aspecten richt: - Kinderen moeten zich op de school ‘thuis’ voelen en veilig voelen en graag naar school komen; - De school dient uit te dagen tot optimale prestaties in het verwerven van kennis en vaardigheden; - De school draagt bij aan de ontwikkeling tot zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en sociale verbondenheid; De kwaliteit van onderwijs zichtbaar gemaakt Onze onderwijsvisie is vertaald in een aantal kwaliteitsindicatoren. Deze geven een beeld van de mate waarin de school in staat is om deze kwaliteit ook waar te maken. Alle SKPO-scholen brengen vanaf het schooljaar 2007-2008 jaarlijks de onderwijskwaliteit in beeld. De kwaliteitsindicatoren zijn er voor de algemene SKPO-directie en voor directie, team en Medezeggenschapsraad (MR) van een school om de kwaliteit van de school jaarlijks in beeld te brengen. Daarmee legt de school verantwoording af aan het schoolbestuur, de MR en de ouders over de belangrijkste elementen van het onderwijs van de school over het afgelopen schooljaar. Mede op basis van deze informatie stelt de school het onderwijskundig beleid voor de komende jaren bij. 6–4 Tevens stelt het de school in staat om gericht te werken aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Voor ouders kunnen de kwaliteitsindicatoren in combinatie met de toelichting van de directie op de desbetreffende basisschool bijdragen aan de keuze voor een basisschool. De wijze waarop op een school onderwijs wordt verzorgd naast deze algemene SKPO-visie, wordt bepaald door ouders en team. Elke school van de SKPO kiest hierbinnen zijn eigen accenten. Achtereenvolgens zullen nu de indicatoren worden benoemd en beschreven. De vier kwaliteitsindicatoren zijn: 1. Het leerlingaantal afgezet tegen de door de school bepaalde verwachtte schoolgrootte en de voor de gemeente geldende opheffingsnorm; 2. De leerresultaten per school op basis van de Cito-eindscore, afgezet tegen het gewicht van de leerlingen (gerelateerd aan het opleidingsniveau van de ouders); 3. De positie van leerlingen aan het begin van het derde jaar voortgezet onderwijs afgezet tegen het advies in groep acht; 4. Het welbevinden van leerlingen; Daarnaast is er nog een kwaliteitsindicator met betrekking tot de identiteit van de school. De scholen zullen in het schooljaar 2010-2011 aan het werk gaan met het vertalen van deze indicator naar beleid en naar waarneembaar gedrag in de school. ad. 1 Het leerlingaantal; Het leerlingenaantal is een indicator voor bestuur, schooldirectie en MR. Als gedurende een aantal jaren het leerlingenaantal van de school afwijkt van het aantal dat het bestuur in verband met de schoolorganisatie wenselijk acht zal daarover met de schooldirectie in gesprek worden gegaan. Ook speelt hierbij de opheffingsnorm, geldend voor de gemeente waarin de school zich bevindt, een belangrijke rol. Het management van de SKPO heeft periodiek gesprekken met de schooldirecties van scholen die onder deze norm opereren. ad. 2 De leerresultaten; Het gewogen onderwijsresultaat van de school geeft door middel van een cijfer aan hoe de schoolprestaties zich verhouden ten opzichte van vergelijkbare scholen. Gemeten worden de resultaten van rekenen, taal, studievaardigheden op de CITO-eindtoets. De effecten van het opleidingsniveau van de ouders (vertaald in leerlinggewicht) worden in deze methode meegewogen. Bij een score onder de vastgestelde ondergrens (dit is dezelfde ondergrens als de inspectie hanteert), gaat de SKPO-directie met de schooldirectie in gesprek. De school wordt gevraagd een analyse te maken van de oorzaak van deze score en een plan van aanpak om de score voor het volgend jaar te verbeteren. ad. 3 Advies van primair onderwijs richting voortgezet onderwijs; Veel ouders kijken naar het schooladvies dat de school geeft aan leerlingen die naar het voortgezet onderwijs gaan. Het is van belang om in beeld te krijgen of de verwezen leerling op het voortgezet onderwijs na enkele jaren ook daadwerkelijk op het geadviseerde niveau blijkt te functioneren. De kwaliteit van een school kan mede worden bepaald door de mate waarin zij in staat is een voor meerdere jaren passend advies te geven. Dit cijfer geeft een beeld van de mate waarin de school hierin slaagt. 6–5 ad. 4 Het welbevinden van leerlingen; Het is erg belangrijk dat uw kind het naar zijn zin heeft op de school. Natuurlijk is dat niet bij elke leerling een constant gegeven en is de school niet de enige factor die invloed heeft op het welbevinden van uw kind. Jaarlijks wordt in de groepen 6, 7 en 8 het welbevinden onderzocht. Over meerdere jaren wordt bekeken of voldoende leerlingen het naar hun zin hebben op de school en dus of het schoolteam er in slaagt om een veilige en plezierige leeromgeving te creëren. Voor meer informatie over onze kwaliteitsindicatoren verwijzen wij u naar http://www.skpo.nl De zin en onzin van cijfers De discussie over de vraag wat je moet meten om de kwaliteit van onderwijs in beeld te krijgen wordt al decennia gevoerd. Ook de vraag hoe er gemeten moet worden houdt de gemoederen al vele jaren bezig. Cijfers vragen om toelichting en geven slechts een beeld van een deel van het gehele onderwijs van een school. In een reeks van jaren is het bovendien gebruikelijk dat er incidenteel afwijkingen op het normale beeld voorkomen. Vooral op kleinere scholen kan de samenstelling van een groep in een bepaald jaar een positieve of negatieve afwijking van de normale scores tot gevolg hebben. De schoolscores over meerdere jaren brengen de prioriteiten van de school in beeld. De ene school legt een zwaarder accent op de schoolprestatie, de ander wil zich onderscheiden op het terrein van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling. De directie van de school is graag bereid de cijfers toe te lichten en aan te geven op welke wijze zij daar mee om gaat. Informatie van de schooldirectie is een belangrijke aanvulling op de waarde van een dergelijk meetgegeven. Voel u dus uitgenodigd voor een gesprek. De waarderingen van indicatoren als schoolresultaten en leerling-welbevinden geven alleen een inzicht op de gemiddelde schoolresultaten. Deze resultaten geven geen inzicht over het leerresultaat of het welbevinden van een individuele leerling. De feitelijke individuele score kan afwijken van de meetwaarde die met de gebruikte instrumenten wordt gemeten. 6–6 Hoofdstuk 7. 7.1 1. 2. 3. 4. 5. 6. De schoolpraktijk Het aannamebeleid In principe worden alle kinderen die op tijd zijn aangemeld (dit is m.u.v. verhuizing en overplaatsing van andere basisschool minstens zes maanden) op onze school ingeschreven en toegelaten. Indien het aantal aangemelde kinderen het totaal van een klas overschrijdt kan de directie besluiten een wachtlijst in te stellen. Zodra bekend is of deze kinderen kunnen worden toegelaten (bv. aantal broertjes/zusjes via voorrangsregeling is bekend dan wel of er een extra groep kan worden geformeerd), zullen de ouders op de wachtlijst hiervan zo spoedig mogelijk in kennis worden gesteld. Leerlingen van alle gezindtes zijn welkom op de school, zolang zij de katholieke grondslag van onze school respecteren. Ouders die hun kinderen op onze school aanmelden en daartoe een aanmeldingsformulier invullen en ondertekenen, geven daarmee aan dat zij: De katholieke grondslag van de school respecteren. De visie van de school respecteren en onderschrijven. De schoolregels, zoals deze zijn opgenomen in de schoolgids, respecteren en onderschrijven. De toelaatbaarheid van de leerling wordt beoordeeld door de directie van de school. De directie hanteert daarbij de volgende criteria: De grootte van de groep waarin het kind geplaatst moet worden. Indien een groep leerlingen, door toelating van de nieuwe leerlingen, groter wordt dan de directie acceptabel vindt, wordt het kind niet toegelaten. Het leer- en leefmilieu van deze groep. Voor een verantwoord leer- en leefmilieu in de klassen zal er balans moeten zijn tussen de leerlingen enerzijds en de hoeveelheid zorg die geboden moet worden anderzijds. De mate waarin het toe te laten kind zorg behoeft. Indien deze zorg de competenties van het team van leraren te boven gaat, kan het kind niet worden toegelaten. De vraag of het kind zindelijk is. Is het kind niet zindelijk, dan wordt het kind niet toegelaten. De toelaatbaarheid wordt beoordeeld tijdens of na het kennismakingsgesprek. De beoordeling wordt gebaseerd op: De gegevens die tijdens dit gesprek worden verzameld. De gegevens die mondeling en/of schriftelijk (onderwijskundig rapport ) worden verstrekt door de vorige basisschool. De gegevens van de peuterspeelzaal die het kind heeft bezocht. Bij inschrijving verklaren de ouders middels een handtekening tevens dat zij: De gegevens op het aanmeldingsformulier naar waarheid hebben ingevuld. Instemmen met het ongedaan maken van de aanmelding of definitieve inschrijving, indien de gegevens niet naar waarheid of onvolledig zijn ingevuld. Zij er mee akkoord gaan dat de verstrekte leerling gegevens mogen worden gebruikt t.b.v. het leerlingendossier / leerlingvolgsysteem. Deze dossiers zijn toegankelijk voor alle leerkrachten van onze school én voor hen die in opdracht van de school belast zijn met controle van de administratie. Op het moment van inschrijving het kind niet op een andere basisschool staat ingeschreven. 7–1 Het kind, indien het afkomstig is van een peuterspeelzaal, niet ingeschreven heeft gestaan bij of onderwijs heeft gevolgd aan een andere school. Toestemming geven voor het maken van video- opnamen van de groep waarin het kind zit, uitsluitend ten dienste van de school c.q. de betrokken leerkracht, voor een adequate begeleiding van de groep. Video-opnamen van individuele kinderen ten behoeve van een adequate begeleiding worden alleen gemaakt na overleg en toestemming van de betrokken ouders. Deze opnamen zijn voor de betrokken ouders ter inzage, evenals de handelingsplannen opgesteld n.a.v. deze opnamen. 7. Kinderen die 5 jaar zijn en die niet eerder basisonderwijs hebben gevolgd, worden bij inschrijving in groep 1 geplaatst. In groep 1 bepaalt de school in hoeverre een tussentijdse doorstroom naar groep 2 haalbaar of wenselijk is. Inschrijven - aanmelding De aanmelding gebeurt bij de directie van de school en kan gedurende het gehele schooljaar plaatsvinden. Deze aanmelding heeft de vorm van een kennismakingsgesprek. In dit gesprek kunt u vragen stellen over de school, er wordt informatie uitgewisseld over de ontwikkeling van het kind in de periode van 0 – 4 jaar en u krijgt de schoolgids mee. Voor de aanmelding wordt een aanmeldingsformulier ingevuld. Dit wordt door één van de ouders ondertekend, waarmee hij aangeeft akkoord te gaan met de toelatingsvoorwaarden. Na aanmelding wordt het kind definitief op onze school ingeschreven en toegelaten op de dag dat het vier jaar wordt. Het is raadzaam om vierjarige kinderen ruim op tijd aan te melden, bij voorkeur voorafgaand aan het schooljaar waarin zij naar De Troubadour gaan. Indien tijdens het kennismakingsgesprek blijkt dat het kind niet voldoet aan de toelatingseisen, die gesteld worden vanuit de school, dan zal dit met redenen omkleed worden meegedeeld aan de ouders. Kinderen van 4 jaar Als kinderen drie jaar en tien maanden zijn, mogen ze vijf keer een halve dag naar school komen om alvast een beetje te wennen aan het onderwijs (de zogenaamde gastdagdelen). U krijgt hiervoor een uitnodiging, waarna een kennismakingsgesprek met de leerkracht plaats vindt. De data van de vijf dagdelen worden in overleg met de groepsleerkracht afgesproken. Er zijn twee uitzonderingen: - wanneer uw kind tussen zes weken voor de zomervakantie en de eerste schooldag vier wordt, mag het vanaf de eerste schooldag na de zomervakantie komen. Voor vierjarigen die eind mei en in juni jarig zijn hebben de 'gastdagdelen' niet zoveel zin. Deze kinderen komen in een grote groep met leerlingen terecht die met eindejaarsactiviteiten bezig zijn; bovendien zien ze dan een leerkracht, die ze misschien na de vakantie niet krijgen. De zomervakantie is voor hen ook een te lange periode zonder school, waardoor een onvoldoende effect van de 'gastdagen' wordt verwacht. - kinderen die na de eerste schooldag maar voor 1 oktober vier worden, mogen vijf dagdelen als 'gastleerling' meedraaien, ook al is de periode tot hun vierde verjaardag korter dan zes weken. Kinderen van 5 tot en met 12 jaar Kinderen die van een school uit een andere plaats of een andere wijk komen en naar een buurt van onze school verhuizen, worden gedurende het gehele schooljaar toegelaten. Er zijn kinderen die niet verhuizen, maar van een andere school willen overstappen naar 'De 7–2 Troubadour'. Wij adviseren dan een overstap na de zomervakantie. Behalve als de overstap voor de leerling urgent is. Bij de overstap is een aanmelding altijd onder voorwaarden. Een ervan is het mogen inwinnen van informatie bij de school van vertrek; er wordt dan gevraagd naar het onderwijskundig rapport. In het aanmeldingsgesprek worden de gegevens van de ouders en de vorige school doorgesproken, waarna de toelaatbaarheid wordt beoordeeld. Bovendien kan een overstapper alleen tussentijds komen als de grootte en de samenstelling van de groep dit toelaat. We houden daarbij ruimte gereserveerd voor verhuiskinderen. Uitschrijven Het uitschrijven van de leerling gebeurt op het moment dat uw kind de school verlaat. In de regel is dat aan het einde van de basisschool, na groep 8. Wanneer u verhuist of om een andere reden van school verandert, is het van groot belang dit tijdig te melden bij de directie. De directie zal met u in overleg gaan over de achtergronden van vertrek. Bij uitschrijving ontvangt de nieuwe school een ‘bericht van uitschrijving’. De ontvangende school stuurt ons een ‘bewijs van inschrijving’, waarna wij een onderwijskundig rapport (vorderingen van het kind, opsomming van gebruikte methodes e.d.) naar de nieuwe school opsturen. Vertrekt uw kind naar het voortgezet onderwijs, dan hanteren we een vaste procedure (zie hoofdstuk 4). Schorsing of verwijdering Leerlingen kunnen door de directeur, na overleg met het schoolbestuur, worden geschorst of van school worden verwijderd wegens wangedrag. Dit gebeurt niet eerder dan dat ouders hiervan schriftelijk en met redenen omkleed in kennis zijn gesteld. Schorsing en verwijdering kunnen ook plaatsvinden wegens wangedrag van ouders. Ouders kunnen schriftelijk bezwaar aantekenen tegen het besluit tot schorsing of verwijdering. Voor het bevoegd gezag geldt in dat geval een hoorplicht. Veranderingen in adresgegevens en telefoonnummers. Bij het aanmelden van uw kind worden er allerlei gegevens in onze administratie vastgelegd. Het is van groot belang dat deze gegevens correct zijn en blijven. Als zich dus wijzigingen voordoen, is het belangrijk de school hiervan op de hoogte te stellen. Als u gaat verhuizen, een ander telefoonnummer krijgt, het waarschuwingsadres verandert of de burgerlijke staat zich wijzigt, geef dan de wijziging schriftelijk door aan de directie. 7.2 Leerplicht 7.2.1 Leerplicht Kinderen die vier jaar oud zijn, mogen naar de basisschool. Wanneer een kind naar de basisschool gaat, dienen de ouders ervoor te zorgen, dat hun kind het onderwijs ook daadwerkelijk volgt. Kinderen moeten op school staan ingeschreven uiterlijk op de eerste schooldag van de maand volgende op die waarop het kind vijf jaar wordt. Het kind moet dan naar school, want het is leerplichtig. Ouders kunnen niet zelf bepalen wanneer zij hun kind wel of niet de school laat bezoeken. Zolang het nog geen zes jaar is kan het voor ten hoogste tien uur per week vrijgesteld worden van schoolbezoekplicht. Hiervoor moeten gegronde redenen aangegeven worden. Ouders zijn te allen tijde verantwoordelijk voor schoolverzuim. Zodra een leerplichtige leerling op drie achtereenvolgende dagen ongeoorloofd verzuimt of gedurende vier achtereenvolgende lesweken meer dan een-achtste van de lestijd verzuimt, 7–3 moet de directeur van de school dat melden bij de leerplichtambtenaar van de gemeente. De directeur is verplicht mededeling te doen van ongeoorloofd verzuim. Daarvan kan ook sprake zijn zonder dat de grens van drie dagen overschreden wordt. 7.2.2 Preventie schoolverzuim Als uw kind de school niet kan bezoeken, moet dit vóór 08.30 uur (dus vóór schooltijd) telefonisch of schriftelijk aan de school worden doorgegeven. Dit gebeurt door de ouder van het kind; het is niet gewenst dit door een broertje of zusje te laten doen. Is een kind afwezig, zonder dat wij tijdig op de hoogte zijn gesteld, dan zullen wij met u contact opnemen. Dit om te voorkomen, dat uw kinderen op weg naar school iets is overkomen, zonder dat u en wij daarvan op de hoogte zijn. Indien de ouders niet (kunnen) reageren, wordt het waarschuwingsadres gebeld. Om het schoolverzuim zo veel mogelijk te beperken, zullen wij de ouders van de kinderen, die zonder bericht afwezig zijn, daarop aanspreken. Bij ongeoorloofd schoolverzuim moet de leerplichtambtenaar van de gemeente Eindhoven worden ingelicht. 7.2.3 Verlofregeling De wet kent een aantal vrijstellingsgronden voor het volgen van onderwijs. De meest voorkomende grond is het verlof voor een vakantie buiten de vastgestelde schoolvakanties om. De directeur mag één keer per jaar verlof verlenen voor zo'n vakantie en wel voor hooguit tien dagen oftewel twee schoolweken. Deze regeling is uitsluitend bestemd voor ouders die vanwege de specifieke aard van hun beroep slechts buiten de schoolvakanties om op vakantie kunnen gaan. Te denken valt aan de agrarische sector of aan de horeca. Ter beoordeling van zo’n verzoek dient hier een werkgeversverklaring te worden overlegd, waaruit blijkt dat geen verlof binnen de schoolvakanties mogelijk is. Voor bijvoorbeeld één of meerdere dagen eerder op wintersport of zomervakantie gaan of voor een bezoek aan het geboorteland van allochtone ouders wordt géén vrijstelling gegeven. Een vliegreis dient dus tijdens de reguliere vakanties plaats te vinden! Verlof voor extra vakantie is ook niet mogelijk gedurende de eerste twee weken van een schooljaar. De wet wil hiermee voorkomen dat kinderen de start van het schooljaar en daarmee de aansluiting bij de rest van de groep missen. Een van de vrijstellingsgronden is wel het vieren van het islamitisch Suikerfeest en het Offerfeest. De ouders kunnen hiervoor een verzoek indienen. Voor het vieren van dit feest wordt één dag vrij gegeven. De directeur van de school beslist over aanvragen voor vrijstelling. Hij beslist ook over aanvragen voor ten hoogste tien dagen om zogenaamde “andere gewichtige omstandigheden”. Dit zijn omstandigheden, die nauw samenhangen met de persoonlijke situatie van de leerling. U kunt dan denken aan sterfgevallen binnen de naaste familie, aan besmettelijke ziekten in het gezin, aan jubilea in gezin en naaste familie, aan het huwelijk van een gezins- of familielid. Verzoeken om verlof voor een van de hiervoor genoemde zaken kunnen alleen schriftelijk en vooraf bij de directeur van de school worden ingediend. Omdat het een verlofverzoek betreft, kan een kind nooit recht hebben op een vrije dag bij een bepaalde gebeurtenis. 7–4 7.3 Schooltijden en vakanties. 7.3.1 Schooltijden voor de groepen 1 t/m 8 Maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag: 08.30 uur tot 12.00 uur en van 13.00 uur tot 15.00 uur. woensdag: 08.30 tot 12.15 uur. Op woensdagmiddag zijn de kinderen vrij. De kinderen van groep 1 tot en met 8 hebben 's ochtends van 10.15 - 10.30 uur pauze. Tussen de middag zijn de kinderen van 12.00 - 13.00 uur vrij; sommige kinderen blijven dan over. 7.3.2 Vakanties Ons schoolbestuur, de SKPO, stelt voor de onder haar bevoegd gezag staande scholen voor elk schooljaar de vakanties vast. De zomervakantie is de enige vakantie die door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen wordt vastgesteld. Scholen mogen de zomervakantie een of twee dagen eerder laten beginnen en eindigen. De data van de vakanties vindt u in de jaarkalender. 7.4 Regels m.b.t. het brengen en halen van kinderen De ouders van groep 1 t/m 3 mogen de kinderen naar binnen brengen. Wij vinden het gewenst, dat de ouders van de groepen 4 t/m 8 op de speelplaats afscheid nemen van hun kind, zodat het kind zelfstandig naar binnen gaat. Ook wanneer de kinderen gehaald worden, wachten de ouders buiten. De allerjongsten (groep 1 en 2) worden door de leerkracht naar buiten gebracht. Natuurlijk bent u na schooltijd van harte welkom om binnen te lopen. 7.5 Overblijfregeling De wet voorziet in de mogelijkheid dat kinderen op school kunnen overblijven. Iedere school kent een overblijfregeling, waarin ook is bepaald dat de ouders bijdragen in de kosten, die gemaakt moeten worden om het overblijven van de kinderen te realiseren. Het bestuur heeft aan de directeur van de school de verantwoordelijkheid ten aanzien van de overblijfregeling gemandateerd. Uw kind kan elke schooldag overblijven, behalve op woensdag. Hiervoor wordt een vergoeding gevraagd. Tijdens de middagpauze kunnen de kinderen onder toezicht van hulpouders overblijven. De kinderen nemen zelf een lunchpakket en drinken mee van thuis. Het is raadzaam om de naam van uw kind op de drinkbeker en de broodtrommel te vermelden. Bij mooi weer wordt er na het eten buiten gespeeld. Anders blijven de kinderen in de school en vermaken zich met spelletjes of lezen. Het overblijven is niet verplicht. De Troubadour heeft een aparte stichting opgericht om het overblijven in goede banen te leiden. Binnen deze stichting regelen de ouders het overblijven. De stichting gaat er vanuit, dat ouders samen verantwoordelijkheid dragen voor het overblijven van hun kind. De stichting vraagt aan ouders om als overblijfhulp een bijdrage te leveren tijdens het overblijven van hun kind. 7–5 Het schoolbestuur zorgt voor een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid voor schade. De verzekeringsvoorwaarden zijn te verkrijgen bij de directeur. Voor adressen, telefoonnummers en verdere informatie verwijzen we naar hoofdstuk 8. 7.6 Regeling bij afwezigheid van leerkrachten Wanneer een leerkracht afwezig is, kan dat verschillende oorzaken hebben. Afwezigheid door arbeidsduurverkorting is in het jaarplan geregeld. De desbetreffende groep wordt dan opgevangen door een vaste leerkracht. De naam van degene die dit invult, vindt u in de jaarkalender. In geval van afwezigheid door ziekte of verlof, wordt vervanging anders geregeld. Deze vervanging moet worden aangevraagd bij het bestuur. Wij weten dan niet wie of wanneer een gediplomeerde invaller komt. In moeilijk oplosbare situaties ligt een noodplan gereed op de school. Dit noodplan voorziet (afhankelijk van de situatie) bijvoorbeeld in het wisselen van leraren of het samenvoegen van groepen. Dit noodplan treedt in werking, wanneer er geen vervanging beschikbaar is. 7.7 Strafbare feiten…wat doet de school? Als we op school een ernstig vermoeden hebben dat een kind van onze school zich in of buiten school schuldig maakt aan strafbare feiten, dan ondernemen wij actie met als doel: het voorkomen van herhaling. Wij brengen de ouders van het kind op de hoogte van het voorval en wij schakelen de wijkagent/buurtbrigadier in. Deze agent is de schoolcontactpersoon van de politie en voert geregeld overleg met de directie van de school. De wijkagent zal beoordelen wat het vervolg op onze melding zal zijn en hoe een en ander afgehandeld wordt. Na afloop rapporteert de wijkagent terug aan de directie wat het resultaat van zijn actie is geweest. Procedure bij het vermoeden van het “plegen van strafbare feiten”: - De directie en de leerkracht stellen in overleg met elkaar vast of het vermoeden van het plegen van een strafbaar feit gegrond is. - De directie meldt de leerling dat de ouder wordt ingelicht. - Na het gesprek met de leerling worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek met de directie, waarin het ernstig vermoeden wordt gemeld en de wijkagent op de hoogte zal worden gebracht. - De buurtbrigadier wordt op de hoogte gebracht met het verzoek om de problematiek over te nemen. - De buurtbrigadier brengt de directie op de hoogte van de resultaten van zijn acties en de gevolgen hiervan voor het betrokken kind. 7.8 Activiteiten Vele van deze activiteiten organiseren we samen met ouders en/of de oudervereniging. Meer informatie over de ondersteunende werkzaamheden van ouders vindt u in hoofdstuk 9. Eerste Communie en H. Vormsel. De verantwoordelijkheid voor de voorbereiding op de eerste communie (groep 4) en het vormsel (groep 8) ligt bij de parochie. Hiervoor zijn er parochiële werkgroepen ingesteld, die samen met de pastor deze sacramentencatechese opzetten. De parochie zal hiertoe zelf initiatieven ontplooien naar die ouders toe, die hun kind op school hebben ingeschreven als rooms-katholiek. 7–6 Sinterklaas Sinterklaas bezoekt ieder jaar onze school. Hij weet het zeer te waarderen dat de kinderen dan speciaal voor hem een liedje zingen en een dansje uitvoeren. Daarom komt hij nooit met lege handen. De groepen 6 t/m 8 hebben dan een surprisedag. Wat dat betekent wordt door de leerkrachten te zijner tijd in de klas uitvoerig uitgelegd. Kerstviering Ieder jaar houden we op school een kerstviering. Zo’n viering kan plaatsvinden in de groep of met een aantal groepen samen. Het programma wordt door een wekgroep van ouders en leerkrachten samengesteld. Carnaval Op school vieren we de vrijdag vóór de carnavalsvakantie ook een carnavalesk feest. Na carnaval begint binnen het christendom een vastenperiode van 40 dagen. Op deze vrijdag zijn alle kinderen op school van 08.30 – 14.00 uur. De kinderen blijven in de middagpauze dus allemaal op school! Er is dan geen overblijfhulp nodig. Open huis Ieder jaar houden we ons Open Huis. De datum staat vermeld in de jaarkalender. Het doel ervan is om in de buurt bekendheid te geven aan het schoolgebeuren in de meest brede betekenis van het woord. Gedurende enkele weken eraan voorafgaand werken alle groepen aan een bepaald thema en worden de resultaten in de klaslokalen tentoongesteld. Ook de medezeggenschapsraad en commissies zoals de overblijfstichting en speelplaatscommissie presenteren zich. Alle ouders, familieleden, kennissen en buurtgenoten zijn van harte welkom. U ontvangt bovendien van tevoren nog nadere informatie. Verkeersdiploma Jaarlijks nemen de kinderen van groep 7 deel aan het theoretische en het praktische verkeersexamen. Het theoretische verkeersexamen wordt centraal gecoördineerd voor alle Eindhovense scholen en op een vaste datum afgenomen. Bij het praktische examen (zich houden aan de verkeersregels) fietsen de kinderen een vooraf vastgestelde route.. Na afloop ontvangen de kinderen die aan de eisen voldoen een verkeersdiploma. Schoolkamp en afscheid groep 8 Als afsluiting van de basisschoolperiode gaan alle kinderen van groep 8 een kleine week op schoolkamp buiten de stad. Vaak is de locatie een vakantieboerderij. De kosten van de overnachtingen, eten en drinken e.d. worden door de ouders betaald. De dagen van het schoolkamp staan vermeld op de jaarkalender. Excursies Wij vinden het voor het leerproces belangrijk, als de leerlingen ook buiten de muren van het schoolgebouw leren. Dat geldt voor alle groepen. Daarom worden er geregeld bezoeken gebracht aan het prehistorisch dorp, het milieu educatiecentrum, het Van Abbemuseum, de Openbare Bibliotheek, het maken van herfstwandelingen. Uitgangspunt van de excursies is altijd dat het aansluit bij het lesprogramma op school en dat het vervoer van de kinderen geen problemen oplevert. 7–7 Schoolreis De oudervereniging organiseert in samenwerking met de leerkrachten voor alle groepen een schoolreisje. Gezien de kosten maken we één keer per twee jaar zo’n schoolreisje. De hoogte van de financiële bijdrage is afhankelijk van de reisbestemming. Sporttoernooien Bij genoeg belangstelling van leerlingen en van begeleidende ouders doet de school mee aan verscheidene sporttoernooien, die binnen de stad Eindhoven worden georganiseerd. Het is echter onmogelijk om aan alle toernooien deel te nemen, want het aanbod is groot en het vergt natuurlijk ook veel voorbereidings- en trainingstijd. De sportcommissie van de school bekijkt op welke toernooien in een bepaald schooljaar ingetekend wordt en of het mogelijk is de coördinatie van een dergelijk sportevenement op zich te nemen. Eindejaarsactiviteit Op het einde van het schooljaar wordt voor alle leerlingen een sportdag georganiseerd. U wordt tijdig op de hoogte gesteld, wanneer deze dag plaatsvindt. 7–8 Hoofdstuk 8. Ouders en School 8.1 Medezeggenschap Iedere school kent een medezeggenschapsraad waarin ouders en personeel alle belangrijke aangelegenheden van de school kunnen bespreken. Het bestuur hecht grote waarde aan een goed functionerende raad omdat daardoor een breed draagvlak kan ontstaan voor alle besluiten die het bestuur en/of de school moet nemen. Belangrijke besluiten van het bestuur hebben de instemming van deze raad nodig, zoals bijvoorbeeld het schoolplan, het zorgplan, alle regels op het gebied van veiligheid en gezondheid, het beleid met betrekking tot het verrichten door ouders van ondersteunende werkzaamheden. Bij andere besluiten moet het bestuur de raad om advies vragen, zoals bijvoorbeeld bij het besteden van de middelen die de school ontvangt, het deelnemen aan onderwijskundige experimenten, de taakverdeling op school, de vakantieregeling, het toelatingsbeleid, enzovoort. De raad werkt volgens een vastgesteld reglement, dat voor iedereen (via de school) beschikbaar kan worden gesteld. Regelmatig vinden verkiezingen plaats voor de raad. De vergaderingen van de raad zijn openbaar en de verslagen voor iedereen ter inzage. De directeur van de school voert namens het bevoegd gezag de besprekingen met de raad. De medezeggenschapsraad op onze school Elke school heeft verplicht een medezeggenschapsraad (MR). Die MR bestaat uit twee geledingen: - vertegenwoordigers van de ouders en - vertegenwoordigers van het (onderwijzend) personeel. De medezeggenschapsraad is samengesteld uit een aantal ouders en leerkrachten, waarvan het aantal afhankelijk is van het aantal leerlingen van de school. Op onze school bestaat de MR uit 3 ouders en 2 leerkrachten. De leden worden door middel van verkiezingen gekozen door en uit de groep die zij vertegenwoordigen. De leiding van deze verkiezing berust bij de MR. Deze benoemt uit haar midden een commissie, die de verkiezingen regelt. Verkiesbaar voor de oudergeleding zijn de ouders, van wie één of meer kinderen de school bezoeken. De MR bepaalt de datum van de verkiezingen, alsmede de tijdstippen van aanvang en einde van de stemming. De gekozen leden hebben zitting voor de duur van vier jaar. Ze zijn herkiesbaar. Via de MR kunt u als ouder rechtstreeks invloed uitoefenen. De MR kan alle zaken over de school bespreken en zo nodig aan het schoolbestuur voorstellen doen. De vergaderingen van de MR zijn openbaar en dus toegankelijk voor alle ouders en personeel. Het verslag van de vergadering wordt opgehangen op de publicatieborden. In ‘De Roffel’ vindt u menigmaal nieuws van de MR. De samenstelling van onze MR vindt u in hoofdstuk 3.5. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) Onze MR heeft een aantal bevoegdheden overgedragen aan de GMR. Het gaat daarbij om schooloverstijgende zaken, die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle scholen die vallen onder ons schoolbestuur. Iedere afzonderlijke medezeggenschapsraad wijst één van haar leden aan om zitting te nemen in deze GMR. De ene termijn is dat een ouder, de volgende termijn een leerkracht. Deze bijeenkomsten zijn openbaar en de verslagen liggen ter inzage. Informatie kunt u ook elektronisch via het internet verwerven: http://www.skpo.nl Daar vindt u onder meer alle agenda’s, verslagen, namen en adressen, enzovoort. 8–1 8.2 Samenwerking met ouders. ‘De Troubadour’ gaat ervan uit dat de opvoeding van de kinderen een taak is van ouders en school. Daarom is het noodzakelijk, dat er regelmatig en goed contact is tussen ouders en school en leerkrachten. De school hecht groot belang aan het informeren van ouders en het goed geïnformeerd worden door de ouders. Leerlingen voelen zich beter thuis op school als ouders weten wat er dagelijks op school gebeurt, als er thuis over gepraat wordt en ouders zich betrokken voelen bij school. Bij het goed informeren kan het gaan om algemene informatie of om informatie over individuele leerlingen. Bij algemeen informeren kunnen als bronnen genoemd worden: - het gesprek bij aanmelding van een kind. - de schoolgids. - deze bevat ook praktische informatie over de school, zoals de vakantiedagen en andere activiteiten. - het informatieblad ‘De Roffel’, dat ongeveer één keer per drie weken verschijnt. De verschijningsdata staan op de jaarkalender. Het blad wordt aan het oudste kind van het gezin meegegeven. In dit blad wordt telkens de actuele informatie vermeld. Het kan gaan om informatie voor de hele school of voor bepaalde leerjaren. Alle bladen zijn genummerd en gedateerd. U kunt zo altijd nagaan of u alle informatie werkelijk hebt ontvangen. Mist u een nummer, dan kunt u gerust op school een nieuw exemplaar vragen. Ook op onze website http://troubadour.dse.nl is De Roffel te lezen. - In het schoolblad ’t Scholiertje’ vindt u leuke informatie, die door kinderen is geschreven. Dit blad verschijnt ongeveer één keer per twee maanden. - ouders, die op eigen verzoek komen vragen om informatie. - de algemene klassenavond in september/oktober. Op deze avond geeft de groepsleerkracht uitleg over de organisatie en leerstof van de groep waarin uw kind zit. U wordt dan ook uitgenodigd om vragen te stellen. - de medezeggenschapsraad. - de ouderraad, en de activiteitencommissies van ouders en leerkrachten. - de klassenouder. Bij het wederzijds informeren van leerkracht en ouders over hun kind denken we aan: - informele contacten. Voor en na school is er voor ouders gelegenheid de leerkracht iets te vragen of informatie te geven. Als de deur dicht is, belt u even aan of vraagt u de surveillerende leerkracht om de deur even open te doen. Voor uitgebreide gesprekken is altijd tijd na een afspraak, die u met de leerkracht maakt. Houdt u er wel rekening mee, dat de leerkrachten om half negen en om één uur met het lesgeven willen beginnen. - contacten naar aanleiding van incidentele gebeurtenissen. Leerkrachten en ouders kunnen het initiatief nemen om een gesprek te beleggen. Dit kan naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis of ontwikkeling, maar dit kan ook omdat er gewoon behoefte is aan een moment van bijpraten. Dit is dus buiten de rapportavonden om. Voor zulke gesprekken wordt rekening gehouden met het tijdstip waarop leerkracht en ouder kunnen. - tussentijdse mondelinge rapportage. Naast de rapportavonden bestaat de mogelijkheid voor de groepen 3 t/m 8 om de leerkracht tussentijds te spreken over de schoolvorderingen van uw kind. Deze gesprekken duren tien minuten en worden aansluitend op de schooltijd gehouden. Gesprekken die meer tijd zullen vragen worden op andere tijdstippen gehouden (zie hierboven). Aan de hand van de inschrijvingen stellen de leerkrachten een rooster op, waarbij een afstemming plaats vindt van de tijden van broertjes en zusjes. 8–2 - Ouders hebben recht op een zogenaamd onderwijskundig rapport betreffende hun kind, indien: * de leerling naar het voortgezet onderwijs gaat. * de leerling overstapt naar een andere basisschool. * de leerling toelaatbaar wordt geacht voor een school van het speciaal basisonderwijs (de permanente commissie leerlingenzorg – PCL – vraagt hierom). Niet alleen het informeren, het ‘meeweten’ vinden ouders belangrijk. Ook het ‘meedenken’ en het ‘meedoen’ wordt door ouders op prijs gesteld. Er is voor elke groep een klassenouder, die als contactpersoon tussen ouders en leerkracht fungeert. U kunt deelnemen aan verschillende werkgroepen of commissies. Andere belangrijke ondersteunende activiteiten zijn: als overblijfouder, als deelnemer in feestcommissies, als begeleider van kinderen bij sportevenementen en dergelijke (zie ook de jaarkalender). De meeste ondersteunende activiteiten worden door de oudervereniging en leraren opgezet. Tijdens deze werkzaamheden valt u onder dezelfde wettelijke aansprakelijkheidsregeling van het bestuur die ook geldt voor de leraren. Ouders zijn wel gehouden aan het vrijwilligersprotocol (zie hoofdstuk 8). De klassenouder Een klassenouder betrekt andere ouders bij het klassengebeuren door hun te vragen om de leerkracht bij bepaalde klassenactiviteiten of soms ook schoolactiviteiten te ondersteunen. De taak van de klassenouder kan per klas verschillend zijn. Het hangt sterk af van de activiteiten van de groep. Aan het begin van het schooljaar bij de uitnodiging voor de informatieavond (klassenavond) ontvangen de ouders een uitnodiging om zich op te geven als klassenouder met daarbij de taakomschrijving van klassenouder. Er wordt gestreefd naar twee ouders per groep. Meerdere malen per jaar is er overleg tussen leerkracht en klassenouder. De ouder is voor het gehele schooljaar klassenouder van de groep en kan zich ieder jaar opnieuw aanmelden. De leerkracht blijft de verantwoordelijke persoon voor de activiteiten. Het mag duidelijk zijn dat de klassenouder nooit de communicatie tussen de leerkracht en de ouder(s) in de weg mag staan. De oudervereniging en de ouderraad In de loop van het schooljaar worden er allerlei activiteiten en feesten georganiseerd waarbij het schoolteam hulp krijgt van ouders. Dit zijn ouders die het leuk vinden en tijd hebben om wat extra’s voor de kinderen op school te doen. Deze ouders zitten in de ouderraad (OR). De ouderraad maakt deel uit van de oudervereniging. De oudervereniging bestaat uit alle ouders (verzorgers, voogden) van leerlingen die ingeschreven staan bij De Troubadour. De ouderverenging heeft doelen geformuleerd en vastgesteld hoe die doelen bereikt kunnen worden. De doelen zijn: - het schoolteam waar mogelijk en wenselijk te ondersteunen bij activiteiten. - de ouders bij school en haar activiteiten te betrekken. - het innen en beheren van de ouderbijdrage. De oudervereniging wil haar doelen bereiken door: - activiteiten te organiseren of eraan mee te werken. - ouders te vragen om mee te helpen bij activiteiten. - elk jaar een jaarvergadering, thema-avond en een kerstborrel te houden. - aan alle ouders een ouderbijdrage te vragen. 8–3 De ouderraad zorgt ervoor dat de taken van de oudervereniging uitgevoerd worden. De ouderraad bestaat gemiddeld uit 15 ouders met kinderen uit groep 1 t/m 8. Deze ouders zetten zich onder en na schooltijd in voor activiteiten op school. De ouderraad wordt aangevuld met 2 teamleden en 1 MR-lid, met als doel de communicatie zo vlot mogelijk te laten verlopen en om informatie uit te wisselen. Activiteiten die georganiseerd worden zijn o.a. het kerstfeest, het paasfeest, het carnavalsfeest, het open huis, de sportdag, het sinterklaasfeest, de schoolreis. De ouderbijdrage wordt o.a. gebruikt om deze activiteiten te betalen. Op de jaarvergadering legt de ouderraad verantwoording af aan alle leden van de oudervereniging over de ouderbijdrage en de georganiseerde activiteiten. De ouderraad vergadert zes keer per jaar. De vergaderdata staan ingevuld op de schoolkalender. De vergaderingen zijn openbaar. De agenda en verslagen van de ORvergaderingen worden op de publicatieborden gehangen en zijn te lezen op de website van de school. Ouders kunnen lid worden van de OR door zich aan te melden bij de voorzitter. Meer informatie over de OR, wie de voorzitter is en de leden, kunt u vinden op de website van de school, op de pagina van de ouders – raden en commissies (http://troubadour.dse.nl) De Stichting Speelplaatscommissie De Troubadour Een voorbeeld van een commissie die is voortgekomen uit de ouderraad is de speelplaatscommissie. De commissie bestaat uit ouders en leerkrachten. Als stichting stelt zij zich ten doel om het schoolplein te verbeteren, zodat de speelplaats veiliger, schoner en uitdagender wordt voor de spelontwikkeling van de kinderen. Dit betekent dat de commissie een tweetal taken op zich heeft genomen: het herinrichten van het schoolplein en het werven van fondsen om de verbeteringen te bekostigen. De laatste jaren zijn een aantal succesvolle actiedagen gehouden, waarbij theatertrappen aangelegd zijn en speeltoestellen geplaatst zijn. Andere acties waren het verkrijgen van de nodige financiën en het werven van bepaalde fondsen. Voor vragen en/of tips kunt u terecht bij de contactpersoon Eveline Gijsbers-Jansen (ouder), tel: 257 00 80. 8.3 Klachtenprocedure Klachtenregelingen Overal waar wordt gewerkt kunnen fouten gemaakt worden. In veel gevallen kunnen we deze fouten herstellen door daar met elkaar over te praten. Soms is er een aanleiding om een klacht in te dienen, als leerling, als ouder en/of als personeelslid. De school beschikt over een klachtenregeling waarin staat aangegeven hoe met dergelijke klachten wordt omgegaan. We kennen twee regelingen: - Klachten over klassen- en schoolaangelegenheden in het algemeen. - Klachten op het gebied van seksuele intimidatie c.q. ongewenste intimiteiten. Beide regelingen worden hieronder beknopt beschreven. Klachten over klassen- en schoolse aangelegenheden in het algemeen U kunt met vragen, kritische opmerkingen en klachten terecht bij de groepsleraar als het gaat over uw kind of de klassensituatie. Als het contact met de leraar onverhoopt niet naar tevredenheid verloopt, kunt u gebruik maken van onze klachtenregeling: - U vraagt om een gesprek met de directeur. - Deze hoort uw klacht aan en gaat ermee naar de leraar. 8–4 - Er volgt een nieuw gesprek tussen u en de leraar, al dan niet in aanwezigheid van de directeur. - Indien het gesprek op niets uitloopt, kunt u gebruik maken van de klachtenregeling van het bestuur. Als het gaat om algemenere zaken op schoolniveau kunt u de klacht bespreken met de directeur. U kunt gebruik maken van de klachtenregeling van het bestuur als al uw pogingen om met de school een probleem op te lossen mislukken. Op school hebben we een interne vertrouwenspersoon (zie adressenlijst) die fungeert als eerste aanspreekpunt bij signalen en (vermeende) klachten. De vertrouwenspersoon is op de hoogte van de klachtenprocedure en wijst u de weg. Bij ernstige klachten verwijst de vertrouwenspersoon naar de externe vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon is geen arbiter. Ouders dan wel verzorgers, en personeelsleden kunnen bij de klachtencommissie van het bestuur een klacht indienen over gedragingen en beslissingen van het bestuur, de directie of het personeel van de school. Klachten kunnen gaan over bijvoorbeeld de begeleiding van kinderen, toepassing van strafmaatregelen, beoordeling van kinderen, discriminerend gedrag, agressie, geweld en pesten. Om de behandeling van een klacht goed te laten verlopen, is een regeling opgesteld waarin is aangegeven wie in een klachtencommissie zitten (onder meer een onafhankelijk voorzitter), hoe deze commissie te werk gaat, wat de termijnen zijn waarbinnen klachten moeten worden behandeld, hoe geheimhouding is geregeld, enzovoort. Het is dus niet zo dat alle klachten die men heeft meteen ingediend moeten worden bij de klachtencommissie. Men kan veelal ook terecht bij de schoolleiding of bij de interne vertrouwenspersoon en proberen met een goed gesprek of via een bemiddeling tot een oplossing te komen. De behandeling door een klachtencommissie kan dan beperkt blijven tot de zeer ernstige zaken. De klachtenregeling is integraal te lezen op internet: www.skpo.nl – vademecum band 1 – onder 1.3.6. klachtenregeling. Seksuele intimidatie / ongewenste intimiteiten We vinden het een vanzelfsprekende zaak dat ouders en kinderen het klimaat op onze school als veilig ervaren. Daar waar er toch problemen ontstaan, moeten we ons inspannen die goed op te lossen. Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat er ten aanzien van uitspraken en/of handelingen, die in strijd zijn met de normale omgangsvormen in onze (school-) samenleving, en die dus dat veilige klimaat aantasten, zo spoedig mogelijk opgetreden wordt. Het komt helaas voor dat leerlingen, leerkrachten of ouders slachtoffer worden van ongewenste intimiteiten. Men schaamt zich daar vaak onterecht voor en men weet ook niet wat te doen. Daarover praten, signalen afgeven gaat gemakkelijker als je weet dat degene aan wie je dat vertelt daar goed, veilig en in vertrouwen mee omgaat. Het SKPO - bestuur heeft geprobeerd om dit alles met veel zorg te omringen. Er is daarom een "reglement ongewenste intimiteiten" vastgesteld. In dat reglement wordt geregeld hoe we binnen de SKPO omgaan met een klacht of een signaal dat er iets niet in orde zou zijn. Het 8–5 reglement is vooral bedoeld bescherming te bieden aan eventuele slachtoffers en garanties te geven voor een correcte en vooral vertrouwensvolle behandeling. Het reglement is ook bedoeld bescherming te bieden aan personen die aangeklaagd worden. Ook zij hebben recht op een correcte en vertrouwensvolle behandeling. In het reglement wordt een omschrijving gegeven van wat onder een “ongewenste intimiteit" kan worden verstaan: "Handelingen, gedragingen en/of uitlatingen die binnen of in samenhang met de onderwijssituatie plaatsvinden en die door degene op wie ze gericht zijn - of in het geval het een minderjarige leerling betreft ook de ouders/verzorgers van deze leerling - als ongewenste, eenzijdige en/of dwangmatige seksueel getinte aandacht worden aangemerkt. Ongewenst zijn in elk geval herhaaldelijke handtastelijkheden, voortdurende op- en aanmerkingen, grappen of gebaren en herhaaldelijk toenaderingspogingen. Ook bepaalde manieren van kijken kunnen als te intiem en ongewenst beschouwd worden ." Het reglement regelt de aanstelling van een externe vertrouwenspersoon die als eerste aanspreekpunt kan functioneren bij vermoedens van of klachten met betrekking tot ongewenste intimiteiten. Het reglement regelt ook de aanstelling van een klachtencommissie die belast is met het onderzoeken van klachten, daarover een rapport en een advies uitbrengt aan het bestuur. Zowel de vertrouwenspersoon als de leden van klachtencommissie zijn deskundige personen. De klachtencommissie is samengesteld uit personen die 'boven de partijen' staan en onafhankelijk zijn van scholen en bestuur. Als externe vertrouwenspersoon is aangesteld mevrouw José Heijmen; te bereiken via de Arbodienst Human Capital Care: 040 – 206 69 00. Het adres van de klachtencommissie is: Centraal secretariaat klachtencommissie katholiek onderwijs, Stadhouderslaan 7 Postbus 82324 2508 EH Den Haag Telefoon: 070 392 55 08 Als zich naar uw mening rondom "ongewenste intimiteiten" situaties voordoen die volgens u niet juist zijn en die u wilt melden dan kunt u terecht bij de vertrouwenspersoon of bij de klachtencommissie. U kunt natuurlijk ook contact opnemen met de directeur van de school of de leraar van uw kind en eventueel ook het bestuur hierover benaderen. Al deze personen kunnen u verder helpen en adviseren. Het reglement geeft aan hoe dat gebeurt en biedt garanties voor een juiste behandeling. Wij kunnen u toezeggen dat wij er alles aan zullen doen ook Uw school die veilige plaats te doen zijn die ze moet zijn. 8.4 Vrijwillige ouderbijdrage Er wordt geen schoolgeld geheven! Het onderwijs is gratis. Ouderbijdragen zijn dan ook vrijwillig. De oudervereniging vraagt u wel jaarlijks een bijdrage in de kosten voor het organiseren van allerlei activiteiten en andere festiviteiten, maar het is aan u of u dit bedrag wilt betalen. De bijdrage is ongeveer € 25,00. Voor het voldoen van de ouderbijdrage ontvangt 8–6 u van de penningmeester van de oudervereniging een acceptgiro. De oudervereniging legt over de besteding van dit geld jaarlijks verantwoording af. Voor meer informatie over de activiteiten van de oudervereniging, hoofdstuk 7. Voor deelname aan het schoolreisje (groep 1 t/m 8) en aan het schoolkamp (groep 8) worden aparte bijdragen gevraagd. Voor het schoolreisje ongeveer € 20,00 voor de groepen 1 en 2; ongeveer € 30,00 voor de groepen 3 t/m 8 en ongeveer € 50,00 voor het schoolkamp. Sinds 1998 is het bestuur verplicht de ouders een overeenkomst voor te leggen voor het kunnen innen van de ouderbijdrage. Omdat bij ons op school de ouderbijdrage geheel een aangelegenheid is van de oudervereniging, hoeven we geen gebruik te maken van zo'n overeenkomst. 8.5 Vrijwilligersprotocol Op onze school kunnen ouderhulpen worden ingezet ter ondersteuning van de onderwijskundige activiteiten van de leerkrachten. Ouderhulpen geven niet zelf les, maar zij kunnen door het overnemen van praktisch werk de leerkracht ondersteunen. Daardoor krijgt de leerkracht meer tijd voor de begeleiding van de kinderen. Het doel van de ouderhulp is om de kwaliteit van het onderwijs aan de kinderen op peil te houden en te verbeteren. Ouderhulpen kunnen zich aanmelden bij de ouderraad voor het verrichten van allerlei voorbereidingen van de niet-lesgebonden activiteiten zoals bijvoorbeeld vieringen, sportevenementen, open huis, de schoolkrant, het decoreren van ramen, het schoolreisje, het overblijven, de speelplaatsverbetering. Ouders kunnen ook actief zijn binnen de medezeggenschapsraad. Hierin zitten momenteel 3 ouders die de ouders van onze school vertegenwoordigen. In dit overleg met teamleden en directie van de school wordt mede sturing geven aan het beleid van de school. De samenwerking van de leerkrachten met ouderhulpen heeft tot doel het op peil houden c.q. verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs aan de leerlingen. Door het uitbesteden van specifieke taken aan ouderhulpen ontstaat er voor de leerkracht een situatie waarin hij/ zij meer aandacht kan schenken aan de primaire taak: het lesgeven aan en begeleiden van kinderen. Het rendement van de inzet van ouderhulpen moet zich altijd vertalen in een verbetering van de omstandigheden waarin de leerkracht bezig is met zijn taak. Uitgangspunt van ouderhulp is dat het een samenwerkingsverband betreft, dat vrijwillig wordt aangegaan tussen de school en de vrijwilliger en altijd door één van beide partijen kan worden beëindigd. Ouderhulpen die zich inzetten ter ondersteuning van de onderwijskundige activiteiten van de leerkrachten, kunnen rekenen op begeleiding van de leerkracht waarvoor zij de activiteiten verricht. Ook al is ouderhulp vrijwillig, het is echter niet vrijblijvend: de school moet op de ouderhulp kunnen rekenen; omgekeerd is het ook zo, dat de ouderhulp moet kunnen rekenen op de leerkracht. De samenwerking van de ouderhulp met de school heeft de volgende aspecten. We onderscheiden rechten en plichten van de school t.o.v. de ouderhulp en de rechten en plichten van de ouderhulp t.o.v. de school. Als u zich als ouderhulp wilt inzetten op onze school, dan kunt u er vanuit gaan: dat u gastvrij wordt ontvangen. dat wij respectvol met u omgaan. dat wij u ondersteunen bij de taak die u gaat uitvoeren. 8–7 dat u kunt terugvallen op de leerkracht die u heeft gevraagd. dat het materiaal dat u nodig heeft aanwezig is. dat u voor het doen van inkopen, geld krijgt van de leerkracht die u heeft gevraagd, u hoeft niets voor te schieten. dat u verzekerd bent via de schoolverzekering. dat geregistreerd staat welke ouderhulpen actief zijn, zodat ook de waardering voor hulp bij de juiste ouderhulpen terecht komt. Wij gaan er als school vanuit: dat u de visie van de school onderschrijft. dat u respectvol met ons omgaat. dat u geen informatie doorgeeft aan andere ouders en derden, zoals bijvoorbeeld de leerprestaties en het gedrag van kinderen, leerkrachten en ouders. dat u zich in het schoolgebouw gedraagt als gast. dat u zich houdt aan de gemaakte afspraken. dat u eventuele problemen meldt bij de leerkracht. dat u de gebruikte materialen altijd netjes opruimt en geleende spullen op dezelfde plaats terugbrengt. dat u bij de verhindering dit laat weten aan de betrokken leerkracht. dat wij u kunnen verzoeken, na onderling overleg, de samenwerking te stoppen. De ouders kunnen de leerkracht ondersteunen bij zijn lesgevende taak, door allerlei activiteiten voor hem uit te voeren. Vaak treden onze ouderhulpen ook op als begeleider van een groep kinderen. De leerkracht is daarbij niet altijd aanwezig, omdat de groepen zich buiten de eigen klas of het gebouw bevinden. Voorbeelden hiervan zijn de natuurwandelingen en excursies en het begeleiden van een groep kinderen bij sportactiviteiten of een schoolreis. Als een vrijwilliger lesgevende activiteiten uitvoert, kan dat alleen onder begeleiding van een leerkracht. Voor de situatie waarin ouderhulpen werken met groepen kinderen gelden de volgende spelregels. De groepsleerkracht blijft ten alle tijden verantwoordelijk voor de kinderen uit de eigen groep, ook als deze groep zich elders bevindt en de groepsleerkracht hierop geen direct toezicht kan uitoefenen. De activiteiten moet door het organisatiecomité zo zijn ingericht, dat de toezichthoudende vrijwilliger in staat is de taken en verantwoordelijkheden, die bij deze activiteiten horen, kan dragen. M.a.w. de activiteit moet veilig en overzichtelijk zijn, zodat de vrijwilliger zijn taken kan overzien en verantwoord leiding kan geven aan de kinderen. Daar waar groepsleerkrachten zelf vrijwilligers benaderen, moeten zij rekening houden met de beschikbaarheid en belastbaarheid van deze vrijwilliger. Bij de opzet en uitvoering van een activiteit wordt uitgegaan van de kwaliteiten van de vrijwilliger. Leerkrachten houden hiermee ook rekening bij het samenstellen van de groep kinderen. De groepsleerkracht bepaalt aan welke vrijwilliger een groep kinderen wordt toebedeeld. Daarbij houdt deze rekening met de mate waarin deze vrijwilliger in staat is de verantwoordelijkheid te dragen en de activiteit te leiden. Ouders die hun kinderen op onze school plaatsen, conformeren zich aan dit protocol. 8–8 8.6 Jeugdgezondheidszorg Zie voor nadere informatie: hoofdstuk 4.2.2. Extern. U ontvangt hiervoor een oproep van de G.G.D. voordat onderzoeken plaatsvinden. Soms wordt door de schoolverpleegkundige op school geïnformeerd of de groepsleerkracht nog vragen of opmerkingen heeft over bepaalde kinderen. Na het onderzoek wordt, met toestemming van de ouder, relevante informatie doorgegeven aan de leerkracht. Mocht u over de groei of ontwikkeling van uw kind in de loop van het schooljaar vragen hebben, dan kunt u rechtstreeks een gesprek met de schoolarts aanvragen. Zie voor de telefoonnummers achterin de schoolgids bij Jeugdgezondheidszorg. Ook worden de kinderen regelmatig op spraak en stemgebruik preventief onderzocht door een logopedist. In overleg met de ouder wordt een kind eventueel doorverwezen voor spraakles. In het begin van het schooljaar worden de kinderen van groep 1 en 2 onderzocht op uw verzoek of eventueel op verzoek van de leerkracht. De kinderen uit groep 3 worden in de 2 e helft van het schooljaar allemaal onderzocht op afwijkingen in de spraak. Daarnaast worden de kinderen van groep 4 t/m 8 onderzocht op verzoek van leerkracht en/of ouder. Overigens kunt u als ouder altijd contact opnemen met de logopedist voor vragen of adviezen. 8.7 Praktische regelingen 8.7.1 Spreekuur leerkrachten Wij willen regelmatig met u de ontwikkeling van uw kind bespreken. Het is voor u mogelijk om de 6 weken hierover in gesprek te gaan met de leerkracht van uw kind. Deze gesprekken staan op de jaarkalender vermeld als tussentijdse gesprekken en rapportavonden. U bent van harte welkom om de vorderingen en leerprestaties van uw kind met de leerkracht te bespreken. Natuurlijk kunt u met de groepsleerkracht altijd wel een afspraak maken, als er iets bijzonders met w kind is gebeurd of als u acute vragen heeft. Houd u dan wel rekening ermee, dat de leerkracht ook een agenda met andere besprekingen en vergaderingen heeft. Maak dan bij voorkeur een afspraak een week van tevoren. Op acute kwesties probeert de leerkracht adequaat te reageren. 8.7.2 Spreekuur (adjunct-)directeur Voor korte mededelingen of vragen kunt u bij aanwezigheid van de directeur dagelijks van 08.30 uur tot 09.00 uur bij hem terecht. Als u een wat langer gesprek wilt, dient u een afspraak te maken. Indien de directeur niet aanwezig is, kunt u een berichtje achterlaten bij de schoolassistente Franca Gagliardi of bij de groepsleerkracht. U wordt dan zo spoedig mogelijk terug gebeld voor een afspraak. 8.7.3 Onderwijs aan zieke kinderen Een kind dat langer dan drie weken ziek zal zijn, kan thuis op kosten van de gemeente Eindhoven onderwijs ontvangen, meteen vanaf het begin van de ziekte. Dit gebeurt, indien mogelijk door de eigen leerkracht. Doet een dergelijke situatie zich voor, dan moet u een speciaal formulier invullen, dat bij de directeur verkrijgbaar is. 8–9 Wordt uw kind in het ziekenhuis opgenomen, dan ontvangt het onderwijs op kosten van de gemeente Eindhoven, meteen vanaf het begin van de opname. 8.7.4 Kledingvoorschriften voor de kinderen Elk kind heeft het recht op vrijheid van uiterlijk. Maar voor de school gelden een aantal beperkende richtlijnen: de kleding dient te voldoen aan de algemeen geldende fatsoensnorm en er spreekt respect uit voor elkaar; het uiterlijk dient geen belediging in te houden voor anderen; de kleding mag de sociale veiligheid op school niet in het geding brengen. Om een goede communicatie tussen leerlingen onderling en tussen leerkracht en leerling te waarborgen (een wezenlijk onderdeel van het leerproces) is het op onze school niet toegestaan om gezichtsbedekkende kleding (o.a. een chador) te dragen. Het dragen van petten is ook niet toegestaan (bij het dragen van petten zie je door de klep vaak de ogen niet). Bovendien wordt het dragen van agressieve of onzedelijke kleding niet getolereerd. Veelal gaat het hier niet zozeer om de kleding zelf, maar wel om het gedrag dat erbij hoort. Kleding, die de veiligheid van het spelende kind (op speelplaats en in de gymzaal) in gevaar brengt, wordt niet toegestaan. In verband met de hygiëne en de veiligheid dienen de leerlingen van groep 3 t/m 8 in de gymzaal sportkleding te dragen. 8.7.5 Mobiele telefoons e.d. Het komt nogal eens voor dat kinderen op school komen met een mobiele telefoon, een MP3speler of een gameboy. Wij begrijpen dat ouders het prettig vinden als hun kinderen naar huis kunnen bellen. Op school echter kunnen de leerlingen na overleg met de groepsleerkracht altijd gebruik maken van de telefoon van de school. Natuurlijk is het belangrijk dat de ouder ervoor zorgt dat de school beschikt over de juiste (waarschuwings-) telefoonnummers. Dit betekent dat de mobiele telefoon op school niet gebruikt mag worden en niet aan mag staan, ook niet tijdens pauzes. Er mogen zonder toestemming vooraf geen foto’s en filmpjes van andere kinderen gemaakt worden. Van kinderen die zich niet aan deze afspraken houden zal het mobieltje worden ingenomen. De ouders kunnen die bij de groepsleerkracht komen ophalen. Ten aanzien van de andere apparatuur gelden dezelfde regels. Wij adviseren de ouders om heel terughoudend te zijn met het meegeven van dit soort zaken aangezien de school geen enkele verantwoordelijkheid draagt bij beschadiging, verlies of anderszins. 8.7.6 Huiswerk Doelstellingen van het geven van huiswerk zijn: 1. Als middel om een leerling leerstof te laten inhalen tijdens of na een lange periode van ziekte of andere afwezigheid. 2. Het oplossen van leerproblemen. Het kan zijn dat met u afspraken worden gemaakt over huiswerk voor uw kind. U wordt dan gevraagd om met behulp van oefeningen voor thuis mee te werken aan de oplossingen van leerproblemen. De benodigde materialen krijgt u van de leerkracht, of u krijgt duidelijke aanwijzingen voor de aanpak. 8–10 3. De kinderen een huiswerkhouding aan te leren. In het voortgezet onderwijs is het gebruikelijk dat de kinderen huiswerk meekrijgen. Dat wil zeggen: leren plannen, ontwikkelen van eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Onder huiswerk verstaan we alle activiteiten, die kinderen thuis moeten uitvoeren voor school. Bijvoorbeeld: plaatjes zoeken, schriftelijk werk, specifieke taken (rekenen, technisch lezen, spreekbeurten), proefwerken leren. In de onderbouw wordt niet structureel huiswerk meegegeven. Soms krijgen de kinderen de opdracht thuis plaatjes te zoeken. In groep 5 en 6 worden af en toe eenvoudige taken meegegeven, die een maximale tijdsinvestering van 10 tot 15 minuten per dag vragen. In groep 7 en 8 kunnen structurele taken worden opgegeven. De uitleg van het huiswerk wordt op school gegeven. De kinderen in de groepen 7 en 8 moeten leren de leerkracht uitleg te vragen als ze iets niet begrijpen. Van ouders verwachten we, dat zij het kind vragen naar huiswerk en eventueel eenvoudige begeleiding geven. Blijf als ouder op de hoogte. Voor vragen over het huiswerk kunt u altijd bij de groepsleerkracht terecht. 8.7.7 Ontruimingsoefening Op school vinden ontruimingsoefeningen plaats. Alle kinderen spelen een noodsituatie na, waarbij de schoolgebouwen zo snel mogelijk verlaten dienen te worden. Deze oefening wordt niet tevoren aangekondigd. De politie en brandweer worden wel ingelicht. De oefening wordt achteraf geëvalueerd. 8.7.8 Schoolverzekering De school is niet verzekerd voor schade door leerlingen toegebracht aan het gebouw (o.a. deuren en ruiten) en aan leer- en hulpmiddelen (boeken, atlassen, penen, meubilair e.d.). In voorkomende gevallen dienen de ouders deze schade, veroorzaakt door hun kind, zelf te betalen of te verhalen op hun WA-verzekering. Ook schade aan eigendommen van kinderen (o.a. jassen, brillen, horloges) of verwondingen van medeleerlingen, waarvoor medische behandeling nodig is, kunnen niet op de school verhaald worden. Als zo’n geval zich voordoet zullen de ouders dit in onderling overleg moeten regelen. De school kan daar niet in bemiddelen. Alle kinderen, leerkrachten en hulpouders zijn door het schoolbestuur tegen ongevallen verzekerd. De kosten, die betaald worden uit de ouderbijdrage, zijn ongeveer 1 euro per kind. Een korte weergave van de gedekte risico’s: - uitkering bij overlijden: € 450,00. - maximale uitkering bij blijvende algehele invaliditeit: € 22.500,00. - tandheelkundige hulp per element: € 225,00. De polis kent geen eigen risico. De verzekering is van kracht tijdens de schooluren en evenementen in schoolverband. Ook zijn de kinderen verzekerd als zij naar school komen en als zij na schooltijd naar huis gaan. Naast de schoolongevallenverzekering heeft het schoolbestuur ook een doorlopende reisverzekering afgesloten om onvoorziene schadekosten tijdens evenementen (schoolreis, 8–11 schoolkamp, excursies e.d.) te dekken. U kunt hier denken aan: reisbagage, buitengewone kosten (repatriëring, extra verblijfkosten, extra telefoonkosten), transportkosten bij overlijden. De polis kent geen eigen risico. De premie van dit verzekeringspakket wordt voor het merendeel door de school en het schoolbestuur betaald. Aan de ouders zal een bijdrage van ongeveer € 1,00 per kind worden gevraagd. Dit bedrag wordt via de ouderbijdrage met de oudercommissie verrekend. De oudercommissie maakt het bedrag aan het schoolbestuur over. Aan het begin van het schooljaar ontvangen alle ouders een brief waarin de mogelijkheid wordt geboden een uitgebreidere dekking te nemen. NB: De volgende zaken zijn niet verzekerd: persoonlijke bezittingen van kinderen, personeel en vrijwilligers. Zoekgeraakte of gestolen voorwerpen (fietsen e.d.), beschadigde brillen, jassen en andere kledingstukken kunnen dus niet via de school op deze verzekering worden verhaald. Het schoolbestuur heeft de volgende verzekeringen afgesloten: Algemene aansprakelijkheid Bestuurders aansprakelijkheid School ongevallen verzekering (leerlingen en personeel en zgn. hulpkrachten. Doorlopende reisverzekering (kamp, schoolreisje, excursies e.d.) t.b.v. leerlingen en personeel en zgn. hulpkrachten Schoolevenementen verzekering Uitgebreide brandinventaris-verzekering De premie van de schoolongevallen-, reis- en evenementenverzekering ( ongeveer €.1,00) wordt door het bestuur/de school verrekend met de ouders, eventuele via de zgn. vrijwillige ouderbijdrage. De brandinventaris-verzekering komt ten laste van de schoolexploitatie. De overige kosten worden rechtstreeks door het bestuur betaald. Op ieder school liggen de polisvoorwaarden ter inzage. 8.7.9 Hoofdluisbeleid. Hoofdluis is een regelmaat terugkerend probleem. Op plaatsen waar veel mensen bij elkaar komen kan deze besmetting gemakkelijk van de een naar de ander overgebracht worden. De school is, ongewild, zo’n plaats. Verantwoordelijkheid van u en de school Wij zijn van mening dat zowel school als ouders samen verantwoordelijkheid dragen voor de bestrijding van hoofdluis. Het is de verantwoordelijkheid van de school preventieve controles uit te voeren (zie kalender) en de nodige voorlichting te geven, waardoor de verspreiding van hoofdluis zoveel mogelijk wordt beperkt. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om hun kinderen te controleren op hoofdluis en zonodig te behandelen. Om het hoofdluisprobleem binnen de perken te houden is op onze school in samenwerking met de ouderraad gekozen voor een systematische aanpak om besmettingen op te sporen en ouders in te lichten. De uitvoering van deze aanpak is in handen van de ouderwerkgroep ‘hoofdluis’. De ouders die in deze werkgroep zitten krijgen ondersteuning vanuit de GGD. Melding en opsporing van hoofdluis. Wanneer u bij uw kinderen een besmetting met hoofdluis vaststelt, rekenen wij er op dat u de directie en/of de groepsleerkracht van de school hiervan op de hoogte stelt. Daarnaast voert 8–12 de ouderwerkgroep volgens een rooster preventieve controles uit in alle groepen, om eventuele besmetting met hoofdluis op te sporen. De data waarop deze controles plaats vinden staan vermeld op de schoolkalender. Hoofdluiscontrole De hoofdluiscontroles worden uitgevoerd door de ouderwerkgroep. Om de controle snel te laten verlopen, vragen wij u de haardracht van uw kind op de controledag (zie kalender) simpel te houden. Bij binnenkomst in de klas stellen de leden van de werkgroep zich voor aan de groep, en leggen uit wat de controle inhoudt. Daarna worden de hoofden van alle kinderen op een discrete manier onderzocht op hoofdluis en neten. De bevindingen van de controle worden vastgelegd op een leerlingenlijst. De leden van de werkgroep laten zich niet uit tegen anderen over eventuele constateringen met hoofdluis. Verspreiding van hoofdluis op school beperken. Wanneer hoofdluis/neten door de ouders is gemeld of is ontdekt door de ouderwerkgroep bij een preventieve controle of een hercontrole , worden de volgende acties ondernomen (voor de goede orde: oude neten, die na behandeling gewoon nog aan de haren vast blijven zitten, is geen hoofdluis): De groepsleerkracht wordt op de hoogte gesteld van de besmetting. De ouders krijgen een brief en hun wordt gevraagd om het kind in de middagpauze of na schooltijd direct te behandelen tegen hoofdluis / neten. De werkgroep roostert een hercontrole in op 14 dagen na de laatste melding/ ontdekking van hoofdluis in de groep. De kinderen krijgen een informatiebrief mee naar huis, met een aankondiging van de datum waarop de hercontrole plaatsvindt. Wanneer er bij een hercontrole in de groep geen luizen en neten worden aangetroffen, wordt de klas “luizenvrij“ verklaard en neemt de coördinator van de ouderwerkgroep de volgende acties: - De ouderwerkgroep, stelt de schoolcoördinator en de groepsleerkracht op de hoogte van het goede nieuws. - De ouder krijgt een brief, waarin staat dat de luizen met succes bestreden zijn. Het kan ook voorkomen, dat de ouder onvoldoende actie onderneemt om de luizen en neten te bestrijden. In dit geval wordt na een tweede hercontrole het kind de toegang tot de school ontzegd tot het probleem verholpen is. De directeur onderneemt de volgende actie: - Inlichten van de leerplicht ambtenaar van de gemeente Eindhoven. - Bericht naar de GGD met verzoek om actie; dit gebeurt als een kind na vier weken nog hoofdluis heeft. Meer informatie over hoofdluis Iedereen kan luizen oplopen. Toch vinden sommige ouders het vervelend wanneer er openlijk bekend gemaakt wordt dat hun kind hoofdluis heeft. De ouderwerkgroep en de contactpersoon van de school zijn zich hier terdege van bewust. De privacy van uw kind zal dan ook zorgvuldig bewaakt en gewaarborgd worden. Om het krijgen van hoofdluizen zoveel mogelijk te verkomen kunt u zelf de haren van uw kind regelmatig controleren; bijvoorbeeld elke week voor het haarwassen. De GGD adviseert in plaats van een gewone kam een stofkam te gebruiken. Wanneer u vragen heeft over deze werkgroep, over hoofdluis of de bestrijding daarvan, dan kunt u contact opnemen met juffrouw Jelka Linskens. 8–13 8.8 Sponsoring Van sponsoring is sprake als we gelden ontvangen anders dan de vrijwillige ouderbijdrage en de rijksvergoedingen voor leer- en hulpmiddelen en meubilair. Sponsorgelden zijn dus giften van derden of van u als u ingaat op het verzoek voor een extra vrijwillige bijdrage. Soms ontvangen we deze gelden ook door deel te nemen aan een actie van een maatschappelijke instelling of van een bedrijf. Voorbeeld: het initiatief van de oudervereniging om Coro b.v. kleding te laten inzamelen voor het Ronald McDonald Kinderfonds. In dit laatste geval leveren we nooit een tegenprestatie die het consumentengedrag van leerlingen of hun ouders kan beïnvloeden. Sponsorgelden komen ten goede aan binnen- en buitenschoolse activiteiten voor de kinderen, aan eventuele kleine aanpassingen aan het gebouw en aan extra hulpmiddelen (bijvoorbeeld op gebied van het computergebruik). In het geval van een maatschappelijke instelling wordt u natuurlijk wel gevraagd vrijwillig haar ideële doel te ondersteunen. We nemen alleen deel aan acties van instellingen die stroken met de doelen en uitgangspunten van de school en van het schoolbestuur. Voorbeeld: de Kinderpostzegelactie. Verder volgen we het sponsorconvenant opgesteld door het ministerie. 8.9 Als je je kind mee wilt laten doen, maar het niet kunt betalen Steeds meer ouders kunnen hun kinderen niet mee laten doen met bijvoorbeeld sport, muziekof dansles, hobbyclub enz., omdat ze dat niet kunnen betalen. Zelfs de kosten voor school (bijvoorbeeld schoolbenodigdheden, schoolreis, kamp, excursies) zijn soms niet meer op te brengen. In veel gevallen kunnen gezinnen een aanvraag bij de gemeente doen voor bijzondere bijstand, of gebruik maken van andere ondersteuningsregelingen. Daarvoor moet men zich melden bij het Inwonersplein, Stadhuisplein 10, tel 040 2386000 (zie www.eindhoven.nl onder ‘werk en inkomen’). De gemeente Eindhoven heeft de volgende regelingen: - De reductieregeling (maximaal € 179,00 per kind per jaar om deel te kunnen nemen aan buitenschoolse activiteiten) - De schoolkostenregeling (maximaal € 133,00 per kind per jaar om schoolkosten te kunnen betalen) - De technologievergoeding (maximaal € 600,00 per 5 jaar als kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan) Om van deze regelingen gebruik te kunnen maken, mag het inkomen niet hoger zijn dan 120% van het sociaal minimum. Niet iedereen komt voor deze regelingen in aanmerking en ook niet alle kosten worden vergoed. Dan zijn er nog meer mogelijkheden. In Eindhoven zijn drie stichtingen die kinderen tussen de 4 en 18 jaar kansen bieden om toch mee te kunnen doen: 1. Stichting Leergeld (http://www.leergeld.nl/), Odysseuslaan 2, 5631 JM Eindhoven; email: [email protected]; telefoon: 040-2131141 (bereikbaar op maandagen donderdagochtend van 09.00 uur tot 11.30 uur). Stichting Leergeld is bedoeld om kinderen, waarvan hun ouders/verzorgers in een financieel moeilijke situatie zitten, in staat te stellen mee te doen aan activiteiten die de school organiseert, of aan sport, beweging, muziek, dans, enz. De Stichting kan ook een bijdrage doen voor de aanschaf van een fiets, een computer, of allerlei schoolbenodigdheden. Leergeld werkt met vrijwilligers. Zij komen op huisbezoek om samen met de aanvrager alle mogelijkheden en wensen te bespreken. Ouders/verzorgers kunnen zelf contact opnemen met Leergeld, maar ook anderen kunnen dit voor hen doen. 8–14 De huisbezoekers gaan ook na of er gebruik kan worden gemaakt van gemeentelijk voorzieningen (zie hierboven) en zijn daar eventueel behulpzaam bij. Als Leergeld aanvragen tegenkomt die te maken hebben met sport of cultuur, zorgen zij voor verdere afhandeling door de hierna genoemde stichtingen. Leergeld kan ook hulp bieden in de vorm van het verstrekken van een voorschot, of een renteloze lening. Leergeld behandelt alle aanvragen in alle vertrouwelijkheid. 2. Het Jeugdsportfonds (www.jeugdsportfonds.nl) Postbus 2358, 5600 CJ Eindhoven; email: [email protected]; Deze stichting is van mening dat elk kind de gelegenheid moet hebben om te sporten. Sporten is leuk om te doen, je groeit er lichamelijk en geestelijk van, je ontwikkelt zelfvertrouwen en je gevoel voor eigenwaarde en het brengt je in contact met anderen. Sporten in clubverband bevordert bovendien de individuele, sociale en maatschappelijke integratie. Ouders/verzorgers kunnen niet zelf een aanvraag indienen, maar moeten dit laten doen door een intermediair (b.v. de school, een maatschappelijk werkster, Stichting Leergeld, of iemand anders die betrokken is bij de begeleiding van het gezin) Jeugdsportfonds betaalt de contributie en eventuele sportattributen tot een maximum van € 225,00 per jaar per kind. Het Jeugdsportfonds keert géén geld uit aan kinderen of aan de ouder(s), maar rechtstreeks aan de sportinstelling of –winkel. 3. Het Jeugdcultuurfonds (www.jeugdcultuurfonds.nl) Postbus 2358, 5600 CJ Eindhoven; email: [email protected] Jeugdcultuurfonds wil dat alle kinderen in Nederland zich kunnen ontwikkelen in minstens één kunstdiscipline. Het zelf beoefenen en ervaren van cultuur is de basis van het culturele leven. Kunst beoefen je voor jezelf. Omdat het leuk is en ontspannend. Maar het draagt ook bij aan je persoonlijke ontwikkeling, aan het gevoel ergens bij te horen en ervaringen te kunnen delen. De effecten van het ontwikkelen van je eigen creativiteit en het laten horen of zien wie je bent en wat er in je leeft, zijn groot. Wie aan kunst doet, krijgt meer zelfvertrouwen, het concentratievermogen neemt toe en het vergroot de sociale vaardigheden. Daarom wil het Jeugdcultuurfonds dat ook kinderen uit gezinnen die het financieel moeilijk hebben de gelegenheid krijgen om actief aan kunst te doen. Ouders/verzorgers kunnen niet zelf een aanvraag indienen, maar moeten dit laten doen door een intermediair (bv. de school, een maatschappelijk werkster, Stichting Leergeld, of iemand anders die betrokken is bij de begeleiding van het gezin). De bijdrage van het Jeugdcultuurfonds bedraagt maximaal € 500 per jaar. Het Jeugdcultuurfonds keert géén geld uit aan kinderen of aan de ouder(s), maar rechtstreeks aan de culturele instelling. 8–15 Hoofdstuk 9. Schooljaar 2011-2012 9.1 De klassenindeling Groep 1/2a Groep 1/2b Groep 1/2c Groep 1/2d Groep 3a Groep 3b Groep 4a Groep 4b Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8 juffr. Imke Zegers juffr. Ingrid Vandeven; juffr. Patricia Hovens (do.) juffr. Inge van den Heuvel juffr. Angela Spijkerman (ma.-di.-wo.); juffr. Anja Peeters (do.-vr.) juffr. Jelka Linskens; juffr. Patricia Hovens (do.) juffr. Wanda Wassenburg/juffr. Nicole Görtjes juffr. Hélène Lemmens juffr. Laura Verhulst juffr. Eveline Vermeulen (di.-wo.-vr.)/juffr. Stefanie Koot (ma. en do.) juffr. Lisette Molkenboer/LIO-leerkracht dhr. Bob Evers (ma t/m wo.) juffr. Saskia Molenschot (ma.-do.-vr.)/LIO-leerkracht Floortje Weerts (ma. t/m vr.) dhr. Sven Klinckenberg 9.2 Klassenouders De namen van de klassenouders worden in De Roffel bekend gemaakt. 9.3 Vakantierooster 2011-2012 Herfstvakantie 24-10-2011 t/m 28-10-2011 Kerstvakantie 26-12-2011 t/m 06-01-2012 Carnavalsvakantie 20-02-2012 t/m 24-02-2012 Pasen 09-04-2012 Meivakantie/ 23-04-2012 t/m 04-05-2012 Hemelvaart 17-05-2012 en 18-05-2012 Pinksteren 28-05-2012 Zomervakantie 02-07-2012 t/m 10-08-2012 De eerste schooldag van het schooljaar 2012-2013 is maandag 13 augustus 2012. 9.4 Studiedagen 2011-2012 De studiedagen staan vermeld op de schoolkalender en/of worden gemeld in de nieuwsbrief De Roffel. 9.5 Vrije dagen groep 1 t/m 8 2011-2012 Ook de vrije vrijdagen voor de groepen 1 t/m 4 staan vermeld op de schoolkalender die aan het begin van ieder schooljaar wordt uitgereikt. Hierbij is in acht genomen dat de groepen 3/4 maximaal 7 x een 4-daagse schoolweek hebben. 9–1 9.6 Het totaal aantal uren onderwijs 2011-2012 De leerlingen in de groepen 1 en 2 krijgen 920 uur onderwijs, de leerlingen van groep 3 t/m 8 krijgen 947 uur onderwijs. Dit urenoverzicht is in overeenstemming met de richtlijnen van het ministerie. Het onderwijs is zo ingericht dat de leerlingen in acht schooljaren ten minste 7520 uren onderwijs ontvangen: in de eerste vier schooljaren ten minste 3520 uren onderwijs en in de laatste vier schooljaren ten minste 3760 uren onderwijs. 9.7 Snoepen Wij verzoeken u dus dringend geen snoep mee naar school te geven. De school heeft als regel dat er op school niet gesnoept mag worden, ook niet tijdens pauzes en tijdens het overblijven. De kinderen mogen na de ochtendpauze wel een boterham of fruit eten. Wij gaan ervan uit dat u kritisch bent op het meegeven van koeken, die eerder op snoep lijken dan op goede voeding. Slechts in enkele gevallen wordt van deze regel afgeweken. Het gaat dan om grotere activiteiten en feesten. Wij weten dat snoepen om meerdere redenen niet als gezonde voeding bekend staat. Op verjaardagen is een traktatie toegestaan (het voorlichtingsbureau voor de voeding geeft hiervoor goede adviezen: zoute koekjes, worteltjes, appels, peren, radijsjes e.d.). U overlegt vooraf met de leerkracht welk snoep op de verjaardag getrakteerd wordt. 9.8 Jeugdtijdschriften, leespromotie en software Elk schooljaar bestaat de mogelijkheid een abonnement te nemen op de volgende jeugdtijdschriften Bobo (groep 1-2), Okki (groep 3-4), Taptoe (5 t/m 8), Hello You (engels, groep 7-8), De Leesleeuw. Deze bladen verschijnen over het algemeen om de twee weken. Ook bestaat de mogelijkheid om aan leesboekpromotieactiviteiten van verschillende uitgeverijen deel te nemen. In het begin van het schooljaar ontvangt u inschrijfformulieren voor de tijdschriften. Naast deze leespromotie, die we van harte aanbevelen, is er ook de mogelijkheid om de thuisversie van de software aan te schaffen, die op school wordt gebruikt om te oefenen met taal en rekenen. 9.9 Schoolbibliotheek Alle kinderen zij opgegeven voor een gratis abonnement van de openbare bibliotheek. Alle kinderen ontvangen een pasje, dat voor de gehele basisschoolperiode geldig is. Hiermee kun je bij alle bibliotheken terecht. Onze schoolbibliotheek is ‘De Witte Dame’. De boeken van de school- of klassenbibliotheek zijn eigendom van De Troubadour en mogen niet mee naar huis genomen worden. 9.10 Surveillance op de speelplaats Tijdens het spelen in de pauze is er steeds toezicht van de leerkrachten. Voor schooltijd is dat ‘s morgens van 08.15 uur tot 08.30 uur en ’s middags van 12.45 uur tot 13.00 uur. De ochtendpauze is van 10.00 tot 10.15 uur. Met regenweer blijven de kinderen binnen onder toezicht van de eigen leerkracht. Tijdens de ochtendpauze zijn meerdere leerkrachten buiten. Het doel hiervan is om kinderen eventueel in hun spel te stimuleren. Voor de school is het spelen buiten ook van pedagogische waarde. 9–2 9.11 Vulpengebruik Om de ontwikkeling van het handschrift positief te stimuleren, leren de kinderen vanaf groep 3 schrijven met een vulpen. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat schrijftechnische voordelen van het potlood en de vulpen met elkaar overeenkomen. Zowel de vulpen als het potlood geven, in tegenstelling tot de balpen, een goed schrijfspoor, de juiste weerstand en een juiste schrijfdruk. De aanschaf van een goede vulpen is een kostbare zaak. Daarom krijgt uw kind eenmalig een vulpen van school. Als de vulpen beschadigd of kapot raakt, gaan wij ervan uit dat u zelf een nieuwe aanschaft voor uw kind. 9.12 Verspreiding van folders via school We verspreiden in principe geen folders van commerciële instellingen. De school beoordeelt de verspreiding ervan. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld: folders van buurtverenigingen, folders van boeken, waarvan we vinden dat ze leerzaam voor uw kind kunnen zijn, en cursussen en activiteiten die het onderwijs kunnen ondersteunen (bijv. typecursus voor de computer). Foldermateriaal ligt op de kast bij de personeelskamer van het hoofdgebouw. 9.13 Gymrooster Groep 1/2: de kleuters krijgen meermalen per week een bewegingsles in de speelzaal. Voor deze les hebben ze gymschoenen en een gymshirt nodig. De gymschoenen worden het hele jaar op school bewaard. Groep 3: maandag- en vrijdagmiddag. Groep 4: maandag- en vrijdagmiddag. Groep 5: maandag- en vrijdagmorgen. Groep 6: maandag- en vrijdagmorgen. Groep 7: maandag- en vrijdagmorgen. Groep 8: maandag- en vrijdagmorgen. De kinderen van de groepen 3 t/m 8 dragen in de gymles een korte broek, een gymshirt en gymschoenen. Meisjes kunnen ook een gympakje dragen. De gymschoenen mogen in verband met de hygiëne pas bij het begin van de les worden aangetrokken. Na afloop van de les moeten de schoenen weer uit. Bovendien mogen de gymschoenen geen zwarte zolen hebben, omdat deze strepen veroorzaken op de vloer. De kinderen die gymschoenen vergeten zijn, gymmen op blote voeten. 9–3 9.14 Overblijven: strippenverkoop en overblijfreglement Betalingen via strippenkaart of jaarbetaling De kosten voor het overblijven en de vergoedingen worden per jaar vastgesteld door het bestuur. Er zijn drie manieren om te betalen: 1. de rode 10-strippenkaart voor € 12,00 ( € 1,20 per keer ) 2. de gele 30-strippenkaart voor € 33,00 ( € 1,10 per keer ) - De strippenkaarten hebben een onbeperkte geldigheidsduur. - De strippenkaarten worden per keer afgetekend door de overblijfhulp met datum en paraaf. - Bij verhuizing, langdurige ziekte of op het advies van de leerkracht kan eventueel terugbetaling plaatsvinden. Het bestuur beslist hierover. - Groep 8 mag de laatste week van het schooljaar gratis overblijven. In eerste instantie gaat de strippenkaart naar een jonger broertje of zusje. Als deze er niet zijn, kan er geld teruggeven worden. - Als er continurooster is worden er geen strippen afgetekend. - Wanneer een ouder uit de ouderraad of andere hulpouder haar of zijn kind moeten laten overblijven omdat de ouder op dit tijdstip bij een activiteit moet helpen, mag het kind die keer gratis overblijven. Wel moet één van de bestuursleden hiervan op de hoogte zijn. 3. de jaarbetaling: - groep 1 /m 8 voor € 128,00 per jaar ( € 0,80 per keer) via een overschrijving op girorekening 89 71 041 t.n.v. Stichting Overblijven Basisschool De Troubadour, Sophia van Wurtemberglaan 58, 5616 BR Eindhoven onder vermelding van naam en groep van het kind(eren). - Eventueel kan het bedrag in twee termijnen worden betaald; 1e termijn voor 1 september, 2e termijn voor 1 januari. Een jaarbetaling kan elk gewenst moment ingaan. - Bij verhuizing, langdurige ziekte of op advies van een leerkracht kan eventueel terugbetaling plaatsvinden. Het bestuur beslist hierover. Deze strippenkaarten worden elke woensdag tussen 12.15 – 12.30 uur verkocht door Stichting Overblijven Basisschool De Troubadour in de hal van het hoofdgebouw. De strippenkaarten blijven altijd op school en worden per keer afgetekend door de overblijfhulp. Wanneer een strippenkaart bijna vol is krijgt de leerling een briefje mee naar huis met de mededeling dat de strippen bijna op zijn en dat de eerstvolgende woensdag een nieuwe kaart gekocht moet worden. Deze briefjes zitten standaard in de overblijfmap per klas. Het meegeven van de herinneringsbriefjes wordt door de overblijfhulp gedaan en aangetekend op de strippenkaart. Uw kind kan alleen overblijven wanneer het in bezit is van een strippenkaart of wanneer het bedrag is overgeschreven op de rekening van Stichting Overblijven. Wanneer er nog geen nieuwe strippenkaart gekocht is en er resteert nog maar één strip, dan neemt de overblijfhulp contact op met de penningmeester. Ook dit wordt aangetekend op de strippenkaart. Vervolgens worden de ouders gebeld door de coördinator met de mededeling dat als er de eerstvolgende woensdag geen nieuwe kaart gekocht is voor het kind, dat het kind vanaf donderdag niet meer kan overblijven. 9–4 Voor noodgevallen zitten er reservestrippen op de kaart. De keren dat er wordt overgebleven zonder strippen worden op de reservestrippen afgetekend. Dit kan maximaal vier keer. Deze strippen worden op de nieuwe kaart overgenomen. Ook over jaarbetalingen die uitblijven wordt door de penningmeester contact opgenomen met de ouders. Alle ouders van kinderen van groep 1 ontvangen via de leerkracht een informatiebrief over het overblijven. De bijdrage die wordt gevraagd voor het overblijven wordt gebruikt voor o.a. de aanschaf van spelmateriaal. De overblijfhulpen krijgen een vergoeding van € 5,50 per keer. Het bedrag voor het overblijven is zo laag mogelijk gehouden. Als het niet voldoende blijkt te zijn, is het mogelijk dat de bedragen verhoogd worden. Regels om over te kunnen blijven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Om in aanmerking te komen voor overblijven dient u een volledig ingevuld formulier per kind in te leveren bij een van de commissie leden Stichting Overblijven Basisschool de Troubadour. U kunt uw kind aanmelden voor vaste dagen of incidenteel. Bij incidenteel (geen vaste dag) overblijven melden ouders hun kinderen telefonisch aan. Bij voorkeur één dag van tevoren, maar uiterlijk tot 8.30 uur op de dag zelf. U spreekt in op het antwoordapparaat van telefoonnr. 06 – 473 74 458 met duidelijke vermelding van: naam kind, overblijfdatum en groep. Is uw kind niet aangemeld dan kan het niet overblijven! Komt uw kind niet overblijven op de dag waarop het is aangemeld, dan is het belangrijk om hem/haar uiterlijk voor 8.30 uur af te melden op het antwoordapparaat van telefoonnr. 06 - 47 37 44 58. Wordt dit niet gedaan dan zijn wij genoodzaakt de desbetreffende dag in rekening te brengen. Bij ziekte dient u uw kind niet alleen op school maar ook bij het overblijven tijdig telefonisch af te melden voor 8.30 uur. (U moet dan dus twee keer bellen) Vergeet niet uw kind weer beter te melden. Als kinderen niet aanwezig zijn tijdens het overblijven en ook niet afgemeld zijn, wordt er tijdens het overblijven contact opgenomen met de ouders door de overblijfcoördinator. Mocht het zo zijn dat u tijdens het schooljaar uw kind op een andere dag wilt laten overblijven, b.v. doordat u op andere dagen gaat werken, dan dient u een mutatieformulier in te vullen. Dit formulier is te verkrijgen op de website van de stichting overblijven of bij de strippenkaartverkoop. Zij zijn elke woensdag van 12.15 tot 12.30 uur in de hal van het hoofdgebouw aanwezig. Bovenstaande regels gelden ook voor kinderen van overblijfouders (bijv. als zij geruild hebben met een andere overblijfouder), zodat onze aanwezigheidslijsten altijd kloppen i.v.m. een eventuele ontruiming. Stichting en Bestuur De Troubadour heeft een aparte stichting opgericht om het overblijven in goede banen te leiden. Binnen deze stichting regelen de ouders het overblijven. De stichting gaat er vanuit, dat ouders samen verantwoordelijkheid dragen voor het overblijven van hun kind. De stichting vraagt aan ouders om als overblijfhulp een bijdrage te leveren tijdens het overblijven van hun kind. Het schoolbestuur zorgt voor een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid voor schade. De verzekeringsvoorwaarden zijn te verkrijgen bij de directeur. Het bestuur van Stichting Overblijven bestaat uit de volgende ouders: 9–5 Nicolette de Graaf Ada van Straalen Gerrie van Gerwen Rian van Grinsven Angela Murray Karmen Baker Jelka Linskens tel: 251 31 47 (voorzitter) tel: 291 09 87 (penningmeester) tel: 251 97 02 (algemene coördinator) tel: 251 23 53 (coördinator onderbouw) tel: 255 22 46 (lid) tel: 244 97 38 (lid) (lid namens het schoolteam) Heeft u vragen dan kunt u altijd contact opnemen met bovenstaande ouders, of neem eens een kijkje op de website van onze school www.troubadour.dse.nl/ klik op ouders, klik op raden-commissies, klik op Sticht. Overblijven. Hier vindt u al onze informatie. 9.15 Zoekgeraakte spullen Spullen die aan het begin van vakanties aan de kapstok of in de klas zijn blijven liggen of na schooltijd buiten op de speelplaats zijn blijven liggen, worden opgeborgen in een aparte mand. Elke eerste woensdag van de maand worden deze spullen door onze schoolassistente Franca Gagliardi in de hal van het hoofdgebouw uitgestald. De kleren die dan overblijven worden meegegeven aan de kledinginzameling. De school is niet verantwoordelijk voor zoekgeraakte spullen. Voor data van deze woensdagen: zie jaarkalender. 9.16 Veiligheid op en rondom de speelplaats De afgelopen jaren is gebleken, dat het veel gevaar en hinder oplevert als er veel kinderen met de fiets naar school komen. Het is de bedoeling dat de kinderen in principe te voet naar school komen. Alleen als de afstand een bezwaar is, mogen de kinderen met de fiets komen. Alle kinderen zijn verplicht hun fiets in de stalling te plaatsen. De school kan voor eventuele schade aan fietsen niet aansprakelijk worden gesteld. Uit veiligheidsoverwegingen is fietsen of steppen op het schoolplein verboden. Om veiligheidsredenen èn om duidelijk te zijn naar de kinderen toe is voor het hoofdgebouw één toegang. Daarom is het niet toegestaan via het parkeerterrein van de school op de speelplaats te komen of het schoolterrein te verlaten. 9.17 Schoolfotograaf Elk jaar komt de schoolfotograaf om foto’s te maken. U bent vrij om deze foto’s al dan niet te kopen. De datum dat de schoolfotograaf komt wordt tijdig in De Roffel bekend gemaakt. 9.18 Schoolverlaters Aan het einde van het schooljaar 2010-2011 zijn de 25 leerlingen van groep 8 naar de volgende onderwijsrichtingen gegaan: 16 kinderen naar het HAVO of VWO; 6 kinderen naar VMBO/HAVO en 3 kinderen naar het VMBO. De kinderen gaan naar de volgende scholen: Christiaan Huygenscollege, Montessoricollege ROC Eindhoven, Van Maerlant, Pleincollege Sint Joris, Pleincollege Aloysius, het Augustinianum, het Strabrecht College, 9–6 9.19 Verjaardagen van de leerkrachten kleutergroepen In de groepen 1/2 vieren alle leerkrachten hun verjaardag op dezelfde dag. Die dag wordt meestal georganiseerd door de klassenouders van de kleutergroepen. De klassenouders vragen meestal een kleine bijdrage om een cadeautje te kopen. 9.20 Leden van de Ouderraad Rob van Leeuwen Chris Snijders Sigrid Baks Hans Boerdonk Linda van Gompel Ank Hermens Leonie Kalkman Hellen de Kam Esther van Kraaij Kitty Louwers Caroline Maréchal Linda Peels Esther Relou Freek Rurup Sandra Scheepers Jacqueline Teunissen Colinde Timmermans 040 - 257 20 63 (voorzitter) 040 - 244 60 09 (penningmeester) 040 – 251 21 97 040 – 281 50 95 040 – 212 97 91 040 – 252 13 19 040 – 256 93 07 040 – 842 18 17 040 – 251 85 82 040 – 296 32 21 040 – 243 52 04 06 - 228 10 199 040 – 257 19 59 040 – 257 33 18 040 – 843 10 07 040 – 252 90 95 040 – 848 23 08 9–7 Hoofdstuk 10. Belangrijke adressen Schoolbestuur Stichting Katholiek en Protestants-Christelijk Onderwijs Eindhoven e.o. (SKPO). Vonderweg 12 5616 RM Eindhoven email: [email protected] Internet: http://www.skpo.nl 040 –259 53 20 Onderwijsbureau Dyade Hub. Van Doorneweg 91 Postbus 4156 Tilburg 013 –460 99 99 Klachtencommissie SKPO Centraal secretariaat klachtencommissie katholiek onderwijs, Stadhouderslaan 7 Postbus 82324 2508 EH Den Haag 070 - 392 55 08 Interne Vertrouwenspersoon Rob van Sambeek Brussellaan 50 5628 TD Eindhoven [email protected] 06 – 510 91 593 Externe Vertrouwenspersoon mevr. José Heijmen Arbodienst Human Capital Care 040 – 206 69 00 Basisschool ‘De Troubadour’ Maria van Bourgondiëlaan 2-4 5616 EE Eindhoven 040 - 251 27 04 Directeur ‘De Troubadour’ Gerard Grondhuis St. Jorislaan 62 040 - 211 56 12 5611 PN Eindhoven Adjunct-directeur Martie Bente-Thomes Molvense Erven 91 5672 HJ Nuenen 040 – 237 67 02 Medezeggenschapsraad: Hester Bongenaar (ouder) Hendrik Casimirstraat 28 Esther Keizer (ouder) Prins Alexanderstraat 11 Hans Luijten (ouder) S. van Wurtemberglaan 58 Anja Peeters (leerkracht) Jelka Linskens (leerkracht) 040 – 212 73 70 Rob van Leeuwen (voorzitter) 040 - 257 09 09 Oudervereniging: 040 – 251 63 04 040 – 291 09 87 040 – 285 62 30 040 – 283 21 57 10–1 Rijksinspectie basisonderwijs Kantoor Eindhoven Zernikestraat 6, Postbus 530 5600 AM Eindhoven [email protected] / www.onderwijsinspectie.nl meldpunt vertrouwensinspecteurs 040 – 219 70 00 Fontys Fydes onderwijsadviseurs (voorheen DOBA) Lismortel 25 Postbus 347, 5600 AH Eindhoven. e-mail: [email protected] 0877 – 872 200 PeuterPlaza Hagenkamp (peuterspeelzaal) Maria van Bourgondiëlaan 6 5616 EE Eindhoven 040 - 255 12 66 Korein Kinderplein Maria van Bourgondiëlaan Maria van Bourgondiëlaan 2b 5616 EE Eindhoven 040 - 251 09 92 Medewerker Opvoeden en Opgroeien van Welzijn Eindhoven Marisse Cardol [email protected] 040 – 219 37 23 06 – 273 29 478 Schoolmaatschappelijk werk van Welzijn Eindhoven Lotte Heemskerk Beemdstraat 8, 5652 AB Eindhoven [email protected] 040 – 219 33 00 Dienst Bestuursondersteuning Gemeente Eindhoven Postbus 90150, 5600 RB Eindhoven 040 - 238 20 44 Jeugdgezondheidszorg GGD Brabant-Zuidoost Postbus 810, 5700 AV Helmond e-mail: [email protected] website: www.ggdbzo.nl 088 - 0031 422 Openbare bibliotheek Gebouw ‘De Witte Dame’ Emmasingel 22, 5611 AZ Eindhoven 040 - 260 42 60 Centrum voor de Kunsten. Stratumsedijk 22 Postbus 812, 5600 AV Eindhoven 040 - 216 32 63 Zwembad “De Tongelreep” Antoon Coolenlaan 1, 5644 RX Eindhoven 040 - 238 11 52 Politie afdeling Gestel Aalsterweg 290, 5644 RK Eindhoven 0900 - 8844 0800 – 80 51 0900 – 111 31 11 10–2 10–3