Zorgorganisaties in beeld

advertisement
Zorgorganisaties in beeld
Zorgorganisaties in beeld rond jongeren met
Titel Trebuchet bold 18 pt
een beperking
Jeannette Paul
Februari 2011
Een beschrijving van actoren en samenhang
met de wereld van onderwijs en arbeid
1
Colofon
Kennis- en Innovatiecentrum CrossOver
Schouwstede 1a
3431 JA Nieuwegein
030-6035424
Jeannette Paul met medewerking van John Wismans, Neeltje Huvenaars, Ankie Verlaan en Yolan
Koster
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ......................................................................................................... 5
2. ZORGORGANISATIES EN JONGEREN MET EEN BEPERKING ............................................... 7
2.1 De rol van zorgorganisaties voor jongeren met een beperking
2.1.1 Zorgaanbieders, gidsorganisaties en andere dienstverleners
2.1.2 Organisaties die de toegang tot zorg bepalen
2.1.3 Regieorganisaties
2.1.4 Organisaties voor beleid, toezicht, advies en kennis
2.1.5 Organisaties met meerdere rollen
2.2 Bepaalde zorgorganisaties van meer belang?
3. DE WERELDEN VAN ZORG, ONDERWIJS EN ARBEID..................................................... 12
3.1 De werelden in beeld
3.2 Bepaalde organisaties van meer belang?
4. SAMENWERKEN TUSSEN ZORG, ONDERWIJS EN ARBEID ................................................ 17
4.1 De samenwerking kan beter
4.2 Samenwerken op initiatief van de rijksoverheid
4.3 Samenwerken vanuit de uitvoering
4.4 Nog een aantal voorbeelden van samenwerking
4.5 En, wat heeft de jongere er aan?
BIJLAGEN ............................................................................................................ 22
Bijlage 1: ................................................................................................... Bronnen
Bijlage 2a: .................................................................................. Ordening van de zorg
Bijlage 2b: ..................................................................... Beroepsbeoefenaren in de zorg
Bijlage 3: ............................................................................ Overzicht zorgorganisaties
Tabel A1: .................................................................................... Zorgaanbieders
Tabel A2: ..................... Samenwerkingsverbanden / verschijningsvormen zorgaanbieders
Tabel A3: ................................................................................... Gidsorganisaties
Tabel A4: ................................................ Andere dienstverleners dan zorgaanbieders
Tabel B: ................................................ Organisaties die de toegang tot zorg bepalen
Tabel C: ................................................................................... Regieorganisaties
Tabel D: ...................................... Organisaties voor beleid, toezicht en (beleids)advies
Tabel E: ...................................... Organisaties voor kennisontwikkeling en/of –transfer
Bijlage 4: ..................................................................... Overzicht onderwijsorganisaties
Bijlage 5: ........................................................ De werelden van zorg, onderwijs en arbeid
De wereld van ZORG
De wereld van ONDERWIJS
De wereld van ARBEID
3
Bijlage 6: .......................................................... Categorieën jongeren met een beperking
Bijlage 7: ................................. Aanbieders zorg, onderwijs en arbeid per categorie jongeren
Bijlage 8: ................................................. Door het rijk geïnitieerde organisatienetwerken
1.
INLEIDING
Jongeren met een beperking hebben te maken met een groot aantal organisaties en professionals
op het terrein van zorg, onderwijs, werk en wonen. Voor de jongeren en hun ouders of verzorgers
is het belangrijk te weten wie welke taak heeft. Wie is die ander? Welke formele taak heeft die
ander? Deze informatie is ook essentieel voor organisaties en professionals die zich beroepsmatig
bezig houden met deze jongeren.
Het vergroten van de arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking is al jaren een politiek
speerpunt. De SER stelt in haar recente ontwerpadvies „De winst van maatwerk‟ (november 2009)
dat “…ook in de zorg voorbereiding op participatie vanzelfsprekend moet worden”. Maar, wie is
„de zorg‟? Welke zorgorganisaties en -professionals spelen een rol in het leven van jongeren met
een beperking? Wat is de positie van deze zorgorganisaties in de organisatienetwerken rond
jongeren met een beperking? En wie heeft welke taak als het gaat om zorg, onderwijs en arbeid?
Deze vragen bepalen het onderwerp van dit rapport.
Verheldering noodzakelijk
Het veld heeft last van een complexe en ondoorzichtige praktijk. Dit komt mede door
de voortdurende veranderingen in beleid, regelingen en uitvoerende organisaties.
Zoals:
-
-
de invoering van marktwerking in de zorg, ontwikkelingen als ketenzorg, fusies
van instellingen en wijzigingen in de dekking door het basispakket van de
zorgverzekering;
recente wijzigingen in de AWBZ, de WMO en de Wet publieke gezondheid;
de kabinetsvisie „Perspectief voor Jeugd en Gezin‟ uit april 2010 over de toekomst
van de ondersteuning van en zorg voor jeugdigen en hun ouders;
de marketing die in het kielzog van de marktwerking haar intrede deed in de zorg.
Veel zorgaanbieders voeren namen waaruit zorgaanbod noch doelgroep blijkt,
zoals Philadelphia en Spirit.
Dit rapport wil:
1.
een helder overzicht geven van organisaties die een (belangrijke) rol spelen in de zorg voor
jongeren met een beperking;
2. een beschrijving geven van de positie van deze organisaties in het organisatienetwerk rond
jongeren met een beperking. Het perspectief hierbij is het bevorderen en behouden van
onderwijs en werk door en voor deze jongeren.
Hiermee bouwt dit rapport verder op de publicatie „Organisatienetwerken rond jongeren met een
arbeidshandicap of beperking‟ uit het voorjaar van 2008.
Het is de ambitie van CrossOver toegankelijke informatie te verstrekken aan professionals in de
uitvoering, beleidsmakers en – last but not least – jongeren met een beperking.
5
Wat betekent zorg?
Het begrip zorg kent in de praktijk vele betekenissen. De gezondheidszorg schaart
veel van haar dienstverlening onder zorg.
Het onderwijs refereert aan speciaal onderwijs als zorg en noemt kinderen die gebruik
maken van dit onderwijs, of van een rugzakje, „zorgkinderen‟. De notitie „Kwaliteit
Passend Onderwijs‟ (19/11/2008) omschrijft een zorgleerling als een leerling die extra
ondersteuning nodig heeft. De website www.zat.nl gebruikt de term zorg voor hulp bij
gedragsproblemen, ontwikkelingsproblemen en leerproblemen.
Jongeren met een beperking hebben een eigen perceptie van zorg1. Zij verstaan onder
zorg voornamelijk de medische en lijfgebonden zorg. Begeleiding en hulp,
bijvoorbeeld bij een instelling voor jeugd- en opvoedhulp, zien zij niet als zorg. Aan
de andere kant noemt men vrijwel alle hulp en ondersteuning aan jongeren met een
verstandelijke beperking, zorg.
Met zorgorganisaties bedoelt dit document alle organisaties die nodig of van invloed
zijn op het krijgen van gezondheidszorg door jongeren met een beperking. Alle andere
organisaties die zorg, hulp of ondersteuning bieden op levensterreinen als onderwijs
en arbeid duiden wij met hun oorspronkelijke naam en komen aan de orde bij de
bespreking van onderwijsorganisaties en organisaties voor arbeid.
De aanpak
De informatie voor dit rapport is verzameld door onderzoek van literatuur, informatie op websites
en digitale databanken. Ook is gericht informatie ingewonnen bij organisaties.
De bevindingen zijn lopende het onderzoek (november 2009 – juli 2010) periodiek besproken in een
gezamenlijk overleg van het Kenniscentrum CrossOver, de projectafdeling Cultuuromslag Wajong
van het Ministerie van SZW en het programma Wajong van het UWV.
De opbouw van dit document
Met welke zorgorganisaties hebben jongeren met een beperking te maken? En wat is de rol van
deze organisaties vanuit het perspectief van deze jongeren en hun ouders/verzorgers? Daarover
gaat hoofdstuk 2.
Dat jongeren naast organisaties uit de wereld van zorg, ook te maken hebben met organisaties uit
de wereld van onderwijs en arbeid komt aansprekend in beeld in hoofdstuk 3. Dat die werelden er
niet voor iedere jongere met een beperking hetzelfde uitzien, wordt ook daarbij ook helder.
De samenwerking tussen organisaties uit de wereld van zorg, onderwijs en arbeid komt aan de
orde in het laatste hoofdstuk met als afsluiting “En, wat heeft de jongere er aan?”.
1 Het begrip zorg wordt – als het gaat om begeleiding en hulp – door mensen met een beperking als
betuttelend ervaren; de voorkeur gaat uit naar het begrip „hulp‟. (Perceptie jongeren op basis van een
persoonlijk gesprek met Wil Verlaan, KCCO)
6
2.
ZORGORGANISATIES EN JONGEREN MET EEN BEPERKING
Een groot aantal zorgorganisaties en professionals is betrokken bij de zorg voor jongeren met een
beperking. Zij worden beschreven in bijlage 3. Dit wordt ondersteund door een toelichting op:
de ordening van de gezondheidszorg in Nederland (bijlage 2a);
de beroepsbeoefenaren in de zorg (bijlage 2b).
Dit hoofdstuk beschrijft de rol die zorgorganisaties (kunnen) spelen in het leven van jongeren met
een beperking en hun ouders/verzorgers.
2.1 De rol van zorgorganisaties voor jongeren met een beperking
De rol van zorgorganisaties en professionals wordt omschreven vanuit het perspectief van de
jongeren. Met welke organisaties hebben zij direct te maken? En wat is de rol van deze
organisaties? Dit perspectief leidt tot de volgende categorieën:
organisaties die de jongeren zorg bieden;
organisaties die voor jongeren de toegang tot zorg bepalen;
organisaties die regie voeren op de zorgverlening aan jongeren.
Daarnaast zijn er organisaties waarmee de jongeren niet direct in aanraking komen, maar die wel
invloed hebben op organisaties waarmee jongeren direct in contact staan. Dit zijn:
organisaties die regie voeren op het lokale of regionale aanbod van gezondheidszorg;
organisaties voor beleid, toezicht of (beleids)advies;
organisaties voor kennisontwikkeling en/of -transfer.
7
In de paragrafen 2.1.1 t/m 2.1.5 worden de verschillende categorieën toegelicht 2.
2.1.1 Zorgaanbieders, gidsorganisaties en andere dienstverleners
De organisaties die jongeren zorg bieden, kunnen worden onderscheiden in drie categorieën:
zorgaanbieders, gidsorganisaties en andere dienstverleners.
Zorgaanbieders zijn „enkelvoudige‟ leveranciers van zorg, zoals de huisarts, het ziekenhuis en de
GGZ-instelling. Daarnaast zijn er samenwerkingsverbanden en „verschijningsvormen‟ van
zorgaanbieders, zoals gezondheidscentra, zorggroepen en zorgketens.
Gidsorganisaties zijn organisaties die jongeren met een beperking kunnen ondersteunen in hun
zoektocht naar een zorgaanbieder, zoals de huisarts, MEE of het centrum voor Jeugd en Gezin.
Naast zorgaanbieders en gidsorganisaties zijn er andere dienstverleners die zich veelal richten op
het verstrekken van informatie. Dit zijn bijvoorbeeld patiënten- en consumentenorganisaties.
De zorgaanbieders, gidsorganisaties en andere dienstverleners worden omschreven in bijlage 3
(tabellen A1 t/m A4).
2.1.2 Organisaties die de toegang tot zorg bepalen
Organisaties die de toegang tot zorg bepalen, doen dit op verschillende manieren:
door al dan niet te verwijzen van de eerste lijn (de algemene, vrij toegankelijke zorg) naar de
tweede lijn (de specialistische zorg waarvoor in principe een verwijzing nodig is) of binnen de
tweede lijn: verwijzers;
door al dan niet een indicatie af te geven die recht geeft op - specifiek omschreven – zorg:
indicatiestellers;
door met het inkopen van zorg het concrete zorgaanbod te bepalen: zorginkopers. De
zorginkopers bepalen welke zorg „in natura‟ beschikbaar is bij een bepaald recht op zorg.
De indicatiestellers en zorginkopers per financieringsbron (zie bijlage 2a) staan in onderstaande
tabel. Deze laat ook zien of een jongere zelf zorg mag inkopen, zodat hij zelf bepaalt wie de zorg
levert.
Financieringsbron
Indicatiesteller
Zorginkoper
Zelf inkopen
mogelijk?
ZVW
Verzekeraar op basis van polis
én verzekeraarspecifieke
uitvoering
Verzekeraars
Ja, restitutiepolis
Centrum Indicatiestelling Zorg
(CIZ)
Zorgkantoor3
Ja, met een
persoonsgebonden
budget (PGB).
(Zorgverzekeringswet)
AWBZ
(Algemene wet
bijzondere
ziektekosten)
De besteding van
het budget moet
verantwoord
worden aan het
zorgkantoor.
2
Veranderingen in de organisatie van de zorg leidt tot het veranderingen van actoren per categorie. Zo stelt
de kabinetsvisie „Perspectief voor Jeugd en Gezin‟ van april 2010 een verschuiving voor van jeugdzorgtaken
naar (andere) actoren.
3
Het Handboek Zorgregistratie AWBZ december 2009 noemt dit „toewijzen van zorg‟.
8
WMO
(Wet
maatschappelijke
ondersteuning)
Gemeente (vaak uitbesteed
aan CIZ)
Gemeente
Ja, met een
persoonsgebonden
budget (PGB) .
De organisatie aan
wie het budget
verantwoord moet
worden, hangt af
van de procedure
van de individuele
gemeente.
Provinciale Jeugdzorg
Bureaus Jeugdzorg
Provincie
Neen
Openbare Jeugdzorg
Openbare jeugdzorg bemoeit
zich op vaste momenten met
het leven van iedere jongere
(ondermeer: monitoring,
vaccinatie en advies). Een
indicatie is dus niet van
toepassing.
Gemeente
Neen
Iets minder direct, maar wel degelijk van invloed op de toegang tot zorg zijn:
de organisaties (zoals het zorgkantoor) aan wie verantwoording moet worden afgelegd over de
besteding van het persoongebonden budget (PGB); de goedkeuring van de bekostiging van de
ingekochte zorg bepaalt de toegang tot deze zorg;
het CAK (Centraal Administratie Kantoor) en het LBIO (Landelijk Bureau Inning
Onderhoudsbijdragen). Het CAK berekent en incasseert de eigen bijdragen voor de AWBZ en de
WMO. Ook compenseert het CAK het eigen risico ZVW voor rechthebbenden. Het LBIO berekent
en int de ouderbijdragen van ouders die kinderen die uit huis geplaatst zijn in geïndiceerde
jeugdzorg. De kosten die voor rekening van de jongere komen, bepalen de toegang tot zorg.
De verwijzers, indicatiestellers, zorginkopers, de organisaties aan wie besteding van het PGB moet
worden verantwoord en het CAK en LBIO zijn beschreven in bijlage 3 (tabel B).
2.1.3 Regieorganisaties
Organisaties met een regietaak heten in dit rapport regieorganisaties. De regie kan betrekking
hebben op:
de zorgverlening aan een individuele jongere;
het lokale / regionale voorzieningenniveau;
de lokale/regionale afstemming van zorgorganisaties.
Vanuit het perspectief van de jongere is dit onderscheid van belang. Hij heeft namelijk direct te
maken met regieorganisaties die regie voeren op de zorg die aan hem geleverd wordt. Met het
andere type regieorganisaties heeft de jongere zelden direct te maken. Bij een organisatie die
„regie voert‟, is het dus van belang scherp te krijgen waar de organisatie precies regie op voert en
met welke bevoegdheden zij dit doet.
9
2.1.4 Organisaties voor beleid, toezicht, advies en kennis
Organisaties waarmee de jongere veelal niet direct te maken heeft, maar die wel de
randvoorwaarden bepalen voor bovengenoemde organisaties zijn:
organisaties voor beleid, toezicht en (beleids)advies;
organisaties voor kennisontwikkeling en /of –transfer.
Deze organisaties zijn beschreven in bijlage 3 (tabellen D en E).
2.1.5 Organisaties met meerdere rollen
Diverse organisaties hebben verschillende rollen. Dit geldt tenminste voor:
Zorgaanbieders in de eerste lijn: zij zijn zorgaanbieder en verwijzer.
Bureau Jeugdzorg: zij zijn indicatiesteller en voeren regie op het zorgaanbod aan individuele
jongeren.
Centra voor Jeugd en Gezin: zij zijn gidsorganisatie en voeren regie op het lokale zorgaanbod
voor de jeugd.
Zorgkantoor: zij zijn beoordelaar van het persoonsgebonden budget voor AWBZ-zorg en
bepalen het regionale zorgbeleid4 voor AWBZ-zorg.
Gemeenten: zij zijn indicatiesteller, zorginkoper, regievoerder op lokale zorgaanbieders en
bepalen het lokale beleid rond openbare jeugdgezondheidszorg en zorg op basis van de WMO.
Provincies: zij zijn zorginkoper, regievoerder op het regionale aanbod van jeugdzorg en
bepalen het regionale beleid rond jeugdzorg.
Een volledig overzicht van de rollen van zorgorganisaties staat in bijlage 5 in „De wereld van Zorg‟.
Voor veel jongeren en hun ouders/verzorgers is het onvoldoende helder welke rol zorgorganisaties
precies hebben. Het is vaak onbekend dat bepaalde organisaties verschillende rollen hebben.
Hierdoor is niet altijd duidelijk „met welke pet op‟ een zorgorganisatie handelt.
2.2 Bepaalde zorgorganisaties van meer belang?
Heeft iedere jongere met een beperking te maken met dezelfde zorgorganisaties? Nee, natuurlijk
niet. De ziekte, aandoening of stoornis bepaalt sterk het type organisatie en professional met wie
de jongere in aanraking komt. Ook de leeftijd en de levensfase/levensloop zijn hierop van invloed.
Ziekte, aandoening of stoornis
Jongeren met een beperking zijn jongeren met een lichamelijke aandoening, verstandelijke
beperking, chronische ziekte of andere stoornis, stoornis in het autismespectrum en emotionele en
gedragsproblemen. Bijlage 6 laat zien dat iedere categorie een wezenlijk onderdeel uitmaakt van
de groep „jongeren met een beperking‟. De ziekte, aandoening of stoornis bepaalt in sterke mate
met welke zorgorganisaties de jongere te maken heeft. Om dit te illustreren zijn in bijlage 7 de
aanbieders5 van zorg genoemd voor de verschillende categorieën jongeren.
Transities
Naast de aard van de ziekte, aandoening of stoornis bepaalt ook de levensfase van de jongere de
organisaties waarmee hij te maken heeft. In de zorg krijgt de jongere bij het ouder worden te
maken met de overgang van kinderzorg naar volwassenenzorg. De overdracht van de kinderarts
4
Beleidsplan opstellen, zorg contracteren, overleg voeren met zorgaanbieders en patiënten /
cliëntenorganisaties.
5 De illustratie richt zich op zorgaanbieders en niet op gidsorganisaties, andere dienstverleners, verwijzers,
indicatiestellers, zorginkopers of regieorganisaties.
10
naar de medisch specialist is een voorbeeld. Deze transitie is veelal leeftijdsafhankelijk. Het
initiatief „Op Eigen Benen‟ focust zich specifiek op – het goed laten verlopen van - deze transities
(www.opeigenbenen.nu).
De werelden van Sander Oord
Sander moest vanwege MS stoppen als zelfstandig ondernemer
Sander heeft het idee dat de werelden van zorg, onderwijs en arbeid onderling
geheel los staan van elkaar. “ Ik heb geen samenwerking gezien. Ik zeg altijd;
Je bent zelf verantwoordelijk en zoekt je weg door die werelden heen.”
Wereld van zorg
In de wereld van zorg heeft Sander het gevoel zo ongeveer iedereen gezien te
hebben. Dat kwam met name door een trage diagnosestelling. Vanaf zijn zestiende
kwam hij via zijn huisarts terecht bij de ene na de andere specialist. Totdat in 2009
eindelijk de juiste diagnose werd gesteld; Multiple Sclerose, oftwel MS. Door zijn
beperking kwam Sander ook in aanraking met andere spelers in de wereld van zorg.
Zo werd hij gevraagd voor het bestuur van de Multiple Sclerose Vereniging
Nederland regio Twente.
-------------------------------------------------------------------------------------------------
Wereld van onderwijs
Sander volgde regulier basis en voortgezet onderwijs en startte met een hbo mode
opleiding, waar hij zelfs al tijdens zijn opleiding begon als zelfstandig ondernemer
in de mode branche. En toen werd hij ziek…
-------------------------------------------------------------------------------------------------
Wereld van arbeid
“Ik had twee bedrijven toen ik in augustus 2009 te horen kreeg dat ik MS had. Stress
is dan een hele negatieve factor en mijn neuroloog adviseerde me om te stoppen als
zelfstandig ondernemer. Daardoor werd alles stil gezet. Ik kwam bij het UWV
terecht en daar voelde ik me absoluut niet gehoord. Ik moest het Wajong- traject in
terwijl ik gewoon wilde werken. Met een uitkering kostte ik de gemeente Almelo
geld, met een Wajong-uitkering zou ik geld krijgen uit een landelijk potje. Dat werd
ook zo gezegd. Dan voel je je echt een nummer, „zo zijn de regels, zo doen we het‟.
In het beoordelingsrapport schreef de arbo-arts overigens dat ik ME had. Foutje.
Via MEE werd ik beter geholpen, zij gaven me de handvatten die ik nodig had. Het
bleek dat ik recht had op een jobcoach, voor het maximale percentage, via het
UWV. Dat had het UWV niet zelf gemeld, want dat kost geld. Wel raar, maar zo is de
wereld tegenwoordig. Voorlopig werk ik bij het reclamebureau van mijn zwager, en
daar heb ik het goed naar mijn zin. Maar het liefste zou ik toch weer voor mezelf
beginnen.”
-------------------------------------------------------------------------------------------------
11
3.
DE WERELDEN VAN ZORG, ONDERWIJS EN ARBEID
Jongeren met een beperking leven in verschillende werelden: de wereld van zorg, de wereld van
onderwijs en de wereld van arbeid6. Een jongere is patiënt, leerling en werknemer. Iedere wereld
heeft haar eigen organisaties en professionals, structuur, cultuur, jargon en dynamiek. Bij het
ouder worden, en bij overgangen van school, naar stage en werk krijgt de jongere te maken met
andere organisaties. Voor jongeren en hun ouders/verzorgers is het vaak lastig om grip te krijgen
om de complexiteit en dynamiek, en om de onderlinge verbanden te overzien en samenhang te
organiseren.
6
Het programma Op eigen benen onderscheidt 9 domeinen: ik, zorg, relaties, studie, werk, wonen, vervoer,
vrije tijd, sport.
12
3.1 De werelden in beeld
In hoofdstuk 2 is beschreven welke zorgorganisaties een rol (kunnen) spelen in het leven van
jongeren met een beperking. De organisaties die een rol spelen in de wereld van arbeid en
onderwijs zijn beschreven in het rapport 'Organisatienetwerken rond jongeren met een beperking‟.
Een aanvulling hierop voor de wereld van onderwijs staat in bijlage 4.
Voor alle drie de werelden zijn de organisaties nu geduid vanuit hetzelfde perspectief: de
betekenis, de rol van organisaties voor jongeren met een beperking7. Is een organisatie een:
aanbieder van zorg, onderwijs of arbeid?
een gidsorganisatie in de wereld van zorg, onderwijs of arbeid?
toegangspoort tot zorg, onderwijs of arbeid
een andersoortige dienstverlener?
De werelden worden vanuit dit perspectief in beeld gebracht in de internetapplicatie „Alle spelers
in beeld‟, die begin 2011 operationeel zal zijn
Met wie heeft de jongere nu concreet te maken als aanbieder of toegangspoort? Afhankelijk van de
beperking en levensfase van de jongere kan dit gaan om tientallen organisaties; een jongere moet
hier zijn weg in vinden (zie bijlage 5). Opvallend is dat bijna alle organisaties actief zijn in één
wereld, en niet in twee of drie werelden. Dit betekent dat een jongere – bijvoorbeeld als het gaat
om de toegangspoort – in iedere wereld te maken krijgt met andere organisaties. De
internetapplicatie „Alle spelers in beeld‟ geeft dit overzicht en inzicht op eenvoudige wijze, door
per wereld en per rol van de organisaties, een lijst met relevante spelers organisaties te
presenteren.
7
Het perspectief van de jongeren is het ordeningsprincipe. Niet de logica en ordeningsprincipes van de
werelden zelf.
13
De taken, toegankelijkheid, financiering en beroepsbeoefenaren per organisatie zijn gedetailleerd
beschreven in bijlage 3 en 4 van dit rapport en in het rapport „Organisatienetwerken rond
jongeren met een beperking‟ uit 2008. De internetapplicatie „Alle spelers in beeld‟ verschaft deze
informatie ook.
3.2 Bepaalde organisaties van meer belang?
Met welke zorgorganisaties een jongere te maken krijgt, wordt grotendeels bepaald door zijn
ziekte, aandoening of stoornis en zijn leeftijd. Dit is toegelicht in paragraaf 2.2. Of dit ook geldt
voor de organisaties uit de wereld van onderwijs en arbeid, komt hieronder aan de orde.
Ziekte/aandoening/stoornis, beperkingen en participatie
Jongeren met een beperking zijn niet over één kam te scheren. Zij hebben verschillende ziekten,
aandoeningen of stoornissen. Ook hun functioneren – beperkingen en participatieproblemen in
onderwijs en arbeid – verschilt (zie bijlage 6).
De participatiemogelijkheden van een jongere aan onderwijs – kan hij meedoen aan het reguliere
onderwijs – bepaalt of de jongere in aanmerking komt voor speciaal onderwijs of voor een
leerlinggebonden budget in het reguliere onderwijs. Bij de keuze voor speciaal onderwijs bepaalt
zijn ziekte/aandoening op welk schooltype binnen het speciaal onderwijs hij terecht kan komen.
Het speciaal onderwijs is met de clusters 1 t/m 4 georganiseerd op basis van de
ziekte/aandoening/stoornis8.
De wereld van arbeid is primair georganiseerd langs de lijn van participatie: de
participatiemogelijkheden van een jongere aan arbeid - kan een jongere zelfstandig bij een
regulier bedrijf werken en een inkomen genereren met arbeid of niet – bepaalt met welke
organisaties hij te maken krijgt in de wereld van arbeid. Bij wie de jongere aan de slag gaat
(reguliere werkgever, sociale werkvoorziening, dagbesteding), in welk werk en met ondersteuning
van wie (zoals een jobcoach) wordt beïnvloed door de beperkingen van de jongere.
8
Cluster 1 zijn de onderwijsinstellingen voor visueel gehandicapte leerlingen. Cluster 2 zijn de scholen voor
auditief en communicatief gehandicapte leerlingen. Cluster 3 zijn scholen voor verstandelijk of lichamelijk
gehandicapte leerlingen (ZMLK-, ZLK-, Mythyl- en Tyltylscholen. Cluster 4 zijn scholen voor leerlingen met
ernstige ontwikkelingspsychopathologie, gedragsproblemen, met ontwikkelingsproblemen of psychiatrische
problemen (ZMOK).
14
Bijlage 7 illustreert de aanbieders9 van zorg en onderwijs voor verschillende categorieën jongeren.
Zo is de kans groot dat:
een jongere met een visuele beperking te maken krijgt met een (gespecialiseerde) instelling
voor gehandicaptenzorg (Bartimeus, Sensis, Visio) en een cluster 1 school;
een jongere met een chronische ziekte te maken krijgt met het ziekenhuis, de specialisten, en
de „gewone‟ school, ondersteund door consulenten van Ziezon;
een slechthorende jongere te maken krijgt met een audiologisch centrum, een
gespecialiseerde instelling in de gehandicaptenzorg (zoals Viataal) en een cluster 2 school;
een jongere met een verstandelijke beperking te maken krijgt met een (gespecialiseerde)
instelling voor gehandicaptenzorg (zoals orthopedagogische behandelcentra) en een cluster 3
school;
een jongere met emotionele- en gedragsproblemen te maken krijgt met een eerstelijns
psycholoog, bureau Jeugdzorg, een instelling voor jeugd- en opvoedhulp, een instelling voor
Jeugd GGZ en een cluster 4 school.
Transities
Naast de ziekte/aandoening/stoornis, de beperkingen en participatie(problemen), bepaalt ook de
levensfase van de jongere met welke organisaties hij te maken heeft. In de zorg krijgt de jongere
bij het ouder worden te maken met de transitie van kinderzorg naar volwassenenzorg. In de
school- en werkloopbaan krijgt de jongere te maken met overgangen tussen de verschillende
schoolsoorten, naar stages, werk en ander werk. Deze transities zijn afhankelijk van de levensfase
van de jongere. Bij overgangen krijgen de jongeren te maken met andere, voor hen nieuwe,
organisaties. Een enkele organisatie biedt ook specifiek steun bij transities. Bij de overgang van
school naar werk is dit bijvoorbeeld de jobcoach (in de laatste fase van school).
De werelden van Marieke de Koning
Marieke de Koning is spastisch en gebruikt vaak een rolstoel.
Ze werkt bij kenniscentrum CrossOver.
In feite komt het erop neer dat Marieke een „pesthekel‟ heeft aan instanties die
haar leven willen bepalen, de regie willen overnemen. “Dat werkt gewoon niet. Je
moet zelf de regisseur zijn. Daarbij zou het fijn zijn als de verschillende werelden
rekening hielden met omgevingsfactoren. Hogescholen bijvoorbeeld houden zich
alleen bezig met zaken die direct met de studie te maken hebben. Maar ze kunnen
er veel profijt van hebben als ze als ze zich inspannen voor goede
randvoorwaarden als wonen en zorg. Wanneer die goed zijn heeft dat vaak juist
een positieve invloed op de studie.”
9
De illustratie richt zich op de aanbieders en niet op gidsorganisaties, andere dienstverleners,
toegangspoorten of regieorganisaties.
15
Wereld van zorg
Van kinds af aan is Marieke veel in aanraking gekomen met de wereld van zorg. Ze
vindt het lastig dat de wereld van zorg op zichzelf staat; er is weinig aandacht
voor andere elementen in haar leven. Dat komt bijvoorbeeld heel duidelijk naar
voren in het maken van afspraken. “Afspraken inplannen bij de eerste lijns zorg,
zoals de huisarts gaat gemakkelijk, je plant ze zelf in. Gaat het om afspraken in het
ziekenhuis of het revalidatiecentrum dan wordt het een stuk moeilijker, want deze
worden voor je ingepland. Met tentamens of colleges houden ze geen rekening.
Daardoor is het moeilijk regie op je eigen leven te houden. Je wordt geleefd door
de agenda van het ziekenhuis.”
-------------------------------------------------------------------------------------------------
Wereld van onderwijs
Marieke volgde zowel regulier basis-, als voortgezet onderwijs om daarna via het
hbo naar de universiteit gegaan. “ Ik discussieer weleens met een vriendin die
alleen speciaal onderwijs heeft gedaan. Ik vind het speciaal onderwijs
beschermend en heb het idee dat het geen goede voorbereiding is op de echte
wereld. Op het speciaal onderwijs heeft iedereen een beperking, terwijl dit in het
dagelijks leven niet zo is. Daar ben je als jongere met een beperking een
uitzondering. Je zult veel onverwachte hindernissen tegenkomen. Dan is enige
creativiteit in het vinden van een oplossing wel handig.”
-------------------------------------------------------------------------------------------------
Wereld van arbeid
Ook in de wereld van arbeid is het volgens Marieke belangrijk om zelf regie te
voeren. Na het afronden van haar hbo studie Voeding & Diëtetiek klopte ze aan bij
het UWV en diverse re-integratiebedrijven. Daar is Marieke volledig afgekeurd en
in de Wajong beland omdat ze destijds zonder aanpassingen niet kon werken. “In
het re-integratietraject werd weer veel bij mij uit handen genomen. In het zoeken
naar een baan heeft dit naar mijn idee averechts gewerkt. Wie wil er nu een
hoogopgeleide werknemer die veel dingen door anderen laat oplossen. Uiteindelijk
heb ik het heft weer in eigen handen genomen door te kiezen voor een tweede
studie. Daardoor kon ik verder.” En dat bleek: ze werkt nog steeds bij het bedrijf
waar ze voor de universiteit is afgestudeerd.
-------------------------------------------------------------------------------------------------
16
4. SAMENWERKEN TUSSEN ZORG, ONDERWIJS EN ARBEID
In 2008 beschreef CrossOver organisatienetwerken10 rond jongeren met een beperking. Indertijd is
vooral aandacht besteed aan organisaties uit de wereld van arbeid en aan de scholen maar niet
aan organisaties uit de zorg.
Conclusies 2008
Het onderzoek „Organisatienetwerken rond jongeren met een arbeidshandicap of
beperking‟ liet zien dat:
- netwerken lokaal, regionaal en landelijk georganiseerd zijn;
- netwerken ontstaan vanuit diverse bestuurslagen (lokaal, regionaal, rijk),
organisaties
(zoals patiënten- en gehandicaptenorganisaties) en initiatieven zoals
projectsubsidies;
- ieder netwerk zijn eigen focus en doel heeft zoals een maatschappelijk doelstelling
(bijvoorbeeld schooluitval) of een bepaalde aandoening (bijvoorbeeld categorale
netwerken voor autistische jongeren);
- de deelnemende organisaties en werkwijze van lokale en regionale netwerken
kunnen
verschillen;
- er nauwelijks verbinding is tussen regionale organisatienetwerken en categorale
organisaties of netwerken.
- „het‟ organisatienetwerk rond een jongere niet bestaat;
- een jongere te maken heeft met verscheidene organisatienetwerken.
Dit hoofdstuk gaat over de samenwerking tussen organisaties en professionals uit de wereld van
zorg, onderwijs en arbeid. Hoe krijgt die vorm? De focus ligt op samenwerking die zich (mede)
richt op het verwerven en behouden van studie en werk door jongeren met een beperking. Deze
focus past bij de ambitie van CrossOver: een zo groot mogelijke economische zelfstandigheid van
deze jongeren.
4.1 De samenwerking kan beter
Het onderzoek „Combinaties van zorg bij jeugdigen‟ (Berg, 2009) constateert dat de intersectorale
samenwerking11 onvoldoende ontwikkeld is. In hetzelfde jaar constateert het Integraal Toezicht
Jeugdzaken (ITJ) dat bij geen van de zes onderzochte gemeenten sprake is van effectieve
ketensamenwerking bij het voorkomen en aanpakken van maatschappelijke problemen van
jongeren. ITJ schrijft: “Hoewel het onderzochte maatschappelijke probleem per gemeente
10
Een organisatienetwerk is in 2008 gedefinieerd als “een aantal organisaties en de relaties tussen deze
organisaties”. De „bril‟ bepaalt welke organisaties tot het netwerk behoren en welke organisaties daarbuiten
vallen. In het rapport uit 2008 is gekeken met de bril „het verwerven en behouden van betaald werk door
jongeren met een arbeidshandicap‟. Van een relatie is sprake bij een bepaalde continuïteit, frequentie en
betrokkenheid; niet bij ieder contact tussen organisaties is sprake van een relatie.
11
Berg (2009) keek naar provinciale jeugdzorg, jeugd-ggz, jeugd-lvg, Justitiële Jeugdinrichtingen, Wajong,
speciaal onderwijs, persoonsgebonden budgetten AWBZ en Zorgverzekeringswet en TOG (Tegemoetkoming
Onderhoudskosten Thuiswonende gehandicapte kinderen).
17
verschillend is, komen de bevindingen en conclusies van de onderzoeken op cruciale punten die de
ketensamenwerking betreffen, overeen.”
Als het gaat om het verwerven en behouden van werk door jongeren met een beperking illustreren
ook de volgende waarnemingen het ontbreken van samenwerking tussen organisaties uit zorg,
onderwijs en arbeid:
in de GGZ is in het behandeltraject van jongeren weinig aandacht voor de rol van arbeid en
onderwijs (CrossOver en het Landelijk Platform GGZ, Werk in Behandeling, 2009);
bij inspanningen om jongeren met een beperking aan het werk te houden binnen bedrijven
lijken de arbodiensten – de huisleveranciers van gezondheidszorg in de bedrijven – geen rol te
spelen. Het zijn de jobcoach en het UWV die gaan over de match tussen werk en werknemer;
er is weinig structurele samenwerking tussen instellingen uit de gehandicaptenzorg, de GGZ,
de zorgboerderijen en de SW bedrijven (Research voor Beleid, 2006).
4.2 Samenwerken op initiatief van de rijksoverheid
Het rijk initieert een groot aantal netwerken. Deze worden eerst toegelicht. Vervolgens wordt
beargumenteerd waarom deze centraal aangestuurde samenwerking niet effectief is.
Bestaande organisatienetwerken
Het rijk heeft diverse organisatienetwerken geïnitieerd rond jongeren. Dit zijn ondermeer het
UWV-preventief netwerk, de zorg- en adviesteams (ZAT), de Regionale Meld- en Coördinatiepunten
(RMC), de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) en de Veiligheidshuizen.
Deze samenwerkingsverbanden zijn beschreven in bijlage 8. Hieruit blijkt dat organisaties uit zorg,
onderwijs en arbeid – in verschillende mate – betrokken zijn bij de genoemde netwerken. Het
UWV-preventief netwerk richt zich expliciet op het verwerven en behouden van studie en werk
door jongeren met een beperking.
Ieder netwerk is ingericht vanuit een specifieke doelstelling. De bestaande netwerken zijn niet
(primair) ingericht om de jongere meer grip te geven op de complexe werelden van zorg,
onderwijs en arbeid. De bestaande netwerken helpen de jongere met een beperking dan ook niet
om de werelden van zorg, onderwijs en arbeid op een soepele wijze met elkaar te kunnen
verenigen.
Grenzen aan samenwerken op rijksinitiatief
Verkokering in de werelden van zorg, onderwijs en arbeid heeft geleid tot de roep om
samenwerking. Dit was de aanleiding tot tenminste de hiervoor besproken rijksinitiatieven tot het
inrichten van organisatienetwerken. Het grote aantal organisatienetwerken bedreigt echter het
(effectief) functioneren van deze netwerken. Het appel op individuele organisaties wordt te groot;
veel organisaties kunnen niet voor alle netwerken mankracht en tijd vrijmaken. Bij het rijk lijkt
dit besef wisselend aanwezig. Het ministerie van OCW meldde in de zomer van 2009 dat de
voorgenomen vorming van regionale netwerken voor Passend Onderwijs 12 tot te veel bestuurlijke
drukte leidt. Daarom is besloten te wachten met wetgeving rondom deze regionale netwerken.
Daarentegen heeft de rijksoverheid recent zelfs opgeroepen tot de samenwerking van
samenwerkingsverbanden13. Samenwerking in de overtreffende trap dus.
12
De voorgenomen regionale netwerken voor passend onderwijs bestaan ondermeer uit scholen voor regulier
en speciaal onderwijs, zorginstellingen, maatschappelijk werk en de lokale overheid. Het doel is te komen tot
een landelijk dekkende infrastructuur van regionale netwerken.
13
Rijksoverheid, Jeugdketens sluitend verbinden. De samenwerking Zorg- en adviesteam, Centrum voor Jeugd
en Gezin, Veiligheidshuis; juni 2010.
18
De RMO (2008) stelt dat door de rijksoverheid aangestuurde samenwerking in de uitvoering (als
maatregel om verkokering te bestrijden) niet werkt. De realiteit in de uitvoering is daarvoor te
complex en te divers. De ambitie om sectorale verkokering (bijvoorbeeld in zorg – onderwijs –
arbeid) te doorbreken ten behoeve van een integrale benadering voor een „categorale‟
doelstelling (zoals jongeren met een beperking) leidt tot vele integrale afstemmingsverplichtingen,
een opeenstapeling van coördinatielagen en minder handelingsvrijheid op uitvoeringsniveau.
4.3 Samenwerken vanuit de uitvoering
De Raad voor Maatschappelijk Ontwikkeling (RMO) stelt in het rapport „De ontkokering voorbij‟ uit
2008 dat verkokering niet te voorkomen is en beschouwd moet worden als een gegeven. De RMO
erkent dat het fenomeen problematische aspecten heeft, maar wijst ook op de zinvolle effecten.
De RMO beargumenteert dat samenwerking van professionals en organisaties in de uitvoering een
aantal problematische aspecten van verkokering kan helpen verlichten. Een effectieve
samenwerking kan ontstaan door professionals dit op uitvoeringsniveau zelf vorm te laten geven.
Faciliteren van samenwerking rond een concrete hulpvraag
De (landelijke) verwijsindex is een ICT-toepassing die organisaties en professionals wijst op
anderen die betrokken zijn bij de hulp en zorg voor jongeren. Het gaat alleen om een melding
„dat‟ een organisatie betrokken is, en niet over de inhoud (het „wat‟). Organisaties en
professionals uit de werelden van zorg, onderwijs, arbeid en inkomen, politie en justitie kunnen
een melding doen aan de verwijsindex (zie details op www.verwijsindex.nl) en dus ook een
melding ontvangen. Zo blijven jongeren in beeld en kunnen professionals elkaar informeren over
de individuele jongere, met elkaar afstemmen en waar nodig samenwerken. Op deze manier
worden de relevante organisaties en professionals met elkaar in contact gebracht op het moment
dat dit nodig is, rond een specifieke jongere. Deze toepassing kan de samenwerking tussen
professionals in de uitvoering faciliteren en versterken.
Melding verwijsindex
Een melding in de verwijsindex zou gemaakt moeten worden bij “problemen die de
persoonlijke ontwikkeling van jongeren bedreigen en hen buiten de maatschappij
dreigen te plaatsen”. Om professionals te ondersteunen bij de beslissing te melden (of
niet) is recent de „Handreiking Meldcriteria‟ gepubliceerd op www.meldcriteria.nl.
Voorbeelden van criteria zijn: “De jeugdige heeft problemen of een stoornis op het
gebied van het emotionele en/of sociale functioneren of gedrag” en “De jeugdige
heeft problemen in het cognitief functioneren en de schoolprestaties”.
4.4 Nog een aantal voorbeelden van samenwerking
Het aantal vormen van samenwerking tussen zorg – onderwijs – arbeid is in principe oneindig.
Overleg tussen veldprofessionals en afstemming tussen organisaties zijn allemaal vormen van
samenwerking. Ter illustratie nog drie voorbeelden:
Virtueel netwerk
Professionals uit zorg, onderwijs en arbeid werken via een virtueel netwerk aan ontschotting
(www.werkenmetrisicojongeren.nl).
Onder één dak
Voor jongeren met een visuele beperking, auditieve beperking en verstandelijke beperking zijn er
diverse instellingen waarin zorg en (het bevorderen en behouden van) onderwijs en arbeid zijn
samengebracht onder één dak. Voorbeelden zijn:
Viataal voor doven en slechthorenden (zie www.viataal.nl)
Bartimeus voor slechtzienden en blinden (zie www.bartimeus.nl)
19
-
Abrona voor mensen met een verstandelijke beperking (zie www.abrona.nl)
Een ander voorbeeld van „onder één dak‟ is:
Altra, een instelling voor jeugdzorg en speciaal onderwijs in de regio Amsterdam (zie
www.altra.nl).
Categorale netwerken in regio / land
Voor jongeren met een specifieke aandoening zijn er specifieke organisatienetwerken tussen zorg,
onderwijs en arbeid. Een voorbeeld zijn de regionale intersectorale autismenetwerken (zie
www.convenantautisme.nl). De regionale netwerken vormen samen een landelijk dekkend
netwerk. De focus in dit netwerk ligt op zorg. Naast zorg moeten de netwerken afstemmen met
activiteiten in andere sectoren (zoals onderwijs) en regionale samenwerking bij de
arbeidstoeleiding van jongeren met autisme. Hier werken onderwijsinstellingen, UWV, reintegratiebedrijven, zorginstellingen, SW-bedrijven, de gemeente en CWI samen. Het
organisatienetwerk verschilt per regio. Een ander voorbeeld is het project van de stichting Worden
Wie We zijn (WWWZ), waarin drie netwerkkringen tot stand zijn gebracht rond mensen met een
psychische beperking: voor zorginstellingen, voor onderwijsorganisaties en voor werkgevers. De
intensieve communicatie en samenwerking tussen de kringen moet mensen met een functionele
beperking aan een baan helpen.
4.5 En, wat heeft de jongere er aan?
Uiteindelijk is de hamvraag bij iedere samenwerking tussen organisaties en professionals “En, wat
heeft onze – jonge – patiënt, leerling, werknemer hier aan?” en “Wat merkt de jongere – of zijn
ouders/verzorgers - er van?”. Een criterium kan hierbij zijn of het jongeren met een beperking
helpt om:
grip te krijgen om de complexiteit en dynamiek van de wereld van zorg, onderwijs en arbeid;
de onderlinge verbanden te overzien;
hierin samenhang te organiseren;
zodat zij optimaal worden ondersteund bij het verwerven en behouden van studie en werk.
De werelden van Marnix Brockmeier
Marnix Brockmeier studeerde Informatiemanagement en liep stage
bij Publicis Consultant/Van Sluis in Amsterdam. Hij zit in een rolstoel.
Marnix heeft het idee dat de wereld van de zorg los staat van de werelden van
onderwijs en arbeid. “In de zorg ben ik nooit in aanraking gekomen met andere
werelden. Op school werd ik wel gestimuleerd om na te denken over werk, en op
het hbo moesten we verschillende stages doen.”
Wereld van zorg
Marnix is spastisch geboren en heeft als kind veel ziekenhuizen van binnen gezien.
“De laatste jaren is mijn ziekenhuisbezoek gelukkig afgenomen. Ik zie alleen nog
revalidatieartsen die mij een aantal keer per jaar controleren. Ik heb daar wel veel
aan. Ze geven aan wat een goede houding is en hoe je het beste kunt bewegen.
-------------------------------------------------------------------------------------------------Wereld van onderwijs
Marnix heeft met het speciaal en het regulier onderwijs te maken gehad.
20
“Eigenlijk wilde ik naar de Montessorischool waar mijn broers en zussen ook op
zaten. Maar het was al snel duidelijk dat ik daar niet mee zou kunnen komen . Dus
de keuze voor speciaal onderwijs was snel gemaakt. Ik ben daar eigenlijk wel blij
mee. Ik denk dat leerlingen er meer openstonden voor mijn beperking. Ik voelde
me daar wel thuis.” Na de havo studeerde Marnix aan een reguliere hbo-instelling
Informatiemanagement. Dat ging goed. Ik kwam goed mee, ook omdat ik met een
coördinator een speciaal pad had uitgestippeld waardoor ik over bepaalde vakken
langer mocht doen.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------
Wereld van arbeid
“Ik heb het idee dat ik vooral zelf heb genavigeerd in de wereld van arbeid. Het
UWV probeert je wel te helpen, maar je komt verder als je zelf gewoon actief
bent. In de zomer van 2009 ben ik afgestudeerd. Het valt dan niet mee om werk te
vinden. Ik schreef me in bij Valid People, een vacaturebank voor mensen met een
beperking, maar uiteindelijk vond ik een stageplek via een nicht. Zij werkte bij
Publicis en sprak haar baas aan. Helaas was er na mijn stageperiode geen toekomst
voor mij bij Publicis. Dit betekent dat ik weer op zoek ben naar een nieuwe
uitdaging. Ik heb mijn profielen op Monsterboard en Nationale Vacaturebank
bijgewerkt en ik kijk ook weer rond bij Valid People. Ik heb al veel gesolliciteerd en
vaak krijg je gewoon geen antwoord. Misschien wel omdat ze lezen dat ik in een
rolstoel zit, dat zet ik er namelijk wel altijd bij. Of ze schrijven: „Sorry, ons
gebouw is niet aangepast.”
-------------------------------------------------------------------------------------------------------
21
BIJLAGE 1:BRONNEN
ISBN boeken








Bohn, Stafleu, van Loghum, Sociale kaart Jeugdzorg 2010, Houten, 2009
Boot, J.M.D. Organisatie van de gezondheidszorg, 2007, Van Gorcum, Assen
Boot, J.M. en M.H.J.M. Knapen. De Nederlandse gezondheidszorg, Bohn Stafleu Van Loghum,
Houten 2005
Caris, Jo. Zorg bedrijven; dynamisch organiseren en competent leidinggeven, Bohn Stafleu Van
Loghum, Houten 2007
Lans, Jos van der, Ontregelen; de herovering van de werkvloer, Uitgeverij Augustus,
Amsterdam – Antwerpen
Poorthuis et al. Ketens en netwerken. Een zoektocht naar samenhang. Uitgeverij LEMMA BV,
Utrecht, 2003.
Zwikker, Niels en Harry Hens, Jeugdzorg in kaart. Wettelijke kaders, voorzieningen, beroepen
en functies in de jeugdzorg, NJi, Utrecht, 2008, Uitgeverij SWP, Amsterdam
Zijden, Q. van der et al. Indicatiestelling voor jeugd. Vijf modellen vergeleken vanuit het
perspectief van financiering, professionals en cliënten. Utrecht, NJi, 2009.
Publicaties




















Algemene Rekenkamer. Zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke handicap en/of
psychiatrische probleem. Den Haag, Sdu, 2007.
Berg, York van den, en Peter van der Loos. Combinaties van zorg bij jeugdigen. Den Haag, B&A
Consulting, 2009.
Besseling, J. et al. Toename gebruik ondersteuning voor jongeren met een
gezondheidsbeperking, Hoofddorp, TNO, 2007.
Cardol, Mieke en Marieke Speet. Anders of toch niet: Deelname aan de samenleving van
mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking. Utrecht, Nivel, 2005.
Elders, L.A.M. Klinische arbeidsgeneeskunde: meer aandacht voor de factor arbeid in de
kliniek. TBV, nr. 10, december 2009
FCB, Beroepengids kinderopvang, jeugdzorg, welzijn en maatschappelijke dienstverlening,
Utrecht, 2009.
Integraal Toezicht Jeugdzaken, Werkende Ketens? Utrecht, juli 2009
Linders, Lilian, Ike Bouma en Jan Steyart, Nieuw beleid, nieuwe professionals; implicaties voor
de Wmo voor hulpverleners, mei 2008.
Ministerie voor jeugd en gezin, Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin, 2009.
Ojen, C, van, Jeugdzorg: samen sterk! Een inventariserend onderzoek naar varianten en
knelpunten in de intersectorale jeugdzorg; Beverwijk, 31 juli 2009.
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), De ontkokering voorbij; slim organiseren voor
meer regelruimte. Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2008
Research voor Beleid, Arbeidsmatige dagbesteding; een verkennend onderzoek naar aard en
omvang, Sonja van der Kemp en Félicie van Vree, Leiden, 16 februari 2006
Rijksoverheid, Jeugdketens sluitend verbinden. de samenwerking Zorg- en adviesteams,
centrum voor jeugd en Gezin, Veiligheidshuis; B-2832, juni 2010
RIVM, WHO-FIC Collaborating Centre, brochure ICF: International Classification of Functioning,
Disability en Health
RIVM, WHO-FIC Collaborating Centre, Nederlandse vertaling van de „International
Classification of Functioning, Disability an Health‟, 2002
SER, De winst van maatwerk; je kunt er niet vroeg genoeg bij zijn; advies over de participatie
van jongeren met ontwikkelings- of gedragsstoornissen, Den Haag, november 2009
Tierof, Bas en Dick Oudenampsen. Gehandicapte kinderen in tel. Utrecht, Verwey-Jonker,
2009
Ministerie van VWS. Handboek Zorgregistratie AWBZ, Den Haag, oktober 2004.
UWV, Kwartaal Verkenning 2010-I.
Vlaar, P., M. van Hattum, C van Dam, C. Klaar voor de Toekomst. Een nieuwe
beroepenstructuur voor de branches welzijn en maatschappelijke dienstverlening,
gehandicaptenzorg, jeugdzorg en kinderopvang, 2006.
22


Windt, W. (Willem) van der, R.C.K.H. (Raymond) Smeets en E.J.E. (Elsbeth) Arnold,
Regiomarge 2008: De arbeidsmarkt van verpleegkundigen, verzorgenden en sociaalagogen
2008-2012, Utrecht, Prismant, 2008.- 110 p.
Wissink, C.E., L. Mallee en M. van Leer. Ervaringen van werkgevers met Wajongers. Onderzoek
onder werkgevers naar de mogelijkheden voor verbetering van de arbeidsparticipatie van
Wajongers. Den Haag, RWI, 2009
Brieven aan de Tweede Kamer



Stand van zaken gesloten jeugdzorg, 9 maart 2010 (Kenmerk JZ/GJ-2983950)
Voortgang nieuwe koers passend onderwijs, 25 januari 2010 (JOZ/185184)
Onderzoek combinaties van zorg, 12 juni 2009 (Kenmerk DJenG/SenS-2930589)
Presentaties


Zorggroepen ZonMw evaluatie, RIVM. Presentatie op congres „Een zorg ontketend‟, 2009.
Multimorbiditeit: ontketen de zorg! Prof. dr. Francois Schellevis, Nivel & huisartsgeneeskunde
/ EMGO VUmc. Presentatie op congres „Een zorg ontketend‟, 2009.
Websites
Websites ministeries VWS, OCW, SZW, Jeugd en Gezin, Justitie
Websites brancheorganisaties zoals www.Actiz.nl en www.MOgroep.nl en www.zn.nl
Websites beroepsverenigingen zoals www.psynip.nl en www.phorza.nl
Websites individuele zorgorganisaties
Websites gidsorganisaties zoals www.mee.nl en www.centrumjeugdengezin.nl
Websites van organisaties voor de toegang tot zorg bepalen zoals www.ciz.nl
Websites van organisaties voor kennisontwikkeling en transfer zoals www.nji.nl
Website Vereniging van Nederlandse Gemeenten (www.vng.nl)
Nationaal Kompas Volksgezondheid: www.nationaalkompas.nl
Nationale Atlas Volksgezondheid: http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o4236n21143.html
Centraal Bureau voor de Statistiek (www.cbs.nl : StatLine CBS databank en themadossiers
Arbeidsmarktinformatie zorg en welzijn: www.azwinfo.nl
Postbus 51: www.rijksoverheid.nl
Alles over zorg en gezondheid voor de consument: www.kiesbeter.nl
Informatie van zorgaanbieders voor de consument: www.zichtbarezorg.nl en
www.ziekenhuizentransparant.nl
Landelijk steunpunt zorgadviesteams: www.zat.nl
Jeugdgezondheid: http://www.rivm.nl/jeugdgezondheid/
Centra voor Jeugd en Gezin: www.jeugdengezin.nl
23
BIJLAGE 2A: ORDENING VAN DE ZORG
De gezondheidszorg hanteert diverse perspectieven om de (gezondheids)zorg te ordenen en te
beschrijven. Zeven14 populaire perspectieven zijn:
de toegankelijkheid van de zorg;
de indeling in zorggebieden;
de financieringsbron;
de plaats waar zorg geboden wordt;
de indeling in sectoren;
de indeling naar doelgroepen;
de actoren: organisaties en beroepsbeoefenaren.
De actoren binnen de gezondheidszorg zijn dus slechts één perspectief. Het is van belang om –
voordat in bijlage 3 deze actoren worden beschreven – alle zeven perspectieven de revue te laten
passeren. Een korte beschrijving is opgenomen in de paragrafen B2.1 t/m B2.7. De bijlage wordt
afgesloten met de betekenis van de verschillende ordeningsperspectieven voor de beschrijving van
de actoren (paragraaf B2.8).
B2.1 Toegankelijkheid
Een gangbare indeling van zorg is het onderscheid in eerstelijns- en tweedelijnszorg15:
Eerstelijnsgezondheidszorg is de algemene, vrij toegankelijke zorg zoals die aangeboden wordt
door de huisarts, de eerstelijnspsycholoog, de maatschappelijk werker en de paramedicus
zoals de fysiotherapeut.
Tweedelijnsgezondheidszorg is de specialistische zorg waarvoor in principe verwijzing uit de
eerste lijn nodig is.
Over de precieze afbakening van de eerstelijnszorg en tweedelijnszorg bestaan verschillende
visies16.
B2.2 Zorggebieden
Klassiek is de indeling van de zorg 17 in drie zorggebieden:
Cure: het behandelen en genezen
Care: het verplegen en verzorgen
Preventie: het beschermen van de gezondheid en voorkomen van ziekte
B2.3 Financieringsbron
De zorg wordt gefinancierd uit een zorgverzekeringsstelsel en een openbaar stelsel.
Het zorgverzekeringsstelsel heeft drie compartimenten: de zware medische risico‟s, de
basismedische zorg en de minder noodzakelijk geachte zorg. Dit leidt tot onderscheid in: AWBZzorg en Zorgverzekeringswet (ZVW)-zorg:
AWBZ-zorg: De zware medische risico‟s zijn verzekerd in de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten. Voor een individu zijn de kosten van deze risico‟s onbetaalbaar; daarom is de
AWBZ een volksverkering; iedereen betaalt mee. De AWBZ omvat gehandicaptenzorg,
langdurige geestelijke gezondheidszorg, verpleeghuiszorg en thuiszorg (met uitzondering van
de huishoudelijke zorg die voor rekening komt van de WMO);
14
De zeven beschreven perspectieven zijn het meest gebruikt; ongetwijfeld bestaan er meer.
Naast eerste- en tweedelijnszorg wordt ook wel gesproken van derde- en nuldelijnszorg. Derdelijnszorg zijn
de hooggespecialiseerde instellingen zoals revalidatie-instellingen en de dienstverlening waarop professionals
een beroep kunnen doen. Nuldelijnszorg is het aanbieden van zorg door niet-professionals, zoals
zelfhulpgroepen.
15
16
In vijf bronnen worden vier verschillende beschrijvingen van eerste- en tweedelijnszorg gegeven (Boot 2007;
Caris 2007; website ministerie VWS; www.kiesbeter.nl; www.nationaleatlasvolksgezondheid.nl ). De
gemeenschappelijke deler is “vrije toegankelijkheid” bij de eerste lijn en “verwijzing nodig” voor de tweede
lijn.
17
De term „welzijn‟ lijkt van het toneel verdwenen; de huidige naam is „maatschappelijke zorg‟. Alleen in de
naam van het ministerie van VWS is het begrip welzijn nog terug te vinden.
24
Basis ZVW-zorg18: Een basispakket met alle noodzakelijk geachte zorg wordt wettelijk
vastgesteld in de Zorgverzekeringswet. Iedereen moet zich bij een zorgverzekeraar verzekeren
voor dit basispakket (basisverzekering). De verzekeraar heeft een acceptatieplicht.
Aanvullende ZVW-zorg: In aanvulling op het basispakket kunnen mensen zich bij
zorgverzekeraars verzekeren voor aanvullende – minder noodzakelijk geachte - zorg. Dit is niet
verplicht; de verzekeraar heeft dan ook geen acceptatieplicht.
In het openbaar stelsel financiert de overheid:
de openbare gezondheidszorg (gemeenten);
provinciale jeugdzorg (provincies);
de zorg uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 19 (gemeenten).
Zorg die buiten de beschreven stelsels valt, moeten mensen zelf betalen.
-
B2.4 De plaats waar zorg geboden wordt
Zorg wordt op verschillende plaatsen geboden, wat veelal samenhangt met de intensiteit van de
zorg. Een veelgebruikte indeling is:
Extramurale zorg: de jongere woont niet in een zorginstelling, maar ontvangt wel zorg van een
instelling (ambulante hulp tijdens korte bezoeken aan de instelling);
Semimurale zorg: de jongere woont niet in een zorginstelling, maar verblijft daar (overdag)
regelmatig voor zorg (dagbehandeling);
Intramurale zorg: de jongere verblijft dag en nacht in een zorginstelling (residentiële zorg).
Daarnaast kent het zorgjargon de „transmurale zorg‟: dit staat voor samenwerking tussen actoren
over de „muren van instellingen‟ heen. Deze term hoort feitelijk niet thuis in het rijtje extra-,
semi- en intramuraal en komt aan de orde in bijlage 3, tabel A2 (samenwerkingsverbanden en
verschijningsvormen van zorgaanbieders).
B2.5 Sectoren
De indeling van de gezondheidszorg in sectoren kent verschillende varianten. Het CBS hanteert in
de zorgrekeningen de volgende sectoren:
Openbare gezondheidszorg en preventie
Eerstelijnszorg
Ziekenhuiszorg en medisch specialistische zorg
Ouderenzorg
Gehandicaptenzorg
Geestelijke gezondheidszorg
Genees- en hulpmiddelen, lichaamsmaterialen
Ambulancezorg en vervoer
Overige zorgaanbieders waaronder bedrijfsgezondheidszorg
Welzijnszorg
B2.6 Doelgroepen
De (gezondheids)zorg wordt vaak ook ingedeeld naar doelgroepen: jeugdzorg, gehandicaptenzorg
en ouderenzorg. Dit komt deels overeen met de indeling in sectoren (zie paragraaf B2.5). Zwikker
(2008) verstaat onder jeugdzorg de zorg die zich richt op kinderen en/of jongeren in de leeftijd
van 0 tot en met 23 jaar met een psychosociale problematiek.
18
De overheid betaalt de premies voor de ZVW voor jeugd (<18 jr.).
19
De Wet Maatschappelijk Ondersteuning (WMO) omvat ondermeer:







voorzieningen voor gehandicapten zodat zij zelfstandig kunnen blijven wonen;
huishoudelijke hulp;
ondersteuning voor ouders bij de opvoeding van hun kinderen en het wegwerken van
onderwijsachterstanden;
vervoersvoorzieningen voor hen die zich niet lokaal kunnen verplaatsen;
rolstoelvoorziening bij verplaatsingsproblemen in of rondom de woning;
woonvoorzieningen bij problemen bij het gebruik van de woning;
openbare geestelijke gezondheidszorg (ggz) zoals zwerfjongeren en bemoeizorg voor
zorgmijders.

25
De SER (2009) onderscheidt in de jeugdzorg vier kolommen20: jeugd-ggz, zorg voor licht
verstandelijk gehandicapte jeugdigen (lvg), provinciale jeugdzorg en justitiële zorg. Rouvoet
noemt dit in een brief van 12 juni 2009 aan de Tweede Kamer „geïndiceerde Jeugdzorg‟.
Volgens Caris (2007) bestaat de jeugdzorg uit:
de openbare jeugdgezondheidszorg;
het „medische circuit‟ van huisarts, kinderarts, psychiater en therapeuten;
het „welzijnscircuit‟ van Bureau Jeugdzorg, pedagogen en psychologen;
het „justitiële circuit‟ van Bureau Jeugdzorg, kinderbescherming, kinderrechter,
gezinsbegeleiding en voogdij.
Het boek „Sociale Kaart Jeugdzorg 2010‟ (Bohn, Stafleu, Van Lochum) bespreekt zonder nadere
duiding van de afbakening van de Jeugdzorg, de gehandicaptenzorg, de jeugdzorg, de geestelijke
gezondheidszorg, gezondheid en welzijn en speciaal onderwijs. De publicatie geeft geen expliciet
kader voor wat zij verstaat onder jeugdzorg.
Het NJI beschrijft op haar website het jeugdzorgstelsel. Dit stelsel richt zich op opvoeden en
opgroeien.
B2.7 Actoren: organisaties en beroepsbeoefenaren
In praktijk hebben jongeren te maken met de huisarts en jeugdarts/schoolarts en niet met de
„eerstelijnszorg‟. Zij hebben te maken met het CIZ die een indicatie stelt voor de AWBZ en de
zorgaanbieders die ondersteuning bieden en niet met „de AWBZ‟. Wie verlenen de zorg? Wie spelen
een rol in de zorg voor jongeren met een functiebeperking? Dit zijn:
Instellingen / organisaties
Beroepsbeoefenaren / professionals
Ook zij hebben vertegenwoordigers / belangenbehartigers, respectievelijk:
Brancheorganisaties
Beroepsverenigingen
Deze vertegenwoordigers zijn zelf ook actoren.
B2.8 Betekenis van de zeven perspectieven voor de beschrijving van organisaties
Dit rapport richt zich op de actoren: organisaties en professionals (het perspectief van paragraaf
B2.7). Deze worden beschreven in hoofdstuk 2, bijlage 2b en bijlage 3. In de beschrijving in bijlage
3 is geprobeerd een verbinding te leggen met de andere perspectieven waarmee de zorg
beschreven kan worden door:
de zorgaanbieders te clusteren naar sector (perspectief paragraaf B2.5);
per actor de toegankelijkheid te benoemen (via wie kun je bij de actor komen) (perspectief
paragraaf B2.1);
per actor de financiering te benoemen21 (met wie heb je te maken bij de bekostiging)
(perspectief paragraaf B2.3);
per actor de plaats van de zorgverlening te benoemen (perspectief paragraaf B2.4).
20
Hiermee lijkt de SER de openbare jeugdgezondheidszorg niet onder de jeugdzorg te scharen; de JGZ wordt
alleen opgevoerd als vindplaats van de jongeren.
21
Het benoemen van de bekostiging betreft een indicatie van waaruit de zorg voornamelijk wordt betaald. De
voorschriften over bekostiging zijn zo complex, gedetailleerd en situationeel dat alleen in een concrete
situatie een sluitend antwoord kan worden gegeven.
26
BIJLAGE 2B: BEROEPSBEOEFENAREN IN DE ZORG
In de zorg werken diverse beroepsbeoefenaren / zorgprofessionals 22. Zij werken in
zorginstellingen, maar ook als vrije beroepsbeoefenaars. De zorg wordt geboden in de relatie
tussen een professional en de jongere23. Daarom is gekeken naar de zorgprofessionals /
beroepsbeoefenaren met wie de jongere contact heeft. Wie zijn die beroepsbeoefenaren precies?
En welke beroepsbeoefenaren zijn bij uitstek betrokken bij de zorg voor jongeren met een
beperking24?
Groot aantal functies
Het aantal functies in de zorg is groot. Zo heeft de jeugdzorg meer dat 70 functies (FCB 2009)
waarvan alleen al 41 sociaalagogische beroepen en functies (Zwikker 2008). De sector welzijn en
maatschappelijke dienstverlening heeft bijvoorbeeld meer dan 50 functies (FCB 2009). Deze
diversiteit maakt een overzicht van beroepsbeoefenaren niet eenvoudig.
Geregistreerde en erkende beroepsbeoefenaren
De zorg kent diverse geregistreerde / erkende beroepsbeoefenaren. Deze zijn geregistreerd in de
volgende registers:
BIG-register voor Beroepsbeoefenaren in de Nederlandse Gezondheidszorg (BIG 2008) voor
ondermeer artsen, psychotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, verpleegkundigen en
verzorgenden.
Register NIP (Nederlands Instituut van Psychologen) voor psychologen, zoals kinder- en
jeugdpsychologen NIP en eerstelijnspsychologen NIP.
Beroepsregister BAMw (Beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers): voor
geregistreerde maatschappelijk werkers en sociaal agogen.
Voor de professionals in deze registers bestaat een heldere relatie tussen:
functienaam / rolomschrijving;
competentieprofiel / beroepsprofiel;
opleidingseisen;
registratie / erkenning beroep.
Professionalisering
De relatie tussen functienaam, competentieprofiel, opleiding en geregistreerd beroepsbeoefenaar
is niet in alle gezondheidszorgsectoren al helder geregeld. Een aantal sectoren werkt aan
professionalisering, zoals in de (provinciale) Jeugdzorg 25. Het opstellen van competentieprofielen
en beroepsprofielen maakt hier onderdeel van uit. Die profielen moeten hun beslag weer krijgen in
het onderwijs en EVC (erkenning verworven competenties), en uiteindelijk in registers voor
beroepsbeoefenaren.
De sociale partners in de branches kinderopvang, welzijn en maatschappelijke dienstverlening,
jeugdzorg en gehandicaptenzorg hebben een vernieuwde beroepenstructuur ontwikkeld en
beschreven. Deze is aangeboden aan het middelbaar en hoger beroepsonderwijs om als basis te
dienen voor de inrichting van beroepsopleidingen. In de komende jaren zullen de gezamenlijke
partijen de beroepenstructuur inzetten als instrument bij de voortgaande professionalisering van
de dienstverlening in zorg en welzijn.
22
Bruikbare bronnen over welke beroepsbeoefenaar in welke zorginstelling werkt, zijn: Statline van CBS,
www.azwinfo.nl (Arbeidsmarktinformatie zorg en welzijn / Prismant) en „Jeugdzorg in kaart‟ van Zwikker
2008. Er is telefonisch navraag gedaan bij Prismant en Trimbos.
23
Wat is „de zorg‟? Jos van der Lans (2008) omschrijft - als nieuw paradigma - “de kleinst denkbare
organisatorische eenheid” van de zorg: de relatie tussen de burger (hier: de jongere met een beperking) en de
professional. In die relatie wordt zorg, ondersteuning en hulp geboden.
24
De focus ligt op de beroepsbeoefenaren die werken in het primaire zorgproces.
25
Tijdens het schrijven van dit werkdocument verscheen het persbericht van het ministerie van Jeugd en
Gezin met de aankondiging dat het werken in de jeugdzorg professioneler georganiseerd zal worden en het
beroep „jeugdzorgwerker en gedragswetenschapper‟ - wettelijk wordt erkend via een register. Zie ook
www.Nji.nl het dossier „Professionalisering in de jeugdzorg‟.
27
Invloed maatschappelijke ontwikkelingen
Functies, beroepsprofielen en opleidingen (curricula) zijn niet statisch. Nieuwe (maatschappelijke)
ontwikkelingen vragen om nieuwe kennis, vaardigheden en competenties van professionals. Dit is
ondermeer beschreven in:
Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin, Ministerie voor jeugd en gezin, 2009
Nieuw beleid, nieuwe professionals; implicaties van de Wmo voor hulpverleners, Lilian Linders,
Ike Bouma en Jan Steyaert, mei 2008.
Informatie over beroepsbeoefenaren in bijlage 3 (Overzicht zorgorganisaties)
In de beschrijving van de zorgorganisaties in bijlage 3 zijn ook de beroepsbeoefenaren genoemd
met wie jongeren met een beperking vaak te maken hebben.
Onze ambitie was om gedetailleerd te beschrijven welke professionals het meeste contact hebben
met de jongeren, wie eindverantwoordelijke is voor de zorg en welke professional vooral van
belang is als het gaat om (aandacht voor, activering tot) onderwijs en/of arbeid. Deze gegevens
zijn echter niet beschikbaar, omdat dit nooit is onderzocht. Daarnaast zijn de aard van de
beperking en de persoonlijke situatie van de jongere van invloed op zijn / haar zorgvraag en
medebepalend voor de zorgprofessional met wie de jongere te maken krijgt.
Het was wel mogelijk om per type zorgorganisatie de belangrijkste beroepsbeoefenaren uit het
primaire zorgproces te benoemen; deze opsomming is niet uitputtend en beoogt dit ook niet te
zijn.
28
BIJLAGE 3: OVERZICHT ZORGORGANISATIES
In de tabellen worden per type organisatie de voornaamste primaire taken beschreven in de zorg
voor jongeren met een beperking. Vervolgens wordt per soort zorginstelling beschreven:
de landelijke vereniging van deze organisaties: de brancheorganisatie(s);
de regionale en lokale organisatie / structuur (mits relevant);
het aantal zorginstellingen;
verschillende typen zorginstellingen (mits relevant);
de professionals in de instellingen;
de beroepsorganisaties van deze professionals.
Tabel A1: Zorgaanbieders (instellingen / organisaties)
Deze tabel beschrijft de „enkelvoudige‟ zorgaanbieders waarbij gestart wordt met de aanbieders in
de eerstelijnszorg, gevolgd door de aanbieders per sector.
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
Het bieden van het eerste
aanspreekpunt voor mensen met
vragen of problemen over
gezondheid en ziekte.
De huisarts biedt diagnostische,
therapeutische en preventieve
medische zorg.
Ook:
Verwijzer (zie tabel B)
Niveaus:
Landelijke Huisartsen
Vereniging (LHV)
Centrale huisartsenposten
(HAP) (n=127) en
huisartsendienstenstructur
en (HDS) (n=54) voor
huisartsenzorg buiten
kantooruren.
Aantal
huisartspraktijken26: circa
8.500 huisartsen waarvan
25% solopraktijken, 30%
duopraktijken en 45%
groepspraktijken
Eerstelijnszorg
Huisartsenpraktijken
-
Toegankelijkheid
De huisartsenpraktijk is direct
toegankelijk; er is geen verwijzing
nodig.
Bekostiging
Zorgverzekeraar uit het – wettelijk
verplichte - basispakket van de
zorgverzekering.
-
-
Praktijken van
eerstelijnspsychologe
n
26
Het ondersteunen van het
aanpakken van (veel voorkomende)
psychische klachten.
Ook:
Verwijzer (zie tabel B)
-
-
Professionals: huisarts,
praktijkondersteuner
(POH), praktijkassistente
Beroepsvereniging:
Nederlands
Huisartsengenootschap
(NHG); V&VN
Praktijkverpleegkundigen
en Praktijkondersteuners.
Landelijke Vereniging van
Eerstelijnspsychologen
(LVE).
Nederlandse Vereniging
van Vrijgevestigde
Psychologen &
Bron: Nationaal kompas volksgezondheid
29
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Toegankelijkheid
De praktijk voor
eerstelijnspsychologen is direct
toegankelijk; er is geen verwijzing
nodig.
Bekostiging
Zorgverzekeraar uit het - wettelijk
verplichte - basispakket van de
zorgverzekering.27
Actoren
Psychotherapeuten (NVVP)
Eerstelijnspsychologen
(circa 125028) werken als
zelfstandige, in een
groepspraktijk of in een
multidisciplinair
samenwerkingsverband
zoals gezondheidscentra
(zie tabel A2).
-
-
Organisaties voor
algemeen
maatschappelijk
werk (AMW) /
AMW-instellingen
Het ondersteunen van mensen
bij het oplossen van
psychosociale problemen zoals
opvoedingsproblemen en
financiële problemen; vaak gaat
het om een combinatie van
materiële en immateriële
problemen.
Ook:
Verwijzer (zie tabel B)
-
Specifieke vormen van
maatschappelijk werk zijn:
jeugdmaatschappelijk werk
schoolmaatschappelijk werk
bedrijfsmaatschappelijk werk
ziekenhuismaatschappelijk werk
schuldhulpverlening
slachtofferhulp
Toegankelijkheid
Professional:
eerstelijnspsycholoog29
Nederlands Instituut van
Psychologen (NIP)30, de
beroepsvereniging van
psychologen.
Niveaus:
MOgroep Welzijn &
Maatschappelijke
dienstverlening
Aantal AMW-instellingen:
circa 11031 met een
veelvoud aan bureaus en
spreekuurposten:
Vrijgevestigde
Maatschappelijk Werkers
-
-
Professionals:
maatschappelijk werker32.
NVMW: Nederlandse
Vereniging van
Maatschappelijk werkers
(beroepsvereniging)
VVMW: Vereniging voor
Vrijgevestigde
Maatschappelijk werkers
27
Maximale vergoeding voor 8 gesprekken + een eigen bijdrage; de beperkte vergoeding is prikkel om de
behandeling via de GGZ te laten lopen.
28
Bron: www.kiesbeter.nl
29
De geregistreerde eerstelijnspsycholoog heeft de (postdoctorale) opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog
gevolgd, is in het BIG-register opgenomen en heeft de kwalificatieroute van het NIP gevolgd.
30
Het NIP heeft vier sectoren. De sectoren Gezondheidszorg en Jeugd zijn relevant voor dit rapport. De sector
gezondheidszorg kent acht secties (waaronder mensen met een verstandelijk handicap, GGZ en revalidatie) en
de sector Jeugd vijf (waaronder auditief gehandicapten, Jeugdzorg en Schoolpsychologen).
31
Bron: kiesbeter.nl gaf op 25 november 2009 113 instellingen voor algemeen maatschappelijk werk.
32
Professionals worden geregistreerd in het Beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers: BAMw
Het BAMw onderscheidt geregistreerd maatschappelijk werker (met specialisaties geregistreerd
bedrijfsmaatschappelijk werker en geregistreerd GGZ-agoog) en geregistreerd agoog (met specialisaties
geregistreerd orthopedagoog en geregistreerd GGZ-agoog). Uit het onderzoek van Windt (2008) blijkt dat
naast opgeleiden maatschappelijke dienstverlening ook veel mensen met de opleiding Sociaal Pedagogisch
Werk (niveau 3 en 4) in de sector welzijn en maatschappelijke dienstverlening werken; deze sector is wel
breder dan het AMW.
30
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
Het algemeen maatschappelijk werk
is direct toegankelijk; er is geen
verwijzing nodig.
Bekostiging
Gemeenten vanuit de WMO.
Jeugd- en
jongerenwerk
-
Het helpen van jongeren die
thuis niet voldoende
ondersteund en opgevoed
worden, met opgroeien,
sporten, huiswerk doen.
Niveaus:
MOgroep Welzijn &
Maatschappelijke
dienstverlening
Professionals:
jongerenwerker33
Zorgaanbieders die niet verder zijn uitgewerkt (beperkte relevante voor jongeren met een
beperking):
Fysiotherapiepraktijken
Praktijken voor Cesar, ergotherapie, logopedie, mensendieck, podotherapie, sportmedisch
advies,
Verloskundigenpraktijken
Openbare apotheken
Tandartspraktijken en praktijken mondhygiëne
Ziekenhuiszorg en medisch specialistische zorg
Ziekenhuizen /
Behandelcentra /
specialisten
praktijken
Het bieden van diagnostiek,
behandeling, verpleging en
verzorging van medischspecialistische zorg.
-
Toegankelijkheid
Ziekenhuizen / behandelcentra zijn
alleen toegankelijk na verwijzing
van een zorgverlener uit de
eerstelijnszorg, m.u.v. de
spoedeisende hulp.
-
-
Bekostiging
Zorgverzekeraar uit het – wettelijk
verplichte - basispakket van de
zorgverzekering.
-
Nederlandse Vereniging
van Ziekenhuizen (NVZ)
Nederlandse Federatie van
universitair medische
centra (UMC's) (NFU)
Revalidatie Nederland
(RN), de vereniging van
revalidatiecentra in
Nederland.
Ziekenhuizen34:
Algemene ziekenhuizen
(circa 105)
Categorale ziekenhuizen
(circa 70) /
gespecialiseerde centra:
Astmacentra
Audiologische centra
Dialysecentra
33
Het profiel Jongerenwerker is een van de profielen die is ontwikkeld in de nieuwe beroepenstructuur in de
branches welzijn en maatschappelijke dienstverlening, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en kinderopvang. Zij
vormt de basis voor het beroepsonderwijs en is beschreven in de publicatie “Klaar voor de toekomst”. Zie ook
de publicatie: “Het gezicht van jongerenwerk”
34
Bron voor aantallen = Statline, CBS:
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71545ned&D1=0&D2=989990,992&D3=0&D4=l&HD=091125-1235&HDR=T,G2,G3&STB=G1
31
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
-
-
Epilepsiecentra
Klinisch genetisch centra
Oncologische centra
Radiotherapeutisch
centrum
Revalidatiecentra
Universitair medische
centra (8 volgens NFU, 10
volgens Staline)
Buitenpoliklinieken
Zelfstandige
behandelcentra (ZBC)
Diverse ziekenhuizen hebben:
een kinderziekenhuis;
centrum / polikliniek voor
kinder- en
jeugdpsychiatrie (zie bij
Geestelijke
gezondheidszorg)
-
-
-
Professionals: artsen,
kinderarts,
verpleegkundigen, kinderverpleegkundige
Orde van Medisch
Specialisten.
Nederlandse vereniging
van kindergeneeskunde
(NVK)
Vereniging van
Revalidatieartsen (VRA)
Beroepsvereniging V&VN
(Verpleegkundigen en
Verzorgenden Nederland)
Geestelijke gezondheidszorg
Instellingen voor
geestelijke
gezondheidszorg
(GGZ)
Het bieden van geestelijke
gezondheidszorg - diagnose,
behandeling en begeleiding - voor
complexere psychische problemen,
bijvoorbeeld ADHD, ernstige
depressie of ernstige
persoonlijkheidsproblemen.
Bijna negentig procent van alle ggz
wordt aangeboden vanuit
instellingen voor geestelijke
gezondheidszorg.
-
-
-
GGZ Nederland is de
vereniging van instellingen
voor geestelijke
gezondheidszorg en
verslavingszorg.
Nederlandse Vereniging
van Vrijgevestigde
Psychologen &
Psychotherapeuten (NVVP)
Soorten instellingen35:
o Geïntegreerde GGZ
35
Website GGZ Nederland: In 2007 waren er in Nederland 37 geïntegreerde ggz-instellingen voor volwassenen
en 10 instellingen die zich richten op kinder- en jeugdpsychiatrie. Daarnaast zijn er psychiatrische
ziekenhuizen (8) en aparte klinieken voor verslavingszorg (11 instellingen).
32
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
Toegankelijkheid
Voor ggz is een verwijzing nodig
van een zorgverlener uit de
eerste- of tweedelijnszorg
(huisarts, schoolarts, kinderarts
en psychiater).
Ook Bureau Jeugdzorg kan
verwijzen naar de jeugd-ggz.
Bekostiging
De zorgverzekeraar vergoedt de
extramurale GGZ en het eerste jaar
van de intramurale GGZ uit het
basispakket van de zorgverzekering.
Het zorgkantoor betaalt op basis van
de AWBZ het verblijf en de
behandeling in een GGZ-instelling
die langer dan een jaar duurt.
-
-
-
36
instellingen
Algemene
psychiatrische
ziekenhuizen (APZ)
o Categoriale
psychiatrisch
ziekenhuizen met
functie kinder- en
jeugdpsychiatrische
voorzieningen (CPZKJP)
o Vrijgevestigde
psychiaters en
psychotherapeuten
o Psychiatrische
afdelingen van
algemene en
academische
ziekenhuizen (PAAZ /
PAAC)
o Jeugdafdelingen
Riagg36
o RGC‟s (Regionale GGZcentra)
Jeugd GGZ is regionaal
verschillend
georganiseerd: als
jeugdafdeling / polikliniek
kind- en jeugdpsychiatrie
van een „brede‟ ggzinstelling of als
zelfstandige organisatie
ACT-team:
multidisciplinair team met
een teamleider,
casemanagers
(psychiatrisch
verpleegkundigen), een
trajectbegeleider, een
woonbegeleider, een
psychiater,
verslavingsdeskundige(n)
en een sociaal
psychiatrisch
verpleegkundige.
o
Professionals:
gezondheidszorgpsycholoo
g, klinisch psycholoog,
ontwikkelingspsycholoog,
psychiater,
psychotherapeut,
vaktherapeut, sociaal
psychiatrisch
De Riagg staat voor Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg.
33
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
verpleegkundige,
maatschappelijk werker.
Voor jeugdigen zijn er
kinder- en
jeugdpsychologen en
kinder- en
jeugdpsychiaters.
Beroepsorganisaties
Psychologen: Voor alle
psychologen is er één
gezamenlijke
beroepsvereniging: het
Nederlands Instituut van
Psychologen (NIP).
Voor psychotherapeuten
zijn er diverse
beroepsverenigingen37,
afhankelijk van de
methode waarin ze
opgeleid zijn. De
overkoepelende vereniging
(van de
beroepsverenigingen) is de
Nederlandse Verenigingen
voor Psychotherapie (NVP).
De beroepsvereniging van
Psychiaters is de
Nederlandse Vereniging
voor Psychiatrie (NVvP)38.
Federatie
vaktherapeutische
beroepen (FVB)39.
V&VN, afdeling GGZverpleegkunde
NVMW: Nederlandse
Vereniging van
Maatschappelijk werkers
(beroepsvereniging)
Gehandicaptenzorg
37
De beroepsverenigingen zijn:

Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie (VKJP)

Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie (NVRG)

Vereniging voor Cliëntgerichte Psychotherapie (VCgP)

Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie (VGCt)

Nederlandse Vereniging voor Psychoanalytische Psychotherapie (NVPP)

Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse (NVPA)

Nederlands Psychoanalytisch Genootschap (NPG)
Nederlandse Vereniging voor Groepspsychotherapie (NVGP)
38
NVvP en NVVP niet verwarren!
39
www.vaktherapie.nl
34
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
Instellingen voor
gehandicaptenzorg
Het voor mensen met een
verstandelijke, lichamelijke,
zintuiglijke of meervoudige
beperking bieden van:
zorg met woon- of
logeerfaciliteiten. Dit wordt ook
„zorg met verblijf‟ of „wonen
met zorg‟ genoemd. Het kan
gaan om wonen in groepen
(sociowoningen of fasehuizen),
individueel geclusterd wonen
(met gemeenschappelijke
voorzieningen zoals het
gezinsvervangend tehuis GVT of
de dependance) of het begeleid
zelfstandig wonen (BZW).
zorg thuis via een „volledig
pakket thuis‟ of PGB. Dit heet
ook „zorg zonder verblijf‟ of
„ambulante ondersteuning /
begeleiding.
faciliteiten / locaties voor
werken, leren of daginvulling
-
Toegankelijkheid:
CIZ
De indicatiestelling voor
hulpverlening voor jeugdigen
met een lichte verstandelijke
beperking is in 2008 overgegaan
van het CIZ naar Bureau
Jeugdzorg.
Vereniging
Gehandicaptenzorg
Nederland (VGN),
Vereniging
Orthopedagogische
Behandelcentra (VOBC)
Aantal instellingen voor
gehandicaptenzorg: 87 met
666 woningen, 202
producten voor ambulante
ondersteuning en 372
dagactiviteitencentra /
werkprojecten.40
Veel instellingen zijn
gespecialiseerd naar handicap
(verstandelijk handicap,
visuele handicap, auditieve
handicap, lichamelijk
handicap) en leeftijd. Zo
richten orthopedagogische
behandelcentra zich op
kinderen en jongeren met een
licht verstandelijke handicap
en opvoedings- en/of
ontwikkelingsproblemen.
-
Bekostiging:
Zorgkantoren uit AWBZ
-
Professionals41|42:
(ambulant) begeleider,
verzorgende en
verplegende
(verstandelijke
gehandicaptenzorg),
gedragskundige, arts (voor
verstandelijk
gehandicapten).
Beroepsvereniging:
Phorza is de
beroepsorganisatie van
professionals in sociale en
(ortho)pedagogische
functies;
40
http://www.vgn.org/vgn/artikelen/raadplegen.asp?display=2&atoom=6719&atoomsrt=2&actie=2
De sector kent een competentiebox met acht competentieprofielen. De profielen kennen een onderlinge
samenhang. Aan de basis liggen de twee beroepscompetentieprofielen voor beroepskrachten op mbo- en hboniveau. Vanuit deze profielen zijn verdiepende competentieprofielen ontwikkeld voor beroepskrachten die
met een specifieke doelgroep werken. Er zijn in totaal zes verdiepende profielen ontwikkeld. Er zijn profielen
voor beroepskrachten die ondersteuning bieden aan cliënten met ernstig meervoudige beperkingen, cliënten
met niet aangeboren hersenletsel, cliënten met een zintuiglijke handicap, kinderen van 0 tot 6 jaar met een
ontwikkelingsachterstand, cliënten met een licht verstandelijke beperking met gedragsproblematiek en
cliënten met autisme spectrum stoornissen.
42
Regiomare 2008, Prismant, 2008: In de gehandicaptenzorg is het aandeel verplegenden, verzorgenden en
sociaal agogen t.o.v. het totaal personeel rond de 75%. Dit zijn vooral mensen met sociaal pedagogisch werk
(niveau 3 en 4), verpleegkundigen (niveau 4) en mensen met een opleiding tot sociaal pedagogische
hulpverlening (niveau 5).
41
35
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
-
-
V&VN (verplegenden en
verzorgenden) afdeling
verstandelijk
gehandicaptenzorg;
De Nederlandse Vereniging
van Artsen voor
Verstandelijk
Gehandicapten (NVAVG).
Jeugdzorg
Bureaus jeugdzorg
Het bieden van informatie,
advies, hulp, behandeling en
begeleiding van kinderen,
jongeren en hun ouders bij
problemen met opgroeien en
opvoeden.
Het uitvoeren van
jeugdbeschermingsmaatregelen
bij Onder Toezicht Stelling
(OTS): begeleiding en toezicht
(voogdij, gezinsvoogdij).
Het uitvoeren van de taken van
het Advies en Meldpunt
Kindermishandeling (AMK).
Het uitvoeren van de taken van
jeugdreclassering: het
begeleiden van jeugdigen tussen
12 en 18 jaar, die met de politie
in aanraking zijn gekomen en
een proces verbaal hebben
gekregen.
Ook:
Verwijzer / indicatiesteller (zie
tabel B)
Regieorganisatie (zie tabel C)
-
Toegankelijkheid
De Bureau Jeugdzorg is direct
toegankelijk; er is geen verwijzing
nodig.
Bekostiging
Provincies op basis van Wet op de
Jeugdzorg.
-
-
MO-groep43 Jeugdzorg
Eén bureau per provincie
(12) / grootstedelijke regio
(3: Amsterdam, Rotterdam
en Haaglanden);
Vaak vestigingen in
verschillende gemeenten
Elk bureau heeft als
onderdeel:
Advies- en Meldpunt
kindermishandeling (AMK)
Professionals44:
Jeugdzorgwerker
(jeugdhulpverlener,
jeugdbeschermer,
jeugdreclasseringswerker),
(gezins)voogd,
vertrouwensarts,
maatschappelijk werker,
gedragswetenschapper
Beroepsorganisatie:
Phorza is de
beroepsorganisatie van
professionals in sociale en
(ortho)pedagogische
functies.
De Nederlandse Vereniging
van Maatschappelijk
Werkers (NVMW)
De Vereniging
Vertrouwensartsen
43
De brancheorganisatie MOgroep zal per 1 januari 2011 worden opgeheven. De huidige brancheafdelingen
zullen dan verdergaan als zelfstandige brancheverenigingen .
44
Bureau Jeugdzorg Utrecht zoekt regelmatig deze vijf professionals en vraagt HBO Maatschappelijke
dienstverlening voor jeugdhulpverlener en jeugdbeschermer; een HBO sociale sector voor
jeugdreclasseringswerker; HBO maatschappelijk werk voor maatschappelijk werker; een academische
opleiding in een van de gedragswetenschappen voor de gedragswetenschapper. Het Nji heeft in het kader van
de professionalisering van de Jeugdzorg in november 2009 twee nieuwe beroepsprofielen geïntroduceerd: de
jeugdzorgwerker en de gedragswetenschapper in de jeugdzorg.
36
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
-
Instellingen voor
jeugd- en
opvoedhulp46
Het bieden van hulpverlening voor
de aanpak van ernstige, complexe
problemen bij opgroeien en
opvoeden. De vormen van deze hulp
zijn:
ambulante behandeling
dagbehandeling
pleegzorg
residentiële opname
-
MOgroep Jeugdzorg
58 organisaties voor Jeugd
& Opvoedhulp47
-
Professionals48:
jeugdzorgwerker,
gedragswetenschapper,
maatschappelijk werker
Beroepsorganisaties:
Phorza (beroepsorganisatie
van professionals in sociale
en (ortho)pedagogische
functies); de Nederlandse
Vereniging van
Maatschappelijk Werkers
(NVMW).
Toegankelijkheid
Verwijzing door Bureaus Jeugdzorg
Bekostiging
Provincie/grootstedelijke regio
waarin instelling gevestigd is
Instellingen voor
gesloten jeugdzorg /
jeugdzorgplus
instellingen49
-
Het zorgen voor en behandelen
van jongeren met ernstige
opgroei- of
opvoedingsproblemen. Onder
gesloten jeugdzorg vallen
gedwongen opname, gesloten
verblijf en gedwongen
behandeling.
De jeugdzorgplus instellingen zien –
als dat mogelijk is – scholing en
werktoeleiding als onderdeel van
het zorgtraject waarvan gesloten
jeugdzorg maar één fase is.
Kindermishandeling (VVAK)
De Nederlandse vereniging
van Pedagogen en
Onderwijskundigen
(NVO)45
Het Nederlands Instituut
van Psychologen (NIP)
-
-
-
-
MOgroep Jeugdzorg
14 instellingen voor
jeugdzorgplus (eind 2009)
(www.jeugdzorgplus.nl)
Vijf zorggebieden (met
combinaties van drie
provincies en/of
grootstedelijke regio‟s).
Professionals50:
groepsleider,
gedragswetenschapper,
psychiater en arts.
Beroepsorganisatie:
Phorza, NVvP,
45
Het NVO kent diverse netwerkgroepen: per sector (b.v. gesloten Jeugdzorg), aandoening (b.v.
verstandelijke beperking) of ontwikkeling (b.v. passend onderwijs).
46
In Wet op de jeugdzorg wordt Jeugd en Opvoedhulp aangeduid met de term: zorgaanbieders.
47
Alle instellingen staan met naam en vestigingsplaats genoemd in de brochure „Jeugd & Opvoedhulp; als
opgroeien niet vanzelf gaat‟ van de MOgroep Jeugdzorg.
48
Bij het vervullen van vacatures is in de raming van de vraag anno 2008 vooral vraag naar Maatschappelijke
dienstverlener (MD) niveau 5, Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) niveau 5, Sociaal Pedagogisch Werk
(SPW) niveau 4 (Prismant, Regiomarge 2008).
49
Met ingang van 1 januari 2010 mogen jongeren met een machtiging voor gesloten jeugdzorg niet meer in een
justitiële jeugdinrichting (JJI) verblijven.
50
Zie publicatie “Aanbieders van gesloten jeugdzorg; verslag van de kenniskring, NJi, Utrecht, 2007” waarin
aandacht wordt besteed aan de competenties van personeel in de gesloten jeugdzorg en de opleidingen in het
MBO en HBO.
37
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
Toegankelijkheid
Op indicatie van Bureau Jeugdzorg
en een machtiging door de
kinderrechter voor gesloten
jeugdzorg.
Bekostiging
Budget van ministerie Jeugd &
Gezin, in ieder geval tot 1 januari
2013.
Justitiële
jeugdinrichtingen
(JJI)
Het bieden van verblijf, zorg en
begeleiding van jongeren met
een strafrechtelijke
veroordeling in de leeftijd van
12 tot 18 jaar, met een uitloop
naar maximaal 23 jaar.
Over zorg en begeleiding:
http://www.dji.nl/Onderwerpe
n/Jongeren-in-detentie/Zorgen-begeleiding/
-
Toegankelijkheid
Jongeren komen vanaf 2010 alleen
in een JJI als ze iets gedaan hebben
waarvoor ze straf verdienen
(strafrechtelijk).
-
-
-
-
-
-
Bekostiging
Justitie
-
-
Dienst Justitiële
Inrichtingen, Ministerie
van Justitie
MOgroep Jeugdzorg51
Aantal JJI: 12
Specifieke afdelingen voor
jongeren met bijzondere
behoeften, waaronder:
Forensische Observatie- en
Begeleidingsafdeling
(FOBA) voor jongeren
Licht verstandelijk
gehandicapten afdeling
(LVG)
Very Intensive Care (VICafdeling) voor jongeren
met een psychiatrische
stoornis of
persoonlijkheidsstoornis
Professionals:
Groepsleider, pedagogisch
medewerker. Het bredere
team:
http://www.ennujij.nl/te
am/
Beroepsvereniging: Phorza,
beroepsorganisatie voor
sociale,
(ortho)pedagogische, en
hulpverlenende functies
Openbare gezondheidszorg
Organisaties voor
openbare
jeugdgezondheidszor
g (JGZ), zoals de
Gemeentelijke
Het bieden van
jeugdgezondheidszorg aan kinderen
van 0 - 19 jaar. JGZ53 is preventieve
gezondheidszorg waarbij de
gezondheid, groei, en ontwikkeling
-
-
GGD-Nederland =
vereniging van alle GGD‟en
in Nederland
ActiZ: organisatie voor
zorgondernemers
51
Blijven er JJI‟s na 1 januari 2010 onder MOgroep Jeugdzorg vallen? Nu JJI instellingen
Jeugdzorgplusinstellingen zijn geworden, zou dit wel eens kunnen veranderen.
38
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
Gezondheidsdienst
(GGD)52 of andere door gemeenten
gecontracteerde –
zorgorganisaties
zoals
thuiszorgorganisaties
.
van het kind gevolgd wordt,
waaronder:
consultatiezorg – op de
consultatiebureaus - voor baby‟s
en peuters waaronder de
hielprik voor screening op
erfelijke ziekten;
het volgen van leerlingen – door
een schoolarts - op de
basisschool en het voortgezet
onderwijs (minimaal 3
momenten);
opvoedondersteuning voor
ouders, opvoeders en scholen.
De GGD speelt ook een rol in het
signaleren en opsporen van
„zorgmijders‟ als onderdeel van het
gemeentelijk beleid van de
openbare geestelijke
gezondheidszorg (OGGZ).
-
(Veelal wordt het
consultatiebureau
voor 0- tot 4-jarigen
verzorgd door een
thuiszorginstelling en
de JGZ van 4- tot 19jarigen door de GGD)
-
-
-
Aantal aanbieders: 28
GGD‟en
Samenwerkingsverbanden
met brandweer en politie
onder de naam
„hulpverleningsdienst‟.
Professionals: jeugdartsen
(schoolartsen),
jeugdverpleegkundigen
Beroepsorganisaties: De
AJN (Artsen
Jeugdgezondheidszorg
Nederland) en de V&VN,
fractie JGZ voor
jeugdverpleegkundigen. 54
Toegankelijkheid:
Alle inwoners van een gemeente
Bekostiging:
Gemeente
Ouderenzorg55 ► VVT: Verpleging, Verzorging, Thuiszorg
Thuiszorgorganisaties
/ -instellingen
Alternatieve
benaming:
Aanbieder van
-
Het bieden van verpleging56,
persoonlijke verzorging en/of
huishoudelijke verzorging bij
mensen thuis bij een zorgvraag
wegens ziekte, handicap of
ouderdom.
-
ActiZ: organisatie voor
zorgondernemers
Branchebelang Thuiszorg
Nederland (BTN)
Aantal
thuiszorgorganisaties:
53
Het basispakket Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar (BTP) bevat een uniform deel en een maatwerkdeel. Het
uniforme deel met ruim vijftig activiteiten wordt aan alle kinderen aangeboden. Gemeenten hebben keuze in
de mate en de wijze waarop het maatwerkdeel wordt aangeboden, afgestemd op de individuele behoefte van
het kind of de specifieke lokale situatie. Het basispakket wordt aangeboden op grond van de Wet Collectieve
Preventie Volksgezondheid (WCPV) en het Besluit Jeugdgezondheidszorg. (www.rivm.nl/jeugdgezondheid/)
52
De Gemeentelijke GezondheidsDienst (GGD) wordt soms ook GG&GD genoemd. De G staat afwisselend voor
gemeentelijke, gewestelijke of gemeenschappelijk.
54
Deze fractie is ontstaan uit een samenwerkingsverband van jeugdverpleegkundigen binnen de V&VN
afdelingen Eerstelijnsverpleegkundigen en Verpleegkundigen Openbare Gezondheidszorg (VOGZ).
55
Klassiek wordt onderscheid gemaakt tussen thuiszorg en verpleging- en verzorgingshuizen. Steeds vaker
wordt gesproken over VVT-instellingen: verpleging, verzorging en thuiszorg. Sinds 2008 is er een gezamenlijke
CAO voor de VVT.
56
Verzorging richt zich op ADL terwijl verpleging rechtstreeks verband houdt met ziekte en beperkingen.
39
Organisaties
zorg zonder
verblijf
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
Toegankelijkheid:
Indicatie CIZ (verpleging en
persoonlijke verzorging) en
gemeenten (huishoudelijke
verzorging)
-
Bekostiging:
Verpleging en persoonlijke
verzorging door het zorgkantoor
op basis van de AWBZ
Huishoudelijke verzorging door
de gemeente op basis van de
WMO.
Verpleeg- en
verzorgingshuizen58
Alternatieve
benamingen:
instellingen voor
verpleging en
verzorging
aanbieders van
zorg, met of
zonder verblijf
-
-
Verzorgingshuis / zorgcentrum:
het bieden van verblijf
(permanent of tijdelijke),
verzorging, verpleging en
begeleiding van mensen die in
principe zelfstandig kunnen
wonen maar wel 24 uur per dag
een beroep op de zorg kunnen
doen. Verzorgingshuiszorg kan
ook thuis worden geboden.
Verpleeghuis: het bieden van
verblijf, verpleging en
verzorging van mensen die niet
meer in staat zijn zelfstandig
het eigen leven te leiden.
Verpleeghuiszorg kan ook thuis
worden geboden.
Toegankelijkheid:
Indicatie CIZ
Bekostiging:
Verpleging en verzorging door het
zorgkantoor op basis van de AWBZ
-
-
circa 150 (www.Actiz.nl)
Zelfstandigen die thuiszorg
leveren: circa 10.000 ZZPers, voor 7.500 fte 57
Professionals:
wijkverpleegkundigen,
wijkziekenverzorgenden en
gezinsverzorgers,
Gespecialiseerde
gezinsverzorgenden bij de
begeleiding en opvoeding
van gehandicapte kinderen
Beroepsorganisaties:
Verpleegkundigen &
Verzorgenden Nederland
(V&VN), afdeling
eerstelijnsverpleegkundige
n sectie wijkverpleging
ActiZ: organisatie voor
zorgondernemers
Aantal verzorgingshuizen:
ruim 135059
Aantal verpleeghuizen:
bijna 35060
Er is een groot aantal
woonzorgconcepten
waaronder de
kangeroewoningen en de
woonzorgcomplexen; zie
http://www.kcwz.nl/tren
ds/feiten_cijfers
(Kenniscentrum WonenZorg). Er zijn enkele
initiatieven voor jongeren
met een
verpleeghuisindicatie.
Afdelingen in
verzorgingshuizen:
Meerzorg afdeling voor mensen
die extra zorg nodig hebben
-
-
-
Professionals:
Verzorgenden en
Verpleegkundigen
Beroepsorganisaties:
Verpleegkundigen &
Verzorgenden Nederland
(V&VN)
57
Antwoord Kamervragen 12 maart 2010, ministerie VWS
Het verschil tussen verpleeg- en verzorgingshuizen zal op termijn verdwijnen. Wozoco wordt het alternatief
voor het verzorgingshuis.
59
Bron: Nationale Atlas Volksgezondheid, RIVM
60
Bron: Nationale Atlas Volksgezondheid, RIVM
58
40
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
Bedrijfsgezondheidszorg
Arbodiensten61
-
Het aanbieden van
bedrijfsgezondheidszorg,
waaronder verzuimbegeleiding
en advisering over veilig en
gezond werken
Toegankelijkheid:
Iedere werknemer heeft recht op
toegang tot een arbodeskundige, op
een manier die is afgesproken in de
bedrijfsspecifieke risicoinventarisatie en –evaluatie.
Bekostiging:
Door de werkgever.
-
-
-
-
Boaborea;
brancheorganisatie voor
arbodiensten,
interventiebedrijven,
outplacement en
loopbaanadviesbureau's,
re-integratiebedrijven en
Jobcoachorganisaties
Aantal arbodiensten: circa
100 arbodiensten en
arboadviesbureaus
(Statline)
Professionals:
bedrijfsartsen,
arboverpleegkundigen,
arbeidshygiënisten,
veiligheidskundige,
arbeids- en
organisatiedeskundigen
Beroepsverenigingen:
NVAB (bedrijfsartsen), BAV
(arboverpleegkundige),
NVAA (arbeidshygiënisten),
NVVK (veiligheidskundige),
BA&O (arbeids- en
organisatiedeskundigen)
Tot slot
Zorgboerderijen
-
-
Het bieden van dagbesteding,
sociale activering,
arbeidstraining of (begeleid)
werk in een agrarisch bedrijf
voor mensen met een zorg- of
hulpvraag.
Het bieden van woon- en
logeerfaciliteiten.
Toegankelijkheid:
Indicatie door CIZ als het gaat om
AWBZ-zorg; bij zorg in natura moet
de zorgboerderij als AWBZ-instelling
erkend zijn. Bij AWBZ-PGB kan bij
alle zorgboerderijen zorg worden
ingekocht.
-
-
Verenigde Zorgboeren
(www.landbouwzorg.nl)
Zelfstandige boerderijen,
instellingsboerderijen
(boerderij is eigendom van
een zorginstelling) en
tussenvarianten. Eind 2009
zijn er ruim 700
zorgboerderijen62.
Professionals: begeleider,
gedragskundige,
verpleegkundige,
verzorgende. De zorg
wordt geleverd door de
61
De afgelopen jaren is de scheiding tussen arbodienstverlening, re-integratiedienstverlening en
interventiedienstverlening (zoals conflictbemiddeling en bedrijfsfysiotherapie) langzaamaan verdwenen.
62
Bron: www.zorgboeren.nl
41
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
Actoren
Bekostiging:
Door zorgkantoor op basis van AWBZ
-
Hulpmiddelenleveran
ciers
-
Het aanbieden van
hulpmiddelen.
-
Toegankelijkheid
Indicatie gemeente of
indicatieorgaan dat gemeente
hiervoor heeft ingeschakeld (op
basis van WMO) of via verzekeraar
(op basis van ZVW). Leveranciers
zijn ook direct toegankelijk.
zorgboer- en boerin, door
de zorginstelling waar een
zorgvrager woont of door
een vast team van
begeleiders (bij een
instellingsboerderij).
Beroepsorganisaties:
Phorza, NVMW, V&VN
Diverse
brancheorganisaties voor
hulpmiddelen63 waaronder:
Firevaned, FHI voor
medische technologie,
Vereniging van
Orthopedisch
Schoentechnici en de
Nederlandse Vereniging
Van Orthopaedisten en
Bandagisten.
Bekostiging
Via WMO, ZVW of zelf betalen.
Informele
zorgleveranciers:
ouders, vrienden,
kennissen
(die onbetaald zorg
leveren of op basis
van een PGB)
-
Het bieden van persoonlijke
en/of huishoudelijke zorg,
onbetaald of vergoed vanuit een
persoonsgebonden budget
Informele zorgleveranciers
PGB-houders
-
(Zie bv. Nationaal Kompas
Volksgezondheid, pagina Informele
Zorg, Vraag & Gebruik)
-
Naar-Keuze is de
vereniging voor ouders en
familieleden die het
persoonsgebonden budget
(PGB) besteden aan zorg
en begeleiding voor
mensen met een
verstandelijke handicap,
lichamelijke handicap
en/of autistische stoornis.
Per Saldo is de
belangenvereniging van
mensen met een
persoonsgebonden budget.
63
Gezien het diversiteit aan hulpmiddelen (van rolstoel tot spraakherkenning) worden deze geleverd door
diverse leveranciers die weer zijn aangesloten bij diverse brancheorganisaties.
42
Tabel A2: Samenwerkingsverbanden / verschijningsvormen zorgaanbieders
Tabel A1 beschrijft de enkelvoudige zorgaanbieders, zoals de instellingen voor algemeen
maatschappelijk werk en de instellingen voor jeugd- en opvoedhulp. De praktijk laat een grote
verscheidenheid aan samenwerkingsverbanden en verschijningsvormen zien.
Samenwerking kent diverse vormen, waarbij voor de (gezondheids)zorg de belangrijksten zijn
(Caris 2007):
het informeel overleg;
het samenwerkingsverband64;
de ketenvorming65;
de fusie van instellingen.
Voor de jeugdzorg onderscheidt Ojen (2009) de volgende samenwerkingsverbanden:
informatie- en dossieroverdracht;
afstemming van (volgtijdelijk) aanbod en behandelplan;
intersectorale66 situatiebeoordeling en/of indicering;
integraal behandelplan;
gelijktijdige integrale behandeling onder verantwoordelijkheid van één instelling;
Daarnaast signaleert hij instellingen die de expertise van andere sectoren binnen de muren van de
eigen instelling hebben gehaald.
Samenwerking van zorgaanbieders (organisaties en professionals) kent diverse motieven,
waaronder (Caris 2007):
de ambitie van de samenwerkende organisaties de zorgvrager kwaliteit te bieden;
de ambitie van de samenwerkende organisaties een maatschappelijk doel te realiseren;
een wederzijds belang van de zorgaanbieders bijvoorbeeld in profilering naar de markt;
efficiëntievoordelen voor de zorgaanbieders;
schaalvergroting voor meer stabiliteit bij fluctuaties in vraag of ingrepen in de markt;
vergroting van de machtspositie, bijvoorbeeld in de onderhandelingen met zorgverzekeraars;
het voldoen aan wet- en regelgeving als deze samenwerking oplegt zoals bij de Centra voor
Jeugd en Gezin;
Onderstaande tabel beschrijft een aantal veelvoorkomende samenwerkingsverbanden binnen de
zorg in het organisatienetwerk van jongeren met een functiebeperking.
Vaak zitten zorginstellingen in meerdere samenwerkingsverbanden (Caris, 2007).
64
Samenwerking tussen organisaties met elkaar aanvullende diensten heet verticale samenwerking.
Samenwerking tussen organisaties met vergelijkbare diensten heeft horizontale samenwerking.
65
Bij ketenvorming gaat het om dienstverlening aan dezelfde doelgroep. Bij verticale ketens gaat het om
opvolgende dienstverlening (overdracht) en bij horizontale ketens over dienstverlening die gelijktijdig door
verschillende zorgaanbieders wordt geleverd.
66
Met intersectoraal doelt Ojen op de samenwerking tussen jeugd-GGZ, jeugd-LVG, gesloten jeugdzorg,
justitiële jeugdzorg en speciaal onderwijs.
43
Samenwerkingsverban
den /
verschijningsvormen
Gezondheidscentra /
wijkzorgcentra
Taken
Actoren


Het aanbieden van
eerstelijnszorg


Teams voor Integrale
Vroeghulp (IV-teams)
of Vroegtijdige
Onderkenning IVteams (VTO-teams)


Zorgketens,
ondermeer voor COPD
of NAH

Integrale vroeghulp richt
zich in principe op 0 tot
4/5-jarigen met meestal
gecompliceerdere
problematiek, die al in de
hulpverlening bekend
zijn. Het IV-team helpt
met het afstemmen en
organiseren van hulp en
regelt zo nodig aanvullend
onderzoek. Het woord
'integraal' wil zeggen dat
alle disciplines
gecoördineerd met elkaar
samenwerken bij de
diagnose, begeleiding,
observatie en advisering.
Deze organisatie wil dat
jonge kinderen en hun
ouders in een zo vroeg
mogelijk stadium hulp
krijgen.
VTO richt(te) zich op
kinderen van 0 tot 7
jaar en hun ouders met
vragen, zorgen of twijfels
over de ontwikkeling van
hun kind. Het VTO-team
adviseert over te nemen
stappen, helpt bij
verwijzing maar
behandelt niet zelf.
Het opeenvolgend
aanbieden van
verschillende soorten zorg




Landelijke Vereniging
Georganiseerde eerste lijn
(LVG)
Regionale
ondersteuningsstructuren
(ROS) 67
Samenwerkingsverband
van
eerstelijnszorgaanbieders
waarbij het zorgaanbod
afhankelijk is van het
zorggebied. Het kan gaan
om de huisarts,
fysiotherapeut, thuiszorg,
psychosociale zorg,
verloskundigen en
apotheker.
Landelijk platform
integrale vroeghulp
De Landelijke stichting
IV+VO
Regionale teams voor
integrale vroeghulp (n=38)
= samenwerking van
hulpverleners van
verschillende instellingen
in het team Integrale
vroeghulp. In team
Utrecht zijn bijvoorbeeld
actief MEE Utrecht Gooi &
Vecht, Amerpoort,
Revalidatiecentrum de
Hoogstraat, Meander
Medisch Centrum,
Reinaerde. MEE
coördineert de Integrale
vroeghulp.
Organisaties die de
(regionale) ketenzorg
stimuleren en
67
De Regionale ondersteuningsstructuren (ROS) stimuleren en ondersteunen de eerstelijnszorgaanbieders bij
de integratie en samenwerking binnen de eerstelijnszorg. De brancheorganisatie is de Landelijke Vereniging
Georganiseerde eerstelijn. Er zijn 20 ROS werkgebieden.
44
Samenwerkingsverban
den /
verschijningsvormen
Zorggroep
68
Taken

aan patiënten, waarbij de
zorgaanbieders
gezamenlijk zorgen voor
een vloeiend verloop. Het
inhoudelijk en
organisatorisch
afstemmen van zorg voor
specifieke aandoeningen
en doelgroepen tussen
verschillende
beroepsbeoefenaren en
instellingen.
Overkoepelende
organisatie (integratie,
fusie of samenwerking)
van verschillende
zorgaanbieders uit eerste
en/of tweede lijn. Zij
spelen een belangrijke rol
bij het in praktijk brengen
van de geïntegreerde
aanpak in de zorg.
Actoren

ondersteunen zoals
www.skiketenzorgeninnovatie.nl/
een initiatief in de Gooien Vechtstreek
Regionale en aandoening
gebonden transmurale
afspraken.
Inmiddels bestaan er meer
dan 100 zorggroepen. Ter
illustratie: de zorggroep
Almere omvat de gehele
eerstelijns gezondheidszorg
alsook de gehele intra- en
semimurale zorg aan chronisch
zieken en ouderen.
Een evaluatie van het RIVM68
van zorggroepen rond diabetes
laat zien dat zorggroepen veel
soorten en maten kent.
Workshop “Het ABC van Zorggroepen”, congres “Een zorg ontketend”, 2009.
45
Tabel A3: Gidsorganisaties
Organisaties die jongeren met een arbeidsbeperking en/of hun ouders en verzorgers de weg
kunnen wijzen in de zorg heten hier gidsorganisaties.
Organisaties
Huisarts
MEE-organisaties69
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
 “Huisartsen zijn een
persoonlijke gids voor wie
door ziekte een langlopend
proces van zorg doorloopt
bij tal van instellingen en
specialisten.” (website
LHV)
Ook:
 Zorgaanbieder (zie tabel
A1)
 Verwijzer (zie tabel B)
 Het geven van informatie,
advies en ondersteuning
aan mensen met een
handicap, functiebeperking
of chronische ziekte, op
alle terreinen van het
dagelijkse leven waaronder
zorg, wonen, onderwijs en
participatie. De
dienstverlening is
onafhankelijk en heeft een
kortcyclisch karakter. Voor
langdurige ondersteuning
wordt doorverwezen naar
een zorgaanbieder.
Actoren
Zie tabel A1
Niveaus:
o Vereniging MEE Nederland,
o 22 MEE-organisaties met in
totaal 70 locaties
o
Professionals: consulenten
(voornamelijk met HBOopleiding sociaal
pedagogische hulpverlening,
maatschappelijk werk,
sociaal juridische
dienstverlening) 70

Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG);
De individuele gemeenten,
want zij zijn
verantwoordelijk voor de
realisatie van en regie op de
CJG.
Toegankelijkheid:
Vrij toegankelijk voor alle
mensen met een lichamelijke
of verstandelijke handicap,
functiebeperking of chronische
ziekte.
Centra voor jeugd en
gezin (CJG)
In 2011 moet iedere
gemeente een CJG
hebben
Bekostiging:
De MEE-organisaties worden
betaald door een subsidie uit
de AWBZ.
 Het geven van informatie
en advies.
 Het coördineren van hulp.
 Het – waar nodig –
doorverwijzen.
Ook:
 Regieorganisatie (zie tabel

69
De MEE-organisaties zijn voortgekomen uit de voormalige Sociaal Pedagogische Diensten (SPD). Deze
reorganisatie is in 2006 afgerond.
70
Er bestaan duale opleidingen tot consulent MEE samen met Hogeschool INHolland Den Haag (Opleiding
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening).
46
Organisaties
Taken, toegankelijkheid en
bekostiging
C)
Toegankelijkheid:
De Centra voor Jeugd en Gezin
zijn het eerste aanspreekpunt
voor ouders en zijn voor hen
vrij toegankelijk. Dat geldt ook
voor jongeren tot 23 jaar.
Financiering:
Gemeenten
71
Actoren

De centra voor Jeugd en
gezin: ruim 150 centra (stand
maart 2010)
Professionals71: jeugdartsen,
jeugdverpleegkundigen,
doktersassistenten /
consultatiebureau assistenten,
gedragswetenschappers
(psychologen en
(ortho)pedagogen) en (school)
maatschappelijk werkers.
Welke professionals in dienst
zijn bij het CJG en welke
professionals in dienst zijn van
partnerorganisaties van het CJG –
zoals thuiszorgorganisaties, GGD
of instelling voor
maatschappelijk werk - hangt af
van de lokale organisatie van het
CJG. Het karakter van het CJG
vraagt – naast vakinhoudelijke
competenties - vijf specifieke
competenties: vraaggericht
werken, klantversterkend
werken, omgevingsgericht
werken, samenwerkingsgericht
werken en werken in een
netwerkorganisatie.
Publicatie “Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin”, Den Haag, 2010.
47
Tabel A4: Andere dienstverleners dan zorgaanbieders
Organisaties
Patiënten- en
consumentenorganisaties
Taken
Het geven van
informatie en advies,
het organiseren van
lotgenotencontact en
het behartigen van de
individuele en
collectieve belangen
van de doelgroep.
De organisaties richten
zich op de zorggebruikers,
gehandicapten,
consumenten, direct
betrokkenen (zoals
ouders).
Zij richten zich op diverse
levensterreinen
waaronder zorg,
huisvesting, werk,
vervoer, welzijn en
financiën.
Kennis- en
expertisecentra
Het geven van informatie
aan patiënten /
zorggebruikers en hun
familie
Actoren
 Nederland heeft ruim 200
patiënten- en
consumentenorganisaties.
De meeste organisaties
richten zich op een
specifieke ziekte of
aandoening (categoriale
organisaties). Verder zijn er
gehandicaptenorganisaties,
organisaties voor GGZcliënten, familieorganisaties
en regionale
Zorgbelangorganisaties. Een
aantal organisaties richten
zich op een specifiek thema
(bijvoorbeeld het
persoonsgebonden budget).
 Landelijke koepels zijn
Nederlandse Patiënten
Consumenten Federatie
(NPCF), Chronisch zieken en
Gehandicaptenraad
Nederland (CG-Raad) en
Zorgbelang Nederland
 Regionaal zijn patiënten- en
gehandicaptenorganisaties
veelal aangesloten bij
Zorgbelangorganisaties of
soortgelijke provinciale of
regionale
samenwerkingsverbanden.
 Lokaal zijn platforms van
gehandicapten en chronisch
zieken actief.
 De individuele P/Gorganisaties.
Voorbeelden:
Kenniscentrum bipolaire
stoornissen
Expertisecentrum
mantelzorg
Expertisecentrum blinde en
slechtziende mensen (Visio)
En websites als:
www.kiesbeter.nl
www.kcco.nl
48
Tabel B: Organisaties die de toegang tot zorg bepalen
De introductie op de manier waarop organisaties de toegang tot zorg bepalen is beschreven in
paragraaf 2.1. Hier wordt voor de organisaties die de toegang tot zorg bepalen beschreven of het
gaat om:
een verwijzer;
een indicatiesteller;
een zorginkoper;
een beoordelaar PGB;
een verrekenaar eigen bijdrage / risico.
Organisaties
Zorgaanbieders uit
de eerste lijn
waaronder de
huisarts72, de
eerstelijnspsycholo
og en het algemeen
maatschappelijk
werk
Taken
Verwijzer
Het doorverwijzen naar
specialistische zorg.
Ook:
Zorgaanbieder (zie tabel
A1)
Gidsorganisatie (huisarts)
(zie tabel A3)
Actoren
Zie tabel A1
Zorgverzekeraars
Indicatiesteller (op basis van
polis) en zorginkoper (ZVW)
De dekking van de verzekering
en de afspraken tussen
zorgverzekeraar en
zorgaanbieders bepalen de
toegang tot (gefinancierde)
zorg:
Bij naturapolissen moet de
verzekerde in principe de
zorg afnemen van een
zorgverlener die door zijn
verzekeraar is
gecontracteerd.
Bij een restitutiepolis
(zorgverzekering zonder
gecontracteerde
zorgverleners) kan de
verzekerde voor zijn zorg
in principe naar alle
zorgverleners gaan.
Indicatiesteller (AWBZ) Als
gemeente daar opdracht toe
geeft: indicatiestelling WMO)
Het beoordelen van de
indicatie voor „AWBZ-zorg‟
voor de functies:
Niveaus:
Zorgverzekeraars Nederland
(ZN)
De zorgverzekeraars:
tientallen volgens
www.kiesbeter.nl
(Mobiele) winkels, kantoren,
loketten van individuele
zorgverzekeraars.
CIZ (Centrum
Indicatiestelling
Zorg)
Niveaus:
het hoofdkantoor van het
CIZ,
zes districten en tientallen
lokale vestigingen,
Landelijk werken er ongeveer
72
43% van de verwijzingen naar de jeugd-GGZ worden gedaan door de huisarts tegenover 20% door de Bureaus
Jeugdzorg (Bron: Onrust SA (Trimbos-instituut), Meijer S (RIVM). Door wie worden kinderen en jongeren naar
de ggz doorverwezen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid.
Bilthoven: RIVM, <http://www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidszorg\
Geestelijke gezondheidszorg\ Ggz voor kinderen en jongeren, 16 juni 2010.)
49
Organisaties
Zorgkantoor
Gemeenten
73
Taken
Persoonlijke Verzorging,
Verpleging, Begeleiding,
Behandeling en Verblijf.
Het op verzoek van
gemeenten verzorgen van
indicaties voor de WMO.
Actoren
3000 medewerkers bij het CIZ.
Zorginkoper (AWBZ) en
beoordelaar PGB (AWBZ)
Het uitvoeren van de AWBZ
en de PGB-regeling.
Zorgverzekeraars zijn het
uitvoeringsorgaan van de
AWBZ. De verzekeraars
mandateren daartoe
regionaal een zorgkantoor.
Met een indicatiebesluit van
het CIZ of Bureau Jeugdzorg:
wijst het zorgkantoor de
zorg toe; hierbij kan
gebruik gemaakt worden
van de zorgaanbieder(s)
waarmee het zorgkantoor
een contract heeft;
als een cliënt zelf zorg
inkoopt met een
Persoonsgebonden Budget
(PGB) moet over de PGBuitgaven verantwoording
worden afgelegd aan het
zorgkantoor;
Verder geeft het zorgkantoor
informatie over AWBZ-zorg.
Ook:
Regieorganisatie (zie tabel
C)
Beleidsmaker (zie tabel D)
Indicatiesteller (WMO) en
zorginkoper (WMO en JGZ)
De gemeente verzorgt de
indicatie voor de Wet
maatschappelijke
ondersteuning (WMO) voor
mensen met een
beperking, een chronisch
psychisch probleem of een
psychosociaal probleem73.
Veel gemeenten besteden
de indicatiestelling uit aan
het CIZ.
Het selecteren - veelal na
een aanbesteding – van
organisaties voor het
Niveaus:
Zorgverzekeraars Nederland
29 zelfstandig werkende
zorgkantoren (nauw gelieerd
aan de zorgverzekeraars in
de regio)
-
Professionals:
indicatiestellers ((para-)
medische achtergrond n
geschoold in stellen
indicaties) en medisch
adviseurs
(medische/specialistische
achtergrond).
Zie tabel D
De WMO biedt ook voorzieningen voor mantelzorgers en vrijwilligers.
50
Organisaties
Taken
leveren van WMOactiviteiten74.
Het contracteren van
aanbieders van openbare
jeugdgezondheidszorg (de
GGD of een andere
zorgaanbieder).
Ook:
Regieorganisatie (zie tabel
C)
Beleidsmaker (zie tabel D)
Actoren
Bureaus
Jeugdzorg75
Verwijzer / indicatiesteller
(geïndiceerde jeugdzorg)
Bureau Jeugdzorg (BJZ) heeft
een rol als indicatiesteller op
het gebied van:
- geïndiceerde jeugdzorg, zoals
gesloten jeugdzorg;
- AWBZ-zorg voor kinderen
(jongeren dan 18 jaar en alleen
bij psychiatrische
problematiek);
- hulpverlening aan jeugdigen
met een licht verstandelijke
beperking.
Zie tabel A1
Provincie
Centraal
Administratie
Kantoor (CAK)76
74
Daarnaast heeft BJZ een rol als
verwijzer naar het Advies- en
Meldpunten kindermishandeling
(AMK), de jeugdbescherming
(civiel rechterlijke justitiële
jeugdzorg) en jeugd-GGZ.
Ook:
Regieorganisatie (zie tabel
C)
Zorginkoper (bepaalde
geïndiceerde jeugdzorg)
Het contracteren van
zorgaanbieders op basis
van de Wet op de
Jeugdzorg.
Ook:
Regieorganisatie (tabel C)
Beleidsmaker (tabel D)
Verrekenaar eigen bijdragen/
risico (AWBZ, WMO, ZVW)
Het berekenen en
Zie tabel D
1 vestiging met 800 medewerkers
Deze WMO-activiteiten zijn ondermeer:
voorzieningen voor gehandicapten zodat zij zelfstandig kunnen blijven wonen;
huishoudelijke hulp;
ondersteuning voor ouders bij de opvoeding van hun kinderen en het wegwerken van
onderwijsachterstanden;

vervoersvoorzieningen voor hen die zich niet lokaal kunnen verplaatsen;

rolstoelvoorziening bij verplaatsingsproblemen in of rondom de woning;

woonvoorzieningen bij problemen bij het gebruik van de woning;
openbare geestelijke gezondheidszorg (ggz) zoals zwerfjongeren en bemoeizorg voor zorgmijders.
75
In Bureaus Jeugdzorg zijn bij de komst van de nieuwe Wet op de jeugdzorg opgenomen: de kortdurende
ambulante jeugdzorg, advies- en meldpunten kindermishandeling (AMK), (gezins)voogdij en jeugdreclassering.



51
Organisaties
Landelijk Bureau
Inning
Onderhoudsbijdrag
e (LBIO)
Taken
incasseren van de eigen
bijdragen voor Algemene
Wet Bijzondere
Ziektekosten (AWBZ) en de
WMO.
Het uitvoeren van
compensaties van het
eigen risico
zorgverzekeringswet voor
diverse rechthebbenden.
Verrekenaar eigen bijdragen
(bepaalde geïndiceerde
jeugdzorg)
Het vaststellen en innen
van de ouderbijdragen
Jeugdzorg; het gaat om
bijdragen van ouders die
kinderen (uithuis)geplaatst
hebben in bijvoorbeeld een
pleeggezin of internaat.
Actoren
Tabel C: Regieorganisaties
76
Het CAK heeft 6 wettelijke taken:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Het CAK draagt namens de zorgverzekeraars in Nederland zorg voor de centrale betaling aan AWBZinstellingen. Hier gaat circa € 21 miljard per jaar in om.
Het CAK heeft een intermediaire taak bij de eigen bijdrage Zorg met Verblijf (intramurale zorg).
Hiertoe wisselt het CAK gegevens uit met de zorgkantoren, de inhoudingsorganen en de
Belastingdienst.
Het CAK is verantwoordelijk voor het innen van de eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf (extramurale
zorg). Deze eigen bijdrage wordt vastgesteld met behulp van gegevens van de zorgaanbieders, de
Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en de Belastingdienst.
Het CAK is verantwoordelijk voor de vaststelling, oplegging en inning van de eigen bijdrage Wet
maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De eigen bijdrageregeling Wmo voert het CAK uit namens de
gemeenten.
Het CAK is verantwoordelijk voor de compensatie van het eigen risico zorgverzekeringswet. Deze
compensatie wordt voor het eerst uitgekeerd aan rechthebbenden in het vierde kwartaal van 2008
Het uitvoeren van de maatregelen rond de eigen bijdrage regelingen in de wet tegemoetkoming
chronisch zieken en gehandicapten en het uitbetalen van de forfaitaire regeling in 2010.
52
Een aantal organisaties heeft als taak regie te voeren op de zorgverlening aan individuele cliënten.
Anderen hebben een regietaak in het lokale / regionale voorzieningenniveau en/of de
lokale/regionale afstemming van zorgorganisaties.
Twee van deze organisaties – de gemeenten en de provincies – hebben ook een taak als
zorginkoper; voor hen liggen de regie- en inkooptaken (deels) in elkaars verlengde.
Organisaties
Bureaus Jeugdzorg77
Regie op het
zorgaanbod
(geïndiceerde
jeugdzorg) voor een
individuele jongere
Centra voor Jeugd en
Gezin
Regie op het lokale
zorgaanbod jeugd
Gemeenten
Regie op lokale
afstemming en
samenwerking lokale
zorgaanbieders
Taken
Het coördineren van de
(jeugd)zorg aan een
jeugdige en het gezin.
Ook:
 Zorgaanbieder (tabel
A1)
 Verwijzer /
indicatiesteller (tabel B)
 Het bundelen en
coördineren van alle
lokale functies en taken
gericht op gezondheid,
opgroeien en opvoeden
van jongeren tot 23 jaar
en hun ouders.
Ook:
 Gidsorganisaties (tabel
A3)
In het Basismodel CJG moet
het volgende aanbod worden
gebundeld:
1. Jeugdgezondheidszorg
2. Vijf WMO-functies:
informatie en advies
signalering
toeleiding naar hulp
licht pedagogische hulp
coördinatie van zorg
(onder andere
maatschappelijk werk,
gezinscoaching en
opvoedondersteuning)
3. Schakel met bureau
Jeugdzorg
4. Schakel met Zorg- en
Adviesteams
 Het voeren van regie
over de lokale
afstemming tussen
partijen die betrokken
zijn bij het lokale
gezondheids- en
zorgbeleid.
 Het voeren van regie in
de samenwerking tussen
zorgaanbieders aan
jongeren die door de
verwijsindex worden
Actoren
Zie tabel A1
Zie tabel A3
Zie tabel D
77
In Bureaus Jeugdzorg zijn bij de komst van de nieuwe Wet op de jeugdzorg opgenomen: de kortdurende
ambulante jeugdzorg, advies- en meldpunten kindermishandeling, (gezins)voogdij en jeugdreclassering.
53
Organisaties
Provincies
Regie op regionale
aanbod jeugdzorg
Zorgkantoor
Regie op regionale
aanbod AWBZ zorg
Taken
gefaciliteerd.
Ook:
 Indicatiesteller en
zorginkoper (tabel B)
 Beleidsmaker (tabel D)
 Het inrichten en
functioneren van het
provinciale aanbod van
zorgaanbieders voor de
jeugdzorg.
Ook:
 Zorginkoper (tabel B)
 Beleidsmaker (tabel D)
 Het vormgeven van het
regionale aanbod van
zorgaanbieders voor
AWBZ zorg door
zorginkoop
Actoren
Zie tabel D
Zie tabel B
Ook:
 Zorginkoper (tabel B)
 Beleidsmaker (tabel D)
54
Tabel D: Organisaties voor beleid, toezicht, (beleids)advies
Organisaties
De Rijksoverheid
Beleid (landelijk)
Taken
 Het vaststellen van
wet- en regelgeving
m.b.t. zorg en het
zorgstelsel.
 Het vaststellen van de
hoofdlijnen van het
landelijke beleid.
Actoren
Het ministerie van VWS (over
zorg en welzijn)
Programmaministerie voor Jeugd
en Gezin (over jeugdzorg)
Ministerie van Justitie (o.a. over
kinderbescherming en Justitiële
Jeugdinrichtingen)
Ministerie van SZW (o.a. over
Wajong en
bedrijfsgezondheidszorg)

Provincies en
grootstedelijke regio‟s
Beleid (provinciaal en
grootstedelijk)
Gemeenten
Beleid (lokaal)
Zorgkantoor
(zorgverzekeraars)
Beleid (regionaal)
De professionals binnen de
rijksoverheid zoals
beleidsmedewerkers.
Het vaststellen van het
provinciale
gezondheids- en
zorgbeleid.
 Het inrichten en
functioneren van het
Bureau Jeugdzorg en
provinciale aanbod van
jeugdzorg.
Ook:
 Zorginkoper (tabel B)
 Regieorganisatie (tabel
C)
 Het vaststellen van het
gemeentelijke beleid
voor WMO en
jeugdgezondheidszorg.
 Het totstandbrengen
van Centra voor Jeugd
en Gezien (CJG) en het
met de CJG verzorgen
van een gebundeld
aanbod van opvoed- en
gezinsondersteuning.
Ook:
 Indicatiesteller en
zorginkoper (tabel B)
 Regieorganisatie (tabel
C)
Niveaus:
 Interprovinciaal Overleg
(IPO)
 Twaalf provincies en drie
grootstedelijke regio‟s
(Amsterdam, Rotterdam en
Haaglanden)

De professionals binnen de
gemeenten zoals
functionarissen WMO en
functionarissen educatie.


Zie tabel B

Het opstellen van het
regionaal zorgbeleid
AWBZ (opstellen
beleid, contracteren
zorg, overleg
stakeholders zoals
zorgaanbieders en
patiënten- en

De professionals binnen de
provincies zoals
beleidsmedewerkers.
Niveaus:
 de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten
(VNG).
 samenwerking van
gemeenten in regioverband,
 de individuele gemeenten
(bijna 500);
 gemeenteloketten.
55
Organisaties
Cliëntenraden
Beleid
Inspectie voor de
gezondheidszorg (IGZ)
Taken
cliëntenorganisaties).
Ook:
 Zorginkoper en
beoordelaar PGB (tabel
B)
 Het (gevraagd en
ongevraagd) adviseren
over het beleid
(medezeggenschap) op
basis van de Wet
medezeggenschap
cliënten
zorginstellingen
(WMCZ).
Actoren

Het – onafhankelijk van
de minister – houden
van toezicht op de
naleving van de weten regelgeving op het
gebied van de
volksgezondheid.


Cliëntenraden zijn
georganiseerd op landelijk,
provinciaal, regionaal,
gemeentelijk en
instellingsniveau.
Landelijke koepels
cliëntraden zijn Landelijk
cliëntenforum Jeugdzorg
(LCFJ), LOC (GGZ,
maatschappelijke opvang,
thuiszorg, verpleging &
verzorging, verslavingszorg
en welzijn), LSR
(gehandicaptenzorg en
curatieve zorg).
Hoofdinspectie
Regionale diensten (4)
Het – onafhankelijk van
de minister – houden
van toezicht op de
naleving de kwaliteit
van de jeugdzorg.
 Coördinatie van het
integraal toezicht
Jeugdzaken (ITJ)78
 Het houden van
toezicht op het stelsel
van marktwerking in
de gezondheidszorg op
basis van de Wet
Marktwerking
Gezondheidszorg
(WMG).
Het adviseren van het
ministerie van VWS over de
hoofdlijnen van het
gezondheidszorgbeleid79

Circa 45 fte

De RVZ bestaat uit
(maximaal) negen
onafhankelijke deskundigen,
ondersteund door een
secretariaat
De raad werkt met
Toezicht
Inspectie Jeugdzorg
Toezicht
Nederlandse
Zorgautoriteit (Nza)
Toezicht
Raad voor de
Volksgezondheid en
Zorg (RVZ)



Advies

78
Het programma Vernieuwing toezicht bevordert effectieve en efficiënte inspecties. Op een aantal terreinen
werken inspecties samen om de toezichtslast binnen instellingen te verminderen. In Integraal Toezicht
Jeugdzaken werken vijf inspecties samen: Inspectie jeugdzorg (IJZ), de Inspectie voor de Gezondheidszorg
(IGZ), Inspectie van het Onderwijs (IvhO), Inspectie jeugdzorg (IJZ), Inspectie Openbare Orde en Veiligheid
(IOOV) en Inspectie Werk en Inkomen (IWI). Het programmabureau van ITJ is ondergebracht bij de inspectie
jeugdzorg, meer informatie is te vinden op www.jeugdinspecties.nl
79
In september 2009 brachten de RVZ samen met de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) een
advies uit aan het ministerie van Jeugd en Gezin: Investeren rondom kinderen.
56
Organisaties
Taken
Gezondheidsraad
Het adviseren van regering
en parlement over de stand
van de wetenschap van
vraagstukken op het gebied
van volksgezondheid80
Advies
College voor
Zorgverzekeringen
(CVZ)

Zelfstandig
bestuursorgaan (ZBO)
van het ministerie van
VWS
CIBG81
Uitvoeringsorganisatie
VWS

Het adviseren over de
samenstelling van het
basispakket en
verduidelijken wat
daartoe behoort.
Het registreren,
beheren, beoordelen,
bewerken en
genereren van
(vertrouwelijke)
zorggegevens voor o.a.
registers van
beroepsbeoefenaren
en vergunningen voor
zorginstellingen.
Actoren
commissies die adviezen
moeten voorbereiden.
 De gezondheidsraad werkt
met commissies die
afhankelijk van de
adviesaanvraag worden
samengesteld uit leden van
de raad (circa 200 leden),
aangevuld met externe
deskundigen.
Het CVZ is gevestigd op 1 locatie,
heeft 15 afdelingen en ongeveer
400 medewerkers.
Het CVZ neemt een
onafhankelijke positie in tussen
het ministerie van VWS,
zorgverzekeraars, zorgaanbieders
en patiënten(verenigingen)

Het CIBG bestaat uit 7 units,
waaronder:
RIBIZ voor registratie en
informatie
beroepsbeoefenaren in
de zorg
Toelating van
zorginstellingen
Fonds PGO: Fonds voor
Patiënten,
Gehandicapten- en
Ouderenorganisaties
80
In september 2009 bracht de Gezondheidsraad het advies uit: Autismespectrumstoornissen: een leven lang
anders. Den Haag: Gezondheidsraad, 2009; publicatienr. 2009/09. ISBN 978-90-5549-760-7
81
CIBG is begonnen als het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG); het CIBG heeft nu als
uitvoeringsorganisatie meer taken.
57
Tabel E: Organisaties82 voor kennisontwikkeling en/of -transfer
Organisaties
Onderzoeks- en
adviesbureaus83
Categorie:
zakelijke dienstverleners
Onderzoeks- en
adviesbureaus
Categorie:
deels gefinancierd door
basissubsidie rijksoverheid
met daarnaast andere
geldstromen
Onderzoeksbureaus/kennisen innovatie centra84
Categorie:
volledige financiering door
de rijksoverheid
Kenniscentra
Categorie:
Financiering door andere
partijen dan de overheid
(zoals fondsen, P/Gorganisaties, branche- of
beroepsorganisaties)
Taken
Het – voor opdrachtgevers –
ontwikkelen en verspreiden
van kennis en geven van
advies
Actoren
Voorbeelden:
 Prismant
 Vilans
 MOVISIE
 Het Trimbos-instituut
 Van
Montfoort/Collegio
 Kwaliteitsinstituut
voor de
Gezondheidszorg CBO
 Captise met de
zorgmedia-bibliotheek
en het JGZportaal
(www.jgz.captise.nl)
Voorbeelden:
 Nederlands
Jeugdinstituut
(Kenniscentrum is
rijksgefinancieerd en
Centra voor
Praktijkontwikkeling
is zakelijke
dienstverlener)
 NIVEL (Nederlands
Instituut voor
onderzoek van de
Gezondheidszorg)
 TNO
Voorbeelden:
 Kennis- en
innovatiecentrum
CrossOver
 Kenniscentrum van
het NJi
 ZonMw85
 RIVM/Centrum
Jeugdgezondheid (o.a.
webportaal centrum
jeugdgezondheid)
Voorbeelden:
 Landelijk
kenniscentrum voor
kinder- en
jeugdpsychiatrie
 Kenniscentrum
rehabilitatie GGZ
82
De tabel bevat organisaties die zich dominant richten op de zorg. Inmiddels bestaan initiatieven voor
kennisontwikkeling en –transfer op de raakvlakken van levensdomeinen zoals het Aedes–Actiz kenniscentrum
Wonen-Zorg.
83
De onderzoeks- en adviesbureaus zijn non-profit dienstverleners en commerciële dienstverleners. Een aantal
organisaties heeft een publieke kennisorganisaties als voorloper (zoals NIZW Zorg die is opgegaan in Vilans) of
heeft de Rijksoverheid als voornaamste opdrachtgever (zoals het Ministerie van VWS voor Zon-Mw).
84
De kenniscentra ZonMW, NJi en RIVM/Centrum Jeugdzorg hebben een samenwerkingsconvenant
Kennisprogramma Jeugd
85
Hoofdopdrachtgevers VWS en NWO
58
Organisaties
Taken
Anders:
Centraal
administratiekantoor (CAK)
Het CAK registreert centraal
de landelijke gegevens. Het
CAK kan hierdoor op elk
niveau informatie
aanleveren. Het CAK levert
informatie en diensten aan
bijvoorbeeld het College
voor zorgverzekeringen
(CVZ), het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS),
Zorgverzekeraars Nederland
(ZN), Actiz, het Centraal
Bureau voor de Statistiek
(CBS) en aan diverse
onderzoeksinstellingen,
zorgaanbieders en
zorgverzekeraars.
Actoren
 Landelijk
Expertisecentrum
Verpleging &
Verzorging
 Landelijk
kenniscentrum LVG
59
Bijlage 4: Overzicht onderwijsorganisaties
In 2008 beschreef CrossOver organisatienetwerken rond jongeren met een beperking. Indertijd is –
naast aandacht voor organisaties uit de wereld van arbeid – aandacht besteed aan de scholen. Een
bredere beschrijving van onderwijsorganisaties vanuit het perspectief van jongeren met een
beperking is indertijd niet gemaakt. Daarom beschrijft deze bijlage kort de onderwijsorganisaties,
volgens het stramien van hoofdstuk 2:
aanbieders van onderwijs
gidsorganisaties in onderwijs
andere dienstverleners in onderwijs
organisaties die de toegang tot onderwijs bepalen
regieorganisaties
organisaties voor beleid, toezicht en (beleids)advies
organisaties voor kennisontwikkeling en -transfer
Tabel I: Onderwijsaanbieders
Onderwijsaanbieders
Scholen voor primair
onderwijs
(basisonderwijs)
scholen
basisonderwijs
scholen speciaal
basisonderwijs
Taken
Scholen bieden
basisonderwijs aan 4 tot 12
jarigen ter voorbereiding op
het voortgezet onderwijs
Wie?86
Niveaus:
De brancheorganisaties
(zoals PO-raad en WECraad)
Samenwerkingsverbanden
zoals de Brede school
Individuele scholen
De individuele professionals
binnen de scholen zoals
leerkrachten, klassenassistent
en ambulant begeleider.
Scholen voor
voortgezet onderwijs:
VMBO, waaronder
LWOO
Praktijkonderwijs
(PrO)
HAVO
VWO
Scholen voor
middelbaar
beroepsonderwijs
Regionale
Opleidingscentra
(ROC‟s)
Agrarische
Opleidingscentra
(AOC‟s) (groene
opleidingen)
Vakscholen
(technische en
creatieve
beroepen)
Instellingen voor Hoger
Onderwijs:
Instellingen hoger
beroepsonderwijs
Scholen bieden beroeps- en
volwasseneneducatie
VMBO biedt:
theoretische leerweg
basisberoepsgerichte
leerweg
kaderberoepsgerichte
leerweg
gemengde leerweg
Scholen voor VMBO bieden
ook LWOO =
leerwegondersteunend
onderwijs = binnen VMBO
leerweg. Dit is onderwijs
voor leerlingen met
beperking maar mét
capaciteit tot diploma.
Scholen voor
praktijkonderwijs (PrO)
bieden onderwijs voor
leerlingen zonder uitzicht op
VMBO diploma.
Scholen voor middelbaar
beroepsonderwijs bieden:
beroepsopleidende
Niveaus:
De brancheorganisaties
(zoals VO-raad, MBO-raad,
AOC-raad, HBO-raad,
VSNU)
Samenwerkingsverbanden
VO en specifieke
werkverbanden zoals de
Vereniging Landelijk
Werkverband
Praktijkonderwijs, Stichting
platforms VMBO, Het
Platform Beroepsonderwijs
(HPBO).
De individuele scholen.
-------De individuele professionals
binnen de scholen zoals
docenten, studieadviseurs,
trajectbegeleiders,
studentendecanen,
praktijkbegeleiders en
stagebegeleiders
[Als leerling extra
ondersteuning nodig heeft dan
86
De kop „Niveaus‟ staat voor de organisatieniveaus (branche, samenwerkingsverbanden, individuele
organisaties, professionals) en moet niet verward worden met de onderwijsniveaus.
60
Onderwijsaanbieders
(HBO) en
wetenschappelijk
onderwijs
(universiteiten)
Anders:
Vakcollege: leerroute
binnen het VMBO/MBO
en bedrijfsleven.
Scholen / instellingen
voor voortgezet
speciaal onderwijs
Scholen
voortgezet
speciaal onderwijs
(cluster 1 t/m
cluster 4),
geclusterd in REC
(Regionale
Expertise Centra87)
Taken
leerweg (BOL) (meer
school dan praktijk)
beroepsbegeleidende
leerweg (BBL) (meer
praktijk dan school)
Vakcolleges bieden een
zesjarige opleiding binnen
het VMBO/MBO (tot niveau 2
– 3 van het MBO). Het is
onderwijs met een
baangarantie en een soepele
overgangen tussen leren,
stages en werk om uitval te
voorkomen. Daarnaast wordt
ook een zorgcollege
overwogen.
REC / VSO-school: het bieden
van onderwijs en speciale,
op het kind afgestemde hulp
en begeleiding.
Momenteel wordt nagedacht
over schoolvormen voor
(speciaal) onderwijs die zich
richten op de transitie van
onderwijs naar werk
(zorgcolleges, vakcolleges,
werkscholen).
Wie?86
schakelt leerkracht bij:
interne leerlingbegeleider
en/of de interne
zorgcommissie
Zorg Advies Team (ZAT) en
via hen professionals als het
schoolmaatschappelijk
werker, orthopedagoog,
remedial teacher
Regionale
samenwerkingsverband met
regionale
verwijzingscommissie
(RVC)]
Niveaus:
De brancheorganisaties (zoals
WEC-raad, landelijke
verenigingen cluster 1 t/m 4 of
handicap specifieke
brancheorganisaties zoals Siméa
voor onderwijs en zorg aan
communicatief beperkten,
slechthorenden en doven)
Samenwerkingsverbanden zoals
REC als samenwerkingsverband
van scholen voor speciaal
onderwijs
In totaal 34 REC‟s, van
wisselende omvang en
intensiteit van samenwerking
De individuele scholen.
De individuele professionals
binnen de scholen zoals
leerkrachten en begeleiders.
REA-College Nederland
en Eega Plus
REA college: het leveren van
speciaal beroepsonderwijs op
VMBO- of MBO-niveau voor
leerlingen met ernstige
scholingsbelemmeringen
Eega = bieden / regelen
combinatie reguliere
onderwijsaanbod ROC‟s,
AOC‟s en leerwerkbedrijven
REA college op 6 plaatsen in
Nederland
Eega op 1 plaats in Nederland
(Deventer)
Samenwerking met reguliere
scholen voor beroepsonderwijs
intensiveert.
De individuele professionals
87
REC heeft groot aantal taken vanuit Wet op Expertise Centra (WEC) en vervult daarmee diverse rollen. De
taken zijn:
-
Het inrichten en in stand houden van een Commissie voor Indicatiestelling (CvI)
Het coördineren van de ambulante begeleiding voor kinderen met een rugzak
Het coördineren van de onderzoeksactiviteiten van (V)SO-scholen in de regio ten behoeve van de
indicatiestelling
Desgevraagd ouders ondersteunen bij het aanvragen van een indicatie
Desgevraagd ouders ondersteunen bij het zoeken van een geschikte school
61
Onderwijsaanbieders
Taken
en extra begeleiding.
[speciaal beroepsonderwijs
en begeleiding naar werk]
Wie?86
binnen de scholen zoals
leerkrachten en begeleiders.
Tabel II Gidsorganisaties
Gidsorganisaties
REC
MEE
Taken
Het ondersteunen van ouders
bij het zoeken van een
geschikte school
Het helpen bij vragen over –
ondermeer – onderwijs
Wie?
Zie bij VSO-school / REC
(tabel I op pagina 55)
Zie bij MEE (tabel A3 op
pagina 40)
Tabel III Andere dienstverleners
Andere
dienstverleners
VSO-school / REC
Orthopedagogische
didactische centra
(OPDC)89
Taken
Wie?
Het leveren van ambulante
begeleiding voor leerlingen
mét rugzakje die leren op
reguliere onderwijsinstelling;
ondersteuning is gericht op
leerling én school.88
Het bieden van ondersteuning
aan leerlingen die (dreigen)
vast te lopen in het onderwijs.
Het gaat om leerlingen met
leerproblemen, sociaalemotionele problemen en/of
gedragsproblemen.
De ondersteuning wordt
geboden door het bieden van
onderwijs in kleine klassen.
Veelal is het doel dat de
leerlingen na verloop van tijd
naar het reguliere onderwijs
gaan.
De OPDC zijn ook
verantwoordelijk voor de
reboundvoorzieningen.
Zie bij VSO-school / REC (tabel
I op pagina 55)
Niveaus:
Landelijk werkverband OPDC
Gerelateerd aan een van de 81
samenwerkingsverbanden van
voortgezet onderwijs (Sociale
kaart jeugdzorg 2010).
Aan OPDC‟s is vaak ook een
expertisecentrum verbonden
88
Dit verandert bij invoering van het Passend Onderwijs. Het Leerlinggebonden budget (rugzakje) vervalt dan
en de scholen krijgen dan een budget; de scholen nemen dan – zo is de bedoeling – nieuw personeel aan dat
bepaalde taken op zich neemt.
89 Een OPDC voorziet in de juiste begeleiding van leerlingen die om welke reden dan ook (tijdelijk) niet mee
kunnen in het reguliere voortgezet onderwijs en die (nog) niet in het speciaal onderwijs kunnen worden
opgevangen. De OPDC's bieden het voortgezet onderwijs aan binnen een kleinschalige setting. Soms in een
eigen gebouw, soms onder gebracht in of nabij een school voor voortgezet onderwijs. De groepen zijn kleiner
dan in een reguliere school, maar de leerstof wordt gewoon aangeboden, bij voorkeur door een vakdocent.
Hét OPDC bestaat niet, in die zin dat alle OPDC's in hun verschijningsvorm of organisatie van elkaar
verschillen. Wat wel sterk overeenkomt zijn de leerlingkenmerken van de doelgroep. Het zijn leerlingen die in
bepaalde mate meer begeleiding nodig hebben dan binnen de zorgbreedte van een school voor voortgezet
onderwijs (VO) kan worden aangeboden. De leer- en opvoedvragen zijn echter niet (altijd) van dien aard dat
een indicatie voor speciaal onderwijs haalbaar is, of dat een jeugdhulpverleningstraject per sé moet worden
ingezet.
62
Andere
dienstverleners
Taken
Leerlingen die de veiligheid
van school in gevaar brengen
worden hier tijdelijk
opgevangen met het doel
terug te keren naar de eigen
school.
Advies commissie
Het adviseren over of
toelating en
behandelen van klachten
begeleiding (ACTB)
rondom toelating of
(uitvoering) van een
handelingsplan in het primair
onderwijs of voortgezet
onderwijs.
Handicap + Studie
Het adviseren van studenten
met een handicap of
chronische ziekte aan
hogeschool of universiteit
Tabel IV Organisaties die toegang tot onderwijs bepalen
Organisaties
Basisschool / school
voortgezet onderwijs
Regionale
verwijzingscommissies
voor het voortgezet
onderwijs (RVC-VO)
Commissie voor
Indicatiestelling (CvI)
Bezwaar Advies
Commissie (BAC)
UWV
DUO (Dienst Uitvoering
Onderwijs)
(voorheen: Informatie
Wie?
Het ACTB is een landelijke
onafhankelijke
adviescommissie
Handicap + studie is een
expertisecentrum voor
onderwijs en handicap
Taken
Het adviseren over / bepalen
van toegang tot het regulier
vervolgonderwijs na het
basisonderwijs / doorstromen
na de brugklas
Het bepalen van toegang tot
leerwegondersteunend
onderwijs (LWOO) of
praktijkonderwijs (PRO) op
reguliere school voor (V)MBO
(ROC).
Wie?
Leraar basisschool/brugklas
(mede op basis van CITOtoets)
Het bepalen van toegang tot:
onderwijs op een
instelling voor speciaal
onderwijs;
een rugzakje (officieel:
Leerling Gebonden
financiering) binnen
regulier onderwijs,
ondermeer voor
ambulante begeleiding.
Het beoordelen van een
beroep bij een negatieve
indicatie door CvI
CvI zijn gekoppeld aan REC
maar werken onafhankelijk
van de scholen
Bepalen toegang tot speciaal
beroepsonderwijs door REA
College Nederland en Eega.
Bepalen of leerling in
aanmerking komt voor
voorzieningen voor het volgen
van onderwijs (zoals
vervoersvoorziening, laptops
en gehoorapparaten).
Bepalen toegang tot
financiële middelen om
onderwijs te kunnen volgen.
-
Vereniging RVC-VO
landelijk
16 regionale
verwijzingscommissies
http://www.rvc-vo.nl/
BAC is een commissie van de
WEC-raad.
BAC is verdeeld in drie
kamers, 1 voor elke van de
clusters 2, 3 en 4
Arbeidsdeskundige
(binnenkort heet de
professional senior
werkcoach).
63
Organisaties
Beheer Groep)
Zorgverzekeraar
CIZ
Taken
Beslissen over financiering en
termijnen bij
studievertraging, -switch of uitval wegens medische
omstandigheden.
Het bepalen of voorzieningen
verstrekt worden die zowel
thuis als op school te
gebruiken zijn.
Het bepalen van toegang tot
(indiceren van) extra
begeleiding, verpleging en
verzorging voor kinderen met
ernstige handicap of stoornis
(binnen reguliere
onderwijsinstelling als
instelling speciaal onderwijs)
(AWBZ-middelen)
Wie?
= wereld van ZORG (zie tabel
B pagina 43)
= wereld van ZORG (zie tabel
B pagina 43)
Tabel V Regieorganisaties
Regieorganisaties
Gemeenten
Taken
Regie op samenhang en
aanbod van basisonderwijs,
voorgezet onderwijs en
speciaal onderwijs.
Via Regionale Meld en
Coördinatiepunten (RMC) is er
regie op de schoolloopbaan
van voortijdige
schoolverlaters.
Wie?
Niveaus
Regionale
samenwerkingsverbanden
van gemeenten
Individuele gemeenten
RMC‟s (zie bijlage 8)
Tabel VI Organisaties voor beleid, toezicht en beleidsadvies
Organisaties
Rijksoverheid
Inspectie van het
onderwijs
Taken
Het ontwikkelen van landelijk
beleid over onderwijs:
OCW over algemeen kader;
LNV over agrarisch
onderwijs;
SZW over REA-instituten en
voorzieningen tijdens
scholing.
 Het houden van toezicht op
de wet- en regelgeving,
kwaliteit, de financiën van
scholen/schoolbesturen.
 Het gevraagd en
ongevraagd rapporteren
over ontwikkelingen binnen
het onderwijs
Wie?
Ministerie OCW, LNV en SZW
De inspectie werkt vanuit één
locatie (Utrecht).
Bij de onderwijsinspectie
werken ruim 500 mensen. De
leiding is in handen van een
inspecteur generaal en twee
hoofdinspecteurs.
64
Gemeente

Onderwijsraad

Evaluatie- en advies
Commissie Passend
Onderwijs (ECPO)
Commissie Gelijke
Behandeling (CGB)
Het houden van toezicht op
de naleving van de
leerplichtwet.
Het gevraagd en
ongevraagd adviseren van
de regering en kamer over
de hoofdlijnen van het
beleid en de wetgeving op
het gebied van onderwijs
 Het evalueren van de
experimenten en
veldinitiatieven rond
passend onderwijs
 Het adviseren van de
staatssecretaris van OCW
over de vormgeving van
Passend Onderwijs.
Onderdeel van deze taakstelling
is het adviseren over de
indicatiestelling voor speciaal
onderwijs.
Het beoordelen van de
rechtsgeldigheid van besluiten
rond rondom (ongelijke)
behandeling op basis van
chronische ziekte of handicap
in het MBO.
Iedere gemeente moet
tenminste één
leerplichtambtenaar in dienst
hebben.
De raad telt tenminste acht en
ten hoogste negentien leden.
Zij worden voor een periode
van maximaal vier jaar
benoemd.
De commissie bestaat uit 6
personen en wordt
ondersteund door een klein
bureau.
De CGB is een landelijke
onafhankelijke
adviescommissie
Tabel VII Organisaties voor kennisontwikkeling & -transfer
Organisaties
Onderzoeks- en adviesbureaus
Taken
Ziezon; landelijk netwerk ziek
zijn & onderwijs
Primair: Het
informeren, adviseren
en ondersteunen van
scholen bij het
onderwijs aan hun
zieke leerlingen.
Ook: Het informeren
en/of adviseren van
ouders als deze daar
actief om vragen.
Organisatie die zich
richt op transitie van
speciaal onderwijs
naar arbeid
Het adviseren van
scholen over ICT en
onderwijs,
kwaliteitszorg,
onderwijskansen,
omgaan met
verschillen en
LIESA = Landelijke Informatieen Steunpunt
Arbeidstoeleiding
Onderwijsadviesbureaus /
onderwijsbegeleidingsdiensten
Wie?
Bijvoorbeeld:
KPC groep
CPS
APS
SLO
120 consulenten verspreid in
Nederland
Liesa is onderdeel VSO
EDventure = vereniging van
onderwijsadviesbureaus
65
Organisaties
Kenniscentra
Diverse organisaties
Taken
personeelsbeleid.
Het ontwikkelen en
delen van kennis voor
het MBO.
Het aanbieden van
kennis over onderwijs
en jongeren, met
speciale aandacht voor
jongeren met een
beperking.
Wie?
Bijvoorbeeld: Ecabo, Kenteq.
Colo is de overkoepelende
organisatie
www.onderwijsenhandicap.nl
www.50tien.nl
www.begeleidleren.nl
66
Bijlage 5: De werelden van zorg, onderwijs en arbeid
Deze bijlage geeft een schematisch overzicht van organisaties:
die in direct contact staan met de jongere met een beperking: aanbieder, gids, toegangspoort, andere dienstverlener
waarmee de jongeren niet direct in aanraking komen, maar die wel invloed hebben op de organisaties waarmee de jongeren in contact staan
Het overzicht is gemaakt voor 3 werelden: zorg, onderwijs en arbeid. Het overzicht is zo opgebouwd dat makkelijk te zien is als organisaties meerdere rollen
vervullen vanuit het perspectief van de jongere met een beperking.
De wereld van ZORG
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Zorgaanbieder
(tabel A1)
Gidsorganisatie
(tabel A3)
Regie
(tabel C)
Huisartsenpraktijk
Huisarts
Gids in de zorg
Praktijk van eerstelijnspsychologen
Organisaties AMW
Jeugd- en
jongerenwerk
Ziekenhuizen /
behandelcentra
Instellingen GGZ
Instellingen
gehandicaptenzorg
Bureaus Jeugdzorg
Andere
dienstverlener
(tabel A4)
Toegangspoort
(tabel B)
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
(tabel C)
Kennisontwikkeling
en/of -transfer
(tabel D)
Huisartsenpraktijk:
Verwijzer
Praktijk van eerstelijns psychologen:
Verwijzer
Organisaties AMW:
Verwijzer
Bureaus Jeugdzorg:
Verwijzer /
indicatiesteller
Bureaus Jeugdzorg
Regie op
zorgaanbod individu
Instellingen voor
jeugd- en
67
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Zorgaanbieder
(tabel A1)
Regie
(tabel C)
Gidsorganisatie
(tabel A3)
Andere
dienstverlener
(tabel A4)
Toegangspoort
(tabel B)
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
(tabel C)
Kennisontwikkeling
en/of -transfer
(tabel D)
opvoedhulp
Jeugdzorgplusinstellingen
JJI
Organisaties voor
openbare JGZ
Thuiszorginstellinge
n
Verpleeg- en
verzorgingshuizen
Arbodiensten
Zorgboerderijen
Hukpmiddelenlevera
nciers
Informele
zorgleveranciers
MEE-organisaties
CJG
CJG
Regie op lokale
zorgaanbod jeugd
Patiënten- en
consumentenorganisaties
Kennis- en
expertisecentra
Zorgverzekeraar:
Indicatiesteller
+ Zorginkoper
CIZ:
68
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Zorgaanbieder
(tabel A1)
Regie
(tabel C)
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
(tabel C)
Zorgkantoor
Regie op regionale
aanbod AWBZ
Gemeenten
Regie op lokale
zorgaanbieders
Provincie
Regie op regionale
aanbod jeugdzorg
Zorgkantoor
Regionaal beleid
Gidsorganisatie
(tabel A3)
Andere
dienstverlener
(tabel A4)
Toegangspoort
(tabel B)
Indicatiesteller
Zorgkantoor:
Zorginkoper +
Beoordelaar PGB
Gemeenten:
Indicatiesteller
+ Zorginkoper
Provincie:
Zorginkoper
Kennisontwikkeling
en/of -transfer
(tabel D)
Gemeenten
Lokaal beleid
Provincie
Regionaal beleid
CAK :
Verrekenaar eigen
bijdragen / risico
LBIO:
Verrekenaar eigen
bijdrage
geïndiceerde
jeugdzorg
Rijksoverheid
Cliëntraden
Inspectie
gezondheidszorg
Inspectie jeugdzorg
Nederlandse
Zorgautoriteit
Raad voor
Volksgezondheid en
Zorg
Gezondheidsraad
69
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Zorgaanbieder
(tabel A1)
Regie
(tabel C)
Gidsorganisatie
(tabel A3)
Andere
dienstverlener
(tabel A4)
Toegangspoort
(tabel B)
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
(tabel C)
College voor
Zorgverzekeringen
CIBG
Kennisontwikkeling
en/of -transfer
(tabel D)
Onderzoeks- en
adviesbureaus
Kenniscentra
70
De wereld van ONDERWIJS
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Onderwijsaanbieder
Regie
Gidsorganisatie
Andere
dienstverlener
Toegang tot
onderwijs
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
Kennisontwikkelinge
n/of -transfer
Scholen primair
onderwijs:
scholen
basisonderwijs;
scholen speciaal
onderwijs
Scholen voor
voortgezet
onderwijs:
VMBO,
waaronder
LWOO
Praktijkonderwi
js (PrO)
HAVO
VWO
Scholen voor
middelbaar
beroepsonderwijs:
 ROC‟s
 AOC‟s
 Vakscholen
Instellingen voor
Hoger Onderwijs:
Instellingen
hoger
beroepsonderwi
js (HBO) en
71
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Onderwijsaanbieder
Regie
Gidsorganisatie
Andere
dienstverlener
REC
Helpen ouders bij
zoeken geschikte
school
VSO-school / REC
Ambulante
begeleiding ll mét
rugzakje in regulier
school
Toegang tot
onderwijs
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
Kennisontwikkelinge
n/of -transfer
wetenschappeli
jk onderwijs
(universiteiten)
Vakcollege:
leerroute binnen
het VMBO/MBO en
bedrijfsleven.
Scholen voortgezet
speciaal onderwijs
(VSO), geclusterd in
regionale expertise
centra (REC)
REA-College
Nederland en Eega
Plus
MEE
Orthopedagogische
didactische centra
(OPDC)
Advies commissie
toelating en
begeleiding (ACTB)
Handicap + Studie
Basisschool / school
voortgezet
onderwijs (VO)
Adviseert over
vervolgonderwijs +
72
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Onderwijsaanbieder
Regie
Gidsorganisatie
Andere
dienstverlener
Toegang tot
onderwijs
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
Kennisontwikkelinge
n/of -transfer
doorstroming
Regionale
verwijzingscommissi
e voor VO (RVC-VO)
Indiceert toegang
LWOO of PRO op
ROC
Commissie voor
Indicatiestelling
(CvI)
Indiceert toegang
tot instelling
speciaal onderwijs
of tot rugzakje (te
gebruiken op
reguliere school)
Bezwaar advies
commissie (BAC)
Beoordeelt beroep
bij negatieve
indicatie door CvI
UWV
Bepaalt toegang tot
REA College
Nederland en Eega
+ bepaalt toegang
tot voorzieningen
voor het volgen van
onderwijs.
Zorgverzekeraar
73
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Onderwijsaanbieder
Regie
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
Gemeente
Regie op samenhang
en aanbod in de
gemeente / regio
Regie – via RMC – op
schoolloopbaan
voortijdige
schoolverlaters
Gemeente
Toezicht op
naleving
leerplichtwet
Gidsorganisatie
Andere
dienstverlener
Toegang tot
onderwijs
Kennisontwikkelinge
n/of -transfer
Bepaalt toegang tot
voorzieningen die
ook op school
gebruikt mogen
worden.
DUO
Bepaalt toegang tot
financiële middelen
om onderwijs te
kunnen volgen
CIZ
Bepaalt extra
begeleiding /
verpleging /
verzorging op school
Ministerie OCW, LNV
en SZW
Landelijk beleid
Inspectie van het
onderwijs
Toezicht
74
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Onderwijsaanbieder
Regie
Gidsorganisatie
Andere
dienstverlener
Toegang tot
onderwijs
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
Kennisontwikkelinge
n/of -transfer
Onderwijsraad
Advies hoofdlijnen
beleid en wetgeving
onderwijs
Evaluatie- en advies
Commissie Passend
Onderwijs (ECPO)
Advisering
indicatiestelling
Commissie Gelijke
Behandeling (CGB)
Onderzoeks- en
adviesbureaus
Ziezon
LIESA
Onderwijsadviesbur
eaus / begeleidingsdiensten
Kenniscentra
Diverse organisaties
die websites „in de
lucht‟ houden
75
De wereld van ARBEID / INKOMEN
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Aanbieder arbeid
Regie
Gidsorganisatie
Werkgevers
(bedrijven en
organisaties)
Bieden regulier
werk,
werkervaringsplaats
en, begeleid
werken,
vrijwilligerswerk
SW-bedrijven
Dienstverleners
Toegang tot arbeid
/ inkomen
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
Kennisontwikkeling
en/of -transfer
SW-bedrijven
Ondersteuning bij
Begeleid werken
(dag)activiteitencentra (DAC‟s)
Zelf(standig
ondernemerschap)
MEE-organisaties
Vakbonden
Vakbonden
Reintegratiebedrijven
Jobcoachorganisatie
s / Begeleid Werken
organisaties
Arbeidstrainingscentra (ATC‟s)
Patiënten- en
gehandicaptenorgan
isaties
76
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Aanbieder arbeid
Regie
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
Gemeente
Verantwoordelijk
voor sluitend
aanbod scholing en
arbeid aan jongeren
Gemeente
Verantwoordelijk
voor lokale
arbeidsmarktbeleid
Gidsorganisatie
Dienstverleners
Toegang tot arbeid
/ inkomen
Kennis- en
expertisecentra
Kennisontwikkeling
en/of -transfer
Kennis- en
expertisecentra
UWV
Beoordeelt recht
op Wajong en
toegang tot
voorzieningen
UWV WERKbedrijf
Beoordeelt indicatie
SW-bedrijf (WSW)
en recht WW of
bijstand
Centrum
Indicatiestelling
Zorg (CIZ)
Beoordeelt indicatie
DAC
(Gemeenten
Voor jongeren op
wachtlijst WSW en
Wajongers die
wachten op traject
UWV)
Rijksoverheid
Wet- en regelgeving
en toezicht UWV en
UWV WERKbedrijf
Werkgevers- en
werknemersorganisaties
77
Organisaties die in direct contact staan met de jongere met een beperking.
Rollen vanuit het perspectief van de jongere
Organisaties waarmee de jongere niet direct in aanraking komt,
maar die wel invloed hebben op organisaties waarmee jongeren
contact hebben
Aanbieder arbeid
Regie
Gidsorganisatie
Dienstverleners
Toegang tot arbeid
/ inkomen
Beleid, toezicht en
(beleids)advies
Flankerend
arbeidsmarktbeleid
Landelijke
cliëntenraad
Kennisontwikkeling
en/of -transfer
Onderzoeks- en
adviesbureaus
78
Bijlage 6: Categorieën jongeren met een beperking
Aantal jongeren met een beperking
Diverse onderzoeken90 gaan in op het aantal jongeren met beperkingen. Een vrij compleet en
recent overzicht is van TNO91. TNO constateert dat 3,5% van de Nederlandse kinderen van 0 t/m 18
jaar een beperking heeft:
Leeftijd
Aantal
kinderen
% met
beperking
Aantal kinderen
met beperking
0 t/m 3 jaar
4 t/m 12
jaar
13 t/m 18
jaar
Totaal
780.000
1.800.000
2,5%
3,5%
19.500 kinderen
63.000 kinderen
Aandeel met een
gedrags /
psychiatrische
beperking
20%
30%
1.200.000
4%
48.000 kinderen
50%
3.780.000
3,5%
132.300
kinderen
Medisch-biologisch perspectief en sociaal perspectief92
In de werelden van zorg, onderwijs en arbeid bestaan verschillende perspectieven (lees: brillen)
om naar beperkingen bij jongeren te kijken:
het medisch-biologisch perspectief: het hebben van een medisch-biologische aandoening,
ziekte of stoornis;
het sociaal perspectief: het hebben van beperkingen binnen de heersende normen en
waarden, cultuur en tijdgeest.
Categorieën vanuit medisch-biologisch perspectief
TNO (2007) onderscheidt vijf categorieën kinderen en geeft per categorie de beschikbare cijfers
over het aantal kinderen:
Categorieën volgens TNO
Kinderen met een lichamelijke beperking
(motorische beperking, visuele beperking,
auditieve beperking)
Kinderen met een verstandelijke beperking
Kinderen met een chronische ziekte of ander
stoornis
Kinderen met een stoornis in het
autismespectrum
Aantal kinderen
4 á 5 % in groep tussen 4 en 15 jaar.
24.585 personen jonger dan 20 jaar.
500.000 kinderen (14% van de kinderen)
hebben een chronische ziekte. Zo heeft
in groep van 0-14 jarigen:
bijna 10% astma;
circa 2% een ernstige darmstoornis
Ook krijgt 1 op de 7000 kinderen per
jaar kanker (incidentie).
28 op elke 10.000 kinderen heeft een
autismespectrum stoornis, waarvan:
10 een autistische stoornis;
15 PDD-NOS;
2 á 3 het Syndroom van Asperger.
Dit betekent dat voor 4 miljoen jonge
mensen tot 20 jaar minimaal 11.000
90
Verwey-Jonker 2009 (Gehandicapten kinderen in tel); Nivel 2005 (Anders of toch niet: deelname aan de
samenleving van mensen met een lichte of matige verstandelijk beperking); B&A 2009 (Combinaties van zorg
bij jeugdigen); Rekenkamer 2007 (Kopzorgen: zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke handicap en/of
psychi(atri)sch probleem); UWV 2010 (kwartaalverkenningen 2010-1); SER 2009 (De winst van maatwerk).
91
TNO, Toename gebruik ondersteuning voor jongeren met een gezondheidsbeperking, maart 2007, Jan
Besseling en anderen, Hoofddorp
92
Het RIVM (2002) onderscheidt het medische en sociale model. De modellen verschillen in de veronderstelde
samenhang van een ziekte/aandoening (stoornis), beperkingen en participatiemogelijkheden.
79
Categorieën volgens TNO
Kinderen met emotionele en gedragsmatige
problemen
Aantal kinderen
kinderen een autismespectrumstoornis
hebben. Noot TNO: op basis van recent
buitenlands onderzoek kunnen dit er
ook 25.000 zijn.
1 tot 3% van de kinderen heeft
volgens de jeugdgezondheidszorg
zware emotionele en/of
gedragsmatige problemen.
De prevalentie van emotionele en
gedragsmatig problemen die leidt
tot ervaren functionele beperking is
11% (bij kinderen uit groep 5,6 en 7
in lage SES-buurten); hiervan is 9%
gedragsmatig (met 7% ADHD) en 2%
emotioneel.
Adolescenten: iets minder dan 10%
heeft psychische problemen die
leidt tot een functionele beperking.
Categorieën vanuit andere perspectieven
ICF – een standaardtaal en schema van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) – biedt een
alternatief voor het beschrijven van (categorieën) jongeren met een beperking vanuit één
perspectief. ICF beschrijft het menselijke functioneren vanuit drie verschillende perspectieven:
1. de mens als organisme: de bouw en werking van het lichaam. Binnen dit perspectief zijn
stoornissen afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen;
2. het menselijk handelen: wat doet iemand, wat kan iemand doen, welke activiteiten voert
iemand uit, of zou iemand kunnen uitvoeren. Binnen dit perspectief zijn beperkingen
moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten.
3. participatie: kan iemand meedoen aan het maatschappelijke leven op alle levensterreinen
(zoals school en werk) en doet iemand ook daadwerkelijk mee. Participatieproblemen zijn
problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven.
(zie voor meer informatie over ICF: www.rivm.nl/who-fic/icf.htm)
Het bestaan van deze verschillende perspectieven is ook terug te zien in de verschillende
invalshoeken / parameters die in onderzoek93 gebruikt worden.
Op basis van deze drie perspectieven kunnen – naast de categorieën op basis van
ziekte/aandoening/stoornis jongeren ook in categorieën worden ingedeeld op basis van hun
beperkingen of participatiemogelijkheden en -problemen. Bij de indicatiestelling voor speciaal
onderwijs94 en inkomensvoorziening gebeurt dit feitelijk ook. De criteria voor indicatiestelling zijn
(mede) gebaseerd op de beperkingen en participatie(mogelijkheden en -problemen).
93
Invalshoeken die in verschillende onderzoeken gehanteerd worden:
prevalentie jongeren met ziekten, aandoeningen, stoornissen en beperkingen in de bevolking;
gebruik zorg (al dan niet geïndiceerd);
- volume indicatiestellingen en gebruik voorzieningen: positieve indicatiestellingen (geïndiceerde zorg,
speciaal onderwijs, SW/DAC, uitkering) en gebruik geïndiceerd onderwijs(ondersteuning), plaatsing in
geïndiceerde arbeid (SW en DAC) en gebruik uitkering (Wajong, TOG, leerlingenvervoer, Wvgvervoer/wonen).
94
Om tot een indicatie te komen voor het speciaal onderwijs of leerling-gebonden budget beoordeelt de
Commissie voor Indicatiestelling (CvI) ondermeer de ernst van de stoornissen en de beperkingen, de ernst van
de beperking van de deelname aan het onderwijs en de mogelijkheden van de reguliere zorgstructuur (van
onderwijs en zorg).
-
80
Bijlage 7 Aanbieders zorg, onderwijs en arbeid per categorie jongeren
De ziekte/aandoening,beperkingen en participatie(problemen)95 van een jongere bepalen met wie
deze jongere te maken krijgt in de wereld van zorg, onderwijs en arbeid. Op hoofdlijnen
Wereld van
Zorg
Onderwijs
Arbeid
De ziekte/aandoening van de jongere bepaalt met wie hij te maken
krijgt in de wereld van zorg. Deze wereld is namelijk voornamelijk
georganiseerd op basis van de ziekte/aandoening. De volgende tabel
illustreert dit.
De participatiemogelijkheden van een jongere aan onderwijs
– kan hij meedoen aan het reguliere onderwijs – bepaalt of de
jongere in aanmerking komt voor speciaal onderwijs of een
leerlinggebonden budget. Vervolgens bepaalt zijn ziekte/aandoening
op welk schooltype binnen het speciaal onderwijs hij terecht komt.
Het speciaal onderwijs is met de cluster 1 t/m 4 scholen
georganiseerd langs de lijn van de ziekte/aandoening.
De participatiemogelijkheden van een jongere aan arbeid - kan een
jongere zelfstandig bij een regulier bedrijf werken en een inkomen
genereren met arbeid of niet – bepaalt met wie hij te maken krijgt in
de wereld van arbeid. De wereld van arbeid is primair georganiseerd
langs de lijn van participatie. Bij wie de jongere aan de slag gaat96
(reguliere werkgever, sociale werkvoorziening, dagbesteding), in
welk werk en met ondersteuning van wie (zoals een jobcoach) wordt
beïnvloed door de beperkingen van de jongere.
Voorbeelden van aanbieders van zorg en onderwijs voor jongeren met een specifieke
ziekte/aandoening/stoornis
Categorieën jongeren
conform indeling TNO
(zie bijlage 6)
Kinderen met een
lichamelijke beperking
motorische beperking
visuele beperking
auditieve beperking
Kinderen met een
Zorgaanbieders
(zie ook bijlage 3, tabel A1)
Onderwijsaanbieder
Allen:
 Huisarts
 AMW
 Consultatiebureau / GGD
 Ziekenhuiszorg en medisch
specialistische zorg
 Kinderziekenhuis
 Thuiszorgorganisatie
 Revalidatiecentra
 Instellingen
gehandicaptenzorg
Oogziekenhuis
Gespecialiseerde instellingen
gehandicaptenzorg (zoals
Bartimeus)
Audiologische centra
Gespecialiseerde instellingen
gehandicaptenzorg (zoals
Viataal)
 Instellingen
Allen:
 Regulier onderwijs

Cluster 3 scholen
Cluster 1 scholen
Cluster 2 scholen

Cluster 3 scholen
95
De begrippen aandoening/ziekte, beperkingen en participatieproblemen worden toegelicht in bijlage 6.
Tenminste de volgende bronnen geven informatie over hoe veel jongeren met een beperking werken en bij
wie: M. Cardol, Anders of toch niet, 2005; UWV, Kwartaal Verkenning 2010-I, RWI, Complexiteit uitvoering
belemmering voor aannemen Wajonger, 2009.
96
81
Categorieën jongeren
conform indeling TNO
(zie bijlage 6)
verstandelijke
beperking.
Zorgaanbieders
(zie ook bijlage 3, tabel A1)
Kinderen met een
chronische ziekte of
ander stoornis.

Kinderen met een
stoornis in het
autismespectrum.
Kinderen met
emotionele en
gedragsmatige
problemen









gehandicaptenzorg
(waaronder
orthopedagogische
behandelcentra)
Ziekenhuiszorg en medisch
specialistische zorg
Astmacentra
Dialysecentra
Epilepsiecentra
Oncologische centra
Revalidatiecentra
Kinderziekenhuis
Thuiszorgorganisatie
RIAGG
Gespecialiseerd
autismeteam of
zorgprogramma
Praktijken
eerstelijnspsychologen
Bureau Jeugdzorg
Instellingen jeugd- en
opvoedhulp
Instellingen gesloten
jeugdzorg
Instellingen (jeugd)GGZ
Onderwijsaanbieder

Regionale onderwijs
begeleidingsdiensten
(met consulenten
Ziezon)


Cluster 4 scholen
Orthopedagogische
didactische centra
Regionale onderwijs
begeleidingsdiensten
Cluster 4 scholen
Orthopedagogische
didactische centra
Regionale onderwijs
begeleidingsdiensten




Aanbieders van arbeid voor jongeren met een beperking
Lang niet alle jongeren met een beperking werken. Zo werkt 25% van de wajongers, waarvan 11%
bij een reguliere werkgever en 14% in de WSW (UWV 2010).
De ziekte/aandoening/stoornis heeft wel enige invloed op de plaats waar men werkt – en met wie
de jongere dus te maken heeft -, maar de invloed is beperkt:
wajongers met een lichamelijke beperking werken vaker dan wajongers met een
psychische beperking of een psychiatrische stoornis (RWI, 2009);
de „diagnosegroep‟ van de wajongers beïnvloedt waar zij werken (UWV, 2010):
Werkend
Ontwikkelingsstoornissen
Psychische ziektebeelden
Somatische ziektebeelden
Diagnose onbekend
-
29%
13%
25%
22%
Reguliere
werkgever
13%
8%
11%
3%
Sociale
werkvoorziening
16%
5%
14%
19%
Er is een zwakke relatie tussen de mate van verstandelijke beperking en arbeid. Van
mensen met een verstandelijke beperking werkt 20% bij een reguliere werkgever, 35% bij
de sociale werkvoorziening (SW) en 40% bij het dagactiviteitencentrum. Mensen met een
lichte verstandelijke beperking werken vaker bij een reguliere werkgever (20%), vaker bij
de SW (50%) en minder vaak bij het activiteitencentrum (25%) (Cardol, 2005).
82
Bijlage 8 Door het rijk geïnitieerde organisatienetwerken
De rijksoverheid heeft de afgelopen jaren rond jongeren tenminste vijf organisatienetwerken geïnitieerd.
Deze zijn kort beschreven in bijgevoegde tabel en besproken in paragraaf 4.2.
UWV- preventief
Zorgadviesteams (ZAT)98 Regionale Meld en
97
netwerk
Coördinatiepunten
(RMC) 99
Primaire focus /
Participatie Wajongers,
Leerlingenzorg bij
Voortijdig
beleidsdomein
voorkomen instroom in
gedrags-, ontwikkelingschoolverlaten
organisatienetwerk
de Wajong
en leerproblemen
„Geografische‟
Regionaal / Lokaal
Binnen scholen
Regionaal
werkingssfeer
Specifiek voor
ja (vooral jongeren met
nee
nee
jongeren met een
een mogelijk recht op
beperking
Wajong)
Initiatief
Ministerie SZW
Ministerie VWS en OCW.
Ministerie OCW
Afspraken met VNG en
IPO.
Coördinator / regie
UWV89
School
Contact-gemeente in
regio
Betrokken
organisaties bij
organisatienetwerk
Uit wereld zorg
Eventueel:
Kern:
Lokaal maatwerk:
Regionale
Bureau Jeugdzorg
CJG
zorginstelling(en)
Jeugdarts/jeugdverplee
Instellingen voor jeugdJJI‟s
g-kundige (JGZ)
en opvoedhulp
Maatschappelijk werk
Instellingen voor GGZ
Centra voor Jeugd en
Gezin (CJG)100
Veiligheidshuizen
Opvoeden, opgroeien
Terugdringen
criminaliteit
Lokaal
Lokaal
nee
nee
Programmaministerie
Jeugd & Gezin
Ministerie van Justitie
Gemeente
Gemeente(n in regio)
Kern:
Jeugdgezondheidszorg:
GGD en
consultatiebureaus
Schakel met Bureau
jeugdzorg
Kern:
Eventueel:
Maatschappelijk werk
Bureau Jeugdzorg
97
Anno april 2010 wordt de toekomstvisie op de preventieve netwerken door UWV uitgewerkt. Een van de uitgangspunten hierbij is dat de scholen verantwoordelijk zijn voor het
toerusten van leerlingen voor de arbeidsmarkt / participatie. Doel van de preventieve netwerken is een vloeiende overgang naar de arbeidsmarkt bewerkstelligen voor leerlingen van
VSO en PrO, liefst zonder Wajong, als het niet anders kan met Wajong.
98
Op www.zat.nl staan instrumenten en materialen voor de oprichting en werkwijze van zorgadviesteams.
99
De “Wegwijzer Regionale Samenwerking Leerplicht en RMC”, DSA, 8 oktober 2008 geeft handvatten voor het praktisch op gang helpen van regionale samenwerking.
100
Op www.samenwerkenvoordejeugd.nl staan documenten (handleidingen en gereedschapskist) voor de inrichting van Centra voor Jeugd en Gezin.
83
UWV- preventief
netwerk97
Zorgadviesteams (ZAT)98
Regionale Meld en
Coördinatiepunten
(RMC) 99
Eventueel:
Jeugd-GGZ
Orthopedagoog / GZpsycholoog
Verslavingszorg
Uit wereld onderwijs
Uit wereld arbeid /
inkomen
Anders
Kern:
Scholen VSO en PrO
Kern:
UWV Werkbedrijf
Eventueel:
REC
Eventueel:
MEE
RMC
Gemeente
Kern:
Leerplichtambtenaar
Scholen
Lokaal maatwerk:
CWI, jongerenloket
Eventueel:
MEE
RMC
Politie
Gemeenten:
Leerplichtambtenaar
Trajectbegeleider RMC
Eventueel:
Politie
Justitie
Centra voor Jeugd en
Gezin (CJG)100
Veiligheidshuizen
(leverancier 5 WMOfuncties101)
GGZ
Lokaal maatwerk:
Eerstelijnszorg (bv.
huisarts)
Maatschappelijk werk
Kinderopvang
Jongerenwerk
Jeugd GGZ
Kern:
Schakel met ZAT-teams
Lokaal maatwerk:
Jeugdloket gemeente
W&I
Lokaal maatwerk:
Leerplichtcontrole
Schuldhulpverlening
Politie
Justitie
Kern:
Gemeenten
Openbaar ministerie
Politie
Raad kinderbescherming
(jeugd)Reclassering
Eventueel:
Halt
Bureau slachtofferhulp
DJI
Uit de voetnoten bij ZAT, RMC en CJG blijkt dat er voor iedere vorm van samenwerking wel een instrument, protocol of hulpmiddel bestaat om deze samenwerking
vorm te geven.
101
De WMO-functies: Informatie & Advies, Signalering, Toeleiding naar hulp, Licht pedagogische hulp, Coördinatie van zorg, o.a. maatschappelijk werk, gezinscoaching en
opvoedondersteuning.
84
Download