www.kluwersalarisadministratie.nl SOCIALE VERZEKERINGEN Wijzigingen op internationaal sociale zekerheidsgebied: update Het zijn rumoerige tijden in sociale zekerheidsland. Zo staat ons onder meer een verhoging van de AOW-leeftijd en een versobering van de kinderopvangtoeslag te wachten. Ook in de internationale sociale zekerheid zijn in de afgelopen maanden enkele belangrijke wijzigingen in werking getreden, bijvoorbeeld voor bepaalde groepen werknemers die werken in twee landen. In dit artikel wordt nader ingegaan op deze en enkele andere wijzigingen. Heidi Bröker Deloitte Belastingadviseurs B.V. Global Employer Services In de afgelopen periode is er op internationaal sociale zekerheidsgebied wat veranderd. Het betreft onder meer: een wijziging met betrekking tot luchtvaartpersoneel, nieuwe aanwijsregels bij twee werkgevers in verschillende lidstaten en de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid. Luchtvaartpersoneel De Europese Verordening 883/2004 bevat regels om de toepassing van sociale zekerheidsstelsels bij grensoverschrijdende arbeid te coördineren. De verordening is weliswaar per 1 mei 2010 in werking getreden, maar de tekst van de verordening is in 2004 al vastgesteld. De luchtvaartsector is in de afgelopen jaren echter verder geïnternationaliseerd, met de bijhorende verschillen in beloning en arbeidsvoorwaarden tussen luchtvaartmaatschappijen. Dit is voor de Europese Commissie aanleiding geweest om de aanwijsregels voor luchtvaartbemanningsleden aan te passen. Luchtvaartbemanningsleden die diensten verrichten met betrekking tot luchtpassagiers of luchtvrachtvervoer, Aandachtspunten ã ã ã ã 8 Voor werkgevers in de luchtvaartsector (personenvervoer en vrachtvervoer) kan de sociale zekerheidspositie van – een deel van – de werknemers wijzigen. Bij een formele salary split met twee arbeidsovereenkomsten wijzigt de sociale zekerheidspositie als minder dan 25 procent in de woonstaat wordt gewerkt. De nieuwe aanwijsregels gelden in elk geval voor situaties van grensoverschrijdende arbeid die op of na 28 juni 2012 ontstaan. Wanneer werknemers worden uitgezonden naar een land buiten de EU/EER kunnen zij, afhankelijk van het land van uitzending, geconfronteerd worden met lagere kinderbijslag, een lager kindgebonden budget en/of een lagere uitkering voor hun nabestaanden en WGA-vervolguitkering mits die in dat land ontvangen kunnen worden. piloten en cabinepersoneel, zijn sinds 1 mei 2010 veelal verzekerd in de lidstaat waarin hun werkgever is gevestigd, ongeacht in welke lidstaat zij zelf wonen. Zij verrichten hun werkzaamheden gewoonlijk namelijk minder dan 25 procent in de woonstaat. Thuisbasis Met ingang van 28 juni 2012 zijn de aanwijsregels voor luchtvaartbemanningsleden echter gewijzigd. Zij vallen nu onder de sociale zekerheidswetgeving van de lidstaat waarin zij hun thuisbasis hebben. De thuisbasis is de locatie die door de exploitant aan het bemanningslid is aangewezen, waar het bemanningslid in de regel een dienstperiode of een reeks dienstperiodes begint en beeindigt en waar de exploitant niet verantwoordelijk is voor de accommodatie van het bemanningslid. Kort gezegd is dit de lidstaat waar zij gewoonlijk opstijgen en landen. Er geldt wel een extra voorwaarde, namelijk dat de toepasselijke wetgeving niet veelvuldig verandert als gevolg van de werkpatronen en seizoenbehoeften van de luchtvaartsector. Voorbeeld 1. Luchtvaartmaatschappij Luchtvaartmaatschappij X is gevestigd in Nederland en vliegt onder meer vanaf luchthaven Charles de Gaulle Airport in Parijs. Luchtvaartpersoneel dat in Frankrijk woont, opstijgt en landt, was onder de oude regels van Verordening 883/2004 in Nederland sociaal verzekerd als zij minder dan 25 procent van hun tijd in Frankrijk werken. Onder de nieuwe regels vallen zij echter onder de Franse sociale zekerheidswetgeving. Luchtvaartmaatschappij X zal zich in Frankrijk moeten laten registreren voor sociale zekerheidsdoeleinden en zal moeten vaststellen in hoeverre in Frankrijk premieplicht bestaat. De premies in Frankrijk zijn echter substantieel hoger dan in Nederland. PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE nr 12 / 7 september 2012 SOCIALE VERZEKERINGEN Twee werkgevers in verschillende lidstaten Een andere wijziging die per 28 juni 2012 in werking is getreden, ziet op het werken in twee verschillende lidstaten. Onder de oude aanwijsregels vallen werknemers die werken in twee verschillende lidstaten, waaronder de lidstaat waar zij wonen, onder de wetgeving van hun woonstaat als zij daar een substantieel gedeelte van hun werkzaamheden verrichten. Als zij echter in hun woonstaat geen substantieel gedeelte van hun werkzaamheden verrichten, dan vallen zij onder de wetgeving van de lidstaat waar hun werkgever is gevestigd, of van de lidstaat waar zij wonen als zij werken voor meerdere werkgevers die zijn gevestigd in verschillende lidstaten. De achtergrond van de aanwijsregels voor werken in meerdere lidstaten is geweest dat een werknemer in zijn woonstaat sociaal verzekerd is, als hij daar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht (meer dan 25 procent van de tijd of beloning ziet op de woonstaat). Dit laatste komt echter niet tot uiting als iemand meerdere werkgevers heeft (en in meerdere landen werkt, waaronder de woonstaat). Substantieel gedeelte Onder de nieuwe aanwijsregels die vanaf 28 juni 2012 van kracht zijn, is getracht de voorwaarde van een substantieel gedeelte van de werkzaamheden verrichten, ook van toepassing te laten zijn op werknemers die werkzaamheden verrichten voor verschillende werkgevers in twee of meer lidstaten. Er worden vier situaties onderscheiden (zie kader onderaan), maar zoals uit voorbeeld 2 blijkt leidt dat in slechts één situatie tot een verschuiving van de verzekeringspositie. richten (minder dan 25 procent) en werken voor twee werkgevers waarvan één werkgever in de woonstaat is gevestigd. Dit is bijvoorbeeld ook de werknemer die in Nederland woont en 10 procent van zijn tijd werkt in Nederland voor een in Nederland gevestigde werkgever en 90 procent van zijn tijd werkt in Duitsland voor een in Duitsland gevestigde werkgever. Deze werknemer valt onder de nieuwe regels onder het Duitse sociale zekerheidsstelsel, terwijl onder de oude regels nog het Nederlandse stelsel van toepassing was. In de toelichting op deze nieuwe regels wordt er geen melding van gemaakt dat voor deze groep werknemers hun sociale zekerheidspositie wijzigt, maar er lijkt geen andere conclusie mogelijk. Voorbeeld 3. Salary split Bij de toepassing van deze regels gaat het overigens om formele werkgevers in de verschillende lidstaten, werkgevers waarmee een arbeidsovereenkomst is gesloten. Dit blijkt bij een materiële salary split waarbij een in Nederland wonende werknemer in dienst is van bijvoorbeeld een Nederlandse werkgever en vier dagen per week werkt voor een concernvennootschap in Duitsland zonder dat een arbeidsovereenkomst met de Duitse vennootschap is gesloten. Voor de toepassing van Verordening 883/2004 is dan sprake van slechts één werkgever en de werknemer zal onder de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving vallen, aangezien zijn werkgever in Nederland is gevestigd. Dat voor de belastingheffing de Duitse vennootschap mogelijk als materieel werkgever wordt aangemerkt en een deel van zijn arbeidsinkomen in Duitsland belast is, heeft op de sociale zekerheidspositie van deze werknemer geen invloed. Voorbeeld 2. Geen substantieel gedeelte Stel dat een werknemer woont in Nederland en in dienst is van een concern met verschillende zustervennootschappen die in Nederland (NL), België (B) en Duitsland (D) zijn gevestigd. De Belgische vennootschap heeft bovendien een dochtervennootschap in België (B2). Deze werknemer werkt in meerdere landen voor één of meer vennootschappen, maar altijd minder dan 25 procent in zijn woonstaat Nederland. Volgens de nieuwe regels kan de werknemer dan in vier situaties verkeren; zie overzicht onderaan. Uit dit overzicht blijkt dat een wijziging is opgetreden voor werknemers die geen substantieel gedeelte van hun werkzaamheden in hun woonstaat ver- Overgangsrecht De nieuwe aanwijsregels gaan gepaard met overgangsrecht. Op grond van het overgangsrecht blijft een werknemer die onder de ‘oude’ aanwijsregels onderworpen is aan de wetgeving van een bepaalde lidstaat – bij een ongewijzigde situatie – nog maximaal tien jaar onderworpen aan deze wetgeving. Als de situatie echter wijzigt, dan zijn direct de nieuwe aanwijsregels van toepassing. Werknemers kunnen er ook voor kiezen om direct gebruik te maken van de nieuwe aanwijsregels, als dit tot de aanwijzing van een andere wetgeving leidt. Zij kunnen daartoe een verzoek indienen bij het sociale ze- Werkzaamheden voor vennootschap Werkzaamheden voor vennootschap Toepasselijke wetgeving “oude” regels Toepasselijke wetgeving “nieuwe” regels 1 NL – 1 dag in Nederland NL – 4 dagen in België België België 2 B1 – 1 dag in Nederland B2 – 4 dagen in België België België 3 NL – 1 dag in Nederland B – 4 dagen in België Nederland België 4 D – 1 dag in Duitsland B – 4 dagen in België Nederland Nederland 9 www.kluwersalarisadministratie.nl SOCIALE VERZEKERINGEN kerheidsorgaan in de lidstaat waarin zij wonen. Als zij dit doen voor 28 september 2012, dan is de wetgeving van de andere lidstaat van toepassing met terugwerkende kracht tot 28 juni 2012. Doen zij dit later, dan is de wetgeving van het andere land van toepassing vanaf de maand volgend op de indiening van het verzoek. Voor werknemers die op of na 28 juni in dienst treden, gelden direct de nieuwe aanwijsregels. Zwitserland en EER-landen onder Vo 883/2004 Bij de inwerkingtreding van Verordening 883/2004 per 1 mei 2010 was deze verordening nog niet direct van toepassing op alle Europese landen. Vo 883/2004 gold alleen voor de 27 landen van de Europese Unie, maar Woonlandbeginsel: in land waar kostenniveau lager is dan in NL, uitkering lager niet voor Noorwegen, IJsland, Liechtenstein (de EERlanden) en Zwitserland. Voor grensoverschrijdende arbeid met deze landen bleef de oude Vo 1408/71 gelden. Vanaf 1 april 2012 is Vo 883/2004 ook van toepassing op Zwitserland en vanaf 1 juni 2012 ook voor Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Voorbeeld 4. Toewijzingsregels Vo 883/2004 Werknemer C woont in Frankrijk en is per 1 januari 2012 in dienst getreden van een werkgever die in België is gevestigd. Hij werkt 10 procent van zijn tijd in Frankrijk, 10 procent van zijn tijd in Zwitserland en 80 procent van zijn tijd in België. Omdat sprake was van grensoverschrijdende arbeid waarbij Zwitserland betrokken was, waren de toewijzingsregels uit de oude Vo 1408/71 van toepassing! Op grond van deze oude toewijzingsregels was werknemer C onderworpen aan de Franse sociale zekerheid. Hoewel niet met zoveel woorden omschreven, lijkt het overgangsrecht zoals hiervoor vermeld ook van toepassing op werknemer C zolang diens situatie niet wijzigt. Per 1 juli 2012 treedt hij uit dienst van zijn Belgische werkgever en treedt hij in dienst bij een werkgever die in Nederland is gevestigd. Hij werkt ook 80 procent van zijn tijd in Nederland. Nu zijn situatie is gewijzigd, zijn de toewijzingsregels van Vo 883/2004 van toepassing en is hij onderworpen aan de Nederlandse sociale zekerheid. Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid Voor werknemers die kinderen hebben en die worden uitgezonden naar een land buiten Europa, is het onder 10 meer belangrijk of zij in het land van uitzending nog kinderbijslag kunnen ontvangen. Dat is onder bepaalde voorwaarden mogelijk, als het gaat om een land waarmee Nederland in een verdrag handhavingsafspraken heeft gemaakt (de zogeheten BEU-verdragen). Bij betaling van de uitkeringen werd in het verleden geen rekening gehouden met het kostenniveau in het land waar de uitkering wordt ontvangen. Per 1 juli 2012 is echter de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid in werking getreden. Deze wet is een vervolg op het regeerakkoord, waarin de coalitiepartners hadden besloten tot invoering van het woonlandbeginsel. Woonlandfactor - kostenniveau Het woonlandbeginsel houdt in dat de hoogte van de uitkering wordt afgestemd op het kostenniveau in het andere land. Per land is daarvoor een percentage vastgesteld, de woonlandfactor, die het kostenniveau aangeeft van dat land ten opzichte van het kostenniveau in Nederland. De hoogte van de uitkering wordt dan gecorrigeerd met deze factor. In een land waar het kostenniveau lager is dan in Nederland, wordt de uitkering ook lager. Is het kostenniveau hoger dan in Nederland, dan blijft de uitkering gelijk. Het woonlandbeginsel is van toepassing op uitkeringsgerechtigden die wonen buiten Nederland, de EU, EER en Zwitserland. Het woonlandbeginsel ziet dus ook op uitkeringsgerechtigden die wonen in één van de landen waarmee Nederland een sociale zekerheidsverdrag heeft gesloten. Het woonlandbeginsel geldt voor kinderbijslag, kindgebonden budget, nabestaandenuitkeringen en WGA-vervolguitkeringen. Het woonlandbeginsel is per 1 juli 2012 in werking getreden voor nieuwe uitkeringsgerechtigden. Uitkeringsgerechtigden die voor 1 juli 2012 al een uitkering ontvingen, houden de uitkering nog tot 1 januari 2013. Daarna worden ook bestaande uitkeringen aangepast met de woonlandfactor. De woonlandfactor voor de Verenigde Staten, Canada, Australië en Japan (niet mogelijk om kinderbijslag te ontvangen) is 100 procent. Voor India (niet mogelijk om kinderbijslag te ontvangen) is de woonlandfactor bijvoorbeeld 40 procent en voor China 60 procent. Een compleet overzicht van de woonlandfactoren is te vinden in de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid, Stcrt. 2012, nr. 8306. Wetsvoorstel Het is overigens de bedoeling dat op termijn de export van kinderbijslag en het kindgebonden budget naar landen buiten de EU geheel wordt stopgezet. Een wetsvoorstel hiertoe is in behandeling bij de Eerste Kamer en beoogt per 1 januari 2014 de betaling van kinderbijslag en het kindgebonden budget voor kinderen die wonen buiten de Europese Unie stop te zetten.