BUITENLAND 1. INTERNATIONALE HANDEL De gezamenlijke welvaart van landen neemt toe als elk land zich toelegt op het voortbrengen van producten waarin het comparatieve (relatieve) kostenvoordelen heeft (Wet van Ricardo). De aldus ontstane internationale arbeidsverdeling is de basis voor internationale handel. Internationale arbeidsverdeling kan zich het beste ontwikkelen bij volledige vrijhandel. In de praktijk evenwel is vaak sprake van protectie (beschermende maatregelen). MOTIEVEN VOOR PROTECTIE - werkgelegenheid en inkomen - diversificatie productie - bescherming jonge industrie - politieke motieven - bestrijding dumping VORMEN VAN PROTECTIE tarifaire maatregelen: - invoerrechten - exportsubsidies non-tarifaire maatregelen: - invoercontingenten (quotering) - administratieve belemmeringen - kwaliteitseisen 2. INTERNATIONALE ORGANISATIES - Internationaal Monetair Fonds Het doel van het IMF is zorg dragen voor een ordelijk internationaal betalingsverkeer. Het accent ligt daarbij op het verlenen van financiële steun aan landen met betalingsbalansproblemen. - World Trade Organisation De WTO wil vrijhandel bevorderen en handelsbelemmeringen tegengaan. Een land moet aan alle lidstaten dezelfde tariefvoordelen toekennen, geen enkele lidstaat mag een voorkeursbehandeling krijgen (non-discriminatiebeginsel of meestbegunstigingsclausule). Voor vrijhandelsgebieden en douane-unies wordt een uitzondering gemaakt. - United Nations Conference on Trade and Development De UNCTAD tracht de positie van ontwikkelingslanden in het wereldhandelsverkeer te versterken. Stabilisatie van grondstoffenprijzen kan worden bereikt door buffervoorraden aan te leggen bij grote oogsten en uit de voorraden te verkopen als de oogsten gering zijn. De financiering van dergelijke voorraden (grondstoffenfonds) is een struikelblok. - Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling De OESO adviseert de aangesloten landen over de te voeren economische politiek. 317594749 1 van 8 3. BETALINGSBALANS De betalingsbalans is het systematisch overzicht van alle economische transac-ties met het buitenland in een bepaalde periode. Schema van de betalingsbalans GOEDERENREKENING (1) - ontvangsten wegens export van goederen - uitgaven wegens import van goederen DIENSTENREKENING (2) - ontvangsten wegens aan het buitenland - uitgaven wegens door het buitenland verleende diensten bewezen diensten INKOMENSREKENING (3) - ontvangen primaire inkomens - betaalde primaire inkomens - ontvangen inkomensoverdrachten - betaalde inkomensoverdrachten KAPITAALREKENING (4) - buitenlandse investeringen en beleggingen - Nederlandse investeringen en beleggingen in Nederland in het buitenland - uit het buitenland ontvangen kredieten - aan het buitenland verleende kredieten SALDERINGSREKENING (5) - afname van de valutareserve - toename van de valutareserve 1 = zichtbaar verkeer 2 + 3 = onzichtbaar verkeer 1 + 2 + 3 = lopende rekening saldo 1 t/m 4 = materieel saldo (evenwicht / overschot / tekort) saldo 5 = formeel evenwicht door verandering valutareserve Het goederenverkeer (1), dienstenverkeer (2) en inkomensverkeer (3) vormen samen het lopende verkeer. De bedragen op de lopende rekening (1 + 2 + 3) hebben direct invloed op de hoogte van het nationaal inkomen. Een overschot op de lopende rekening (de ontvangsten overtreffen de uitgaven) heeft een positieve invloed op de hoogte van het nationaal inkomen. Een tekort op de lopende rekening (de uitgaven overtreffen de ontvangsten) heeft een negatieve invloed op de hoogte van het nationaal inkomen. Het kapitaalverkeer (4) heeft geen directe invloed op de hoogte van het nationaal inkomen (kapitaal-stromen staan op de kapitaalrekening). De opbrengsten van investeringen en beleggingen hebben wel invloed op de hoogte van het nationaal inkomen (kapitaalopbrengsten staan op de inkomensrekening en die maakt deel uit van de lopende rekening). 317594749 2 van 8 3.1 TEKORT BETALINGSBALANS Oorzaken voor een tekort op de betalingsbalans - conjuncturele oorzaken Daling van de export door buitenlandse onderbesteding en stijging van de import door binnenlandse overbesteding. Bestedingsinflatie tast de concurrentiepositie aan. - structurele oorzaken Verschuivingen in het wereldhandelsverkeer (andere internationale arbeidsverdeling) en veranderingen in de kosten van de productiefactoren (vooral arbeidskosten). Kosteninflatie tast de concurrentiepositie aan. - handelspolitieke oorzaken Importbelemmerende en exportbevorderende maatregelen hebben als nadeel dat ze tot tegenacties van andere landen kunnen leiden, waardoor de export daalt en de import stijgt. - monetaire oorzaken Renteverlaging leidt tot uitvoer van kapitaal, waardoor er een tekort op de kapitaalrekening kan ontstaan. Oplossingen voor een tekort op de betalingsbalans - wisselkoersbeleid De import afremmen en de export stimuleren door depreciatie (daling) van de wisselkoers. Maatregelen die tot depreciatie leiden zijn valuta-interventie (steunverkopen van de eigen valuta) en renteverlaging (monetair beleid). - loonpolitiek Loonmatiging leidt tot lagere loonkosten per product, waardoor de concurrentiepositie verbetert. - handelspolitiek Import afremmen (importheffingen, non-tarifaire belemmeringen) en export stimuleren (exportsubsidies). - monetair beleid Verhoging van het rentepeil gaat bestedingsinflatie tegen en leidt tot invoer van kapitaal, waardoor het saldo van de kapitaalrekening verbetert. Let op: Sommige maatregelen hebben een tegengesteld effect. Om een tekort op de betalings-balans te bestrijden kan zowel renteverlaging als renteverhoging worden verdedigd! 317594749 3 van 8 3.2 KENGETALLEN Kengetallen met betrekking tot de import en de export Het dekkingspercentage is de verhouding tussen de exportwaarde en de importwaarde, anders gezegd: het is de mate waarin de importuitgaven gedekt worden door de exportontvangsten. Voor de goederenrekening of handelsbalans is dit percentage als volgt te berekenen: dekkingspercentage = exportwaarde goederen⁄importwaarde goederen × 100% Om het belang van de import en export voor een land te meten, berekenen we de importwaarde en de exportwaarde als percentage van het nationaal inkomen. We noemen deze percentages de importquote en de exportquote. Voor de goederenrekening of handelsbalans zijn deze quotes als volgt te berekenen: importquote = importwaarde goederen⁄nationaal inkomen × 100% exportquote = exportwaarde goederen⁄nationaal inkomen × 100% De ruilvoet is de verhouding tussen de exportprijzen en de importprijzen. indexcijfer ruilvoet = indexcijfer prijspeil export⁄indexcijfer prijspeil import × 100 - Als de importprijzen sterker stijgen dan de exportprijzen is er sprake van ruilvoetverslechtering. Er moeten dan meer goederen worden uitgevoerd om dezelfde hoeveelheid goederen te kunnen invoeren. Daar staat wel tegenover dat bij een inelastische vraag naar exportproducten een stijging van de exportprijzen tot een geringe daling van de exporthoeveelheid kan leiden. De exportwaarde (prijs × volume) zal dan stijgen, waardoor de handelsbalans kan verbeteren. - Als de exportprijzen sterker stijgen dan de importprijzen is er sprake van ruilvoetverbetering. Er hoeven dan minder goederen te worden uitgevoerd om dezelfde hoeveelheid goederen te kunnen invoeren. Daar staat wel tegenover dat bij een elastische vraag naar exportproducten een stijging van de exportprijzen tot een sterke daling van de exporthoeveelheid kan leiden. De exportwaarde (prijs × volume) zal dan dalen, waardoor de handelsbalans kan verslechteren. 317594749 4 van 8 3.3 PIJLENSCHEMA BETALINGSBALANS De relatie tussen inflatie en de betalingsbalans kan met een pijlenschema worden beschreven. Een pijlenschema is niet bedoeld om te leren, maar om verbanden te bestuderen. Alle pijlen geven oorzakelijke verbanden weer. Een + geeft een positief verband aan en een – een negatief verband. We nemen als uitgangspunt een stijging van het algemeen prijsniveau. 1 Als de prijzen in een land sterker stijgen dan in het buitenland, verslechtert de concurrentiepositie van dat land. 2 Buitenlanders kopen minder in het land met de hoge inflatie, de export daalt. Buitenlandse producten worden (relatief) goedkoper, de import zal stijgen. 3 Als de exportwaarde daalt en de importwaarde stijgt, verslechtert het saldo op de lopende rekening en er kan een tekort op deze rekening ontstaan. 4 Als de export daalt zal de vraag naar de valuta van dat land afnemen. Als de import stijgt, zal het aanbod van de valuta van dat land toenemen. Door daling van de vraag naar en stijging van het aanbod van een bepaalde valuta zal de wisselkoers dalen. 5 Daling van de wisselkoers maakt de producten van het land ten opzichte van de producten van andere landen goedkoper, waardoor de concurrentiepositie verbetert. 6 Buitenlanders kopen meer in het land met de lagere wisselkoers, de export stijgt. Buitenlandse producten worden duurder, de import zal dalen. 7 Als de exportwaarde stijgt en de importwaarde daalt, verbetert het saldo op de lopende rekening en er kan een overschot op deze rekening ontstaan. 317594749 5 van 8 4. WISSELKOERSEN De wisselkoers geeft aan tegen welke prijs de eigen valuta tegen een andere valuta kan worden geruild. Er kunnen in principe flexibele en vaste wisselkoersen worden onderscheiden. 4.1 FLEXIBELE WISSELKOERSEN Bij flexibele wisselkoersen wordt de wisselkoers bepaald door vraag en aanbod op de valutamarkt. Flexibele wisselkoersen hebben voor de internationale handel het nadeel dat er grote onzekerheid bestaat over de hoogte van de wisselkoers. Flexibele wisselkoersen hebben het voordeel dat tekorten of overschotten op de betalingsbalans door vraag en aanbod op de valutamarkt vanzelf zullen verdwijnen. De centrale bank hoeft zich niet met de wisselkoers te bemoeien, zodat er geen noodzaak is om een valutareserve aan te houden. - Als de uitgaven de ontvangsten overtreffen is er een tekort op de betalingsbalans. Omdat het aanbod van eigen valuta de vraag overtreft zal de wisselkoers dalen. Er is dan sprake van depreciatie. Door daling van de wisselkoers worden exportproducten voor het buitenland goedkoper, zodat het exportvolume zal stijgen. Ook worden importproducten voor eigen land duurder, waardoor het importvolume zal dalen. Als de exportwaarde stijgt en de importwaarde daalt, zal het tekort op de betalingsbalans afnemen. - Als de ontvangsten de uitgaven overtreffen is er een overschot op de betalingsbalans. Omdat de vraag naar eigen valuta het aanbod overtreft zal de wisselkoers stijgen. Er is dan sprake van appreciatie. Door stijging van de wisselkoers worden exportproducten voor het buitenland duurder, zodat het exportvolume zal dalen. Ook worden importproducten voor eigen land goedkoper, waardoor het importvolume zal stijgen. Als de exportwaarde daalt en de importwaarde stijgt, zal het overschot op de betalingsbalans afnemen. 317594749 6 van 8 4.2 VASTE WISSELKOERSEN Van vaste wisselkoersen is sprake als landen onderling een vaste ruilverhouding tussen hun valuta hebben afgesproken. Vaste wisselkoersen hebben voor de internationale handel het voordeel dat er zekerheid bestaat over de hoogte van de wisselkoers. Het nadeel van vaste wisselkoersen is dat er tekorten of overschotten op de betalingsbalans kunnen ontstaan, die niet vanzelf zullen verdwijnen. De centrale bank kan in eerste instantie proberen het evenwicht op de betalingsbalans te herstellen met valuta-interventies en met het rentebeleid. Om te kunnen interveniëren op de valutamarkt moet er een valutareserve worden aangehouden. - Als er een tekort is op de betalingsbalans kan de centrale bank eigen valuta verkopen op de valutamarkt. Door extra aanbod kan de koers van de eigen valuta dalen. Ook kan een renteverlaging worden overwogen. Een renteverlaging is onaantrekkelijk voor binnenlandse beleggers. Zij zullen meer gaan beleggen in het buitenland. Hierdoor stijgt het aanbod van eigen valuta in ruil voor vreemde valuta, waardoor de koers van de eigen valuta kan dalen. Als een land permanente tekorten op de betalingsbalans heeft, dan zal uiteindelijk de afgesproken wisselkoers moeten worden verlaagd. Er is dan sprake van devaluatie. Door daling van de wisselkoers worden exportproducten voor het buitenland goedkoper, zodat het exportvolume zal stijgen. Ook worden importproducten voor eigen land duurder, waardoor het importvolume zal dalen. Als de exportwaarde stijgt en de importwaarde daalt, zal het tekort op de betalingsbalans afnemen. - Als er een overschot is op de betalingsbalans kan de centrale bank eigen valuta kopen op de valutamarkt. Door extra vraag kan de koers van de eigen valuta stijgen. Ook kan een renteverhoging worden overwogen. Een renteverhoging is aantrekkelijk voor buitenlandse beleggers. Hierdoor stijgt de vraag naar eigen valuta in ruil voor vreemde valuta, waardoor de koers van de eigen valuta kan stijgen. Als een land permanente overschotten op de betalingsbalans heeft, dan zal uiteindelijk de afgesproken wisselkoers moeten worden verhoogd. Er is dan sprake van revaluatie. Door stijging van de wisselkoers worden exportproducten voor het buitenland duurder, zodat het exportvolume zal dalen. Ook worden importproducten voor eigen land goedkoper, waardoor het importvolume zal stijgen. Als de exportwaarde daalt en de importwaarde stijgt, zal het overschot op de betalingsbalans afnemen. Of een tekort op de betalingsbalans zal afnemen door een depreciatie/devaluatie en of een overschot op de betalingsbalans zal afnemen door een appreciatie/revaluatie, is afhankelijk van de veranderingen in de importwaarde en de exportwaarde (waarde = volume × prijs). Landen die lid zijn van de Europese Unie (EU), maar (nog) niet van de Economische en Monetaire Unie (EMU), kunnen de koers van hun valuta koppelen aan de koers van de euro. Er wordt dan een spilkoers afgesproken, waarvan de werkelijke koers maximaal 2,25% naar boven of naar beneden mag afwijken. De grenzen van de afgesproken bandbreedte (4,5%) vormen de bovenste en onderste interventiekoers. 317594749 7 van 8 5. ECONOMISCHE INTEGRATIE Handelsverruiming en handelsverschuiving zijn het gevolg van economische integratie (samenwerking). - Handelsverruiming betekent dat de handel tussen lidstaten wordt gestimuleerd. - Handelsverschuiving betekent dat de handel met niet-lidstaten zal afnemen. 5.1. Vijf vormen van economische integratie - vrijhandelsgebied - douane-unie - gemeenschappelijke markt - economische unie - economische en monetaire unie afschaffing onderlinge handelsbelemmerin-gen + gemeenschappelijk buitentarief + vrij verkeer productiefactoren + gemeenschappelijk economisch -beleid + volkomen vaste wisselkoersen → één munt 5.2. Convergentiecriteria van de Economisch Monetaire Unie Om aan de Economisch Monetaire Unie in Europa (EMU) mee te mogen doen moeten de lidstaten van de Europese Unie (EU) voldoen aan een aantal toelatingseisen/convergentiecriteria. - Het EMU-saldo bedraagt maximaal 3% van het bruto binnenlands product (BBP). - De EMU-schuld bedraagt maximaal 60% van het bruto binnenlands product (BBP). - De wisselkoers moet stabiel zijn (geen devaluatie/revaluatie in de laatste 2 jaar voor de toetreding). - De inflatie ligt maximaal 1,5% boven “het gemiddelde niveau van de drie lidstaten met de laagste inflatie”. - De lange rente ligt maximaal 2% boven “het gemiddelde niveau van de drie lidstaten met de laagste inflatie”. 6. ONTWIKKELINGSLANDEN 6.1. enkele economische kenmerken - laag inkomen per hoofd → geringe economische groei (in verhouding tot de bevolkingsgroei) - verborgen werkloosheid (in dualistische economie is informele sector van groot belang) - eenzijdige economische structuur (niet sterk geïndustrialiseerd) - betalingsbalansmoeilijkheden: - schuldenlanden: hoge debt-service-ratio (schuldverplichtingen⁄exportwaarde × 100%) - ruilvoetverslechtering: dalende ruilvoet (indexcijfer prijspeil export⁄indexcijfer prijspeil import × 100) - eenzijdige export (qua product en bestemming) 6.2. ontwikkelingssamenwerking - bilaterale hulp (van land tot land: vaak gebonden hulp aan concentratielanden) - multilaterale hulp (via internationale organisaties) 317594749 8 van 8