Leeswijzer Caribisch gebied en Nederland

advertisement
Defensie
Militair-Historische
Leeswijzer
Caribisch gebied en
Nederland
Nederlands Instituut voor
Militaire Historie
Inleiding
Het Caribisch gebied heeft een veelbewogen militaire geschiedenis sinds Europese veroveraars zich, in het kielzog
van Columbus’ ontdekkingsvloot, na 1492 meester maakten van de eilanden. Ook Nederland deed zich daarbij gelden. Het bezette tussen 1630 en 1640 Curaçao, Bonaire,
Aruba, Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba. In de geschiedenis van deze zes eilanden bleef de Nederlandse krijgsmacht een rol van betekenis spelen. Vloot en garnizoen bewaakten de koloniale maatschappelijke orde en verdedigden de eilanden tegen buitenlandse agressie. Die laatste
taak vervult de Nederlandse krijgsmacht nog steeds, zij het
dat de internationale en nationale constellatie sedert de zeventiende eeuw drastisch is gewijzigd. De vroegere koloniën zijn sinds 1954 zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. De Nederlandse krijgsmacht
waakt echter over de veiligheid van het grondgebied van
de Beneden- en Bovenwindse Eilanden. Ook kan Defensie,
op verzoek van de betrokken regering, militaire bijstand leveren.
Deze leeswijzer is samengesteld op verzoek van de commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied. Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie heeft graag aan deze
vraag voldaan. Uitgangspunt is dat de geschiedenis van de
Nederlandse Antillen en Aruba en het aandeel van de Nederlandse krijgsmacht daarin toegankelijk moeten zijn,
zeker voor militairen die daar dienen. Een goed inzicht in de
wortels van de maatschappij waarin en waarvoor men
werkt en in haar militaire geschiedenis is onontbeerlijk voor
een moderne, professionele militair. Om die reden zullen de
samenstellers van deze leeswijzer binnen afzienbare tijd
ook zorg dragen voor een studie over de militaire geschiedenis van de zes eilanden.
Voor deze Militair-Historische Leeswijzer Caribisch gebied
en Nederland zijn ruim zeventig recente boeken geselecteerd, onderverdeeld in zeven categorieën. Zoals gebruikelijk duidt het aantal sterren voor de titel de oplopende
moeilijkheidsgraad aan. De geselecteerde boeken zijn verkrijgbaar via de boekhandel, bestelbaar of te downloaden
via internet, dan wel te raadplegen bij de defensiebibliotheken. De digitale versie van deze leeswijzer is ook in te zien
op de website van het NIMH (www.nimh.nl).
Directeur Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Drs. P.H. Kamphuis
Algemeen
* * * The Caribbean. The Genesis of a Fragmented Nationalism/Franklin W. Knight (New York/Oxford, 1990, 2e
dr.) ISBN 9780195054415; 389 blz.
* A Brief History of the Caribbean. From the Arawak and
Carib to the Present/Jan Rogozinski (New York, 2000)
ISBN 0452281938 (pbk); 415 blz.
De Nederlandse Antillen en Aruba maken deel uit van het
Caribisch gebied. Maar bestaat er wel zoiets als ‘het Caribisch gebied’ en wat verbindt de regio dan. In zijn klassiek
geworden studie stelt de Jamaicaanse historicus Knight dat
de gedeelde geschiedenis van slavernij, plantagelandbouw
en kolonialisme de eilandenboog tot één cultuurgebied
smeedt. De integratie kreeg vorm na 1600. Toen veranderden de Europese kolonisatoren de eilanden in zeer winstgevende exploitatiekolonies door grootschalige plantagelandbouw op basis van goedkope slavenarbeid. De samenleving werd gekenmerkt door een piramidaal kastenstelsel:
bovenaan de blanke planterselite, daaronder de vrije gekleurden en aan de basis de zwarte Afrikaanse slaven. Door
deze diepe sociaal-economische en raciale kloven en de koloniale verkaveling van de regio was desintegratie tegelijkertijd ingebakken. De Haïtiaanse revolutie van 1791
vormde het startpunt van een moeizaam en gevarieerd
proces van sociale emancipatie en staats- en natievorming
in de regio, dat nog steeds gaande is. Aan de hand van een
aantal voorbeelden demonstreert Knight hoe versplinterd
en soms ook halfslachtig het nationalisme in het Caribisch
gebied is en hoe overgeërfde kleur-, ras- en klassentegenstellingen de ontwikkeling van een nationale identiteit bemoeilijken. Rogozinski biedt in A Brief History of the Caribbean minder visie dan Knight, maar wel heel veel wetenswaardigheden over de geschiedenis van het Caribisch ge-
bied. Gepresenteerd in overzichtelijke hoofdstukjes met
een prima register een aanrader voor wie snel historische
informatie nodig heeft.
* * * Understanding the Contemporary Caribbean/Richard
S. Hillman en Thomas J. D’Agostino red. (Boulder/Londen,
2003) ISBN 1555879594; 393 blz.
De gemeenschappelijke erfenis van kolonialisme, slavernij en plantage-economie bindt ook volgens de politicologen Hillman en D’Agostino de hedendaagse Caribische
wereld. Maar in de door hen geredigeerde bundel bespreekt een keur aan specialisten vooral hoe uiteenlopend met die erfenis wordt omgesprongen in verschillende Caribische samenlevingen. Na een korte geografische
en historische schets wordt in negen hoofdstukken ingegaan op politieke, sociale, economische en culturele thema’s. Op politiek terrein wordt de ontwikkeling van het
democratisch bestel met typisch Caribische trekken als
het cliëntelisme besproken, evenals de alom tegenwoordige invloed van de Verenigde Staten en de strijd tegen
de drugshandel, inclusief de omstreden shiprider overeenkomsten. Regionale economische samenwerking, de
grootscheepse migratiestromen en de maatschappelijke
positie van vrouwen komen eveneens aan de orde, als
mede ecologische problemen. Ook de zoektocht naar de
Caribische en nationale identiteiten wordt geanalyseerd,
resulterend in verschillende typen cultuurpolitiek bedoeld
om ondanks de sociaal-economische en etnisch-raciale
diversiteit een ideële eenheid te smeden. De hoofdstukken over literatuur en volkscultuur, en het bloeiende religieuze leven illustreren deze culturele zoektocht. Alle opstellen zijn bedoeld als een eerste wetenschappelijke
kennismaking, hebben een heldere opbouw, maar ook
een hoge informatiedichtheid.
* * Het paradijs overzee. De ‘Nederlandse’ Caraïben en
Nederland/Gert Oostindie (Amsterdam, 1997) ISBN
9035119436; 386 blz.
* * * Paradise Overseas. The Dutch Caribbean: Colonialism and its Transatlantic Legacies/Gert Oostindie (Oxford,
2005) ISBN 1405057130; 204 blz.
In Het paradijs overzee heeft de toonaangevende Nederlandse historicus Gert Oostindie tien opstellen gebundeld
over de geschiedenis van de vroegere Nederlandse Caribische koloniën: de Antillen en Suriname. Zeven zijn er na revisie verzameld in Paradise Overseas. Oostindie belicht een
aantal spraakmakende thema’s, zoals slavernij, dekolonisatie en natievorming. Door het vergelijkend perspectief tussen de Antillen, Suriname en de rest van het Caribisch gebied scherpt hij zijn betoog. Leidraad is de vraag naar de
oorsprong en consequenties van de verscheidenheid aan
etniciteit, kleur, klasse en nationaliteit in beide oud-koloniën en de kloof tussen hen en Nederland. Suriname groeide uit van een doorsnee Caribische plantagekolonie tot een
etnisch verzuilde maatschappij door de grootschalige aanvoer van Aziatische contractarbeiders. Op de eilanden
weken de ongelijksoortige samenlevingen om diverse redenen af van de gangbare Caribische slavenmaatschappij.
Kleur en klasse bepaalden al vroeg de sociale rangorde. Tegenwoordig voeden ook nationaliteit (c.q. ‘landskind’) en
cultuur (o.a. taal) het maatschappelijk onderscheid. Deze
pluraliteit bemoeilijkt de ontwikkeling van een nationale
identiteit. Daaraan doet de grootscheepse migratie naar
Nederland ook geen goed. Op de Antillen speelt bovendien de tweeslachtige relatie met Nederland: het besef dat
men beter af is mèt dan zonder Nederland, terwijl tegelijkertijd de band met Nederland, die nooit hecht was, al snel
knelt.
* * De parels en de kroon. Het koningshuis en de koloniën/Gert Oostindie (Amsterdam, 2006) ISBN 9023422554;
192 blz.
Formeel heeft het koningshuis alleen constitutioneel betekenis voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De eilandbevolking hecht echter evenzeer aan het beeld van de koningin als beschermende en zorgzame moeder. Door engagement te tonen wint het koningshuis tegenwoordig aan belang als bindende factor in onze multiculturele samenleving. Koninklijke symboliek was vanaf de stichting van het
koninkrijk in 1815 een pijler voor het kweken van een ‘verbeelde gemeenschap’ in het Nederlandse koloniale rijk. De
parels en de kroon is de enige studie over de bijzondere
verhouding tussen het huis van Oranje-Nassau en de koloniën. Gert Oostindie verklaart de interne verdeeldheid en
ambivalente relaties van de koloniale samenlevingen in Indonesië, Suriname en de Antillen tot het moederland. De
opeenvolgende stadhouders, koningen en koninginnen
waren zelf ook niet allemaal in gelijke mate betrokken bij
de overzeese gebieden. Het koningshuis wortelde in de
West beter dan in de Oost. Om twee redenen: Suriname
en de Antillen waren het product van Nederlands kolonialisme. Leger, kerk, ambtenarij en onderwijs kweekten in
brede lagen van de bevolking verwantschap met Oranje en
het moederland. Daarnaast werd de meest ingrijpende
wending in de koloniale maatschappij, de afschaffing van
de slavernij, toegeschreven aan koning Willem III persoonlijk. De aparte katernen met foto’s weerspiegelen de rol van
verjaardagen, regeringsjubilea en staatsbezoeken voor de
versterking van dit Oranjegevoel.
* Geschiedenis van de Antillen: Aruba, Bonaire, Curaçao,
Saba, Sint Eustatius, Sint Maarten/L. Dalhuisen e.a.
(Zutphen, 2009) ISBN 905730628X [Verschijnt in november 2009].
Dit is een van de weinige boeken waarin de van oorsprong
zes Nederlandse Antilliaanse eilanden als één entiteit worden beschreven. De eerste druk dateert uit 1997; in november 2009 zal een herziene uitgave verschijnen. De herdruk bevat nieuwe onderzoeksgegevens, licht recente inzichten over de dekolonisatie toe en gaat dieper in op de
Caribische context van de eilanden. De opzet was en blijft
thematisch. Een scala aan Nederlandse en Antilliaanse auteurs behandelen onderwerpen als natuur en klimaat, de
inheemse indianenbevolking, de slavenhandel, Europese
invloeden, internationale betrekkingen, Antilliaanse culturele en politieke identiteit, ‘mei 1969’, de relaties tussen de
eilanden onderling en migratiestromen binnen de regio en
naar Nederland. Naast de grote lijnen krijgen interessante
of controversiële onderwerpen speciale aandacht in illustratieve teksten, bijvoorbeeld Tula, de strijd om het Papiaments en racisme. De interessante, kundige bijdragen en
talrijke afbeeldingen maken van dit naslagwerk een fraai
lees- en kijkboek over de geschiedenis van de Nederlandse
Antillen en Aruba.
* * Van kolonie tot koninkrijksdeel: de staatkundige ontwikkeling van de Nederlandse Antillen en Aruba van 1634
tot 1994/H.B. van Aller (Groningen, 1994) ISBN 9001045901;
631 blz. Ook te raadplegen via www.unimaas.nl (e-library digital archives UM publications).
In dit juridische proefschrift analyseert Van Aller de staatsrechtelijke relatie tussen Nederland en de Antilliaanse eilanden sinds de zeventiende eeuw. Die relatie was tot het
begin van de twintigste eeuw typisch koloniaal. Nederlandse economische motieven domineerden beleid en bestuur
op de Antillen, het bewind was autocratisch, steeds centralistischer en in wezen een verlengstuk van Den Haag. Na
1936 groeide een democratischer en na 1954, met het Statuut, ook post-koloniaal bestuursstelsel. Aan die moderne
ontwikkelingen is het grootste deel van deze studie gewijd.
Van Aller ontrafelt de dekolonisatie van de staatsrechtelijke
verbanden en legt uit hoe desondanks de botsende Nederlandse en Antilliaanse politieke culturen onvermijdelijk tot
politiek-bestuurlijke spanningen leiden. Waar Nederland de
nadruk legt op deugdelijk bestuur, floreert op de eilanden
het politieke cliëntelisme. Van Aller beperkt zich niet tot de
politiek-bestuurlijke relatie Antillen-Nederland. Ze gaat uitvoerig in op de geschiedenis van de staatkundige relaties
tussen het ‘land’, de Antillen, dat geen nationale identiteit
kent, en zijn samenstellende delen, de eilanden, die zich elk
meer natie voelen. Deze analyse van de politiek-bestuurlij-
ke integrerende en desintegrerende krachten mondt uit in
een pleidooi voor een veel ouder idee, een federale staatsopbouw.
* De Antillen bestaan niet. De nadagen van een fictief
land/Miriam Sluis (Amsterdam, 2004) ISBN 9035126866;
256 blz.
Reizend langs de zes eilanden en de geschiedenis van de
Nederlandse Antillen concludeert journaliste en Antillenwatcher Miriam Sluis in 2004 dat dit land een koloniale
constructie is, een ‘bedachte’ staat zonder natie. Toen
Aruba en daarna Sint-Maarten zich economisch ontwikkelden, hun identiteit door de bijbehorende stroom arbeidsmigranten in het gedrang kwam en het oude ‘hoofdeiland’
Curaçao genoeg had aan zijn eigen problemen, viel dit fictieve land uiteen. In zes trefzekere portretten typeert zij de
samenleving op ieder eiland en de opvattingen die er leven
over het Antilliaans en Koninkrijksverband. In ieder portret
verstopt zij onopvallend een flinke portie geschiedenis
waardoor het meer diepte krijgt. De zes reisverslagen worden afgewisseld met korte excursies in de belangrijkste naoorlogse geschiedenis van de Antillen en het Nederlandse
Antillenbeleid. Ze besluit haar rondreis met een bezoek aan
de trieste Falgabuurt in Antillengemeente Den Helder en
aan het ‘Haagse eiland’, waar desinteresse overheerst. Dit
boek is dan ook bedoeld voor een Nederlands publiek dat
de Antillen louter associeert met bolletjesslikkers en vakantiefolders. Wie snel, goed en op aangename wijze geïntroduceerd wil worden in de complexe, historische problemen
achter die stereotypen, kan bij deze reisleider terecht.
* De bewoners van Curaçao, vijf eeuwen van lief en leed
1499-1999/F.E. Gibbes, N.C. Römer-Kenepa, M.A. Scriwanek (Willemstad, 2002) ISBN 9990403279; 251 blz.
Met de Spaanse ontdekking van Curaçao in 1499 begon de
geschreven geschiedenis van het eiland. Ter herdenking
hiervan heeft het Nationaal Archief een rijk geïllustreerd
publieksboek uitgegeven over de geschiedenis van de ‘gewone’ Curaçaoënaar in dat halve millennium. De invalshoek is voornamelijk sociaal-economisch. Van een Spaanse
haciënda annex kapersstation groeide Curaçao vanaf 1654
uit tot een Nederlands centrum voor de slavenhandel. Minstens 86.000 Afrikanen werden via Curaçao verhandeld.
Ingegaan wordt op hun tijdelijk verblijf op Curaçao, de eigenaardige slavenhoudersmaatschappij die daar in de achttiende eeuw ontstond, het verzet, het verval en, in 1863,
de afschaffing van de slavernij. De zieltogende economie
leefde pas na de Eerste Wereldoorlog op door de komst
van de olie-industrie. De economische hausse bracht na
1945 ook de politieke en staatkundige emancipatie op
gang. Dit succesverhaal gold echter niet voor iedereen,
leerde de arbeidersrevolte van mei 1969. De schok bracht
een heroriëntatie teweeg op de eigen economie, politiek,
identiteit en cultuur. Dit ‘Antillianiseringsproces’ bleek echter geen medicijn voor de economische malaise die het vertrek van de olie-industrie in 1985 teweeg bracht. Het gelijktijdige vertrek van Aruba uit het Antilliaanse staatsverband maant volgens de auteurs eveneens tot politieke herbezinning.
* * De Curaçaose samenleving/René A. Römer (Curaçao,
2000) ISBN 9990402523; 104 blz.
* * * Di ki manera? A Social History of Afro-Curaçaoans,
1863-1917/Rose Mary Allen (Amsterdam, 2007) ISBN
9789066658516; 303 blz.
De Curaçaose socioloog Römer biedt een handzaam overzicht van de sociaal-culturele geschiedenis van Curaçao. De
Curaçaose samenleving wortelt in de gesegmenteerde slavenmaatschappij, met aan de top de protestantse en joodse bestuurs- en handelselite en aan de basis de grote groep
van Afrikaanse slaven. Deze verhouding bracht een specifiek heren-slavengedragspatroon voort. Typerend voor de
handelskolonie Curaçao was de kleinschaligheid van de slavernij en de snel groeiende groep vrije kleurlingen en exslaven, sociaal vooral geordend naar huidskleur. Door de
olie-industrie veranderde Curaçao na 1918 in hoog tempo
van een agro-commerciële in een industriële migrantensamenleving. Daardoor groeide ook een blanke en gekleurde
inheemse middenklasse, die de motor was achter het succesvolle streven naar politieke autonomie. De grote AfroCuraçaose bevolkingsgroep profiteerde veel minder van de
toegenomen welvaart. Haar emancipatie begon pas met de
revolte van 1969. Sindsdien transformeerde het vakbonds-
wezen zich tot een belangrijke politieke machtsfactor.
Römer geeft ook een bondige introductie in de creoolse
cultuur en de karakteristieke wijze van gezinsvorming. De
Curaçaose cultureel antropologe Allen onderzoekt de onderbelichte geschiedenis van de Afro-Curaçaoenaars direct
na de afschaffing van de slavernij. Zij laat de worsteling
zien van de voormalige slavenbevolking met kerk en overheid, onder andere belichaamd in de militaire politie.
* * Ken ta Arubiano? Sociale integratie en natievorming
op Aruba 1924-2001/Luc Alofs en Leontine Merkies
(Oranjestad, 2001) ISBN 9990481105; 247 blz.
Meer nog dan op Curaçao speelt olie een hoofdrol in de
sociale geschiedenis van het twintigste-eeuwse Aruba, beschreven door de antropologen Luc Alofs en Leontine Merkies. In het kielzog van de Lago-oliemaatschappij overspoelden na 1924 duizenden Afro-Caribische gastarbeiders
de kleine, agrarische Arubaanse gemeenschap met zijn atypische, relatief grote indiaanse en kleine Afrikaanse inbreng. Etnische spanningen tussen deze donkere emigrantengroepen en de blankere autochtone Arubanen, die de
economische concurrentie niet goed aankonden, waren het
resultaat. Langs deze etnische lijnen ontwikkelde zich ook
het politieke partijleven, inclusief de patronagerelaties.
Alofs en Merkies stellen dat het langdurige streven naar separacion dan ook meer was dan Arubaans nationalisme tegenover Curaçaose dominantie. Bettico Croes’ MEP was
tevens de hefboom voor de economische en culturele
emancipatie van de autochtone plattelands-Arubanen. Zij
zagen zich als de ‘enige echte Arubanen’ die ‘hun’ eiland
opeisten. Sociale integratie tussen deze ‘oude’ bevolkingsgroepen vond heel opmerkelijk wel plaats na 1985. Toen
maakte de olie plaats voor de toeristenindustrie, die een
nieuwe golf migranten naar Aruba bracht. Opnieuw werd
een etnische scheidslijn getrokken, maar nu tussen zij-‘buitenlanders’ tegenover wij, autochtone èn ‘Lago’-Arubanen.
1600-1795: handel, slavernij en kaapvaart
* * De geschiedenis van de WIC/Henk den Heijer (Zutphen,
2007, 3e dr.) ISBN 9789057304781; 208 blz.
Wie belangstelling heeft voor de Nederlandse expansiegeschiedenis in het Atlantisch gebied dient dit standaardwerk
over de West-Indische Compagnie (WIC) te lezen. Aan
deze derde editie zijn fraaie illustraties in kleur toegevoegd,
maar inhoud en structuur zijn identiek aan de oorspronkelijke uitgave uit 1994. Alleen de literatuurlijst is aangevuld
met recente studies. Het boek bestaat uit twee delen.
Daarmee doet Den Heijer recht aan het duale karakter van
de WIC. De eerste WIC (1621-1674) was een geducht
wapen in handen van de Staten-Generaal in de strijd tegen
de Spanjaarden en Portugezen. De strijd overzee was niet
alleen gericht op economisch gewin, maar diende ook politieke doelen. De compagnie veroverde na een moeilijk
begin grote delen van de West-Afrikaanse kust, Brazilië en
enige eilanden in het Caribisch gebied. De kaapvaart bleek
een probaat middel om het Spaanse overwicht ter zee te
ondermijnen. Later ging de strijd in het Atlantisch gebied
een eigen leven leiden met de Engelsen en Fransen als
nieuwe concurrenten. De tweede WIC (1674-1791) concentreerde zich op het behoud van de voortgang van de
handel en scheepvaart. Nadat in 1734 het handelsmonopolie was opgeheven, fungeerde de WIC tot haar ondergang vooral als beheersorganisatie van het koloniale bezit
in Afrika en Amerika. Den Heijer verrichtte met dit heldere
overzicht pionierswerk, dat resulteerde in verschillende vervolgonderzoeken.
* * * Riches from Atlantic Commerce. Dutch Transatlantic Trade and Shipping, 1585-1817/Johannes Postma
en Victor Enthoven red. (Leiden, 2003) ISBN 9789004125629;
526 blz.
In de historiografie over de Nederlandse handelsvaart in de
zeventiende en achttiende eeuw was de Atlantische
scheepvaart altijd stiefmoederlijk bedeeld. De meeste publicaties betroffen de internationaal meer tot de verbeelding sprekende Verenigde Oost-Indische Compagnie of de
graanhandel op de Oostzee. De laatste twee decennia is de
kennis over de omvang en het belang van de Atlantische
handel- en scheepvaart sterk toegenomen. Deze bundel
geeft een erudiet overzicht van recente onderzoekgegevens van specialisten als Johannes Postma, Willem Klooster,
Henk den Heijer, Han Jordaan, Victor Enthoven en anderen. Talrijke tabellen en cijferreeksen bevestigen de vitale
bijdrage van de Atlantische handel aan de welvaart van de
Republiek, die de commercie op Oost-Indië zelfs overtrof.
De omvang van de particuliere scheepvaart is opmerkelijk.
De West-Indische Compagnie, indien nodig bijgestaan
door vlooteskaders, bood de vrije ondernemers bescherming en continuïteit van bestuur. Deze deden goede zaken
in Brazilië, de Spaanse koloniën en op de Britse en Franse
West-Indische eilanden, steeds anticiperend op en profiterend van de zich wijzigende omstandigheden. Het boek
bevat interessante opstellen over Willemstad als centrum
van de transithandel in de achttiende eeuw, de slavenhandel en de slavenmarkt op Curaçao.
* * * The Dutch in the Atlantic Slave Trade 1600-1815/
Johannes Postma (Cambridge, 2008) ISBN 9780521048248
(pbk); 444 blz.; (Cambridge, 1990) ISBN 0521365856
(hbk); 428 blz.
* * De Nederlandse slavenhandel 1500-1850/P.C. Emmer
(Amsterdam, 2003, 2e dr.) ISBN 9029515600; 294 blz.
* * * Slavernij, canon en trauma. Rede, in verkorte vorm
uitgesproken door prof.dr. G.J. Oostindie bij het aanvaarden van het ambt van hoogleraar op het gebied van de
Caraïbische geschiedenis aan de universiteit Leiden op 19
oktober 2007. Download op: www.oraties.leidenuniv.nl
Van de vijftiende tot de negentiende eeuw hebben Europese handelaars circa 11 miljoen Afrikanen als slaven naar de
Amerika’s overgebracht. Van hen is bijna de helft te werk
gesteld op plantages in het Caribisch gebied. Nederland
neemt met 5 % (500.000 slaven) een vierde plaats in de
rangorde van de slavenhalers in, ver achter koploper Engeland. Deze Nederlandse mensenhandel, waarin Curaçao als
slavendepot kortstondig een cruciale rol speelde, is minutieus becijferd door de economisch historicus Postma. Met
zijn standaardwerk heeft hij het debat over de slavernij en
slavenhandel van een solide basis voorzien. De morele
vraagstukken in dit debat komen meer aan bod in de studie van specialist Piet Emmer. Hij heeft daarom ook meer
oog voor de mens en de onmens achter de cijfers over de
slavenhandel. Maar de lezer hoeft geenszins te vrezen voor
politiek correcte vragen en antwoorden over karakter en
effecten van deze commercie. Integendeel, Emmer zoekt
expliciet de polemiek. Daarmee werd hij ook partij in een
richtingenstrijd tussen ‘zwarte’ en ‘witte’ perspectieven op
de slavernijgeschiedenis. Aan die verschillende perspectieven wijdde Oostindie zijn zeer lezenswaardige openbare les
eind 2007. Hij bespreekt waarom het slavernijverleden
plotsklaps wel een plaats kreeg in onze geschiedeniscanon
en gaat in op de wetenschappelijke houdbaarheid en maatschappelijke bruikbaarheid van het begrip collectief slavernijtrauma.
* * The Pirate Wars/Peter Earle (New York, 2006) ISBN
9780312335809 (pbk); 304 blz.
* Kaperbloed en koopmansgeest. ‘Legale zeeroof’ door
de eeuwen heen/Joke E. Korteweg (Amsterdam, 2006)
ISBN 9050187463; 342 blz.
Kapers waren particulieren die in oorlogstijd, in opdracht
van de overheid, vijandelijke handelsschepen veroverden
en als prijs opbrachten. Kaapvaart was een internationaal
fenomeen dat tot het midden van de negentiende eeuw
door oorlogvoerende landen op alle wereldzeeën werd bedreven. Het Caribisch gebied was een van de beruchtste
regio’s, waar Europese kaapvaarders hun vijanden bestreden. Gedreven door eigen gewin maakten kapers echter
regelmatig de overstap naar de illegale piraterij of zeeroof,
ten koste van de neutrale handelsvaart. Door effectief optreden van de reguliere marines, in combinatie met zware
straffen, kwam er omstreeks 1730 een einde aan de Gol-
den Age of Piracy in West-Indië. Een eeuw later beleefden
kaapvaart en zeeroof nog een korte opleving tijdens de onafhankelijkheidsoorlogen in Latijns-Amerika. Opnieuw was
de inzet van Westerse zeemachten vereist ter bescherming
van de scheepvaart. Op basis van officiële documenten en
beschrijvingen van gevangengenomen opvarenden heeft
Peter Earle de conflicten vanuit beider perspectief beschreven. Hij weet mythen en feiten te scheiden. Piratenschepen
kenden een kosmopolitische bemanning en waren oorspronkelijk ‘democratische’ instituten. Earle beperkt zich tot
de verrichtingen van de Royal Navy en later de USS Navy.
Joke Korteweg besteedt wel aandacht aan het Nederlandse optreden in het Caribisch gebied. Haar boek graaft niet
diep en staat vol met citaten uit gangbare studies. Voor de
Nederlandse lezer is deze publicatie echter zeer geschikt als
introductie op de intrigerende wereld van de kaapvaart,
met verwijzingen naar recente literatuur voor meer informatie.
* De forten, verdedigingswerken en geschutstellingen van
Curaçao en Bonaire: van Van Walbeeck tot Wouters, 16341942/J. Hartog (Zaltbommel, 1997) ISBN 9028864261; 184
blz.
* De forten, verdedigingswerken en geschutstellingen
van Sint Maarten en Saint Martin: van Jan Claeszen tot
Willem Rink, 1631-1803/J. Hartog (Zaltbommel, 1997)
ISBN 902886427X; 119 blz.
* De forten, verdedigingswerken en geschutstellingen van
Sint Eustatius en Saba: van Pieter van Corselles tot Abraham Heyliger, 1636-1785/J. Hartog (Zaltbommel, 1997)
ISBN 9028864288; 152 blz.
* Het Oude Fort van Aruba. De geschiedenis van het Fort
Zoutman en de toren Willem III. Gedenkboek bij het tweehonderd-jarig bestaan van Fort Zoutman in 1996/J. Hartog (Assen, 1995) ISBN 9023229266; 78 blz.
Johan Hartog heeft veel gepubliceerd over de geschiedenis
van de Antillen en Aruba. Het sluitstuk van zijn indrukwekkende publicatielijst is de driedelige serie over alle vestingwerken die tussen 1630 en 1950 op de vijf eilanden zijn
gebouwd. Dat zijn er maar liefst 46 op Curaçao en 24 op
Sint-Eustatius – de belangrijkste eilanden tot de twintigste
eeuw - , zeven op Sint-Maarten, zes op Bonaire en mogelijk één op Saba. Hartog verzandt daarbij niet in gespecialiseerde vestingbouwkundige of kunsthistorische beschrijvingen, maar plaatst de militaire bouwwerken in hun historische context. Al doende belicht hij erudiet en anekdotisch
de militaire geschiedenis van de eilanden. Veel van de beschreven militaire bouwwerken zijn inmiddels nagenoeg
verdwenen. Slechts een klein aantal is een tweede leven als
toeristische attractie gegund. Daarom laten deze gidsen
zich het beste lezen als een virtuele wandeling door het
verleden, die mede mogelijk wordt door het overvloedig
kaart- en illustratiemateriaal. In deze serie ontbreekt welbewust een deel over Aruba. Hartog schreef eerder namelijk
al uitvoerige herdenkingsboeken over de gerestaureerde
verdedigingswerken (met museum) op Aruba: Fort Zoutman (1796) en de kustbatterij bij Juwana Morto (1940).
Daarbij leidt hij de lezer eveneens langs de Arubaanse militaire geschiedenis.
* Eerlijckman, 1680-1713. In dienst van het Staatse leger
en de West-Indische Compagnie/Marjo Nederlof (Willemstad, 2008) ISBN 9789990408201; 312 blz.
Geen held, maar een gewone kapitein uit het Nederlandse
leger die na jaren dienst in het door oorlog verscheurde Europa in 1710 overstapte naar de West-Indische Compagnie, dat is de hoofdpersoon van Eerlijckman. Zijn promotie
tot garnizoenscommandant van Curaçao zou kapitein Pieter de Senilh echter noodlottig worden. Aan de hand van
zijn brieven en talloze andere bronnen, die zij ‘hertaalde’ in
modern Nederlands, heeft oud-journaliste Marjo Nederlof
gereconstrueerd hoe Senilh op Curaçao het middelpunt
werd van een drama. De Hollandse bovenlaag die het eiland in die tijd bestuurde, bestond uit enkele familiekliekjes
die door vriendjespolitiek, corruptie en smokkel zoveel mogelijk rijkdom en macht vergaarden. Nieuwkomer Senilh,
eerlijker maar weinig tactvol, kreeg binnen enkele weken
slaande ruzie met de directeur (gouverneur) van Curaçao.
De zaak liep zo hoog op dat Senilh uiteindelijk volstrekt
berooid terug moest naar Nederland. Behalve een spannend verhaal over machtsmisbruik en zelfverrijking, tekent
Nederlof met een scherp oog voor details het benauwende
leven binnen de kleine Hollandse elite en de bezigheden
van commandant en garnizoen op Curaçao. Een aantrek-
kelijk boek om kennis te maken met het militaire leven op
het Curaçao uit die tijd.
* The Golden Rock. An Episode of the American War of
Independence, 1775-1783/Ronald Hurst (Londen, 1996)
ISBN 0850523451; 254 blz.
* Het eerste saluutschot. De Amerikaanse vrijheidsstrijd
en de Republiek/Barbara W. Tuchman (Antwerpen/Houten, 1988) ISBN 9002181302; 365 blz.
Op 16 november 1776 liep een schip met de nieuwe Amerikaanse vlag in top de haven van Sint-Eustatius binnen.
Het saluut werd op last van gouverneur Johan de Graaff
door de kanonnen van Fort Oranje beantwoord. Later
werd deze daad gezien als de eerste officiële erkenning van
de Verenigde Staten van Amerika. De Britten sloegen weinig acht op het incident, maar protesteerden wel voortdurend tegen de lucratieve wapenleveranties van Sint-Eustatius aan de opstandige Britse kolonies in Amerika. Niet lang
na het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog werd de
Golden Rock op 3 februari 1781 door de Engelsen veroverd. Hurst heeft een leesbaar en authentiek boek geschreven over deze voor het eiland zo traumatische gebeurtenis,
met oog voor militair succes en persoonlijk falen van de
Britse commandanten. Heel veel schepen, koopwaar en
wapens werden in beslag genomen, de joodse gemeenschap werd gedwongen gedeporteerd. Binnen een jaar verloren de Britten het eiland en de buit aan de Fransen,
bondgenoten van de Hollanders. De befaamde historica en
schrijfster Barbara Tuchman laat haar boek over de Amerikaanse revolutie starten met Het eerste saluutschot. Hoewel niet haar beste werk, inspireerde dit boek Hurst tot zijn
onderzoek naar de brandschatting van Sint-Eustatius.
* De noodlottige geschiedenis van het Hollandse fregat
Alphen. Geëxplodeerd en gezonken in 1778 in de haven
van Curaçao/Wil Nagelkerken (Willemstad, 2009) 386 blz.
[Nog te verschijnen].
In marinekringen is het fregat Alphen vooral bekend van
de ‘Loden Verrader’, een boegbeeld dat volgens overlevering afkomstig zou zijn van dit oorlogsschip, dat op 15 september 1778 in de haven van Curaçao de lucht in vloog.
Met grote regelmaat werd het schegbeeld door vlootpersoneel ontvoerd van Curaçao, om na een lange tocht via Nederland weer terug te keren op het eiland. Deze marinetraditie hield de herinnering aan de geëxplodeerde Alphen levend. De marien archeoloog/bioloog Wil Nagelkerken
begon in 1987 met een onderzoek naar het wrak van het
schip in de Sint-Annabaai. Duizenden artefacten zijn in de
loop der jaren boven water gehaald, geconserveerd en ge-
registreerd. Gaande de opgravingen bezocht Nagelkerken
archieven, musea en bibliotheken om meer te weten te
komen over de bouw en de geschiedenis van het fregat en
de toedracht van de noodlottige ondergang. Alle gegevens
heeft hij vastgelegd in dit rijk geïllustreerde boek, waarmee
een einde komt aan de mythevorming rond de Alphen. Het
is aannemelijk dat het schip met opzet door de tweede
konstabel is geofferd. De vermeende herkomst van het
schegbeeld was al eerder naar het land der fabelen verwezen, maar de zeemacht zal de traditionele vertelling van de
‘Loden Verrader’ ongetwijfeld blijven koesteren.
1795-1939: van opstand tot twistappel
*
* * 1795. De slavenopstand op Curaçao. Een bronnenuitgave van de originele overheidsdocumenten verzorgd en
uitgegeven door het Centraal Historisch Archief onder leiding van dr. A.F. Paula (Willemstad, 1974) 344 blz.
* Slaaf en meester/Carel de Haseth (Haarlem, 2008) ISBN
9789062655984; 79 blz.
Curaçao heeft een bijzondere positie binnen de slavernijgeschiedenis van het Caribisch gebied. Het was de belangrijkste doorvoerhaven voor slaven naar Spaans-Amerika van
1662 tot 1713. De slavernij op het eiland zelf was echter
kleinschalig en de behandeling relatief mild. Toch kwam
het in 1716, 1750 en 1795 tot slavenopstanden. Behalve
de onvrede over het arbeidsregime was de oorzaak voor de
laatste en grootste opstand het voorbeeld van de geslaagde slavenopstand op Haïti (1791). Op Curaçao sloeg het
garnizoen, gesteund door vrije burgers, de opstand van
honderden slaven onder leiding van Tula in een maand
neer. Meer dan honderd slaven kwamen om. De leiders
werden op gruwelijke wijze geëxecuteerd. Tot in detail valt
de opstand te reconstrueren uit de documenten die het Nationaal Archief heeft uitgegeven. Hierin is ook veel interessante militair-historische informatie te vinden, zoals over de
uitputtingsstrategie van Tula versus de beslissende veldslag
die de garnizoenscommandant najoeg. Het nadeel van
deze bronnenuitgave is het antieke Nederlands en het
Nederlandse perspectief. Een alternatief is de historische
novelle Slaaf en meester van politicus-literator Carel de
Haseth. De Haseth laat om beurten de slavenleider Louis
Mercier en slavenhouder Willem van Uytrecht vertellen
over hun ervaringen tijdens de opstand. Op indringende
wijze maakt hij dit verleden zo tot het onze.
* * ‘Vrije’ slaven. Een sociaal-historische studie over de
dualistische slavenemancipatie op Nederlands Sint-Maarten, 1816-1863/A.F. Paula (Zutphen/Willemstad, 1993) ISBN
9060118413; 191 blz.
* Colonial borderlands. France and the Netherlands in
the Atlantic in the 19th century/Louis Sicking [vertaling
uit het Frans door Peter Mason] (Leiden, 2008) ISBN
9789004169609; 217 blz.
Slavernij riep altijd verzet op. Zonodig moest de militaire
macht hieraan een einde maken. Op de onrendabele Bovenwindse Eilanden was echter sinds 1846 geen Nederlands garnizoen meer gelegerd. Toen dan ook in 1848 op
Sint-Eustatius een slavenopstand uitbrak, in reactie op de
afschaffing van de slavernij in de Franse koloniën, kwamen gewapende burgers, de schutterij, in het geweer. Op
Sint-Maarten greep de schutterij echter niet in toen de
slaven tegelijkertijd hun vrijheid opeisten. De slavenhouders gaven toe om een uittocht naar het Franse eilanddeel
te voorkomen. De Nederlandse overheid gedoogde de
feitelijke vrijheid van de slaven op Sint-Maarten. Wettelijk
veranderde hun positie pas in 1863, toen de slavernij in
alle Nederlandse koloniën werd afgeschaft. De ontwikkelingen op Sint-Maarten leren volgens de Curaçaose hoogleraar sociologie Paula dat de afschaffing van de slavernij
niet zozeer het werk was van abolitionisten, maar dat de
slaven zelf hun vrijheid bevochten. Behalve de sociaaleconomische situatie op Sint-Maarten, bespreekt Paula
ook de gespannen internationale relaties door de ongelijktijdige afschaffing van de slavernij in de regio. Op de
Frans-Nederlandse koloniale betrekkingen gaat Sicking
dieper in. Hij behandelt in zijn studie onder meer de Franse annexatieplannen voor Sint-Maarten rond 1850.
* * Een leven in de West. Van Raders en zijn werkzaamheden op Curaçao/W.E. Renkema (Leiden, 2009) ISBN
9789067183321; 580 blz.
Kapitein R.F. baron van Raders behoorde tot het kleine
gezelschap van 23 officieren dat in 1816 het gezag op
Curaçao voor Nederland overnam van de Britten. Hij
maakte vervolgens carrière als compagniescommandant,
adjudant van de gouverneur, garnizoenscommandant en
uiteindelijk gezaghebber van Curaçao en onderhorigheden. De Nederlandse historicus W. Renkema heeft een
uitvoerige studie geschreven over de dertig Curaçaose
jaren van Van Raders. Een flink deel daarvan handelt logischerwijze over militaire aangelegenheden. Niet eerder
zijn deze zo gedetailleerd onderzocht. Het benauwende
leven van de officieren en manschappen in het kleine
garnizoen komt aan bod, inclusief de huwelijkskansen en
andere facetten van de relatie met de Curaçaose samenleving. Ook de burgerwacht en natuurlijk de defensie
van het eiland wordt besproken. Financiële lasten en
vooruitzichten domineerden het verdedigingsvraagstuk.
Na tien magere jaren besloot koning Willem I ter wille
van de handel tot de aanleg van kolossale vestingwerken. Renkema maakt goed duidelijk welke organisatorische hoogstandjes een dergelijk werk toentertijd vergde.
Financiële nood, de Belgische opstand en krimpende
handelsperspectieven leidden al na een paar jaar tot een
bouwstop. De halfafgemaakte verdedigingswerken symboliseerden nog lang de verwaarlozing van de Curaçaose defensie.
* Verhalen uit het verleden/Els Langenfeld (Willemstad,
2007) 208 blz.
Archieven en oude kranten bevatten tal van documenten
en berichten die de petite histoire van een samenleving
onthullen. Verhalen over alledaagse gebeurtenissen en ge-
wone mensen bieden vaak een ander perspectief op de geschiedenis dan monografieën en overzichtswerken. Zo ook
de bijdragen in deze bundel, een compilatie van artikelen
die Langenfeld wekelijks in het Antilliaans Dagblad publiceerde. De onderwerpen zijn zeer divers: van vechtpartijen
tot vrije slaven die plantage-eigenaar werden, van gemengde huwelijken tot illegale wapenleveranties, van gevangenissen tot begraafplaatsen, van quarantainevoorschriften tot militaire hospitalen. De 25 verhalen geven
samen een caleidoscopisch beeld van Curaçao, voornamelijk in de negentiende eeuw.
* * Engeland, Nederland en de Monroeleer, 1895-1914.
Europese belangenbehartiging in de Amerikaanse invloedssfeer/Rob E.M. van Vuurde (Amsterdam, 1998)
ISBN 9789067074698; 594 blz.
Deze dissertatie gaat over de reacties van regering en
schrijvende pers in Groot-Brittannië en Nederland op de
machtsontplooiing van de Verenigde Staten in LatijnsAmerika en het Caribisch gebied. Het kloeke, lezenswaardige boek bestaat uit vier delen. In het eerste deel evalueert Van Vuurde de belangen van beide Europese landen
op het westelijk halfrond. Het tweede deel beschrijft de de
facto erkenning van de Amerikaanse invloedssfeer in de
regio. De laatste twee delen betreffen casestudies van Europese acties in Venezuela (1899-1908) en Mexico (19131914). Nederland had als kleine koloniale staat meer te
verliezen dan Groot-Brittannië en hield daarom langer vast
aan een politiek van containment. De Verenigde Staten lieten Nederland meer ruimte dan Engeland, omdat het land
geen bedreiging voor de Amerikaanse hegemonie vormde.
Prestige en het verlangen serieus genomen te worden als
koloniale macht waren de belangrijkste redenen voor Engeland en Nederland om op te treden. De inzet van Neder-
landse marineschepen ter bescherming van de koloniale en
economische belangen was altijd kleinschalig. Aan de hand
van de casestudies komt Van Vuurde tot de conclusie dat
vlagvertoon en gunboat diplomacy eerder uitingen waren
van machteloosheid dan van machtsvertoon. Desalniettemin wist Nederland in 1908, tot verbazing van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, met een opportunistische
vlootdemonstratie de dictatuur van Castro in Venezuela
omver te werpen.
* Olie op de golven. De betrekkingen tussen Nederland/Curaçao en Venezuela gedurende de eerste helft van
de 20e eeuw/M.J. van den Blink (Amsterdam, 1989) ISBN
9067072028; 119 blz.
Vanaf de verovering van Curaçao in 1634 waren er conflicten tussen de Nederlanders en de wisselende machthebbers van de ‘vaste kust’. Voor de Spaanse kolonisator was
de kaapvaart van de West-Indische Compagnie een doorn
in het oog. In de negentiende eeuw waren de Benedenwindse Eilanden een toevluchtsoord voor politieke tegenstanders van het zittende regime in Venezuela. Na 1915
bracht de olie een fundamenteel nieuw element in de verhoudingen. Deze publicatie analyseert de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland, Curaçao en Venezuela tussen
1908 en 1935, tijdens de dictatuur van de Venezolaan Juan
Vincente Gómez. Centraal staat het beleid van de Ministeries van Koloniën en Buitenlandse Zaken, met speciale aandacht voor de rol van de ambassadeur in Caracas en de
gouverneur in Willemstad. De auteur concludeert dat economische belangen uiteindelijk prevaleerden boven traditionele handels- en politieke belangen. Door de olie groeide de wederzijdse afhankelijkheid en waren beide landen
gebaat bij stabiele relaties. Daarom werden de in 1908 verbroken diplomatieke betrekkingen in 1921 weer hersteld.
De nieuwe ambassadeur, W.G.E. d’Artillac Brill, lobbyde actief om het beleid ten gunste van Nederland om te buigen.
Anderzijds drong Gómez aan op strengere maatregelen
tegen politieke vluchtelingen. Tot op zekere hoogte gaf
Nederland hieraan gevolg.
1940-1945: Tweede Wereldoorlog
* * Admirals and Empire. The United States Navy and the
Caribbean, 1898-1945/Donald A. Yerxa (Columbia, 1991)
ISBN 9780872497504; 202 blz.
De Spaans-Amerikaanse oorlog markeerde het begin van
een imperialistische politiek van de Verenigde Staten in
het Caribisch gebied. De opening van het Panamakanaal
in 1914 verhief de regio tot een vraagstuk van nationale
veiligheid. De zuidwaartse uitbreiding van de Amerikaanse invloedssfeer zagen de Europese koloniale machten aanvankelijk met lede ogen aan. Yerxa geeft een
knappe, compacte analyse van de Amerikaanse defensiescenario’s en operationele activiteiten in de jaren
1898-1945. Strategische en economische belangen
waren de voornaamste drijfveren om de eilandengordel
te beschermen tegen externe dreigingen en interne conflicten. Daarbij was de inzet van zeestrijdkrachten soms
cruciaal, zoals blijkt uit bijvoorbeeld de onderzeebootbestrijding in 1942-1943. Mahans ideeën over de verdediging van het American Lake beheersten lange tijd het
militair-strategisch denken. Vlagvertoon, gunboat diplomacy en interventies waren middelen om de interne stabiliteit te bewaren en buitenlandse bemoeienissen tot
een minimum te beperken. Paternalisme en ideële motieven gingen daarbij hand in hand. In de jaren dertig
wendden de Verenigde Staten de steven tijdelijk naar de
Pacific. Hoewel onvoldoende voorbereid – het belang
van escorteschepen voor de konvooivaart was ernstig
onderschat – wisten de geallieerde zeestrijdkrachten
onder Amerikaans operationeel bevel de Battle of the
Caribbean medio 1943 te winnen.
* * War, Cooperation, and Conflict. The European Possessions in the Caribbean, 1939-1945/Fitzroy André Baptiste (New York/Londen, 1988) ISBN 0313254729; 351 blz.
De Caribische koloniën waren voor Europese mogendheden in de Tweede Wereldoorlog een zijtoneel, maar vanuit
Amerikaans perspectief waren zij van vitaal militair belang.
De Eerste Wereldoorlog had getoond hoe kwetsbaar Amerika was voor de nieuwste generatie maritieme- en luchtwapens. De Cariben waren bovendien grootleverancier van
strategische grondstoffen. In zijn grondige politiek-strategische studie analyseert de Trinidadse historicus Baptiste hoe
de Verenigde Staten vanaf 1939 hun Atlantische veiligheidszone uitbreidden. Zij bouwden een keten op van
vooruitgeschoven bases van Groenland tot Brazilië, met
daarbinnen de door hen gedomineerde Caribbean Sea
Frontier. Nauwgezet ontleedt Baptiste ook het overleg met
en de reacties van de Europese koloniale mogendheden,
onder aanvoering van Groot-Brittannië, op de onvermijdelijke Amerikaanse inmenging. Hij besteedt veel aandacht
aan de onaangekondigde Brits-Franse bezetting van de vitale olie-eilanden Curaçao en Aruba in mei 1940, evenals
aan de bijna roekeloze halsstarrigheid waarmee Nederland
begin 1942 Amerikaanse militaire steun ophield, zolang de
Verenigde Staten daaraan Venezolaanse ‘inmenging’ dreigden te koppelen. Beide eilanden lagen vol in de vuurlinie tijdens de Battle of the Caribbean. De geallieerde overwinning op dit front acht Baptiste van groot belang voor de afloop van de Tweede Wereldoorlog. Een ander resultaat was
de sindsdien onbetwiste hegemonie van de Verenigde Staten in deze regio, inclusief de Europese Caribische koloniën.
* * The U-boat war in the Caribbean/Gaylord T.M.
Kelshall (Annapolis, 1994) ISBN 9781557504524; 528 blz.
* German U-boat 156 brought war to Aruba, February 16,
1942. 60th Anniversary edition/ W.C. Hochstuhl (Oranjestad, 2001) 50 blz. Te bestellen via www.uboat.net
Ruim een maand na de Duitse oorlogsverklaring aan de
Verenigde Staten vertrok vanuit het Franse L’Orient een
groep U-boten richting de Cariben. In de vroege ochtend
van 16 februari 1942 vuurde de U 156 bij Aruba de eerste
Duitse torpedo af op het westelijk halfrond en sloeg de
U 67 toe bij Curaçao. Vier tankers werden tot zinken gebracht; de olieraffinaderijen op de eilanden bleven gespaard. In de brochure van Hochstuhl zijn de menselijke aspecten van de duikbootaanvallen en paniekreacties op
Aruba opgetekend. Voor een chronologisch, gedetailleerd
verslag van de duikbootoorlog in het gehele Caribische gebied dient men de publicatie van Kelshall te raadplegen.
Deze gepensioneerde militair van de Trinidad & Tobago
Coast Guard beschrijft de Duitse aanvallen en het geallieerde tegenoffensief en gaat verder in op de verschillende
strategieën van de Amerikanen en Engelsen, de tactiek van
de onderzeebootbestrijding, de konvooiroutes en de logistieke problemen bij de Duitsers. De strijd speelde zich
hoofdzakelijk af aan de monding van de Mississippi, bij de
Windward Passage en in de wateren van Trinidad. Medio
1943 was het grootste gevaar geweken en waren de
grondstofleveranties voor de geallieerden veiliggesteld. Totaal gingen in de Caribische regio vierhonderd koopvaardijschepen ten onder, tegenover slechts zeventien U-boten.
* Wereldoorlog in de West. Suriname, de Nederlandse
Antillen en Aruba 1940-1945/L. van der Horst (Hilversum,
2004) ISBN 9065507949; 160 blz.
* Beneden de Wind. Herinneringen aan Curaçao/J. van
de Walle (Amsterdam, 1974) ISBN 9021413949; 179 blz.
Digitaal beschikbaar via www.dbnl.nl
Vanaf 10 mei 1940 waren ook de Nederlandse koloniën in
het Caribisch gebied partij in de oorlog tegen nazi-Duitsland. Hoe die oorlog de Antillen en Suriname raakte, beschrijft Liesbeth van der Horst in dit bondige publieksboek.
In korte hoofdstukjes bespreekt zij de belangrijkste thema’s
die in beide gebieden speelden. Kernprobleem was de zeer
zwakke koloniale defensie versus de voor de oorlogvoering
vitale productie van bauxiet in Suriname en olieraffinage op
Curaçao en Aruba. Massieve geallieerde steun – 2500
Amerikanen op beide eilanden - maar ook militaire voogdij
waren het gevolg. Van de bevolking werd eveneens een
flinke militaire bijdrage gevraagd. De impopulaire dienstplicht bracht 3000 Antillianen onder de wapenen. Velen
dienden in vrijwilligerskorpsen. Uitvoerig wordt stilgestaan
bij de U-bootdreiging in 1942 en de militaire inbreng van
Antillianen in andere oorlogsgebieden. Ook de sociale en
politieke implicaties van de oorlog belicht Van der Horst: de
internering van Duitsers en ‘staatsgevaarlijken’, de toelating en behandeling van joodse vluchtelingen en het effect
van de oorlog op het dagelijkse en politieke leven. Een persoonlijke blik op de spanningen en affaires tijdens de oorlog op Curaçao bieden de levendige herinneringen van de
journalist Van de Walle. Nog steeds het lezen waard en nu
ook digitaal beschikbaar.
* * Oorlog op vijf continenten. Nieuwe Nederlanders en
de geschiedenissen van de Tweede Wereldoorlog/Kees
Ribbens, Joep Schenk en Martijn Eickhoff (Amsterdam,
2008) ISBN 9789085066439; 342 blz.
* Boy Ecury. Een Antilliaanse jongen in het Nederlands
verzet/Ted Schouten (Zutphen, 2003) ISBN 905730242X;
144 blz.
* Goelag in de Indische archipel: Joden en stakers in
1942 staatsvijanden van bezet Koninkrijk der Nederlanden/A.M.N. Makdoembaks (Amstelveen, 2008) ISBN
9789081089050; 510 blz.
De betekenis van de Tweede Wereldoorlog voor de Nederlandse samenleving is bij de omvangrijke groep nieuwkomers niet in het geheugen ‘verankerd’. Anderzijds is het
verloop van de oorlog buiten onze landsgrenzen minder
bekend bij autochtone Nederlanders. Toen in 2003 migrantenjongeren in Amsterdam-West incidenten rond de Dodenherdenking op 4 mei veroorzaakten, nam het Instituut
voor Multiculturele Ontwikkeling het initiatief om de betrokkenheid van enkele migratielanden en hun inwoners bij
de oorlog te onderzoeken. Oorlog op vijf continenten, verschenen onder auspiciën van het Nederlands Instituut voor
Oorlogsdocumentatie, beziet de Tweede Wereldoorlog als
mondiaal fenomeen en beschrijft de oorlogsgeschiedenis
van acht landen die vanuit Nederlands perspectief zogenoemde herkomstlanden zijn. Een van de hoofdstukken
betreft Suriname en de Nederlandse Antillen. Die keuze accentueert de overeenkomsten in deze overzeese koloniën
tijdens de oorlogsjaren. Met deze literatuurstudie in de
hand kunnen medewerkers in het onderwijs en migrantenorganisaties veel onbegrip wegnemen. Want wie weet dat
tientallen Surinaamse en Antilliaanse jongemannen hun
leven hebben gegeven voor ‘de zaak’? De Arubaanse verzetsstrijder Boy Ecury was een van hen. Diens journalistieke biografie ontvouwt het leven van een gewone, roomskatholieke jongen met een sterk rechtvaardigheidsgevoel
en grote dadendrang. Ook de arbeiders in de bauxiet- en
olie-industrie in Suriname en de Antillen droegen indirect
bij aan de bevrijding van Europa en Azië. Volgens de Surinaamse arts-onderzoeker Makdoembaks schuwden de Nederlandse autoriteiten, Amerikaanse bezettingstroepen en
het bedrijfsleven geen enkel middel om de bauxietwinning,
olieproductie en tankervaart veilig te stellen. Zijn Goelag is
een aanklacht jegens de “eenzijdige interpretatie van feiten” door de “gecensureerde wetenschap”. Makdoembaks laat zijn eigen opvattingen de vrije loop met als doel
eerherstel voor de arbeiders (kleurlingen), schepelingen
(Chinezen) en vluchtelingen (joden) die het slachtoffer
werden van het beleid.
* Wuiven vanaf de waranda. De interneringskampen op
Bonaire en Curaçao tijdens WO-II/Junnes E. Sint Jago
(Utrecht, 2007) ISBN 978051794960; 408 blz.
Op 10 mei 1940 werden op Curaçao en Aruba meer dan
tweehonderd inwoners met de Duitse nationaliteit, twintig
Nederlanders en 220 Duitse schepelingen uit voorzorg opgepakt. Velen van hen verbleven tot na de oorlog in kampen op Bonaire. De Staat van Beleg maakte het mogelijk
deze personen, wier aanwezigheid voor de rust en algemene veiligheid gevaarlijk werd geacht, zonder vorm van proces te interneren. Zo kon het gebeuren dat in de eerste
maanden een groep Duitse joodse vluchtelingen in barakken bij nazisympathisanten verbleef. Een nieuwe groep Europese joodse refugiés vond later onderdak in aparte onderkomens op Curaçao, financieel gesteund door geloofsgenoten. De politicoloog Sint Jago heeft met dit boek over
de interneringskampen op Bonaire en Curaçao een duistere episode uit de Antilliaanse oorlogsgeschiedenis belicht.
In korte paragrafen beschrijft hij de individuele lotgevallen
van de kampbewoners. Volgens hem bezaten de handelwijze van de gouverneur-generaal en de rigide opstelling
van de procureur-generaal geen enkele reële basis. Een ver-
keerd gevallen uitdrukking of een onbezonnen daad leidden in enkele gevallen al tot internering. Milde kampregels
verhulden de dramatische gevolgen van de vrijheidsberoving. Gezinnen werden ontwricht, bezittingen gingen verloren. Deze schrijnende geschiedenis ontbeert helaas een
analyse van de internationaal wettelijke regelingen om het
beleid van de Antilliaanse overheid te kunnen toetsen en
de geïnterneerden te rehabiliteren.
Na 1945: verdediging en militaire ondersteuning
* * Knellende koninkrijksbanden. Het Nederlandse dekolonisatiebeleid in de Caraïben, 1940-2000/Gert Oostindie
en Inge Klinkers (3 dln, Amsterdam, 2001) ISBN 9053564675;
1575 blz.
* * Het Koninkrijk in de Caraïben. Een korte geschiedenis van het Nederlandse dekolonisatiebeleid, 19402000/Gert Oostindie en Inge Klinkers (Amsterdam, 2001)
ISBN 9053564667; 286 blz.
* * * Decolonising Caribbean. Dutch Policies in a Comparative Perspective/Gert Oostindie en Inge Klinkers (Amsterdam, 2003) ISBN 9053566546; 291 blz.
In opdracht van de Nederlandse regering schreven Gert
Oostindie en Inge Klinkers een uitvoerige studie over het
Nederlandse dekolonisatiebeleid in de Cariben. Dat beleid
kende scherpe wendingen. Aanvankelijk hield Nederland
louter uit wrok over het verlies van Indonesië vast aan zijn
lang verwaarloosde West-Indische koloniën. Wel kreeg die
relatie in 1954 een postkoloniale invulling met het Statuut
voor het Koninkrijk. De overzeese gebiedsdelen werden
autonome landen binnen het Koninkrijk. Nederland behield
nog enkele Koninkrijkstaken, zoals defensie, een terrein
waaraan de auteurs overigens weinig aandacht besteden
en dan nog deels in de voetnoten. Pas na de Curaçaose revolte van 1969 streefde Nederland naar verdergaande dekolonisatie. Maar alleen Suriname koos in 1975 voor soevereiniteitsoverdracht. De Antillen wilden hiervan vóór,
noch na 1969 weten. Zij verdedigden koersvast hun plaats
bínnen het Koninkrijk. Bovendien wist Aruba zich in 1986
zelfs uit het Antilliaans verband te manoeuvreren, zonder
de Koninkrijksband te verliezen, een aanstekelijk precedent. Nederland accepteerde in 1990 dat het Koninkrijksverband zou blijven bestaan. Sindsdien probeert het daar-
aan wel financiële en bestuurlijke voorwaarden te verbinden. Dat ervaren de Antillen en Aruba echter al snel als
aantasting van hun autonomie. Deze wederzijdse ambivalenties zetten de koninkrijksrelaties onder druk. Wie terugdeinst voor 1600 pagina’s kan terecht bij de veel bondiger
publiekseditie, een aanrader. De serie wordt afgesloten met
een deel waarin het Nederlandse beleid op onderdelen
wordt vergeleken met dat van andere oud-koloniale mogendheden in ‘hun’ niet-soevereine Caribische gebieden.
Zeker zo interessant is de vergelijking met de wel-soevereine gebieden. De lagere levensstandaard daar verklaart veel
van het pragmatisme van de politieke leiders in de niet onafhankelijke buurlanden.
* * Interventie op afspraak. Nederlandse mariniers op
Curaçao/K. Croese (Zutphen, 1998) ISBN 9057300176;
136 blz.
* * * Dromen en littekens. Dertig jaar na de Curaçaose
revolte 30 mei 1969/Gert Oostindie (Amsterdam, 1999)
ISBN 9053563571; 350 blz.
* Curaçao, 30 mei 1969. Verhalen over de revolte/Gert
Oostindie (Amsterdam, 1999) ISBN 9789053563725; 128
blz.
Op 30 mei 1969 liep een uit de hand gelopen arbeidersconflict tussen de vakbond en een onderaannemer van
Shell uit op een revolte in de straten van Willemstad, gericht tegen de gevestigde orde. Een uitzinnige menigte
plunderde winkels en stak gebouwen in brand. Er vielen
tientallen gewonden en zelfs twee doden. Op verzoek van
de lokale overheid verleenden mariniers ruim een week militaire bijstand om de orde te herstellen. Sociale wantoestanden en economische verschillen, gepaard gaande met
raciale tegenstellingen en onvrede over het functioneren
van het Antilliaanse politieke systeem, vormden de toedracht tot de woede-uitbarsting. Op de dag zelf stuurden
radicale vakbondsleiders aan op het aftreden van het kabinet – met succes. De revolte betekende een cesuur in de
Curaçaose geschiedenis. Na 1969 veranderden de interne
politieke en sociaal-raciale verhoudingen ingrijpend. Op
termijn gaven de gebeurtenissen de aanzet tot de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 en de status aparte van
Aruba in 1986. Nederland, dat aanvankelijk zijn handen
van de West wilde aftrekken, heeft zich het laatste decennium juist sterker doen gelden op de Antillen. ‘30 mei
1969’ heeft velen in de pen doen klimmen. Met het verstrijken der jaren nam de distantie tot het onderwerp toe.
Croese geeft op basis van archiefonderzoek een gedetailleerde interpretatie van de opstand en de betekenis van de
inzet van de mariniers. Dromen en littekens biedt weten-
schappelijke verhandelingen van Antilliaanse en Nederlandse auteurs over de toedracht, gebeurtenissen en gevolgen van de revolte. De titel illustreert fraai de niet waargemaakte verwachtingen en scepsis over de sociaal-economische en bestuurlijke erfenis van het oproer. De politieke en
culturele emancipatie van de Afro-Curaçaoënaar na 1969
wordt echter positief beoordeeld. Na het lezen van beide
boeken geven de openhartige Verhalen van vijftien Antillianen, afkomstig uit verschillende maatschappelijke sectoren, een ontluisterend beeld van de uiteenlopende visies en
desillusies van betrokkenen.
* * * The Right to Self-determination and Post-Colonial
Governance. The Case of the Netherlands Antilles and
Aruba/Steven Hillebrink (Den Haag, 2008) ISBN
9789067042796; 391 blz.
* * * De herdefiniëring van het Koninkrijk/Antonito
(Mito) G. Croes (Nijmegen, 2006) ISBN 9789058501738;
511 blz.
Beleidsmakers, politici en bestuurders die zich bezighouden
met de veranderende relaties binnen het Koninkrijk zouden
deze twee dissertaties moeten lezen. Volgens de jurist Hillebrink wordt de toekomst van de overzeese gebieden bepaald door een belangrijk volkenrechtelijk principe: het
zelfbeschikkingsrecht, zoals vastgelegd in het Handvest
van de Verenigde Naties. Het volkenrecht bepaalt dat een
overzees volk mag kiezen of ze onafhankelijk wil worden,
of ze voor een vrije associatie stemt, of voor integratie. Het
proefschrift vergelijkt verschillende dekolonisatieprocessen
na 1945, ontleedt de volkenrechtelijke betekenis van het
Koninkrijksstatuut en analyseert de verplichtingen van de
Europese Unie ten opzichte van de overzeese gebieden.
Nederland is de keuzevrijheid van de Nederlandse Antillen
en Aruba steeds serieuzer gaan nemen, stelt Hillebrink. Cu-
raçao en Sint-Maarten willen autonome landen worden, de
andere drie eilanden onderdelen van Nederland. De gewenste fragmentatie van het overzeese bestuur staat haaks
op de schaalvergroting in Nederland en de Europese integratie. Toch moet Nederland op grond van het zelfbeschikkingsrecht in alle redelijkheid meewerken aan deze verlangens; anderzijds mogen de eilanden geen dictaat opleggen
aan het moederland. De Antilliaanse politicus Croes beziet
de toekomst pragmatischer. Hij streeft een herdefiniëring
na van het Koninkrijk tot een strategisch partnerschap,
waarin maximale synergie kan worden bereikt. De helft van
het boek bestrijkt de factoren en ontwikkelingen die medebepalend zijn voor de formulering van een coherente toekomstvisie, zoals de globalisering, de Europese integratie
en de positie van Venezuela en Amerika binnen de Caribische samenwerkingsverbanden. Croes ziet de Antillen
graag toetreden tot de Europese Unie met de status van
Ultra Perifere Gebieden (UPG). Daarmee kunnen de Antillen aanspraak maken op Europese regioprogramma’s en
fondsen.
* * * Caribbean Security in the Age of Terror. Challenge
and Change/Ivelaw Lloyd Griffith red. (Kingston/Miami,
2004) ISBN 9789766371425; 552 blz.
De terreuraanslagen van 11 september 2001 hebben duidelijk gemaakt dat ieder land op elk moment doelwit kan
zijn van terreurdaden en dat deze incidenten ingrijpende
consequenties hebben op mondiaal niveau. Een conferentie van academici, beleidsmakers en militairen over de gevolgen van 9/11 voor de veiligheid van de overwegend
kleine, zwakke staten in de Cariben lag ten grondslag aan
deze alomvattende bundel. Griffith, expert op het gebied
van Caribische veiligheidsvraagstukken, trad op als projectleider. Het boekwerk bevat artikelen over de traditionele en
nieuwe dreigingen in de regio, de nasleep van de terreuraanslagen in nationale, regionale en globale context en reacties van overheidsinstanties en niet-gouvernementele organisaties in de verschillende landen. Tot slot wordt stilgestaan bij de institutionele en operationele mogelijkheden
om nieuwe uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. De
complexiteit van het onderwerp heeft Griffith gemodelleerd in een Discrete Multinational Security Framework,
waarin aard, omvang, intensiteit en plaats van de gevaren
en risico’s, de mogelijke reacties en oplossingen, en de betrokken instanties zijn vervat. Het multidimensionale,
grensoverschrijdende karakter van het veiligheidsvraagstuk
in de Caribische regio vraagt om regionale en multinationale inzet van politieke, economische, diplomatieke, militaire
en juridische middelen op verschillende niveaus. Alleen
door samen te werken binnen bijvoorbeeld de Caribbean
Community (CARICOM) en de Association of Caribbean
States (ACS) kunnen territoriale grensconflicten, corruptie,
drugscriminaliteit, HIV/AIDS en migratieproblemen in
goede banen worden geleid en de noodzakelijke veranderingen worden doorgevoerd.
* * Drugs and Democracy in Latin America. The Impact
of U.S. Policy/Coletta A. Youngers en Eileen Rosin red.
(Boulder, 2005) ISBN 9781588262547; 415 blz.
De Verenigde Staten gaven tussen 1997 en 2005 honderden miljoenen dollars uit om de invoer van drugs uit Latijns-Amerika te verminderen. Het beleid om de teelt te
verdelgen, de productiecentra te vernietigen en de drugslijnen op te rollen heeft schromelijk gefaald. Tot die conclusie komen de samenstellers van deze goed gedocumenteerde studie. Sinds Ronald Reagan de war on drugs in
1986 tot een vraagstuk van nationale veiligheid verklaarde,
groeide de invloed van het Amerikaanse Ministerie van Defensie ten koste van Buitenlandse Zaken en Justitie. Zo
legde het Southern Command zich nog voornamelijk toe
op drugsbestrijdingstaken. De vestiging van Forward Operating Locations (FOL’s) en de samenwerking tussen de
U.S. Coast Guard en buitenlandse strijdkrachten om de
smokkelroutes binnen de zogenoemde Transit Zone te monitoren, passen eveneens in dit patroon. Zes casestudies illustreren de negatieve gevolgen van het Amerikaanse antidrugsbeleid in Colombia, Bolivia, Ecuador, Peru, Mexico en
het Caribisch gebied. Een wirwar van instanties was actief
betrokken bij de training van binnenlandse veiligheidstroepen, wapenleveranties en inlichtingenwerk. De militarisering van het politionele en justitiële apparaat in de ‘narcostaten’ had desastreuze gevolgen voor de nationale democratieën en de mensenrechtensituatie. De auteurs pleiten
voor een alternatief multidimensionaal en transparanter
beleid, gericht op democratische en sociaal-economische
hervormingen in de betreffende landen.
* Sneeuw over Curaçao. Hoe Colombiaanse cocaïnekartels
de Nederlandse Antillen en Aruba in hun greep kregen/J.
van den Heuvel (Den Haag, 2002) ISBN 9789045302119;
192 blz.
Justitie, politie, de Koninklijke Marechaussee, de Koninklijke
Marine en de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
staan voor de schier onmogelijke taak de drugshandel en
bijkomende criminele activiteiten op de Beneden- en Bovenwindse Eilanden te beteugelen. Op basis van gesprekken met rechercheurs, drugshandelaren, mula’s, advocaten, justitiemedewerkers, politici, marinepersoneel en bewoners in de regio en in Nederland doet Van den Heuvel
verslag van de drugsproblematiek op Curaçao, Aruba, Bonaire en Sint-Maarten. Toegankelijke en inzichtelijke journalistiek, die de schaduwzijde van de toeristisch aanlokkelijke eilanden belicht. Als voornaamste oorzaken van de
sinds 1990 sterk toegenomen drugssmokkel, witwaspraktijken en corruptie gelden de geografische ligging, armoede en het gebrek aan bestuurlijke integriteit bij de locale
machthebbers. Zolang Nederlandse, Antilliaanse en Arubaanse instanties elkaar wantrouwen en beschuldigen
van gebrek aan inzet en begrip, komt er geen oplossing
voor de problemen.
Sint-Maarten kampt met een aanzienlijk en structureel criminaliteitsprobleem, concludeerde een team juristen van
de Universiteit van de Antillen en het Nederlandse Ministerie van Justitie in 2007. In opdracht van de Antilliaanse
overheid voerden zij een onderzoek uit naar de aard, ernst
en omvang van de georganiseerde misdaad op Sint-Maarten en de bestrijding daarvan. In degelijk, maar begrijpelijk
juristenproza geeft de studie de stand van zaken weer in de
belangrijkste criminele sectoren en de greep die het opsporingsapparaat daarop heeft. De meeste opsporingscapaciteit wordt opgeslorpt door de strijd tegen de drugshandel,
waarbij ook de Koninklijke Marine en de Kustwacht nadrukkelijk zijn betrokken. Witwaspraktijken en andere vormen van georganiseerde financieel-economische criminaliteit, inclusief die van de overheid zelf, kunnen nauwelijks in
kaart worden gebracht, noch effectief bestreden. Over
mensensmokkel en –handel is weinig bekend; wapenhandel en terrorisme vormen vooralsnog geen bedreiging. Op
de lijst met aanbevelingen prijkt weinig verbazingwekkend
de versterking van het opsporingsapparaat. De personeelstekorten bij het politiekorps zijn structureel. Van 19911998, toen Nederland zich vergaand bemoeide met het bestuur en de criminaliteit op Sint-Maarten, moest een detachement van twintig man Koninklijke Marechaussee bijspringen. In de brochure van het Marechausseemuseum
geeft de laatste detachementscommandant een impressie
van de wederwaardigheden van de eenheid.
* * Georganiseerde criminaliteit en rechtshandhaving op
St. Maarten/M.A. Verhoeven e.a. (Meppel, 2007) ISBN
978905454 9338; 224 blz.
* Detachement Koninklijke Marechaussee op Sint Maarten: “working together against crime”: project KMarKPNA van 15 april 1991 tot 31 maart 1998/M. Robers
(Buren, 2004) 34 blz.
* Jaarboek van de Koninklijke Marine/M.C.F. van Drunen
red. (Den Haag/Den Helder, 1990- ) ISSN 09238506.
Sinds 1877 geeft de Koninklijke Marine een jaarboek uit,
de laatste jaren onder auspiciën van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en het Commando Zeestrijdkrachten. Hoewel de lay out in de loop der jaren drastisch
is veranderd, beantwoordt de inhoud nog steeds aan de
nie mariniers deel, terwijl de organisatie van de commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied, indien nodig,
bijsprong. Binnen twee jaar na het beëindigen van het
mandaat, voltooide historicus en oud-marinier Schoonoord
zijn onderzoek naar de Nederlandse betrokkenheid bij
Haïti. Op basis van archieven van het Ministerie van Defensie en dagelijkse rapportages van de UNMIH-eenheden
heeft hij het proces van besluitvorming, de internationale
samenwerking en de deelname van schepen, vliegtuigen,
marechaussee en mariniers vastgelegd.
oorspronkelijke doelstelling: het informeren van marinepersoneel en overige belangstellenden over de verrichtingen
van de vloot en het Korps Mariniers. Reisverslagen van
schepen en jaaroverzichten van diensten en walinrichtingen vormen de harde kern van het jaarboek. Het Commandement der Zeemacht in het Caribisch gebied komt in een
apart hoofdstuk aan bod, met aandacht voor de marinebasis Parera, de kazernes Suffisant en Savaneta, vliegveld
Hato-militair, de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen
en Aruba, het ondersteuningsvaartuig en de stationsschepen. Het jaarboek is bijzonder handig om de namen van
commandanten, schepen en compagnieën, de uitoefening
van defensietaken in de regio en operaties in het kader van
harde en zachte militaire bijstand op te zoeken.
* * De Koninklijke Marine en de United Nations Mission
in Haiti/D.C.L. Schoonoord (z.p., 1998) 180 blz.
Een internationaal embargo en diplomatieke druk moesten
in 1993 de terugkeer van president Jean-Bertrand Aristide
naar Haïti mogelijk maken. Fregatten en maritieme patrouillevliegtuigen participeerden vanuit hun basis op Curaçao op gezette tijden in de door de Amerikanen geleide
operaties Support Democracy en Uphold Democracy.
Omdat de Haïtiaanse leiders geen aanstalten maakten voor
een vrijwillig vertrek, besloot de Veiligheidsraad op verzoek
van de legitieme Haïtiaanse regering tot de vorming van
een Multinational Force met een veelomvattender mandaat. De junta bond op het laatst toch in en vertrok. De
voornaamste doelen van de United Nations Mission in
Haiti (UNMIH) werden toen de bestendiging van een veilige en stabiele situatie, het begeleiden van vrije en eerlijke
verkiezingen en de vorming van een nieuwe politiemacht.
Nederland nam in 1995-1996 tweemaal met een compag-
* Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijfenzestig jarig bestaan van het Vrijwilligers Korps Curaçao,
1929-1994/Vrijwilligers Korps Curaçao (VKC) (Curaçao,
1997) 75 blz.
Dit gedenkboek brengt aan de hand van fotoreportages de
geschiedenis en de taken van het Vrijwilligers Korps Curaçao in beeld. Het korps werd opgericht op 23 juni 1929
op initiatief van de toonaangevende Antilliaanse burgerij in
reactie op de gijzelingsactie van de Venezolaanse avonturier Urbina. Deze had eerder die maand moeiteloos de gouverneur ontvoerd en zo doende de schrikbarend slechte
staat van de Antilliaanse defensie blootgelegd. De foto’s
dateren grotendeels van na 1961, toen het VKC na een periode van stilstand (1945-1961) aan een tweede leven
begon. Ze tonen onder meer de commandanten, inspecties, uniformen en oefeningen van het VKC, dat tegenwoordig kan worden ingezet voor bijstand bij ordehandhaving en rampen alsmede voor bewakingstaken. Een moderne versie van dit gedenkboek is terug te vinden op
www.vkcur.org.
* De Koninklijke Luchtmacht in de West. 336 Squadron
op Curaçao, 1981-2000/J.A.M.M. Janssen en R. de Winter
(Den Haag, 2000) ISBN 9073696178; 152 blz.
Deze brochure verscheen bij de opheffing van 336
Squadron van de Koninklijke Luchtmacht. Dit squadron
vervulde tussen 1981 en 2000 in het Caribische gebied de
taken die traditioneel door de Marine Luchtvaartdienst
werden uitgevoerd. Het squadron vloog met twee Fokker
F-27 Maritime-toestellen. Het personeel bestond uit militairen van de luchtmacht en marine, ondersteund door enkele Antilliaanse burgermedewerkers. Tot de kerntaken van
deze ‘paarse organisatie’ behoorden transport- en surveillancevluchten, search and rescue missies, het opsporen van
olie- en milieudelicten en humanitaire hulpverlening. Na de
oprichting van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen
en Aruba kwamen daar counterdrugsoperaties bij. De brochure geeft inzicht in de soms moeizame bevelsverhoudin-
Cultuur, literatuur en architectuur
gen tussen de KM en KLu, de aanleg van infrastructurele
voorzieningen op vliegbasis Hato en de specifieke klimatologische en operationele omstandigheden in de West. Er is
veel aandacht voor de inzet van de F-27 Maritimes in het
kader van reddingsoperaties en als hurricane-fighters. Een
calendarium zet de belangrijkste gebeurtenissen tussen
1981 en 2000 op een rij.
* * Emancipatie & Acceptatie. Curaçao en Curaçaoënaars.
Beeldvorming en identiteit honderdveertig jaar na de slavernij/Rose Mary Allen, Coen Heijes en Valdemar Marcha
red. (Amsterdam, 2003) ISBN 9066655348; 219 blz.
* Curaçao geschiedenissen/Ilse Marrevee (Leiden, 2004)
ISBN 9077808019; 175 blz.
* De Antillen en ik/J. Leerdam red. (Amsterdam, 2008)
ISBN 9789029081580; 223 blz.
Onder cultuur verstaan maatschappijwetenschappers ook
de veranderlijke waarden en opvattingen binnen (delen
van) een samenleving, zo ook in de bundel Emancipatie en
Acceptatie. De afschaffing van de slavernij 140 jaar geleden
was aanleiding om na te gaan hoe (Afro-)Curaçaoënaars
zichzelf en hun plaats in de samenleving inmiddels bezien.
Twaalf Curaçaose en Nederlandse wetenschappers bespreken zulke uiteenlopende zaken als de beeldvorming over de
eigen identiteit, het oordeel over de Caribische immigrant
en de politieke cultuur en bestuursstijl. Twee van hen
komen samen met zes andere vooraanstaande Curaçaoënaars, ook aan het woord in het prachtig vormgegeven
boek Curaçao geschiedenissen. Hun levensverhalen, aangevuld met (familie)foto’s, laten zien hoe de voortdurende
(gedwongen) migratie naar het eiland heeft geleid tot vermenging, maar ook tot afbakening en botsing van culturen
in het dagelijks leven. Een confrontatie, maar dan tussen
‘de’ Antilliaanse en ‘de’ Nederlandse cultuur, heeft zich ook
voorgedaan in het leven van bijna vijftig Antilliaanse, Arubaanse en Nederlandse rolmodellen die PvdA-politicus John
Leerdam hun verhaal laat doen in De Antillen en ik. Zij vertellen echter vooral over hun verknochtheid aan de eilanden. Op deze wijze hoopt Leerdam het negatieve
(zelf)beeld van ‘de Antillianen’ in Nederland op te krikken.
* * Beneden en boven de wind. Literatuur van de Nederlandse Antillen en Aruba/Wim Rutgers (Amsterdam,
1996) ISBN 9023435303; 468 blz. Ook te raadplegen via
www.dbnl.nl
* * De kleur van mijn eiland. Ideologie en schrijven in het
Papiamentu sinds 1863. I. Geschiedschrijving/Aart G.
Broek (Leiden, 2006) ISBN 9067182664; 337 blz.
* * De kleur van mijn eiland. Ideologie en schrijven in het
Papiamentu sinds 1863. II. Anthologie/Aart G. Broek, Sidney M. Joubert, Lucille Berry-Haseth red. (Leiden, 2006)
ISBN 9067182663; 562 blz.
* * De brug van Paramaribo naar Willemstad. Nederlands-Caribische en Caribisch-Nederlandse literatuur
1945-2005/Wim Rutgers (Curaçao, 2007) ISBN
9789990422023; 455 blz.
* * Noordoostpassanten. 400 jaar Nederlandse verhaalkunst over Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba/
Michiel van Kempen en Wim Rutgers red. (Amsterdam/
Antwerpen, 2005) ISBN 9025419143; 711 blz.
Een middel bij uitstek om door te dringen in een andere
cultuur is de literatuur van een land of volk. Dat geldt ook
voor de Antillen en Aruba. Een goed totaaloverzicht biedt
Beneden en boven de wind. Literatuur van de Nederlandse Antillen en Aruba van literatuurhistoricus Wim Rutgers.
In dit ook digitaal beschikbare standaardwerk bespreekt hij
de ontwikkeling van de meertalige Antilliaanse literatuur
sinds de achttiende eeuw. Op de Benedenwindse Eilanden
is het Papiaments al twee eeuwen de omgangstaal. Aart
Broek beschrijft in het eerste deel van De kleur van mijn eiland hoe het Papiaments zich tot een cultuurtaal ontwikkelde, tot grote bloei kwam na de revolte van 1969 en de
basis vormt van de eigen identiteit. In het tweede deel
wordt de bij die sociaal-culturele geschiedenis behorende
bloemlezing uit de Papiamentse literatuur gepresenteerd,
vertaald in het Nederlands. Moderne Nederlandstalige literatuur van schrijvers van de eilanden en uit Suriname vergelijkt Wim Rutgers in De brug van Paramaribo naar Willemstad. Die literatuurgeschiedenis bespreekt ook het werk
van moderne Nederlandse schrijvers over het Nederlandse
Caribische gebied. Een verrassende bloemlezing uit deze
‘passantenliteratuur’, vanaf de vroegste tijd en van officier
tot literator, biedt Noordoostpassanten.
* Van Punt en Snoa. Ontstaan en groei van Willemstad,
Curaçao vanaf 1634, de Willemstad tussen 1700 en 1732
en de bouwgeschiedenis van de synagoge Mikvé IsraëlEmanuel 1730-1732/Bernard R. Buddingh’ (Den Bosch,
1994) ISBN 9070545284; 251 blz.
* Otrobanda. ‘Aen de Oversijde van deese haven’. De geschiedenis van Ortrobanda, stadsdeel van Willemstad,
Curaçao van 1696 tot 1755/Bernard R. Buddingh’ (Willemstad, 2006) ISBN 9789990407266; 274 blz.
* Een eeuw architectuur op Curaçao. De architectuur en
stedenbouw van de twintigste eeuw op Curaçao/Ronald
G. Gill (Curaçao, 2008, 3e dr.) ISBN 9789990408157; 160
blz.
Drie boeken van twee architecten die samen de ontstaansgeschiedenis van Willemstad en de veelzijdige architectuur
van Curaçao ontsluiten. In zijn dissertatie Van Punt en Snoa
beschrijft Buddingh’ de ontwikkeling van het op de oostoever van de Sint-Annabaai gelegen Punda vanaf de stichting
in 1634 tot 1732, toen de bouw van de synagoge, een van
de markantste monumenten op Curaçao, was afgerond.
De vervolgpublicatie over de wijk Otrobanda aan de overzijde van de haven verscheen ruim tien jaar later. Door het
bestuderen van oude kaarten, verkoopakten, correspondentie en doop-, trouw- en overlijdensregisters heeft Buddingh’ tot in detail de groei van de wijken kunnen achterhalen en in driedimensionale tekeningen gevisualiseerd.
Daarnaast getuigt de auteur van een warme belangstelling
voor het dagelijkse leven van de bewoners, in zijn woorden
het ‘stadsinterieur’. Toen het ommuurde Punda omstreeks
1705 was volgebouwd, dijde de stad uit ten westen van de
haven. Punda was een koloniale wijk bewoond door protestanten, joden en dienaren van de compagnie. In Otrobanda vestigde zich een mengelmoes van minder welgestelde
blanken, joden, vrije negers, vrije mulatten en slaven. In
1997 zijn de stadsdelen op de Werelderfgoedlijst van de
UNESCO geplaatst, hetgeen hun historische waarde onderstreept. Dat Curaçao ook een rijke moderne architectuur bezit, toont Gill. Hij concentreert zich op de stedenbouwkundige uitbreidingsplannen, de verschillende bouwstijlen en de voornaamste architecten.
* Bouwen op de wind. Architectuur en cultuur van Aruba/
Olga van der Klooster en Michel Bakker (Bloemendaal,
2007) ISBN 9789075238198; 343 blz.
Op instigatie van de eilandelijke monumentenzorg zijn in
dit boek de bouwkundige en culturele aspecten van de
Arubaanse architectuur in kaart gebracht. De titel refereert
aan een oude bouwtraditie. Voor de introductie van airco’s
stonden de huizen met hun kopgevel op het oosten gericht om een optimale ventilatie mogelijk te maken. De
oorspronkelijke bouwstijl van het authentieke Arubaanse
plattelandshuis (kunuku) is in veel moderne huizen nog
herkenbaar. Daarnaast zijn uitheemse invloeden van de
Spaanse bouwkunst (19e eeuw), het koloniale classicisme
en het ‘Nieuwe Bouwen’ (twintigste eeuw) in de architectuur terug te vinden. De beschrijvingen van historische of
anderszins opmerkelijke gebouwen zijn thematisch gerangschikt op functie (bijvoorbeeld bestuursgebouwen,
onderwijs- en zorginstellingen, nutsvoorzieningen) of opdrachtgever (zoals de Lago Oil and Transport Company).
Aanverwante onderwerpen als kleurgebruik en materiaal,
ambachtslieden en bouwondernemingen, stadsontwikkeling en volkhuisvesting komen ruim aan bod. Foto’s en
bouwtekeningen completeren de tekst. Eén hoofdstuk is
gewijd aan de verdedigingswerken en militaire onderkomens. Niet ten onrechte: Aruba’s oudste gebouw is Fort
Zoutman uit 1796.
Voor kinderen
* Een bezoek aan…Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint
Eustatius en Sint Maarten/Martijn Reeser (Amsterdam,
2007) ISBN 9789068327816; 48 blz.
In de Wereldreeks van het Koninklijk Instituut voor de Tropen verschijnen met grote regelmaat informatieve landenboeken voor kinderen in A4-formaat. De vormgeving is
speels en kleurrijk. In dit deel over de Nederlandse Antillen
en Aruba worden allerhande wetenswaardigheden met
fraaie foto’s geïllustreerd. De korte teksten over geschiedenis, onderwijs, natuur, taal, geografie, economie en eetgewoontes van de eilandbewoners zijn interessant en gemakkelijk leesbaar voor leerlingen van de bovenbouw van de
basisschool. Voor een eerste kennismaking met de West is
dit boek zeer geschikt.
* Nos isla i nos mundu. Our island and our world. Ons
eiland en onze wereld. Wereldatlas voor de Nederlandse
Antillen, Aruba en het Caribisch gebied/H. de Jong (Amsterdam, 2007) ISBN 9789080210233; 158 blz.
Vanuit hun eigen vertrouwde woon- en leefomgeving ontdekken kinderen stapje voor stapje de wereld om hen
heen. Met dat oogmerk hebben de lokale bestuurscolleges
en scholen op de Nederlandse Antillen en Aruba het initiatief genomen voor de publicatie van deze bijzondere atlas.
De uitgave onderscheidt zich van alle andere bekende,
grote wereldatlassen. In deze editie, speciaal ontwikkeld
voor het basis- en middelbaar onderwijs ter plekke, staan
de Nederlandse Antillen en Aruba centraal. De atlas opent
met gedetailleerde kaarten van de zes eilanden, aangevuld
met de gebruikelijke staatkundige, topografische en geografische gegevens. Grafieken en thematische kaarten
geven inzicht in demografische ontwikkelingen, klimaatveranderingen, bodemschatten etc. Daarna volgen kaarten
en aardrijkskundige informatie over het Caribisch gebied,
Noord- en Zuid-Amerika en de rest van de wereld.
Colofon
Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den
Haag is een gespecialiseerd kennis- en onderzoekscentrum op het
gebied van de Nederlandse militaire geschiedenis. Het instituut publiceert wetenschappelijke studies, verzorgt onderwijs aan militaire
opleidingsinstituten en universiteiten en maakt zijn verworven kennis en audiovisueel bezit toegankelijk voor een breed publiek.
Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Alexanderkazerne
Van Alkemadelaan 357
Postbus 90701
2509 LS Den Haag
www.nimh.nl
Het NIMH heeft dankbaar gebruik gemaakt van de (titel)suggesties
die door een aantal personen en instellingen is gedaan. Onze dank
gaat uit naar: drs. F.E. Gibbes (Nationaal Archief Willemstad), commandeur Peter W. Lenselink (Commandement der Zeemacht in het
Caribisch gebied), prof.dr. Gert J. Oostindie (Koninklijk Instituut
voor Taal-, Land en Volkenkunde).
Teksten
Dr. Anita M.C. van Dissel en prof.dr. Petra M.H. Groen
Beeldbewerking
Okke Groot, Louis Kaulartz en Hans Kragt
Eindredactie
Dr. Anita M.C. van Dissel en prof.dr. Petra M.H. Groen
Illustratieverantwoording
Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag; Centrum
Audiovisuele Dienst Defensie, Amsterdam (Peter Bijpost, Keesnan
Dogger, Rob Gieling, Hennie Keeris, Ruud Mol, Arnoud Schoor);
Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam
Vormgeving
Van Marle, Moerkapelle
Druk
OBT, Den Haag
© 2009 Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag
Download