DIENST OP ZONDAG, 29 juni 2014 Doopsgezinde Gemeente te Arnhem, 10.00 uur Organist: Bas Wuite Lezer: Liesbeth Wuite Aansteken van de kaars 2014.17 Openen van de bijbel 1 Doopsgezinde Gemeente Arnhem Gaan voor vrede en vertrouwen Welkom Zingen: 281:1,2,3, 7,8,9, 10: Wij zoeken hier uw aangezicht 1, 2: allen 3: vrouwen 7 mannen 8 vrouwen 9: mannen 10: allen Bemoediging en Groet Zingen: De Heer is mijn Herder Gebed Bijbellezing: Jesaja 55:1-5 Zingen: 763 (alle 5): Zij zullen de wereld bewonen Bijbellezing: 1 Korintiërs 9:16-23 Zingen: 967:1,2,4,6,7: Zonne der gerechtigheid Preek Lieve gemeente! I. De brieven van de apostel Paulus zijn eeuwenoude correspondentie uit een ver verleden. Natuurlijk is dat wat Paulus schrijft tijdgebonden – hij gaat in op concrete situaties, op prangende vragen en problemen van toen. Logisch dat brieven van haast 2000 jaar geleden vaak moeilijker te begrijpen zijn dan een emailtje dat we gisteren hebben ontvangen en gelezen. Ik weet niet hoe u dat ervaart, maar mij verrast het regelmatig, hoe oude teksten – ook oude teksten in de bijbel – ineens heel actueel, fris en inspirerend kunnen zijn, als je ze aandachtig leest en erover nadenkt. Ook die oude woorden die we vandaag uit de 1e brief van Paulus aan de gemeente in de grote havenstad Korinte schrijft, raken een heel modern probleem. Het is het probleem van “hoe zeg je iets, zodat het overkomt – zodat de boodschap overkomt?” Die vraag geldt nog steeds: voor de reclamebranche, voor alle publieke media; dat geldt voor school, voor thuis, voor de kerk. Iedereen wil goed overkomen. Want wie niet goed overkomt, die krijgt met de negatieve gevolgen te maken: de reklame-bureau’s krijgen minder opdrachten, bij de televisieomroepen dalen de kijkcijfers, partijen raken kiezers kwijt, vakbonden verliezen leden, kerken worden in de samenleving niet meer zo waargenomen. Goed overkomen is dus enorm belangrijk. Wij weten dat allemaal. 2 II. Het is opvallend, hoe open en eerlijk Paulus zich uitlaat over deze grondwet van alle communicatie. Net als een deskundige reclamevakman legt Paulus aan de Korintiërs uit, dat hij met zijn boodschap van het evangelie alleen kan overkomen, als hij zich telkens weer bewust instelt op zijn doelgroepen of zijn gesprekspartners. Als hij niet aansluit bij hun leef- en denkwereld en wat hen bezig houdt, dan kan hij het vergeten. Hij weet: met Joden moet ik niet beginnen over Griekse filosofie en wiskunde of over de christelijke leer van de drieëenheid, want dan haken ze direct af. Als ik een goed gesprek met hen wil aanknopen, dan kan ik beter beginnen over de tora, de leefregels of over de prachtige anekdotes van beroemde rabbijnen. Dat bedoelt Paulus met “voor de joden ben ik een jood geworden – om joden te winnen.” En dat moet niet zo moeilijk geweest zijn, omdat hij een gedegen Joodse opleiding heeft genoten bij de bekende rabbijn Gamaliël in Jeruzalem. Paulus weet ook: Met Hellenisten – dus mensen met Griekse cultuurachtergrond – moet ik niet meteen komen met Mozes, de tien geboden en de rijke Joodse traditie, de opstanding en de Messias. Want dan kijken ze me maar glazig aan of ze lachen me uit en luisteren niet meer. Daar hebben ze in eerste instantie niks mee.” Paulus is in de grote stad Tarsus geboren en opgegroeid. Tarsus (in zuidoosten van het huidige Turkije) was beroemd om zijn scholen die konden wedijveren met die van de twee andere cultuursteden Athene en Alexandrië. Dus ook in de Griekse en Romeinse denkwereld is Paulus thuis. Daarom heeft Paulus in Athene, het centrum van Griekse cultuur en wetenschap, eerst een uitgebreide stadswandeling gedaan om zich verder te verdiepen in wat de Grieken bezielt en bezig houdt: hun cultuur en religie, academiegebouwen en tempels. (In het boek Handelingen hoofstuk 17 wordt dit verteld). En met die boeiende informatie heeft Paulus dan op het grote plein (de Areopagus) een boeiend gesprek aangeknoopt: “Atheners, ik heb gezien hoe buitengewoon godsdienstig u in ieder opzicht bent. Want toen ik in de stad rondliep en alles wat u vereert nauwlettend in ogenschouw nam, ontdekte ik ook een altaar met het opschrift ‘Aan de onbekende god’. – Wat u vereert zonder het te kennen, daar wil ik het met jullie over hebben.” (Hand.17:22-23) Geestig, creatief en interessant. Zo begint Paulus een boeiend gesprek met godszoekers, mensen die zin hebben in een pittige gedachtenwisseling over God en de wereld. Die onbekende God blijkt een goede opening te bieden om het met elkaar over de diepere betekenis van het geloof in God en over Jezus de Messias te hebben. III. Maar wat bezielt Paulus in Godsnaam om zich telkens weer aan te passen in zijn gesprekken en om te schakelen van de ene naar de andere groep en cultuur? Is dat niet vreselijk vermoeiend? Kun je dan nog jezelf blijven, als je je steeds weer anders voordoet? Wat wil Paulus daarmee bereiken? - Wil hij zich populair en geliefd maken bij iedereen? 3 - Of is dat puur een spelletje, een trucje om meer succes te hebben bij het overhalen van allerlei soorten mensen voor het christelijk geloof? Ben je dan nog geloofwaardig en serieus bezig? Paulus had in zijn tijd al heel wat kritiek te verduren – juist in de christengemeente van Korinthe: Paulus was hen te onafhankelijk – hij liet zich niet door de gemeente betalen, maar verdiende zijn eigen inkomen. Sommigen vonden hem ook niet een echte apostel, omdat hij Jezus zelf niet direct had ontmoet en meegemaakt. Al die kritiek moet Paulus zeer hebben geraakt. Steeds weer kwam hij daarop terug dus in de briefpassage die we vandaag gehoord hebben. Uitdrukkelijk gaat hij daarop in: “Ik doe dit niet uit vrije wil, niet omdat ik in mijn fantasie dat zo heb uitgedacht of omdat ik er zelf beter van wil worden. “Ik doe alles voor het evangelie om ook zelf aan de beloften ervan deel te krijgen” (V.23). Het gaat mij juist om geloofwaardig en serieus met het geloof bezig te zijn, dat mij geschonken is. En dat wil ik met anderen te delen – zo goed ik kan. De liefde van God en dat wat ik van Jezus leer, heeft mij gegrepen. En daar moet ik iets mee. Ik kan het niet laten…om dat aan anderen te laten zien, anderen te laten horen waar de weg, ja waar God mij ook brengt. “Ik ben vrij ten opzichte van allen. En tegelijkertijd ben ik een dienstknecht voor allen.” (V.19) – Dat klinkt tegenstrijdig, maar het zijn twee kanten van één medaille. Ik ben zo vrij als een vogel, dat ik God en de mensen mag dienen. En andersom: juist dat dienen maakt me echt vrij. Want het is niet alleen vrijheid ergens van, maar ook vrijheid ergens voor. En echte vrijheid is niet iets voor mij alleen, maar echte vrijheid is iets wat mij met anderen verbindt, om er voor elkaar te kunnen zijn. IV. Zusters en broeders, er zijn inzichten in dit stukje brief uit de begintijd van christenen – inzichten die voor ons vandaag nog belangrijk blijven: 1. Elke generatie staat voor de uitdaging om dat omgaan met God, geloof en de inhoud van het leven opnieuw proberen te begrijpen en onder woorden te brengen. En ik geloof dat de bijbel vol eeuwenoude ervaringen met God en Jezus Christus een fantastisch hulpmiddel daarbij is. Daar kunnen we nog steeds uit putten. Dat is niet achterhaald. 2. Ieder van ons is geroepen om op zijn of haar eigen wijze geloof door te geven aan mensen waar die mee te maken heeft. Een moeder (vaders vinden dat vaak moeilijker) weet bijvoorbeeld, hoe ze met een kind kan praten - passend bij zijn leeftijd, zodat het luistert en begrijpt. Daar zijn geen algemene vaste regels voor, want dat verandert. (En dat is wat we als ouders telkens weer moeten leren). Zo is dat, denk ik, ook met de gemeente van Christus. De tijden veranderen, de samenleving verandert. Daarom is het nodig dat ieder van ons en wij allen samen alert 4 zijn, hoe we op een begrijpelijke manier en op een wijze die bij ons past over God en geloof kunnen praten zodat het overkomt. Daarvoor hebben we een goede portie belangstelling nodig in wat anderen bezig houdt: hun vragen en problemen, waar ze zo hun twijfels over hebben, waar ze enthousiast voor zijn. Het vraagt om een gezonde nieuwsgierigheid naar waar mensen buiten de kerk naar zoeken – naar antwoorden op diepe vragen, naar troost in verdriet, naar hoop en uitzicht in momenten van wanhoop, naar een adres waar je nood en pijn, maar ook je dankbaarheid en geluk kwijt kunt. In een boek van prof. Gerben Heitink las ik een paar zinnen die ik als zeer bemoedigend en bevrijdend ervaar. Daarom wil ik ze letterlijk aanhalen en met u delen. Ze staan in zijn prachtige boek “biografie van de dominee” waarin het over de ontwikkeling van het domineesberoep en de gemeenten vanaf de reformatietijd tot nu gaat. Ik word er blij van, omdat het mij herinnert aan wat ik zo gauw vergeet. Heitink zegt namelijk (p.278): “…waar andere religies en levensbeschouwelijke stromingen, zoals het humanisme, met kracht voor hun overtuiging uitkomen, mogen ook christenen hieraan de vrijmoedigheid ontlenen om in alle openheid hun geloofstraditie te vertolken in woorden en daden. Dat is de winst van het pluralisme. De kerk hoeft met andere woorden niet langer in haar schulp te kruipen en zich te verontschuldigen voor haar bestaan. De verontschuldigingscultuur voorbij komt er ruimte voor meer zelfbewustheid. Zo is de kerk bijvoorbeeld de belangrijkste leverancier op het gebied van vrijwilligerswerk, de kurk waar een groot deel van het gemeenschapsleven op drijft. (…) De kerk en haar leden kunnen wel degelijk een samenbindende functie vervullen in de moderne samenleving. We hoeven ons niet voor te schamen en ons terug te trekken in schuilkerken tot de winter van de secularisatie (ontkerkelijking) over ons is heengegaan. De lente is al begonnen, kijk maar wat er allemaal groeit en bloeit.” Zusters en broeder, de positieve dingen die ons kunnen bemoedigen – laten we die ook tot ons doordringen? Amen. Muziek OPEN RUIMTE en Mededelingen ` Herdenken Louis Kemper Gebed en Onze Vader Collecten Zingen: 416 (alle 4): Ga met God en Hij zal met je zijn Zegen en zingen “Gezegend gaan wij nu van hier”