DIENST OP ZONDAG, 15 februari 2004

advertisement
DIENST OP ZONDAG, 29 juni 2014
Doopsgezinde Gemeente te Arnhem, 10.00 uur
Organist: Bas Wuite Lezer: Liesbeth Wuite
Aansteken van de kaars
2014.17
Openen van de bijbel
1
Doopsgezinde Gemeente
Arnhem
Gaan voor vrede en vertrouwen
Welkom
Zingen: 281:1,2,3, 7,8,9, 10: Wij zoeken hier uw aangezicht
1, 2: allen
3: vrouwen 7 mannen
8 vrouwen 9: mannen
10: allen
Bemoediging en Groet
Zingen: De Heer is mijn Herder
Gebed
Bijbellezing: Jesaja 55:1-5
Zingen: 763 (alle 5): Zij zullen de wereld bewonen
Bijbellezing: 1 Korintiërs 9:16-23
Zingen: 967:1,2,4,6,7: Zonne der gerechtigheid
Preek
Lieve gemeente!
I.
De brieven van de apostel Paulus zijn eeuwenoude correspondentie uit een ver
verleden. Natuurlijk is dat wat Paulus schrijft tijdgebonden – hij gaat in op concrete
situaties, op prangende vragen en problemen van toen.
Logisch dat brieven van haast 2000 jaar geleden vaak moeilijker te begrijpen zijn dan
een emailtje dat we gisteren hebben ontvangen en gelezen.
Ik weet niet hoe u dat ervaart, maar mij verrast het regelmatig, hoe oude teksten – ook
oude teksten in de bijbel – ineens heel actueel, fris en inspirerend kunnen zijn, als je
ze aandachtig leest en erover nadenkt.
Ook die oude woorden die we vandaag uit de 1e brief van Paulus aan de gemeente in
de grote havenstad Korinte schrijft, raken een heel modern probleem.
Het is het probleem van “hoe zeg je iets, zodat het overkomt – zodat de boodschap
overkomt?”
Die vraag geldt nog steeds: voor de reclamebranche, voor alle publieke media; dat
geldt voor school, voor thuis, voor de kerk.
Iedereen wil goed overkomen. Want wie niet goed overkomt, die krijgt met de negatieve gevolgen te maken: de reklame-bureau’s krijgen minder opdrachten, bij de
televisieomroepen dalen de kijkcijfers, partijen raken kiezers kwijt, vakbonden verliezen
leden, kerken worden in de samenleving niet meer zo waargenomen.
Goed overkomen is dus enorm belangrijk. Wij weten dat allemaal.
2
II.
Het is opvallend, hoe open en eerlijk Paulus zich uitlaat over deze grondwet van alle
communicatie. Net als een deskundige reclamevakman legt Paulus aan de Korintiërs
uit, dat hij met zijn boodschap van het evangelie alleen kan overkomen, als hij zich
telkens weer bewust instelt op zijn doelgroepen of zijn gesprekspartners. Als hij niet
aansluit bij hun leef- en denkwereld en wat hen bezig houdt, dan kan hij het vergeten.
Hij weet: met Joden moet ik niet beginnen over Griekse filosofie en wiskunde of over
de christelijke leer van de drieëenheid, want dan haken ze direct af. Als ik een goed
gesprek met hen wil aanknopen, dan kan ik beter beginnen over de tora, de leefregels
of over de prachtige anekdotes van beroemde rabbijnen.
Dat bedoelt Paulus met “voor de joden ben ik een jood geworden – om joden te
winnen.” En dat moet niet zo moeilijk geweest zijn, omdat hij een gedegen Joodse
opleiding heeft genoten bij de bekende rabbijn Gamaliël in Jeruzalem.
Paulus weet ook: Met Hellenisten – dus mensen met Griekse cultuurachtergrond –
moet ik niet meteen komen met Mozes, de tien geboden en de rijke Joodse traditie,
de opstanding en de Messias. Want dan kijken ze me maar glazig aan of ze lachen me
uit en luisteren niet meer. Daar hebben ze in eerste instantie niks mee.”
Paulus is in de grote stad Tarsus geboren en opgegroeid. Tarsus (in zuidoosten van
het huidige Turkije) was beroemd om zijn scholen die konden wedijveren met die van
de twee andere cultuursteden Athene en Alexandrië. Dus ook in de Griekse en Romeinse denkwereld is Paulus thuis.
Daarom heeft Paulus in Athene, het centrum van Griekse cultuur en wetenschap,
eerst een uitgebreide stadswandeling gedaan om zich verder te verdiepen in wat de
Grieken bezielt en bezig houdt: hun cultuur en religie, academiegebouwen en tempels.
(In het boek Handelingen hoofstuk 17 wordt dit verteld).
En met die boeiende informatie heeft Paulus dan op het grote plein (de Areopagus)
een boeiend gesprek aangeknoopt:
“Atheners, ik heb gezien hoe buitengewoon godsdienstig u in ieder opzicht bent. Want
toen ik in de stad rondliep en alles wat u vereert nauwlettend in ogenschouw nam,
ontdekte ik ook een altaar met het opschrift ‘Aan de onbekende god’. – Wat u vereert
zonder het te kennen, daar wil ik het met jullie over hebben.” (Hand.17:22-23)
Geestig, creatief en interessant. Zo begint Paulus een boeiend gesprek met godszoekers, mensen die zin hebben in een pittige gedachtenwisseling over God en de
wereld. Die onbekende God blijkt een goede opening te bieden om het met elkaar over
de diepere betekenis van het geloof in God en over Jezus de Messias te hebben.
III.
Maar wat bezielt Paulus in Godsnaam om zich telkens weer aan te passen in zijn
gesprekken en om te schakelen van de ene naar de andere groep en cultuur?
Is dat niet vreselijk vermoeiend? Kun je dan nog jezelf blijven, als je je steeds weer
anders voordoet?
Wat wil Paulus daarmee bereiken?
- Wil hij zich populair en geliefd maken bij iedereen?
3
- Of is dat puur een spelletje, een trucje om meer succes te hebben bij het overhalen
van allerlei soorten mensen voor het christelijk geloof? Ben je dan nog geloofwaardig
en serieus bezig?
Paulus had in zijn tijd al heel wat kritiek te verduren – juist in de christengemeente van
Korinthe: Paulus was hen te onafhankelijk – hij liet zich niet door de gemeente betalen,
maar verdiende zijn eigen inkomen. Sommigen vonden hem ook niet een echte
apostel, omdat hij Jezus zelf niet direct had ontmoet en meegemaakt.
Al die kritiek moet Paulus zeer hebben geraakt. Steeds weer kwam hij daarop terug dus in de briefpassage die we vandaag gehoord hebben.
Uitdrukkelijk gaat hij daarop in: “Ik doe dit niet uit vrije wil, niet omdat ik in mijn fantasie
dat zo heb uitgedacht of omdat ik er zelf beter van wil worden.
“Ik doe alles voor het evangelie om ook zelf aan de beloften ervan deel te krijgen”
(V.23). Het gaat mij juist om geloofwaardig en serieus met het geloof bezig te zijn, dat
mij geschonken is. En dat wil ik met anderen te delen – zo goed ik kan.
De liefde van God en dat wat ik van Jezus leer, heeft mij gegrepen. En daar moet ik
iets mee. Ik kan het niet laten…om dat aan anderen te laten zien, anderen te laten
horen waar de weg, ja waar God mij ook brengt.
“Ik ben vrij ten opzichte van allen. En tegelijkertijd ben ik een dienstknecht voor
allen.” (V.19) – Dat klinkt tegenstrijdig, maar het zijn twee kanten van één medaille. Ik
ben zo vrij als een vogel, dat ik God en de mensen mag dienen. En andersom: juist dat
dienen maakt me echt vrij. Want het is niet alleen vrijheid ergens van, maar ook vrijheid
ergens voor.
En echte vrijheid is niet iets voor mij alleen, maar echte vrijheid is iets wat mij met
anderen verbindt, om er voor elkaar te kunnen zijn.
IV.
Zusters en broeders, er zijn inzichten in dit stukje brief uit de begintijd van christenen –
inzichten die voor ons vandaag nog belangrijk blijven:
1. Elke generatie staat voor de uitdaging om dat omgaan met God, geloof en de
inhoud van het leven opnieuw proberen te begrijpen en onder woorden te brengen. En
ik geloof dat de bijbel vol eeuwenoude ervaringen met God en Jezus Christus een
fantastisch hulpmiddel daarbij is. Daar kunnen we nog steeds uit putten. Dat is niet
achterhaald.
2. Ieder van ons is geroepen om op zijn of haar eigen wijze geloof door te geven aan
mensen waar die mee te maken heeft.
Een moeder (vaders vinden dat vaak moeilijker) weet bijvoorbeeld, hoe ze met een
kind kan praten - passend bij zijn leeftijd, zodat het luistert en begrijpt. Daar zijn geen
algemene vaste regels voor, want dat verandert. (En dat is wat we als ouders telkens
weer moeten leren).
Zo is dat, denk ik, ook met de gemeente van Christus. De tijden veranderen, de
samenleving verandert. Daarom is het nodig dat ieder van ons en wij allen samen alert
4
zijn, hoe we op een begrijpelijke manier en op een wijze die bij ons past over God en
geloof kunnen praten zodat het overkomt.
Daarvoor hebben we een goede portie belangstelling nodig in wat anderen bezig
houdt: hun vragen en problemen, waar ze zo hun twijfels over hebben, waar ze
enthousiast voor zijn. Het vraagt om een gezonde nieuwsgierigheid naar waar
mensen buiten de kerk naar zoeken – naar antwoorden op diepe vragen, naar troost in
verdriet, naar hoop en uitzicht in momenten van wanhoop, naar een adres waar je
nood en pijn, maar ook je dankbaarheid en geluk kwijt kunt.
In een boek van prof. Gerben Heitink las ik een paar zinnen die ik als zeer bemoedigend en bevrijdend ervaar. Daarom wil ik ze letterlijk aanhalen en met u delen. Ze
staan in zijn prachtige boek “biografie van de dominee” waarin het over de ontwikkeling
van het domineesberoep en de gemeenten vanaf de reformatietijd tot nu gaat. Ik word
er blij van, omdat het mij herinnert aan wat ik zo gauw vergeet.
Heitink zegt namelijk (p.278):
“…waar andere religies en levensbeschouwelijke stromingen, zoals het humanisme,
met kracht voor hun overtuiging uitkomen, mogen ook christenen hieraan de vrijmoedigheid ontlenen om in alle openheid hun geloofstraditie te vertolken in woorden
en daden. Dat is de winst van het pluralisme.
De kerk hoeft met andere woorden niet langer in haar schulp te kruipen en zich te
verontschuldigen voor haar bestaan. De verontschuldigingscultuur voorbij komt er
ruimte voor meer zelfbewustheid. Zo is de kerk bijvoorbeeld de belangrijkste
leverancier op het gebied van vrijwilligerswerk, de kurk waar een groot deel van het
gemeenschapsleven op drijft. (…)
De kerk en haar leden kunnen wel degelijk een samenbindende functie vervullen in de
moderne samenleving. We hoeven ons niet voor te schamen en ons terug te trekken
in schuilkerken tot de winter van de secularisatie (ontkerkelijking) over ons is
heengegaan. De lente is al begonnen, kijk maar wat er allemaal groeit en bloeit.”
Zusters en broeder, de positieve dingen die ons kunnen bemoedigen – laten we die
ook tot ons doordringen?
Amen.
Muziek
OPEN RUIMTE en Mededelingen
`
Herdenken Louis Kemper
Gebed en Onze Vader
Collecten
Zingen: 416 (alle 4): Ga met God en Hij zal met je zijn
Zegen en zingen “Gezegend gaan wij nu van hier”
Download