Left Luggage |1 37 L eft Luggage (= de ver- loren bagage; Nederlandse titel: Twee koffers) is een lm uit 1997 die je confronteert met de levenswijze van de Antwerpse joden. Het verhaal speelt zich in 1972 af maar het kon zich net zo goed vandaag afspelen. Het enige verschil met vandaag is dat er in 1972 nog veel jonge en gezonde overlevenden van de concentratiekampen van de tweede Wereldoorlog waren. Land Nederland, België Duur 1u36’ Jaar 1998 Regisseur Jeroen Krabbé Cast Isabella Rossellini (Mevrouw Kalman) Laura Fraser (Chaja) Jeroen Krabbé (Meneer Kalman) Maximilian Schell (Chaja’s vader) Marianne Sägebrecht (Chaja’s moeder) Productie Ate De Jong Hans Pos - Dave Schram Maria Peters - Dirk Impens Muziek Henny Vrienten Een inlevingsoefening De lm is een inlevingsoefening en vraagt je om je vooroordelen opzij te zetten. Je wordt geconfronteerd met een totaal andere godsdienst, levenswijze, cultuur en je mag die best onaantrekkelijk vinden en je kan er zelfs heel wat kritiek op hebben. Toch vraagt de lm wat bereidheid om een levensverhaal te volgen van mensen die je misschien wel niet als vriend zou willen hebben maar voor wie je toch respect moet opbrengen. Als je tussen die mensen zou leven of als je bij die mensen zou werken (zoals Chaja, de hoofdpersoon van de lm) dan zou je je moeten inspannen om niet racistisch te handelen of om die mensen niet te discrimineren. De lm vraagt je om je in te leven in de wereld van enkele Antwerpse joden en om te proberen te begrijpen waarom ze zo zijn. Begrijpen wil niet zeggen: goedkeuren, wél: geen vooroordelen, niet discrimineren! Vreemde woorden en gebruiken De lijst met joodse woorden of gebruiken die in de lm voorkomen is hier opgenomen om een paar dingen in de lm te kunnen begrijpen zodat je meer van de lm kan genieten. De begrippen worden opgesomd in de volgorde zoals ze in de lm voorkomen. • De lm begint met een verwijzing naar de sfeer in 1972: vier jaar na “mei ‘68” komen de studenten nog altijd op straat en eisen ze meer democratie. “Mei ‘68” = de grote studenten-opstanden in Europa om meer vrijheid, inspraak en democratie te vragen. Die opstanden waren soms communistisch of marxistisch geïinspireerd (vgl. Peter ‘Stinkstok’ in de lm) Chaja en Simcha • “Je spijkerbroek zit te strak. Je krijgt er kanker van”. In die periode begonnen jonge mensen spannende jeans te dragen en meteen was de reactie van bezorgde mensen die deze revolutionaire modeverandering niet konden aanzien: “Je krijgt er teelbalkanker van.” Dat de moeder van Chaja dit op haar dochter toepast, toont aan dat ze er niet veel over weet. De uitspraak van de moeder kan wel verwijzen naar een ander “kankergezwel” dat in de familie leeft... • “Dan kan je veranderen in zoutpilaren”: verwijst naar het eerste boek van de 2 | In de onder~breking bijbel, Genesis, waarin het verhaal staat over Sodom en Gomorra, twee steden die in zonde leefden. God straft die steden door ze te verbranden maar eerst verwittigt Hij Lot, een neef van Abraham, die daar woont. Lot kan samen met zijn vrouw en dochters uit Sodom vluchten. Ze krijgen van God de opdracht om niet achterom te kijken. De vrouw van Lot kijkt toch achterom en verandert in een zoutkolom. De voorbije jaren keek de vader van Chaja ook niet achterom, nu hij op rust is, kijkt hij wel achterom en wil hij zijn koffers terug. Is hij daardoor ook niet aan het veranderen in een zoutpilaar? • Chassidim: (enkelvoud: Chassid) een strekking binnen het jodendom waarvan de leden heel streng en conservatief leven. Ze noemen zich ‘orthodox’, d.w.z. dat ze van zichzelf zeggen dat ze ‘op een juiste manier de joodse) leer volgen’. Ze zijn herkenbaar aan hun lange zwarte klederen en de mannen hebben ‘slaaplokjes’ of ‘pijpenkrullen’ (lange vlecht hoofdhaar in spiraalvorm links en rechts van de slapen) Afgeleide woorden: Chassidisch (bv.: de chassidische leefregels ... ) • Koosjer = zuiver, rein. Koosjer eten = zuiver eten, zonder varkensvlees; eten bereid volgens de joodse reinheidswetten. • “Ik zal nooit zo’n stomme pruik opzetten”: Chassidische vrouwen mogen buitenshuis hun hoofdhaar niet tonen. Daarom wordt het kortgeknipt en dragen ze een pruik. (Heeft dezelfde betekenis als het hoofddoek dat islamitische vrouwen dragen). • Thora: de eerste vijf boeken van de joodse ‘bijbel’ = eerste vijf boeken van het christelijke Oude Testament. In die boeken zijn de 613 ‘leefregels’ opgenomen. De bekendste zijn de ‘tien geboden’. • Op een bepaald moment stoft Chaja in het gezin waar ze werkt, een kadertje af. Daarop staan vier Hebreeuwse letters. Het woord is ‘mizrach’ en betekent: zonsopgang. Bij de chassidim hangt dit kader aan de oostkant en duidt het de richting van Jeruzalem aan. Bij het gebed kijken ze dan in die richting. Je kan het vergelijken met de islamieten die zich in de richting van Mekka buigen om te bidden. • De reinheidswetten van de joden zeggen dat vlees niet in een melkpot of melk niet in een vleespan gekookt mag worden. Strenge joden gaan zelfs zover dat ze voor het klaarmaken van melk en vlees een afzonderlijk gasvuur hebben. • Attila (de naam van de hond van de conciërge) Attila was een heel wrede veldheer uit Oost-Europa (6de eeuw). • gomer, een woord dat niet al te vriendelijke dingen over iemand zegt. Wordt in de lm uitgelegd. • kaftan: lange zwartejas die chassisische joden dragen. In Antwerpen ook wel ‘frak’ genoemd. • getto: afgesloten stadswijk waardejoden vroeger woonden, vooral in Italië en Duitsland. A.h.w. een afgesloten stad binnen een stad. • seider: paasmaaltijd: de avond voor Pesach, het Paasfeest, wordt er in elk joods gezin een paasmaaltijd gehouden. Deze plechtigheid heeft een vast schema en begint met de vier vragen die door hetjongste kind gesteld worden: “ 1. Waarom is deze avond zo anders dan andere avonden? 2. Waarom eten we vanavond alleen matses (= ongedesemd brood)? 3...” • keppel: klein gebreid ‘petje’ (schedelkapje) waarmee joodse mannen op sabbat of tijdens het gebed het hoofd bedekken. • goj (mv: gojim) = een woord dat joden gebruiken om ‘niet-joden’ aan te duiden. • tijdens een gesprek tussen Chaja en mijnheer Apfelschnitt spant die man een riem rond zijn arm. Hij heeft ook een doosje op het voorhoofd. Dit zijn de gebedsriemen of tellin. In het doosje zit een tekstje uit de thora. • John F Kennedy: Amerikaanse president die op 26 juni 1963 Berlijn bezocht en daar de bevolking lof toezwaalde om haar moed (denk aan de Muur!). Hij besloot zijn toespraak met ‘lch bin ein Berliner’ • rabbi: joodse schriftgeleerde en leider van de joodse eredienst in de synagoge. • een stukje uit de kraag van jas of kleed snijden: teken van rouw. De kraag van een bezoeker stuksnijden = aanvaarden dat de andere in je rouw komt delen. Left Luggage Over de lm als ‘lm’ De personages • De twintigjarige Chaja met haar ouders mr. en mevr. Silberschmidt • De familie Kalman waar Chaja als kindermeisje werkt. Er zijn vijf kinderen: Avrom en Dov, twee kinderen die al naar school gaan, vervolgens Simcha, een vierjarig jongetje en de tweeling Esva en Tsivja, die nog in de wieg liggen. • Mr. en mevr. Goldblum, joodse onderburen van Chaja’s ouders. • Mr. Apfelschnitt, een vriend van Chaja’s ouders en ook een goede vriend van Chaja. Hij woont in hetzelfde appartementsblok als Chaja’s ouders. • En niet te vergeten: de conciërge van het appartement waar de Kalmans wonen. Belangrijke scènes Omdat je de lm maar éénmaal ziet, wordt je vooraf op enkele scènes gewezen zodat je er extra op let. • Let eens op de prachtig opgebouwde beginscène (met de generiek = lmtitels). Je krijgt aan de hand van bruin gekleurde zwart-wit beelden uitleg over de verloren koffers. Tussendoor zie je hoe een vader aan zijn dochter Chaja vertelt hoe hij die koffers verloren is. Die scène is in de onscherpe en etse kleuren van de jaren vijftig gelmd. Het laatste beeld toont de kleine Chaja die bij het geluid van de aarde op de koffers angstig haar oren afstopt. Dit geluid wordt onmerkbaar een totaal ander geluid. Heb je het geluid bij het begraven van de koffers wel goed geïnterpreteerd? Dat geluid komt in de lm nog eens voor. Het eerste beeld van de hedendaagse Chaja, onmiddellijk na de generiek, doet denken aan de angstige jongere Chaja en zet je op een verkeerd spoor. • De lmmaker heeft blijkbaar een grote voorkeur om bepaalde elementen of gedachten tweemaal te tonen (parallellen), zij het dan met een andere betekenis of in een andere context. Zo komt er in de lm tweemaal een scène voor waarin iemand een uitspraak verbetert; de omstandigheden waarin een uitspraak verbeterd wordt, zijn totaal anders. Je ziet twee keer Chaja terwijl ze zich aan het aankleden is en toch is er een belangrijk verschil tussen die eerste en tweede keer. Dat verschil vertelt iets over de evolutie die Chaja doormaakt. Het harde geluid van de aarde die op de koffer of iets anders gegooid wordt, komt twee keer voor. In de lm zie je Chaja twee keer ontslag geven en ook twee keer starten met haar job als kindermeisje. De kamer van vader Kalman komt twee keer ter sprake. De buurvrouw van de ouders van Chaja |3 komen twee keer op bezoek bij Chaja’s ouders, zij het dan wel met telkens een andere boodschap. Je ziet de verhuurster van Chaja’s kamer twee keer. Er wordt twee keer over schrijven gesproken, de eerste keer bij de Goldblums die postzegels hebben maar geen brieven schrijven, onmiddellijk daarna zie je Chaja’s vader brieven schrijven maar of hij antword krijgt, vernemen we niet en wat hij zoekt, vndt hij niet. In twee op elkaar volgende scènes wordt er ‘het spijt me’ gezegd: de eerste keer op het einde van de scène tijdens de Pesachfeest in de kamer van vader Kalman, de tweede keer op het einde van de zwemscène. Het heeft telkens te maken met het begrijpen van de achtergrond en het verleden van de gesprekspartner. De vader van Simcha wordt twee keer met het speelgoedeendje van Simcha geconfronteerd (hoe het de tweede keer gebeurt, zie je niet, je verneemt het uit het verslag van mr. Apfelschnitt). Er wordt twee keer cake gegeten... Eén belangrijke uitzondering: de zin “Ga nooit weg zonder eerst ‘ik hou van je’” te zeggen, komt driemaal in de lm voor. • De mooiste “dubbele scène” ziet er als een reusachtige ‘U’ uit: de camera kijkt van buitenuit binnen in de kamer van Chaja die op de vierde verdieping woont. Chaja moet om iets ergs dringend naar het huis van de Kalmans. In plaats van haar via de trap te volgen, blijft de camera buiten staan en gaat die langzaam naar beneden en wordt de buitengevel gelmd. Deze neerwaartse beweging kan je als het linkerbeen van de ‘U’ zien. Daama volgt het ‘plat streepje’ van de ‘U’: ‘horizontale’ beelden met Chaja op de tram. Aan het park is er een halteplaats en waarom je zo duidelijk het park ziet, wordt vanuit de lm wel duidelijk. Daarna volgt het ‘rechter beentje’ van de ‘U’: de camera komt aan het huis van de familie Kalman en gaat nu omhoog tot die bij de Kalmans binnenkijkt. • De rol van vader Kalman wordt door Jeroen Krabbé vertolkt. Hij is ook de regisseur van de lm en dat zorgde soms voor grote verwarring bij Adam Monty die de rol van Simcha vertolkt. Samenvatting van het lmverhaal Left Luggage speelt zich af in het Antwerpen van 1972. De losoe-studente Chaja gaat als kindermeisje bij een chassidisch gezin werken omdat ze geld nodig heeft voor de huur van haar kamer. Al snel komt ze er achter dat ze, hoewel ze zelf ook joods is, moeilijk om kan gaan met de aparte levensstijl die de chas- 4 | In de onder~breking sidische familie Kalman er op na houdt. Altijd in het zwart gekleed, pijpenkrullen en pruiken, eeuwenoude rituelen en wetten, voortdurend gebeden opzeggen en leven in afzondering. Chaja wil al snel weer weg, totdat ze in de smekende ogen van het vierjarige jongetje Simcha kijkt. Ze is meteen weg van hem en blijft. Simcha is verlegen, bang en plast voortdurend in zijn broek, vooral wanneer hij met zijn vader geconfronteerd wordt. Hij heeft nog nooit een woord gesproken. Chaja en Simcha gaan elke dag samen naar het park waar ze de eendjes voeren. Er ontstaat tussen hen een bijzondere relatie. Simcha komt door het kindermeisje tot ontplooiing. Chaja gaat door haar werk bij de familie nadenken over haar eigen achtergrond. De ouders van Chaja gaan beiden op een verschillende manier met het verleden om. Chaja wordt daarmee geconfronteerd op de schaarse momenten dat ze bij hen op bezoek is. Haar moeder zit voortdurend druk te weven en wil de gesprekken net zo luchtig laten zijn als de vele cakes die ze bakt. Chaja’s vader is geobsedeerd door twee koffers met persoonlijke bezittingen die hij in de oorlog ergens in Antwerpen heeft begraven. Hij is voortdurend in de weer met archieven en kaarten om de exacte plek van de verborgen koffers terug te vinden. Chaja snapt niet waarom haar vader zich zo druk maakt over de geschiedenis. De twee verschillende manieren van haar ouders om te proberen met het verschrikkelijke verleden van de holocaust om te gaan, botsen voortdurend. Vandaar dat Chaja vaak zo snel mogelijk weer verdwijnt. Op verschilende manieren krijgt de jonge studente inzicht in haar eigen achtergrond, de invloed van de oorlog die ook nu nog een invloed heeft en de orthodoxe (chassidische) gebruiken. Dat gaat vooral via een oude vriend, Mr. Apfelschnitt, waar ze gesprekken mee voert, maar ook via de moeder van de familie Kalman. Mevrouw Kalman is opgelucht dat het kindermeisje elke dag met haar pasgeboren tweeling en de kleine Simcha gaat wandelen. De autoritaire vader heeft geen begrip voor de keuze van zijn vrouw en negeert Chaja zolang dat mogelijk is. Maar Chaja lapt de strenge regels van het huis aan haar laars. Tijdens een heftige confrontatie tijdens het Pesachfeest met vader Kalman kijkt Chaja door de ogen van de man en de foto aan de muur naar het verleden dat de man met zich meedraagt. Zijn jongere broer is tijdens de oorlog vermoord omdat hij de joodse gebruiken niet belachelijk wilde maken. Die jongste broer lijkt sprekend op Simcha... Ook bij haar ouders wordt Chaja steeds weer met haar neus op de feiten uit de geschiedenis gedrukt. Haar vader valt woedend uit naar zijn vrouw: “Waarom praat je nooit over vroeger, over je ou ders? Jij pro- beert alles te verzwijgen, alsof dat een oplossing is!” Maar de moeder van Chaja, overtuigd dat zij de beste manier heeft om te overleven met het verleden, slaat terug. “Jij probeert het verleden voortdurend op te graven, met die koffers van je! Maar je vindt ze nooit; vroeger komt nooit meer terug!” Naast de joden waarmee Chaja geconfronteerd wordt, heeft ze ook nog te maken met de jodenhatende conciërge van het appartementsgebouw waarde familie Kalman woont. Hij probeert op alle mogelijke manieren de familie te pesten maar Chaja bijt telkens van zich af. Wanneer de conciërge op een bepaald moment de liftdeur dichtgooit en Simcha’s handje er bijna tussenzat, kan Chaja zich niet meer inhouden. Het gevolg is dat mevrouw Kalman Chaja voorstelt om acht dagen niet meer te komen werken; tegen dan zal de conciërge wel gekalmeerd zijn, stelt ze. In die week gebeurt het drama. De kleine Simcha trekt alleen naar het park om er de eendjes te voeren en verdrinkt. Chaja hoort het nieuws van Mr. Apfelschnitt. Bij de Kalmans vindt ze de rouwende familie samen. De familie van Mr. Kalman wil haar laten buitenzetten maar Mevr. Kalman houdt hen tegen, gaat naar Chaja en scheurt haar kraag, een teken van deelname in de rouw. Chaja is ‘familie’ van de Kalmans geworden... Alles wat Chaja doorgemaakt heeft, heeft haar doen rijpen. In plaats van haar ouders te ontvluchten, gaat ze nu met haar vader mee zoeken naar de verloren koffers. Het verleden leeft verder en de hoofdpersonen, joods-chassidisch of niet, kunnen er niet aan ontkomen. De hoofdrolspelers hebben laten zien wat er met hun volk gebeurd is. Ontkennen. Vergeten. Ontwijken. Verhullen. Maar iedereen draagt de bagage van het verleden met zich mee. (gebaseerd op de lmbespreking in ‘Katholiek Nieuwsblad’, 3 april 1998) Left Luggage De lm 1 Generiek Een generiek van een lm wil meestal wel iets meer dan enkel de titel van de lm, de acteurs en de regisseur vermelden. Vaak is die zo opgemaakt dat ze ofwel de sfeer van de lm ofwel een deeltje van het lmverhaal weergeeft. In Left Luggage gaat het om beide. In de ‘bruine’ tijd, toen tijdens de tweede Wereldoorlog de nazi’s jacht op de joden maakten, verstopt een Antwerpse jood enkele kostbaarheden en familieherinneringen in twee koffers. De monochrome bruine beelden bevriezen telkens - het is alsof de tijd stilstaat - en op elk stilstaand beeld komt een onderdeel van de generiek. Een offscreenstem vertelt wat hij in de koffers ingepakt heeft. Na de namen van de acteurs wordt de generiek met z’n bruine kleuren onderbroken door een stukje dat in de vage, etse kleuren van de jaren vijftig gelmd is: de offscreenstem is een vader die aan zijn jonge dochter Chaja vertelt dat hij die koffers die in de tuin van een onderduikadres begraven heeft. Daama volgen opnieuw de bruine beelden over de bruine tijd: een man graaft ‘s nachts een put en begraaft zijn koffers. Vanuit het ‘graf’ (camerastandpunt) zien we de man de put dichtgooien en telkens wanneer er een schop aarde op de koffers valt, sluit Chaja angstig de oren af. Het geluid van de aarde op de koffers wordt dreigend sterker en sterker en wanneer de camera helemaal onder de aarde begraven is (zwart beeld dus) komt de titel Left Luggage op het scherm ‘geploft’. Ondertussen horen we een gillende stem en als kijker denk je dat het de jonge Chaja is. Onmiddellijk daarna zien we de twintigjarige Chaja met een verwrongen, angstig gezicht maar het blijkt al snel dat het gezichtsbedrog is. Chaja is met een vriendin en medestudenten op een betoging; het geluid bij het begraven van de koffers blijkt afkomstig te zijn van de trommels die de manifestatie begeleiden. De generiek duurt bijna 3 minuten. 2 Voorstelling van Chaja en haar milieu Antwerpen 1972. De twintigjarige Chaja Silberschmidt studeert losoe maar vult haar tijd meer met klusjes om wat geld te verdienen en met oeverloos gebabbel met haar vriend Peter die de revolutie predikt en de wereld wil veranderen. Omdat ze in het restaurant waar ze de vaat doet, geplaagd wordt, neemt ze ontslag. Thuis (een studentenkamer) wordt ze geconfronteerd met de eigenares die haar achterstallig huurgeld vraagt. Chaja zit dus in nanciële moeilijkheden. Ze gaat eindelijk weer eens op bezoek bij haar ouders die in de Antwerpse jodenbuurt een appartement bewonen. Op de trap ontmoet ze de onderburen van |5 haar ouders, mijnheer en mevrouw Goldblum. Zij vindt het jn dat Chaja als liefhebbende dochter bij haar ouders op bezoek komt; zelf heeft ze geen kinderen “omdat iemand niet wist hoe je die moest maken”. Die man komt buiten en toont Chaja er hoe hij een reeks uit zijn verzameling postzegels heeft kunnen vervolledigen. De vrouw reageert bitter: “Duizenden postzegels. Postzegels zijn voor brieven, wij schrijven nooit brieven’ “ Dat er dus in de relatie tussen die twee iets verkeerd loopt, is duidelijk; het wat en het waarom kennen we niet. Chaja’s moeder klaagt erover dat haar dochter zo weinig op bezoek komt en maakt meteen ook een opmerking over de te strakke spijkerbroek die Chaja draagt. Ze zegt dat je er kanker van kan krijgen, iets wat misschien klopt voor mannen maar niet voor vrouwen. Te strakke jeansbroeken belemmeren de groei en de ontwikkeling van de heupbeenderen, wat kan leiden tot problemen bij een bevalling. Als je als kijker over dit gegeven doordenkt, kan je je afvragen welke groei er in het gezin Silberschmidt afgeremd is en voor welke ‘kankergezwellen’ dit gezorgd heeft. Chaja gaat bij haar vader zitten, die brieven aan het schrijven is. Hij heeft blijkbaar nieuwe documentatie gevonden, wat hem aan het schrijven zet. Ondertussen zit haar moeder aan een weefgetouw en onderbreekt het gesprek telkens door over haar cake bezig te zijn. De vader kan zijn zinnen echt niet afmaken. In de keuken, bij de cake, klaagt moeder Silberschmidt erover dat haar man iedereen aanschrijft om informatie te vinden over de koffers. De lm is bijna 7 minuten ver en hier krijgje als kijker de link met de generiek: de man die de koffers begroef, is de vader van Chaja die nu, ongeveer 30 jaar na de feiten, op zoek is naar die koffers. Vroeger wilde hij er niet aan denken, want ‘dan kon je veranderen in een zoutpilaar’. Is er nu eindelijk tijd om achterom te kijken, het verleden, de oorlog, de jacht op de joden, de holocaust te verwerken? Het antwoord wordt duidelijk vanuit de houding van de man en de vrouw: hij wil die koffers om zijn inhoud en de familieherinneringen terug (er staat nog een oude familiefoto op de kast); zij wil er niet over horen, ze komt voortdurend met nieuwe argumenten af om te zeggen dat de zoektocht zinloos is en ze wil Chaja haar kippensoep laten proeven. Chaja staat op en wil naar huis. Klaarblijkelijk ligt datgene waarmee haar vader en moeder bezig zijn, helemaal buiten haar leefwereld en wil ze er niets meer mee te maken hebben. Dit geldt ook voor haar joodse opvoeding: verder in de lm weet Chaja niets (meer) van de gezongen vier vragen tijdens de sedermaaltijd. Vooraleer ze weggaat zegt haar vader nog: “Ga nooit weg zonder te zeggen: ik hou van je”. In de traphal roept meneer Apfelschnitt naar haar: “Ga nooit aan de deur van een oude man voorbij. De volgende dag kan hij er niet meer zijn.” Chaja klaagt bij Apfelschnitt: “Wat kunnen me die oude koffers schelen! Hij zeurt maar over de oorlog. Ik heb schoon genoeg van dat joodse gedoe!” Apfelschnitt doet haar 6 | In de onder~breking een aanbod: Chaja kan bij een Chassidisch gezin als kindermeisje gaan werken. Chaja protesteert en wil niet “bij die idioten” gaan werken. “Het is maar vier dagen per week en het betaalt goed,” antwoordt Apfelschnitt. Chaja gaat met haar vriend Peter naar haar studentenkamen. Peter zwamt maar door over revolutie, communisme en over de kapitalisten die aan de macht zijn. De ‘kapitalistische’ realiteit voor Chaja is dat ze door de huisbazin aangesproken wordt om haar achterstallige huur te betalen. Chaja zal dus wel de baan als kindermeisje wel moeten aanvaarden. 3 Een modern meisje in een conservatief milieu Apfelschnitt en Chaja op de stadsbus. Apfelschnitt geeft uitleg over de levenswijze van de chassidische joden, o.m. dat ze geen lange broek mogen dragen. Chaja zet zich tegen die ‘wereldvreemde’ mensen af. Ze is wel zelf joodse maar nu zet ze zich voor een tweede keer af tegen het ‘joodse gedoe’. De eerste keer bij Apfelschnitt wil ze niets met het joodse verleden en de holocaust te maken hebben, nu wil ze niets met het joodse (strengorthodoxe) geloof te maken hebben. Wanneer de twee aan het Antwerpse centraal station uitstappen, zegt Chaja dat ze daar nooit komt. De buurt van het station is dé joodse wijk van Antwerpen, dus heeft Chaja klaarblijkelijk geen voeling met de joodse gemeenschap. Toch weet ze er een en ander over en ze zegt die regels niet te willen onderhouden. Op de opmerking dat de joden niet veel vermaak hebben, antwoordt Apfelschnitt heel wijs: “Het hangt ervan af wat je onder vermaak verstaat”. De twee komen aan het huis waar Chaja als kindermeisje zal solliciteren. Het is een somber huis waarvan alleen de derde verdieping bewoond is. Ze gaat alleen binnen en maakt kennis met een nurkse conciërge. Hij vraagt haar: “Ben je joods?”. Chaja geeft een ontwijkend antwoord. Wanneer Chaja de lift wil nemen, zegt de conciërge haar dat die niet werkt. Op het aanbellen van Chaja doet mevrouw Kalman open. Op de voorstelling van Chaja antwoordt ze met de vraag: “Ben je joods?” waarop Chaja met een brede glimlach “Ja” antwoordt. Het tweede wat de moeder vraagt, is waarom Chaja een broek draagt: “Volgens de Thora mag een vrouw zich niet kleden als een man”. Ondertussen komt de conciërge met de lift omhoog; blijkbaar komt hij nieuwsgierig neuzen. Chaja maakt een opmerking over de lift die nu wel werkt en moeder Kalman trekt haar naar binnen. “Ze willen ons ook weg”. Als kijker krijg je meteen de uitleg waarom het hele huis praktisch onbewoond is en hoe de conciërge of de eigenaar zich tegenover joden gedraagt. Moeder Kalman toont de verschillende plaatsen, wijst terloops de werkkamer van haar man aan en zegt dat daar niemand mag binnenkomen. Voor Kalman is dit de normaalste zaak van de wereld. Vervolgens stelt ze de kinderen voor: Avrom en Dov gaan naar school en wanneer Chaja de twee een hand wil geven, reageren die niet. Pas veel later zal duidelijk worden dat een joodse man geen hand aan een vreemde vrouw mag geven. Moeder Kalman toont de tweeling Esva en Tsivja, die alletwee in één wieg liggen en tenslotte wordt Simcha voorgesteld: een vierjarig jongetje dat niet praat (“Het ligt in Gods handen” verklaart moeder Kalman) en nog in zijn broek plast, uitleg die de twee oudste jongetjes met een zekere hooghartigheid geven. Chaja voelt zich tot dat jongetje aangetrokken en haar lieve lach voorspelt dat Chaja en Simcha elkaar wel zullen vinden. Toch twijfelt Chaja als ze de job zal aannemen maar wanneer ze het appartement verlaat, staat Simcha mee in de deuropening en kijkt haar aan. Die blik doet Chaja de job aannemen en wanneer ze met de lift vertrekt, wuift Simcha haar na (dit is door het raamwerk waarin de ligt opgehangen is wel moeilijk te zien.) De lm is 17 minuten ver en alle personen die in de lm een rol spelen, zijn voorgesteld. De titel is verklaard (of toch niet?) en de twee spanningsvelden, nl. het joodse geloof, al dan niet conservatief, en het joodse verleden met de gevolgen van de Shoah, zijn aangeraakt. Over het joodse geloof heb je als kijker al wat informatie gekregen omdat je die nodig hebt om de ontwikkeling van het lmverhaal te kunnen volgen. Het kan interessant zijn om hier even stil te staan bij je gevoelens voor Chaja. Ze is als een vlot, sympathiek meisje voorgesteld dat van het leven geniet en een charmante glimlach heeft. Je voelt sympathie voor haar en dat ze in zo’n conservatief joods nest terechtgekomen is, zal maar tijdelijk zijn, totdat ze haar huurschulden betaald heeft. Voor Chaja ligt er immers een heel andere wereld weggelegd! 4 De eerste werkdag De wekker loopt af, Chaja gooit haar blote vriend uit bed en verwijt hem dat hij haar tot diep in de nacht met zijn politiek gezwam bezig gehouden heeft. Ze is het zo beu dat ze hem samen met zijn stinkende sokken buitengooit. Ondertussen kleedt Chaja zich aan, zonder beha. Peter begrijpt niet dat Chaja geen interesse meer heeft voor zijn revolutionaire ideeën, probeert een nieuwe afspraak te regelen maar krijgt te horen dat hij voor altijd buiten vliegt. Er is iets in Chaja veranderd; ze kan met die dromen over de toekomst niet meer leven en het vervolg van de lm zal tonen dat ze naar het verleden, haar eigen verleden, haar ‘roots’ terugkeert. Als ze bij de Kalmans aankomt, opent Simcha de deur voor haar. Zijn moeder is aan het bidden. Chaja wordt onmiddellijk in het zware gezinswerk gecatapulteerd. Ze moet de kinderen helpen, voor de baby’s zorgen, afstoffen... Chaja moet duidelijk nog inlopen want ze laat een baby onbewaakt achter op een verversmatrasje en het kader met het woord ‘mizrach’ hangt Left Luggage schuin als gevolg van Chaja’s ruwe afstofwerk. Ze vindt Simcha’s sjaal op de zetel, wil die aan hem teruggeven maar Simcha is even de kamer uit. Ze stopt de sjaal in haar broekzak. Ze helpt de kinderen bij het zich aankleden en moeder wijst haar oudste zoon terecht: hij moet eerst met het rechterbeen in de rechterbroekspijp stappen: “Hij hoort het te weten. Eerst het rechterbeen, dan het linker.” Als kijker heb je samen met Chaja bedenkingen bij die onzinnige regels. Het antwoord van de moeder maakt duidelijk dat de regels er niet zijn om de regels en dat er achter elke regel een wijsheid of een waarde steekt: “Je moet de dag met het goede been beginnen”. Chaja kan of wil de waarden in die leefregels nog niet ontdekken. Ze wordt geconfronteerd met de opmerking van de moeder dat ze de werkkamer van haar man niet mag stofzuigen. “Dat is verboden terrein, voor ons allebei”. De vader is tot nu toe nog niet te zien geweest, en toch komt hij stilaan dreigend aanwezig. Met de kookfornuizen heeft Chaja ook al problemen. De twee zonen wijzen haar erop dat het ene fornuis voor het vlees is en het andere is een melkfornuis. De melk die Chaia opgezet heeft, kookt over en de twee jongetjes kijken haar meewarig aan. Ondertussen gaat de moeder het kader rechthangen, Chaja trekt met het snoer van de stofzuiger het gebedsboek op de grond, wat de moeder doet opmerken dat Chaja wat voorzichtiger moet zijn. Het wordt teveel voor Chaja, ze doet haar schort uit en zegt dat ze ermee stopt. “Vanwege de regels? Daar wen je wel aan...” zegt de moeder. “Ik wil er niet aan wennen. Ik neem ontslag.” Simcha kruipt op een stoel om zo dicht mogelijk bij zijn moeder te zijn; zij heeft hem een kusje. Op haar kot zegt haar buurmeisje dat Peter zonder Chaja wanhopig is. Chaja wil het er niet over hebben omdat ze bekaf is en ze zegt meteen dat ze ontslag genomen heeft. Dat buurmeisje herkent een terugkerend patroon: “Daar gaan we weer. Nieuwe baan, ontslag nemen. Met mannen ben je net zo.” Voor dat buurmeisje is alles eenvoudiger, bij haar gaat het enkel om de seks. Chaja verdedigt zich met de bedenking dat die baan pure slavernij is en dat niemand die zou aankunnen. Haar buurmeisje vertrekt, ze wil naar de speech van Peter gaan luisteren en Chaja voelt dat ze Simcha’s sjaal nog in haar zak heeft zitten. Ze belt bij de Kalmans aan om moeder Kalman te zeggen dat ze de sjaal per ongeluk meegenomen heeft. Simcha staat ook in de deuropening en lacht Chaja toe. Vervolgens speelt zich in slechts een paar seconden een fantastische scène af: Simcha kijkt verleidelijk naar Chaja, zij kan haar lach niet onderdrukken en ook moeder Kalman lacht heel beheerst. Een blik kan wonderen doen en een ontmoeting kan een leven veranderen: Chaja’s hart breekt: “Komaan, Simcha, laten we gaan wandelen.” “Dank je” zegt moeder Kalman en ze weet dat Chaja zal blijven. De conciërge roept Chaja toe dat de lift buiten dienst |7 is. Chaja vraagt Simcha om boven op haar te wachten, ondertussen zal ze de kinderwagen voor de tweeling naar beneden brengen. Terwijl ze de zware stukken naar beneden zeult, komt vader Kalman toe; de conciërge heeft hem zien toekomen en verhuist met zijn stoel. Voor vader Kalman werkt de lift wel. Chaja voelt zich bedrogen. De conciërge begint tegen Chaja te klagen over zijn benen en hoe zwaar zijn werk wel is en dat allemaal voor een stel joden. De conciërge praat eerder tegen zichzelf maar ondertussen spuit hij toch maar voor Chaja hoorbaar zijn racistische praat. Hij eist zelfs dat Chaja hem met ‘monsieur le concierge’ aanspreekt en aan zijn hond Atilla zegt hij dat dit al wat beleefder klinkt. In de lift zegt Chaja: ‘Schoft!”; de conciërge vraagt wat ze zei maar Chaja antwoordt dat het de hond was. Het arme dier krijgt er immers geen woord tussen. 5 Leibl Kalman, oorzaak van... ? Vader Kalman komt binnen een deelt chocoladereepjes uit. In deze scène is het onduidelijk wat hij uitdeelt maar in een latere scène vernemen we dat hij chocolade verkoopt, misschien als vertegenwoordiger. Moeder Kalman stelt Chaja aan haar man voor en Chaja wil hem een hand geven. De moeder komt tussen: “Hij mag je geen hand geven volgens de Thora. Een man mag alleen zijn eigen vrouw aanraken.” “Ja, zo zijn onze regels nu eenmaal, maar je zal die wel stilaan leren kennen en aanvaarden” schijnt de glimlach van moeder te zeggen. De man reageert kwaad tegen zijn vrouw: “Ik wil die vrouw niet in huis. Je had op mij moeten wachten, ze is een slechte vrouw.” De moeder probeert zich te verdedigen: “Leibl, ik heb hulp nodig, ik kan het niet alleen.” Hij vraagt waarom ze dan niet iemand van hun geloof genomen heeft; zij antwoordt dat die niet te vinden zijn. Het gesprek wordt verder gezet in de keuken (en let even op een detail: de vrouw reinigt tijdens de discussie het gasvuur dat voor het vlees gebruikt wordt en voor het reinigen van het melkgasvuur neemt ze een andere vaatdoek). Leibl vindt Chaja slecht omdat ze er praktisch naakt bijloopt - Chaja draagt een heel kort rokje - zij antwoordt dat ze goed is met de kinderen; hij zegt dat ze niet beter is dan een gomer. De oudste kinderen horen het gesprek vanuit de andere kamer en triomferen bijna met “Papa noemt haar een gomer” en 8 | In de onder~breking even triomfantelijk roepen ze dat Simcha weer in zijn broek heeft geplast. Leibl vertrekt (vlucht?) kwaad, zijn vrouw blijft achter met de problemen en Chaja ziet de beschaamde Simcha staan, die inderdaad in zijn broek heeft geplast. Chaja gaat met de tweeling en Simcha naar het stadspark wandelen. Ze stelt Simcha voor om brood voor de eendjes te kopen. Ze worden nagekeken door twee chassidische mannen in hun typische kledij, vervolgens door twee chassidische vrouwen met pruiken die haar aanwijzen. Deze beelden zijn een mooie illustratie van: niet alleen wij (die met Chaja sympathiseren en in 1972 net zoals zij gekleed zouden zijn) hebben oordelen en vooroordelen over die chassidische joden, maar ook zij hebben die over ons. Wat barrières tussen mensen opwerpt, is dus wederzijds. In het park toont Chaja Simcha de eendjes: “Dat zijn eenden. Kun je dat zeggen? Weet je wat eenden zeggen? Ze zeggen kwak-kwak. Kun je dat zeggen? Volgens mij versta je alles wat ik zeg.” Ondertussen komt Apfelschnitt aangewandeld. Hij vraagt Chaja hoe haar nieuwe baan haar bevalt en merkt op dat ze geen broek meer draagt. Chaja vraagt haar wat gomer betekent. Apfel antwoordt dat in de bijbel een gomer een zondige vrouw is. Ze reageert kwaad: “Hij noemde mij een hoer!”. Apfel reageert hierop dat voor mijnheer Kalman elke vrouw in minirok een gomer is. Apfelschnitt stelt zich aan Simcha voor: “Yahov Apfelschnitt. Ik ben een oude vriend van Chaja. En hoe heet jij?” Simcha antwoordt niet, kijkt met een gespannen blik naar de eendjes. De camera glijdt omlaag, naar het vuistje van Simcha dat zich langzaam ontspant en opent. Er is iets belangrijks met Simcha gebeurd! Chaja vertelt bezorgd dat Simcha al vier jaar is en nog altijd niet praat maar Apfelschnitt antwoordt met een voorbeeld van iemand die tot zijn 18de gezwegen heeft. Voor hem is Simcha’s stomheid helemaal geen probleem. En dat het geen probleem lijkt te zijn, wordt geïllustreerd met beelden van een heel blije Simcha die lachend naar Chaja toeloopt en zich bij haar aanvleit. Zowel Chaja’s als Simcha’s lach zijn ‘deugddoend’ en bevrijdend na de drukkende sfeer die met het verschijnen van Leibl Kalman ontstaan is. 6 Gevangen in het verleden of loskomen ervan We zijn opnieuw bij Chaja’s ouders. De scène begint met het beeld van een vergeelde familiefoto die op de kast staat. In het kadertje steekt er een andere, kleinere foto met het portret van iemand. Van wie dit portret is, wordt in deze scène duidelijk. Vader toost op Selma, ter gelegenheid van haar verjaardag. (Wie is Selma? Die naam werd tijdens de generiek wel vernoemd en het ronddraaiend danseresje dat in een van de koffers gestopt werd, was van Selma.) Moeder volgt haar man niet; ze heeft het over een blouse en haar kapsel en een nieuwe kapper. Chaja weet dat het opnieuw over vroeger zal gaan en houdt zich buiten het gesprek, waarin duidelijk wordt dat tante Selma zelfmoord gepleegd heeft omdat ze het leven na het concentratiekamp niet meer aankon. Chaja probeert het gesprek een andere wending te geven door over de Kalmans te vertellen maar het lukt haar niet. Ze neemt de soepborden mee naar de keuken en tussen vader en moeder Silberschmidt komt het tot een uitbarsting. Zij wil over de oorlog niet meer praten: “Een mens is wat hij is en niet wat hij dertig jaar geleden was.” Ze verwijt haar man dat Selma altijd maar over haar oorlogservaringen praatte waarop de man haar verwijt dat zij er nooit meer over praat, ook al heeft ze erge dingen in de kampen meegemaakt. De reactie van de vrouw is hard: ze vraagt haar man of het dan normaal is dat hij die twee oude koffers wil terugvinden. Hij reageert met: “Je vlucht ervoor weg. Je doet alsof er niets gebeurd is. Je denkt dat het weggaat omdat je er niet aan wilt denken.” Chaja heeft het gesprek van in de keuken moeten aanhoren en ze probeert tot een oplossing te komen door het dessert op te dienen. Ondertussen gaat de bel, onderbuurvrouw Goldblum brengt een caketrommel terug, klaagt over haar man die met z’n postzegels bezig is, zegt dat Chaja zo’n mooie blouse heeft en vindt de drie zo’n jn, hartelijk gezin... De conciërge is bezig met het poetsen van de deurknop van de lift en daarom mag Chaja weeral eens de lift niet nemen. Hij kan het niet nalaten om een hatelijke opmerking over de joden te maken maar Chaja dient hem van antwoord met: “Bof jij even dat er niet veel meer over zijn.” De jongens zijn naar school, moeder Kalman vraagt Leibl om Chaja te betalen. Hij betaalt haar uit en geeft haar daar bovenop nog een reep chocolade (de chocolade is op het lmbeeld praktisch niet herkenbaar, maar vanuit een latere scène weten we wat Leibls beroep is). Chaja gaat met Simcha en de tweeling naar het park. Het jongetje is door de eendjes aangetrokken. De beelden van Chaja en Simcha die de chocolade opeten en de beelden van de eendjes (vooral het éne kuikentje dat achterkomt) stralen een grote rust uit. Thuisgekomen laat de conciërge Chaja en de kinderen niet binnen omdat de vloer nat is. Chaja reageert:“Wat kan het ons schelen? We laten ons niet beledigen door die griezel” en ze gaat met Simcha en de tweeling verder wandelen. Plots zegt Simcha “Kwak-kwak”. Hij kan dus toch praten! Al dansend gaan Chaja en Simcha verder, terwijl het jongetje zonder ophouden “kwaakt”. In het Centraal Station maken Chaja en Simcha in een fotostandje vier foto’s van henzelf en daama gaan ze terug naar huis. Moeder staat al bezorgd op straat op de uitkijk en als ze Chaja en de kinderen ziet aankomen, wijst ze erop dat ze drie uur te laat zijn. Chaja geeft uitleg over het gedrag van de conciërge en zegt dat ze snapt waarom de anderen verhuisd zijn. Dan heeft ze het grote nieuws: Left Luggage Simcha kan ‘kwak-kwak’ zeggen. Ze probeert het hem opnieuw te laten zeggen, maar het jongetje wil niet. Met een groot pak komt Chaja uit een winkel en ze merkt plots haar vader op. Hij loopt met plannen in de hand speurend rond. Chaja vraagt waarom hij maar blijft zoeken. “Je hebt gelijk,” zegt hij, “je denkt dat ik een oude gek ben. Ik ben idioot, ik denk dat ik oud begin te worden.” Chaja vertelt over Simcha en dat hij ‘kwak-kwak’ kan zeggen, maar vader vindt die chassidim idioten. Hij verwijt ze dat ze nog in de ghetto’s van het oude Europa leven en nog in de gevangeniskledij van die tijd rondlopen. “Bekijk mij eens: draag ik de gevangeniskleren uit het kamp? De gettomuren zijn gevallen en de vrome chassidim bouwen ze weer op’ “ Het gesprek wordt afgesloten met: “Ga nooit weg zonder te zeggen: ik hou van je,” maar vader voegt er nog aan toe dat hij oude legerkaarten zal kopen. Hij zet dus toch door met zijn zoektocht. Chaja komt met het pakje bij de Kalmans binnen. Het pakje bevat een speelgoedeend en Simcha antwoordt met “eend”; de verbaasde Chaja stelt vast dat hij dus meer woorden kan zeggen. Simcha antwoordt met de opsomming van een hele reeks woorden, zelfs zijn eigen naam kan hij zeggen. Voor het eerst hoort zijn moeder hem praten; ze is even verbaasd. Vader komt binnen en moeder zegt onmiddellijk dat er een wonder gebeurd is. Hij is kwaad omdat de lift weeral niet werkte en de conciërge er niet was; plots hoort hij Simcha ‘kwak’ zeggen, vraagt zich af wat dit was en ziet het speeltje. Hij wil dat niet in huis omdat je er niets van leert. Moeder en Chaja reageren: “Je hebt hem ‘kwak’ horen zeggen”, waarop de vader antwoordt met: “Mijn zoon zegt ‘kwak’ terwijl hij zijn gebeden zou moeten zeggen en de vier vragen stellen tijdens de seider.” Simcha verstomt en plast in zijn broek. 7 De seideravond Aan Apfelschnitt vraagt Chaja uitleg over die vier vragen. Chaja is dus een ongelovige joodse, want ze kent de seidervragen zelf niet. Apfelschnitt zingt die voor en leert ze haar aan en in het park leert ze vervolgens de vragen aan Simcha aan. Thuis doet ook moeder een inspanning om Simcha de vragen aan te leren. Pesach nadert en de hele buurt doet de grote kuis. Lakens worden uitgeschud, afval wordt op straat verbrand, alle broodkruimels moeten weg want met Pesach mag er geen gist aanwezig zijn. Simcha herhaalt de vier vragen nog eens en belooft om niet in zijn broek te plassen. Binnen zit moeder moedeloos aan tafel: “Acht dagen Pesach. Ik wil op de grond gaan liggen en slapen. Er moet zoveel gebeuren voor vanavond en aan mijn man heb ik ook niets. Hij verkoopt niet alleen chocolade. Hij denkt chocolade. Gelukkig verkocht Mozes geen chocolade. Dan hadden ze het beloofde land nooit gehaald”. Ze zit er echt moedeloos |9 bij en we worden pijnlijk geconfronteerd met hoe de theorie van een (strenge) orthodoxe geloofsbeleving kan botsen met de dagelijkse praktijk van zorgen voor een gezin en al het werk dat dit met zich meebrengt. Chaja stelt haar voor om deze avond haar te komen helpen, tenminste als het niet verboden is. “Het is niet verboden. Niet met Pesach,” antwoordt de moeder. In het park zijn de banken met “Heil Hitler” en hakenkruisen besmeurd. Simcha vraagt wat daar geschilderd is, Chaja leest de teksten als “kwak-kwak”. Ondertussen is Apfelschnitt aangekomen en hij vraagt haar wat ze van de nieuwe versieringen vindt. Voor hem is het iets als primitieve schilderijen van holbewoners die te weinig taal beheersen voor een eenvoudig gesprek. (Welk gesprek is mogelijk met mensen die extreem rechts denken en slechts via slogans op een primitieve manier kunnen praten. Men kan zich wel de vraag stellen of het neonazisme in 1972 al zo sterk aanwezig was in Antwerpen.) Op haar kamer kleedt Chaja zich aan voor het Pesachfeest. Ze draagt een beha en het prijsetiketje aan het kleed verraadt dat ze voor het feest een nieuw kleed gekocht heeft. Soe komt bedremmeld binnen en bekent dat “Stinksok” (Peter) bij haar is. Chaja vindt het niet erg, het meisje mag Stinksok zelfs hebben. Soe vraagt of Chaja uitgaat (“Ja, uit eten”) en ze nodigt Chaja uit om ‘s anderendaags mee te gaan zwemmen, Chaja zegt dat ze een vriend heeft en dat het zwemmen niet kan doorgaan omdat haar vriend vroeg naar bed moet. Bij de Kalmans wordt alles voor de seidermaaltijd klaargezet. Moeder neemt het prijsetiketje van Chaia’s kleed af, de seiderschotel wordt op tafel gezet en vader en de kinderen zingen hartelijk samen. De sfeer is ontspannen en ook Simcha voelt er zich goed, totdat Chaja en moeder hem aanzetten om met de vier vragen te beginnen. Hij wil niet en de twee oudste kinderen tonen zich opnieuw van hun ‘mooiste’ zijde door te zeggen dat Simcha het niet kan. Ze beginnen dan maar zelf de vier vragen te zingen, totdat Simcha overneemt en weliswaar aarzelend en soms naar zijn woorden zoekend de rij vragen kan afwerken. Ondertussen wordt de vader imponerend (streng?, er?) in beeld gebracht. Simcha is er eindelijk door geraakt en 10 | In de onder~breking alle vijf applaudisseren ze voor Simcha. “Heel goed, jongen”, zegt de vader, “maar je maakte een fout in de eerste vraag. Je zei ‘eet matses’. Het moet zijn: ‘eet alleen matses’. Zeg me na.” Simcha plast in zijn broek... Chaja reageert: “Het is niet eerlijk. Hij heeft wekenlang geoefend.” Moeder probeert heel even Chaja in te tomen door haar hand op Chaja’s arm te leggen. Leidl vraagt zijn vrouw Chaja te vragen op te houden (hij spreekt niet rechtstreeks met een vreemde vrouw), maar Chaja bijt van zich af: “Ik neem het op voor uw zoon. Het is niet eerlijk.” Vader eist dat moeder Chaja wegstuurt, maar Chaja wil niet. “Dan ga ik weg,” zegt Leidl en hij gaat naar zijn werkkamer, gevolgd door Chaja. Leidl eist van haar dat ze de kamer verlaat, maar Chaja wil niet. Op haar vraag waarom hij zijn zoon zo onmenselijk behandelt, antwoordt hij dat dit de regels zijn en dat ook Chaja die regels moet respecteren. Chaja bijt van zich af: “Ik respecteer uw regels en uw geloof, maar uw geloof kent geen respect voor anderen. Waarom noemt u mij een gomer? Omdat ik anders ben?” Leidl eist opnieuw dat ze de kamer verlaat, maar Chaja vraagt of hij niet durft van zijn zoon te houden. Leidl wijst op de oude foto die in de kamer hangt: “Dit zijn wijlen mijn vader en mijn kleine broertje. Ze werden voor mijn ogen opgehangen in het kamp. We moesten allemaal toekijken. Weet je waarom ze werden opgehangen? Omdat ze weigerden op de Thora te spuwen en God te vervloeken. En jij durft me zeggen dat ik geen respect heb.” De camera neemt de foto in close-up en stilaan wordt duidelijk dat het kleine jongetje sprekend op Simcha gelijkt. Chaja ziet het ook: “Het spijt me”. Leidl vraagt haar: “Asjeblief’, Chaja zegt hem nog eens dat het haar spijt, in de ogen van de man komen er tranen en in zijn laatste blik is er geen woede, geen erheid, geen strengheid meer, alleen nog verdriet... 8 Zich aanpassen of niet ‘s Anderendaags. Chaja en Soe, haar buurmeisje, zwemmen alle twee naakt. Ze stoeien in het water en ze hebben het over de saaie Stinksok. Het meisje vraagt meer uitleg over Chaja’s vriend; ze zegt dat hij vier jaar oud is en dat ze bij een chassidische familie werkt. Soe vindt die maar engerds omwille van de rare klederdracht. Ze bekent meteen dat ze van haar moeder niet met joden mocht spelen en ze vraagt Chaja of die familie het niet erg vindt dat Chaja een goj is. Chaja antwoordt dat ze joods is, wat Soe ongelovig doet opkijken: “Je ziet er niet joods uit”. Ze begrijpt het niet, Chaja’s vader heeft toch niet van die haarlokken. “Trouwens,” zegt ze, “de joden hebben het aan zichzelf te danken. Ze passen zich niet aan.” “Aanpassen of niet, vermoord werden ze toch” repliceert Chaja. “Je weet wel wat ik bedoel” antwoordt het meisje en Chaja bijt van zich af: “Nee”. “Het spijt me”, antwoordt het meisje. Eerst had Chaja problemen met de orthoxe Kalmans, nu zorgt het al dan niet jood-zijn voor een kloof tussen Chaja en haar vriendin. Chaja bij de Kalmans. Moeder zet een pruik op. Simcha vraagt of Chaja nog boos is op papa en of Chaja blijft. Ze gaan uit wandelen en beneden maakt de conciërge zich verschrikkelijk kwaad tegen Simcha: “Nu ga je eindelijk eens leren de liftdeur dicht te doen!”. Hij gooit de liftdeur woedend dicht en Simcha’s handje zit er net niet tussen; hij schreeuwt wel verschrikt. Chaja vliegt op de man en vloert hem. Er volgt een regelrecht gevecht waarbij de jas van de conciërge gescheurd wordt. Chaja en Simcha gaan terug naar boven om moeder Kalman alles te vertellen. “Mijn man praat straks met hem. Hij is bang voor mijn man. Maar we mogen hem niet kwaad maken,” zegt ze. Op ‘hij noemt ons vuile joden’ antwoordt de moeder dat schelden geen pijn doet. Chaja zegt dat ze de jas niet zal betalen. “We mogen ons niet verheugen over de val van onze vijand. Maar er staat nergens geschreven dat we hem overeind moeten helpen,” zegt mevrouw Kalman, en met haar hand op die van Chaja: “Bedankt voor wat je gedaan hebt.” De conciërge belt aan en eist 1 500 fr (37,50 EU) schadevergoeding voor de gescheurde jas. Chaja weigert te betalen. De man dreigt naar de huisbaas te gaan want die zoekt toch al lang een excuus om de Kalmans op straat te zetten. Chaja zegt hem: “Vertel hen dat u de huurders aanviel”. “Het was een grapje,” zegt hij. Chaja zegt dat Simcha’s hand bijna gebroken was, waarop de conciërge antwoordt dat het jongetje niets mankeert, terwijl zijn jas aan arden is. Ondertussen komen de oudste jongens erbij en ze herhalen Chaja die zegt dat hij geen frank krijgt. Dan wordt de conciërge weer venijnig: “Neemt u orders aan van uw personeel?” vraagt hij de moeder. De conciërge moet het afdruipen: “Ik heb een uniform nodig voor mijn werk. Hoe weten ze anders wie ik ben? Ik kan mijn werk niet doen zonder uniform.” Chaja gaat naar beneden via de trap omdat de lift voor de zoveelste keer niet werkt. Beneden is de trap helemaal gebarricadeerd met stoelen en tafels. Chaja kan er niet door. “Ik ben aan het schoonmaken,” zegt de conciërge. Terug boven biedt de moeder Chaja aan om bij hen te blijven slapen, maar Chaja wil naar huis wanneer zij het wil. Ze zal dan maar via het raam en de afvoerbuis van de derde verdieping naar beneden proberen te geraken. De moeder probeert dit te verhinderen omdat het een slecht voorbeeld is voor de kinderen. “Misschien is het een goed voorbeeld,” antwoordt Chaja. “Uit het raam klimmen en je nek breken?” “Nee, voor jezelf opkomen!” De twee oudsten zeggen dat ze vinden dat Chaja gelijk heeft. De moeder vindt Chaja dan toch maar een koppige vrouw. “De bijbel is vol koppige vrouwen,” antwoordt Chaja. De ontsnapping via het raam lukt. Left Luggage 9 Beslissende confrontatie(s) Mijnheer Apfelschnitt kleedt zich met de rituele gebedsriem en hoofddoek aan voor het gebed. Voor hem is dit “uniform” niet iets dat zijn persoonlijkheid moet opkrikken. Chaja vertelt wat er met de conciërge gebeurd is. Hij antwoordt: “Als je ziet dat iemand een ander aanvalt, is het je plicht om hem tegen te houden. Desnoods met geweld. De conciërge heeft geluk dat hij er zo goed vanaf kwam.” Chaja gaat naar de Kalmans en wordt buiten door moeder Kalman opgewacht. Ze vindt dat het maar beter is dat Chaja de hele week niet meer komt werken. De conciërge is nog steeds razend en zal misschien binnen een week gekalmeerd zijn. Chaja vindt dat dit een vorm van capitulatie is maar het besluit van de moeder staat vast. Simcha vraagt zich af wie er de eendjes zal voeren, maar dat is geen probleem. Hij wil ook nog weten hoelang een week duurt en ze nemen afscheid van elkaar met “Ga nooit weg zonder te zeggen: ik hou van je.” Het laatste woord van Simcha is: “Ik hou van je.” Chaja is op bezoek bij haar moeder die opnieuw opmerkingen maakt over het feit dat Chaja zo weinig op bezoek komt. Ondertussen blijft ze maar druk bezig: planten water geven en weven. Chaja vraagt wat ze aan het weven is: “Een deken, zoals de Navahoindianen die maakten. Ze weefden zo strak dat ze waterdicht zijn.” Dat doet Chaja zich afvragen waarom ze zo’n deken nodig heeft, het regent toch niet binnen. Moeder biedt Chaja een stukje van haar zelfgebakken cake aan. Haar man is opnieuw op zoek naar de koffers, zegt de moeder: “Hij is zo vastbesloten om die koffers te vinden. Zelfs als hij ze vindt, zal het hem niet gelukkig maken. Hij denkt dat zijn bagage zal teruggeven wat de oorlog heeft verwoest: Berlijn, zijn moeder, zijn vader, Selma. Hij is niet zijn koffers kwijtgeraakt in die rot-oorlog, maar zichzelf. Zoals wij allemaal. We zijn verloren mensen.” Terwijl ze dat zegt, verkruimelt ze het stukje cake op haar bord en weent ze. Mijnheer Goldblum belt aan. Hij komt zeggen dat zijn vrouw er vanonder getrokken is omdat ze zo’n hekel aan zijn postzegels had. Hij dringt aan dat de Silberschmidts mee gaan kijken. De hele kamer is volgekleefd met postzegels en Chaja en haar moeder hebben alle moeite van de wereld om hun lachen te onderdrukken. “Je hebt tenminste mooi nieuw behang.” In de traphal kunnen ze echt hun lachen niet meer onderdrukken maar is putjes graven om verloren koffers te zoeken niet even lachwekkend? Vader Silberschmidt komt thuis en roept van beneden dat hij bezoek meeheeft. Het zijn twee agenten die hem komen thuisbrengen. Op een heel vriendelijke manier vertellen ze dat ze de man aangehouden hebben omdat hij aan het graven was. “We zullen het niet meer doen, hé, anders moeten we maatregelen treffen. Antwerpen is geen zandgroeve.” Ze nemen de schep in beslag en moeder is gelukkig met de goeie | 11 aoop van de zaak. Ze geeft de agenten een stukje cake mee voor onderweg. Ondertussen zit de vader daar verslagen in zijn zetel. Hij begint plots over president Kennedy: “Weetje wat John F. Kennedy eigenlijk zei tot hij zei: ‘lch bin ein Berliner’? Ik ben een oliebol. Ein Berliner betekent een oliebol. Hij had moeten zeggen: lch bin Berliner. Maar hij verklaarde tegenover de hele wereld: Ik ben een oliebol.” Moeder komt terug binnen en hij zucht: “Ik weet niet wat ik moet doen.” Zijn vrouw antwoordt daarop dat hij een bad moet nemen, schone kleren aantrekken, een kopje kofe drinken en ze zal hem een stuk cake geven. Ze heeft hem weeral eens niet begrepen of niet willen begrijpen, want hij zegt dat hij dát niet bedoelt, wel: “Ik weet niet meer wat ik aan moet met mijn leven”. “Morgen ga je weer schaken. En ik ga weer weven. Zoals we altijd hebben gedaan.” Ze neemt hem teder vast en Chaja kijkt toe naar wat voor haar toch een vreemde wereld blijft. 10 Na zeven dagen wapenstilstand Chaja tekent op het behang van haar kamer een zevende eendje; de zeven dagen wapenstilstand zijn voorbij en ze maakt zich klaar om naar de Kalmans te gaan. Mijnheer Apfelschnitt komt hoestend bij haar binnen: “Een oude oom van me leerde mij om nooit slecht nieuws te brengen zonder een beetje goed nieuws. Het goede nieuws is dat je vader weer is gaan schaken. Het slechte nieuws is dat Simcha Kalman dood is.” Ondertussen was Chaja bezig met zich verder k laar te maken en bij het horen van het nieuws stopt ze bruusk maar reageert ze niet. Dat doet Apfelschnitt vragen of ze het wel gehoord heeft. Hij vertelt verder over Simcha, hoe hij vrijdagmiddag verdronken is in de vijver van het park. Men heeft hem pas de dag erna gevonden. De camera gaat in close-up over de vier foto’s die Chaja van Simcha en zichzelf in het station gemaakt heeft, bij het volgende beeld staat de camera buiten en kijkt die naar binnen en begint aan een langzame neerwaartse travelling over de gevel van het huis, vijf verdiepingen omlaag. Ondertussen horen we Apfelschnitt verder vertellen: “Toen ik op mijn bank in het park zat, kwamen er twee brandweermannen in duikpak naar de vijver. Ik ben gebleven. Er was een grote menigte, voornamelijk gojim. Ze hebben een neus voor narigheid. Zijn vader had daar de hele ochtend gestaan met nog een paar chassidim. Zelfs de rabbi was er. Vrijdag ging mevrouw Kalman hem zoeken in het park. En ze vond zijn speeltje bij het water, een eendje op wielen. Zijn vader stond bij de vijver en hield het speelgoed in zijn handen, alsof hij zo het kind kon terughalen.” Ondertussen is de camera op straatniveau aangekomen en zien we Chaja buitenkomen. Het volgende beeld toont haar in de bus en daama kijken we met haar naar buiten: een horizontale travelling van links naar rechts, waarbij het beeld aan het stadspark stilstaat (halteplaats bus). Er zijn mensen rond de vijver 12 | In de onder~breking verzameld. Aan het huis van de Kalmans wordt de verticale travelling herhaald: de camera staat buiten en tast langzaam verticaal de gevel af, totdat we kunnen binnenkijken bij de Kalmans. Er is veel volk binnen, moeder Kalman begroet de mensen en scheurt van iedereen die binnenkomt een stukje uit de mantelkraag als teken van rouw. De camera staat nog buiten en we zien dit van op afstand gebeuren zodat de kijker die het ritueel niet kent, niet begrijpt wat er gebeurt. Chaja komt binnen, de oudste broers en dan de moeder zien haar het eerst. De reactie van de moeder toont dat ze met Chaja en haar gehechtheid aan Simcha meevoelt. De anderen kijken Chaja streng aan, vader Kalman wendt zelfs zijn blik af. Een familielid vraagt Chaja verwijtend: “Waarom ben je gekomen? Heb je dan geen fatsoen? Geen respect voor de doden?” Een ander familielid wil verzoenend optreden: “Niemand wil je beschuldigen maar je bent hier niet echt welkom.” Chaja vraagt waarvan ze haar beschuldigen en het familielid dat haar verwijtend aansprak, geeft uitleg “Je nam Simcha toch iedere dag mee naar de vijver? Een kind, amper vier jaar oud, dat niet eens kon zwemmen. Waar of niet? Jij nam Simcha mee, nadat hij vervreemdde van zijn ouders. Hoe kon je dat doen?” (Heeft Chaja Simcha doen vervreemden van zijn ouders, vooral van zijn vader of heeft ze hem dichter bij zijn vader gebracht?) Op de uitspraak van de familie reageert vader Kalman: “Praat niet zo, we moeten buigen voor de wil van de Almachtige.” Chaja staat er de hele tijd roerloos bij en wanneer een familielid haar vraagt om te gaan, wil ze opstappen. Simcha’s moeder komt heftig tussen: “Neen!” Ze neemt een mes en snijdt een stukje uit de mantelkraag van Chaja. Deze keer wordt dit ritueel heel duidelijk in beeld gebracht. Mevrouw Kalman omhelst Chaja en zegt: “Vele dochters van Israël zijn moedig geweest maar jij hebt ze allemaal overtroffen.” Chaja gaat langs de trap naar beneden, ziet de conciërge zitten en wil hem het geld voor het gescheurd uniform geven. De conciërge wil zich vergoelijken: “Sorry van de kleine jongen. Ik wenste hem geen kwaad toe. Ik wilde hem alleen een lesje leren met de liftdeur. Het ging om het principe.” Chaja laat hem zitten en gaat naar buiten. Op het joodse kerkhof volgt Chaja van achter een boom de begrafenis van Simcha. Er zijn enkel mannen op de begrafenis aanwezig, daarom houdt ze zich op afstand. De kist wordt ter aarde gelaten en de familie zelf maakt het graf dicht. Het geluid van de aarde die op de kist valt, wordt versterkt en doet onmiddellijk denken aan het geluid van de aarde op de koffers tijdens de generiek maar daar werd de kijker op het verkeerde been gezet. Hier gaat het om een verschrikkelijke werkelijkheid. Leidl Kalman ziet Chaja staan, hij weent. Het volgende beeld toont dat Chaja ook weent, maar Chaja is niet meer op het kerkhof maar bij Apfelschnitt in het park. Hij troost haar: “Je bent even schuldig als het water, de bomen of de eenden van de vijver. Die waren medeplichtig aan zijn dood. Het water omdat het niets anders deed dan hem omarmen, de bomen omdat ze werkloos toekeken en de eenden omdat hij werd gelokt door hun gekwaak. En jij, Chaja, jij deed het enige datje kon doen: je hield van Simcha Kalman.” Apfelschnitt geeft zijn zakdoek aan Chaja om haar tranen weg te vegen en ondertussen zien we op de achtergrond dat de vijver met een afsluiting afgezet is. Het volgende beeld toont vader Silberschmitt en Chaja die samen aan het graven zijn. Het haar van Chaja is veel korter. Ze discussiëren of dit wel de goede plek is, of vader de kaarten wel goed gelezen heeft en voor vader staat het vast dat het de goede plek is. “Al moeten we heel Antwerpen omgraven, vooruit, we graven,” zegt Chaja. De camera gaat achteruit en toont dat de twee naast een nieuwe brug aan de Antwerpse dokken aan het graven zijn: voor de bouw van die brug zijn er heel wat huizen moeten wijken en of Chaja en haar vader ooit de plek zullen vinden waar de koffers begraven liggen, is de vraag. Zeker is dat ze elkaar gevonden hebben. Left Luggage 2 | 13 Vragen en opdrachten Je krijgt in de lm heel wat voorbeelden van vooroordelen, racisme en pesterijen. De vooroordelen leven zowel bij de joden naar de ‘gojim’ toe, van de ‘gojim’ naar de joden toe als tussen de joden onderling. Vooroordelen en daaruit volgende pesterijen hebben te maken met elkaar niet of onvoldoende kennen en daardoor het anders-zijn van de andere niet aanvaarden. •LL01 Geef voorbeelden van die soorten vooroodelen. •LL02 Beschrijf de evolutie van Chaja’s houding met vooroordelen naar een houding van aanvaarden. •LL03 Ben je het ermee eens dat mevrouw Kalman misschien wel de enige is die geen vooroordelen hanteert? Waarom (niet)? •LL04 Trek het hanteren van vooroordelen door naar je eigen leven: het anders-zijn van klasgenoten (eventueel: jeugdbeweging, stage, weekendjob of je later werk), mensen met een andere huidskleur, overtuiging, voedingsgewoonte... niet aanvaarden, uitlachen, pesten omdat je hem/haar/hen onvoldoende kent en er dus angstig voor bent. Je ziet in de lm twee keer Chaja die zich aankleedt. De eerste keer draagt ze geen beha; de tweede keer wel. In het begin van de lm draagt ze een jeans; later een kleedje. Voor het Pesachfeest heeft ze zelfs een nieuw kleedje gekocht (het etiketje hangt er nog aan). •LL05 Vind je dat Chaja zich aan de strenge chassidische Kalmans aangepast heeft en dus haar persoonlijkheid verliest? Geef minstens vijf voorbeelden om je ‘ja’ of ‘neen’ te staven. Denk ook eens na over de betekenis van kledij voor de Chassidim (familie Kalman) en voor de conciërge. Denk bv. aan een politieagent die niet in uniform is en het verkeer moet regelen of je bekeurt omdat je zonder licht rijdt. •LL06 Waarin verschilt de betekenis die de chassidim aan hun kleding hechten van die van de conciërge? •LL07 Verklaar waarom vader Kalman zo streng is in de opvoeding van zijn zoon Simcha. Verklaar ook waarom de scène in de kamer van de vader tijdens de Pesachmaaltijd niet eindigt met een scheldpartij of een woedeuitbarsting (omdat Chaja zich op verboden terrein bevindt) maar met een herhaald alsjeblief’, een woord dat de vader voor het eerst uitspreekt. •LL08 Hoe toont de lmmaker dat Simcha bij Chaja voor het eerst ‘ontdooit’ en zich niet meer afsluit voor de wereld. Wat is de betekenis van het in zijn broek plassen? Geef enkele heel belangrijke scènes waar Simcha in zijn broek plast en verklaar. •LL09 Op een bepaald moment zegt mevr. Silberschmidt (moeder van Chaja): “Een mens is wat hij is en niet wat hij 30 jaar geleden was”. Ben je het daarmee eens? Waarom of waarom niet? Het strenge gedrag van vader Kalman is ook vanuit zijn verleden te verklaren. Leg uit hoe het verleden klaarblijkelijk wél een rol speelt en confronteer dit met de uitspraak van mevr. Silberschmidt. Toon aan dat ook vader Sliberschmidt en buurman en -vrouw Goldblum (postzegels) door het verleden getekend zijn. Vind je dat iets ergs datje in je kinderjaren meegemaakt hebt, je leven kunnen tekenen? Vind je dat, als je door dat verleden getekend bent, je “gekke” dingen kan doen? Of: veronderstel dat je zo iemand die iets ergs meegemaakt heeft, ontmoet en dat die persoon “vreemd” doet. Hoe is je reactie? Welke oordelen of vooroordelen heb je dan? •LL10 Ga je akkoord met de stelling dat de conciërge verantwoordelijk is voor de dood van het jongetje? Waarom of waarom niet? Wat vertelt de houding van de conciërge en zijn eventuele verantwoordelijkheid over onze handelingen? Hoe verklaar je de reactie van vader Kalman wanneer zijn familie Chaja de schuld voor de dood van Simcha wil geven? 14 | In de onder~breking •LL11 Vind je dat mevrouw Kalman niets te zeggen heeft en het huisslaafje is? Geef voorbeelden uit de lm om je antwoord te bewijzen. •LL12 Vind je dat Chaja een ‘gomer’is omdat ze naakt gaat zwemmen? Waarom of waarom niet? Na die zwempartij volgt er een gesprek waarin Chaja zich ook “bloot” geeft en “in haar blootje staat”. Wat is de inhoud van dat gesprek? Wie is tijdens dat gesprek de ‘gomer’en waarom? •LL13 Er komen in de lm twee scènes voor waar iemand een uitspraak van iemand anders verbetert of er een opmerking over geeft. Wat is de inhoud van die twee scènes? Beoordeel die twee verbeteringen. •LL14 Wat denk je over de inhoud van de uitspraak van meneer Apfelschnidt die over de hakenkruisen en het ‘heil Hitler’op de banken in het stadspark zegt: “Ik zie ze als primitieve schilderijen van holbewoners die te weinig taal beheersen voor een eenvoudig gesprek”? •LL15 Op het einde van de lm zegt mevr. Kalman aan Chaja: “Vele dochters van Israël zijn moedig geweest maar jij hebt ze allemaal overtroffen.” Wat is die ‘moed’? •LL16 Probeer eens om je vooroordelen die je vóór of tijdens de lm had, te reconstrueren. Hoe zijn die vooroordelen geëvolueerd? Wat is je oordeel nu over vader, moeder en Chaja Silberschmidt en over vader en moeder Kalman? Trek vanuit de lm “besluiten” die je kan gebruiken in je omgang met mensen die “anders” zijn, met allochtonen, vluchtelingen, islamieten, holebi’s ... Left Luggage Aanvullende documentatie De lm is gebaseerd op het boek ‘Twee koffers vol’ (1993) van Carl Friedman (uitg. Van Oorschot, Amsterdam). Zijn er grote verschillen tussen boek en lm? Jeroen Krabbé: “Er zijn zestien scenarioversies gemaakt. Carl Friedman schreef een lososch boek en gedachten vallen nu eenmaal moeilijk te verlmen. De karakters uit het boek werden verder uitgebouwd. Chaja gaat bijvoorbeeld mee zoeken met haar vader. Ze heeft hem dus aanvaard en darbij ook iets van zichzelf ontdekt. Voor haar is dat een nieuw begin. Ze heeft, net als andere personages, iets geleerd. Carl Friedman is in de wolken met ons lmeinde. Ze vond het een vondst die ze liever zelf had gedaan. In de lm kan Simcha niet spreken. Dat maakt Simcha speciaal. Je voelt dat er veel verborgen zit achter dat lieve snoetje. Chaja raakt geïntrigeerd door dat buitenbeentje en vraagt zich af wat er in hem omgaat. Daar wil ze, ongeacht de consequenties, iets aan doen, zo zit Chaja immers in elkaar.” (De Standaard. 11.4.98) Isabelia Rossellini (actrice en mannequin, jarenlang het gezicht van Lancóme, in de rol van mevrouw Kalman): “Ik ben een rooms-katholieke Italiaanse. Ik was bang dat ik me zou verraden. Handbewegingen, lichaamstaal, dat soort dingen. Ik kon me heerlijk op die rol concentreren want ik had een hele ploeg beschermengelen om me heen. Een spraakcoach die op mijn Engels met een Duits accent lette, iemand die mijn jiddische zinnetjes in de gaten hield en nog een chassidische raadgever. Want dat chassidisch familieleven zit vol tradities maar ook vol bijgeloof. Alles eerst met rechts. Je eerste stap altijd met je rechtervoet. Dus als ik met links vóór uit een stoel opstond, was het meteen: fout! In een scène zie ik dat de oppas uit het raam klimt. Ik doe meteen zó. (De actrice vouwt met Italiaans aplomb de handen samen.) Het was meteen: stóóóp!” (Gazet van Antwerpen, 7.4.98) “Zo liet ik ooit een boek aan de verkeerde kant dichtvallen omdat zij een boek niet van links naar rechts maar van rechts naar links lezen.” (De Morgen, 10.4.98) (Isabelle Rossellini is de dochter van Roberto Rossellini, een gevierd regisseur, en Ingrid Bergman, actrice) “Ik dacht dat mijn mengeling van Franse, Italiaanse, Zweedse, katholieke en protestantse wortels me parten zou spelen. Dat ik te uitbundig zou zijn of plots een kruisteken zou maken.” (Het Nieuwsblad. 4.4.98) Jeroen Krabbé: “Ik vergelijk de chassidische joden in mijn lm graag met de amish in ‘Witness’ van Peter Weir. Als Harisson Ford in de amish-gemeenschap | 15 komt, weet je niets over die mensen. Ze zien er wat raar uit, hoekig zelfs en ze hebben rare baarden. Wat moet ik met die mensen, vraag je je als kijker af. Uiteindelijk leer je ze kennen en je houdt van hen. Of niet. Maar je begrijpt ze. In ‘Left Luggage’ neemt Chajaje mee naar een chassidisch gezin en voor je het weet, zit je opgesloten in de huiskamer en zie je hoe het er aan toe gaat. Ik vind dat ik de chassidische joden als regisseur met respect behandel. Ik heb van hun levensstijl geleerd. Het zal nooit de mijne worden. Maar ik hoef toch ook geen amish te worden om de amish te begrijpen.” (DS 11.4.98) Op een dag zoekt Chaja een tijdelijke job. Een vriend van haar vader, een zekere Apfelschnitt, stuurt haar naar een familie die een kinderoppas zoekt. Deze Apfelschnitt speelt een belangrijke rol in het leven van Chaja. Het is geen toeval dat hij deze “ongelovige” naar een orthodoxe joodse familie stuurt. Hij is zoals een “engel” die het meisje terugleidt naar de familiewaarden; hij helpt haar volwassen te worden en de wereld te begrijpen. (Film en Televisie, april 1998) Op een onbewaakt moment loopt Simcha naar het park en verdrinkt. Chaja voelt zich schuldig. Zij kent nu het gevoel van vader Kalman en van haar ouders en vraagt zich af: waarom moeten onschuldigen sterven en waarom hebben zij en niet de anderen - slachtoffers van de holocaust - recht om te overleven. Het is nogmaals Apfelschnitt die het meisje helpt dat te aanvaarden. (F+TV, o.c.) De tekst in het boek is: “Als mijn schuld bestond, dan verschilde die niet van de schuld van het water, de treurwilgen en de eenden in de vijver, waartussen ik er geen met rode oorlokken kon ontdekken.” (geciteerd in Fin. Ec. Tijd, 1.4.98) F+TV: Vele verhalen en lms behandelen het holocaust-boofdstuk. Uw lm gaat daar ook over, maar gaat tegelijk verder. Over mensen na de holocaust. Krabbé: “Er zijn altijd gruwelijkheden geweest, maar de holocaust is de allergrootste misdaad tegen de mensheid uit onze geschiedenis. Daar wordt over honderd jaar nog over gepraat. Precies omdat het zo’n ingreep op het menselijk denken is geweest. Tot 1933 dachten de mensen in het Westen dat ze beschaafd waren. Dat ze geen holenmensen, geen beesten waren. En uitgerekend in Duitsland, een land met grote denkers, grote schilders, grote muziek, grote literatuur, gebeurt dan dat. De grootte, de diepte, de zwaarte van die misdaad en zijn effecten worden nu pas zichtbaar. Iedereen, of hij nu diep religieus, gematigd religieus of helemaal niet religieus is, wordt daarmee geconfronteerd. Wat doe je met dat besef dat we eigenlijk allemaal beesten zijn, en dat het morgen weer kan gebeuren. Iedereen doet er iets mee, denk ik. Daarom raakt mijn lm iedereen. Niet alleen mensen die bij de holocaust betrokken waren, maar ook kinderen van twintig, die er absoluut niets mee te 16 | In de onder~breking maken hebben.” F+TV: Het slot van de lm is erg sterk. Ik had de indruk dat, mocht Isabella op dat moment niet op die manier gereageerd hebben, moest zij het meisje daadwerkelijk hebben laten buitengaan, de lm niet zo sterk zou gewest zijn. Krabbé: “In het boek is het dus wel anders. Daar beschuldigt de vader haar en ze gaat weg. En daar eindigt het mee. Dat kon voor mij niet. Wij hebben die man veel minder onaardig gemaakt dan bij oorspronkelijk was. In het boek was bij een bruut. Op lm zou dat veel te clichématig overkomen. Terwijl je nu weer een laagje bijkrijgt. Je hebt die vrouw, Isabella, die haar ‘onderdrukking’ accepteert, die plots geconfronteerd wordt met een levendig, jong meisje, dat zij gaandeweg meer en meer bewondert. Op het einde roept zij haar terug, en ondanks het drama zegt zij ‘Dank je, voor watje voor mijn familie gedaan hebt’. Want niemand is tevoren ooit voor die familie in de bres gesprongen, en opeens is daar dat meisje, dat zelfs dat kind probeert te redden... Vandaar ook die kracht bij Isabella om haar terug te roepen en de ‘kria’ uit te voeren, het inscheuren, iets wat normaal gezien slechts bij familieleden gebeurt en wat betekent: ‘Jij bent een van ons’...” (F+TV, o.c.) Over wat op blz. 25 de “Uscène” genoemd wordt: F+TV: Een van de mooiste shots in de lm sluit af met het beeld van een gevel. Je hebt op dat moment het gevoel dat je veel meer begrijpt; je weet precies wat zich achter deze façade heeft afgespeeld... Krabbé: “Dat beeld, die camerabeweging stond in mijn hoofd al heel lang vast. Ik woonde als kind in Amsterdam-Zuid, vlak naast het huis waar Anne Frank en haar familie woonden tot ze in de onderduik moesten. Ik zat ook op Annes school. Ik passeerde dat huis elke dag en iedere keer als ik naar dat raam van Annes kamer opkeek (en nu nog), dacht ik: ‘Dat is een schuldig raam”; achter dat raam is iets gebeurd, heeft iemand gewond die wereldgeschiedenis heeft geschreven. In mijn lm wilde ik door die beweging de kamer waar Chaja woont en de kamer van de Kalmans voor eeuwig met elkaar verbinden. Gewoon omdat dat in het leven nu eenmaal zo is dat huizen of mensen door een drama met elkaar verbonden zijn. Op het moment dat de camera het huis van de Kalmans verlaat, na de mededeling van de dood hetjongetje, is dat huis ‘schuldig’, zal dat huis nooit meer hetzelfde zijn. Ik wilde dat de kijker dat huis ook nooit meer ánders zou kun Left Luggage | 17