Opdracht 31 Schermen op de computermarkt (examen 1998, opgave 4, 2e tv) Regelmatig duiken er in het nieuws berichten op over de concurrentiestrijd op de computermarkt. De computermarkt bestaat uit een aantal deelmarkten. Stel dat de markt van een bepaald soort software in handen is van een klein aantal grote bedrijven die voortdurend innoveren. a. Van welke marktvorm is er op deze softwaremarkt blijkbaar sprake: van monopolie, monopolistische concurrentie, homogeen oligopolie of heterogeen oligopolie? Verklaar het antwoord. Stel dat er op de markt van een bepaald soort beeldscherm sprake is van drie aanbieders. Het prijsverloop van dit beeldscherm in een bepaalde periode van een jaar is in tabel 1 weergegeven. Tabel 1 (prijs in euro’s per beeldscherm) aanbieder A aanbieder B aanbieder C b. jan 317 320 315 feb 317 320 315 mrt 317 340 315 apr 335 340 315 mei 335 340 330 jun 335 300 330 jul 295 300 330 aug 295 300 290 sep 295 300 290 Beschrijf hoe uit tabel 1 blijkt dat er op deze markt sprake is van prijsleiderschap. Stel dat op de markt van microprocessors een aanbieder een nieuw soort processor op de markt brengt. Die processor bevat nieuwe technologie zodat deze aanbieder feitelijk een monopoliepositie heeft. De kosten- en opbrengstensituatie van deze monopolist is getekend op de bijlage. De monopolist streeft naar maximale totale winst. c. Bereken aan de hand van de figuur in de bijlage 1 (pag. 41) de totale winst van deze monopolist in euro’s. Na enige tijd dient zich een concurrent aan. De toetreder heeft een hogere kostprijs (GTK) dan de oorspronkelijke aanbieder hoewel het om een gelijkwaardige microprocessor gaat. d. Geef een verklaring voor de hogere kostprijs van de toetreder. Door de komst van de toetreder wordt de afzetvergelijking van de oorspronkelijke aanbieder: Q = -0,5Pe + 0,15Pt + 170 Q is de afzet x 10.000 stuks Pe is de verkoopprijs van de oorspronkelijke aanbieder Pt is de verkoopprijs van de toetreder e. Zal de absolute waarde van de coëfficiënt van Pe groter of kleiner zijn dan in de situatie voordat er sprake was van toetreding? Verklaar het antwoord zonder een berekening te maken. De oorspronkelijke aanbieder veronderstelt dat de toetreder zijn verkoopprijs vaststelt op 500. De afzetvergelijking van de oorspronkelijke aanbieder wordt dan: Q = -0,5Pe + 245 waaruit volgt dat: Pe = -2Q + 490. De doelstelling en de kostengegevens van de oorspronkelijke aanbieder blijven ongewijzigd. f. Bereken de prijs die de oorspronkelijke aanbieder zal vaststellen. De toetreder blijkt echter een agressieve prijspolitiek te voeren en wil de oorspronkelijke aanbieder in een verliessituatie dwingen. De toetreder stelt daartoe zijn prijs op 350. g. Leid de nieuwe afzetvergelijking van de oorspronkelijke aanbieder af. h. Teken op de bijlage de nieuwe afzetlijn van de oorspronkelijke aanbieder en leg vervolgens uit of de toetreder in zijn opzet slaagt.