Zorgorganisaties in beeld Zorgorganisaties in beeld rond jongeren met Titel Trebuchet bold 18 pt een beperking Jeannette Paul Februari 2011 Een beschrijving van actoren en samenhang met de wereld van onderwijs en arbeid 1 Colofon Kennis- en Innovatiecentrum CrossOver Schouwstede 1a 3431 JA Nieuwegein 030-6035424 Jeannette Paul met medewerking van John Wismans, Neeltje Huvenaars, Ankie Verlaan en Yolan Koster INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING ......................................................................................................... 5 2. ZORGORGANISATIES EN JONGEREN MET EEN BEPERKING ............................................... 7 2.1 De rol van zorgorganisaties voor jongeren met een beperking 2.1.1 Zorgaanbieders, gidsorganisaties en andere dienstverleners 2.1.2 Organisaties die de toegang tot zorg bepalen 2.1.3 Regieorganisaties 2.1.4 Organisaties voor beleid, toezicht, advies en kennis 2.1.5 Organisaties met meerdere rollen 2.2 Bepaalde zorgorganisaties van meer belang? 3. DE WERELDEN VAN ZORG, ONDERWIJS EN ARBEID..................................................... 12 3.1 De werelden in beeld 3.2 Bepaalde organisaties van meer belang? 4. SAMENWERKEN TUSSEN ZORG, ONDERWIJS EN ARBEID ................................................ 17 4.1 De samenwerking kan beter 4.2 Samenwerken op initiatief van de rijksoverheid 4.3 Samenwerken vanuit de uitvoering 4.4 Nog een aantal voorbeelden van samenwerking 4.5 En, wat heeft de jongere er aan? BIJLAGEN ............................................................................................................ 22 Bijlage 1: ................................................................................................... Bronnen Bijlage 2a: .................................................................................. Ordening van de zorg Bijlage 2b: ..................................................................... Beroepsbeoefenaren in de zorg Bijlage 3: ............................................................................ Overzicht zorgorganisaties Tabel A1: .................................................................................... Zorgaanbieders Tabel A2: ..................... Samenwerkingsverbanden / verschijningsvormen zorgaanbieders Tabel A3: ................................................................................... Gidsorganisaties Tabel A4: ................................................ Andere dienstverleners dan zorgaanbieders Tabel B: ................................................ Organisaties die de toegang tot zorg bepalen Tabel C: ................................................................................... Regieorganisaties Tabel D: ...................................... Organisaties voor beleid, toezicht en (beleids)advies Tabel E: ...................................... Organisaties voor kennisontwikkeling en/of –transfer Bijlage 4: ..................................................................... Overzicht onderwijsorganisaties Bijlage 5: ........................................................ De werelden van zorg, onderwijs en arbeid De wereld van ZORG De wereld van ONDERWIJS De wereld van ARBEID 3 Bijlage 6: .......................................................... Categorieën jongeren met een beperking Bijlage 7: ................................. Aanbieders zorg, onderwijs en arbeid per categorie jongeren Bijlage 8: ................................................. Door het rijk geïnitieerde organisatienetwerken 1. INLEIDING Jongeren met een beperking hebben te maken met een groot aantal organisaties en professionals op het terrein van zorg, onderwijs, werk en wonen. Voor de jongeren en hun ouders of verzorgers is het belangrijk te weten wie welke taak heeft. Wie is die ander? Welke formele taak heeft die ander? Deze informatie is ook essentieel voor organisaties en professionals die zich beroepsmatig bezig houden met deze jongeren. Het vergroten van de arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking is al jaren een politiek speerpunt. De SER stelt in haar recente ontwerpadvies „De winst van maatwerk‟ (november 2009) dat “…ook in de zorg voorbereiding op participatie vanzelfsprekend moet worden”. Maar, wie is „de zorg‟? Welke zorgorganisaties en -professionals spelen een rol in het leven van jongeren met een beperking? Wat is de positie van deze zorgorganisaties in de organisatienetwerken rond jongeren met een beperking? En wie heeft welke taak als het gaat om zorg, onderwijs en arbeid? Deze vragen bepalen het onderwerp van dit rapport. Verheldering noodzakelijk Het veld heeft last van een complexe en ondoorzichtige praktijk. Dit komt mede door de voortdurende veranderingen in beleid, regelingen en uitvoerende organisaties. Zoals: - - de invoering van marktwerking in de zorg, ontwikkelingen als ketenzorg, fusies van instellingen en wijzigingen in de dekking door het basispakket van de zorgverzekering; recente wijzigingen in de AWBZ, de WMO en de Wet publieke gezondheid; de kabinetsvisie „Perspectief voor Jeugd en Gezin‟ uit april 2010 over de toekomst van de ondersteuning van en zorg voor jeugdigen en hun ouders; de marketing die in het kielzog van de marktwerking haar intrede deed in de zorg. Veel zorgaanbieders voeren namen waaruit zorgaanbod noch doelgroep blijkt, zoals Philadelphia en Spirit. Dit rapport wil: 1. een helder overzicht geven van organisaties die een (belangrijke) rol spelen in de zorg voor jongeren met een beperking; 2. een beschrijving geven van de positie van deze organisaties in het organisatienetwerk rond jongeren met een beperking. Het perspectief hierbij is het bevorderen en behouden van onderwijs en werk door en voor deze jongeren. Hiermee bouwt dit rapport verder op de publicatie „Organisatienetwerken rond jongeren met een arbeidshandicap of beperking‟ uit het voorjaar van 2008. Het is de ambitie van CrossOver toegankelijke informatie te verstrekken aan professionals in de uitvoering, beleidsmakers en – last but not least – jongeren met een beperking. 5 Wat betekent zorg? Het begrip zorg kent in de praktijk vele betekenissen. De gezondheidszorg schaart veel van haar dienstverlening onder zorg. Het onderwijs refereert aan speciaal onderwijs als zorg en noemt kinderen die gebruik maken van dit onderwijs, of van een rugzakje, „zorgkinderen‟. De notitie „Kwaliteit Passend Onderwijs‟ (19/11/2008) omschrijft een zorgleerling als een leerling die extra ondersteuning nodig heeft. De website www.zat.nl gebruikt de term zorg voor hulp bij gedragsproblemen, ontwikkelingsproblemen en leerproblemen. Jongeren met een beperking hebben een eigen perceptie van zorg1. Zij verstaan onder zorg voornamelijk de medische en lijfgebonden zorg. Begeleiding en hulp, bijvoorbeeld bij een instelling voor jeugd- en opvoedhulp, zien zij niet als zorg. Aan de andere kant noemt men vrijwel alle hulp en ondersteuning aan jongeren met een verstandelijke beperking, zorg. Met zorgorganisaties bedoelt dit document alle organisaties die nodig of van invloed zijn op het krijgen van gezondheidszorg door jongeren met een beperking. Alle andere organisaties die zorg, hulp of ondersteuning bieden op levensterreinen als onderwijs en arbeid duiden wij met hun oorspronkelijke naam en komen aan de orde bij de bespreking van onderwijsorganisaties en organisaties voor arbeid. De aanpak De informatie voor dit rapport is verzameld door onderzoek van literatuur, informatie op websites en digitale databanken. Ook is gericht informatie ingewonnen bij organisaties. De bevindingen zijn lopende het onderzoek (november 2009 – juli 2010) periodiek besproken in een gezamenlijk overleg van het Kenniscentrum CrossOver, de projectafdeling Cultuuromslag Wajong van het Ministerie van SZW en het programma Wajong van het UWV. De opbouw van dit document Met welke zorgorganisaties hebben jongeren met een beperking te maken? En wat is de rol van deze organisaties vanuit het perspectief van deze jongeren en hun ouders/verzorgers? Daarover gaat hoofdstuk 2. Dat jongeren naast organisaties uit de wereld van zorg, ook te maken hebben met organisaties uit de wereld van onderwijs en arbeid komt aansprekend in beeld in hoofdstuk 3. Dat die werelden er niet voor iedere jongere met een beperking hetzelfde uitzien, wordt ook daarbij ook helder. De samenwerking tussen organisaties uit de wereld van zorg, onderwijs en arbeid komt aan de orde in het laatste hoofdstuk met als afsluiting “En, wat heeft de jongere er aan?”. 1 Het begrip zorg wordt – als het gaat om begeleiding en hulp – door mensen met een beperking als betuttelend ervaren; de voorkeur gaat uit naar het begrip „hulp‟. (Perceptie jongeren op basis van een persoonlijk gesprek met Wil Verlaan, KCCO) 6 2. ZORGORGANISATIES EN JONGEREN MET EEN BEPERKING Een groot aantal zorgorganisaties en professionals is betrokken bij de zorg voor jongeren met een beperking. Zij worden beschreven in bijlage 3. Dit wordt ondersteund door een toelichting op: de ordening van de gezondheidszorg in Nederland (bijlage 2a); de beroepsbeoefenaren in de zorg (bijlage 2b). Dit hoofdstuk beschrijft de rol die zorgorganisaties (kunnen) spelen in het leven van jongeren met een beperking en hun ouders/verzorgers. 2.1 De rol van zorgorganisaties voor jongeren met een beperking De rol van zorgorganisaties en professionals wordt omschreven vanuit het perspectief van de jongeren. Met welke organisaties hebben zij direct te maken? En wat is de rol van deze organisaties? Dit perspectief leidt tot de volgende categorieën: organisaties die de jongeren zorg bieden; organisaties die voor jongeren de toegang tot zorg bepalen; organisaties die regie voeren op de zorgverlening aan jongeren. Daarnaast zijn er organisaties waarmee de jongeren niet direct in aanraking komen, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren direct in contact staan. Dit zijn: organisaties die regie voeren op het lokale of regionale aanbod van gezondheidszorg; organisaties voor beleid, toezicht of (beleids)advies; organisaties voor kennisontwikkeling en/of -transfer. 7 In de paragrafen 2.1.1 t/m 2.1.5 worden de verschillende categorieën toegelicht 2. 2.1.1 Zorgaanbieders, gidsorganisaties en andere dienstverleners De organisaties die jongeren zorg bieden, kunnen worden onderscheiden in drie categorieën: zorgaanbieders, gidsorganisaties en andere dienstverleners. Zorgaanbieders zijn „enkelvoudige‟ leveranciers van zorg, zoals de huisarts, het ziekenhuis en de GGZ-instelling. Daarnaast zijn er samenwerkingsverbanden en „verschijningsvormen‟ van zorgaanbieders, zoals gezondheidscentra, zorggroepen en zorgketens. Gidsorganisaties zijn organisaties die jongeren met een beperking kunnen ondersteunen in hun zoektocht naar een zorgaanbieder, zoals de huisarts, MEE of het centrum voor Jeugd en Gezin. Naast zorgaanbieders en gidsorganisaties zijn er andere dienstverleners die zich veelal richten op het verstrekken van informatie. Dit zijn bijvoorbeeld patiënten- en consumentenorganisaties. De zorgaanbieders, gidsorganisaties en andere dienstverleners worden omschreven in bijlage 3 (tabellen A1 t/m A4). 2.1.2 Organisaties die de toegang tot zorg bepalen Organisaties die de toegang tot zorg bepalen, doen dit op verschillende manieren: door al dan niet te verwijzen van de eerste lijn (de algemene, vrij toegankelijke zorg) naar de tweede lijn (de specialistische zorg waarvoor in principe een verwijzing nodig is) of binnen de tweede lijn: verwijzers; door al dan niet een indicatie af te geven die recht geeft op - specifiek omschreven – zorg: indicatiestellers; door met het inkopen van zorg het concrete zorgaanbod te bepalen: zorginkopers. De zorginkopers bepalen welke zorg „in natura‟ beschikbaar is bij een bepaald recht op zorg. De indicatiestellers en zorginkopers per financieringsbron (zie bijlage 2a) staan in onderstaande tabel. Deze laat ook zien of een jongere zelf zorg mag inkopen, zodat hij zelf bepaalt wie de zorg levert. Financieringsbron Indicatiesteller Zorginkoper Zelf inkopen mogelijk? ZVW Verzekeraar op basis van polis én verzekeraarspecifieke uitvoering Verzekeraars Ja, restitutiepolis Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) Zorgkantoor3 Ja, met een persoonsgebonden budget (PGB). (Zorgverzekeringswet) AWBZ (Algemene wet bijzondere ziektekosten) De besteding van het budget moet verantwoord worden aan het zorgkantoor. 2 Veranderingen in de organisatie van de zorg leidt tot het veranderingen van actoren per categorie. Zo stelt de kabinetsvisie „Perspectief voor Jeugd en Gezin‟ van april 2010 een verschuiving voor van jeugdzorgtaken naar (andere) actoren. 3 Het Handboek Zorgregistratie AWBZ december 2009 noemt dit „toewijzen van zorg‟. 8 WMO (Wet maatschappelijke ondersteuning) Gemeente (vaak uitbesteed aan CIZ) Gemeente Ja, met een persoonsgebonden budget (PGB) . De organisatie aan wie het budget verantwoord moet worden, hangt af van de procedure van de individuele gemeente. Provinciale Jeugdzorg Bureaus Jeugdzorg Provincie Neen Openbare Jeugdzorg Openbare jeugdzorg bemoeit zich op vaste momenten met het leven van iedere jongere (ondermeer: monitoring, vaccinatie en advies). Een indicatie is dus niet van toepassing. Gemeente Neen Iets minder direct, maar wel degelijk van invloed op de toegang tot zorg zijn: de organisaties (zoals het zorgkantoor) aan wie verantwoording moet worden afgelegd over de besteding van het persoongebonden budget (PGB); de goedkeuring van de bekostiging van de ingekochte zorg bepaalt de toegang tot deze zorg; het CAK (Centraal Administratie Kantoor) en het LBIO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen). Het CAK berekent en incasseert de eigen bijdragen voor de AWBZ en de WMO. Ook compenseert het CAK het eigen risico ZVW voor rechthebbenden. Het LBIO berekent en int de ouderbijdragen van ouders die kinderen die uit huis geplaatst zijn in geïndiceerde jeugdzorg. De kosten die voor rekening van de jongere komen, bepalen de toegang tot zorg. De verwijzers, indicatiestellers, zorginkopers, de organisaties aan wie besteding van het PGB moet worden verantwoord en het CAK en LBIO zijn beschreven in bijlage 3 (tabel B). 2.1.3 Regieorganisaties Organisaties met een regietaak heten in dit rapport regieorganisaties. De regie kan betrekking hebben op: de zorgverlening aan een individuele jongere; het lokale / regionale voorzieningenniveau; de lokale/regionale afstemming van zorgorganisaties. Vanuit het perspectief van de jongere is dit onderscheid van belang. Hij heeft namelijk direct te maken met regieorganisaties die regie voeren op de zorg die aan hem geleverd wordt. Met het andere type regieorganisaties heeft de jongere zelden direct te maken. Bij een organisatie die „regie voert‟, is het dus van belang scherp te krijgen waar de organisatie precies regie op voert en met welke bevoegdheden zij dit doet. 9 2.1.4 Organisaties voor beleid, toezicht, advies en kennis Organisaties waarmee de jongere veelal niet direct te maken heeft, maar die wel de randvoorwaarden bepalen voor bovengenoemde organisaties zijn: organisaties voor beleid, toezicht en (beleids)advies; organisaties voor kennisontwikkeling en /of –transfer. Deze organisaties zijn beschreven in bijlage 3 (tabellen D en E). 2.1.5 Organisaties met meerdere rollen Diverse organisaties hebben verschillende rollen. Dit geldt tenminste voor: Zorgaanbieders in de eerste lijn: zij zijn zorgaanbieder en verwijzer. Bureau Jeugdzorg: zij zijn indicatiesteller en voeren regie op het zorgaanbod aan individuele jongeren. Centra voor Jeugd en Gezin: zij zijn gidsorganisatie en voeren regie op het lokale zorgaanbod voor de jeugd. Zorgkantoor: zij zijn beoordelaar van het persoonsgebonden budget voor AWBZ-zorg en bepalen het regionale zorgbeleid4 voor AWBZ-zorg. Gemeenten: zij zijn indicatiesteller, zorginkoper, regievoerder op lokale zorgaanbieders en bepalen het lokale beleid rond openbare jeugdgezondheidszorg en zorg op basis van de WMO. Provincies: zij zijn zorginkoper, regievoerder op het regionale aanbod van jeugdzorg en bepalen het regionale beleid rond jeugdzorg. Een volledig overzicht van de rollen van zorgorganisaties staat in bijlage 5 in „De wereld van Zorg‟. Voor veel jongeren en hun ouders/verzorgers is het onvoldoende helder welke rol zorgorganisaties precies hebben. Het is vaak onbekend dat bepaalde organisaties verschillende rollen hebben. Hierdoor is niet altijd duidelijk „met welke pet op‟ een zorgorganisatie handelt. 2.2 Bepaalde zorgorganisaties van meer belang? Heeft iedere jongere met een beperking te maken met dezelfde zorgorganisaties? Nee, natuurlijk niet. De ziekte, aandoening of stoornis bepaalt sterk het type organisatie en professional met wie de jongere in aanraking komt. Ook de leeftijd en de levensfase/levensloop zijn hierop van invloed. Ziekte, aandoening of stoornis Jongeren met een beperking zijn jongeren met een lichamelijke aandoening, verstandelijke beperking, chronische ziekte of andere stoornis, stoornis in het autismespectrum en emotionele en gedragsproblemen. Bijlage 6 laat zien dat iedere categorie een wezenlijk onderdeel uitmaakt van de groep „jongeren met een beperking‟. De ziekte, aandoening of stoornis bepaalt in sterke mate met welke zorgorganisaties de jongere te maken heeft. Om dit te illustreren zijn in bijlage 7 de aanbieders5 van zorg genoemd voor de verschillende categorieën jongeren. Transities Naast de aard van de ziekte, aandoening of stoornis bepaalt ook de levensfase van de jongere de organisaties waarmee hij te maken heeft. In de zorg krijgt de jongere bij het ouder worden te maken met de overgang van kinderzorg naar volwassenenzorg. De overdracht van de kinderarts 4 Beleidsplan opstellen, zorg contracteren, overleg voeren met zorgaanbieders en patiënten / cliëntenorganisaties. 5 De illustratie richt zich op zorgaanbieders en niet op gidsorganisaties, andere dienstverleners, verwijzers, indicatiestellers, zorginkopers of regieorganisaties. 10 naar de medisch specialist is een voorbeeld. Deze transitie is veelal leeftijdsafhankelijk. Het initiatief „Op Eigen Benen‟ focust zich specifiek op – het goed laten verlopen van - deze transities (www.opeigenbenen.nu). De werelden van Sander Oord Sander moest vanwege MS stoppen als zelfstandig ondernemer Sander heeft het idee dat de werelden van zorg, onderwijs en arbeid onderling geheel los staan van elkaar. “ Ik heb geen samenwerking gezien. Ik zeg altijd; Je bent zelf verantwoordelijk en zoekt je weg door die werelden heen.” Wereld van zorg In de wereld van zorg heeft Sander het gevoel zo ongeveer iedereen gezien te hebben. Dat kwam met name door een trage diagnosestelling. Vanaf zijn zestiende kwam hij via zijn huisarts terecht bij de ene na de andere specialist. Totdat in 2009 eindelijk de juiste diagnose werd gesteld; Multiple Sclerose, oftwel MS. Door zijn beperking kwam Sander ook in aanraking met andere spelers in de wereld van zorg. Zo werd hij gevraagd voor het bestuur van de Multiple Sclerose Vereniging Nederland regio Twente. ------------------------------------------------------------------------------------------------- Wereld van onderwijs Sander volgde regulier basis en voortgezet onderwijs en startte met een hbo mode opleiding, waar hij zelfs al tijdens zijn opleiding begon als zelfstandig ondernemer in de mode branche. En toen werd hij ziek… ------------------------------------------------------------------------------------------------- Wereld van arbeid “Ik had twee bedrijven toen ik in augustus 2009 te horen kreeg dat ik MS had. Stress is dan een hele negatieve factor en mijn neuroloog adviseerde me om te stoppen als zelfstandig ondernemer. Daardoor werd alles stil gezet. Ik kwam bij het UWV terecht en daar voelde ik me absoluut niet gehoord. Ik moest het Wajong- traject in terwijl ik gewoon wilde werken. Met een uitkering kostte ik de gemeente Almelo geld, met een Wajong-uitkering zou ik geld krijgen uit een landelijk potje. Dat werd ook zo gezegd. Dan voel je je echt een nummer, „zo zijn de regels, zo doen we het‟. In het beoordelingsrapport schreef de arbo-arts overigens dat ik ME had. Foutje. Via MEE werd ik beter geholpen, zij gaven me de handvatten die ik nodig had. Het bleek dat ik recht had op een jobcoach, voor het maximale percentage, via het UWV. Dat had het UWV niet zelf gemeld, want dat kost geld. Wel raar, maar zo is de wereld tegenwoordig. Voorlopig werk ik bij het reclamebureau van mijn zwager, en daar heb ik het goed naar mijn zin. Maar het liefste zou ik toch weer voor mezelf beginnen.” ------------------------------------------------------------------------------------------------- 11 3. DE WERELDEN VAN ZORG, ONDERWIJS EN ARBEID Jongeren met een beperking leven in verschillende werelden: de wereld van zorg, de wereld van onderwijs en de wereld van arbeid6. Een jongere is patiënt, leerling en werknemer. Iedere wereld heeft haar eigen organisaties en professionals, structuur, cultuur, jargon en dynamiek. Bij het ouder worden, en bij overgangen van school, naar stage en werk krijgt de jongere te maken met andere organisaties. Voor jongeren en hun ouders/verzorgers is het vaak lastig om grip te krijgen om de complexiteit en dynamiek, en om de onderlinge verbanden te overzien en samenhang te organiseren. 6 Het programma Op eigen benen onderscheidt 9 domeinen: ik, zorg, relaties, studie, werk, wonen, vervoer, vrije tijd, sport. 12 3.1 De werelden in beeld In hoofdstuk 2 is beschreven welke zorgorganisaties een rol (kunnen) spelen in het leven van jongeren met een beperking. De organisaties die een rol spelen in de wereld van arbeid en onderwijs zijn beschreven in het rapport 'Organisatienetwerken rond jongeren met een beperking‟. Een aanvulling hierop voor de wereld van onderwijs staat in bijlage 4. Voor alle drie de werelden zijn de organisaties nu geduid vanuit hetzelfde perspectief: de betekenis, de rol van organisaties voor jongeren met een beperking7. Is een organisatie een: aanbieder van zorg, onderwijs of arbeid? een gidsorganisatie in de wereld van zorg, onderwijs of arbeid? toegangspoort tot zorg, onderwijs of arbeid een andersoortige dienstverlener? De werelden worden vanuit dit perspectief in beeld gebracht in de internetapplicatie „Alle spelers in beeld‟, die begin 2011 operationeel zal zijn Met wie heeft de jongere nu concreet te maken als aanbieder of toegangspoort? Afhankelijk van de beperking en levensfase van de jongere kan dit gaan om tientallen organisaties; een jongere moet hier zijn weg in vinden (zie bijlage 5). Opvallend is dat bijna alle organisaties actief zijn in één wereld, en niet in twee of drie werelden. Dit betekent dat een jongere – bijvoorbeeld als het gaat om de toegangspoort – in iedere wereld te maken krijgt met andere organisaties. De internetapplicatie „Alle spelers in beeld‟ geeft dit overzicht en inzicht op eenvoudige wijze, door per wereld en per rol van de organisaties, een lijst met relevante spelers organisaties te presenteren. 7 Het perspectief van de jongeren is het ordeningsprincipe. Niet de logica en ordeningsprincipes van de werelden zelf. 13 De taken, toegankelijkheid, financiering en beroepsbeoefenaren per organisatie zijn gedetailleerd beschreven in bijlage 3 en 4 van dit rapport en in het rapport „Organisatienetwerken rond jongeren met een beperking‟ uit 2008. De internetapplicatie „Alle spelers in beeld‟ verschaft deze informatie ook. 3.2 Bepaalde organisaties van meer belang? Met welke zorgorganisaties een jongere te maken krijgt, wordt grotendeels bepaald door zijn ziekte, aandoening of stoornis en zijn leeftijd. Dit is toegelicht in paragraaf 2.2. Of dit ook geldt voor de organisaties uit de wereld van onderwijs en arbeid, komt hieronder aan de orde. Ziekte/aandoening/stoornis, beperkingen en participatie Jongeren met een beperking zijn niet over één kam te scheren. Zij hebben verschillende ziekten, aandoeningen of stoornissen. Ook hun functioneren – beperkingen en participatieproblemen in onderwijs en arbeid – verschilt (zie bijlage 6). De participatiemogelijkheden van een jongere aan onderwijs – kan hij meedoen aan het reguliere onderwijs – bepaalt of de jongere in aanmerking komt voor speciaal onderwijs of voor een leerlinggebonden budget in het reguliere onderwijs. Bij de keuze voor speciaal onderwijs bepaalt zijn ziekte/aandoening op welk schooltype binnen het speciaal onderwijs hij terecht kan komen. Het speciaal onderwijs is met de clusters 1 t/m 4 georganiseerd op basis van de ziekte/aandoening/stoornis8. De wereld van arbeid is primair georganiseerd langs de lijn van participatie: de participatiemogelijkheden van een jongere aan arbeid - kan een jongere zelfstandig bij een regulier bedrijf werken en een inkomen genereren met arbeid of niet – bepaalt met welke organisaties hij te maken krijgt in de wereld van arbeid. Bij wie de jongere aan de slag gaat (reguliere werkgever, sociale werkvoorziening, dagbesteding), in welk werk en met ondersteuning van wie (zoals een jobcoach) wordt beïnvloed door de beperkingen van de jongere. 8 Cluster 1 zijn de onderwijsinstellingen voor visueel gehandicapte leerlingen. Cluster 2 zijn de scholen voor auditief en communicatief gehandicapte leerlingen. Cluster 3 zijn scholen voor verstandelijk of lichamelijk gehandicapte leerlingen (ZMLK-, ZLK-, Mythyl- en Tyltylscholen. Cluster 4 zijn scholen voor leerlingen met ernstige ontwikkelingspsychopathologie, gedragsproblemen, met ontwikkelingsproblemen of psychiatrische problemen (ZMOK). 14 Bijlage 7 illustreert de aanbieders9 van zorg en onderwijs voor verschillende categorieën jongeren. Zo is de kans groot dat: een jongere met een visuele beperking te maken krijgt met een (gespecialiseerde) instelling voor gehandicaptenzorg (Bartimeus, Sensis, Visio) en een cluster 1 school; een jongere met een chronische ziekte te maken krijgt met het ziekenhuis, de specialisten, en de „gewone‟ school, ondersteund door consulenten van Ziezon; een slechthorende jongere te maken krijgt met een audiologisch centrum, een gespecialiseerde instelling in de gehandicaptenzorg (zoals Viataal) en een cluster 2 school; een jongere met een verstandelijke beperking te maken krijgt met een (gespecialiseerde) instelling voor gehandicaptenzorg (zoals orthopedagogische behandelcentra) en een cluster 3 school; een jongere met emotionele- en gedragsproblemen te maken krijgt met een eerstelijns psycholoog, bureau Jeugdzorg, een instelling voor jeugd- en opvoedhulp, een instelling voor Jeugd GGZ en een cluster 4 school. Transities Naast de ziekte/aandoening/stoornis, de beperkingen en participatie(problemen), bepaalt ook de levensfase van de jongere met welke organisaties hij te maken heeft. In de zorg krijgt de jongere bij het ouder worden te maken met de transitie van kinderzorg naar volwassenenzorg. In de school- en werkloopbaan krijgt de jongere te maken met overgangen tussen de verschillende schoolsoorten, naar stages, werk en ander werk. Deze transities zijn afhankelijk van de levensfase van de jongere. Bij overgangen krijgen de jongeren te maken met andere, voor hen nieuwe, organisaties. Een enkele organisatie biedt ook specifiek steun bij transities. Bij de overgang van school naar werk is dit bijvoorbeeld de jobcoach (in de laatste fase van school). De werelden van Marieke de Koning Marieke de Koning is spastisch en gebruikt vaak een rolstoel. Ze werkt bij kenniscentrum CrossOver. In feite komt het erop neer dat Marieke een „pesthekel‟ heeft aan instanties die haar leven willen bepalen, de regie willen overnemen. “Dat werkt gewoon niet. Je moet zelf de regisseur zijn. Daarbij zou het fijn zijn als de verschillende werelden rekening hielden met omgevingsfactoren. Hogescholen bijvoorbeeld houden zich alleen bezig met zaken die direct met de studie te maken hebben. Maar ze kunnen er veel profijt van hebben als ze als ze zich inspannen voor goede randvoorwaarden als wonen en zorg. Wanneer die goed zijn heeft dat vaak juist een positieve invloed op de studie.” 9 De illustratie richt zich op de aanbieders en niet op gidsorganisaties, andere dienstverleners, toegangspoorten of regieorganisaties. 15 Wereld van zorg Van kinds af aan is Marieke veel in aanraking gekomen met de wereld van zorg. Ze vindt het lastig dat de wereld van zorg op zichzelf staat; er is weinig aandacht voor andere elementen in haar leven. Dat komt bijvoorbeeld heel duidelijk naar voren in het maken van afspraken. “Afspraken inplannen bij de eerste lijns zorg, zoals de huisarts gaat gemakkelijk, je plant ze zelf in. Gaat het om afspraken in het ziekenhuis of het revalidatiecentrum dan wordt het een stuk moeilijker, want deze worden voor je ingepland. Met tentamens of colleges houden ze geen rekening. Daardoor is het moeilijk regie op je eigen leven te houden. Je wordt geleefd door de agenda van het ziekenhuis.” ------------------------------------------------------------------------------------------------- Wereld van onderwijs Marieke volgde zowel regulier basis-, als voortgezet onderwijs om daarna via het hbo naar de universiteit gegaan. “ Ik discussieer weleens met een vriendin die alleen speciaal onderwijs heeft gedaan. Ik vind het speciaal onderwijs beschermend en heb het idee dat het geen goede voorbereiding is op de echte wereld. Op het speciaal onderwijs heeft iedereen een beperking, terwijl dit in het dagelijks leven niet zo is. Daar ben je als jongere met een beperking een uitzondering. Je zult veel onverwachte hindernissen tegenkomen. Dan is enige creativiteit in het vinden van een oplossing wel handig.” ------------------------------------------------------------------------------------------------- Wereld van arbeid Ook in de wereld van arbeid is het volgens Marieke belangrijk om zelf regie te voeren. Na het afronden van haar hbo studie Voeding & Diëtetiek klopte ze aan bij het UWV en diverse re-integratiebedrijven. Daar is Marieke volledig afgekeurd en in de Wajong beland omdat ze destijds zonder aanpassingen niet kon werken. “In het re-integratietraject werd weer veel bij mij uit handen genomen. In het zoeken naar een baan heeft dit naar mijn idee averechts gewerkt. Wie wil er nu een hoogopgeleide werknemer die veel dingen door anderen laat oplossen. Uiteindelijk heb ik het heft weer in eigen handen genomen door te kiezen voor een tweede studie. Daardoor kon ik verder.” En dat bleek: ze werkt nog steeds bij het bedrijf waar ze voor de universiteit is afgestudeerd. ------------------------------------------------------------------------------------------------- 16 4. SAMENWERKEN TUSSEN ZORG, ONDERWIJS EN ARBEID In 2008 beschreef CrossOver organisatienetwerken10 rond jongeren met een beperking. Indertijd is vooral aandacht besteed aan organisaties uit de wereld van arbeid en aan de scholen maar niet aan organisaties uit de zorg. Conclusies 2008 Het onderzoek „Organisatienetwerken rond jongeren met een arbeidshandicap of beperking‟ liet zien dat: - netwerken lokaal, regionaal en landelijk georganiseerd zijn; - netwerken ontstaan vanuit diverse bestuurslagen (lokaal, regionaal, rijk), organisaties (zoals patiënten- en gehandicaptenorganisaties) en initiatieven zoals projectsubsidies; - ieder netwerk zijn eigen focus en doel heeft zoals een maatschappelijk doelstelling (bijvoorbeeld schooluitval) of een bepaalde aandoening (bijvoorbeeld categorale netwerken voor autistische jongeren); - de deelnemende organisaties en werkwijze van lokale en regionale netwerken kunnen verschillen; - er nauwelijks verbinding is tussen regionale organisatienetwerken en categorale organisaties of netwerken. - „het‟ organisatienetwerk rond een jongere niet bestaat; - een jongere te maken heeft met verscheidene organisatienetwerken. Dit hoofdstuk gaat over de samenwerking tussen organisaties en professionals uit de wereld van zorg, onderwijs en arbeid. Hoe krijgt die vorm? De focus ligt op samenwerking die zich (mede) richt op het verwerven en behouden van studie en werk door jongeren met een beperking. Deze focus past bij de ambitie van CrossOver: een zo groot mogelijke economische zelfstandigheid van deze jongeren. 4.1 De samenwerking kan beter Het onderzoek „Combinaties van zorg bij jeugdigen‟ (Berg, 2009) constateert dat de intersectorale samenwerking11 onvoldoende ontwikkeld is. In hetzelfde jaar constateert het Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ) dat bij geen van de zes onderzochte gemeenten sprake is van effectieve ketensamenwerking bij het voorkomen en aanpakken van maatschappelijke problemen van jongeren. ITJ schrijft: “Hoewel het onderzochte maatschappelijke probleem per gemeente 10 Een organisatienetwerk is in 2008 gedefinieerd als “een aantal organisaties en de relaties tussen deze organisaties”. De „bril‟ bepaalt welke organisaties tot het netwerk behoren en welke organisaties daarbuiten vallen. In het rapport uit 2008 is gekeken met de bril „het verwerven en behouden van betaald werk door jongeren met een arbeidshandicap‟. Van een relatie is sprake bij een bepaalde continuïteit, frequentie en betrokkenheid; niet bij ieder contact tussen organisaties is sprake van een relatie. 11 Berg (2009) keek naar provinciale jeugdzorg, jeugd-ggz, jeugd-lvg, Justitiële Jeugdinrichtingen, Wajong, speciaal onderwijs, persoonsgebonden budgetten AWBZ en Zorgverzekeringswet en TOG (Tegemoetkoming Onderhoudskosten Thuiswonende gehandicapte kinderen). 17 verschillend is, komen de bevindingen en conclusies van de onderzoeken op cruciale punten die de ketensamenwerking betreffen, overeen.” Als het gaat om het verwerven en behouden van werk door jongeren met een beperking illustreren ook de volgende waarnemingen het ontbreken van samenwerking tussen organisaties uit zorg, onderwijs en arbeid: in de GGZ is in het behandeltraject van jongeren weinig aandacht voor de rol van arbeid en onderwijs (CrossOver en het Landelijk Platform GGZ, Werk in Behandeling, 2009); bij inspanningen om jongeren met een beperking aan het werk te houden binnen bedrijven lijken de arbodiensten – de huisleveranciers van gezondheidszorg in de bedrijven – geen rol te spelen. Het zijn de jobcoach en het UWV die gaan over de match tussen werk en werknemer; er is weinig structurele samenwerking tussen instellingen uit de gehandicaptenzorg, de GGZ, de zorgboerderijen en de SW bedrijven (Research voor Beleid, 2006). 4.2 Samenwerken op initiatief van de rijksoverheid Het rijk initieert een groot aantal netwerken. Deze worden eerst toegelicht. Vervolgens wordt beargumenteerd waarom deze centraal aangestuurde samenwerking niet effectief is. Bestaande organisatienetwerken Het rijk heeft diverse organisatienetwerken geïnitieerd rond jongeren. Dit zijn ondermeer het UWV-preventief netwerk, de zorg- en adviesteams (ZAT), de Regionale Meld- en Coördinatiepunten (RMC), de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) en de Veiligheidshuizen. Deze samenwerkingsverbanden zijn beschreven in bijlage 8. Hieruit blijkt dat organisaties uit zorg, onderwijs en arbeid – in verschillende mate – betrokken zijn bij de genoemde netwerken. Het UWV-preventief netwerk richt zich expliciet op het verwerven en behouden van studie en werk door jongeren met een beperking. Ieder netwerk is ingericht vanuit een specifieke doelstelling. De bestaande netwerken zijn niet (primair) ingericht om de jongere meer grip te geven op de complexe werelden van zorg, onderwijs en arbeid. De bestaande netwerken helpen de jongere met een beperking dan ook niet om de werelden van zorg, onderwijs en arbeid op een soepele wijze met elkaar te kunnen verenigen. Grenzen aan samenwerken op rijksinitiatief Verkokering in de werelden van zorg, onderwijs en arbeid heeft geleid tot de roep om samenwerking. Dit was de aanleiding tot tenminste de hiervoor besproken rijksinitiatieven tot het inrichten van organisatienetwerken. Het grote aantal organisatienetwerken bedreigt echter het (effectief) functioneren van deze netwerken. Het appel op individuele organisaties wordt te groot; veel organisaties kunnen niet voor alle netwerken mankracht en tijd vrijmaken. Bij het rijk lijkt dit besef wisselend aanwezig. Het ministerie van OCW meldde in de zomer van 2009 dat de voorgenomen vorming van regionale netwerken voor Passend Onderwijs 12 tot te veel bestuurlijke drukte leidt. Daarom is besloten te wachten met wetgeving rondom deze regionale netwerken. Daarentegen heeft de rijksoverheid recent zelfs opgeroepen tot de samenwerking van samenwerkingsverbanden13. Samenwerking in de overtreffende trap dus. 12 De voorgenomen regionale netwerken voor passend onderwijs bestaan ondermeer uit scholen voor regulier en speciaal onderwijs, zorginstellingen, maatschappelijk werk en de lokale overheid. Het doel is te komen tot een landelijk dekkende infrastructuur van regionale netwerken. 13 Rijksoverheid, Jeugdketens sluitend verbinden. De samenwerking Zorg- en adviesteam, Centrum voor Jeugd en Gezin, Veiligheidshuis; juni 2010. 18 De RMO (2008) stelt dat door de rijksoverheid aangestuurde samenwerking in de uitvoering (als maatregel om verkokering te bestrijden) niet werkt. De realiteit in de uitvoering is daarvoor te complex en te divers. De ambitie om sectorale verkokering (bijvoorbeeld in zorg – onderwijs – arbeid) te doorbreken ten behoeve van een integrale benadering voor een „categorale‟ doelstelling (zoals jongeren met een beperking) leidt tot vele integrale afstemmingsverplichtingen, een opeenstapeling van coördinatielagen en minder handelingsvrijheid op uitvoeringsniveau. 4.3 Samenwerken vanuit de uitvoering De Raad voor Maatschappelijk Ontwikkeling (RMO) stelt in het rapport „De ontkokering voorbij‟ uit 2008 dat verkokering niet te voorkomen is en beschouwd moet worden als een gegeven. De RMO erkent dat het fenomeen problematische aspecten heeft, maar wijst ook op de zinvolle effecten. De RMO beargumenteert dat samenwerking van professionals en organisaties in de uitvoering een aantal problematische aspecten van verkokering kan helpen verlichten. Een effectieve samenwerking kan ontstaan door professionals dit op uitvoeringsniveau zelf vorm te laten geven. Faciliteren van samenwerking rond een concrete hulpvraag De (landelijke) verwijsindex is een ICT-toepassing die organisaties en professionals wijst op anderen die betrokken zijn bij de hulp en zorg voor jongeren. Het gaat alleen om een melding „dat‟ een organisatie betrokken is, en niet over de inhoud (het „wat‟). Organisaties en professionals uit de werelden van zorg, onderwijs, arbeid en inkomen, politie en justitie kunnen een melding doen aan de verwijsindex (zie details op www.verwijsindex.nl) en dus ook een melding ontvangen. Zo blijven jongeren in beeld en kunnen professionals elkaar informeren over de individuele jongere, met elkaar afstemmen en waar nodig samenwerken. Op deze manier worden de relevante organisaties en professionals met elkaar in contact gebracht op het moment dat dit nodig is, rond een specifieke jongere. Deze toepassing kan de samenwerking tussen professionals in de uitvoering faciliteren en versterken. Melding verwijsindex Een melding in de verwijsindex zou gemaakt moeten worden bij “problemen die de persoonlijke ontwikkeling van jongeren bedreigen en hen buiten de maatschappij dreigen te plaatsen”. Om professionals te ondersteunen bij de beslissing te melden (of niet) is recent de „Handreiking Meldcriteria‟ gepubliceerd op www.meldcriteria.nl. Voorbeelden van criteria zijn: “De jeugdige heeft problemen of een stoornis op het gebied van het emotionele en/of sociale functioneren of gedrag” en “De jeugdige heeft problemen in het cognitief functioneren en de schoolprestaties”. 4.4 Nog een aantal voorbeelden van samenwerking Het aantal vormen van samenwerking tussen zorg – onderwijs – arbeid is in principe oneindig. Overleg tussen veldprofessionals en afstemming tussen organisaties zijn allemaal vormen van samenwerking. Ter illustratie nog drie voorbeelden: Virtueel netwerk Professionals uit zorg, onderwijs en arbeid werken via een virtueel netwerk aan ontschotting (www.werkenmetrisicojongeren.nl). Onder één dak Voor jongeren met een visuele beperking, auditieve beperking en verstandelijke beperking zijn er diverse instellingen waarin zorg en (het bevorderen en behouden van) onderwijs en arbeid zijn samengebracht onder één dak. Voorbeelden zijn: Viataal voor doven en slechthorenden (zie www.viataal.nl) Bartimeus voor slechtzienden en blinden (zie www.bartimeus.nl) 19 - Abrona voor mensen met een verstandelijke beperking (zie www.abrona.nl) Een ander voorbeeld van „onder één dak‟ is: Altra, een instelling voor jeugdzorg en speciaal onderwijs in de regio Amsterdam (zie www.altra.nl). Categorale netwerken in regio / land Voor jongeren met een specifieke aandoening zijn er specifieke organisatienetwerken tussen zorg, onderwijs en arbeid. Een voorbeeld zijn de regionale intersectorale autismenetwerken (zie www.convenantautisme.nl). De regionale netwerken vormen samen een landelijk dekkend netwerk. De focus in dit netwerk ligt op zorg. Naast zorg moeten de netwerken afstemmen met activiteiten in andere sectoren (zoals onderwijs) en regionale samenwerking bij de arbeidstoeleiding van jongeren met autisme. Hier werken onderwijsinstellingen, UWV, reintegratiebedrijven, zorginstellingen, SW-bedrijven, de gemeente en CWI samen. Het organisatienetwerk verschilt per regio. Een ander voorbeeld is het project van de stichting Worden Wie We zijn (WWWZ), waarin drie netwerkkringen tot stand zijn gebracht rond mensen met een psychische beperking: voor zorginstellingen, voor onderwijsorganisaties en voor werkgevers. De intensieve communicatie en samenwerking tussen de kringen moet mensen met een functionele beperking aan een baan helpen. 4.5 En, wat heeft de jongere er aan? Uiteindelijk is de hamvraag bij iedere samenwerking tussen organisaties en professionals “En, wat heeft onze – jonge – patiënt, leerling, werknemer hier aan?” en “Wat merkt de jongere – of zijn ouders/verzorgers - er van?”. Een criterium kan hierbij zijn of het jongeren met een beperking helpt om: grip te krijgen om de complexiteit en dynamiek van de wereld van zorg, onderwijs en arbeid; de onderlinge verbanden te overzien; hierin samenhang te organiseren; zodat zij optimaal worden ondersteund bij het verwerven en behouden van studie en werk. De werelden van Marnix Brockmeier Marnix Brockmeier studeerde Informatiemanagement en liep stage bij Publicis Consultant/Van Sluis in Amsterdam. Hij zit in een rolstoel. Marnix heeft het idee dat de wereld van de zorg los staat van de werelden van onderwijs en arbeid. “In de zorg ben ik nooit in aanraking gekomen met andere werelden. Op school werd ik wel gestimuleerd om na te denken over werk, en op het hbo moesten we verschillende stages doen.” Wereld van zorg Marnix is spastisch geboren en heeft als kind veel ziekenhuizen van binnen gezien. “De laatste jaren is mijn ziekenhuisbezoek gelukkig afgenomen. Ik zie alleen nog revalidatieartsen die mij een aantal keer per jaar controleren. Ik heb daar wel veel aan. Ze geven aan wat een goede houding is en hoe je het beste kunt bewegen. -------------------------------------------------------------------------------------------------Wereld van onderwijs Marnix heeft met het speciaal en het regulier onderwijs te maken gehad. 20 “Eigenlijk wilde ik naar de Montessorischool waar mijn broers en zussen ook op zaten. Maar het was al snel duidelijk dat ik daar niet mee zou kunnen komen . Dus de keuze voor speciaal onderwijs was snel gemaakt. Ik ben daar eigenlijk wel blij mee. Ik denk dat leerlingen er meer openstonden voor mijn beperking. Ik voelde me daar wel thuis.” Na de havo studeerde Marnix aan een reguliere hbo-instelling Informatiemanagement. Dat ging goed. Ik kwam goed mee, ook omdat ik met een coördinator een speciaal pad had uitgestippeld waardoor ik over bepaalde vakken langer mocht doen. ------------------------------------------------------------------------------------------------------- Wereld van arbeid “Ik heb het idee dat ik vooral zelf heb genavigeerd in de wereld van arbeid. Het UWV probeert je wel te helpen, maar je komt verder als je zelf gewoon actief bent. In de zomer van 2009 ben ik afgestudeerd. Het valt dan niet mee om werk te vinden. Ik schreef me in bij Valid People, een vacaturebank voor mensen met een beperking, maar uiteindelijk vond ik een stageplek via een nicht. Zij werkte bij Publicis en sprak haar baas aan. Helaas was er na mijn stageperiode geen toekomst voor mij bij Publicis. Dit betekent dat ik weer op zoek ben naar een nieuwe uitdaging. Ik heb mijn profielen op Monsterboard en Nationale Vacaturebank bijgewerkt en ik kijk ook weer rond bij Valid People. Ik heb al veel gesolliciteerd en vaak krijg je gewoon geen antwoord. Misschien wel omdat ze lezen dat ik in een rolstoel zit, dat zet ik er namelijk wel altijd bij. Of ze schrijven: „Sorry, ons gebouw is niet aangepast.” ------------------------------------------------------------------------------------------------------- 21 BIJLAGE 1:BRONNEN ISBN boeken Bohn, Stafleu, van Loghum, Sociale kaart Jeugdzorg 2010, Houten, 2009 Boot, J.M.D. Organisatie van de gezondheidszorg, 2007, Van Gorcum, Assen Boot, J.M. en M.H.J.M. Knapen. De Nederlandse gezondheidszorg, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten 2005 Caris, Jo. Zorg bedrijven; dynamisch organiseren en competent leidinggeven, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten 2007 Lans, Jos van der, Ontregelen; de herovering van de werkvloer, Uitgeverij Augustus, Amsterdam – Antwerpen Poorthuis et al. Ketens en netwerken. Een zoektocht naar samenhang. Uitgeverij LEMMA BV, Utrecht, 2003. Zwikker, Niels en Harry Hens, Jeugdzorg in kaart. Wettelijke kaders, voorzieningen, beroepen en functies in de jeugdzorg, NJi, Utrecht, 2008, Uitgeverij SWP, Amsterdam Zijden, Q. van der et al. Indicatiestelling voor jeugd. Vijf modellen vergeleken vanuit het perspectief van financiering, professionals en cliënten. Utrecht, NJi, 2009. Publicaties Algemene Rekenkamer. Zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke handicap en/of psychiatrische probleem. Den Haag, Sdu, 2007. Berg, York van den, en Peter van der Loos. Combinaties van zorg bij jeugdigen. Den Haag, B&A Consulting, 2009. Besseling, J. et al. Toename gebruik ondersteuning voor jongeren met een gezondheidsbeperking, Hoofddorp, TNO, 2007. Cardol, Mieke en Marieke Speet. Anders of toch niet: Deelname aan de samenleving van mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking. Utrecht, Nivel, 2005. Elders, L.A.M. Klinische arbeidsgeneeskunde: meer aandacht voor de factor arbeid in de kliniek. TBV, nr. 10, december 2009 FCB, Beroepengids kinderopvang, jeugdzorg, welzijn en maatschappelijke dienstverlening, Utrecht, 2009. Integraal Toezicht Jeugdzaken, Werkende Ketens? Utrecht, juli 2009 Linders, Lilian, Ike Bouma en Jan Steyart, Nieuw beleid, nieuwe professionals; implicaties voor de Wmo voor hulpverleners, mei 2008. Ministerie voor jeugd en gezin, Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin, 2009. Ojen, C, van, Jeugdzorg: samen sterk! Een inventariserend onderzoek naar varianten en knelpunten in de intersectorale jeugdzorg; Beverwijk, 31 juli 2009. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), De ontkokering voorbij; slim organiseren voor meer regelruimte. Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2008 Research voor Beleid, Arbeidsmatige dagbesteding; een verkennend onderzoek naar aard en omvang, Sonja van der Kemp en Félicie van Vree, Leiden, 16 februari 2006 Rijksoverheid, Jeugdketens sluitend verbinden. de samenwerking Zorg- en adviesteams, centrum voor jeugd en Gezin, Veiligheidshuis; B-2832, juni 2010 RIVM, WHO-FIC Collaborating Centre, brochure ICF: International Classification of Functioning, Disability en Health RIVM, WHO-FIC Collaborating Centre, Nederlandse vertaling van de „International Classification of Functioning, Disability an Health‟, 2002 SER, De winst van maatwerk; je kunt er niet vroeg genoeg bij zijn; advies over de participatie van jongeren met ontwikkelings- of gedragsstoornissen, Den Haag, november 2009 Tierof, Bas en Dick Oudenampsen. Gehandicapte kinderen in tel. Utrecht, Verwey-Jonker, 2009 Ministerie van VWS. Handboek Zorgregistratie AWBZ, Den Haag, oktober 2004. UWV, Kwartaal Verkenning 2010-I. Vlaar, P., M. van Hattum, C van Dam, C. Klaar voor de Toekomst. Een nieuwe beroepenstructuur voor de branches welzijn en maatschappelijke dienstverlening, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en kinderopvang, 2006. 22 Windt, W. (Willem) van der, R.C.K.H. (Raymond) Smeets en E.J.E. (Elsbeth) Arnold, Regiomarge 2008: De arbeidsmarkt van verpleegkundigen, verzorgenden en sociaalagogen 2008-2012, Utrecht, Prismant, 2008.- 110 p. Wissink, C.E., L. Mallee en M. van Leer. Ervaringen van werkgevers met Wajongers. Onderzoek onder werkgevers naar de mogelijkheden voor verbetering van de arbeidsparticipatie van Wajongers. Den Haag, RWI, 2009 Brieven aan de Tweede Kamer Stand van zaken gesloten jeugdzorg, 9 maart 2010 (Kenmerk JZ/GJ-2983950) Voortgang nieuwe koers passend onderwijs, 25 januari 2010 (JOZ/185184) Onderzoek combinaties van zorg, 12 juni 2009 (Kenmerk DJenG/SenS-2930589) Presentaties Zorggroepen ZonMw evaluatie, RIVM. Presentatie op congres „Een zorg ontketend‟, 2009. Multimorbiditeit: ontketen de zorg! Prof. dr. Francois Schellevis, Nivel & huisartsgeneeskunde / EMGO VUmc. Presentatie op congres „Een zorg ontketend‟, 2009. Websites Websites ministeries VWS, OCW, SZW, Jeugd en Gezin, Justitie Websites brancheorganisaties zoals www.Actiz.nl en www.MOgroep.nl en www.zn.nl Websites beroepsverenigingen zoals www.psynip.nl en www.phorza.nl Websites individuele zorgorganisaties Websites gidsorganisaties zoals www.mee.nl en www.centrumjeugdengezin.nl Websites van organisaties voor de toegang tot zorg bepalen zoals www.ciz.nl Websites van organisaties voor kennisontwikkeling en transfer zoals www.nji.nl Website Vereniging van Nederlandse Gemeenten (www.vng.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid: www.nationaalkompas.nl Nationale Atlas Volksgezondheid: http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o4236n21143.html Centraal Bureau voor de Statistiek (www.cbs.nl : StatLine CBS databank en themadossiers Arbeidsmarktinformatie zorg en welzijn: www.azwinfo.nl Postbus 51: www.rijksoverheid.nl Alles over zorg en gezondheid voor de consument: www.kiesbeter.nl Informatie van zorgaanbieders voor de consument: www.zichtbarezorg.nl en www.ziekenhuizentransparant.nl Landelijk steunpunt zorgadviesteams: www.zat.nl Jeugdgezondheid: http://www.rivm.nl/jeugdgezondheid/ Centra voor Jeugd en Gezin: www.jeugdengezin.nl 23 BIJLAGE 2A: ORDENING VAN DE ZORG De gezondheidszorg hanteert diverse perspectieven om de (gezondheids)zorg te ordenen en te beschrijven. Zeven14 populaire perspectieven zijn: de toegankelijkheid van de zorg; de indeling in zorggebieden; de financieringsbron; de plaats waar zorg geboden wordt; de indeling in sectoren; de indeling naar doelgroepen; de actoren: organisaties en beroepsbeoefenaren. De actoren binnen de gezondheidszorg zijn dus slechts één perspectief. Het is van belang om – voordat in bijlage 3 deze actoren worden beschreven – alle zeven perspectieven de revue te laten passeren. Een korte beschrijving is opgenomen in de paragrafen B2.1 t/m B2.7. De bijlage wordt afgesloten met de betekenis van de verschillende ordeningsperspectieven voor de beschrijving van de actoren (paragraaf B2.8). B2.1 Toegankelijkheid Een gangbare indeling van zorg is het onderscheid in eerstelijns- en tweedelijnszorg15: Eerstelijnsgezondheidszorg is de algemene, vrij toegankelijke zorg zoals die aangeboden wordt door de huisarts, de eerstelijnspsycholoog, de maatschappelijk werker en de paramedicus zoals de fysiotherapeut. Tweedelijnsgezondheidszorg is de specialistische zorg waarvoor in principe verwijzing uit de eerste lijn nodig is. Over de precieze afbakening van de eerstelijnszorg en tweedelijnszorg bestaan verschillende visies16. B2.2 Zorggebieden Klassiek is de indeling van de zorg 17 in drie zorggebieden: Cure: het behandelen en genezen Care: het verplegen en verzorgen Preventie: het beschermen van de gezondheid en voorkomen van ziekte B2.3 Financieringsbron De zorg wordt gefinancierd uit een zorgverzekeringsstelsel en een openbaar stelsel. Het zorgverzekeringsstelsel heeft drie compartimenten: de zware medische risico‟s, de basismedische zorg en de minder noodzakelijk geachte zorg. Dit leidt tot onderscheid in: AWBZzorg en Zorgverzekeringswet (ZVW)-zorg: AWBZ-zorg: De zware medische risico‟s zijn verzekerd in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Voor een individu zijn de kosten van deze risico‟s onbetaalbaar; daarom is de AWBZ een volksverkering; iedereen betaalt mee. De AWBZ omvat gehandicaptenzorg, langdurige geestelijke gezondheidszorg, verpleeghuiszorg en thuiszorg (met uitzondering van de huishoudelijke zorg die voor rekening komt van de WMO); 14 De zeven beschreven perspectieven zijn het meest gebruikt; ongetwijfeld bestaan er meer. Naast eerste- en tweedelijnszorg wordt ook wel gesproken van derde- en nuldelijnszorg. Derdelijnszorg zijn de hooggespecialiseerde instellingen zoals revalidatie-instellingen en de dienstverlening waarop professionals een beroep kunnen doen. Nuldelijnszorg is het aanbieden van zorg door niet-professionals, zoals zelfhulpgroepen. 15 16 In vijf bronnen worden vier verschillende beschrijvingen van eerste- en tweedelijnszorg gegeven (Boot 2007; Caris 2007; website ministerie VWS; www.kiesbeter.nl; www.nationaleatlasvolksgezondheid.nl ). De gemeenschappelijke deler is “vrije toegankelijkheid” bij de eerste lijn en “verwijzing nodig” voor de tweede lijn. 17 De term „welzijn‟ lijkt van het toneel verdwenen; de huidige naam is „maatschappelijke zorg‟. Alleen in de naam van het ministerie van VWS is het begrip welzijn nog terug te vinden. 24 Basis ZVW-zorg18: Een basispakket met alle noodzakelijk geachte zorg wordt wettelijk vastgesteld in de Zorgverzekeringswet. Iedereen moet zich bij een zorgverzekeraar verzekeren voor dit basispakket (basisverzekering). De verzekeraar heeft een acceptatieplicht. Aanvullende ZVW-zorg: In aanvulling op het basispakket kunnen mensen zich bij zorgverzekeraars verzekeren voor aanvullende – minder noodzakelijk geachte - zorg. Dit is niet verplicht; de verzekeraar heeft dan ook geen acceptatieplicht. In het openbaar stelsel financiert de overheid: de openbare gezondheidszorg (gemeenten); provinciale jeugdzorg (provincies); de zorg uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 19 (gemeenten). Zorg die buiten de beschreven stelsels valt, moeten mensen zelf betalen. - B2.4 De plaats waar zorg geboden wordt Zorg wordt op verschillende plaatsen geboden, wat veelal samenhangt met de intensiteit van de zorg. Een veelgebruikte indeling is: Extramurale zorg: de jongere woont niet in een zorginstelling, maar ontvangt wel zorg van een instelling (ambulante hulp tijdens korte bezoeken aan de instelling); Semimurale zorg: de jongere woont niet in een zorginstelling, maar verblijft daar (overdag) regelmatig voor zorg (dagbehandeling); Intramurale zorg: de jongere verblijft dag en nacht in een zorginstelling (residentiële zorg). Daarnaast kent het zorgjargon de „transmurale zorg‟: dit staat voor samenwerking tussen actoren over de „muren van instellingen‟ heen. Deze term hoort feitelijk niet thuis in het rijtje extra-, semi- en intramuraal en komt aan de orde in bijlage 3, tabel A2 (samenwerkingsverbanden en verschijningsvormen van zorgaanbieders). B2.5 Sectoren De indeling van de gezondheidszorg in sectoren kent verschillende varianten. Het CBS hanteert in de zorgrekeningen de volgende sectoren: Openbare gezondheidszorg en preventie Eerstelijnszorg Ziekenhuiszorg en medisch specialistische zorg Ouderenzorg Gehandicaptenzorg Geestelijke gezondheidszorg Genees- en hulpmiddelen, lichaamsmaterialen Ambulancezorg en vervoer Overige zorgaanbieders waaronder bedrijfsgezondheidszorg Welzijnszorg B2.6 Doelgroepen De (gezondheids)zorg wordt vaak ook ingedeeld naar doelgroepen: jeugdzorg, gehandicaptenzorg en ouderenzorg. Dit komt deels overeen met de indeling in sectoren (zie paragraaf B2.5). Zwikker (2008) verstaat onder jeugdzorg de zorg die zich richt op kinderen en/of jongeren in de leeftijd van 0 tot en met 23 jaar met een psychosociale problematiek. 18 De overheid betaalt de premies voor de ZVW voor jeugd (<18 jr.). 19 De Wet Maatschappelijk Ondersteuning (WMO) omvat ondermeer: voorzieningen voor gehandicapten zodat zij zelfstandig kunnen blijven wonen; huishoudelijke hulp; ondersteuning voor ouders bij de opvoeding van hun kinderen en het wegwerken van onderwijsachterstanden; vervoersvoorzieningen voor hen die zich niet lokaal kunnen verplaatsen; rolstoelvoorziening bij verplaatsingsproblemen in of rondom de woning; woonvoorzieningen bij problemen bij het gebruik van de woning; openbare geestelijke gezondheidszorg (ggz) zoals zwerfjongeren en bemoeizorg voor zorgmijders. 25 De SER (2009) onderscheidt in de jeugdzorg vier kolommen20: jeugd-ggz, zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen (lvg), provinciale jeugdzorg en justitiële zorg. Rouvoet noemt dit in een brief van 12 juni 2009 aan de Tweede Kamer „geïndiceerde Jeugdzorg‟. Volgens Caris (2007) bestaat de jeugdzorg uit: de openbare jeugdgezondheidszorg; het „medische circuit‟ van huisarts, kinderarts, psychiater en therapeuten; het „welzijnscircuit‟ van Bureau Jeugdzorg, pedagogen en psychologen; het „justitiële circuit‟ van Bureau Jeugdzorg, kinderbescherming, kinderrechter, gezinsbegeleiding en voogdij. Het boek „Sociale Kaart Jeugdzorg 2010‟ (Bohn, Stafleu, Van Lochum) bespreekt zonder nadere duiding van de afbakening van de Jeugdzorg, de gehandicaptenzorg, de jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg, gezondheid en welzijn en speciaal onderwijs. De publicatie geeft geen expliciet kader voor wat zij verstaat onder jeugdzorg. Het NJI beschrijft op haar website het jeugdzorgstelsel. Dit stelsel richt zich op opvoeden en opgroeien. B2.7 Actoren: organisaties en beroepsbeoefenaren In praktijk hebben jongeren te maken met de huisarts en jeugdarts/schoolarts en niet met de „eerstelijnszorg‟. Zij hebben te maken met het CIZ die een indicatie stelt voor de AWBZ en de zorgaanbieders die ondersteuning bieden en niet met „de AWBZ‟. Wie verlenen de zorg? Wie spelen een rol in de zorg voor jongeren met een functiebeperking? Dit zijn: Instellingen / organisaties Beroepsbeoefenaren / professionals Ook zij hebben vertegenwoordigers / belangenbehartigers, respectievelijk: Brancheorganisaties Beroepsverenigingen Deze vertegenwoordigers zijn zelf ook actoren. B2.8 Betekenis van de zeven perspectieven voor de beschrijving van organisaties Dit rapport richt zich op de actoren: organisaties en professionals (het perspectief van paragraaf B2.7). Deze worden beschreven in hoofdstuk 2, bijlage 2b en bijlage 3. In de beschrijving in bijlage 3 is geprobeerd een verbinding te leggen met de andere perspectieven waarmee de zorg beschreven kan worden door: de zorgaanbieders te clusteren naar sector (perspectief paragraaf B2.5); per actor de toegankelijkheid te benoemen (via wie kun je bij de actor komen) (perspectief paragraaf B2.1); per actor de financiering te benoemen21 (met wie heb je te maken bij de bekostiging) (perspectief paragraaf B2.3); per actor de plaats van de zorgverlening te benoemen (perspectief paragraaf B2.4). 20 Hiermee lijkt de SER de openbare jeugdgezondheidszorg niet onder de jeugdzorg te scharen; de JGZ wordt alleen opgevoerd als vindplaats van de jongeren. 21 Het benoemen van de bekostiging betreft een indicatie van waaruit de zorg voornamelijk wordt betaald. De voorschriften over bekostiging zijn zo complex, gedetailleerd en situationeel dat alleen in een concrete situatie een sluitend antwoord kan worden gegeven. 26 BIJLAGE 2B: BEROEPSBEOEFENAREN IN DE ZORG In de zorg werken diverse beroepsbeoefenaren / zorgprofessionals 22. Zij werken in zorginstellingen, maar ook als vrije beroepsbeoefenaars. De zorg wordt geboden in de relatie tussen een professional en de jongere23. Daarom is gekeken naar de zorgprofessionals / beroepsbeoefenaren met wie de jongere contact heeft. Wie zijn die beroepsbeoefenaren precies? En welke beroepsbeoefenaren zijn bij uitstek betrokken bij de zorg voor jongeren met een beperking24? Groot aantal functies Het aantal functies in de zorg is groot. Zo heeft de jeugdzorg meer dat 70 functies (FCB 2009) waarvan alleen al 41 sociaalagogische beroepen en functies (Zwikker 2008). De sector welzijn en maatschappelijke dienstverlening heeft bijvoorbeeld meer dan 50 functies (FCB 2009). Deze diversiteit maakt een overzicht van beroepsbeoefenaren niet eenvoudig. Geregistreerde en erkende beroepsbeoefenaren De zorg kent diverse geregistreerde / erkende beroepsbeoefenaren. Deze zijn geregistreerd in de volgende registers: BIG-register voor Beroepsbeoefenaren in de Nederlandse Gezondheidszorg (BIG 2008) voor ondermeer artsen, psychotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, verpleegkundigen en verzorgenden. Register NIP (Nederlands Instituut van Psychologen) voor psychologen, zoals kinder- en jeugdpsychologen NIP en eerstelijnspsychologen NIP. Beroepsregister BAMw (Beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers): voor geregistreerde maatschappelijk werkers en sociaal agogen. Voor de professionals in deze registers bestaat een heldere relatie tussen: functienaam / rolomschrijving; competentieprofiel / beroepsprofiel; opleidingseisen; registratie / erkenning beroep. Professionalisering De relatie tussen functienaam, competentieprofiel, opleiding en geregistreerd beroepsbeoefenaar is niet in alle gezondheidszorgsectoren al helder geregeld. Een aantal sectoren werkt aan professionalisering, zoals in de (provinciale) Jeugdzorg 25. Het opstellen van competentieprofielen en beroepsprofielen maakt hier onderdeel van uit. Die profielen moeten hun beslag weer krijgen in het onderwijs en EVC (erkenning verworven competenties), en uiteindelijk in registers voor beroepsbeoefenaren. De sociale partners in de branches kinderopvang, welzijn en maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en gehandicaptenzorg hebben een vernieuwde beroepenstructuur ontwikkeld en beschreven. Deze is aangeboden aan het middelbaar en hoger beroepsonderwijs om als basis te dienen voor de inrichting van beroepsopleidingen. In de komende jaren zullen de gezamenlijke partijen de beroepenstructuur inzetten als instrument bij de voortgaande professionalisering van de dienstverlening in zorg en welzijn. 22 Bruikbare bronnen over welke beroepsbeoefenaar in welke zorginstelling werkt, zijn: Statline van CBS, www.azwinfo.nl (Arbeidsmarktinformatie zorg en welzijn / Prismant) en „Jeugdzorg in kaart‟ van Zwikker 2008. Er is telefonisch navraag gedaan bij Prismant en Trimbos. 23 Wat is „de zorg‟? Jos van der Lans (2008) omschrijft - als nieuw paradigma - “de kleinst denkbare organisatorische eenheid” van de zorg: de relatie tussen de burger (hier: de jongere met een beperking) en de professional. In die relatie wordt zorg, ondersteuning en hulp geboden. 24 De focus ligt op de beroepsbeoefenaren die werken in het primaire zorgproces. 25 Tijdens het schrijven van dit werkdocument verscheen het persbericht van het ministerie van Jeugd en Gezin met de aankondiging dat het werken in de jeugdzorg professioneler georganiseerd zal worden en het beroep „jeugdzorgwerker en gedragswetenschapper‟ - wettelijk wordt erkend via een register. Zie ook www.Nji.nl het dossier „Professionalisering in de jeugdzorg‟. 27 Invloed maatschappelijke ontwikkelingen Functies, beroepsprofielen en opleidingen (curricula) zijn niet statisch. Nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen vragen om nieuwe kennis, vaardigheden en competenties van professionals. Dit is ondermeer beschreven in: Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin, Ministerie voor jeugd en gezin, 2009 Nieuw beleid, nieuwe professionals; implicaties van de Wmo voor hulpverleners, Lilian Linders, Ike Bouma en Jan Steyaert, mei 2008. Informatie over beroepsbeoefenaren in bijlage 3 (Overzicht zorgorganisaties) In de beschrijving van de zorgorganisaties in bijlage 3 zijn ook de beroepsbeoefenaren genoemd met wie jongeren met een beperking vaak te maken hebben. Onze ambitie was om gedetailleerd te beschrijven welke professionals het meeste contact hebben met de jongeren, wie eindverantwoordelijke is voor de zorg en welke professional vooral van belang is als het gaat om (aandacht voor, activering tot) onderwijs en/of arbeid. Deze gegevens zijn echter niet beschikbaar, omdat dit nooit is onderzocht. Daarnaast zijn de aard van de beperking en de persoonlijke situatie van de jongere van invloed op zijn / haar zorgvraag en medebepalend voor de zorgprofessional met wie de jongere te maken krijgt. Het was wel mogelijk om per type zorgorganisatie de belangrijkste beroepsbeoefenaren uit het primaire zorgproces te benoemen; deze opsomming is niet uitputtend en beoogt dit ook niet te zijn. 28 BIJLAGE 3: OVERZICHT ZORGORGANISATIES In de tabellen worden per type organisatie de voornaamste primaire taken beschreven in de zorg voor jongeren met een beperking. Vervolgens wordt per soort zorginstelling beschreven: de landelijke vereniging van deze organisaties: de brancheorganisatie(s); de regionale en lokale organisatie / structuur (mits relevant); het aantal zorginstellingen; verschillende typen zorginstellingen (mits relevant); de professionals in de instellingen; de beroepsorganisaties van deze professionals. Tabel A1: Zorgaanbieders (instellingen / organisaties) Deze tabel beschrijft de „enkelvoudige‟ zorgaanbieders waarbij gestart wordt met de aanbieders in de eerstelijnszorg, gevolgd door de aanbieders per sector. Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren Het bieden van het eerste aanspreekpunt voor mensen met vragen of problemen over gezondheid en ziekte. De huisarts biedt diagnostische, therapeutische en preventieve medische zorg. Ook: Verwijzer (zie tabel B) Niveaus: Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) Centrale huisartsenposten (HAP) (n=127) en huisartsendienstenstructur en (HDS) (n=54) voor huisartsenzorg buiten kantooruren. Aantal huisartspraktijken26: circa 8.500 huisartsen waarvan 25% solopraktijken, 30% duopraktijken en 45% groepspraktijken Eerstelijnszorg Huisartsenpraktijken - Toegankelijkheid De huisartsenpraktijk is direct toegankelijk; er is geen verwijzing nodig. Bekostiging Zorgverzekeraar uit het – wettelijk verplichte - basispakket van de zorgverzekering. - - Praktijken van eerstelijnspsychologe n 26 Het ondersteunen van het aanpakken van (veel voorkomende) psychische klachten. Ook: Verwijzer (zie tabel B) - - Professionals: huisarts, praktijkondersteuner (POH), praktijkassistente Beroepsvereniging: Nederlands Huisartsengenootschap (NHG); V&VN Praktijkverpleegkundigen en Praktijkondersteuners. Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen (LVE). Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen & Bron: Nationaal kompas volksgezondheid 29 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Toegankelijkheid De praktijk voor eerstelijnspsychologen is direct toegankelijk; er is geen verwijzing nodig. Bekostiging Zorgverzekeraar uit het - wettelijk verplichte - basispakket van de zorgverzekering.27 Actoren Psychotherapeuten (NVVP) Eerstelijnspsychologen (circa 125028) werken als zelfstandige, in een groepspraktijk of in een multidisciplinair samenwerkingsverband zoals gezondheidscentra (zie tabel A2). - - Organisaties voor algemeen maatschappelijk werk (AMW) / AMW-instellingen Het ondersteunen van mensen bij het oplossen van psychosociale problemen zoals opvoedingsproblemen en financiële problemen; vaak gaat het om een combinatie van materiële en immateriële problemen. Ook: Verwijzer (zie tabel B) - Specifieke vormen van maatschappelijk werk zijn: jeugdmaatschappelijk werk schoolmaatschappelijk werk bedrijfsmaatschappelijk werk ziekenhuismaatschappelijk werk schuldhulpverlening slachtofferhulp Toegankelijkheid Professional: eerstelijnspsycholoog29 Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)30, de beroepsvereniging van psychologen. Niveaus: MOgroep Welzijn & Maatschappelijke dienstverlening Aantal AMW-instellingen: circa 11031 met een veelvoud aan bureaus en spreekuurposten: Vrijgevestigde Maatschappelijk Werkers - - Professionals: maatschappelijk werker32. NVMW: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk werkers (beroepsvereniging) VVMW: Vereniging voor Vrijgevestigde Maatschappelijk werkers 27 Maximale vergoeding voor 8 gesprekken + een eigen bijdrage; de beperkte vergoeding is prikkel om de behandeling via de GGZ te laten lopen. 28 Bron: www.kiesbeter.nl 29 De geregistreerde eerstelijnspsycholoog heeft de (postdoctorale) opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog gevolgd, is in het BIG-register opgenomen en heeft de kwalificatieroute van het NIP gevolgd. 30 Het NIP heeft vier sectoren. De sectoren Gezondheidszorg en Jeugd zijn relevant voor dit rapport. De sector gezondheidszorg kent acht secties (waaronder mensen met een verstandelijk handicap, GGZ en revalidatie) en de sector Jeugd vijf (waaronder auditief gehandicapten, Jeugdzorg en Schoolpsychologen). 31 Bron: kiesbeter.nl gaf op 25 november 2009 113 instellingen voor algemeen maatschappelijk werk. 32 Professionals worden geregistreerd in het Beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers: BAMw Het BAMw onderscheidt geregistreerd maatschappelijk werker (met specialisaties geregistreerd bedrijfsmaatschappelijk werker en geregistreerd GGZ-agoog) en geregistreerd agoog (met specialisaties geregistreerd orthopedagoog en geregistreerd GGZ-agoog). Uit het onderzoek van Windt (2008) blijkt dat naast opgeleiden maatschappelijke dienstverlening ook veel mensen met de opleiding Sociaal Pedagogisch Werk (niveau 3 en 4) in de sector welzijn en maatschappelijke dienstverlening werken; deze sector is wel breder dan het AMW. 30 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren Het algemeen maatschappelijk werk is direct toegankelijk; er is geen verwijzing nodig. Bekostiging Gemeenten vanuit de WMO. Jeugd- en jongerenwerk - Het helpen van jongeren die thuis niet voldoende ondersteund en opgevoed worden, met opgroeien, sporten, huiswerk doen. Niveaus: MOgroep Welzijn & Maatschappelijke dienstverlening Professionals: jongerenwerker33 Zorgaanbieders die niet verder zijn uitgewerkt (beperkte relevante voor jongeren met een beperking): Fysiotherapiepraktijken Praktijken voor Cesar, ergotherapie, logopedie, mensendieck, podotherapie, sportmedisch advies, Verloskundigenpraktijken Openbare apotheken Tandartspraktijken en praktijken mondhygiëne Ziekenhuiszorg en medisch specialistische zorg Ziekenhuizen / Behandelcentra / specialisten praktijken Het bieden van diagnostiek, behandeling, verpleging en verzorging van medischspecialistische zorg. - Toegankelijkheid Ziekenhuizen / behandelcentra zijn alleen toegankelijk na verwijzing van een zorgverlener uit de eerstelijnszorg, m.u.v. de spoedeisende hulp. - - Bekostiging Zorgverzekeraar uit het – wettelijk verplichte - basispakket van de zorgverzekering. - Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) Nederlandse Federatie van universitair medische centra (UMC's) (NFU) Revalidatie Nederland (RN), de vereniging van revalidatiecentra in Nederland. Ziekenhuizen34: Algemene ziekenhuizen (circa 105) Categorale ziekenhuizen (circa 70) / gespecialiseerde centra: Astmacentra Audiologische centra Dialysecentra 33 Het profiel Jongerenwerker is een van de profielen die is ontwikkeld in de nieuwe beroepenstructuur in de branches welzijn en maatschappelijke dienstverlening, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en kinderopvang. Zij vormt de basis voor het beroepsonderwijs en is beschreven in de publicatie “Klaar voor de toekomst”. Zie ook de publicatie: “Het gezicht van jongerenwerk” 34 Bron voor aantallen = Statline, CBS: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71545ned&D1=0&D2=989990,992&D3=0&D4=l&HD=091125-1235&HDR=T,G2,G3&STB=G1 31 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren - - Epilepsiecentra Klinisch genetisch centra Oncologische centra Radiotherapeutisch centrum Revalidatiecentra Universitair medische centra (8 volgens NFU, 10 volgens Staline) Buitenpoliklinieken Zelfstandige behandelcentra (ZBC) Diverse ziekenhuizen hebben: een kinderziekenhuis; centrum / polikliniek voor kinder- en jeugdpsychiatrie (zie bij Geestelijke gezondheidszorg) - - - Professionals: artsen, kinderarts, verpleegkundigen, kinderverpleegkundige Orde van Medisch Specialisten. Nederlandse vereniging van kindergeneeskunde (NVK) Vereniging van Revalidatieartsen (VRA) Beroepsvereniging V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland) Geestelijke gezondheidszorg Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) Het bieden van geestelijke gezondheidszorg - diagnose, behandeling en begeleiding - voor complexere psychische problemen, bijvoorbeeld ADHD, ernstige depressie of ernstige persoonlijkheidsproblemen. Bijna negentig procent van alle ggz wordt aangeboden vanuit instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. - - - GGZ Nederland is de vereniging van instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg. Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen & Psychotherapeuten (NVVP) Soorten instellingen35: o Geïntegreerde GGZ 35 Website GGZ Nederland: In 2007 waren er in Nederland 37 geïntegreerde ggz-instellingen voor volwassenen en 10 instellingen die zich richten op kinder- en jeugdpsychiatrie. Daarnaast zijn er psychiatrische ziekenhuizen (8) en aparte klinieken voor verslavingszorg (11 instellingen). 32 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren Toegankelijkheid Voor ggz is een verwijzing nodig van een zorgverlener uit de eerste- of tweedelijnszorg (huisarts, schoolarts, kinderarts en psychiater). Ook Bureau Jeugdzorg kan verwijzen naar de jeugd-ggz. Bekostiging De zorgverzekeraar vergoedt de extramurale GGZ en het eerste jaar van de intramurale GGZ uit het basispakket van de zorgverzekering. Het zorgkantoor betaalt op basis van de AWBZ het verblijf en de behandeling in een GGZ-instelling die langer dan een jaar duurt. - - - 36 instellingen Algemene psychiatrische ziekenhuizen (APZ) o Categoriale psychiatrisch ziekenhuizen met functie kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen (CPZKJP) o Vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten o Psychiatrische afdelingen van algemene en academische ziekenhuizen (PAAZ / PAAC) o Jeugdafdelingen Riagg36 o RGC‟s (Regionale GGZcentra) Jeugd GGZ is regionaal verschillend georganiseerd: als jeugdafdeling / polikliniek kind- en jeugdpsychiatrie van een „brede‟ ggzinstelling of als zelfstandige organisatie ACT-team: multidisciplinair team met een teamleider, casemanagers (psychiatrisch verpleegkundigen), een trajectbegeleider, een woonbegeleider, een psychiater, verslavingsdeskundige(n) en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. o Professionals: gezondheidszorgpsycholoo g, klinisch psycholoog, ontwikkelingspsycholoog, psychiater, psychotherapeut, vaktherapeut, sociaal psychiatrisch De Riagg staat voor Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg. 33 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren verpleegkundige, maatschappelijk werker. Voor jeugdigen zijn er kinder- en jeugdpsychologen en kinder- en jeugdpsychiaters. Beroepsorganisaties Psychologen: Voor alle psychologen is er één gezamenlijke beroepsvereniging: het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Voor psychotherapeuten zijn er diverse beroepsverenigingen37, afhankelijk van de methode waarin ze opgeleid zijn. De overkoepelende vereniging (van de beroepsverenigingen) is de Nederlandse Verenigingen voor Psychotherapie (NVP). De beroepsvereniging van Psychiaters is de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)38. Federatie vaktherapeutische beroepen (FVB)39. V&VN, afdeling GGZverpleegkunde NVMW: Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk werkers (beroepsvereniging) Gehandicaptenzorg 37 De beroepsverenigingen zijn: Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie (VKJP) Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie (NVRG) Vereniging voor Cliëntgerichte Psychotherapie (VCgP) Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie (VGCt) Nederlandse Vereniging voor Psychoanalytische Psychotherapie (NVPP) Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse (NVPA) Nederlands Psychoanalytisch Genootschap (NPG) Nederlandse Vereniging voor Groepspsychotherapie (NVGP) 38 NVvP en NVVP niet verwarren! 39 www.vaktherapie.nl 34 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren Instellingen voor gehandicaptenzorg Het voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke, zintuiglijke of meervoudige beperking bieden van: zorg met woon- of logeerfaciliteiten. Dit wordt ook „zorg met verblijf‟ of „wonen met zorg‟ genoemd. Het kan gaan om wonen in groepen (sociowoningen of fasehuizen), individueel geclusterd wonen (met gemeenschappelijke voorzieningen zoals het gezinsvervangend tehuis GVT of de dependance) of het begeleid zelfstandig wonen (BZW). zorg thuis via een „volledig pakket thuis‟ of PGB. Dit heet ook „zorg zonder verblijf‟ of „ambulante ondersteuning / begeleiding. faciliteiten / locaties voor werken, leren of daginvulling - Toegankelijkheid: CIZ De indicatiestelling voor hulpverlening voor jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking is in 2008 overgegaan van het CIZ naar Bureau Jeugdzorg. Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), Vereniging Orthopedagogische Behandelcentra (VOBC) Aantal instellingen voor gehandicaptenzorg: 87 met 666 woningen, 202 producten voor ambulante ondersteuning en 372 dagactiviteitencentra / werkprojecten.40 Veel instellingen zijn gespecialiseerd naar handicap (verstandelijk handicap, visuele handicap, auditieve handicap, lichamelijk handicap) en leeftijd. Zo richten orthopedagogische behandelcentra zich op kinderen en jongeren met een licht verstandelijke handicap en opvoedings- en/of ontwikkelingsproblemen. - Bekostiging: Zorgkantoren uit AWBZ - Professionals41|42: (ambulant) begeleider, verzorgende en verplegende (verstandelijke gehandicaptenzorg), gedragskundige, arts (voor verstandelijk gehandicapten). Beroepsvereniging: Phorza is de beroepsorganisatie van professionals in sociale en (ortho)pedagogische functies; 40 http://www.vgn.org/vgn/artikelen/raadplegen.asp?display=2&atoom=6719&atoomsrt=2&actie=2 De sector kent een competentiebox met acht competentieprofielen. De profielen kennen een onderlinge samenhang. Aan de basis liggen de twee beroepscompetentieprofielen voor beroepskrachten op mbo- en hboniveau. Vanuit deze profielen zijn verdiepende competentieprofielen ontwikkeld voor beroepskrachten die met een specifieke doelgroep werken. Er zijn in totaal zes verdiepende profielen ontwikkeld. Er zijn profielen voor beroepskrachten die ondersteuning bieden aan cliënten met ernstig meervoudige beperkingen, cliënten met niet aangeboren hersenletsel, cliënten met een zintuiglijke handicap, kinderen van 0 tot 6 jaar met een ontwikkelingsachterstand, cliënten met een licht verstandelijke beperking met gedragsproblematiek en cliënten met autisme spectrum stoornissen. 42 Regiomare 2008, Prismant, 2008: In de gehandicaptenzorg is het aandeel verplegenden, verzorgenden en sociaal agogen t.o.v. het totaal personeel rond de 75%. Dit zijn vooral mensen met sociaal pedagogisch werk (niveau 3 en 4), verpleegkundigen (niveau 4) en mensen met een opleiding tot sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5). 41 35 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren - - V&VN (verplegenden en verzorgenden) afdeling verstandelijk gehandicaptenzorg; De Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG). Jeugdzorg Bureaus jeugdzorg Het bieden van informatie, advies, hulp, behandeling en begeleiding van kinderen, jongeren en hun ouders bij problemen met opgroeien en opvoeden. Het uitvoeren van jeugdbeschermingsmaatregelen bij Onder Toezicht Stelling (OTS): begeleiding en toezicht (voogdij, gezinsvoogdij). Het uitvoeren van de taken van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het uitvoeren van de taken van jeugdreclassering: het begeleiden van jeugdigen tussen 12 en 18 jaar, die met de politie in aanraking zijn gekomen en een proces verbaal hebben gekregen. Ook: Verwijzer / indicatiesteller (zie tabel B) Regieorganisatie (zie tabel C) - Toegankelijkheid De Bureau Jeugdzorg is direct toegankelijk; er is geen verwijzing nodig. Bekostiging Provincies op basis van Wet op de Jeugdzorg. - - MO-groep43 Jeugdzorg Eén bureau per provincie (12) / grootstedelijke regio (3: Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden); Vaak vestigingen in verschillende gemeenten Elk bureau heeft als onderdeel: Advies- en Meldpunt kindermishandeling (AMK) Professionals44: Jeugdzorgwerker (jeugdhulpverlener, jeugdbeschermer, jeugdreclasseringswerker), (gezins)voogd, vertrouwensarts, maatschappelijk werker, gedragswetenschapper Beroepsorganisatie: Phorza is de beroepsorganisatie van professionals in sociale en (ortho)pedagogische functies. De Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) De Vereniging Vertrouwensartsen 43 De brancheorganisatie MOgroep zal per 1 januari 2011 worden opgeheven. De huidige brancheafdelingen zullen dan verdergaan als zelfstandige brancheverenigingen . 44 Bureau Jeugdzorg Utrecht zoekt regelmatig deze vijf professionals en vraagt HBO Maatschappelijke dienstverlening voor jeugdhulpverlener en jeugdbeschermer; een HBO sociale sector voor jeugdreclasseringswerker; HBO maatschappelijk werk voor maatschappelijk werker; een academische opleiding in een van de gedragswetenschappen voor de gedragswetenschapper. Het Nji heeft in het kader van de professionalisering van de Jeugdzorg in november 2009 twee nieuwe beroepsprofielen geïntroduceerd: de jeugdzorgwerker en de gedragswetenschapper in de jeugdzorg. 36 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren - Instellingen voor jeugd- en opvoedhulp46 Het bieden van hulpverlening voor de aanpak van ernstige, complexe problemen bij opgroeien en opvoeden. De vormen van deze hulp zijn: ambulante behandeling dagbehandeling pleegzorg residentiële opname - MOgroep Jeugdzorg 58 organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp47 - Professionals48: jeugdzorgwerker, gedragswetenschapper, maatschappelijk werker Beroepsorganisaties: Phorza (beroepsorganisatie van professionals in sociale en (ortho)pedagogische functies); de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW). Toegankelijkheid Verwijzing door Bureaus Jeugdzorg Bekostiging Provincie/grootstedelijke regio waarin instelling gevestigd is Instellingen voor gesloten jeugdzorg / jeugdzorgplus instellingen49 - Het zorgen voor en behandelen van jongeren met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen. Onder gesloten jeugdzorg vallen gedwongen opname, gesloten verblijf en gedwongen behandeling. De jeugdzorgplus instellingen zien – als dat mogelijk is – scholing en werktoeleiding als onderdeel van het zorgtraject waarvan gesloten jeugdzorg maar één fase is. Kindermishandeling (VVAK) De Nederlandse vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO)45 Het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) - - - - MOgroep Jeugdzorg 14 instellingen voor jeugdzorgplus (eind 2009) (www.jeugdzorgplus.nl) Vijf zorggebieden (met combinaties van drie provincies en/of grootstedelijke regio‟s). Professionals50: groepsleider, gedragswetenschapper, psychiater en arts. Beroepsorganisatie: Phorza, NVvP, 45 Het NVO kent diverse netwerkgroepen: per sector (b.v. gesloten Jeugdzorg), aandoening (b.v. verstandelijke beperking) of ontwikkeling (b.v. passend onderwijs). 46 In Wet op de jeugdzorg wordt Jeugd en Opvoedhulp aangeduid met de term: zorgaanbieders. 47 Alle instellingen staan met naam en vestigingsplaats genoemd in de brochure „Jeugd & Opvoedhulp; als opgroeien niet vanzelf gaat‟ van de MOgroep Jeugdzorg. 48 Bij het vervullen van vacatures is in de raming van de vraag anno 2008 vooral vraag naar Maatschappelijke dienstverlener (MD) niveau 5, Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) niveau 5, Sociaal Pedagogisch Werk (SPW) niveau 4 (Prismant, Regiomarge 2008). 49 Met ingang van 1 januari 2010 mogen jongeren met een machtiging voor gesloten jeugdzorg niet meer in een justitiële jeugdinrichting (JJI) verblijven. 50 Zie publicatie “Aanbieders van gesloten jeugdzorg; verslag van de kenniskring, NJi, Utrecht, 2007” waarin aandacht wordt besteed aan de competenties van personeel in de gesloten jeugdzorg en de opleidingen in het MBO en HBO. 37 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren Toegankelijkheid Op indicatie van Bureau Jeugdzorg en een machtiging door de kinderrechter voor gesloten jeugdzorg. Bekostiging Budget van ministerie Jeugd & Gezin, in ieder geval tot 1 januari 2013. Justitiële jeugdinrichtingen (JJI) Het bieden van verblijf, zorg en begeleiding van jongeren met een strafrechtelijke veroordeling in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, met een uitloop naar maximaal 23 jaar. Over zorg en begeleiding: http://www.dji.nl/Onderwerpe n/Jongeren-in-detentie/Zorgen-begeleiding/ - Toegankelijkheid Jongeren komen vanaf 2010 alleen in een JJI als ze iets gedaan hebben waarvoor ze straf verdienen (strafrechtelijk). - - - - - - Bekostiging Justitie - - Dienst Justitiële Inrichtingen, Ministerie van Justitie MOgroep Jeugdzorg51 Aantal JJI: 12 Specifieke afdelingen voor jongeren met bijzondere behoeften, waaronder: Forensische Observatie- en Begeleidingsafdeling (FOBA) voor jongeren Licht verstandelijk gehandicapten afdeling (LVG) Very Intensive Care (VICafdeling) voor jongeren met een psychiatrische stoornis of persoonlijkheidsstoornis Professionals: Groepsleider, pedagogisch medewerker. Het bredere team: http://www.ennujij.nl/te am/ Beroepsvereniging: Phorza, beroepsorganisatie voor sociale, (ortho)pedagogische, en hulpverlenende functies Openbare gezondheidszorg Organisaties voor openbare jeugdgezondheidszor g (JGZ), zoals de Gemeentelijke Het bieden van jeugdgezondheidszorg aan kinderen van 0 - 19 jaar. JGZ53 is preventieve gezondheidszorg waarbij de gezondheid, groei, en ontwikkeling - - GGD-Nederland = vereniging van alle GGD‟en in Nederland ActiZ: organisatie voor zorgondernemers 51 Blijven er JJI‟s na 1 januari 2010 onder MOgroep Jeugdzorg vallen? Nu JJI instellingen Jeugdzorgplusinstellingen zijn geworden, zou dit wel eens kunnen veranderen. 38 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren Gezondheidsdienst (GGD)52 of andere door gemeenten gecontracteerde – zorgorganisaties zoals thuiszorgorganisaties . van het kind gevolgd wordt, waaronder: consultatiezorg – op de consultatiebureaus - voor baby‟s en peuters waaronder de hielprik voor screening op erfelijke ziekten; het volgen van leerlingen – door een schoolarts - op de basisschool en het voortgezet onderwijs (minimaal 3 momenten); opvoedondersteuning voor ouders, opvoeders en scholen. De GGD speelt ook een rol in het signaleren en opsporen van „zorgmijders‟ als onderdeel van het gemeentelijk beleid van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ). - (Veelal wordt het consultatiebureau voor 0- tot 4-jarigen verzorgd door een thuiszorginstelling en de JGZ van 4- tot 19jarigen door de GGD) - - - Aantal aanbieders: 28 GGD‟en Samenwerkingsverbanden met brandweer en politie onder de naam „hulpverleningsdienst‟. Professionals: jeugdartsen (schoolartsen), jeugdverpleegkundigen Beroepsorganisaties: De AJN (Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland) en de V&VN, fractie JGZ voor jeugdverpleegkundigen. 54 Toegankelijkheid: Alle inwoners van een gemeente Bekostiging: Gemeente Ouderenzorg55 ► VVT: Verpleging, Verzorging, Thuiszorg Thuiszorgorganisaties / -instellingen Alternatieve benaming: Aanbieder van - Het bieden van verpleging56, persoonlijke verzorging en/of huishoudelijke verzorging bij mensen thuis bij een zorgvraag wegens ziekte, handicap of ouderdom. - ActiZ: organisatie voor zorgondernemers Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN) Aantal thuiszorgorganisaties: 53 Het basispakket Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar (BTP) bevat een uniform deel en een maatwerkdeel. Het uniforme deel met ruim vijftig activiteiten wordt aan alle kinderen aangeboden. Gemeenten hebben keuze in de mate en de wijze waarop het maatwerkdeel wordt aangeboden, afgestemd op de individuele behoefte van het kind of de specifieke lokale situatie. Het basispakket wordt aangeboden op grond van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) en het Besluit Jeugdgezondheidszorg. (www.rivm.nl/jeugdgezondheid/) 52 De Gemeentelijke GezondheidsDienst (GGD) wordt soms ook GG&GD genoemd. De G staat afwisselend voor gemeentelijke, gewestelijke of gemeenschappelijk. 54 Deze fractie is ontstaan uit een samenwerkingsverband van jeugdverpleegkundigen binnen de V&VN afdelingen Eerstelijnsverpleegkundigen en Verpleegkundigen Openbare Gezondheidszorg (VOGZ). 55 Klassiek wordt onderscheid gemaakt tussen thuiszorg en verpleging- en verzorgingshuizen. Steeds vaker wordt gesproken over VVT-instellingen: verpleging, verzorging en thuiszorg. Sinds 2008 is er een gezamenlijke CAO voor de VVT. 56 Verzorging richt zich op ADL terwijl verpleging rechtstreeks verband houdt met ziekte en beperkingen. 39 Organisaties zorg zonder verblijf Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren Toegankelijkheid: Indicatie CIZ (verpleging en persoonlijke verzorging) en gemeenten (huishoudelijke verzorging) - Bekostiging: Verpleging en persoonlijke verzorging door het zorgkantoor op basis van de AWBZ Huishoudelijke verzorging door de gemeente op basis van de WMO. Verpleeg- en verzorgingshuizen58 Alternatieve benamingen: instellingen voor verpleging en verzorging aanbieders van zorg, met of zonder verblijf - - Verzorgingshuis / zorgcentrum: het bieden van verblijf (permanent of tijdelijke), verzorging, verpleging en begeleiding van mensen die in principe zelfstandig kunnen wonen maar wel 24 uur per dag een beroep op de zorg kunnen doen. Verzorgingshuiszorg kan ook thuis worden geboden. Verpleeghuis: het bieden van verblijf, verpleging en verzorging van mensen die niet meer in staat zijn zelfstandig het eigen leven te leiden. Verpleeghuiszorg kan ook thuis worden geboden. Toegankelijkheid: Indicatie CIZ Bekostiging: Verpleging en verzorging door het zorgkantoor op basis van de AWBZ - - circa 150 (www.Actiz.nl) Zelfstandigen die thuiszorg leveren: circa 10.000 ZZPers, voor 7.500 fte 57 Professionals: wijkverpleegkundigen, wijkziekenverzorgenden en gezinsverzorgers, Gespecialiseerde gezinsverzorgenden bij de begeleiding en opvoeding van gehandicapte kinderen Beroepsorganisaties: Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN), afdeling eerstelijnsverpleegkundige n sectie wijkverpleging ActiZ: organisatie voor zorgondernemers Aantal verzorgingshuizen: ruim 135059 Aantal verpleeghuizen: bijna 35060 Er is een groot aantal woonzorgconcepten waaronder de kangeroewoningen en de woonzorgcomplexen; zie http://www.kcwz.nl/tren ds/feiten_cijfers (Kenniscentrum WonenZorg). Er zijn enkele initiatieven voor jongeren met een verpleeghuisindicatie. Afdelingen in verzorgingshuizen: Meerzorg afdeling voor mensen die extra zorg nodig hebben - - - Professionals: Verzorgenden en Verpleegkundigen Beroepsorganisaties: Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) 57 Antwoord Kamervragen 12 maart 2010, ministerie VWS Het verschil tussen verpleeg- en verzorgingshuizen zal op termijn verdwijnen. Wozoco wordt het alternatief voor het verzorgingshuis. 59 Bron: Nationale Atlas Volksgezondheid, RIVM 60 Bron: Nationale Atlas Volksgezondheid, RIVM 58 40 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren Bedrijfsgezondheidszorg Arbodiensten61 - Het aanbieden van bedrijfsgezondheidszorg, waaronder verzuimbegeleiding en advisering over veilig en gezond werken Toegankelijkheid: Iedere werknemer heeft recht op toegang tot een arbodeskundige, op een manier die is afgesproken in de bedrijfsspecifieke risicoinventarisatie en –evaluatie. Bekostiging: Door de werkgever. - - - - Boaborea; brancheorganisatie voor arbodiensten, interventiebedrijven, outplacement en loopbaanadviesbureau's, re-integratiebedrijven en Jobcoachorganisaties Aantal arbodiensten: circa 100 arbodiensten en arboadviesbureaus (Statline) Professionals: bedrijfsartsen, arboverpleegkundigen, arbeidshygiënisten, veiligheidskundige, arbeids- en organisatiedeskundigen Beroepsverenigingen: NVAB (bedrijfsartsen), BAV (arboverpleegkundige), NVAA (arbeidshygiënisten), NVVK (veiligheidskundige), BA&O (arbeids- en organisatiedeskundigen) Tot slot Zorgboerderijen - - Het bieden van dagbesteding, sociale activering, arbeidstraining of (begeleid) werk in een agrarisch bedrijf voor mensen met een zorg- of hulpvraag. Het bieden van woon- en logeerfaciliteiten. Toegankelijkheid: Indicatie door CIZ als het gaat om AWBZ-zorg; bij zorg in natura moet de zorgboerderij als AWBZ-instelling erkend zijn. Bij AWBZ-PGB kan bij alle zorgboerderijen zorg worden ingekocht. - - Verenigde Zorgboeren (www.landbouwzorg.nl) Zelfstandige boerderijen, instellingsboerderijen (boerderij is eigendom van een zorginstelling) en tussenvarianten. Eind 2009 zijn er ruim 700 zorgboerderijen62. Professionals: begeleider, gedragskundige, verpleegkundige, verzorgende. De zorg wordt geleverd door de 61 De afgelopen jaren is de scheiding tussen arbodienstverlening, re-integratiedienstverlening en interventiedienstverlening (zoals conflictbemiddeling en bedrijfsfysiotherapie) langzaamaan verdwenen. 62 Bron: www.zorgboeren.nl 41 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging Actoren Bekostiging: Door zorgkantoor op basis van AWBZ - Hulpmiddelenleveran ciers - Het aanbieden van hulpmiddelen. - Toegankelijkheid Indicatie gemeente of indicatieorgaan dat gemeente hiervoor heeft ingeschakeld (op basis van WMO) of via verzekeraar (op basis van ZVW). Leveranciers zijn ook direct toegankelijk. zorgboer- en boerin, door de zorginstelling waar een zorgvrager woont of door een vast team van begeleiders (bij een instellingsboerderij). Beroepsorganisaties: Phorza, NVMW, V&VN Diverse brancheorganisaties voor hulpmiddelen63 waaronder: Firevaned, FHI voor medische technologie, Vereniging van Orthopedisch Schoentechnici en de Nederlandse Vereniging Van Orthopaedisten en Bandagisten. Bekostiging Via WMO, ZVW of zelf betalen. Informele zorgleveranciers: ouders, vrienden, kennissen (die onbetaald zorg leveren of op basis van een PGB) - Het bieden van persoonlijke en/of huishoudelijke zorg, onbetaald of vergoed vanuit een persoonsgebonden budget Informele zorgleveranciers PGB-houders - (Zie bv. Nationaal Kompas Volksgezondheid, pagina Informele Zorg, Vraag & Gebruik) - Naar-Keuze is de vereniging voor ouders en familieleden die het persoonsgebonden budget (PGB) besteden aan zorg en begeleiding voor mensen met een verstandelijke handicap, lichamelijke handicap en/of autistische stoornis. Per Saldo is de belangenvereniging van mensen met een persoonsgebonden budget. 63 Gezien het diversiteit aan hulpmiddelen (van rolstoel tot spraakherkenning) worden deze geleverd door diverse leveranciers die weer zijn aangesloten bij diverse brancheorganisaties. 42 Tabel A2: Samenwerkingsverbanden / verschijningsvormen zorgaanbieders Tabel A1 beschrijft de enkelvoudige zorgaanbieders, zoals de instellingen voor algemeen maatschappelijk werk en de instellingen voor jeugd- en opvoedhulp. De praktijk laat een grote verscheidenheid aan samenwerkingsverbanden en verschijningsvormen zien. Samenwerking kent diverse vormen, waarbij voor de (gezondheids)zorg de belangrijksten zijn (Caris 2007): het informeel overleg; het samenwerkingsverband64; de ketenvorming65; de fusie van instellingen. Voor de jeugdzorg onderscheidt Ojen (2009) de volgende samenwerkingsverbanden: informatie- en dossieroverdracht; afstemming van (volgtijdelijk) aanbod en behandelplan; intersectorale66 situatiebeoordeling en/of indicering; integraal behandelplan; gelijktijdige integrale behandeling onder verantwoordelijkheid van één instelling; Daarnaast signaleert hij instellingen die de expertise van andere sectoren binnen de muren van de eigen instelling hebben gehaald. Samenwerking van zorgaanbieders (organisaties en professionals) kent diverse motieven, waaronder (Caris 2007): de ambitie van de samenwerkende organisaties de zorgvrager kwaliteit te bieden; de ambitie van de samenwerkende organisaties een maatschappelijk doel te realiseren; een wederzijds belang van de zorgaanbieders bijvoorbeeld in profilering naar de markt; efficiëntievoordelen voor de zorgaanbieders; schaalvergroting voor meer stabiliteit bij fluctuaties in vraag of ingrepen in de markt; vergroting van de machtspositie, bijvoorbeeld in de onderhandelingen met zorgverzekeraars; het voldoen aan wet- en regelgeving als deze samenwerking oplegt zoals bij de Centra voor Jeugd en Gezin; Onderstaande tabel beschrijft een aantal veelvoorkomende samenwerkingsverbanden binnen de zorg in het organisatienetwerk van jongeren met een functiebeperking. Vaak zitten zorginstellingen in meerdere samenwerkingsverbanden (Caris, 2007). 64 Samenwerking tussen organisaties met elkaar aanvullende diensten heet verticale samenwerking. Samenwerking tussen organisaties met vergelijkbare diensten heeft horizontale samenwerking. 65 Bij ketenvorming gaat het om dienstverlening aan dezelfde doelgroep. Bij verticale ketens gaat het om opvolgende dienstverlening (overdracht) en bij horizontale ketens over dienstverlening die gelijktijdig door verschillende zorgaanbieders wordt geleverd. 66 Met intersectoraal doelt Ojen op de samenwerking tussen jeugd-GGZ, jeugd-LVG, gesloten jeugdzorg, justitiële jeugdzorg en speciaal onderwijs. 43 Samenwerkingsverban den / verschijningsvormen Gezondheidscentra / wijkzorgcentra Taken Actoren Het aanbieden van eerstelijnszorg Teams voor Integrale Vroeghulp (IV-teams) of Vroegtijdige Onderkenning IVteams (VTO-teams) Zorgketens, ondermeer voor COPD of NAH Integrale vroeghulp richt zich in principe op 0 tot 4/5-jarigen met meestal gecompliceerdere problematiek, die al in de hulpverlening bekend zijn. Het IV-team helpt met het afstemmen en organiseren van hulp en regelt zo nodig aanvullend onderzoek. Het woord 'integraal' wil zeggen dat alle disciplines gecoördineerd met elkaar samenwerken bij de diagnose, begeleiding, observatie en advisering. Deze organisatie wil dat jonge kinderen en hun ouders in een zo vroeg mogelijk stadium hulp krijgen. VTO richt(te) zich op kinderen van 0 tot 7 jaar en hun ouders met vragen, zorgen of twijfels over de ontwikkeling van hun kind. Het VTO-team adviseert over te nemen stappen, helpt bij verwijzing maar behandelt niet zelf. Het opeenvolgend aanbieden van verschillende soorten zorg Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn (LVG) Regionale ondersteuningsstructuren (ROS) 67 Samenwerkingsverband van eerstelijnszorgaanbieders waarbij het zorgaanbod afhankelijk is van het zorggebied. Het kan gaan om de huisarts, fysiotherapeut, thuiszorg, psychosociale zorg, verloskundigen en apotheker. Landelijk platform integrale vroeghulp De Landelijke stichting IV+VO Regionale teams voor integrale vroeghulp (n=38) = samenwerking van hulpverleners van verschillende instellingen in het team Integrale vroeghulp. In team Utrecht zijn bijvoorbeeld actief MEE Utrecht Gooi & Vecht, Amerpoort, Revalidatiecentrum de Hoogstraat, Meander Medisch Centrum, Reinaerde. MEE coördineert de Integrale vroeghulp. Organisaties die de (regionale) ketenzorg stimuleren en 67 De Regionale ondersteuningsstructuren (ROS) stimuleren en ondersteunen de eerstelijnszorgaanbieders bij de integratie en samenwerking binnen de eerstelijnszorg. De brancheorganisatie is de Landelijke Vereniging Georganiseerde eerstelijn. Er zijn 20 ROS werkgebieden. 44 Samenwerkingsverban den / verschijningsvormen Zorggroep 68 Taken aan patiënten, waarbij de zorgaanbieders gezamenlijk zorgen voor een vloeiend verloop. Het inhoudelijk en organisatorisch afstemmen van zorg voor specifieke aandoeningen en doelgroepen tussen verschillende beroepsbeoefenaren en instellingen. Overkoepelende organisatie (integratie, fusie of samenwerking) van verschillende zorgaanbieders uit eerste en/of tweede lijn. Zij spelen een belangrijke rol bij het in praktijk brengen van de geïntegreerde aanpak in de zorg. Actoren ondersteunen zoals www.skiketenzorgeninnovatie.nl/ een initiatief in de Gooien Vechtstreek Regionale en aandoening gebonden transmurale afspraken. Inmiddels bestaan er meer dan 100 zorggroepen. Ter illustratie: de zorggroep Almere omvat de gehele eerstelijns gezondheidszorg alsook de gehele intra- en semimurale zorg aan chronisch zieken en ouderen. Een evaluatie van het RIVM68 van zorggroepen rond diabetes laat zien dat zorggroepen veel soorten en maten kent. Workshop “Het ABC van Zorggroepen”, congres “Een zorg ontketend”, 2009. 45 Tabel A3: Gidsorganisaties Organisaties die jongeren met een arbeidsbeperking en/of hun ouders en verzorgers de weg kunnen wijzen in de zorg heten hier gidsorganisaties. Organisaties Huisarts MEE-organisaties69 Taken, toegankelijkheid en bekostiging “Huisartsen zijn een persoonlijke gids voor wie door ziekte een langlopend proces van zorg doorloopt bij tal van instellingen en specialisten.” (website LHV) Ook: Zorgaanbieder (zie tabel A1) Verwijzer (zie tabel B) Het geven van informatie, advies en ondersteuning aan mensen met een handicap, functiebeperking of chronische ziekte, op alle terreinen van het dagelijkse leven waaronder zorg, wonen, onderwijs en participatie. De dienstverlening is onafhankelijk en heeft een kortcyclisch karakter. Voor langdurige ondersteuning wordt doorverwezen naar een zorgaanbieder. Actoren Zie tabel A1 Niveaus: o Vereniging MEE Nederland, o 22 MEE-organisaties met in totaal 70 locaties o Professionals: consulenten (voornamelijk met HBOopleiding sociaal pedagogische hulpverlening, maatschappelijk werk, sociaal juridische dienstverlening) 70 Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG); De individuele gemeenten, want zij zijn verantwoordelijk voor de realisatie van en regie op de CJG. Toegankelijkheid: Vrij toegankelijk voor alle mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap, functiebeperking of chronische ziekte. Centra voor jeugd en gezin (CJG) In 2011 moet iedere gemeente een CJG hebben Bekostiging: De MEE-organisaties worden betaald door een subsidie uit de AWBZ. Het geven van informatie en advies. Het coördineren van hulp. Het – waar nodig – doorverwijzen. Ook: Regieorganisatie (zie tabel 69 De MEE-organisaties zijn voortgekomen uit de voormalige Sociaal Pedagogische Diensten (SPD). Deze reorganisatie is in 2006 afgerond. 70 Er bestaan duale opleidingen tot consulent MEE samen met Hogeschool INHolland Den Haag (Opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening). 46 Organisaties Taken, toegankelijkheid en bekostiging C) Toegankelijkheid: De Centra voor Jeugd en Gezin zijn het eerste aanspreekpunt voor ouders en zijn voor hen vrij toegankelijk. Dat geldt ook voor jongeren tot 23 jaar. Financiering: Gemeenten 71 Actoren De centra voor Jeugd en gezin: ruim 150 centra (stand maart 2010) Professionals71: jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, doktersassistenten / consultatiebureau assistenten, gedragswetenschappers (psychologen en (ortho)pedagogen) en (school) maatschappelijk werkers. Welke professionals in dienst zijn bij het CJG en welke professionals in dienst zijn van partnerorganisaties van het CJG – zoals thuiszorgorganisaties, GGD of instelling voor maatschappelijk werk - hangt af van de lokale organisatie van het CJG. Het karakter van het CJG vraagt – naast vakinhoudelijke competenties - vijf specifieke competenties: vraaggericht werken, klantversterkend werken, omgevingsgericht werken, samenwerkingsgericht werken en werken in een netwerkorganisatie. Publicatie “Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin”, Den Haag, 2010. 47 Tabel A4: Andere dienstverleners dan zorgaanbieders Organisaties Patiënten- en consumentenorganisaties Taken Het geven van informatie en advies, het organiseren van lotgenotencontact en het behartigen van de individuele en collectieve belangen van de doelgroep. De organisaties richten zich op de zorggebruikers, gehandicapten, consumenten, direct betrokkenen (zoals ouders). Zij richten zich op diverse levensterreinen waaronder zorg, huisvesting, werk, vervoer, welzijn en financiën. Kennis- en expertisecentra Het geven van informatie aan patiënten / zorggebruikers en hun familie Actoren Nederland heeft ruim 200 patiënten- en consumentenorganisaties. De meeste organisaties richten zich op een specifieke ziekte of aandoening (categoriale organisaties). Verder zijn er gehandicaptenorganisaties, organisaties voor GGZcliënten, familieorganisaties en regionale Zorgbelangorganisaties. Een aantal organisaties richten zich op een specifiek thema (bijvoorbeeld het persoonsgebonden budget). Landelijke koepels zijn Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF), Chronisch zieken en Gehandicaptenraad Nederland (CG-Raad) en Zorgbelang Nederland Regionaal zijn patiënten- en gehandicaptenorganisaties veelal aangesloten bij Zorgbelangorganisaties of soortgelijke provinciale of regionale samenwerkingsverbanden. Lokaal zijn platforms van gehandicapten en chronisch zieken actief. De individuele P/Gorganisaties. Voorbeelden: Kenniscentrum bipolaire stoornissen Expertisecentrum mantelzorg Expertisecentrum blinde en slechtziende mensen (Visio) En websites als: www.kiesbeter.nl www.kcco.nl 48 Tabel B: Organisaties die de toegang tot zorg bepalen De introductie op de manier waarop organisaties de toegang tot zorg bepalen is beschreven in paragraaf 2.1. Hier wordt voor de organisaties die de toegang tot zorg bepalen beschreven of het gaat om: een verwijzer; een indicatiesteller; een zorginkoper; een beoordelaar PGB; een verrekenaar eigen bijdrage / risico. Organisaties Zorgaanbieders uit de eerste lijn waaronder de huisarts72, de eerstelijnspsycholo og en het algemeen maatschappelijk werk Taken Verwijzer Het doorverwijzen naar specialistische zorg. Ook: Zorgaanbieder (zie tabel A1) Gidsorganisatie (huisarts) (zie tabel A3) Actoren Zie tabel A1 Zorgverzekeraars Indicatiesteller (op basis van polis) en zorginkoper (ZVW) De dekking van de verzekering en de afspraken tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieders bepalen de toegang tot (gefinancierde) zorg: Bij naturapolissen moet de verzekerde in principe de zorg afnemen van een zorgverlener die door zijn verzekeraar is gecontracteerd. Bij een restitutiepolis (zorgverzekering zonder gecontracteerde zorgverleners) kan de verzekerde voor zijn zorg in principe naar alle zorgverleners gaan. Indicatiesteller (AWBZ) Als gemeente daar opdracht toe geeft: indicatiestelling WMO) Het beoordelen van de indicatie voor „AWBZ-zorg‟ voor de functies: Niveaus: Zorgverzekeraars Nederland (ZN) De zorgverzekeraars: tientallen volgens www.kiesbeter.nl (Mobiele) winkels, kantoren, loketten van individuele zorgverzekeraars. CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) Niveaus: het hoofdkantoor van het CIZ, zes districten en tientallen lokale vestigingen, Landelijk werken er ongeveer 72 43% van de verwijzingen naar de jeugd-GGZ worden gedaan door de huisarts tegenover 20% door de Bureaus Jeugdzorg (Bron: Onrust SA (Trimbos-instituut), Meijer S (RIVM). Door wie worden kinderen en jongeren naar de ggz doorverwezen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, <http://www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidszorg\ Geestelijke gezondheidszorg\ Ggz voor kinderen en jongeren, 16 juni 2010.) 49 Organisaties Zorgkantoor Gemeenten 73 Taken Persoonlijke Verzorging, Verpleging, Begeleiding, Behandeling en Verblijf. Het op verzoek van gemeenten verzorgen van indicaties voor de WMO. Actoren 3000 medewerkers bij het CIZ. Zorginkoper (AWBZ) en beoordelaar PGB (AWBZ) Het uitvoeren van de AWBZ en de PGB-regeling. Zorgverzekeraars zijn het uitvoeringsorgaan van de AWBZ. De verzekeraars mandateren daartoe regionaal een zorgkantoor. Met een indicatiebesluit van het CIZ of Bureau Jeugdzorg: wijst het zorgkantoor de zorg toe; hierbij kan gebruik gemaakt worden van de zorgaanbieder(s) waarmee het zorgkantoor een contract heeft; als een cliënt zelf zorg inkoopt met een Persoonsgebonden Budget (PGB) moet over de PGBuitgaven verantwoording worden afgelegd aan het zorgkantoor; Verder geeft het zorgkantoor informatie over AWBZ-zorg. Ook: Regieorganisatie (zie tabel C) Beleidsmaker (zie tabel D) Indicatiesteller (WMO) en zorginkoper (WMO en JGZ) De gemeente verzorgt de indicatie voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) voor mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem73. Veel gemeenten besteden de indicatiestelling uit aan het CIZ. Het selecteren - veelal na een aanbesteding – van organisaties voor het Niveaus: Zorgverzekeraars Nederland 29 zelfstandig werkende zorgkantoren (nauw gelieerd aan de zorgverzekeraars in de regio) - Professionals: indicatiestellers ((para-) medische achtergrond n geschoold in stellen indicaties) en medisch adviseurs (medische/specialistische achtergrond). Zie tabel D De WMO biedt ook voorzieningen voor mantelzorgers en vrijwilligers. 50 Organisaties Taken leveren van WMOactiviteiten74. Het contracteren van aanbieders van openbare jeugdgezondheidszorg (de GGD of een andere zorgaanbieder). Ook: Regieorganisatie (zie tabel C) Beleidsmaker (zie tabel D) Actoren Bureaus Jeugdzorg75 Verwijzer / indicatiesteller (geïndiceerde jeugdzorg) Bureau Jeugdzorg (BJZ) heeft een rol als indicatiesteller op het gebied van: - geïndiceerde jeugdzorg, zoals gesloten jeugdzorg; - AWBZ-zorg voor kinderen (jongeren dan 18 jaar en alleen bij psychiatrische problematiek); - hulpverlening aan jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Zie tabel A1 Provincie Centraal Administratie Kantoor (CAK)76 74 Daarnaast heeft BJZ een rol als verwijzer naar het Advies- en Meldpunten kindermishandeling (AMK), de jeugdbescherming (civiel rechterlijke justitiële jeugdzorg) en jeugd-GGZ. Ook: Regieorganisatie (zie tabel C) Zorginkoper (bepaalde geïndiceerde jeugdzorg) Het contracteren van zorgaanbieders op basis van de Wet op de Jeugdzorg. Ook: Regieorganisatie (tabel C) Beleidsmaker (tabel D) Verrekenaar eigen bijdragen/ risico (AWBZ, WMO, ZVW) Het berekenen en Zie tabel D 1 vestiging met 800 medewerkers Deze WMO-activiteiten zijn ondermeer: voorzieningen voor gehandicapten zodat zij zelfstandig kunnen blijven wonen; huishoudelijke hulp; ondersteuning voor ouders bij de opvoeding van hun kinderen en het wegwerken van onderwijsachterstanden; vervoersvoorzieningen voor hen die zich niet lokaal kunnen verplaatsen; rolstoelvoorziening bij verplaatsingsproblemen in of rondom de woning; woonvoorzieningen bij problemen bij het gebruik van de woning; openbare geestelijke gezondheidszorg (ggz) zoals zwerfjongeren en bemoeizorg voor zorgmijders. 75 In Bureaus Jeugdzorg zijn bij de komst van de nieuwe Wet op de jeugdzorg opgenomen: de kortdurende ambulante jeugdzorg, advies- en meldpunten kindermishandeling (AMK), (gezins)voogdij en jeugdreclassering. 51 Organisaties Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrag e (LBIO) Taken incasseren van de eigen bijdragen voor Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de WMO. Het uitvoeren van compensaties van het eigen risico zorgverzekeringswet voor diverse rechthebbenden. Verrekenaar eigen bijdragen (bepaalde geïndiceerde jeugdzorg) Het vaststellen en innen van de ouderbijdragen Jeugdzorg; het gaat om bijdragen van ouders die kinderen (uithuis)geplaatst hebben in bijvoorbeeld een pleeggezin of internaat. Actoren Tabel C: Regieorganisaties 76 Het CAK heeft 6 wettelijke taken: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Het CAK draagt namens de zorgverzekeraars in Nederland zorg voor de centrale betaling aan AWBZinstellingen. Hier gaat circa € 21 miljard per jaar in om. Het CAK heeft een intermediaire taak bij de eigen bijdrage Zorg met Verblijf (intramurale zorg). Hiertoe wisselt het CAK gegevens uit met de zorgkantoren, de inhoudingsorganen en de Belastingdienst. Het CAK is verantwoordelijk voor het innen van de eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf (extramurale zorg). Deze eigen bijdrage wordt vastgesteld met behulp van gegevens van de zorgaanbieders, de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en de Belastingdienst. Het CAK is verantwoordelijk voor de vaststelling, oplegging en inning van de eigen bijdrage Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De eigen bijdrageregeling Wmo voert het CAK uit namens de gemeenten. Het CAK is verantwoordelijk voor de compensatie van het eigen risico zorgverzekeringswet. Deze compensatie wordt voor het eerst uitgekeerd aan rechthebbenden in het vierde kwartaal van 2008 Het uitvoeren van de maatregelen rond de eigen bijdrage regelingen in de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en het uitbetalen van de forfaitaire regeling in 2010. 52 Een aantal organisaties heeft als taak regie te voeren op de zorgverlening aan individuele cliënten. Anderen hebben een regietaak in het lokale / regionale voorzieningenniveau en/of de lokale/regionale afstemming van zorgorganisaties. Twee van deze organisaties – de gemeenten en de provincies – hebben ook een taak als zorginkoper; voor hen liggen de regie- en inkooptaken (deels) in elkaars verlengde. Organisaties Bureaus Jeugdzorg77 Regie op het zorgaanbod (geïndiceerde jeugdzorg) voor een individuele jongere Centra voor Jeugd en Gezin Regie op het lokale zorgaanbod jeugd Gemeenten Regie op lokale afstemming en samenwerking lokale zorgaanbieders Taken Het coördineren van de (jeugd)zorg aan een jeugdige en het gezin. Ook: Zorgaanbieder (tabel A1) Verwijzer / indicatiesteller (tabel B) Het bundelen en coördineren van alle lokale functies en taken gericht op gezondheid, opgroeien en opvoeden van jongeren tot 23 jaar en hun ouders. Ook: Gidsorganisaties (tabel A3) In het Basismodel CJG moet het volgende aanbod worden gebundeld: 1. Jeugdgezondheidszorg 2. Vijf WMO-functies: informatie en advies signalering toeleiding naar hulp licht pedagogische hulp coördinatie van zorg (onder andere maatschappelijk werk, gezinscoaching en opvoedondersteuning) 3. Schakel met bureau Jeugdzorg 4. Schakel met Zorg- en Adviesteams Het voeren van regie over de lokale afstemming tussen partijen die betrokken zijn bij het lokale gezondheids- en zorgbeleid. Het voeren van regie in de samenwerking tussen zorgaanbieders aan jongeren die door de verwijsindex worden Actoren Zie tabel A1 Zie tabel A3 Zie tabel D 77 In Bureaus Jeugdzorg zijn bij de komst van de nieuwe Wet op de jeugdzorg opgenomen: de kortdurende ambulante jeugdzorg, advies- en meldpunten kindermishandeling, (gezins)voogdij en jeugdreclassering. 53 Organisaties Provincies Regie op regionale aanbod jeugdzorg Zorgkantoor Regie op regionale aanbod AWBZ zorg Taken gefaciliteerd. Ook: Indicatiesteller en zorginkoper (tabel B) Beleidsmaker (tabel D) Het inrichten en functioneren van het provinciale aanbod van zorgaanbieders voor de jeugdzorg. Ook: Zorginkoper (tabel B) Beleidsmaker (tabel D) Het vormgeven van het regionale aanbod van zorgaanbieders voor AWBZ zorg door zorginkoop Actoren Zie tabel D Zie tabel B Ook: Zorginkoper (tabel B) Beleidsmaker (tabel D) 54 Tabel D: Organisaties voor beleid, toezicht, (beleids)advies Organisaties De Rijksoverheid Beleid (landelijk) Taken Het vaststellen van wet- en regelgeving m.b.t. zorg en het zorgstelsel. Het vaststellen van de hoofdlijnen van het landelijke beleid. Actoren Het ministerie van VWS (over zorg en welzijn) Programmaministerie voor Jeugd en Gezin (over jeugdzorg) Ministerie van Justitie (o.a. over kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen) Ministerie van SZW (o.a. over Wajong en bedrijfsgezondheidszorg) Provincies en grootstedelijke regio‟s Beleid (provinciaal en grootstedelijk) Gemeenten Beleid (lokaal) Zorgkantoor (zorgverzekeraars) Beleid (regionaal) De professionals binnen de rijksoverheid zoals beleidsmedewerkers. Het vaststellen van het provinciale gezondheids- en zorgbeleid. Het inrichten en functioneren van het Bureau Jeugdzorg en provinciale aanbod van jeugdzorg. Ook: Zorginkoper (tabel B) Regieorganisatie (tabel C) Het vaststellen van het gemeentelijke beleid voor WMO en jeugdgezondheidszorg. Het totstandbrengen van Centra voor Jeugd en Gezien (CJG) en het met de CJG verzorgen van een gebundeld aanbod van opvoed- en gezinsondersteuning. Ook: Indicatiesteller en zorginkoper (tabel B) Regieorganisatie (tabel C) Niveaus: Interprovinciaal Overleg (IPO) Twaalf provincies en drie grootstedelijke regio‟s (Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden) De professionals binnen de gemeenten zoals functionarissen WMO en functionarissen educatie. Zie tabel B Het opstellen van het regionaal zorgbeleid AWBZ (opstellen beleid, contracteren zorg, overleg stakeholders zoals zorgaanbieders en patiënten- en De professionals binnen de provincies zoals beleidsmedewerkers. Niveaus: de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). samenwerking van gemeenten in regioverband, de individuele gemeenten (bijna 500); gemeenteloketten. 55 Organisaties Cliëntenraden Beleid Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) Taken cliëntenorganisaties). Ook: Zorginkoper en beoordelaar PGB (tabel B) Het (gevraagd en ongevraagd) adviseren over het beleid (medezeggenschap) op basis van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ). Actoren Het – onafhankelijk van de minister – houden van toezicht op de naleving van de weten regelgeving op het gebied van de volksgezondheid. Cliëntenraden zijn georganiseerd op landelijk, provinciaal, regionaal, gemeentelijk en instellingsniveau. Landelijke koepels cliëntraden zijn Landelijk cliëntenforum Jeugdzorg (LCFJ), LOC (GGZ, maatschappelijke opvang, thuiszorg, verpleging & verzorging, verslavingszorg en welzijn), LSR (gehandicaptenzorg en curatieve zorg). Hoofdinspectie Regionale diensten (4) Het – onafhankelijk van de minister – houden van toezicht op de naleving de kwaliteit van de jeugdzorg. Coördinatie van het integraal toezicht Jeugdzaken (ITJ)78 Het houden van toezicht op het stelsel van marktwerking in de gezondheidszorg op basis van de Wet Marktwerking Gezondheidszorg (WMG). Het adviseren van het ministerie van VWS over de hoofdlijnen van het gezondheidszorgbeleid79 Circa 45 fte De RVZ bestaat uit (maximaal) negen onafhankelijke deskundigen, ondersteund door een secretariaat De raad werkt met Toezicht Inspectie Jeugdzorg Toezicht Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) Toezicht Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) Advies 78 Het programma Vernieuwing toezicht bevordert effectieve en efficiënte inspecties. Op een aantal terreinen werken inspecties samen om de toezichtslast binnen instellingen te verminderen. In Integraal Toezicht Jeugdzaken werken vijf inspecties samen: Inspectie jeugdzorg (IJZ), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), Inspectie van het Onderwijs (IvhO), Inspectie jeugdzorg (IJZ), Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en Inspectie Werk en Inkomen (IWI). Het programmabureau van ITJ is ondergebracht bij de inspectie jeugdzorg, meer informatie is te vinden op www.jeugdinspecties.nl 79 In september 2009 brachten de RVZ samen met de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) een advies uit aan het ministerie van Jeugd en Gezin: Investeren rondom kinderen. 56 Organisaties Taken Gezondheidsraad Het adviseren van regering en parlement over de stand van de wetenschap van vraagstukken op het gebied van volksgezondheid80 Advies College voor Zorgverzekeringen (CVZ) Zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) van het ministerie van VWS CIBG81 Uitvoeringsorganisatie VWS Het adviseren over de samenstelling van het basispakket en verduidelijken wat daartoe behoort. Het registreren, beheren, beoordelen, bewerken en genereren van (vertrouwelijke) zorggegevens voor o.a. registers van beroepsbeoefenaren en vergunningen voor zorginstellingen. Actoren commissies die adviezen moeten voorbereiden. De gezondheidsraad werkt met commissies die afhankelijk van de adviesaanvraag worden samengesteld uit leden van de raad (circa 200 leden), aangevuld met externe deskundigen. Het CVZ is gevestigd op 1 locatie, heeft 15 afdelingen en ongeveer 400 medewerkers. Het CVZ neemt een onafhankelijke positie in tussen het ministerie van VWS, zorgverzekeraars, zorgaanbieders en patiënten(verenigingen) Het CIBG bestaat uit 7 units, waaronder: RIBIZ voor registratie en informatie beroepsbeoefenaren in de zorg Toelating van zorginstellingen Fonds PGO: Fonds voor Patiënten, Gehandicapten- en Ouderenorganisaties 80 In september 2009 bracht de Gezondheidsraad het advies uit: Autismespectrumstoornissen: een leven lang anders. Den Haag: Gezondheidsraad, 2009; publicatienr. 2009/09. ISBN 978-90-5549-760-7 81 CIBG is begonnen als het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG); het CIBG heeft nu als uitvoeringsorganisatie meer taken. 57 Tabel E: Organisaties82 voor kennisontwikkeling en/of -transfer Organisaties Onderzoeks- en adviesbureaus83 Categorie: zakelijke dienstverleners Onderzoeks- en adviesbureaus Categorie: deels gefinancierd door basissubsidie rijksoverheid met daarnaast andere geldstromen Onderzoeksbureaus/kennisen innovatie centra84 Categorie: volledige financiering door de rijksoverheid Kenniscentra Categorie: Financiering door andere partijen dan de overheid (zoals fondsen, P/Gorganisaties, branche- of beroepsorganisaties) Taken Het – voor opdrachtgevers – ontwikkelen en verspreiden van kennis en geven van advies Actoren Voorbeelden: Prismant Vilans MOVISIE Het Trimbos-instituut Van Montfoort/Collegio Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO Captise met de zorgmedia-bibliotheek en het JGZportaal (www.jgz.captise.nl) Voorbeelden: Nederlands Jeugdinstituut (Kenniscentrum is rijksgefinancieerd en Centra voor Praktijkontwikkeling is zakelijke dienstverlener) NIVEL (Nederlands Instituut voor onderzoek van de Gezondheidszorg) TNO Voorbeelden: Kennis- en innovatiecentrum CrossOver Kenniscentrum van het NJi ZonMw85 RIVM/Centrum Jeugdgezondheid (o.a. webportaal centrum jeugdgezondheid) Voorbeelden: Landelijk kenniscentrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Kenniscentrum rehabilitatie GGZ 82 De tabel bevat organisaties die zich dominant richten op de zorg. Inmiddels bestaan initiatieven voor kennisontwikkeling en –transfer op de raakvlakken van levensdomeinen zoals het Aedes–Actiz kenniscentrum Wonen-Zorg. 83 De onderzoeks- en adviesbureaus zijn non-profit dienstverleners en commerciële dienstverleners. Een aantal organisaties heeft een publieke kennisorganisaties als voorloper (zoals NIZW Zorg die is opgegaan in Vilans) of heeft de Rijksoverheid als voornaamste opdrachtgever (zoals het Ministerie van VWS voor Zon-Mw). 84 De kenniscentra ZonMW, NJi en RIVM/Centrum Jeugdzorg hebben een samenwerkingsconvenant Kennisprogramma Jeugd 85 Hoofdopdrachtgevers VWS en NWO 58 Organisaties Taken Anders: Centraal administratiekantoor (CAK) Het CAK registreert centraal de landelijke gegevens. Het CAK kan hierdoor op elk niveau informatie aanleveren. Het CAK levert informatie en diensten aan bijvoorbeeld het College voor zorgverzekeringen (CVZ), het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Actiz, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en aan diverse onderzoeksinstellingen, zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Actoren Landelijk Expertisecentrum Verpleging & Verzorging Landelijk kenniscentrum LVG 59 Bijlage 4: Overzicht onderwijsorganisaties In 2008 beschreef CrossOver organisatienetwerken rond jongeren met een beperking. Indertijd is – naast aandacht voor organisaties uit de wereld van arbeid – aandacht besteed aan de scholen. Een bredere beschrijving van onderwijsorganisaties vanuit het perspectief van jongeren met een beperking is indertijd niet gemaakt. Daarom beschrijft deze bijlage kort de onderwijsorganisaties, volgens het stramien van hoofdstuk 2: aanbieders van onderwijs gidsorganisaties in onderwijs andere dienstverleners in onderwijs organisaties die de toegang tot onderwijs bepalen regieorganisaties organisaties voor beleid, toezicht en (beleids)advies organisaties voor kennisontwikkeling en -transfer Tabel I: Onderwijsaanbieders Onderwijsaanbieders Scholen voor primair onderwijs (basisonderwijs) scholen basisonderwijs scholen speciaal basisonderwijs Taken Scholen bieden basisonderwijs aan 4 tot 12 jarigen ter voorbereiding op het voortgezet onderwijs Wie?86 Niveaus: De brancheorganisaties (zoals PO-raad en WECraad) Samenwerkingsverbanden zoals de Brede school Individuele scholen De individuele professionals binnen de scholen zoals leerkrachten, klassenassistent en ambulant begeleider. Scholen voor voortgezet onderwijs: VMBO, waaronder LWOO Praktijkonderwijs (PrO) HAVO VWO Scholen voor middelbaar beroepsonderwijs Regionale Opleidingscentra (ROC‟s) Agrarische Opleidingscentra (AOC‟s) (groene opleidingen) Vakscholen (technische en creatieve beroepen) Instellingen voor Hoger Onderwijs: Instellingen hoger beroepsonderwijs Scholen bieden beroeps- en volwasseneneducatie VMBO biedt: theoretische leerweg basisberoepsgerichte leerweg kaderberoepsgerichte leerweg gemengde leerweg Scholen voor VMBO bieden ook LWOO = leerwegondersteunend onderwijs = binnen VMBO leerweg. Dit is onderwijs voor leerlingen met beperking maar mét capaciteit tot diploma. Scholen voor praktijkonderwijs (PrO) bieden onderwijs voor leerlingen zonder uitzicht op VMBO diploma. Scholen voor middelbaar beroepsonderwijs bieden: beroepsopleidende Niveaus: De brancheorganisaties (zoals VO-raad, MBO-raad, AOC-raad, HBO-raad, VSNU) Samenwerkingsverbanden VO en specifieke werkverbanden zoals de Vereniging Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs, Stichting platforms VMBO, Het Platform Beroepsonderwijs (HPBO). De individuele scholen. -------De individuele professionals binnen de scholen zoals docenten, studieadviseurs, trajectbegeleiders, studentendecanen, praktijkbegeleiders en stagebegeleiders [Als leerling extra ondersteuning nodig heeft dan 86 De kop „Niveaus‟ staat voor de organisatieniveaus (branche, samenwerkingsverbanden, individuele organisaties, professionals) en moet niet verward worden met de onderwijsniveaus. 60 Onderwijsaanbieders (HBO) en wetenschappelijk onderwijs (universiteiten) Anders: Vakcollege: leerroute binnen het VMBO/MBO en bedrijfsleven. Scholen / instellingen voor voortgezet speciaal onderwijs Scholen voortgezet speciaal onderwijs (cluster 1 t/m cluster 4), geclusterd in REC (Regionale Expertise Centra87) Taken leerweg (BOL) (meer school dan praktijk) beroepsbegeleidende leerweg (BBL) (meer praktijk dan school) Vakcolleges bieden een zesjarige opleiding binnen het VMBO/MBO (tot niveau 2 – 3 van het MBO). Het is onderwijs met een baangarantie en een soepele overgangen tussen leren, stages en werk om uitval te voorkomen. Daarnaast wordt ook een zorgcollege overwogen. REC / VSO-school: het bieden van onderwijs en speciale, op het kind afgestemde hulp en begeleiding. Momenteel wordt nagedacht over schoolvormen voor (speciaal) onderwijs die zich richten op de transitie van onderwijs naar werk (zorgcolleges, vakcolleges, werkscholen). Wie?86 schakelt leerkracht bij: interne leerlingbegeleider en/of de interne zorgcommissie Zorg Advies Team (ZAT) en via hen professionals als het schoolmaatschappelijk werker, orthopedagoog, remedial teacher Regionale samenwerkingsverband met regionale verwijzingscommissie (RVC)] Niveaus: De brancheorganisaties (zoals WEC-raad, landelijke verenigingen cluster 1 t/m 4 of handicap specifieke brancheorganisaties zoals Siméa voor onderwijs en zorg aan communicatief beperkten, slechthorenden en doven) Samenwerkingsverbanden zoals REC als samenwerkingsverband van scholen voor speciaal onderwijs In totaal 34 REC‟s, van wisselende omvang en intensiteit van samenwerking De individuele scholen. De individuele professionals binnen de scholen zoals leerkrachten en begeleiders. REA-College Nederland en Eega Plus REA college: het leveren van speciaal beroepsonderwijs op VMBO- of MBO-niveau voor leerlingen met ernstige scholingsbelemmeringen Eega = bieden / regelen combinatie reguliere onderwijsaanbod ROC‟s, AOC‟s en leerwerkbedrijven REA college op 6 plaatsen in Nederland Eega op 1 plaats in Nederland (Deventer) Samenwerking met reguliere scholen voor beroepsonderwijs intensiveert. De individuele professionals 87 REC heeft groot aantal taken vanuit Wet op Expertise Centra (WEC) en vervult daarmee diverse rollen. De taken zijn: - Het inrichten en in stand houden van een Commissie voor Indicatiestelling (CvI) Het coördineren van de ambulante begeleiding voor kinderen met een rugzak Het coördineren van de onderzoeksactiviteiten van (V)SO-scholen in de regio ten behoeve van de indicatiestelling Desgevraagd ouders ondersteunen bij het aanvragen van een indicatie Desgevraagd ouders ondersteunen bij het zoeken van een geschikte school 61 Onderwijsaanbieders Taken en extra begeleiding. [speciaal beroepsonderwijs en begeleiding naar werk] Wie?86 binnen de scholen zoals leerkrachten en begeleiders. Tabel II Gidsorganisaties Gidsorganisaties REC MEE Taken Het ondersteunen van ouders bij het zoeken van een geschikte school Het helpen bij vragen over – ondermeer – onderwijs Wie? Zie bij VSO-school / REC (tabel I op pagina 55) Zie bij MEE (tabel A3 op pagina 40) Tabel III Andere dienstverleners Andere dienstverleners VSO-school / REC Orthopedagogische didactische centra (OPDC)89 Taken Wie? Het leveren van ambulante begeleiding voor leerlingen mét rugzakje die leren op reguliere onderwijsinstelling; ondersteuning is gericht op leerling én school.88 Het bieden van ondersteuning aan leerlingen die (dreigen) vast te lopen in het onderwijs. Het gaat om leerlingen met leerproblemen, sociaalemotionele problemen en/of gedragsproblemen. De ondersteuning wordt geboden door het bieden van onderwijs in kleine klassen. Veelal is het doel dat de leerlingen na verloop van tijd naar het reguliere onderwijs gaan. De OPDC zijn ook verantwoordelijk voor de reboundvoorzieningen. Zie bij VSO-school / REC (tabel I op pagina 55) Niveaus: Landelijk werkverband OPDC Gerelateerd aan een van de 81 samenwerkingsverbanden van voortgezet onderwijs (Sociale kaart jeugdzorg 2010). Aan OPDC‟s is vaak ook een expertisecentrum verbonden 88 Dit verandert bij invoering van het Passend Onderwijs. Het Leerlinggebonden budget (rugzakje) vervalt dan en de scholen krijgen dan een budget; de scholen nemen dan – zo is de bedoeling – nieuw personeel aan dat bepaalde taken op zich neemt. 89 Een OPDC voorziet in de juiste begeleiding van leerlingen die om welke reden dan ook (tijdelijk) niet mee kunnen in het reguliere voortgezet onderwijs en die (nog) niet in het speciaal onderwijs kunnen worden opgevangen. De OPDC's bieden het voortgezet onderwijs aan binnen een kleinschalige setting. Soms in een eigen gebouw, soms onder gebracht in of nabij een school voor voortgezet onderwijs. De groepen zijn kleiner dan in een reguliere school, maar de leerstof wordt gewoon aangeboden, bij voorkeur door een vakdocent. Hét OPDC bestaat niet, in die zin dat alle OPDC's in hun verschijningsvorm of organisatie van elkaar verschillen. Wat wel sterk overeenkomt zijn de leerlingkenmerken van de doelgroep. Het zijn leerlingen die in bepaalde mate meer begeleiding nodig hebben dan binnen de zorgbreedte van een school voor voortgezet onderwijs (VO) kan worden aangeboden. De leer- en opvoedvragen zijn echter niet (altijd) van dien aard dat een indicatie voor speciaal onderwijs haalbaar is, of dat een jeugdhulpverleningstraject per sé moet worden ingezet. 62 Andere dienstverleners Taken Leerlingen die de veiligheid van school in gevaar brengen worden hier tijdelijk opgevangen met het doel terug te keren naar de eigen school. Advies commissie Het adviseren over of toelating en behandelen van klachten begeleiding (ACTB) rondom toelating of (uitvoering) van een handelingsplan in het primair onderwijs of voortgezet onderwijs. Handicap + Studie Het adviseren van studenten met een handicap of chronische ziekte aan hogeschool of universiteit Tabel IV Organisaties die toegang tot onderwijs bepalen Organisaties Basisschool / school voortgezet onderwijs Regionale verwijzingscommissies voor het voortgezet onderwijs (RVC-VO) Commissie voor Indicatiestelling (CvI) Bezwaar Advies Commissie (BAC) UWV DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) (voorheen: Informatie Wie? Het ACTB is een landelijke onafhankelijke adviescommissie Handicap + studie is een expertisecentrum voor onderwijs en handicap Taken Het adviseren over / bepalen van toegang tot het regulier vervolgonderwijs na het basisonderwijs / doorstromen na de brugklas Het bepalen van toegang tot leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) of praktijkonderwijs (PRO) op reguliere school voor (V)MBO (ROC). Wie? Leraar basisschool/brugklas (mede op basis van CITOtoets) Het bepalen van toegang tot: onderwijs op een instelling voor speciaal onderwijs; een rugzakje (officieel: Leerling Gebonden financiering) binnen regulier onderwijs, ondermeer voor ambulante begeleiding. Het beoordelen van een beroep bij een negatieve indicatie door CvI CvI zijn gekoppeld aan REC maar werken onafhankelijk van de scholen Bepalen toegang tot speciaal beroepsonderwijs door REA College Nederland en Eega. Bepalen of leerling in aanmerking komt voor voorzieningen voor het volgen van onderwijs (zoals vervoersvoorziening, laptops en gehoorapparaten). Bepalen toegang tot financiële middelen om onderwijs te kunnen volgen. - Vereniging RVC-VO landelijk 16 regionale verwijzingscommissies http://www.rvc-vo.nl/ BAC is een commissie van de WEC-raad. BAC is verdeeld in drie kamers, 1 voor elke van de clusters 2, 3 en 4 Arbeidsdeskundige (binnenkort heet de professional senior werkcoach). 63 Organisaties Beheer Groep) Zorgverzekeraar CIZ Taken Beslissen over financiering en termijnen bij studievertraging, -switch of uitval wegens medische omstandigheden. Het bepalen of voorzieningen verstrekt worden die zowel thuis als op school te gebruiken zijn. Het bepalen van toegang tot (indiceren van) extra begeleiding, verpleging en verzorging voor kinderen met ernstige handicap of stoornis (binnen reguliere onderwijsinstelling als instelling speciaal onderwijs) (AWBZ-middelen) Wie? = wereld van ZORG (zie tabel B pagina 43) = wereld van ZORG (zie tabel B pagina 43) Tabel V Regieorganisaties Regieorganisaties Gemeenten Taken Regie op samenhang en aanbod van basisonderwijs, voorgezet onderwijs en speciaal onderwijs. Via Regionale Meld en Coördinatiepunten (RMC) is er regie op de schoolloopbaan van voortijdige schoolverlaters. Wie? Niveaus Regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten Individuele gemeenten RMC‟s (zie bijlage 8) Tabel VI Organisaties voor beleid, toezicht en beleidsadvies Organisaties Rijksoverheid Inspectie van het onderwijs Taken Het ontwikkelen van landelijk beleid over onderwijs: OCW over algemeen kader; LNV over agrarisch onderwijs; SZW over REA-instituten en voorzieningen tijdens scholing. Het houden van toezicht op de wet- en regelgeving, kwaliteit, de financiën van scholen/schoolbesturen. Het gevraagd en ongevraagd rapporteren over ontwikkelingen binnen het onderwijs Wie? Ministerie OCW, LNV en SZW De inspectie werkt vanuit één locatie (Utrecht). Bij de onderwijsinspectie werken ruim 500 mensen. De leiding is in handen van een inspecteur generaal en twee hoofdinspecteurs. 64 Gemeente Onderwijsraad Evaluatie- en advies Commissie Passend Onderwijs (ECPO) Commissie Gelijke Behandeling (CGB) Het houden van toezicht op de naleving van de leerplichtwet. Het gevraagd en ongevraagd adviseren van de regering en kamer over de hoofdlijnen van het beleid en de wetgeving op het gebied van onderwijs Het evalueren van de experimenten en veldinitiatieven rond passend onderwijs Het adviseren van de staatssecretaris van OCW over de vormgeving van Passend Onderwijs. Onderdeel van deze taakstelling is het adviseren over de indicatiestelling voor speciaal onderwijs. Het beoordelen van de rechtsgeldigheid van besluiten rond rondom (ongelijke) behandeling op basis van chronische ziekte of handicap in het MBO. Iedere gemeente moet tenminste één leerplichtambtenaar in dienst hebben. De raad telt tenminste acht en ten hoogste negentien leden. Zij worden voor een periode van maximaal vier jaar benoemd. De commissie bestaat uit 6 personen en wordt ondersteund door een klein bureau. De CGB is een landelijke onafhankelijke adviescommissie Tabel VII Organisaties voor kennisontwikkeling & -transfer Organisaties Onderzoeks- en adviesbureaus Taken Ziezon; landelijk netwerk ziek zijn & onderwijs Primair: Het informeren, adviseren en ondersteunen van scholen bij het onderwijs aan hun zieke leerlingen. Ook: Het informeren en/of adviseren van ouders als deze daar actief om vragen. Organisatie die zich richt op transitie van speciaal onderwijs naar arbeid Het adviseren van scholen over ICT en onderwijs, kwaliteitszorg, onderwijskansen, omgaan met verschillen en LIESA = Landelijke Informatieen Steunpunt Arbeidstoeleiding Onderwijsadviesbureaus / onderwijsbegeleidingsdiensten Wie? Bijvoorbeeld: KPC groep CPS APS SLO 120 consulenten verspreid in Nederland Liesa is onderdeel VSO EDventure = vereniging van onderwijsadviesbureaus 65 Organisaties Kenniscentra Diverse organisaties Taken personeelsbeleid. Het ontwikkelen en delen van kennis voor het MBO. Het aanbieden van kennis over onderwijs en jongeren, met speciale aandacht voor jongeren met een beperking. Wie? Bijvoorbeeld: Ecabo, Kenteq. Colo is de overkoepelende organisatie www.onderwijsenhandicap.nl www.50tien.nl www.begeleidleren.nl 66 Bijlage 5: De werelden van zorg, onderwijs en arbeid Deze bijlage geeft een schematisch overzicht van organisaties: die in direct contact staan met de jongere met een beperking: aanbieder, gids, toegangspoort, andere dienstverlener waarmee de jongeren niet direct in aanraking komen, maar die wel invloed hebben op de organisaties waarmee de jongeren in contact staan Het overzicht is gemaakt voor 3 werelden: zorg, onderwijs en arbeid. Het overzicht is zo opgebouwd dat makkelijk te zien is als organisaties meerdere rollen vervullen vanuit het perspectief van de jongere met een beperking. De wereld van ZORG Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Zorgaanbieder (tabel A1) Gidsorganisatie (tabel A3) Regie (tabel C) Huisartsenpraktijk Huisarts Gids in de zorg Praktijk van eerstelijnspsychologen Organisaties AMW Jeugd- en jongerenwerk Ziekenhuizen / behandelcentra Instellingen GGZ Instellingen gehandicaptenzorg Bureaus Jeugdzorg Andere dienstverlener (tabel A4) Toegangspoort (tabel B) Beleid, toezicht en (beleids)advies (tabel C) Kennisontwikkeling en/of -transfer (tabel D) Huisartsenpraktijk: Verwijzer Praktijk van eerstelijns psychologen: Verwijzer Organisaties AMW: Verwijzer Bureaus Jeugdzorg: Verwijzer / indicatiesteller Bureaus Jeugdzorg Regie op zorgaanbod individu Instellingen voor jeugd- en 67 Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Zorgaanbieder (tabel A1) Regie (tabel C) Gidsorganisatie (tabel A3) Andere dienstverlener (tabel A4) Toegangspoort (tabel B) Beleid, toezicht en (beleids)advies (tabel C) Kennisontwikkeling en/of -transfer (tabel D) opvoedhulp Jeugdzorgplusinstellingen JJI Organisaties voor openbare JGZ Thuiszorginstellinge n Verpleeg- en verzorgingshuizen Arbodiensten Zorgboerderijen Hukpmiddelenlevera nciers Informele zorgleveranciers MEE-organisaties CJG CJG Regie op lokale zorgaanbod jeugd Patiënten- en consumentenorganisaties Kennis- en expertisecentra Zorgverzekeraar: Indicatiesteller + Zorginkoper CIZ: 68 Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Zorgaanbieder (tabel A1) Regie (tabel C) Beleid, toezicht en (beleids)advies (tabel C) Zorgkantoor Regie op regionale aanbod AWBZ Gemeenten Regie op lokale zorgaanbieders Provincie Regie op regionale aanbod jeugdzorg Zorgkantoor Regionaal beleid Gidsorganisatie (tabel A3) Andere dienstverlener (tabel A4) Toegangspoort (tabel B) Indicatiesteller Zorgkantoor: Zorginkoper + Beoordelaar PGB Gemeenten: Indicatiesteller + Zorginkoper Provincie: Zorginkoper Kennisontwikkeling en/of -transfer (tabel D) Gemeenten Lokaal beleid Provincie Regionaal beleid CAK : Verrekenaar eigen bijdragen / risico LBIO: Verrekenaar eigen bijdrage geïndiceerde jeugdzorg Rijksoverheid Cliëntraden Inspectie gezondheidszorg Inspectie jeugdzorg Nederlandse Zorgautoriteit Raad voor Volksgezondheid en Zorg Gezondheidsraad 69 Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Zorgaanbieder (tabel A1) Regie (tabel C) Gidsorganisatie (tabel A3) Andere dienstverlener (tabel A4) Toegangspoort (tabel B) Beleid, toezicht en (beleids)advies (tabel C) College voor Zorgverzekeringen CIBG Kennisontwikkeling en/of -transfer (tabel D) Onderzoeks- en adviesbureaus Kenniscentra 70 De wereld van ONDERWIJS Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Onderwijsaanbieder Regie Gidsorganisatie Andere dienstverlener Toegang tot onderwijs Beleid, toezicht en (beleids)advies Kennisontwikkelinge n/of -transfer Scholen primair onderwijs: scholen basisonderwijs; scholen speciaal onderwijs Scholen voor voortgezet onderwijs: VMBO, waaronder LWOO Praktijkonderwi js (PrO) HAVO VWO Scholen voor middelbaar beroepsonderwijs: ROC‟s AOC‟s Vakscholen Instellingen voor Hoger Onderwijs: Instellingen hoger beroepsonderwi js (HBO) en 71 Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Onderwijsaanbieder Regie Gidsorganisatie Andere dienstverlener REC Helpen ouders bij zoeken geschikte school VSO-school / REC Ambulante begeleiding ll mét rugzakje in regulier school Toegang tot onderwijs Beleid, toezicht en (beleids)advies Kennisontwikkelinge n/of -transfer wetenschappeli jk onderwijs (universiteiten) Vakcollege: leerroute binnen het VMBO/MBO en bedrijfsleven. Scholen voortgezet speciaal onderwijs (VSO), geclusterd in regionale expertise centra (REC) REA-College Nederland en Eega Plus MEE Orthopedagogische didactische centra (OPDC) Advies commissie toelating en begeleiding (ACTB) Handicap + Studie Basisschool / school voortgezet onderwijs (VO) Adviseert over vervolgonderwijs + 72 Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Onderwijsaanbieder Regie Gidsorganisatie Andere dienstverlener Toegang tot onderwijs Beleid, toezicht en (beleids)advies Kennisontwikkelinge n/of -transfer doorstroming Regionale verwijzingscommissi e voor VO (RVC-VO) Indiceert toegang LWOO of PRO op ROC Commissie voor Indicatiestelling (CvI) Indiceert toegang tot instelling speciaal onderwijs of tot rugzakje (te gebruiken op reguliere school) Bezwaar advies commissie (BAC) Beoordeelt beroep bij negatieve indicatie door CvI UWV Bepaalt toegang tot REA College Nederland en Eega + bepaalt toegang tot voorzieningen voor het volgen van onderwijs. Zorgverzekeraar 73 Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Onderwijsaanbieder Regie Beleid, toezicht en (beleids)advies Gemeente Regie op samenhang en aanbod in de gemeente / regio Regie – via RMC – op schoolloopbaan voortijdige schoolverlaters Gemeente Toezicht op naleving leerplichtwet Gidsorganisatie Andere dienstverlener Toegang tot onderwijs Kennisontwikkelinge n/of -transfer Bepaalt toegang tot voorzieningen die ook op school gebruikt mogen worden. DUO Bepaalt toegang tot financiële middelen om onderwijs te kunnen volgen CIZ Bepaalt extra begeleiding / verpleging / verzorging op school Ministerie OCW, LNV en SZW Landelijk beleid Inspectie van het onderwijs Toezicht 74 Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Onderwijsaanbieder Regie Gidsorganisatie Andere dienstverlener Toegang tot onderwijs Beleid, toezicht en (beleids)advies Kennisontwikkelinge n/of -transfer Onderwijsraad Advies hoofdlijnen beleid en wetgeving onderwijs Evaluatie- en advies Commissie Passend Onderwijs (ECPO) Advisering indicatiestelling Commissie Gelijke Behandeling (CGB) Onderzoeks- en adviesbureaus Ziezon LIESA Onderwijsadviesbur eaus / begeleidingsdiensten Kenniscentra Diverse organisaties die websites „in de lucht‟ houden 75 De wereld van ARBEID / INKOMEN Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Aanbieder arbeid Regie Gidsorganisatie Werkgevers (bedrijven en organisaties) Bieden regulier werk, werkervaringsplaats en, begeleid werken, vrijwilligerswerk SW-bedrijven Dienstverleners Toegang tot arbeid / inkomen Beleid, toezicht en (beleids)advies Kennisontwikkeling en/of -transfer SW-bedrijven Ondersteuning bij Begeleid werken (dag)activiteitencentra (DAC‟s) Zelf(standig ondernemerschap) MEE-organisaties Vakbonden Vakbonden Reintegratiebedrijven Jobcoachorganisatie s / Begeleid Werken organisaties Arbeidstrainingscentra (ATC‟s) Patiënten- en gehandicaptenorgan isaties 76 Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Aanbieder arbeid Regie Beleid, toezicht en (beleids)advies Gemeente Verantwoordelijk voor sluitend aanbod scholing en arbeid aan jongeren Gemeente Verantwoordelijk voor lokale arbeidsmarktbeleid Gidsorganisatie Dienstverleners Toegang tot arbeid / inkomen Kennis- en expertisecentra Kennisontwikkeling en/of -transfer Kennis- en expertisecentra UWV Beoordeelt recht op Wajong en toegang tot voorzieningen UWV WERKbedrijf Beoordeelt indicatie SW-bedrijf (WSW) en recht WW of bijstand Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) Beoordeelt indicatie DAC (Gemeenten Voor jongeren op wachtlijst WSW en Wajongers die wachten op traject UWV) Rijksoverheid Wet- en regelgeving en toezicht UWV en UWV WERKbedrijf Werkgevers- en werknemersorganisaties 77 Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking. Rollen vanuit het perspectief van de jongere Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt, maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren contact hebben Aanbieder arbeid Regie Gidsorganisatie Dienstverleners Toegang tot arbeid / inkomen Beleid, toezicht en (beleids)advies Flankerend arbeidsmarktbeleid Landelijke cliëntenraad Kennisontwikkeling en/of -transfer Onderzoeks- en adviesbureaus 78 Bijlage 6: Categorieën jongeren met een beperking Aantal jongeren met een beperking Diverse onderzoeken90 gaan in op het aantal jongeren met beperkingen. Een vrij compleet en recent overzicht is van TNO91. TNO constateert dat 3,5% van de Nederlandse kinderen van 0 t/m 18 jaar een beperking heeft: Leeftijd Aantal kinderen % met beperking Aantal kinderen met beperking 0 t/m 3 jaar 4 t/m 12 jaar 13 t/m 18 jaar Totaal 780.000 1.800.000 2,5% 3,5% 19.500 kinderen 63.000 kinderen Aandeel met een gedrags / psychiatrische beperking 20% 30% 1.200.000 4% 48.000 kinderen 50% 3.780.000 3,5% 132.300 kinderen Medisch-biologisch perspectief en sociaal perspectief92 In de werelden van zorg, onderwijs en arbeid bestaan verschillende perspectieven (lees: brillen) om naar beperkingen bij jongeren te kijken: het medisch-biologisch perspectief: het hebben van een medisch-biologische aandoening, ziekte of stoornis; het sociaal perspectief: het hebben van beperkingen binnen de heersende normen en waarden, cultuur en tijdgeest. Categorieën vanuit medisch-biologisch perspectief TNO (2007) onderscheidt vijf categorieën kinderen en geeft per categorie de beschikbare cijfers over het aantal kinderen: Categorieën volgens TNO Kinderen met een lichamelijke beperking (motorische beperking, visuele beperking, auditieve beperking) Kinderen met een verstandelijke beperking Kinderen met een chronische ziekte of ander stoornis Kinderen met een stoornis in het autismespectrum Aantal kinderen 4 á 5 % in groep tussen 4 en 15 jaar. 24.585 personen jonger dan 20 jaar. 500.000 kinderen (14% van de kinderen) hebben een chronische ziekte. Zo heeft in groep van 0-14 jarigen: bijna 10% astma; circa 2% een ernstige darmstoornis Ook krijgt 1 op de 7000 kinderen per jaar kanker (incidentie). 28 op elke 10.000 kinderen heeft een autismespectrum stoornis, waarvan: 10 een autistische stoornis; 15 PDD-NOS; 2 á 3 het Syndroom van Asperger. Dit betekent dat voor 4 miljoen jonge mensen tot 20 jaar minimaal 11.000 90 Verwey-Jonker 2009 (Gehandicapten kinderen in tel); Nivel 2005 (Anders of toch niet: deelname aan de samenleving van mensen met een lichte of matige verstandelijk beperking); B&A 2009 (Combinaties van zorg bij jeugdigen); Rekenkamer 2007 (Kopzorgen: zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke handicap en/of psychi(atri)sch probleem); UWV 2010 (kwartaalverkenningen 2010-1); SER 2009 (De winst van maatwerk). 91 TNO, Toename gebruik ondersteuning voor jongeren met een gezondheidsbeperking, maart 2007, Jan Besseling en anderen, Hoofddorp 92 Het RIVM (2002) onderscheidt het medische en sociale model. De modellen verschillen in de veronderstelde samenhang van een ziekte/aandoening (stoornis), beperkingen en participatiemogelijkheden. 79 Categorieën volgens TNO Kinderen met emotionele en gedragsmatige problemen Aantal kinderen kinderen een autismespectrumstoornis hebben. Noot TNO: op basis van recent buitenlands onderzoek kunnen dit er ook 25.000 zijn. 1 tot 3% van de kinderen heeft volgens de jeugdgezondheidszorg zware emotionele en/of gedragsmatige problemen. De prevalentie van emotionele en gedragsmatig problemen die leidt tot ervaren functionele beperking is 11% (bij kinderen uit groep 5,6 en 7 in lage SES-buurten); hiervan is 9% gedragsmatig (met 7% ADHD) en 2% emotioneel. Adolescenten: iets minder dan 10% heeft psychische problemen die leidt tot een functionele beperking. Categorieën vanuit andere perspectieven ICF – een standaardtaal en schema van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) – biedt een alternatief voor het beschrijven van (categorieën) jongeren met een beperking vanuit één perspectief. ICF beschrijft het menselijke functioneren vanuit drie verschillende perspectieven: 1. de mens als organisme: de bouw en werking van het lichaam. Binnen dit perspectief zijn stoornissen afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen; 2. het menselijk handelen: wat doet iemand, wat kan iemand doen, welke activiteiten voert iemand uit, of zou iemand kunnen uitvoeren. Binnen dit perspectief zijn beperkingen moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten. 3. participatie: kan iemand meedoen aan het maatschappelijke leven op alle levensterreinen (zoals school en werk) en doet iemand ook daadwerkelijk mee. Participatieproblemen zijn problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven. (zie voor meer informatie over ICF: www.rivm.nl/who-fic/icf.htm) Het bestaan van deze verschillende perspectieven is ook terug te zien in de verschillende invalshoeken / parameters die in onderzoek93 gebruikt worden. Op basis van deze drie perspectieven kunnen – naast de categorieën op basis van ziekte/aandoening/stoornis jongeren ook in categorieën worden ingedeeld op basis van hun beperkingen of participatiemogelijkheden en -problemen. Bij de indicatiestelling voor speciaal onderwijs94 en inkomensvoorziening gebeurt dit feitelijk ook. De criteria voor indicatiestelling zijn (mede) gebaseerd op de beperkingen en participatie(mogelijkheden en -problemen). 93 Invalshoeken die in verschillende onderzoeken gehanteerd worden: prevalentie jongeren met ziekten, aandoeningen, stoornissen en beperkingen in de bevolking; gebruik zorg (al dan niet geïndiceerd); - volume indicatiestellingen en gebruik voorzieningen: positieve indicatiestellingen (geïndiceerde zorg, speciaal onderwijs, SW/DAC, uitkering) en gebruik geïndiceerd onderwijs(ondersteuning), plaatsing in geïndiceerde arbeid (SW en DAC) en gebruik uitkering (Wajong, TOG, leerlingenvervoer, Wvgvervoer/wonen). 94 Om tot een indicatie te komen voor het speciaal onderwijs of leerling-gebonden budget beoordeelt de Commissie voor Indicatiestelling (CvI) ondermeer de ernst van de stoornissen en de beperkingen, de ernst van de beperking van de deelname aan het onderwijs en de mogelijkheden van de reguliere zorgstructuur (van onderwijs en zorg). - 80 Bijlage 7 Aanbieders zorg, onderwijs en arbeid per categorie jongeren De ziekte/aandoening,beperkingen en participatie(problemen)95 van een jongere bepalen met wie deze jongere te maken krijgt in de wereld van zorg, onderwijs en arbeid. Op hoofdlijnen Wereld van Zorg Onderwijs Arbeid De ziekte/aandoening van de jongere bepaalt met wie hij te maken krijgt in de wereld van zorg. Deze wereld is namelijk voornamelijk georganiseerd op basis van de ziekte/aandoening. De volgende tabel illustreert dit. De participatiemogelijkheden van een jongere aan onderwijs – kan hij meedoen aan het reguliere onderwijs – bepaalt of de jongere in aanmerking komt voor speciaal onderwijs of een leerlinggebonden budget. Vervolgens bepaalt zijn ziekte/aandoening op welk schooltype binnen het speciaal onderwijs hij terecht komt. Het speciaal onderwijs is met de cluster 1 t/m 4 scholen georganiseerd langs de lijn van de ziekte/aandoening. De participatiemogelijkheden van een jongere aan arbeid - kan een jongere zelfstandig bij een regulier bedrijf werken en een inkomen genereren met arbeid of niet – bepaalt met wie hij te maken krijgt in de wereld van arbeid. De wereld van arbeid is primair georganiseerd langs de lijn van participatie. Bij wie de jongere aan de slag gaat96 (reguliere werkgever, sociale werkvoorziening, dagbesteding), in welk werk en met ondersteuning van wie (zoals een jobcoach) wordt beïnvloed door de beperkingen van de jongere. Voorbeelden van aanbieders van zorg en onderwijs voor jongeren met een specifieke ziekte/aandoening/stoornis Categorieën jongeren conform indeling TNO (zie bijlage 6) Kinderen met een lichamelijke beperking motorische beperking visuele beperking auditieve beperking Kinderen met een Zorgaanbieders (zie ook bijlage 3, tabel A1) Onderwijsaanbieder Allen: Huisarts AMW Consultatiebureau / GGD Ziekenhuiszorg en medisch specialistische zorg Kinderziekenhuis Thuiszorgorganisatie Revalidatiecentra Instellingen gehandicaptenzorg Oogziekenhuis Gespecialiseerde instellingen gehandicaptenzorg (zoals Bartimeus) Audiologische centra Gespecialiseerde instellingen gehandicaptenzorg (zoals Viataal) Instellingen Allen: Regulier onderwijs Cluster 3 scholen Cluster 1 scholen Cluster 2 scholen Cluster 3 scholen 95 De begrippen aandoening/ziekte, beperkingen en participatieproblemen worden toegelicht in bijlage 6. Tenminste de volgende bronnen geven informatie over hoe veel jongeren met een beperking werken en bij wie: M. Cardol, Anders of toch niet, 2005; UWV, Kwartaal Verkenning 2010-I, RWI, Complexiteit uitvoering belemmering voor aannemen Wajonger, 2009. 96 81 Categorieën jongeren conform indeling TNO (zie bijlage 6) verstandelijke beperking. Zorgaanbieders (zie ook bijlage 3, tabel A1) Kinderen met een chronische ziekte of ander stoornis. Kinderen met een stoornis in het autismespectrum. Kinderen met emotionele en gedragsmatige problemen gehandicaptenzorg (waaronder orthopedagogische behandelcentra) Ziekenhuiszorg en medisch specialistische zorg Astmacentra Dialysecentra Epilepsiecentra Oncologische centra Revalidatiecentra Kinderziekenhuis Thuiszorgorganisatie RIAGG Gespecialiseerd autismeteam of zorgprogramma Praktijken eerstelijnspsychologen Bureau Jeugdzorg Instellingen jeugd- en opvoedhulp Instellingen gesloten jeugdzorg Instellingen (jeugd)GGZ Onderwijsaanbieder Regionale onderwijs begeleidingsdiensten (met consulenten Ziezon) Cluster 4 scholen Orthopedagogische didactische centra Regionale onderwijs begeleidingsdiensten Cluster 4 scholen Orthopedagogische didactische centra Regionale onderwijs begeleidingsdiensten Aanbieders van arbeid voor jongeren met een beperking Lang niet alle jongeren met een beperking werken. Zo werkt 25% van de wajongers, waarvan 11% bij een reguliere werkgever en 14% in de WSW (UWV 2010). De ziekte/aandoening/stoornis heeft wel enige invloed op de plaats waar men werkt – en met wie de jongere dus te maken heeft -, maar de invloed is beperkt: wajongers met een lichamelijke beperking werken vaker dan wajongers met een psychische beperking of een psychiatrische stoornis (RWI, 2009); de „diagnosegroep‟ van de wajongers beïnvloedt waar zij werken (UWV, 2010): Werkend Ontwikkelingsstoornissen Psychische ziektebeelden Somatische ziektebeelden Diagnose onbekend - 29% 13% 25% 22% Reguliere werkgever 13% 8% 11% 3% Sociale werkvoorziening 16% 5% 14% 19% Er is een zwakke relatie tussen de mate van verstandelijke beperking en arbeid. Van mensen met een verstandelijke beperking werkt 20% bij een reguliere werkgever, 35% bij de sociale werkvoorziening (SW) en 40% bij het dagactiviteitencentrum. Mensen met een lichte verstandelijke beperking werken vaker bij een reguliere werkgever (20%), vaker bij de SW (50%) en minder vaak bij het activiteitencentrum (25%) (Cardol, 2005). 82 Bijlage 8 Door het rijk geïnitieerde organisatienetwerken De rijksoverheid heeft de afgelopen jaren rond jongeren tenminste vijf organisatienetwerken geïnitieerd. Deze zijn kort beschreven in bijgevoegde tabel en besproken in paragraaf 4.2. UWV- preventief Zorgadviesteams (ZAT)98 Regionale Meld en 97 netwerk Coördinatiepunten (RMC) 99 Primaire focus / Participatie Wajongers, Leerlingenzorg bij Voortijdig beleidsdomein voorkomen instroom in gedrags-, ontwikkelingschoolverlaten organisatienetwerk de Wajong en leerproblemen „Geografische‟ Regionaal / Lokaal Binnen scholen Regionaal werkingssfeer Specifiek voor ja (vooral jongeren met nee nee jongeren met een een mogelijk recht op beperking Wajong) Initiatief Ministerie SZW Ministerie VWS en OCW. Ministerie OCW Afspraken met VNG en IPO. Coördinator / regie UWV89 School Contact-gemeente in regio Betrokken organisaties bij organisatienetwerk Uit wereld zorg Eventueel: Kern: Lokaal maatwerk: Regionale Bureau Jeugdzorg CJG zorginstelling(en) Jeugdarts/jeugdverplee Instellingen voor jeugdJJI‟s g-kundige (JGZ) en opvoedhulp Maatschappelijk werk Instellingen voor GGZ Centra voor Jeugd en Gezin (CJG)100 Veiligheidshuizen Opvoeden, opgroeien Terugdringen criminaliteit Lokaal Lokaal nee nee Programmaministerie Jeugd & Gezin Ministerie van Justitie Gemeente Gemeente(n in regio) Kern: Jeugdgezondheidszorg: GGD en consultatiebureaus Schakel met Bureau jeugdzorg Kern: Eventueel: Maatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg 97 Anno april 2010 wordt de toekomstvisie op de preventieve netwerken door UWV uitgewerkt. Een van de uitgangspunten hierbij is dat de scholen verantwoordelijk zijn voor het toerusten van leerlingen voor de arbeidsmarkt / participatie. Doel van de preventieve netwerken is een vloeiende overgang naar de arbeidsmarkt bewerkstelligen voor leerlingen van VSO en PrO, liefst zonder Wajong, als het niet anders kan met Wajong. 98 Op www.zat.nl staan instrumenten en materialen voor de oprichting en werkwijze van zorgadviesteams. 99 De “Wegwijzer Regionale Samenwerking Leerplicht en RMC”, DSA, 8 oktober 2008 geeft handvatten voor het praktisch op gang helpen van regionale samenwerking. 100 Op www.samenwerkenvoordejeugd.nl staan documenten (handleidingen en gereedschapskist) voor de inrichting van Centra voor Jeugd en Gezin. 83 UWV- preventief netwerk97 Zorgadviesteams (ZAT)98 Regionale Meld en Coördinatiepunten (RMC) 99 Eventueel: Jeugd-GGZ Orthopedagoog / GZpsycholoog Verslavingszorg Uit wereld onderwijs Uit wereld arbeid / inkomen Anders Kern: Scholen VSO en PrO Kern: UWV Werkbedrijf Eventueel: REC Eventueel: MEE RMC Gemeente Kern: Leerplichtambtenaar Scholen Lokaal maatwerk: CWI, jongerenloket Eventueel: MEE RMC Politie Gemeenten: Leerplichtambtenaar Trajectbegeleider RMC Eventueel: Politie Justitie Centra voor Jeugd en Gezin (CJG)100 Veiligheidshuizen (leverancier 5 WMOfuncties101) GGZ Lokaal maatwerk: Eerstelijnszorg (bv. huisarts) Maatschappelijk werk Kinderopvang Jongerenwerk Jeugd GGZ Kern: Schakel met ZAT-teams Lokaal maatwerk: Jeugdloket gemeente W&I Lokaal maatwerk: Leerplichtcontrole Schuldhulpverlening Politie Justitie Kern: Gemeenten Openbaar ministerie Politie Raad kinderbescherming (jeugd)Reclassering Eventueel: Halt Bureau slachtofferhulp DJI Uit de voetnoten bij ZAT, RMC en CJG blijkt dat er voor iedere vorm van samenwerking wel een instrument, protocol of hulpmiddel bestaat om deze samenwerking vorm te geven. 101 De WMO-functies: Informatie & Advies, Signalering, Toeleiding naar hulp, Licht pedagogische hulp, Coördinatie van zorg, o.a. maatschappelijk werk, gezinscoaching en opvoedondersteuning. 84