OPLEIDING DOCENT MUZIEK

advertisement
OPLEIDING DOCENT MUZIEK
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Inleiding
Toelating
Opbouw studie
3.1
Propedeutisch jaar
3.2
Hoofdfase
3.3
Examenjaar
3.4
Voorbereidend jaar
Inhoud van het onderwijsprogramma
4.1
Praktische sector
4.2
Theoretische sector
4.3
Onderwijskundige sector
4.4
Stage
Muziekpedagogisch denken binnen de opleiding Docent Muziek
5.1
Richtlijnen voor muziekpedagogische verantwoordingen
Studiebegeleiding en interne kwaliteitszorg
6.1
Studievoortgangoverleg
6.2
Portfolio
6.3
Semesterevaluaties
6.4
Decanaat
6.5
Overlegstructuur
Faciliteiten en evenementen
7.1
Voorspeelavonden, workshops, verdiepingen
7.2
Culturele reis
7.3
Lokalen
Financiën
Onderwijs- en examenreglement
9.1
Lessen en lesverzuim
9.2
Tentamens en examens
9.2.1 Algemeen
9.2.2 Overzicht
9.3
Propedeuseregeling
9.4
Startbekwaamheidseisen LIO
9.5
Programma van het vierde studiejaar
9.5.1 Uitgangspunten voor het kiezen
9.5.2 Samenstelling van het keuzeprogramma
9.5.3 Toetsbaarheid van het keuzeprogramma
9.5.4 Het aanvragen van het keuzeprogramma
9.5.5 Het keuzeprogramma en zelfstudie
9.6
Examenregeling
9.6.1 LIO-eindgesprek
9.6.2 Openbaar recital
9.6.3 Openbare presentatie
Eindkwalificaties
10.1
Learning outcomes voor Docent Muziek
10.2
Learning outcomes: plaats in het curriculum
10.3
Leerlijnen
Studiepunten opleiding Docent Muziek
VAKBESCHRIJVINGEN
1
INLEIDING
De opleiding Docent Muziek is een vierjarige Bachelor opleiding in de vakken Muziek en Culturele
Kunstzinnige Vorming. De opleiding geeft een bevoegdheid om op eerstegraads niveau les te geven.
Dit betekent dat op alle soorten onderwijs in Nederland (én EEG) kan worden lesgegeven.
Na het afsluiten van de studie Docent Muziek beschikt de afgestudeerde over ruime (praktische en
theoretische) muzikale en pedagogische vaardigheden om het onderwijs, dat voortdurend in
ontwikkeling is, tegemoet te treden. Bovendien beschikt hij/zij over een professionele artistieke
mentaliteit. Binnen de opleiding wordt veel waarde gehecht aan die mentaliteit, omdat dat de
voedingsbodem is van waaruit de docent werkt. Het stelt hem/haar in staat om voortdurend eisen
te blijven stellen aan het eigen musicusschap, en jongeren te wijzen op kunstzinnige aspecten van
het bestaan. Daarom worden hoge eisen gesteld aan de muzikale ontwikkeling en wordt de student
telkens uitgedaagd na te denken over de essentie van zijn taak als toekomstige muziekdocent.
Met ingang dit cursusjaar zullen de internationale Learning Outcomes voor Docent Muziek als
kompasnaald dienen voor het curriculum. Ze zijn in een Nederlandse vertaling in deze studiegids
opgenomen. Tevens is per eindkwalificatie aangegeven welke onderdelen van het curriculum zorg
dragen voor het bereiken van de betreffende kwalificatie. Nieuw zijn ook de leerlijnen die
aangeven hoe een bepaald facet van de studie van begin tot eindpunt verloopt.
De ontwikkeling van het curriculum zal deze cursus veel aandacht krijgen. Met ingang van cursus
2010 – 2011 zal de opleiding ingrijpend worden hervormd. Hervormingen die tot doel hebben om
het muzikaal-artistieke vakmanschap van de toekomstige docent muziek nog intensiever te trainen.
Vooruitlopend op die ontwikkelingen is het project The Case flink uitgebreid. Het traject is met een
week verlengd en de workshops Presentatie zijn vanaf dit jaar voor alle studenten (i.p.v. alleen
eerstejaars) en maken onderdeel uit van het traject.
Het wordt een jaar met veel uitdagingen. Een jaar waarin we proberen het opgebouwde
gedachtegoed van de laatste tijd en de daarbij behorende schetsen van een nieuwe opleiding
concreet te maken.
2
TOELATING
Iedere kandidaat dient een examen af te leggen om toegelaten te kunnen worden. Om aan het
toelatingsexamen te kunnen deelnemen moet de kandidaat in het bezit zijn van een VWO- of HAVOdiploma, een diploma van een driejarige MBO of een daarmee gelijkstaande opleiding.
De toelatingsexamens vinden plaats in de maand juni. Ruim daarvoor kan men zich via de website
van het Koninklijk Conservatorium aanmelden. Zie www.koncon.nl (“info over aanmelden”).
Het toelatingsexamen Docent Muziek bestaat uit drie onderdelen:
- een praktisch examen (instrument en/of zang),
- een theoretisch examen (muziektheoretische kennis en solfège),
- een pedagogisch/didactisch onderzoek (gesprek en opdrachten).
Op de website van het Koninklijk Conservatorium staan niveaurichtlijnen voor de verschillende
instrumenten en zang. Let op: dit zijn geen verplichte stukken maar richtlijnen, de kandidaat mag
met een eigen gekozen programma komen. Zie www.koncon.nl (toelatingseisen, Docent Muziek).
De drie onderdelen worden in principe op 2 dagdelen geplaatst (soms op 1 dag, meestal op 2). De
uitslag wordt aan het einde van de toelatingsperiode bekend gemaakt. Iedere kandidaat krijgt van
de toelatingscommissie, met redenen omkleed, te horen of hij is aangenomen, dan wel is
afgewezen. Een kandidaat kan worden aangenomen voor het propedeutisch jaar òf voor het
voorbereidend jaar. Zie daarover ook Opbouw studie: Het voorbereidend jaar.
Voor kandidaten die over een getuigschrift muziekvakonderwijs beschikken, bestaat de
mogelijkheid om een individueel studietraject (via zij-instroming) te volgen.
Informatie daarover is te vinden op www.koncon.nl (zij-instroom).
Voor belangstellenden die zich beter willen oriënteren bestaat de mogelijkheid om een dag mee te
lopen met studenten van verschillende jaargroepen. Een ‘meeloopdag’ kun je aanvragen bij de
coördinator van de afdeling. Zie ook op www.koncon.nl/docentmuziek/!nteresse.
3
OPBOUW STUDIE
De vierjarige Bachelor opleiding bestaat uit drie fasen:
- het propedeutisch jaar
- de hoofdfase
- het examenjaar
3.1
Het propedeutisch jaar
Het eerste jaar heeft een tweeledig doel: het leggen van een stevig fundament voor de rest van de
studie, en een uitgebreide oriëntatie op het toekomstig beroep.
Het vakkenpakket, dat wordt ingedeeld in drie sectoren (zie ook: Inhoud van het
onderwijsprogramma), is breed en geeft ruime mogelijkheden om alle aspecten van het vak van
muziekdocent te ervaren.
Onder de praktische sector vallen de lessen
- in je eigen instrument,
- zang,
- piano (het leren begeleiden van liedjes en songs),
- lichte muziek en improviseren,
- koor (en ensembleleiding),
De theoretische sector bestaat uit
- ATV (algemene theoretische vorming), solfège, AML (algemene muziekleer),
- muziekgeschiedenis,
De onderwijskundige sector omvat
- methodiek/didactiek en practicum
- pedagogiek,
- presentatie,
- stages.
Methodiek wordt gezien als het kernvak van de opleiding Docent Muziek. Het jaar wordt afgesloten
met het zogenaamde Muziekpedagogisch Credo, waarbij de student zijn visie op het toekomstige
beroep beschrijft.
Tijdens het propedeutisch jaar wordt een stevig fundament gelegd waarop de rest van de studie
gebouwd kan worden.
Om toe te treden tot de hoofdfase van de studie dient de student te hebben voldaan aan de
propedeuse-eisen.
3.2
De hoofdfase
Het tweede studiejaar is gericht op het vakmanschap van de muziekdocent. Het belangrijkste
richtpunt daarbij is het einde van het derde jaar. De student moet dan namelijk in staat zijn om
min of meer zelfstandig les te geven. Dat betekent dat de vakken van de praktische sector op het
niveau moeten zijn waarop met een klas vaardig gemusiceerd kan worden, en dat de muziektheoretische bagage voldoende moet zijn om alle lesstof ruimschoots te beheersen. Vanuit de
onderwijskundige sector moet de student in staat zijn om lessen te maken en te geven, en op
adequate wijze met de doelgroep om te gaan. Vanuit het kernvak methodiek wordt in het tweede
studiejaar ingegaan op vragen als: "Hoe musiceer je met groepen?", "Hoe componeer je met kinderen?", "Hoe luister je met jonge mensen naar muziek?"
In het derde studiejaar staat het vak CKV en muziek examenvak centraal, waarbij wordt ingegaan
op de belangrijkste aspecten het lesgeven in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.
Vergelijkbaar met het eerste jaar bereidt de student ter afsluiting van de hoofdfase een tweede
Muziekpedagogisch Credo voor waarin hij zijn visie op het vak beschrijft en de plaats van zijn eigen
ontwikkeling daarin ("Kan ik komend jaar functioneren als Leraar In Opleiding?").
Het vakkenpakket is in de hoofdfase uitgebreid met Arrangeren, Componeren, LCL (leiding geven
aan creatieve leerprocessen) en Ensembleleiding.
Om in het vierde studiejaar als Leraar In Opleiding (LIO) te kunnen functioneren moet iedere
student aan de startbekwaamheidseisen LIO hebben voldaan (zie 9.4).
3.3
Het examenjaar
Het vierde studiejaar is een specialisatiejaar. De student bereidt, met individuele begeleiding, drie
examens voor en hij doet veel praktijkervaring op als LIO (Leraar In Opleiding).
De vakken van de muziektheoretische sector zijn aan het einde van het derde jaar afgesloten. In de
praktische sector blijft in het vierde jaar alleen het eigen instrument over, eventueel aangevuld
met keuzevakken uit de praktische sector. Van de onderwijskundige vakken staan methodiek,
onderwijspedagogiek (aangevuld met muziekfilosofie), presentatie en lio-stage nog op het
lesrooster.
De volgende drie examens worden afgenomen:
- recital; de student geeft een openbaar recital van 30 minuten, waarin hij zijn muzikale en
artistieke kwaliteiten ten toon spreidt. Het is mogelijk dat de student tijdens dat recital
andere kwaliteiten dan het hoofdinstrument ten gehore brengt. Indien de student hiervoor
keuzevakken inzet kan de duur van het examen verlengd worden tot 40 minuten.
- LIO-eindgesprek; de student maakt zowel schriftelijk (LIO-stageverslag) als mondeling
(gesprek van 45 minuten met commissie) duidelijk dat hij als volwaardig docent muziek de
praktijk tegemoet kan treden.
- openbare presentatie; de student verdiept zich in een muziekpedagogisch onderwerp en
presenteert zijn bevindingen in de vorm van een openbare lezing van 25 minuten. De
examencommissie en de zaal bevragen hem daarover gedurende 20 minuten.
Uitgebreide informatie is te vinden bij 9.6 Examenregeling.
3.4
Het voorbereidend jaar
Voorafgaand aan de opleiding kan een student geplaatst worden in het voorbereidend jaar. De
toelatingscommissie neemt dat besluit indien één of meerdere onderdelen van het toelatingsexamen aangeven dat de student in zijn ontwikkeling nog niet ver genoeg is. Het voorbereidend
jaar is in principe te combineren met het (voor-)examenjaar HAVO/VWO.
De student krijgt gedurende dit jaar les in zijn eigen instrument, algemene theoretische vorming,
liedbegeleiding en hij volgt de oriëntatiecursus Docent Muziek. Afhankelijk van de individuele
situatie is het mogelijk om reeds enkele eerstejaars vakken te volgen (en af te sluiten).
De oriëntatiecursus Docent Muziek dient twee doelen:
- informatie geven over de studie en het beroep,
- het voorbereiden op het toelatingsexamen.
Opdrachten, waaruit een keuze gemaakt kan worden, bestaan onder andere uit:
- kijken in de praktijk,
- een dag meelopen met een student,
- het lezen van enkele artikelen en brochures,
- gesprekken met docenten,
- het bezoeken van een voorspeelavond,
- het schrijven van enkele verslagen.
Studenten van het voorbereidend jaar mogen meedoen aan de projectweken zoals The Case (een
muziektheaterprogramma) en de culturele reis. Tevens kunnen zij gebruik maken van het algemene
aanbod (concerten, workshops) van het Koninklijk Conservatorium.
Ongeveer zes keer per jaar komen studenten van het voorbereidend jaar samen om met de docent
de resultaten van de opdrachten te bespreken. Het programma kan, in overleg met de docent, naar
eigen inzicht worden samengesteld, afhankelijk van de beschikbare tijd.
Om vanuit het voorbereidend jaar toegelaten te worden tot het propedeutisch jaar dient de
student wederom het toelatingsexamen af te leggen.
4
INHOUD VAN HET ONDERWIJSPROGRAMMA
Het vakkenpakket van de opleiding Docent Muziek bestaat uit drie sectoren:
- de praktische sector
- de muziektheoretische sector
- de onderwijskundige sector
4.1
De praktische sector
De vakken in de praktische sector dienen om musiceervaardigheden te trainen (spelen op
verschillende instrumenten, zingen, dirigeren, componeren), muzikaliteit en artistieke vermogens
verder te ontwikkelen, en bieden een breed musiceerrepertoire.
Gedurende de gehele studie is er les in het hoofdinstrument. Er worden hoge eisen aan gesteld,
omdat een docent muziek een goede musicus moet zijn. Daarnaast zijn er gedurende drie jaar
lessen in het bespelen van het popinstrumentarium. Dit vindt plaats in het vak lichte muziek
practicum, waarvan het eerste jaar vooral gericht is op het leren improviseren op het eigen
instrument en het tweede en derde jaar gericht zijn op het kunnen uitvoeren van rockmuziek op
het eigen instrument en het popinstrumentarium. Dit is belangrijk omdat het in de praktijk van alle
dag veelvuldig voorkomt.
Gedurende twee jaar volgt iedere student zangles. Het eerste jaar bestaat met name uit (klassieke)
stemscholing; gedurende het tweede jaar wordt aandacht besteed aan popzang.
Zingen is ook onderdeel van het vak liedbegeleiding. Een klas vaardig kunnen begeleiden achter de
piano is essentieel voor muziekonderwijs. Daarom staat deze wekelijkse les drie en een half jaar op
het lesrooster. In het derde studiejaar staat gedurende het 1e semester Afrikaans slagwerk op het
programma, en gedurende de gehele opleiding worden er workshops aangeboden waarbij de
student kennis maakt met verschillende instrumenten uit de niet-westerse wereld.
In het tweede jaar volgen de studenten workshops ‘toegepaste muziektechnologie’.
In het koor komt een breed repertoire aan de orde en leert de student dirigeren, zowel voor koren
als instrumentale ensembles. Terwijl het vak aan het einde van het derde jaar wordt afgesloten,
blijven studenten in het vierde jaar deel uit maken van het koor. De opleiding hecht er waarde aan
dat een keer per week de gehele afdeling aan een muzikaal product werkt, om tenminste twee
keer per jaar een uitvoering te geven.
Naast het spelend en zingend reproduceren van composities leert de student werk te produceren:
improviseren en componeren. Gedurende een cursus van één jaar (derde jaar), maakt de student,
via het leren van allerlei principes en processen, een eigen meesterwerk. Een Docent Muziek die
jonge mensen wil leren componeren moet zelf kunnen componeren.
Alle praktische vakken worden in het openbaar afgesloten en zoveel mogelijk op een gepaste
locatie. Op die manier wordt de muziekpraktijk zo direct mogelijk ervaren. Daarom presenteren
studenten zich jaarlijks met allerlei muzikaal werk in de theaterzaal tijdens The Case, en treden zij
op met de band in een muziekcafé in de stad tijdens SM&TheCity.
4.2
De muziektheoretische sector
De vakken in deze sector bieden kennis, inzicht en vaardigheden in muziek. De kennis en inzicht
betreffen muziek-, kunst- en cultuurhistorische aspecten, muziektheoretische aspecten; de
vaardigheden betreffen analytisch vermogen en solfège.
Het vak ATV (algemene theoretische vorming), dat bestaat uit de onderdelen analyse, harmonie en
analytische solfège, staat de eerste drie jaar van de studie op het rooster. De lessen van het eerste
en tweede studiejaar richten zich op zowel de klassieke muziekstijlen als die van de lichte muziek.
In het derde studiejaar staat de lichte muziek centraal.
Het vak muziekgeschiedenis gaat gedurende de eerste twee jaren van de studie in op de klassieke
muziek- en cultuurgeschiedenis. Het eerste jaar staat de twintigste eeuw daarbij centraal en in het
tweede jaar de Middeleeuwen tot en met de negentiende eeuw.
Het derdejaar is gewijd aan de geschiedenis van de lichte muziek.
Het éénjarige vak AML (algemene muziekleer) dient om studenten vertrouwd te maken met de
beginselen van de muziektheorie en –notatie. Het tweejarige vak solfègepracticum bestaat uit het
leren uitvoeren van ritmes a vu en van blad zingen. Solfège en AML maken onderdeel uit van de
theoriedag. Het onderdeel ritmische solfège (1e en 2e jaar) wordt op de theoriedag apart en in
praktische vorm (met djembé’s) aangeboden.
Muziek arrangeren voor klassen, koren en ensembles wordt geleerd bij arrangeren. Aan het einde
van deze tweejarige cursus dirigeren studenten in een grote zaal een eigen arrangement om
daarmee dit vak en het vak ensembleleiding af te sluiten.
4.3
De onderwijskundige sector
De vakken van de onderwijskundige sector sluiten direct aan bij de praktijk. Hier verwerft de
student kennis en inzicht in het onderwijsleerproces, ontwikkelt hij vaardigheden in het maken van
lesmateriaal en voert hij opdrachten uit in de stages.
Het kernvak van de opleiding Docent Muziek is het vak methodiek, ook wel methodiek/didactiek.
Gedurende de gehele opleiding volgen studenten dit vak één dag in de week. De onderwerpen die
aan bod komen behoren tot het handwerk van de muziekdocent: ‘Wat is er voor nodig om met een
klas te musiceren?’, ‘Op welke wijze kun je een compositie met leerlingen beluisteren?’, ‘Als je
gaat componeren met leerlingen, hoe pak je dat aan?’, ‘Hoe kunnen we leerlingen zo goed mogelijk
zelfstandig laten werken?’, et cetera. De werkwijze die gehanteerd wordt is een vorm van
probleem gestuurd onderwijs. Een kenmerk hiervan is dat de student een grote mate van
zelfstandigheid moet tonen en verantwoordelijk is voor zijn eigen leerproces.
Het (vierjarige) vak onderwijspedagogiek geeft inzicht in de ontwikkelingsstadia die kinderen
doormaken. Tevens wordt de leerpsychologische kant van het onderwijs belicht. Daarnaast wordt
ingegaan op onderwijskundige vraagstukken als: ‘Wat is de plaats van toetsing van
onderwijsleerprocessen en waaraan moet toetsing voldoen?’
Bij de workshops Presentatie (sinds huidige cursus 1e t/m 4e jaar) leert men zich bewust te worden
van zijn eigen houding en de werking ervan op anderen.
Studievoortgangoverleg (SVO) is een overleguur dat gedurende de gehele studie op het rooster staat.
Het dient twee doelen: studenten informeren over zaken aangaande de studie, èn individuele
begeleiding van studenten. Binnen dat uur worden ook studie-evaluaties gehouden.
Studieresultaten alsmede (indien wenselijk) meer persoonlijke zaken worden vertrouwelijk
besproken en zo nodig vastgelegd.
Vanaf het begin van de studie houdt iedere student een portfolio bij, waarin wordt gereflecteerd
op studievoortgang. In het SVO wordt het portfolio twee maal per jaar besproken.
4.4
Stage
Sinds vele jaren heeft de afdeling Docent Muziek goede contacten met scholen in de regio, zowel
voor het voortgezet onderwijs als het basisonderwijs. Die samenwerking is belangrijk, omdat
daardoor een helder verband ontstaat tussen theorie en praktijk. In het kernvak methodiek wordt
naar een stageperiode toe gewerkt, zodat studenten goed voorbereid aan hun stage beginnen.
Tijdens het eerste studiejaar bezoeken studenten enkele instituten uit het werkveld (in het kader
van het Introprogramma ‘oriëntatie op studie en loopbaan’), en in beide semesters wordt er een
lintstage gelopen in het primair onderwijs.
In het tweede en derde studiejaar lopen studenten in totaal vier lintstages, waarvan de eerste drie
in het voortgezet onderwijs. De vierde stage is naar keuze van de student. Aan het einde van het
derde jaar moet de student in staat zijn om min of meer zelfstandig aan enkele groepen les te
geven.
In het laatste studiejaar volgt de uitgebreide LIO-stage (Leraar In Opleiding). Hieraan kan een
student beginnen als hij voldaan heeft aan de startbekwaamheidseisen LIO. Vanaf het begin van de
cursus (van de betreffende stageschool of culturele instelling) loopt de student vier uren per week
stage. Deze stage loopt door tot aan de paasvakantie. Studenten worden gedurende deze stage
begeleid door een stagecoach (de docent van de stageschool of instelling) en door een
stagebegeleider (docent van het KC). Dat laatste gebeurt tijdens het wekelijkse SVO-overleg, waarin
alle LIO’s hun ervaringen uitwisselen. Tijdens het LIO-eindgesprek, dat onderdeel uitmaakt van het
examen, wordt de stage afgesloten.
Wanneer de situatie daarom vraagt bestaat de mogelijkheid om de LIO-stage in blokvorm af te
leggen. In dat geval geeft de student gedurende een kortere periode (bijvoorbeeld 4 maanden)
meer lesuren per week (bijvoorbeeld 7).
Afhankelijk van het instituut waar de student zijn stage loopt is er in de meeste gevallen geen
sprake van een formele lio-stage.
5
MUZIEKPEDAGOGISCH DENKEN BINNEN DE OPLEIDING DOCENT MUZIEK
Het is de intentie van de opleiding dat iedere student een zogenaamd muziekpedagogisch
bewustzijn ontwikkelt. Aan het einde van de opleiding moet de student in staat zijn zijn visie op
onderwijs in het algemeen en muziek- en kunstonderwijs in het bijzonder te verwoorden en te
verantwoorden. Tevens moet hij in staat zijn z’n eigen in ontwikkeling zijnde positie daarin zo
helder mogelijk aan te geven.
Om dit te bereiken wordt de student vanaf het begin van zijn studie uitgenodigd na te denken over
zijn handelen. Zo wordt de student al vanaf de eerste lessen Methodiek geconfronteerd met de
vraag waarom maak je welke keuze?
Deze vraag blijft gedurende de gehele opleiding een voorname rol spelen. De laatste periode van
het derde studiejaar is gericht op het vastleggen van de visie in het licht van de naderende LIOstage. Bij afsluiting van de LIO-stage in het vierde jaar stelt de student deze visie, op grond van zijn
intensieve praktijkervaring, bij.
Gedurende de opleiding zijn er drie momenten waarop de student expliciet zijn visie verwoordt en
verantwoordt:
- einde eerste jaar:
Muziekpedagogisch Credo 1
- einde derde jaar:
Muziekpedagogisch Credo 2
- einde vierde jaar:
Supplement Muziekpedagogisch Credo 2
Daarnaast geeft de student blijk van zijn verantwoordingen in portfolio, stageverslagen en aan het
einde van zijn studie tijdens zijn Openbare Eindpresentatie.
5.1
Richtlijnen voor de muziekpedagogische verantwoordingen
Muziekpedagogisch Credo 1
Aan het einde van het eerste studiejaar legt de student zijn tot dan toe ontwikkelde visie in een
verslag van om en nabij de 4 pagina’s (getypt, puntgrootte 11). In dit verslag geeft de student zijn
mening over het muziekonderwijs met als kernvraag: Hoe zie ik mezelf als docent Muziek? Daarin
neemt de student aspecten van zijn studie(-programma) op, alsmede gedachten als: ‘ben ik
musicus of pedagoog?’
De student baseert zijn mening op gedachten, literatuur en ervaringen opgedaan tijdens de lessen
en de stages. Hij laat daarin duidelijk zijn eigen positie, ook binnen de studie, doorschemeren.
De vorm waarin het verslag geschreven wordt is vrij te kiezen.
Het verslag wordt in tweevoud ingeleverd een week voor het mondeling tentamen. Zowel het
schriftelijk werk als de mondelinge verantwoording worden beoordeeld.
Muziekpedagogisch Credo 2
Aan het einde van het derde studiejaar schrijft de student zijn persoonlijk ontwikkelingsplan
gericht op zijn studiepakket van zijn vierde studiejaar, ook wel het Muziekpedagogisch Credo 2.
Daarin komen twee zaken aan de orde: het gedeelte ‘muziekpedagogisch credo’ en het gedeelte
‘persoonlijk ontwikkelingsplan’.
In het MpC-gedeelte beschrijft hij zijn mening over het onderwijs in het algemeen en het
kunstonderwijs, en met name het muziekonderwijs, in het bijzonder. Als vaste aandachtspunten
schrijft hij over de pedagogische opdracht en de muzikale/artistieke opdracht voor de docent
muziek. Als kernvraag staat centraal: Ben ik startbekwaam om als leraar in opleiding te gaan
functioneren?
Als onderbouwing van zijn mening neemt de student alle gedachten gebaseerd op literatuur,
discussies, ervaringen opgedaan tijdens de lessen en de stages, alsmede de eisen startbekwaamheid
LIO, mee. De vorm waarin dit gedeelte geschreven wordt is vrij te kiezen en beslaat maximaal 8
pagina’s.
In het Pop-gedeelte neemt de student de volgende onderdelen op:
- keuze lio-stage: de student beargumenteert waarom hij welke lio-stage waar en in welke
vorm wil gaan doen. Tevens geeft hij aan wat zijn verwachtingen zijn voor de toekomst, in
hoeverre biedt deze lio-stage zicht op een vervolg.
- vakkenpakket keuzemenu: de student geeft zo nauwkeurig mogelijk aan hoe zijn/haar
keuzeprogramma (16 ects) er uit gaat zien (zie ook 9.5 Programma van het vierde
studiejaar)
-
onderwerp O.E.: de student geeft in grote lijnen aan in welk onderwerp hij zich gedurende
het afstudeerjaar wil verdiepen. Tevens geeft hij aan welke relatie het onderwerp tot zijn
lio-stage heeft.
programma O.R.: de student geeft in grote lijnen aan hoe hij zijn openbare recital wil
vormgeven. Indien hij naast zijn hoofdinstrument andere kwaliteiten wil tonen in het OR
dan dient hij dit expliciet te vermelden.
Het totale verslag wordt in tweevoud ingeleverd een week voor het mondeling tentamen (het
zogenaamde Credogesprek). Zowel het schriftelijk werk als de mondelinge verantwoording worden
beoordeeld.
Supplement Muziekpedagogisch Credo 2
Aan het einde van de LIO-stage in het vierde jaar schrijft de student als onderdeel van zijn
stageverslag het zogenaamde supplement op zijn Muziekpedagogisch Credo 2.
Daartoe herleest de student zijn credo 2 en stelt het waar nodig, aan de hand van de opgedane
ervaringen, bij. In een kort betoog (maximaal 2 pagina’s) verantwoordt de student de bijstellingen.
Het supplement wordt als onderdeel van het LIO-stageverslag in drievoud ingeleverd een week voor
het mondeling eindtentamen (het zogenaamde LIO-eindgesprek). Zowel het schriftelijk werk als de
mondelinge verantwoording worden beoordeeld en meegewogen in het eindcijfer voor de stage.
6
STUDIEBEGELEIDING EN INTERNE KWALITEITSZORG
Binnen de afdeling Docent Muziek bestaan de volgende instrumenten ter bewaking en bevordering
van een goede studiebegeleiding en zorg voor de kwaliteit van het onderwijs.
-
het studievoortgangoverleg (SVO)
het portfolio
de semesterevaluaties
het decanaat
overlegstructuur
oud-studentenoverleg (alumni)
6.1
Het studievoortgangoverleg
Gedurende de lesweken heeft elke jaargroep een overleg van 50 minuten met de coördinator van
de afdeling. Afhankelijk van de jaargroep komen er tal van zaken aan de orde, meestal
groepsgewijs, soms individueel. Een greep uit de onderwerpen:
- Studienieuws. De coördinator houdt de studenten op de hoogte van de zaken die gaan komen. Het
gaat dan bijvoorbeeld om jaaragendapunten, alsmede om nieuwe ontwikkelingen binnen de studie.
- Evaluaties. In het SVO worden met regelmaat studieactiviteiten geëvalueerd. Het gaat dan om
grote evaluaties zoals de semesterevaluaties, en kleine evaluaties na bijvoorbeeld de culturele reis,
voorspeelavonden en dergelijke.
- Registratie van studiegegevens. De coördinator van de afdeling houdt de studiegegevens van
iedere student bij. Twee keer per jaar (aan het eind van elk semester), en indien nodig vaker,
bespreekt hij dit met iedere student afzonderlijk. Na dit gesprek krijgt de student een afschrift van
zijn gegevens en de eventuele afspraken die gemaakt zijn.
- Planning en bespreking ‘Vrije activiteiten’ en ‘Oriëntatie op studie en loopbaan’. Studenten
moeten zelfstandig de beide genoemde activiteiten vormgeven en plannen. In het svo vragen de
studenten schriftelijk om goedkeuring van voorstellen en brengen tussentijds verslag uit over de
vorderingen. De evaluaties van de activiteiten worden jaarlijks bij de coördinator van de afdeling
ingeleverd.
- Portfolio. Iedere student houdt gedurende zijn opleiding een portfolio bij. Twee keer per jaar
vindt er een gesprek plaats over dit portfolio tussen de student, de coördinator van de afdeling en
één van de methodiekdocenten. Dit gesprek kan samenvallen met hier bovengenoemde gesprek.
- Persoonlijk gesprek. Op verzoek van zowel de student als de coördinator van de afdeling kan
binnen het SVO een persoonlijk gesprek plaatsvinden. Wanneer er sprake is van een probleem
(studieproblemen of persoonlijke problemen) dan zal in eerste instantie geprobeerd worden daar
samen uit te komen. Soms zal advies gevraagd worden aan de decaan van de school.
- Jaargroepeigen onderwerpen. Iedere jaargroep heeft speciale aandachtspunten die in het SVO ter
sprake komen. Zo krijgen de eerstejaars studenten in het eerste semester advies aangeboden
rondom leren studeren.
De tweedejaars studenten richten zich op het organiseren van de verschillende voorspeelavonden
en het onderhouden van de vaste leslokalen. Overleg hierover vindt deels in het SVO plaats.
Bij de derdejaars staat het afsluiten van de verschillende vakken en het voorbereiden van het
zogenaamde muziekpedagogisch credo centraal. Vast onderdeel is tevens de zogenaamde Cultreis
die vlak voor de herfstvakantie van hun vierde jaar wordt uitgevoerd.
Het vierdejaarsoverleg staat in de eerste twee maanden in het teken van de Cultreis. Tevens zijn
de naderende examens met regelmaat onderwerp van gesprek.
6.2
Het portfolio
Vanaf het begin van de studie legt iedere student een portfolio aan. Het portfolio doet dienst als
sturingsinstrument door de opleiding heen, en is dé zichtbare bundeling van behaalde resultaten en
persoonlijke kwaliteiten. Het moet de student inzicht verschaffen in de wijze waarop hij zijn studie
organiseert, de wijze waarop hij studeert, de mate waarin hij plezier beleeft aan zijn studie, hoe
hij tegen zijn toekomst als docent muziek aankijkt, et cetera.
Twee keer per jaar staat het portfolio centraal in een gesprek tussen de student, de coördinator
van de afdeling en een methodiekdocent.
Het portfolio is opgebouwd uit de volgende twee delen:
- Studievoortgang. Daarin komen de volgende onderdelen:
- Het reflectieformulier. Twee maal per jaar vult de student het zogenaamde
reflectieformulier in. Daarin beschrijft hij kort en bondig de volgende items: motivatie,
organisatie, zelfstandigheid, feedback, focus, welzijn en sterkte-zwakte-analyse. Dit
formulier vormt het uitgangspunt van de zogenaamde portfoliogesprekken.
- Het feedback en beoordelingsformulier hoofdinstrument. Twee maal per jaar vult de
student dit formulier samen met zijn docent hoofdinstrument in, waarbij hij de
focuspunten, leerervaringen en planning beschrijft van respectievelijk techniek,
interpretatie en voordracht, en regulatieve vaardigheden.
- Evaluaties ‘Oriëntatie op studie en loopbaan’. Elk jaar evalueert de student zijn
bevindingen n.a.v. zijn zogenaamde oriëntaties, in de vorm van een kort verslag (1 A4) en
conclusie.
- Overige formulieren die de student aan dit deel kan toevoegen zijn onder meer de
afschriften studiegegevens, stage-evaluaties, evaluaties ‘vrije activiteiten’ en andere
evaluaties.
- Eigen werk. Hierin kan de student naar keuze werk tonen, zoals:
- De muziekpedagogische credo’s. Aan het einde van het eerste en derde studiejaar schrijft
de student zijn zogenaamde muziekpedagogisch credo. Aan het einde van het vierde jaar
komt daar nog een supplement bij. Deze drie documenten zijn te beschouwen als
zogenaamde ‘lijfdocumenten’.
- De stageverslagen. Eén maal per jaar schrijft de student tijdens zijn stage een verslag
naar aanleiding van gegeven lessen en uitgevoerde opdrachten.
- Eigen werk. Hieronder kunnen eigen composities (cd/dvd), arrangementen, foto’s
voorstellingen, eigen artikelen, boekbesprekingen, objecten uit de cultreis en dergelijke,
worden verstaan. Ook programma’s van bezochte concerten, tentoonstellingen, et cetera.
Gedurende dit studiejaar zullen de eerstejaars studenten gaan werken met een digitaal portfolio.
Dat kan van invloed zijn op de inhoud van het bovenstaande.
6.3
De semesterevaluaties
Aan het einde van elk semester wordt het studieprogramma tegen het licht gehouden. Iedere
student evalueert het totale aanbod van lessen van het afgelopen half jaar, waarbij elk vak op vijf
punten wordt bekeken: inhoud, organisatie, docent, toetsing en studiebelastingsuren. Door middel
van een codering geeft de student aan hoe hij de kwaliteit van ieder onderdeel heeft ervaren.
Tevens heeft de student de mogelijkheid zijn codering kort toe te lichten.
Wanneer bij een jaargroep een onderdeel twee onvoldoende coderingen of meer krijgt, volgt nader
onderzoek. Specifieke vragen gericht op dat onderdeel moeten boven tafel krijgen wat de oorzaak
van deze onvoldoende beoordelingen is. Dit onderzoek wordt gehouden door de coördinator van de
afdeling met de betrokken jaargroep, de antwoorden worden schriftelijk vastgelegd.
De uitkomst van het onderzoek wordt door de coördinator van de afdeling besproken met de
betrokken docent waarna een strategie ter verbetering wordt voorgesteld.
Iedere docent heeft inzage in zijn eigen gedeelte van de evaluaties, de coördinator van de afdeling
en het hoofd van de docentenopleiding hebben inzage in het geheel.
6.4
Het decanaat
Aan het instituut is een decaan verbonden die studenten met specifieke studieproblemen (zoals
faalangst, problemen met een aspect van studeren) en persoonlijke problemen kan helpen.
Studenten kunnen op persoonlijk initiatief of op advies van de coördinator van de afdeling een
afspraak met de decaan maken. Alle gesprekken met de decaan vinden plaats op vertrouwelijke
basis.
6.5
Overlegstructuur
Op verschillende niveaus vindt er overleg plaats tussen staf, docenten, studenten, stagementoren
en oud-studenten.
- Stafoverleg. Het hoofd van de docentenopleidingen, de coördinator van de afdeling en de
docenten Methodiek/didactiek vormen de staf van de afdeling Docent Muziek. Zij houden in
principe elke week een stafoverleg en vier keer per jaar een stafdag. Tijdens het wekelijks overleg
worden actuele studiezaken besproken. Enkele vaste items daarbij zijn: studentennieuws, de
agenda en de vooruitblik op langere termijnzaken. Deze bijeenkomsten worden genotuleerd.
De stafdagen staan altijd in het teken van een groot onderwerp, bijvoorbeeld
onderwijsvernieuwing, het doorlichten van het toetssysteem of overleg met het zusterinstituut de
Hanze Hogeschool Groningen.
- Docentenoverleg. Eén keer per jaar is er een algemene vergadering van de docenten van de
afdeling Docent Muziek. Tijdens dit overleg worden onder andere studieontwikkelingen en
studentennieuws besproken. Van dit overleg wordt schriftelijk verslag gedaan.
Naast dit algemene overleg vinden verschillende kleinere bijeenkomsten plaats, zoals het overleg
theoretische vakken, overleg praktische vakken (waaronder het overleg ArtsClub).
- Studentenoverleg. De studenten worden zeer nauw betrokken bij de ontwikkelingen van de
studie. In het studievoortgangoverleg, maar ook daarbuiten, worden de studenten voortdurend
geraadpleegd en geïnformeerd.
- Stagementoren-overleg. Het overleg tussen de stagecoördinator van de afdeling en de
stagementoren van het basis- en voortgezetonderwijs vindt één keer per jaar plaats. Tijdens dat
overleg staan zaken als stageopdrachten, stageopzet en studieontwikkelingen centraal.
Tussen de stagecoördinator van de afdeling en de LIO-coaches vindt iets frequenter overleg plaats.
Tenminste één keer per jaar treft men elkaar voor een inhoudelijk overleg, daarnaast één keer per
jaar voor een stage-evaluatie-bezoek en meerdere keren per jaar voor kort overleg via telefonische
en elektronische weg. Tijdens het zogenaamde LIO-eindgesprek (het moment waarop de student
zijn stages afsluit) maakt de LIO-coach deel uit van de commissie van examinatoren.
- Oud-studentenoverleg. Elk jaar komen oud studenten van de afdeling terug voor een overleg. Het
gaat daarbij telkens om studenten van de laatste twee jaar. Centraal tijdens dat overleg staan de
ervaringen van de oud studenten.
- Netwerkoverleg. Sinds drie jaren is er een Docent Muziek – Netwerk bestaande uit stagementoren
(PO & VO) en medewerkers aan diverse culturele- en maatschappelijke instellingen. In toenemende
mate (met name vanaf cursus 2007 – 2008) worden zij betrokken bij de ontwikkelingen van het
curriculum.
7
FACILITEITEN EN EVENEMENTEN
Studenten van de opleiding Docent Muziek kunnen gebruik maken van alle faciliteiten van het
Koninklijk Conservatorium. Zo biedt de bibliotheek een zeer ruime verzameling aan literatuur,
bladmuziek en cd’s; alle concerten en muziektheaterproducties kunnen worden bijgewoond,
evenals lezingen en workshops; er kan gebruik gemaakt worden van de studieruimten; et cetera.
Speciaal voor de afdeling Docent Muziek zijn er verschillende voorspeelavonden, lezingen en
workshops. Daarnaast beschikt de afdeling over twee vaste lokalen voor de lessen methodiek, lichte
muziek practicum, atv, arrangeren en componeren.
7.1
Voorspeelavonden, workshops, verdiepingen
Van studenten van de afdeling wordt verwacht dat ze aan de verschillende activiteiten deelnemen.
De commissie Voorspeelavonden (tweedejaars studenten) organiseert een belangrijk deel van
genoemde activiteiten.
De voorspeelavonden zijn divers van karakter. Zo is The Case gericht op muziektheater en wordt
uitgevoerd in de Kees van Baarenzaal. SM&TheCity is gericht op rock en wordt uitgevoerd in een
muziekcafé in de stad.
Op verschillende momenten in het jaar worden workshops aangeboden. Deze workshops zijn in het
belang van het onderwijs en daarom voor alle betrokken studenten verplicht. Traditioneel is de
‘Niet-westerse muziekdag’, waarbij elk jaar werelddeel muzikaal wordt ‘aangedaan’.
Er staan twee Verdiepingen op het jaarprogramma. Dat zijn avonden waarop we ons laten
informeren over belanghebbende zaken. Gedurende de huidige en vorige cursus richten we ons op
de muziekpedagogiek van de ons omringende landen.
7.2
Culturele reis
In de maand september/oktober gaat de gehele afdeling een week op reis. Deze reis dient twee
belangrijke doelen:
- opdoen van culturele ervaringen,
- leren organiseren van een grootschalig cultureel gebeuren.
Het eerste telt voor alle studenten, het tweede voor de studenten van het derde/vierde studiejaar.
In het kader van het vakgebied Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV), waaronder het opzetten
van netwerken en het regelen van culturele bezoeken valt, zetten de studenten een geheel
verzorgd weekprogramma op locatie op. Naast het regelen van de evenementen, gidsen, workshops
en dergelijke beheren zij alle financiën en organiseren ze de slaap-, eet- en vervoersgelegenheden.
7.3
Lokalen
De lokalen (M205 en M206) zijn alleen voor studenten van de opleiding Docent Muziek toegankelijk.
Studenten kunnen daar buiten de lesuren om gebruik maken van de computers en het
instrumentarium. Op de deuren hangen intekenroosters. Het lokaalbeheer is in handen van de
tweedejaars studenten.
8
FINANCIËN
Naast het collegegeld, dat wettelijk is vastgesteld, moet iedere student rekening houden met de
volgende onkosten per studiejaar:
- boeken, readers, bladmuziek, tijdschriften:
- bijdrage culturele reis:
zeshonderd euro
honderdvijfenzeventig euro
Voor studenten van het voorbereidende jaar gelden andere bedragen.
9
ONDERWIJS- EN EXAMENREGLEMENT OPLEIDING DOCENT MUZIEK
(aanvulling op Onderwijs en Examenregeling Koninklijk Conservatorium)
9.1
Lessen en lesverzuim
Lessen
De meeste vakken worden wekelijks volgens rooster gegeven. De lestijd kan variëren van 25
minuten tot 250 minuten. In het eerste semester is het aantal lesweken wat groter dan in het
tweede semester. De meeste vakken worden in de vorm van groepsonderwijs aangeboden. De
volgende vakken worden individueel gegeven: hoofdinstrument, zang, liedbegeleiding.
Lesverzuim
Bij lesverzuim stelt de student de betrokken docent tijdig op de hoogte. De student draagt zorg
voor het inhalen van de lesachterstand.
Een absentiepercentage van 20 procent (over een semester) is in principe toegestaan.
Bij een percentage van meer dan 20 procent kunnen maatregelen worden genomen. In het uiterste
geval kan een student verplicht worden een periode over te doen.
Uitzonderingsregel
Indien een student meent aanspraak te kunnen maken op dispensatie van deze absentieregelingen
op grond van uitzonderlijke redenen kan hij/zij daartoe een verzoek, omkleed met redenen,
indienen bij de coördinator van de afdeling. De studieleiding zal vervolgens een bindend advies
uitbrengen.
De studieleiding bestaat uit het hoofd docentenopleidingen, de coördinator Docent Muziek, en twee
hoofdvakdocenten Docent Muziek.
9.2
Tentamens en examens
9.2.1 Algemeen
In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen tentamens en examens. Examens worden hier
beschouwd als vakafsluitende toetsen, tentamens als tussentijdse toetsen.
Tentamens (zoals hier geformuleerd) kunnen variëren van een jaarafsluitende toets (voorspelen,
eindgesprek) tot een verzameling van uiteenlopende werkstukken/opdrachten behorende bij één
vak.
De examens worden gehouden in de examenperiode (laatste maanden van de cursus), de tentamens
worden gehouden tijdens de lessen, toetsweken en tijdens de examenperiode.
Bij tentamen/examenverzuim volgt de student dezelfde procedure als bij lesverzuim.
9.2.2 Overzicht
Hieronder is een schema opgenomen, waarin vermeld staat op welke wijze, en wanneer, een vak
tussentijds wordt getoetst en afgesloten. Het eerder of later afsluiten van een vak is toegestaan na
goedkeuring van de studieleiding. De drie vetgedrukte toetsen zijn de examenonderdelen.
De afkortingen:
OR
openbaar recital
OE
openbare eindpresentatie
LE
lio-eindgesprek
Op
openbare presentatie
Ew
eindwerkstuk (eindverslag, arrangement, compositie, e.d.)
Tp
één praktisch tentamen
Tx
meerdere toetsmomenten (mondelinge/schriftelijke/praktische gegevens)
Pf
portfolio
methodiek
stage
onderwijspedagogiek
lcl (leiding Creatieve Leerprocessen)
organisatie culturele reis
presentatie
svo / portfolio
oriëntatie op studie en loopbaan / Intro
vrije activiteiten
atv
aml
muziek(- en cultuur)geschiedenis
solfège
arrangeren
componeren
hoofdinstrument ***
zang
liedbegeleiding
koor
ensembleleiding
lichte muziek practicum
Afrikaans slagwerk
toegepaste Muziektechnologie
*
1
Tx + Ew
Tx + Ew
Tx
2
Tx
Tx + Ew
Tx
3
Tx + Ew
Tx + Ew
Tx
Op
Op
Pf
Pf
Pf
Tx
Tx
Tx
Tx
Op
Pf
Pf
Pf
Tx
Op
Pf
Pf
Pf
Tx
Tx
Tx
Tx
Tx
Tp
Op
Tp
Tx
Tx
Tx
Op
Op
Ew**
Ew**
Op
Tx
Tx
Op
Op
Op
4
OE*
LE + Ew
Tx
Ew
Op
Pf
Pf
OR
Op ****
Tx
Ew (Op)
De openbare eindpresentatie is een zelfstandig onderdeel en wordt apart beoordeeld.
** Aan het einde van het eerste semester kiest de student voor één van beide vakken. Voor het gekozen vak maakt de
student een eindwerkstuk (groot arrangement of compositie), het niet gekozen vak moet aan het einde van het eerste semester
met een voldoende beoordeling worden afgesloten.
*** Voor het hoofdinstrument geldt voor alle jaren het volgsysteem via de formulieren Feedback en beoordelingformulier
hoofdinstrument. De openbare presentaties hoofdinstrument aan het einde van het 2e en 3e studiejaar is een presentatie van
plusminus 10 – 15 minuten voor medestudenten en een voorspeelcommissie.
**** Het vak liedbegeleiding wordt in december/januari van het vierdejaar met een openbare presentatie afgesloten.
9.3
Propedeuseregeling
Aan het eind van het eerste studiejaar moet elke student een propedeutisch examen doen. Dit
examen bestaat uit de volgende onderdelen:
A.
Toets alle hoofdvakonderdelen
B.
Toets hoofdinstrument
C.
Toets muziektheoretische vakken
D.
Toets praktische bijvakken
Ad A. De onderdelen Methodiek (incl. Didactisch Practicum Zingen), Stage, Onderwijspedagogiek,
Presentatie en Portfolio moeten alle tenminste als voldoende beoordeeld zijn.
Ad B
Elke student doet in mei/juni een musiceerexamen hoofdinstrument. Een voldoende voor
dit examen is voorwaardelijk voor het behalen van de propedeuse.
Ad C. Binnen de muziektheoretische sector moet het onderdeel ATV voldoende zijn. Tevens
moeten van de hierna volgende vakken er tenminste twee als voldoende zijn beoordeeld: Algemene
Muziekleer, Muziekgeschiedenis, Solfègepracticum.
Ad D.: Binnen de praktische sector moeten tenminste drie van de volgende vakken als voldoende
zijn beoordeeld: Zang, Liedbegeleiding, Koor, Lichte Muziek Practicum.
*) Zie volgende pagina.
*) De directie en studieleiding behouden zich het recht voor om afwijkend te beslissen indien de
situatie daarom vraagt.
9.4
Startbekwaamheidseisen LIO
Om te kunnen deelnemen aan de LIO-stage (Leraar In Opleiding) moet de student voldoen aan de
volgende criteria:
A
Het studieprogramma van de hoofdfase voor de hoofdvakonderdelen Methodiek, Stage,
Onderwijspedagogiek, Leidinggeven Creatieve Leerprocessen en Presentatie moet volledig
zijn afgerond. Voor het onderdeel Oriëntatie op studie en loopbaan heeft de student zijn
persoonlijk ontwikkelingsplan geschreven (ook wel Muziekpedagogisch Credo 2; zie 5.1).
B
Binnen de praktische sector moet aan de volgende eisen zijn voldaan:
- De vorderingen voor het hoofdinstrument moeten als voldoende zijn beoordeeld.
- Van de volgende vakken moeten er tenminste vijf zijn afgesloten: Componeren, Zang,
Ensembleleiding, Lichte Muziek Practicum, Toegepaste Muziektechnologie, Afrikaans
slagwerk.
C
Binnen de muziektheoretische sector moet aan de volgende eisen zijn voldaan:
- De onderdelen ATV, Solfègepracticum, Arrangeren, MG en AML moeten zijn afgesloten.
De directie en studieleiding behouden zich het recht voor om afwijkend te beslissen indien de
situatie daarom vraagt.
9.5
Programma van het vierde studiejaar
Het programma van het vierde studiejaar bestaat uit twee onderdelen:
•
basisprogramma
•
keuzeprogramma
Het basisprogramma bestaat uit de volgende vakken/onderdelen:
Vak
Aanvullende info
Ects
Methodiek
materiaalontw gericht op lio
5
Eindpresentatie
Bij voorkeur verbandhoudend met lio
6
Peda/filo
Verbandhoudend met OE + actua
2
Lio-stage
9
Presentatie
1
Hoofdinstrument
In brede zin, gericht op OR
9
Liedbegeleiding
1
Koor
1
Cultreis
3
The Case
4
SVO
+ lio-overleg
1
Oriëntatie S + L
1
VSA’s
1
De student kiest zijn keuzeprogramma aan het einde van het derde studiejaar. Daarop oriënteert
hij zich tijdens Oriëntatie op Studie & Loopbaan in de voorgaande jaren en met name tijdens het
derde studiejaar.
Keuzeprogramma
16
9.5.1 Uitgangspunten voor het kiezen
Uitgangspunten voor het keuzeprogramma zijn de lio-stage (A) en persoonlijke kwaliteiten (B).
A
De lio-stage. De lio-stage is richtinggevend aan het vierdejaars programma. Zo zijn uit het
basisprogramma de lessen methodiek en pedagogiek/filosofie alsmede (bij voorkeur) de Openbare
Eindpresentatie voor een belangrijk deel betrokken op de lio-stage. Bij het kiezen uit het
zogenaamde keuzemenu zal de student zich nadrukkelijk afvragen wat ondersteunend en
inspirerend kan zijn voor die specifieke stage. Zo zal een lio-stage bovenbouw voortgezet onderwijs
bijvoorbeeld om extra ckv-stof kunnen vragen en/of een uitbreiding op het gebied van
theorie/muziekgeschiedenis. En zo kan een lio-stage in het primair onderwijs de noodzaak tot extra
verdieping rond het jonge kind vragen. Het mag duidelijk zijn dat het bij stageactiviteiten bij
educatieve diensten van culturele instellingen en workshopachtige taken (zoals LCL en
bandcoaching) weer om andere invullingen gaat. Het is denkbaar dat sommige specifieke
invullingen buiten de muren van het KC moeten worden georganiseerd.
B
Persoonlijke kwaliteiten. Persoonlijke kwaliteiten die in de voorgaande jaren naar boven
zijn gekomen kunnen een goede aanleiding zijn tot verdere verdieping.
Deze hoeven niet in eerste instantie ook betrokken te zijn op de lio-stage, maar bijvoorbeeld op het
muzikale/instrumentale vlak. Voorbeelden zijn: het hoofdinstrument, een 2e instrument,
componeren, arrangeren, ensembleleiding.
9.5.2 Samenstelling van het keuzeprogramma
De student kiest ter waarde van 16 ects zijn keuzeprogramma. Hij gaat daarbij uit van eenheden
van 4 ects, en tenminste 2 programmaonderdelen om te kiezen. Tenminste 8 ects daarvan moeten
betrokken zijn op de lio-stage.
De volgende mogelijkheden doen zich voor:
Aantal programmaonderdelen
4
3
2
Toegekende ects
4444
844
88
Bij het kiezen kan de student uitgaan van het volgende keuzemenu:
Vak
Aanvullende info
Ects
LCL
4
Componeren
4
Arrangeren
4
Hoofdinstrument
Of 2e instrument
4
Liedbegeleiding
4
Ensembleleiding
4
Bandcoaching
4
ATV
extra onderdelen uit de klassiek/LM
4
MG
extra onderdelen uit
4
klassiek/LM/NWM
Onderwijspedagogiek En/of muziekfilosofie
4
Onderdelen overige
bijvoorbeeld opnametechniek
4
KC-studies
Onderdelen buiten
Academie/Leiden/elders persoonlijk
4
KC
initiatief
9.5.3 Toetsbaarheid van het keuzeprogramma
Aan het einde van het vierde studiejaar legt de student 3 examens af: het Lio-eindgesprek, het
Openbare Recital en de Openbare Eindpresentatie. Naast deze examens houdt de student zijn
portfolio bij. De onderdelen van het keuzeprogramma moeten in één of meerdere van deze
examens (dan wel portfolio) zichtbaar en toetsbaar gemaakt worden. Zo moet, bijvoorbeeld bij het
keuzeonderdeel hoofdinstrument, aantoonbaar zijn waar deze extra inzet toe heeft geleid.
De student doet daar zelf voorstellen voor. Zie ook ‘Het aanvragen van het keuzeprogramma’.
9.5.4 Het aanvragen van het keuzeprogramma
Uiterlijk zes weken voor het einde van het derde studiejaar levert de student zijn aanvraag
keuzeprogramma in. Hierin geeft hij de volgende punten aan:
A
Welke onderdelen hij wenst op te nemen en voor hoeveel studiepunten (inhoud zo precies
mogelijk omschrijven)
B
Waarom hij voor deze onderdelen kiest
C
Op welke wijze elk onderdeel getoetst gaat worden
D
Plan van aanpak (tijdsplanning, coaching, etc.)
De student dient zich grondig te oriënteren in de mogelijkheden van de verschillende
keuzeonderdelen. Gesprekken met docenten die de onderdelen gaan begeleiden zijn daarbij
noodzakelijk.
9.5.5 Het keuzeprogramma en zelfstudie
Het keuzeprogramma is gebaseerd op zelfstudie, de begeleiding per onderdeel is beperkt. Bij een
onderdeel van 4 ects (112 uur) mag de student rekenen op een begeleiding van 8 uur.
Voor theoretische en onderwijskundige vakken zou de begeleiding er als volgt uit kunnen zien:
Startgesprek + materiaaluitwisseling
2 uur
Vier voortgangsgesprekken van 1 uur
4 uur
Eindgesprek en evaluatie
2 uur
Voor praktische vakken zou de begeleiding er als volgt uit kunnen zien:
Startles + materiaaluitwisseling
1 uur
12 lessen van 30 minuten
6 uur
afsluitende les en evaluatie
1 uur
Daar waar de student kan aansluiten bij bestaande lessen kunnen andere afspraken gemaakt
worden. Voor de individuele begeleiding blijft echter het maximum van 8 uur van kracht.
9.6
Examenregeling
Het eindexamen bestaat uit drie onderdelen, die op verschillende momenten worden afgesloten:
- LIO-eindgesprek
- openbaar recital
- openbare eindpresentatie
9.6.1 LIO-eindgesprek
Ter afsluiting van de LIO-stage vindt een gesprek plaats waarin de kandidaat de stage evalueert met
een commissie van examinatoren. De commissie beoordeelt het functioneren van de kandidaat in de
stage aan de hand van de LIO-portfolio van de student. Bovendien beoordeelt de commissie de
reflectieve vaardigheden alsmede het zelfsturend vermogen van de kandidaat op basis van het
eindgesprek.
De beoordeling wordt uitgedrukt in een cijfer.
* De commissie van examinatoren LIO bestaat uit de coördinator van de afdeling, de
stagecoördinator en de LIO-coach (extern deskundige).
9.6.2 Openbaar Recital
De kandidaat sluit het hoofdinstrument af met een openbaar recital van 30 minuten, ten overstaan
van een artistieke commissie*, docenten en studenten, alsmede overige belangstellenden.
Tijdens dit recital presenteert de kandidaat zich op artistiek overtuigende wijze.
De commissie beoordeelt de artistieke kwaliteit van het recital. De beoordeling wordt uitgedrukt in
een cijfer.
* De artistieke commissie bestaat uit een lid van het management, de coördinator van de afdeling,
de docent hoofdinstrument gesecondeerd door één vakcollega.
9.6.3 Openbare Eindpresentatie
De kandidaat sluit de studie af met het houden van een openbare eindpresentatie ten overstaan van
een commissie van examinatoren*, docenten en studenten, alsmede overige belangstellenden. De
presentatie heeft de vorm van een referaat (uiteenzetting, beschouwing of betoog) waarbij de
kandidaat gebruik kan maken van schriftelijke, mondelinge en audiovisuele bronnen.
* De commissie van examinatoren Openbare Eindpresentatie bestaat uit een lid van het
management, de coördinator van de afdeling en drie hoofdvakdocenten. De leden van de commissie
hebben in de beoordeling een evenredige stem. Een extern deskundige kan aan de commissie
worden toegevoegd. Deze is uitgesloten van stemrecht.
Voorwaarden om tot de presentatie te worden toegelaten
A. de kandidaat heeft alle onderdelen van het curriculum afgesloten;
B. het gekozen presentatieonderwerp is door de studieleiding* toelaatbaar geacht
C. de schriftelijke samenvatting (paper) is tijdig ingeleverd bij de afdelingscoördinator en als
voldoende beoordeeld door de studieleiding.
* De studieleiding bestaat uit het hoofd van de docentenopleidingen, de coördinator van de afdeling
en twee hoofdvakdocenten.
Inrichting van de presentatie
De eindpresentatie heeft een vast verloop:
A. presentatie door de kandidaat (25 minuten)
B. ondervraging door commissieleden (15 minuten)
C. vragen uit de zaal (5 minuten)
D. beraadslaging door commissie van examinatoren en afsluitend gesprek met de kandidaat (15
minuten)
Inhoud van de presentatie
De eindpresentatie kent een centrale vraagstelling die relevant moet zijn voor de praktijk van het
muziekonderwijs. Op basis van praktische ervaringen en/of praktijkonderzoek gekoppeld aan het
bestuderen van relevante literatuur of op basis van literatuuronderzoek alleen, wordt een antwoord
geformuleerd dat laat zien dat de kandidaat zich op een adequate manier heeft verdiept.
Bij voorkeur heeft het onderwerp betrekking op een aspect van de gekozen lio-stage.
Procedure en tijdpad
Periode: tot en met herfstvakantie
De kandidaat oriënteert zich vanaf het derde studiejaar op het onderwerp. In zijn persoonlijk
ontwikkelingsplan (Muziekpedagogisch Credo 2; einde derde studiejaar) geeft hij de contouren van
zijn keuze weer. Uiterlijk aan het einde van de hele periode (eerste les na de herfstvakantie;
vierde studiejaar) legt hij zijn keuze van het onderwerp, de verantwoording van de keuze en een
voorlopige indeling van het onderwerp schriftelijk vast. Hij levert dit werk in viervoud bij de
afdelingscoördinator in.
De studieleiding beoordeelt de keuze van het onderwerp en geeft uiterlijk twee weken nadien aan
of het onderwerp toelaatbaar dan wel niet toelaatbaar voor uitwerking is. Tevens wordt
vastgesteld welke vorm van begeleiding wordt aanbevolen.
Indien niet toelaatbaar heeft de kandidaat het recht om binnen twee weken nadien een tweede
keuze in te leveren en herhaalt zich de procedure. Indien de studieleiding na deze herkansing het
onderwerp wederom niet toelaatbaar acht, kan de kandidaat uitgesloten worden van deelneming
aan de eindpresentatie. Over de wijze van voortzetting van de studie wordt nader overleg gevoerd.
Periode: tot drie weken vóór de eindpresentatie
De kandidaat bereidt de presentatie voor. Hij houdt daarover ruggespraak met zijn begeleider(s).
Het initiatief voor dit overleg ligt gedurende de gehele periode bij de kandidaat. Gedurende deze
periode legt de student tenminste drie keer verantwoording van zijn werkzaamheden af aan de
studieleiding. Hij beschrijft kort en bondig de tot dan toe gevolgde werkwijze en bevindingen en
licht deze mondeling toe.
Drie weken voor het examen levert de kandidaat zijn paper in bij de afdelingscoördinator.
Paper
Uiterlijk drie weken voorafgaand aan de eindpresentatie levert de kandidaat een paper (in
viervoud) in bij de afdelingscoördinator. Deze paper dient te voldoen aan de volgende criteria:
- het beschrijft de keuze van het onderwerp en verantwoording
- het geeft een helder overzicht en verantwoording van de gevolgde werkwijze(n)
- het biedt een overzicht van bevindingen (eventueel stellingen, et cetera)
- het bevat een overzicht geraadpleegde literatuur/bronnen (titel, auteur, uitgever, plaats, jaartal)
- met correct taalgebruik
- maximaal 2 A4tjes
Uiterlijk één week na inlevering wordt de kandidaat op de hoogte gesteld van de beoordeling.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van de termen toelaatbaar tot de presentatie of niet toelaatbaar
tot de presentatie. In geval van een niet toelaatbaar tot de presentatie heeft de kandidaat het
recht op één herkansing. Uiterlijk één week voor het examen levert hij een herziene paper in,
waarna de beoordelingsprocedure opnieuw plaatsvindt. Indien de studieleiding de paper wederom
niet toelaatbaar tot de presentatie bevindt, is de kandidaat uitgesloten van deelneming aan de
eindpresentatie.
Na uitsluiting wordt de kandidaat binnen drie maanden een nieuwe kans geboden.
Beoordeling van de presentatie
De commissie van examinatoren zal de volgende aspecten betrekken bij haar oordeel over de
eindpresentatie:
- inhoud: juistheid , theoretische onderbouwing, praktijkrelevantie, persoonlijke visie
- presentatie: overtuigingskracht, formulering, communicatie, opbouw, gebruik hulpmiddelen,
boeiend
- gevolgde procedure: aanpak van de studie, mate van zelfstandigheid
- inhoudelijk en adequaat reageren op kritiek
10
EINDKWALIFICATIES
10.1
Learning outcomes voor Docent Muziek
Menet (Music Education NETwork) is het Europese Netwerk voor communicatie en
kennismanagement van muziekeducatie. In 2009 gaven zij de learning outcomes voor Docent Muziek
uit. Voor achtergronden en de Engelstalige versie zie:
http://menet.mdw.ac.at/menetsite/english/index.html
A
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Muzikale en pedagogische kennis, en vaardigheden
Bij het afsluiten van hun studie, beginnende leraren
kunnen aangeven welke persoonlijke waarden ten opzichte van muziek, muzikale praktijken
en muziekonderwijs hun professionele ontwikkeling inspireren en vormen
zijn in staat muziek overtuigend en expressief en stijleigen uit te voeren en kunnen daarbij
rekening houden met de gegeven leersituatie.
hebben een brede kennis van muzikale stijlen, genres en tradities;
kunnen ter zake en creatieve keuzes maken in hun doceren; en
gebruiken repertoire dat zowel recht doet aan de formele curriculumeisen als
aan de muzikale praktijken in de samenleving.
kunnen muziek voor leerlingen componeren en arrangeren rekening houdend met de
stilistische en technische eisen.
onderkennen de rol, betekenis en functie van muziek in het leven van jonge mensen, en
vinden geschikte manieren om de muzikale interesse en expertise van leerlingen te
integreren in het leerproces.
kunnen leerlingen helpen zich te oriënteren in het domein muziek en manieren vinden om
hen te helpen de eigen muzikale interesse en doelen na te streven.
Hebben strategieën om leerlingen vertrouwd te maken met de gebruikelijke elementen en
structuren van muziek en hoe deze samenhangen met tradities, stijlen en genres om
uitdrukking te geven aan ideeën, stemmingen en gevoelens (emoties?)
kunnen leerlingen motiveren en ondersteunen in hun creativiteit en in hun vaardigheid en
vertrouwen om ideeën muzikaal uit te drukken.
zijn in staat om ensembles op te zetten met begrip en sensitiviteit voor de muzikale
mogelijkheden van musici.
kennen manieren om met muziek om te gaan door verschillende manieren van luisteren en
kunnen leerlingen motiveren deze te verkennen en te ontwikkelen.
hebben een goede praktische kennis van toepassing van technologie in muziek en kunnen
deze gebruiken in de ondersteuning van het leren.
hebben ervaring en kennis van hoe muziek interacteert en samenhangt met andere
vakgebieden, en
kunnen bijdragen aan multi- en interdisciplinair leren.
kunnen artistieke en culturele activiteiten en expertise van binnen en buiten de school
verbinden en
gebruiken om het leren te verbeteren en te ondersteunen.
weten dat muziek een specifieke bijdrage levert aan het klimaat van de school en
daarbuiten, en
vinden manieren om ervoor te zorgen dat muziek een actief en kenmerkend element wordt
van de school.
hebben een kritisch kijk op hoe muziekonderwijs in de samenleving wordt gevormd en
beïnvloedt door economisch, onderwijskundig, cultureel en sociaal beleid.
B
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
C
1
2
3
4
5
6
7
8
Kennis, begrip en vaardigheden in pedagogisch en didactisch opzicht
Bij het afsluiten van hun studie, beginnende leraren
hebben kennis en begrip van hun rol in het ondersteunen en faciliteren van leren.
kunnen gebruik maken van verschillende strategieën die helpen een leeromgeving te
realiseren en te onderhouden die stimulerend, betekenisvol, op samenwerking gericht en
veilig is.
houden in hun praktisch handelen rekening met hoe jonge mensen zich ontwikkelen en
realiseren zich hoe hun ontwikkeling en welbevinden wordt beïnvloedt door sociale,
economische en culturele factoren waaronder etniciteit, taal, sekse en religie.
laten in hun praktijk zien de behoeften van individuele leerlingen te begrijpen en te
respecteren en streven naar gelijkheid en kansen voor alle leerlingen.
begrijpen de specifieke dynamiek van het werken met en in groepen , kunnen de juiste
keuzes maken voor groepering, en faciliteren het werk van heen klas, kleinere groep en
individuen.
zijn in staat om een variatie aan juiste werkvormen, uitgangspunten en structuren te
hanteren die leerlingen ondersteunen, uitdagen en verder brengen in hun kennis en
vaardigheden.
hebben kennis van een reeks van bronnen voor leren en doceren en kunnen materiaal op een
juiste manier gebruiken en zelf ontwerpen.
faciliteren in onderwijssituaties helder en adequaat taalgebruik en andere vormen van
communicatie.
zijn in staat leersituaties te analyseren en te plannen met de bedoeling ontwikkeling bij
leerlingen te realiseren.
hebben een goede kennis van de leerdoelen en inhoud van het huidige curriculum en van het
onderwijsbeleid, de uitgangspunten en praktische uitwerkingen die deze ondersteunen.
kunnen adequate vormen van toetsing kiezen en gebruiken en leerlingen van feedback
voorzien en hun informeren over de toekomstige richting van hun leren.
met ouders, verzorgers and andere professionals werken om het potentieel van leerlingen te
realiseren.
zijn in staat om samen te werken met collega’s in de planning en uitvoering van onderwijs.
Generieke kennis en vaardigheden
Bij het afsluiten van hun studie, beginnende leraren
zijn in staat om hun persoonlijk waarden uit te drukken die de basis zijn van hun
professionele ontwikkeling.
evalueren voortdurend en reflecteren op hun eigen praktijk en hebben effectief
studievaardigheden verworven die hen helpen systematisch aan professionele ontwikkeling te
werken.
handelen zelfstandig en nemen initiatief om uitdagingen op een juiste manier aan te gaan.
hebben een constructieve kritische benadering van innovatie en zijn in staat zich flexibel aan
te passen aan nieuwe praktijken.
dragen bij aan de school als lerende organisatie en kunnen daarin verschillende rollen
innemen.
kunnen bijdragen aan onderzoek van aspecten die relevant zijn voor de eigen
beroepspraktijk, het muziekonderwijs in het algemeen en bredere educatieve contexten.
werken samen met collega’s om bij te dragen aan curriculum ontwikkeling en innovatie.
kunnen deelnemen in collegiaal overleg door goed te luisteren om de perspectieven van
anderen te begrijpen en het verwoorden van eigen standpunten.
10.2
Learning outcomes: plaats in het curriculum
In onderstaand schema is de relatie tussen de eindkwalificaties en de programmaonderdelen
weergegeven.
A
Muzikale en pedagogische kennis, en vaardigheden
Bij het afsluiten van hun studie,
beginnende leraren
kunnen aangeven welke persoonlijke
waarden ten opzichte van muziek,
muzikale praktijken en
muziekonderwijs hun professionele
ontwikkeling inspireren en vormen.
plaats in het curriculum
•
•
•
•
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
muziekfilosofie
SVO
openbare eindpresentatie
stage (reflectie daarop)
oriëntatie op studie en loopbaan
hoofdinstrument
2
zijn in staat muziek overtuigend en
expressief en stijleigen uit te voeren
en kunnen daarbij rekening houden
met de gegeven leersituatie.
3
hebben een brede kennis van muzikale
stijlen, genres en tradities; kunnen ter
zake en creatieve keuzes maken in hun
doceren; en gebruiken repertoire dat
zowel recht doet aan de formele
curriculumeisen als aan de muzikale
praktijken in de samenleving.
4
kunnen muziek voor leerlingen
componeren en arrangeren, rekening
houdend met de stilistische en
technische eisen.
5
onderkennen de rol, betekenis en
functie van muziek in het leven van
jonge mensen, en
vinden geschikte manieren om de
muzikale interesse en expertise van
leerlingen te integreren in het
leerproces.
kunnen leerlingen helpen zich te
oriënteren in het domein muziek en
manieren vinden om hen te helpen de
eigen muzikale interesse en doelen na
te streven.
hebben strategieën om leerlingen
vertrouwd te maken met de
gebruikelijke elementen en structuren
van muziek en hoe deze samenhangen
met tradities, stijlen en genres om
uitdrukking te geven aan ideeën,
stemmingen en gevoelens.
kunnen leerlingen motiveren en
ondersteunen in hun creativiteit en in
hun vaardigheid en vertrouwen om
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
hoofdinstrument
zangles
didactiek zingen
liedbegeleiding
practicum lichte muziek
koor
leiden van creatieve leerprocessen
methodiek
stage
Afrikaans slagwerk
presenteren
hoofdinstrument
zangles
liedbegeleiding
didactiek zingen
practicum lichte muziek
componeren
koor
Afrikaans slagwerk
leiden van creatieve leerprocessen
methodiek
muziekgeschiedenis
ATV
ensembleleiding
toeg. muziektechnologie
workshops NWM
stage
ensembleleiding
componeren
stage
toeg. muziektechnologie
practicum lichte muziek
ATV
methodiek
onderwijspedagogiek
filosofie
muziekgeschiedenis
stage
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
leiden van creatieve leerprocessen
didactiek zingen
practicum lichte muziek
stage
ATV
leiden van creatieve leerprocessen
methodiek
onderwijspedagogiek
1
6
7
8
opmerkingen
Deze learning outcome vormt een kern van de
opleiding. De student wordt vaak gevraagd te
reflecteren op zijn/haar verhouding tot muziek,
musiceren en andere vormen van muzikaal gedrag
en het muziekonderwijs. Hoewel deze vaardigheid
heel vaak ook impliciet aan de orde is (in meerdere
vakken dan genoemd) zijn er wel momenten en
vakken waar ze expliciet aan de orde zijn. De rol
van persoonlijke waarden blijkt ook uit de aandacht
die er is voor persoonlijke invulling van de studie.
Naast het hoofdinstrument, e.d. hebben ook vakken
als liedbegeleiding een duidelijk muzikaal-artistieke
component omdat er veel aandacht is voor
expressie, smaakvol musiceren, etc. Uiteraard leert
de student in de stage deze vaardigheid ook in te
zetten.
De opleiding kent een brede oriëntatie op muziek,
variërend van klassiek tot pop en niet-Westerse
muziek. Alle studenten krijgen te maken met dit
brede repertoire en ontwikkelen vaardigheden in dit
brede repertoire en maken kennis met verschillende
muzikale praktijken.
Wel kunnen individuele accenten worden gelegd
(klassiek, jazz, pop of juist breed). Het komt ook
voor dat studenten zich ontwikkelen op meerdere
instrumenten (bv. piano en zang). De student krijgt
vier jaar lang les op het hoofdinstrument. De
persoonlijke invulling speelt een belangrijke rol
(repertoire, stijlen, richting van ontwikkeling, etc.).
Men arrangeert niet alleen voor situaties in de
stage, er wordt ook gearrangeerd voor het koor en
er vinden er openbare uitvoeringen plaats o.a. van
eigen composities.
In feite dragen veel vakken bij aan deze
vaardigheid. Musiceren, theorie, reflectie, etc.
dragen impliciet bij tot een inzicht van en
vaardigheid met genoemde aspecten.
De rol van een persoonlijke benadering speelt ook
mee in de eigen opleiding.
ideeën muzikaal uit te drukken.
9
zijn in staat om ensembles op te zetten
met begrip en sensitiviteit voor de
muzikale mogelijkheden van musici.
10
kennen manieren om met muziek om
te gaan door verschillende manieren
van luisteren en kunnen leerlingen
motiveren deze te verkennen en te
ontwikkelen.
hebben een goede praktische kennis
van toepassing van technologie in
muziek en kunnen deze gebruiken in de
ondersteuning van het leren.
11
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
stage
practicum Lichte Muziek
componeren
presenteren
methodiek
ensembleleiding
practicum lichte muziek
stage
projecten (The Case etc.)
arrangeren & componeren
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
•
•
•
•
•
•
12
hebben ervaring en kennis van hoe
muziek interacteert en samenhangt
met andere vakgebieden, en
kunnen bijdragen aan multi- en
interdisciplinair leren.
•
•
•
•
•
•
methodiek
toegepaste muziektechnologie
stage
arrangeren & componeren
practicum lichte muziek
projecten (The Case, SM&TheCity
etc.)
methodiek
onderwijspedagogiek
muziekgeschiedenis
muziekfilosofie
stage
project Cultreis
13
kunnen artistieke en culturele
activiteiten en expertise van binnen en
buiten de school verbinden en
gebruiken om het leren te verbeteren
en te ondersteunen.
•
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
project Cultreis
oriëntatie S&L
14
weten dat muziek een specifieke
bijdrage levert aan het klimaat van de
school en daarbuiten, en
vinden manieren om ervoor te zorgen
dat muziek een actief en kenmerkend
element wordt van de school.
hebben een kritisch kijk op hoe
muziekonderwijs in de samenleving
wordt gevormd en beïnvloedt door
economisch, onderwijskundig,
cultureel en sociaal beleid.
•
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
muziekfilosofie
stage
oriëntatie S&L
•
•
•
•
•
•
muziekfilosofie
muziekgeschiedenis
onderwijspedagogiek
openbare eindpresentatie
stage
verdiepingen & workshops
rechtspositie
15
B
Studenten leiden ensembles binnen de stage maar
ook binnen de opleiding (bv. koor)
Impliciet werken de theoretische en praktische
vakken bij aan deze vaardigheid.
Tijdens de Cultreis staan nadrukkelijk de
samenhang tussen de kunsten en tussen kunst en
cultuur centraal. Tevens gaat het om de verbinding
‘binnen-buiten’.
Muziekgeschiedenis besteed ook aandacht aan de
cultuurhistorische context.
Tijdens zgn. verdiepingen staan
cultureel/maatschappelijke thema’s centraal:
opvoeding, kunst en onderwijs, kunstonderwijs in
andere landen, kunstonderwijs in de stad, etc.
Tijdens de stage dienen de studenten o.a. te
onderzoeken wat het beleid is op de school.
Kennis, begrip en vaardigheden in pedagogisch en didactisch opzicht
1
2
3
Bij het afsluiten van hun studie,
beginnende leraren
hebben kennis en begrip van hun rol in
het ondersteunen en faciliteren van
leren.
kunnen gebruik maken van
verschillende strategieën die helpen
een leeromgeving te realiseren en te
onderhouden die stimulerend,
betekenisvol, op samenwerking gericht
en veilig is.
houden in hun praktisch handelen
rekening met hoe jonge mensen zich
ontwikkelen en realiseren zich hoe hun
ontwikkeling en welbevinden wordt
beïnvloedt door sociale, economische
en culturele factoren waaronder
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
ensemble leiding
leiden van creatieve leerprocessen
presenteren
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
ensemble leiding
leiden van creatieve leerprocessen
presenteren
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
Deze kennis en vaardigheden worden ook impliciet,
maar soms ook expliciet, verworven tijdens vakken
als koor, practicum lichte muziek, hoofdinstrument,
etc.
Idem.
4
5
6
7
etniciteit, taal, sekse en religie.
laten in hun praktijk zien de behoeften
van individuele leerlingen te begrijpen
en te respecteren en streven naar
gelijkheid en kansen voor alle
leerlingen.
begrijpen de specifieke dynamiek van
het werken met en in groepen, kunnen
de juiste keuzes maken voor
groepering, en faciliteren het werk van
een klas, kleinere groep en individuen.
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
Deze vaardigheid behelst voor een belangrijk een
attitude. We denken in de benadering van
studenten deze attitude zelf ook te laten zien.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
leiden van creatieve leerprocessen
koor
ensembleleiding
practicum lichte muziek
projecten als The Case, Cultreis
presenteren
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
leiden van creatieve leerprocessen
koor
presenteren
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
arrangeren
Het functioneren van groepen en de individuele
leden wordt ook beschouwd tijdens de evaluatie van
projecten als de Cultreis. Studenten leren
reflecteren op hun eigen functioneren en dat van
anderen binnen een groep.
•
•
•
•
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
presentatie
openbare eindpresentatie
stage
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
•
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
oriëntatie op S&L
verdiepingen & workshops
rechtsposities
kunnen adequate vormen van toetsing
kiezen en gebruiken en leerlingen van
feedback voorzien en hun informeren
over de toekomstige richting van hun
leren.
met ouders, verzorgers en andere
professionals werken om het potentieel
van leerlingen te realiseren.
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
project Cultreis
zijn in staat om samen te werken met
collega’s in de planning en uitvoering
van onderwijs.
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
project Cultreis
•
•
•
•
SVO (& portfolio)
stage (reflectie daarop)
LIO-eindgesprek
oriëntatie op S&L
zijn in staat om een variatie aan juiste
werkvormen, uitgangspunten en
structuren te hanteren die leerlingen
ondersteunen, uitdagen en verder
brengen in hun kennis en
vaardigheden.
hebben kennis van een reeks van
bronnen voor leren en doceren en
kunnen materiaal op een juiste manier
gebruiken en zelf ontwerpen.
8
faciliteren in onderwijssituaties helder
en adequaat taalgebruik en andere
vormen van communicatie.
9
zijn in staat leersituaties te analyseren
en te plannen met de bedoeling
ontwikkeling bij leerlingen te
realiseren.
hebben een goede kennis van de
leerdoelen en inhoud van het huidige
curriculum en van het onderwijsbeleid,
de uitgangspunten en praktische
uitwerkingen die deze ondersteunen.
10
11
12
13
C
Studenten zullen weliswaar niet zo vaak
geconfronteerd worden met situaties waarin met
ouders of verzorgers moet worden overlegd.
Mogelijk komt dit wel in de LIO-stage voor. Overleg
met andere professionals komt wel duidelijk aan de
orde, zowel in de stage als in bijvoorbeeld
projecten.
Binnen de opleiding wordt bijvoorbeeld aandacht
besteed aan gesprekstechnieken.
Er zijn veel situaties waarin de student leert
samenwerken. Stages vinden veelal plaats in duo’s,
maar ook tijdens methodiek en
onderwijspedagogiek werken studenten samen aan
educatieve opdrachten. De Cultreis is een langdurig
samenwerkingsproject.
Generieke kennis en vaardigheden
1
Bij het afsluiten van hun studie,
beginnende leraren
zijn in staat om hun persoonlijke
waarden uit te drukken die de basis
zijn van hun professionele
ontwikkeling.
Aansluitend op de vaardigheid te kunnen aangeven
hoe ze zich verhouden tot het muzikale domein,
wordt van studenten ook gevraagd dat te kunnen
ten aanzien van hun studie en beroep in het
•
•
•
openbare eindpresentatie
methodiek
onderwijspedagogiek
algemeen. Het schrijven van het persoonlijk credo,
de studie-evaluaties, portfolio, e.d. dragen daartoe
bij, maar ook binnen de lessen speelt deze
vaardigheid een rol.
2
evalueren voortdurend en reflecteren
op hun eigen praktijk en hebben
effectief studievaardigheden
verworven die hen helpen systematisch
aan professionele ontwikkeling te
werken.
•
•
•
•
•
•
SVO
openbare eindpresentatie
stage (reflectie daarop)
LIO-eindgesprek
openbare eindpresentatie
oriëntatie op S&L
De student schrijft twee keer per jaar een studie
evaluatie en bespreekt deze met de
tutor/coördinator van de afdeling. Onderdelen
ervan worden ook besproken met de betreffende
docenten, bijvoorbeeld die van het
hoofdinstrument.
3
handelen zelfstandig en nemen
initiatief om uitdagingen op een juiste
manier aan te gaan.
4
hebben een constructieve kritische
benadering van innovatie en zijn in
staat zich flexibel aan te passen aan
nieuwe praktijken.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
keuzeprogramma’s
vrije activiteiten
LIO-stage
openbare eindpresentatie
openbaar recital
projecten
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
verdiepingen
oriëntatie S&L
De opleiding stimuleert het nemen van persoonlijke
initiatieven door het afstemmen van onderdelen van
het programma op de voorkeuren en wensen van de
student. Ook ten aanzien van projecten als The
Case, de Cultreis, voorspeelavonden speelt het
persoonlijk initiatief een belangrijke rol.
Binnen de opleiding is aandacht voor nieuwe(re)
vormen van onderwijs tijdens de onderwijskundige
vakken, maar ook tijdens de stage wordt de student
geconfronteerd met verschillende vormen van
onderwijs (bv. brede school, CMM, etc.)
5
dragen bij aan de school als lerende
organisatie en kunnen daarin
verschillende rollen innemen.
•
•
stage
methodiek
6
kunnen bijdragen aan onderzoek van
aspecten die relevant zijn voor de
eigen beroepspraktijk, het
muziekonderwijs in het algemeen en
bredere educatieve contexten.
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
verdiepingen
openbare eindpresentatie
7
werken samen met collega’s om bij te
dragen aan curriculum ontwikkeling en
innovatie.
8
kunnen deelnemen in collegiaal overleg
door goed te luisteren om de
perspectieven van anderen te
begrijpen en het verwoorden van eigen
standpunten.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
methodiek
onderwijspedagogiek
stage
Cultreis
The Case en andere projecten
methodiek
onderwijspedagogiek
tal van overleg situaties
stage
Met name tijdens de LIO-stage wordt van de student
verwacht dat hij alle bij het leraarschap behorende
rollen inneemt (bijwonen van vergaderingen,
studiedagen).
De student leert op bescheiden schaal vaardigheden
die noodzakelijk zijn voor een onderzoekende
houding. Het gaat dan om analyseren, het
selecteren en omgaan met relevante bronnen,
verslaglegging, etc. Er is ook aandacht voor meer
expliciete onderzoeksvaardigheden zoals het
formuleren van een probleemstelling, interviewen,
enquêteren, etc. In het vierde studiejaar geeft de
student een openbare presentatie op basis van een
bescheiden onderzoek.
Over samenwerken is hierboven al het nodige
gezegd.
10.3
Idem.
Ook komen gesprekstechnieken expliciet aan de
orde in het vak onderwijspedagogiek.
Leerlijnen
De drie sectoren Learning Outcomes (A, B, C) leveren drie leerlijnen op die elkaar deels
overlappen. Het gaat om de muzikaal artistieke (vgl. L.O. deel A), de pedagogische didactische
(vgl. L.O. deel B) en de generieke leerlijn (vgl. L.O. deel C).
Hieronder wordt elke leerlijn schematisch weergegeven. Onder de kop ‘afsluiting + jaar’ staan de
eindexamens en eindtentamens en het betreffende jaar waarin dat plaatsvindt. Daar waar achter
een vak geen afsluiting wordt genoemd, wordt een andere vorm van afsluiting toegepast. Zie
daarvoor 9.2.2 Overzicht. Het is ook mogelijk dat een vak een bijdrage levert aan een bepaalde
leerlijn maar dat die bijdrage niet specifiek binnen de ‘muren van dat vak’ getoetst wordt.
Bijvoorbeeld het vak methodiek bij de pedagogische didactische leerlijn (component: uitvoerende)
traint vaardigheden die uiteindelijk in de stage worden beoordeeld.
Per leerlijn (per component) wordt met enkele voorbeelden aangeven hoe die lijn is opgebouwd.
Het gaat daarbij om aspecten van complexiteit, (zelf-)sturing en (micro, meso, macro)-niveau.
De muzikaal artistieke leerlijn. Deze leerlijn kent drie componenten:
- de uitvoerende (gericht op zingen, spelen en leiding geven)
- de creatieve (gericht op schrijven)
- de theoretische (gericht op horen en kennen)
Muzikaal artistieke leerlijn: de uitvoerende
vak
studiejaar
1
2
afsluiting + jaar
3
4
leiden van creatieve
leerprocessen
presentatie
hoofdinstrument
4: OR
zang
liedbegeleiding
4: tentamen
koorzang
ensembleleiding
3: tentamen
practicum lm
1,2,3:
SM&TheCity
afrikaans slagwerk
project the case + vsa’s
4: OR
keuzeprogramma 4
4: OR
Van start tot eindpunt
Binnen de uitvoerende component van de muzikaal artistieke leerlijn kom je drie aspecten tegen: techniek (houding en
fysieke controle, coördinatie, toonkwaliteit, articulatie en leesvaardigheid), interpretatie en voordracht (stijlbewustheid,
smaakvolle interpretatie, creativiteit, expressie en presentatie) en regulatieve vaardigheden (focussen, zelfstandigheid,
controle op studeren en uitvoeren, omgaan met feedback, motivatie en planning). In principe spelen alle drie de aspecten
bij elk vak in meer of mindere mate een rol.
Gedurende de gehele opleiding wordt bij het vak presentatie gewerkt aan fysieke bewustwording. De basis van gezond
musiceren en lesgeven. Bewustwording van houding en presentatie staan daarbij voorop.
De instrumentale/vocale vakken werken gedurende de studie aan een ontwikkeling op het gebied van alle drie de aspecten.
Zie daarvoor ook de formulieren Studievoortgang Hoofdinstrument. Afhankelijk van het aanvangsniveau van de student en de
eventuele problemen wordt in het algemeen in eerste instantie gewerkt aan een technische basis, het wegnemen van
eventuele belemmeringen. Het komt geregeld voor dat studenten een verkeerde techniek hebben aangeleerd waardoor ze
belemmerd worden in hun mogelijkheden en omscholing kost tijd. Vanaf de aanvang wordt ook gewerkt aan regulatie. Dit
vindt plaats binnen de instrumentale/vocale lessen en binnen het studievoortgangoverleg. ‘Leren studeren op je instrument’
blijft gedurende het 1e jaar een belangrijk gespreksonderwerp. Wanneer de technische basis voldoende vrijheid geeft om de
focus ook op voordracht te richten wordt dit een derde aandachtspunt. Studenten nemen deel aan de verschillende
voorspeelavonden om muzikale voordracht te oefenen. Een belangrijk moment is het ‘voorspeelmoment’ aan het einde van
het 2e en 3e jaar. Iedere student presenteert een programma van 15 minuten en speelt dat voor aan publiek en een
commissie. Na het spel krijgt de student openbaar reflectie op zijn spel. Het B-gedeelte van het formulier Studievoortgang
Hoofdinstrument wordt dan ingevuld. Uiteindelijk wordt toegewerkt naar een openbaar recital van 30 à 40 minuten (in zijn
keuzeprogramma kan de student extra studie- en examentijd organiseren) aan het einde van zijn studie. In nauw overleg
met zijn jaargenoten organiseert de student dit recital zelfstandig.
Alle examens/tentamens en voorspeelavonden (behalve het propedeusetentamen) zijn openbaar en op de locatie waar het
hoort. Muziektheater The Case hoort in de theaterzaal, SM&TheCity (afsluitingen van lichte muziek practicum) in een
muziekcafé in de stad, de Avond van het Lied in een besloten omgeving. De organisatie ervan is in handen van de studenten.
Het vak liedbegeleiding neemt een bijzondere plek in. Dit vak is namelijk specifiek gericht op het kunnen begeleiden van
liederen in de praktijk. Daar, in de stage, krijgt de student ook een deel van zijn feedback. Maar omdat wij er waarde aan
hechten dat de student zich voortdurend bewust is van zijn muzikaal artistieke voortrekkersrol, laat hij zich ieder jaar horen
in de Avond van het Lied en sluit hij het vak met een openbaar concertje van 25 minuten af. Daarmee is liedbegeleiding een
prachtig voorbeeld van een vak met een muzikaal/didactische inhoud.
Muzikaal artistieke leerlijn: de creatieve
Vak
studiejaar
1
2
afsluiting + jaar
3
4
leiden van creatieve
leerprocessen
a.t.v.: harmonie
arrangeren
3: tentamen
componeren
3: tentamen
practicum lm
toegepaste
muziektechnologie
keuzeprogramma 4
4: OR
Van start tot eindpunt
De creatieve schrijflijn heeft een technisch aspect (het beheersen van) en een creatief aspect (het toepassen in een eigen
vorm). Het begint met eenvoudige technische harmonieopdrachten (a.t.v.) in het 1e jaar. In het 2e en 3e jaar worden deze
opdrachten complexer en vergroten daarmee het technisch vermogen tot schrijven. In het 2e jaar voegt zich het vak
arrangeren ernaast, de focus ligt dan vooral op technisch arrangeren (het correct kunnen arrangeren van een speelstuk voor
de onderbouw van het v.o.). In het 3e jaar verschuift die focus naar creatief en smaakvol arrangeren (een arrangement voor
een koor en een eigen ensemble). Het vak componeren vergroot de creatieve mogelijkheden en eindigt met het maken van
je eigen masterpiece.
Zijn de opdrachten aanvankelijk eenvoudig en docentgestuurd, aan het einde gaat het om complexe praktijkrelevante en
door de student zelfstandig vormgegeven opdrachten.
Studenten sluiten deze leerlijn af aan het einde van het 3e studiejaar. Een student die deze vaardigheid wil vergroten kan 1
of 2 vakken opnemen in zijn keuzeprogramma van het 4e jaar. Hij demonstreert het geleerde dan op zijn openbaar recital.
De vakken practicum lichte muziek, het leiden van creatieve leerprocessen en toegepaste muziektechnologie voeden op hun
eigen wijze het creatief denken. Binnen die vakken wordt voortdurend appèl gedaan op het zoeken naar creatieve
oplossingen.
Muzikaal artistieke leerlijn: de theoretische
vak
studiejaar
1
2
afsluiting + jaar
3
4
a.t.v. + aml + sp
arrangeren
3: tentamen
muziekgeschiedenis
componeren
3: tentamen
keuzeprogramma 4
4: tentamen
Van start tot eindpunt
De theoretische component heeft met name een voedende en inzichtgevende functie.
Dat wat muzikaal artistiek beoefend wordt heeft kennis, inzicht en didactische vertaling (woorden) nodig. Studenten moeten
weten waarom ze iets doen en moeten in staat zijn dat uit te leggen aan anderen.
De opbouw van kennis start in het 1e studiejaar. Het gaat daarbij om muziektheoretische en muziek- en cultuurhistorische
kennis. Naarmate de studie vordert worden steeds meer verbanden aangebracht en groeit het aantal vakken waarin dat op
verschillende wijze wordt beoefend. Het hanteren van kennis en inzicht wordt nu duidelijk een vaardigheid. Tevens worden
de studenten bij deze vakken en bij het vak methodiek uitgedaagd om zich in korte presentaties te verwoorden en
verantwoorden.
In het vierde studiejaar heeft de student de mogelijkheid om zijn theoretische basis naar eigen inzicht uit te breiden.
De pedagogische didactische leerlijn. Deze kent twee componenten:
- de uitvoerende (gericht op kunnen)
- de theoretische (gericht op kennen)
Pedagogische didactische leerlijn: de uitvoerende
vak
studiejaar
1
2
afsluiting + jaar
3
4
methodiek practicum +
didactiek zingen
leiden van creatieve
leerprocessen
stage
4: lioeindgesprek
presentatie
ensembleleiding
3: tentamen
project cultreis:
leiding geven
keuzeprogramma 4
4: evaluatie
van de reis
4: lioeindgesprek
vrije activiteiten
Van start tot eindpunt
Het belangrijkste en verreweg grootste aspect is hier de stage (in combinatie met methodiekpracticum). De stageopdrachten
(zie stageboek) behorende bij het 1e jaar zijn relatief klein en eenvoudig en worden in het practicum beoefend en
besproken. De focus ligt op algemene vaardigheden (zoals het vertellen van een verhaal en het geven van een instructie) en
op vakspecifieke vaardigheden zoals het aanleren van een lied en het organiseren van een speelstuk. De studenten brengen
deze opdrachten in de basisschool in praktijk.
In het 2e studiejaar, het zogenaamde didacticum, staat de didactiek van het musiceren, het componeren en het luisteren
centraal. De stageopdrachten zijn specifieker op het vakgebied gericht en worden complexer. De stage is gericht op de
onderbouw van het v.o.
In het 3e jaar oriënteert de student zich in de bovenbouw van het v.o. en kiest en organiseert hij zelfstandig een vrije stage.
De opdrachten zijn nu groot en natuurgetrouw (bijvoorbeeld geef meerdere lessen na elkaar).
In zijn 4e studiejaar loopt de student zijn leraar in opleiding stage. Gedurende de eerste weken neemt hij de lessen van zijn
coach in toenemende mate over om vervolgens zelfstandig te functioneren.
In onze hervormingsplannen voor 2010 – 2011 gaat de huidige stagevorm voor een deel op de schop. We willen beter dan nu
kunnen aansluiten op de vraag uit de beroepspraktijk. In het 1e studiejaar zal de vaste stage in het p.o. vervangen worden
door een serie projecten waarbij de studenten in de verschillende geledingen van de praktijk actief worden. Tevens
overwegen we om al in de hoofdfase een intensievere stage in te bouwen. We willen door de veranderingen bereiken dat de
studenten meer ervaringen opdoen in de buitenschoolse gebieden en de mogelijkheid tot ‘studeren op maat’ te vergroten.
Binnen deze leerlijn is er nog een component gericht op leiding geven. Dat begint reeds in het 1e jaar bij het
methodiekonderdeel ‘didactiek zingen’ (het aanleren van liederen). Dat krijgt een direct vervolg in het 2e jaar.
In het 3e jaar krijgt de student de vakken ‘ensembleleiding’ en ‘leiden van creatieve leerprocessen’. Bij ensembleleiding
verfijnt hij zijn techniek op het gebied van dirigeren en hij sluit dit vak af met een openbaar concert. Bij leiden van
creatieve leerprocessen leert hij initiatief te nemen in een workshopsetting. Dit vak sluit hij af met een project in de
praktijk.
In het project Cultreis leert de student volledig zelfstandig beslissingen te nemen en leiding te geven aan zijn
medestudenten.
Het onderdeel ‘vrije activiteiten’ wordt vrijwel altijd door studenten ingezet binnen deze leerlijn. Het lesgeven op het eigen
instrument buiten het instituut om of het organiseren en rondleiden van groepen leerlingen binnen het instituut.
De student heeft de mogelijkheid om in zijn 4e studiejaar een bepaald facet verder te trainen in het kader van zijn
keuzevakken. Bijvoorbeeld een extra stageactiviteit zoals intensieve begeleiding door een b.o.s. (begeleider op school).
Pedagogische didactische leerlijn: de theoretische
vak
studiejaar
1
methodiek
2
afsluiting + jaar
3
4
openbare eindpresentatie
4: OE
onderwijspedagogiek
muziekfilosofie
oriëntatie op studie en
loopbaan & Intro 1
Van start tot eindpunt
Vanaf het 1e studiejaar ontwikkelt de student een onderwijskundige kennisbasis bij de vakken methodiek en
onderwijspedagogiek. Kennis over (muziek)onderwijs, over leren, over doelgroepen et cetera.
De theoretische lijn loopt min of meer parallel aan de praktische lijn. De onderwerpen zijn direct betrokken op de stages die
de studenten lopen. Zo staat in het 1e studiejaar de methodiek van het basisonderwijs centraal en gaat onderwijspedagogiek
in op ‘het leren van de leerling’, ‘het pedagogisch handelen van de docent’ en ‘het voorbereiden van lessen’. Als studenten
in hun 2e jaar stage lopen in het v.o. dan gaat methodiek specifiek in op de didactiek van het lesgeven (musiceren,
componeren, luisteren) en onderwijspedagogiek behandelt ‘vaardigheden die effectief leren bevorderen’ en ‘multiculturele
aspecten van onderwijs’.
In het 3e jaar (stage in v.o. bovenbouw + vrije stage) staat de methodiek van muziek examenvak/ckv centraal, en komen
‘zwaardere’ onderwerpen als ‘toetsen, beoordelen en beslissen’, ‘visies op onderwijs’ en ‘onderwijsplanning en leraarschap’
aan de orde.
En in zijn lio-stagejaar ontwikkelt de student onderwijskundig materiaal voor zijn stage bij methodiek, oefent hij het leiden
van een gesprek/discussie n.a.v. een zelf in te leiden muziekpedagogisch onderwerp, en verdiept hij zich in
‘onderzoeksvaardigheden’ en ‘onderwijsbeleid’.
Tot slot bereidt de student zijn openbare eindpresentatie voor. Dit traject bewandelt hij zelfstandig, docenten coachen op
aanvraag. Ten minste twee maal legt hij verantwoording af door het schrijven van een paper. Zie verder 9.6.3. Openbare
Eindpresentatie. En met zijn openbare eindpresentatie sluit de student deze leerlijn af.
Het onderdeel Oriëntatie op studie & loopbaan is in het leven geroepen om studenten kennis te laten nemen van het brede
beroepenveld. Door vanaf zijn 1e jaar op bezoek te gaan in de verschillende vormen van muziekeducatie bouwt de student
zijn kennis over de beroepspraktijk op.
De generieke leerlijn. Deze kent drie componenten:
- de persoonlijke (gericht op reflecteren en ontwikkelen)
- de interpersoonlijke (gericht op communiceren, organiseren en samenwerken)
- de formele (gericht op studeren en onderzoeken)
Generieke leerlijn: de persoonlijke
vak
studiejaar
1
2
afsluiting + jaar
3
4
methodiek &
muziekpedagogisch credo
openbare eindpresentatie
4: lioeindgesprek
4: OE
onderwijspedagogiek
muziekfilosofie
stage & lio-overleg 4
4: OE
4: lioeindgesprek
presentatie
svo: reflecties
Van start tot eindpunt
Direct bij de start worden studenten gevraagd naar het ‘waarom’ van hun keuze. En deze waarom-vraag blijft gedurende de
hele opleiding een prikkelende rol spelen. We willen dat studenten zich bewust worden van het waarom van hun handelen.
Twee maal per jaar reflecteren de studenten via het formulier Studievoortgang Algemeen en het bijbehorende gesprek op
hun studie. Zaken als motivatie, focus, sterkte-zwakte en ook welbevinden worden besproken.
Naast het feit dat de vraag naar visie en verantwoording frequent binnen de lessen aan bod komt wordt de student drie maal
in zijn studie uitgedaagd om zijn visie te verwoorden in de zogenaamde muziekpedagogische credo’s. Zie verder daarover 5.
Muziekpedagogisch denken binnen de opleiding Docent Muziek.
Twee andere ‘grote’ momenten van reflectie zijn het LIO-eindgesprek en de Openbare Eindpresentatie. In het LIOeindgesprek blikt de student terug naar zijn stageverleden en blikt hij vooruit naar zijn mogelijke toekomst. Hij laat dan
zien over welk vermogen tot reflecteren hij bezit. In de Openbare Eindpresentatie kan hij dit vermogen wat algemener
toepassen.
Daarnaast wordt de student tweemaal jaarlijks gevraagd om te reflecteren op het onderwijsaanbod, en op de verschillende
(eenmalige) projecten. Ook daarbij leert de student zijn standpunt te bepalen en eventueel te verwoorden.
Generieke leerlijn: de interpersoonlijke
vak
studiejaar
1
2
afsluiting + jaar
3
4
methodiek & onderw-peda
openbare eindpresentatie
4: OE
stage
4: lioeindgesprek
presentatie
ensembleleiding
3: tentamen
leiden van creatieve
leerprocessen
practicum lm
project cultreis: organisatie
4: evaluatie
van de reis
project the case
vsa’s: organisatie
vrije activiteiten
Van start tot eindpunt
Communiceren is een kernactiviteit gedurende de hele opleiding. De student moet zich uiteindelijk verbaal en non-verbaal
goed en gevarieerd kunnen uitdrukken. Verbaal speelt dat bij elke onderwijsactiviteit een rol. Met name bij de vakken
methodiek, onderwijspedagogiek, presentatie en stage wordt dit beoefend aan de hand van opdrachten. Van het voorlezen
van teksten en verhalen, het houden van presentaties tot en met het organiseren en leiden van discussies.
Non-verbale training is er vooral bij de vakken presentatie en de genoemde musiceervakken. Studenten moeten met name
muzikale boodschappen non-verbaal kunnen aangeven. Zij laten dat bijvoorbeeld zien bij de afsluiting van ensembleleiding
en natuurlijk bij de verschillende presentaties (ook in de stages) waaronder de Openbare Eindpresentatie.
Ook organiseren is een activiteit die door de hele studie plaatsvindt. Binnen het SVO is het een vast onderwerp voor
eerstejaars (het leren organiseren van de studie), tweedejaars (het organiseren van alle voorspeelavonden en lokaalbeheer)
en derdejaars (het organiseren van de Cultreis). Vierdejaars moeten een deel van hun studieprogramma alsmede de
eindpresentaties organiseren (keuzevakken, LIO-stage, OR en OE).
Samenwerken vindt zijn hoogtepunt in de Cultreis. Aan het begin van het vierdejaar voeren de vierdejaars deze grote
opdracht uit, zij hebben er dan een jaar aan gewerkt. De samenwerking wordt vooraf besproken en tussentijds en aan het
einde met en door alle deelnemers grondig geëvalueerd. Gedurende het vierde jaar werken de studenten tevens samen aan
een educatief project (materiaal ontwerpen). Samenwerken begint in het eerste jaar met kleine opdrachten uitvoeren
(presentaties in methodiekpracticum, duostages, en bij de verschillende praktische vakken) en heeft jaarlijks meerdere
grotere oefenmomenten (The Case, SM&TheCity).
Generieke leerlijn: de formele
vak
studiejaar
1
2
afsluiting + jaar
3
4
methodiek
onderwijspedagogiek
openbare eindpresentatie
4: OE
hoofdinstrument
Van start tot eindpunt
Leren studeren is met name in het 1e jaar aandachtspunt in het SVO. Groepsgesprekken en ook individuele gesprekken (o.a.
naar aanleiding van de formulieren Studievoortgang) over duur, focus, intensiteit, planning en ook samenwerking. Speciale
aandacht is er voor het studeren op het hoofdinstrument, waarbij afhankelijk van de behoeften en problemen van de groep
een cursus aangeboden kan worden. Studeren op het hoofdinstrument (en ook voor de andere praktische vakken) behoeft
aandacht en daarom wordt dit speciaal tweejaarlijks (formulier Studievoortgang Hoofdinstrument) besproken.
Een grote mate van zelfstandigheid moet de student gedurende zijn 4e studiejaar tonen. Naast zijn individuele studie voor
de Openbare Eindpresentatie heeft hij enkele individuele vakken die hij zelfstandig moet managen.
Voor zijn Openbare Eindpresentatie heeft de student enige vaardigheid in onderzoeken nodig. Daartoe krijgt hij bij aanvang
van het 4e jaar een serie instructielessen (bij onderwijspedagogiek/filosofie). In de jaren daarvoor zijn er verschillende
kleinere opdrachten die uitnodigen tot een onderzoekende houding. Zo wordt in het 1e studiejaar begonnen met close
reading, het leren analyseren van artikelen, en vanaf het 2e studiejaar voert de student in zijn stage enkele opdrachten uit
met een onderzoekend karakter.
Download