Docentenhandleiding Left Luggage

advertisement
Titel:
Auteur:
Jaar van eerste uitgave:
Uitgeverij, plaats:
Twee koffers vol
Carl Friedman
1993
Van Oorschot, Amsterdam
Beau ter Ham
Klas: H4a
Docent: As
november 2012
1
Motivatie voor je keuze en verwachting van het boek
Ik heb Twee koffers vol van Carl Friedman gekozen, omdat... (Hier leg je kort uit
waarom je dit boek hebt gekozen. Misschien heeft iemand het je aangeraden,
waarom heb je toen besloten dat advies op te volgen? Heb je al eerder een boek
van deze schrijver gelezen?)
(Verder bedenk je voor je gaat lezen wat je van het boek verwacht. Waar baseer je
dat op? Leg dat hier kort uit.)
Ik verwacht dat Twee koffers vol ingewikkelder zal zijn dan de boeken die ik tot nu
toe heb gelezen. Ik baseer dat op de achterkanttekst. Het verhaal gaat namelijk over
een orthodox joods gezin en over diepzinnige gesprekken die studente Chaja met
een oude vriend van haar vader voert. Over dit soort onderwerpen heb ik nog nooit
gelezen. Ik denk dat het een diepzinnig en interessant verhaal zal zijn.
(Beschrijf ook hoe het boek past bij jouw leesniveau. Dit kun je dus al opschrijven
vóór je gaat lezen.)
Het boek hoort bij leesniveau 3. Dit is het normale eindniveau voor havo 5. Ik heb
mezelf ingedeeld op niveau 2, dus ik denk dat het af en toe wel pittig zal zijn.
2
Uitgebreide eigen mening
Je uitgebreide eigen mening schrijf je op als je het boek hebt gelezen. Bespreek het
onderwerp van je boek, de gebeurtenissen, de personages, de opbouw en het
taalgebruik.
Let op: het is niet de bedoeling een samenvatting te geven van het verhaal. Het gaat
om je mening. Beargumenteer waarom je iets vindt en gebruik voorbeelden of fragmenten uit het boek om je mening te ondersteunen.
Beantwoord voor jezelf de vragen hieronder die van toepassing zijn op jouw boek en
maak van alle vragen en antwoorden (bij ieder van de vijf onderdelen) een goed lopend verhaal. Je schrijft dus minimaal vijf alinea’s.
Onderwerp
 Is het je duidelijk over welk onderwerp de tekst gaat? Breng dat in enkele woorden of een zin onder woorden.
 Vind je het onderwerp interessant, spreekt het je aan? Ben je deze tekst juist
gaan lezen omdat het onderwerpo je vooraf aansprak? Zijn je verwachtingen
uitgekomen? In welk opzicht (niet)?
 Is het een onderwerp waar je zelf al eens over nagedacht hebt of ligt het helemaal buiten jouw beleveings/leefwereld? Heeft het boek je nieuwe kanten van
het onderwerp laten zien?
 Ben je door dit boek anders over het onderwerp gaan denken?
 Verwachtte je dat het onderwerp op deze manier uitgewerkt zou worden? Wat
vond je verrassend of bijzonder aan deze uitwerking?
 Ben je het eens met de mening die uit het boek over het onderwerp blijkt?
 Wordt het onderwerp goed uitgewerkt of is de uitwerking oppervlakkig? Welke
kanten van het onderwerp hadden volgens jou meer aandacht moeten krijgen?
 Heb je wel eens een boek gelezen of een film gezien over hetzelfde onderwerp?
Wat vind je beter: dit boek of het andere boek of die film?
De gebeurtenissen
 Wat is de belangrijkste gebeurtenis in het boek? Waarom?
 Ligt de nadruk op de gebeurtenissen of meer op de gedachten en gevoelens van
de personen? Geef daar je mening over.
 Bevat het verhaal genoeg gebeurtenissen om je te blijven boeien?
 Vind je dat de gebeurtenissen logisch uit elkaar voortkomen of vind je het verband tussen de gebeurtenissen moeilijk te verklaren?
 Vind je de gebeurtenissen (kies uit): spannend / boeiend / herkenbaar / dramatisch / humoristisch / zwaarwichtig / geloofwaardig / verrassend / onaanvaardbaar / waarschijnlijk / schokkend? Leg je keuze duidelijk uit met voorbeelden.
 Beschrijf een gebeurtenis die het meeste indruk op je gemaakt heeft en maak
duidelijk waarom.
 Hebben bepaalde gebeurtenissen je aan het denken gezet? Waarover?
3






In welke sfeer spelen de gebeurtenissen zich af? Welk effect heeft dat op jou?
Maken de gebeurtenissen een echte indruk op je? Zag je ze voor je?
Is het verhaal zo verteld dat je zelf veel moet invullen en aanvullen? Vond je dat
vervelend?
Heb je zelf wel eens een gebeurtenis meegemaakt die lijkt op wat in de tekst
staat? Vind je de gebeurtenis in de tekst daardoor beter te begrijpen of juist niet?
Blijven de gebeurtenissen je van begin tot eind boeien of moest je echt worstelen
om verder te lezen?
Heb je wel eens andere teksten of films gelezen/gezien over vergelijkbare gebeurtenissen? Wat vind je beter: deze tekst of die andere tekst/film?
Personages
 Is de hoofdpersoon volgens jou een held(in) op wie je zou willen lijken? Waarom
(niet)?
 Kun je je goed verplaatsen in de personages? Waarom (niet)?
 Zijn de personages zo beschreven dat ze voor je gingen leven? Welke wel en
welke niet? Welke personages lijken op echte mensen en welke meer op typetjes?
 Hebben de personages eigenschappen die je bewondert of gewoon vindt of
verafschuwt?
 Wat vind je van de ideeën en het gedrag van de personages? Gedragen ze zich
zoals het – volgens jou – hoort? Heeft een van de personages jou beïnvloed? Op
welke manier?
 Zijn de beslissingen van de personages begrijpelijk of aanvaardbaar? Welke wel
en welke niet? Op welk(e) moment(en) zou jij een andere beslissing hebben genomen?
 Reageren de personages voorspelbaar of juist helemaal niet? Wat vind je daarvan?
 Welke personages vind je sympathiek en welke niet? Waarom?
 Van welke personages kom je het meest te weten? Kom je genoeg te weten om
hun gedrag te begrijpen?
 Moet je zelf veel invullen over het innerlijk van de personages? Was dat plezierig
of vervelend, moeilijk of makkelijk?
Bouw
 Vind je de bouw ingewikkeld? Wat vind je lastige stukken?
 Komt het verhaal langzaam op gang of zit er meteen vaart in?
 Hangt alles goed met elkaar samen of vind je dat juist niet?
 Is het verhaal spannend? Hoe komt dat?
 Is het verhaal boeiend? Hoe komt dat?
 Is er één verhaallijn of zijn er meer lijnen die door elkaar lopen? Wat vind je daarvan?
4





Vind je dat de bouw van het verhaal (bijvoorbeeld veel terugblikken) goed past bij
het onderwerp?
Wordt er met de tijd ‘gespeeld’? Wat vind je van dat spel? Kon je het goed begrijpen of werd het verhaal er (onnodig) ingewikkeld door of juist extra interessant?
Zitten er veel terugblikken of herinneringen in de tekst? Wat vind je daarvan?
Wat vind je van het eind? Blijft er het nodige onduidelijk? Vind je dat vervelend of
juist niet?
Zie je de gebeurtenissen door de ogen van één of van meerdere personages?
Past dat goed bij het verhaal? Is dat in jouw ogen geslaagd?
Taalgebruik
 Vind je de zinnen lastig om te lezen? Hoe komt dat? Veel moeilijke woorden,
lange zinnen, veel beeldspraak of iets anders?
 Welke eigenaardigheden in taal en stijl zijn je opgevallen?
 Hoe vind je de verhouding tussen beschrijving, dialoog en weergave van gedachten/gevoelens? Te veel beschrijving? Te veel dialoog? Te veel gedachten
en gevoelens? Of te weinig?
 Vind je de manier van vertellen te wijdlopig, te uitgesponnen, te hoogdravend of
juist niet?
 Vind je dat het taalgebruik past bij de personages en het onderwerp? Waarom
(niet)?
 Bevat de tekst veel beeldspraak en/of symbolische verwijzingen? Leverde dat
problemen op? Hoe heb je dat opgelost?
Tot slot geef je kort een samenvattend eindoordeel.
5
Biografische gegevens
Informatie over: Friedman, Carl
Taal:
Nederlands
Bron:
Hockx, Frank
Uitgever:
Biblion Uitgeverij
foto: © Hollandse Hoogte
Carl (Carolina) Friedman werd op 29 april 1952 geboren in Eindhoven als Carolina
Klop. De naam Friedman is de achternaam van haar ex-echtgenoot.
Het gezinsleven stond voor de familie Klop sterk in het teken van de oorlogservaringen van haar vader, die in een concentratiekamp had gezeten. Hij was in oktober 1943 gearresteerd toen hij zich even buiten zijn onderduikadres waagde en
keerde in juni 1945 moreel en fysiek gebroken terug in Nederland. Zijn vrouw, dochter en twee zoons werden vaak geconfronteerd met de verhalen over zijn ervaringen. De jonge Carl las dan ook veel boeken over de Tweede Wereldoorlog, met name egodocumenten.
Gezien de thematiek van haar werk is er lang van uitgegaan dat zij opgroeide in een
joods gezin, hoewel Friedman, die een uitgesproken hekel heeft aan publiciteit rond
haar persoon, dat nooit nadrukkelijk gezegd heeft. In een artikel in het Algemeen
Dagblad (30 juli 2005) wordt gemeld dat haar vader katholiek was en dat hij in een
concentratiekamp gevangen was gezet omdat hij valse papieren voor onderduikers
regelde en geallieerde piloten over de grens met België smokkelde. In datzelfde artikel stelt Friedman dat de moeder van haar vader joods was en haar vader dus ook.
De broer van de schrijfster ontkent dat echter en bevestigt dat Friedman uit een katholiek gezin stamt.
Carl Friedman (de achternaam die ze als schrijfster gebruikt is die van haar exechtgenoot) groeide op in Eindhoven en Antwerpen en volgde na haar middelbare
school een opleiding tot tolk-vertaalster die zij echter niet afmaakte. Ze vestigde zich
in Breda en werkte enige tijd als journaliste, o.a. voor de krant 'De Stem'. Na de
geboorte van haar zoon in 1979 hield ze zich bezig met vertaalwerk.
6
Hoofdlijnen van het werk
In 1980 maakte Carl Friedman een reis langs enkele voormalige concentratiekampen, waaronder het kamp waar haar vader gevangen had gezeten. De indrukken die
zij daar opdeed, verwerkte ze in een aantal sonnetten die ze 'sonnetten voor een
tralievader' noemde. Deze werden gepubliceerd in De Gids en Maatstaf. De latere
uitgever van haar werk stimuleerde haar echter om over haar zo sterk in het teken
van de oorlog staande ervaringen te schrijven in de vorm van proza.
In 1991 verscheen de novelle Tralievader, die bestaat uit veertig korte 'hoofdstukken', alle voorzien van een korte titel. Eigenlijk zijn het veertig afzonderlijke schetsen, die echter een duidelijke samenhang vertonen, mede door de chronologische
volgorde. In dit opzicht kan het boek vergeleken worden met Het bittere kruid van
Marga Minco. In Tralievader echter gaat het niet om de oorlogservaringen van de
vertelster zèlf, maar om die van haar vader en om de weerslag die dat op het naoorlogse gezinsleven heeft. De oorlog dus als factor in het leven van de generatie
die de verschrikkingen niet zelf heeft meegemaakt, zoals ook aanwezig in boeken
van bijvoorbeeld Chaja Polak, Leon de Winter en Miriam Guensberg.
Het lijden aan oorlogservaringen van de vader, als een ziekte, wordt uitgedrukt in de
formulering dat hij 'kamp heeft'. De vader kan niet anders dan steeds weer over zijn
kampervaringen vertellen in een poging er zelf vat op te krijgen en zijn vrouw en kinderen te laten begrijpen. De overige gezinsleden trachten dat begrip op te brengen,
hoewel uiteindelijk vooral de beide zoons steeds opstandiger reageren. De dochter
(de ik-figuur) kan zich nog het best inleven in het gebeurde, zodanig zelfs dat de
verhalen invloed beginnen te krijgen op haar eigen belevingswereld. Zo antwoordt
zij, als de juffrouw op school haar vraagt wat ze wil worden: 'Onzichtbaar, dan kan
de SS mij niet vinden.' Zo sterk hebben de verhalen van haar vader haar in de
greep, dat ze ook in een isolement terechtkomt omdat vriendinnetjes en de onderwijzeres haar niet begrijpen. Alle pogingen tot inleving van de kinderen schieten echter
te kort: oorlogsleed is voor hen die het niet zelf meegemaakt hebben, niet te bevatten. Met dat feit worden de kinderen door hun vader steeds geconfronteerd.
Een vader wiens leven na de oorlog in het teken staat van hetgeen hij tijdens die
oorlog meemaakte, speelt ook een belangrijke rol in de korte roman Twee koffers vol
(1993). De roman is gesitueerd in het Antwerpen van de jaren zeventig, met name in
de joodse wijk die Friedman uit eigen ervaring goed kent.
Hoofdpersoon is de twintigjarige Chaja, een filosofiestudente die veel nadenkt over
de positie van de joden in de wereld door de jaren heen en inzicht tracht te krijgen in
het eigene van de (haar) joodse identiteit. Chaja verdiept zich in de regels en wetten
van het jodendom, om zicht te krijgen op de wereld van de orthodox-joodse familie
Kalman, waar ze als kindermeisje werkt om haar studie te kunnen betalen. Daar7
naast verkrijgt ze kennis door het contact met de bovenbuurman van haar ouders,
de heer Apfelschnitt, die haar voorhoudt dat geen enkel volk zoveel concessies
gedaan heeft om door de mensheid geaccepteerd te worden als het joodse volk, en
die een trotse, weerbare houding ten aanzien van het jood-zijn uitstraalt. Belangrijk
voor Chaja is ook haar vader, wiens leven na de oorlog in het teken staat van de
twee koffers vol boeken en foto's die hij destijds in de tuin bij zijn eerste onderduikadres heeft begraven. Van invloed op haar gedachtevorming zijn ook de antisemitische tendensen die ze zelf in het moderne Antwerpen ontwaart. Zo maakt de
conciërge van het huis waar de Kalmans wonen, het de joodse bewoners lastig en
zegt een student dat je 'van spelen met joodse kinderen wratten krijgt'.
Zowel in Tralievader als in Twee koffers vol is er, hoewel niet nadrukkelijk, sprake
van een ontwikkeling naar een specifieke dramatische gebeurtenis. In Tralievader
wordt duidelijk dat de vader in het kamp een SS’er heeft gedood (en zich daarmee
voor zijn eigen gevoel tot diens niveau verlaagd heeft), in Twee koffers vol verdrinkt
het zoontje van de familie Kalman dat aan Chaja's zorgen is toevertrouwd.
Beide boeken zijn geschreven in een sobere stijl zonder grote woorden. In Tralievader zijn de zinnen kort en beschrijvend, in Twee koffers vol is sprake van meer variatie, mede door een groter aantal dialogen. Naar het ingehoudene, het onopgesmukte dat met name Tralievader kenmerkt, streefde Friedman bewust: 'De oorlog
vaart er alleen maar wel bij als je grote woorden en holle frasen gebruikt. Het is een
door en door smerig bedrijf, daar moet je niet bloemrijk over wezen.' (Interview met
Frits Abrahams.)
Met het eind 1996 verschenen De grauwe minnaar waagde Friedman zich voor het
eerst aan het genre van het (langere) verhaal. De drie verhalen uit deze bundel ("De
grauwe minnaar". "Heilig vuur" en "Stilstaan bij Bette") zijn qua thematiek nogal gevarieerd, maar het joodse milieu speelt opnieuw een belangrijke rol. In het
titelverhaal - een sprookje, gesitueerd in een joods dorpje in Polen - vertonen het lot
van een oude verschoppeling en dat van een ezeltje veel overeenkomsten. In 'Heilig
vuur' kunnen de ouders van een jongen uit een Brabants provinciestadje slechts
machteloos toezien hoe hij, vanuit volstrekte onverschilligheid omtrent zijn joods zijn,
vervalt in gewelddadig fanatisme en zich ontwikkelt tot moorddadig fundamentalist.
'Stilstaan bij Bette', het meest aangrijpende verhaal, schreef Friedman na de dood
van haar moeder. Het toont de reacties van de dochter en de twee zonen op het
overlijden.
Door kritiek en lezers werden de boeken van Friedman over het algemeen goed ontvangen, zodat diverse herdrukken volgden. Met name Tralievader kreeg veel aandacht. Naar de novelle werd in 1995 een korte speelfilm gemaakt door Danniel
Danniel. Jeroen Krabbé regisseerde een Engelstalige verfilming van Twee koffers
vol, getiteld 'Left luggage'. Vertalingen van een of meer van Friedmans boeken ver8
schenen in het Duits, Engels, Frans, Spaans en Italiaans. In 2004 ontving zij de E.
du Perronprijs 2003, een bekroning voor kunstenaars of instellingen die zich inzetten
voor wederzijds begrip en toenadering tussen de Nederlandse bevolkingsgroepen.
De jury stelde dat Friedman 'in een samenleving die steeds scheller klinkt wars is
van elke vorm van fundamentalisme'. Haar opinies brengt Friedman vooral naar buiten in haar columns, zoals voor Vrij Nederland, waarvan ook enkele bundelingen in
boekvorm verschenen.
Bibliografie
Primaire bibliografie
1991 Tralievader (novelle). Van Oorschot.
1993 Twee koffers vol (roman). Van Oorschot.
1996 De grauwe minnaar (verhalen). Van Oorschot.
2001 Dostojevski's paraplu (columns). Van Oorschot.
2003 De afgezant (verhaal). Februari Boekhandels.
2004 Wie heeft de meeste joden? (columns). Van Oorschot.
Verfilmingen
1995 Tralievader / regie Danniel Danniel
Korte speelfilm gebaseerd op de gelijknamige novelle.
1998 Left luggage / regie Jeroen Krabbé
Speelfilm gebaseerd op de roman Twee koffers vol.
Secundaire bibliografie (selectie)
Hieronder vindt u gegevens van boeken en tijdschriftartikelen OVER het werk van
de auteur. Raadpleeg de cd LiteRom in de openbare bibliotheek voor interviews en
besprekingen van afzonderlijke titels die zijn verschenen in dag- en weekbladen.
* Abrahams, Frits. '"Op een dag, dacht ik, zal ik het begrijpen. Maar er valt niets van
te leren"'.
In: Abrahams, Frits. 'Uiteindelijk helpt niets'. Balans, 1992, p. 116-125.
* Austin, Lidie. '"Schrijven is mezelf een verhaal vertellen waarvan ik de afloop nog
niet ken": schrijfster Carl Friedman over haar nieuwe verhalenbundel'.
In: Opzij 24 (1996) 12, p. 28-33.
9
* Fischmann-Wiltschut, Fia. 'Kind in de Tweede Wereldoorlog : 4 thematische
uittreksels van Kinderjaren van Jona Oberski, Drenkeling van G.L. Durlacher, Het
Achterhuis van Anne Frank, Tralievader van Carl Friedman'. Ellessy, 1995.
* Kempen, Yves van. 'Zoekgeraakt in de oorlog : proza van Carl Friedman'.
In: Lust en Gratie 12 (1995) 45, p. 127-133.
* Neervoort, Hans. ''Zelfs de mug was er eerder dan jij' : in gesprek met Carl
Friedman'.
In: Bzzlletin 26 (1996-1997) 244, p. 59-67.
* Raat, G.F.H. 'Carl Friedman'.
In: Kritisch Lexicon van de Moderne Nederlandstalige Literatuur, november 1995.
* Will, Paul. 'Carl Friedman'.
In: 'Uitgelezen 17'. NBLC Uitgeverij, 1999, p. 32-43.
Bron: http://www.knipselkranten.nl/uittreksels/
10
Samenvatting
Titel:
Twee koffers vol
Geschreven door: Friedman, Carl
Jaar:
1993
Taal:
Nederlands
Vorm:
Novelle
Periode:
1980-
Thema:
Antisemitisme, Joods milieu
Bron:
Kruse, Lucas
Uitgever:
Biblion Uitgeverij
Door het bekijken van een foto denkt de ik-persoon, Chaja, terug aan de jaren zestig, aan toen ze twintig was en filosofie studeerde in Antwerpen.
Zodra ze zich op de universiteit had laten inschrijven, had ze het ouderlijk huis verlaten en een kleine etage gehuurd: ze vond dat een filosoof een teruggetrokken
leven moest leiden. Omdat de huur haar bescheiden studiebeurs te boven ging, had
ze twee baantjes: 's morgens bloemstukken (vooral grafkransen) maken in een bloemisterij en 's avonds afwassen in een restaurant. Als gevolg hiervan had ze nauwelijks tijd en zin om colleges te lopen.
Op een middag in januari hield ze het niet meer uit in de smerige spoelkeuken en
nam ze op staande voet ontslag. Al gauw vond ze een baantje als 'promeneuse' bij
mevrouw Kalman. Het gezin Kalman woonde in het 'jodenkwartier' achter het Centraal Station. Op weg daarheen ontmoette Chaja opvallend geklede joden, chassidiem (streng orthodoxe joden) en de oude meneer Apfelschnitt, de bovenbuurman
van haar ouders, die vlakbij woonden. Met hem praatte ze over haar twijfels over het
nut van de studie filosofie, 'De meeste filosofen weten niet meer dan u of ik.' Apfelschnitt antwoordde dat geleerden als Planck en Einstein het mysterie van het leven
er alleen maar groter op hadden gemaakt: 'Nooit kan de wetenschap God of de tora
vervangen.' Hij drong er bij haar op aan haar ouders wat vaker te bezoeken.
Het gezin Kalman (vader, moeder en vijf kinderen) leefde naar orthodox-joodse
voorschriften. Chaja moest er keihard werken, de verzorging van de vijf maanden
11
oude tweelingzusjes Tzivja en Esja en het vierjarige jongetje Simcha (die nog niet
zindelijk was) kwam volledig voor haar rekening. Chaja voelde zich aangetrokken tot
de lieve, ernstige Simcha, die heel anders was dan zijn oudere broertjes Avram en
Dov, die hem vaak pestten met zijn niet-zindelijkheid. Elke dag ging Chaja met de
drie jongsten wandelen. Als Simcha bij de parkvijver was en de eendjes zag,maakte
een wonderlijke blijdschap zich van hem meester.
De verhouding van Chaja met haar moeder was oppervlakkig. Zij ergerde zich eraan
dat haar moeder haar oorlogsverleden als jodin probeerde te vergeten door zich bezig te houden met onnozelheden. Zo praatte zij tegen haar dochter lang door over
haar zelfgebakken cake. 'Kijk mij eens, scheen ze ermee te willen zeggen, ik kan het
mij veroorloven over trivialiteiten te praten,met mij is niets aan de hand.'Bij haar (net
gepensioneerde) vader was het omgekeerde het geval: hij kon de oorlog niet vergeten. Haar moeder klaagde tegen Chaja dat hij geobsedeerd was door de wetenschap dat twee koffers met persoonlijke bezittingen ergens in Antwerpen begraven
lagen. In het begin van zijn onderduikperiode had hij ze ergens in de grond gestopt
en nu schreef hij allerlei instanties aan om toestemming te krijgen om in een inmiddels gesaneerde wijk opgravingen te doen. In de koffers zaten boeken, zijn oude
viool en een waardevol album met unieke foto's van zijn ouders en zijn zusje. Chaja
begreep haar vader, ook voor haar speelde het verleden een grote rol: 'Een mens
was wel degelijk wie hij was geweest.'
Chaja kreeg langzamerhand wat meer contact met mevrouw Kalman, die aanvankelijk niets moest hebben van Chaja's slordige kleding en onorthodoxe opvattingen. Zij
probeerde alle regels na te komen die golden voor een kosjere huishouding. Meneer
Kalman negeerde Chaja zoveel mogelijk en maakte haar in het bijzijn van zijn kinderen uit voor Gomer, een oudtestamentische sloerie. In de flat van de familie Kalman woonde een tirannieke conciërge, die niets naliet om zijn jodenhaat te uiten.
Tussen hem en Chaja, die hem stevig van repliek diende, ontwikkelde zich een complexe oorlog.
Chaja kon zich steeds minder concentreren op haar studie filosofie en raakte steeds
meer geïnteresseerd in de wereld waarin haar oogappel Simcha opgroeide. Ze ging
zich tot diep in de nacht verdiepen in de bijbel en in de Mozaïsche wetten. Toch
bleef God voor haar even raadselachtig als ze hem altijd had gevonden. Tijdens een
toevallige ontmoeting met haar vader praatte ze met hem over de chassidiem. Zij
stelde dat dezen, door vast te houden aan de oude tradities, het jodendom van de
ondergang hadden gered. Haar vader bestreed dit: het essentile van het jodendom
school niet in het enghartige leven van de chassidiem, zoals van de Kalmans,maar
juist in het vermogen tot assimilatie en communicatie. Daaraan had het jodendom
zijn overleving te danken, stelde hij. Ondanks hun genegenheid voor elkaar was ook
dit gesprek op onenigheid uitgelopen.
Simcha moest voor het eerst in zijn leven een deel van de rituele teksten zeggen in
verband met Pesach, het joodse paasfeest, en was druk aan het oefenen. Eigenlijk
12
wilde hij niet: het enige waar hij aan dacht, waren de eenden in de vijver. Later, zo
zei hij eens, wilde hij geen vader worden, maar een eend. Chaja nam hem (als
enige) serieus en ging op in zijn fantasieën, omdat ze van hem hield. Toen ze op
een bank in het park wilden gaan zitten, ontdekte zij dat er met witte kalk 'Stinkjoden'
op was gekalkt. Ze had gehuild en had op de vraag van het jongetje wat er stond,
geantwoord: 'Er staat: kwak kwak kwak.' Meneer Apfelschnitt was even later gekomen en had gezegd dat alle banken met antisemitische leuzen waren besmeurd.
'Laat je humeur er niet door bederven. Dat doe ik ook niet. In mijn ogen zijn het primitieve grotschilderingen van holenmensen, die de taal onvoldoende machtig zijn
om zelfs maar de eenvoudigste dialoog te voeren.'
Chaja las steeds meer, maar vond geen antwoorden op haar levensvragen. Ze sliep
nauwelijks meer en verrichte bijna slaapwandelend haar werk in de bloemisterij.
Alleen de gedachte dat ze 's middags bij Simcha kon zijn, hield haar op de been.
Sophie, een medestudente, was een tijdje met haar opgetrokken. Ze had een passie
voor Friedrich Nietzsche en diens opvatting om alle remmen los te gooien en onbelemmerd vitale driften uit te leven. Chaja verwierp deze ideeën, die een grondslag
voor het nazidom waren geworden; zij was meer gesteld op de natuurkundige
ideeën van Einstein. Sophie had enkele antisemitische uitspraken gedaan. Toen
haar in een gesprek duidelijk werd dat Chaja joods was, was hun relatie snel voorbij.
Tijdens een van haar vrije dagen schreef ze een 'brief' aan Einstein. Ze sprak haar
verbazing er over uit dat hij, nadat hij een fundamentele ontdekking had gedaan,
God met de eer liet strijken.Kort daarna sprak ze met meneer Apfelschnitt, die ziek
in bed lag, over zijn geloof in God.Volgens hem kon iedere jood vaart zetten achter
de verlossing 'door te bidden, te vasten en zijn naaste lief te hebben als zichzelf'.
Vroeger was hij een buitenstaander, net als Chaja. Maar het anti-joodse optreden
van de 'bevrijders' vlak na de oorlog had van hem een overtuigde jood gemaakt.
Chaja vertelde aan Simcha Kalman een aangepaste versie van het scheppingsverhaal, waarin God de eend als Zijn mooiste schepping beschouwde. Ze kocht voor
hem zelfs een houten eend op wieltjes. Hij was er dolblij mee en vanaf dat moment
was hij zindelijk. Meneer Kalman moest niets hebben van deze 'frivoliteiten': Chaja
was voor hem de onreinheid in persoon. De verstandhouding tussen Chaja en mevrouw Kalman werd echter steeds beter, juist omdat Chaja haar zorgenkindje zo opfleurde. Chaja besefte echter dat zij Simcha nooit 'haar' wereld kon laten ontdekken
('een wereld veel ruimer dan het benauwde appartement, het park en het stuk straat
ertussen'), dat zij hem nooit kon bevrijden uit zijn beklemmende milieu.
De universiteiten raakten links georiënteerd, overal werden werkgroepen opgericht
om over medezeggenschap van studenten te praten. De kritische Chaja begon als
een bezetene boeken van grondleggers van socialisme en communisme te lezen.
Tot haar verbijstering ontdekte ze dat Buonarotti, Fourier en zelfs Marx antisemitisch
waren. Wekenlang werd ze daarna gekweld door angstdromen, waarin vuur een rol
speelde. In één, steeds terugkerende droom trad Simcha op,die in het park, zonder
aanwijsbare oorzaak, plotseling begon te branden. 'Droevig kwakend liet hij zich
13
door het vuur verteren.' Met de conciërge kwam het tot een heftige uitbarsting toen
hij in blinde woede Simcha's hand wilde afklemmen, nadat hij weer een keer het
lifthek had vergeten dicht te doen. Chaja had de man vastgegrepen en in de worsteling zijn stofjas gescheurd. Hij eiste vijftienhonderd frank schadevergoeding, maar zij
weigerde te betalen. Hij nam enkele dagen later wraak door de gang te blokkeren,
zodat Chaja het huis niet kon verlaten. Mevrouw Kalman wilde de zaak sussen ('We
willen met niemand ruzie en zeker niet met de conciërge') en bood aan het bedrag te
betalen, maar Chaja wilde dat niet. Ten slotte verliet ze het huis via de regenpijp. De
dag daarop wachtte mevrouw Kalman haar op en zei dat ze maar een weekje moest
wegblijven, totdat de woede van de conciërge was gezakt.
'De middagen zonder Simcha kropen voorbij.' Op een van die troosteloze dagen
ging ze haar hart uitstorten bij meneer Apfelschnitt. Deze keurde haar gedrag goed:
joden hoefden volgens de talmoed discriminatie en mishandeling niet gelaten over
zich te laten komen. Helaas gebeurde dat in de oorlog wel, '(...) er is geen ander
volk dat zulke grote concessies heeft gedaan om alsjeblieft maar door de mensheid
te worden geaccepteerd en erbij te mogen horen. We zijn er niet in geslaagd.' Na dit
gesprek bezocht ze haar ouders. Haar moeder verweet Chaja dat ze alleen maar
aan zichzelf dacht. Ze zei dat haar vader slechts belangstelling had voor de koffers.
'Hij is zo veranderd, zo verbeten geworden. (...) Hij denkt dat die koffers hem terug
kunnen geven wat de oorlog kapot heeft gemaakt. (...) Niet zijn koffers zijn zoek,
maar hij is in die rotoorlog zoek geraakt. En eigenlijk wij allemaal.' Haar vader werd
thuisgebracht door twee agenten. Deze verboden hem zonder vergunning nog
verder te graven, 'Antwerpen is ten slotte geen zandbak.'Haar vader was
ontredderd, Chaja probeerde tevergeefs hem te troosten door te zeggen dat ze altijd
trots op hem was geweest.
De week zonder Simcha was bijna ten einde. Op zondagmorgen kon ze bijna niet
eten door de opwinding hem de volgende dag terug te zien. Toen kwam meneer
Apfelschnit om haar te vertellen dat de jongen dood was, verdronken in de parkvijver. Ze was verslagen, maar kon het toch opbrengen om de Kalmans te condoleren. Ze werd ontvangen in een vijandige stilte.
Ten slotte nam meneer Kalman het woord. Hij beschuldigde haar van Simcha's
dood, omdat ze hem ('een kind van amper vier jaar dat niet kan zwemmen!') altijd
naar de vijver bracht. Woedend stuurde hij haar zijn huis uit. 'En wees zo goed de
trap te gebruiken in plaats van de regenpijp!' Brandend van schaamte was Chaja
weggegaan, mevrouw Kalman had haar gezegend. Voordat ze het huis had
verlaten, had ze de conciërge de schadevergoeding betaald. De man had zijn boosaardigheid afgelegd.
Maandenlang had de schuldvraag Chaja beziggehouden. Ten slotte kwam ze tot de
slotsom dat ze alleen maar haar natuur had gevolgd, slechts van Simcha had gehouden. Ze trok ook een tweede conclusie. Hoewel ze was geslaagd voor haar
tentamens en naar het tweede studiejaar mocht, verkocht ze haar filosofieboeken en
14
liet zich inschrijven voor de studie natuurkunde. Chaja kan zich herinneren dat het
een 'kraakverse' ochtend was toen ze op weg ging naar haar eerste college, 'in
omgekeerde richting, terug naar Genesis'.
Bron: http://www.knipselkranten.nl/uittreksels/
15
Interpretatie / Analyse
Thematiek
Net als in Friedmans debuut Tralievader staat enerzijds het trauma van oorlogsslachtoffers centraal, zoals de vader van de ik-figuur, en anderzijds het onvermogen
van de anderen om de gevoelens van een kampslachtoffer te begrijpen. In een interview met Frits Abrahams (NRC Handelsblad 1992) formuleert Carl Friedman het
thema van haar werk als volgt: 'Het gaat (...) niet eens zozeer om de verhalen uit
het kamp, die sober en bijna authentiek zijn. Het gaat eigenlijk ook niet om de
problematiek van de 'tweede generatie', al is dat het gegeven. Wat de lezer veel harder treft is het besef dat het verleden van de ander al moeilijk doordringbaar is, maar
dat de werkelijkheid van een kampervaring ontoegankelijk is en tegelijkertijd ieders
heden met rafels omhangt.' Chaja's vader wil het vooroorlogse verleden terugvinden
door de twee koffers te zoeken, die hij in het begin van de oorlog heeft begraven.
Carl Friedman zegt in het interview dat haar vader in 'een situatie van permanente
schizofrenie' leefde. Enerzijds stond hij in de gewone wereld (hij werkte bij Philips),
anderzijds leefde hij thuis via zijn verhalen in het oorlogsverleden. De anderen
konden hem nooit bereiken. Friedman: 'Als je hem tijdens het vertellen had proberen
te troosten, zou hij bang van je zijn geworden. Als je hem onderbrak, of liet merken
dat je wist wat er zou komen (...), werd hij nerveus.' Tegen haar moeder zei Carl
Friedman eens dat de oorlog voor vader pas afgelopen zou zijn, als hij zou worden
'ondergespit.' Chaja's moeder probeert het verleden te ontkennen door zich op
alledaagse zaken te storten zoals het praten over een cake. Ze ergert zich aan haar
man, die in de koffers dierbare foto's hoopt terug te vinden: 'Wat denk je op die foto's
te ontdekken? Een mens is wie hij is, niet wie hij is geweest.'Net als in Tralievader
koestert de ik-figuur de meeste sympathie voor haar vader. Ook zij, een oorlogsslachtoffer van de tweede generatie, worstelt met haar verleden, waarbij komt dat ze
in het verhaalheden geconfronteerd wordt met haar joodse afkomst.
Degene die de herinnering aan vervolging en concentratiekampen het best heeft
verwerkt, is de oude meneer Apfelschnitt. Sinds hij besloten heeft een vrome jood te
zijn (vlak na de oorlog), is zijn leven in balans en kan hij rustig over het verleden
praten.
Het antisemitisme speelt als motief een belangrijke rol in deze novelle. De meest
grove uitingen van jodenhaat komen uit de mond van de conciërge (bijvoorbeeld 'Die
rotjoden! Ze zouden graag zien dat de hele stad naar hun pijpen danst!'). Ook
Chaja's studievriend blijkt te discrimineren (bijvoorbeeld 'Tegen jou heb ik niets,' zei
ze. 'Ik heb alleen een hekel aan het soort joden dat bij het Centraal Station rondhangt. Ze klitten daar bij elkaar, met die idiote hoeden op en ze praten de hele dag
over niets anders dan geld.'). Marx spreekt van 'de jood', alsof er maar eentje bestond, en noemt hem 'een sluw en onbetrouwbaar wezen, dat de onhebbelijkheden
in zich verenigde van allen die hem met hun dodelijke haat achtervolgden'. In het
16
park vindt Chaja alle banken met anti-joodse leuzen beschilderd. Maar joden onderling discrimineren ook. Dit blijkt uit de wrede opmerkingen van de vader en zijn
oudste zoontjes, waarvan Simcha het slachtoffer is.
Het zoeken naar de joodse identiteit door Chaja speelt ook een belangrijke rol.
Hoewel ze kritiek heeft op het onverdraagzame, starre gedrag van orthodoxe joden
zoals de Kalmans, is het duidelijk dat zij zich steeds meer joods gaat voelen. Joodse
gebruiken worden uitvoerig en met sympathie beschreven, zoals de voorbereidingen
op het paasfeest.
Ten slotte noemen we het (on)geloof in God als motief. In tegenstelling tot meneer
Kalman en haar vader vindt Chaja dat er geen God kan bestaan die gruwelijke
daden van de mens zoals in oorlogstijd kan tolereren. Zij denkt dat de mensen een
God hebben gemaakt en uit gewoonte tot Hem praten en Hem toezingen. Toch is zij
niet tevreden met een halsstarrig atheïsme, zij blijft zoeken naar de zin van het leven
(haar naam betekent in het Hebreeuws: 'zij leeft'). Als de marxisten en de filosofen
haar geen antwoorden kunnen geven, zal zij via de studie natuurkunde een verklaring voor de zin van het bestaan proberen te vinden (slotpassage boek).
Titel en motto's
Als de moeder van Chaja zegt: 'Hij denkt dat die koffers hem terug kunnen geven
wat de oorlog kapot heeft gemaakt', spreekt ze zich eindelijk tegenover haar dochter
uit over rol van de oorlog in het leven van haar en haar man. Tegelijk geeft ze met
dit zinnetje een verklaring van de titel van deze novelle.
Structuur en techniek
SUBGENRE
Op grond van de geringe omvang van het werk, de weinige personages en de
aanwezigheid van één verhaallijn (verhouding Chaja-Simcha), is Twee koffers vol
eerder een novelle dan een roman. Omdat de ontwikkeling van de eigen identiteit een grote rol speelt, kunnen we spreken van een Bildungsnovelle. Chaja
zoekt naar houvast in haar leven, vindt dat niet in haar boeken,niet bij haar moeder,
maar eerder bij haar vader en meneer Apfelschnitt. Simcha boeit haar vanwege zijn
onschuld, zijn kinderlijke, vanzelfsprekende affectie voor eendjes én vanwege het
feit dat zijn leven net als het hare op een keerpunt staat: als vierjarige moet hij
worden ingewijd in de strenge joodse leer.
OPBOUW, VERTELLERSSTANDPUNT, TIJD, RUIMTE
De novelle is opgebouwd uit 21 ongenummerde korte hoofdstukken en heeft een
simpele, cyclische structuur. Uit de eerste en laatste passages wordt duidelijk dat
de ik-figuur vanuit het heden terugblikt naar het verleden (vision par derrière). De
17
ik-figuur, Chaja, kijkt terug naar haar eenentwintigste levensjaar, dat blijkbaar
bepalend is geweest voor haar ontwikkeling.
Het grootste gedeelte van het werk is chronologisch verteld. Het lijkt erop dat de ikfiguur op het moment dat ze iets beschrijft niet méer weet dan de lezer. Dit vertellersstandpunt noemen we een vertellend-ik perspectief (vision avec). Via flashbacks wordt het oorlogsverleden van Chaja's vader en meneer Apfelschnitt onthuld.
Twee koffers vol is scènisch geschreven: de voornaamste verhaallijn (de ontwikkeling in de verhouding tussen Chaja en Simcha) wordt vaak onderbroken door gesprekken met meneer Apfelschnitt, haar ouders of Sophie.
Op de beginzinnen na, die het verhaalheden aanduiden, is het werk in de onvoltooid
verleden tijd geschreven. Door het bestuderen van de foto wordt de herinnering van
Chaja geactiveerd ('Ik was toen twintig jaar en studeerde filosofie...’). Naar de dood
van Simcha wordt tweemaal vooruitgewezen. Eenmaal door de jongen zelf (hij zegt
tegen Chaja: 'Kwaken kan ik al, ik moet alleen nog leren zwemmen.') en eenmaal in
een elke nacht terugkerende droom van Chaja, waarin de jongen door vuur wordt
verteerd, terwijl hij blijft kwaken.
De ruimte speelt soms een rol in het werk. Van belang zijn: het huis van de Kalmans (lift, portiersloge, onbewoonde tweede etage met kapotte huisraad), het park
met de vijver en de eendjes (Simcha wordt daar een ander mens), het jodengetto in
Antwerpen en de etage die Chaja heeft gehuurd in een verwaarloosd huis tegenover
het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten.
Taal en stijl
Friedmans woordkeus is onnadrukkelijk, nergens streeft ze naar mooischrijverij of
effectbejag. In recensies wordt haar bondige Marga Minco-achtige stijl geprezen, die
nooit een teveel aan sentiment toelaat. Tegen Abrahams verklaart ze deze stijlkeuze
als volgt: 'De oorlog vaart er alleen maar wel bij als je grote woorden en holle frasen
gebruikt. Het is een door en door smerig bedrijf, daar moet je niet bloemrijk over
doen.' Zij beschrijft ernstige, tragische zaken soms bewust lichtvoetig, wat een humoristisch effect heeft. Gesprekken met de heer Apfelschnitt en de passage waarin
de democratiseringsgolf aan de universiteit wordt beschreven, worden daardoor vermakelijk om te lezen. Vermakelijk is ook de opmerking van mevrouw Goldblum, die
haar kinderloosheid als volgt verklaart: 'Majn man, majn man, haj kent dat koenstje
niet!' Vooral Chaja's brief aan Einstein is verrassend door de humor. Een passage
hieruit: 'Jammer dat u dood bent (...) Als u nog leefde zou u hier met mij in het gras
kunnen zitten. Wanneer u dat tenminste zou willen, wat niet erg waarschijnlijk is. Ik
heb voor mijn natuurkunde nooit meer gehaald dan een zeven.'
18
Reacties
Twee koffers vol beleefde binnen een maand een tweede druk. Critici reageerden
vrij enthousiast. Zo typeerde Elsbeth Etty (NRC Handelsblad 1993) het boek als 'opnieuw sober, trefzeker en zonder valse dramatiek.' Doeschka Meijsing schreef in
Elsevier (1993): 'Het knapst is Friedman in het neerzetten van een handvol personages met een paar kleine observaties, een paar dialogen, een of twee zinnen over
het verleden. Dat gaat zo ongemerkt, zo bijna terloops dat je je afvraagt hoe iemand
met zo weinig middelen zo'n volledig verhaal kan vertellen over de joodse wijk in
Antwerpen. Kleurrijk, droevig, opgewekt, geestig, open en gesloten - het is het allemaal tegelijk.'
Context
Omdat de vader van Carl Friedman in Tralievader en Twee koffers vol een grote rol
speelt, geven we wat meer informatie over hem.
Haar vader was een afgestudeerd arts. Hij keerde na de bevrijding na veel omzwervingen in juni 1945 met hongeroedeem en tuberculose uit de oorlog terug bij zijn
vriendin. In 1947 trouwde hij met haar ('Mijn moeder trouwde met een doodzieke
man,' zegt Friedman in een interview). Er werden twee zoons en een dochter geboren. Hij kreeg werk bij Philips op het gebied van workefficiency. Een carrière was
vanwege zijn zwakke gezondheid niet mogelijk, hij verbleef in talloze ziekenhuizen
en sanatoria. In 1992 werd hij ernstig ziek (tumor). 'Hij lag langzaam te verhongeren
en waande zich helemaal terug in het concentratiekamp, tot op het allerlaatste moment, dat van zijn dood, in februari 1993.'
Bron: http://www.knipselkranten.nl/uittreksels/
19
Extra bron: recensie
Schrijver
Friedman, Carl
Titel
Twee koffers vol
Jaar van uitgave 1993
Bron
NRC Handelsblad
Publicatiedatum 23-04-1993
Recensent
Elsbeth Etty
Recensietitel
Spitten naar zichzelf
In Tralievader, Carl Friedmans autobiografische debuut van vorig jaar, laat de
schrijfster in het midden waarom de vader van de vertelster tijdens de Tweede Wereldoorlog in een concentratiekamp terecht is gekomen. Of hij joods was of communistisch of als verzetsstrijder werd opgepakt, doet niet ter zake, zoals ook de naam
van het kamp waaraan hij een gruwelijk trauma heeft overgehouden niet wordt genoemd. Het kan Auschwitz zijn of Sobibor of een van die andere gruwelijke plaatsen,
maar voor het kleine meisje uit wier mond we de lijdensweg van haar vader
vernemen is het woord 'kamp' duidelijk genoeg. En ze heeft volkomen gelijk want de
verschrikking is niet aan een enkele naam gebonden. Wie Auschwitz zegt, heeft het
ook over Sobibor, Mauthausen, Treblinka, enzovoorts, en over alle mensen die daar
geslachtofferd zijn.
Friedmans nieuwe boek, Twee koffers vol, heeft dezelfde thematiek maar het kleine
meisje is opgegroeid tot een twintigjarige filosofiestudente voor wie de exacte feiten
er wel toe doen: haar beide ouders zijn joods, hebben Auschwitz overleefd en zijzelf
draagt de Hebreeuwse naam Chaja (zij die leeft) en is opgegroeid in de joodse wijk
van Antwerpen.
Het aangrijpende van Tralievader was dat het onbeschrijfelijke leed van een volstrekt monomaan kampslachtoffer zonder opsmuk werd opgetekend uit de mond
van een kind dat, zonder het goed te beseffen, als gevolg van het trauma van de
vader zelf slachtoffer is geworden. Chaja is een typisch tweede-generatieslachtoffer
zoals dat tegenwoordig zo treffend heet en zoals zoveel naoorlogse geassimileerde
20
joden wordt ze tegen wil en dank in toenemende mate geconfronteerd met haar
joodse identiteit.
Friedman heeft met dit boek, waarmee ze zich voor het eerst op het terrein van de
fictie waagt, een vorm gevonden om de dilemma's te beschrijven van een nietgelovige jood die zich, mede als gevolg van de nazi-terreur waaraan familieleden en
bekenden hebben blootgestaan, verbonden voelt met het jodendom. Een oude,
wodkadrinkende, vrome bovenbuurman die als discussiepartner van de hoofdpersoon fungeert, vertelt over naoorlogse antisemieten, zoals de Britse generaal
Morgan, het opperhoofd van de vluchtelingenkampen in Duitsland, die in 1946 in de
New York Times verklaarde dat de joden er helemaal niet uitzagen als slachtoffers
van welke vervolging dan ook. Nog geen jaar nadat de moord op miljoenen joden de
wereld had verbijsterd, waarschuwde hij dat ze zouden uitgroeien tot een wereldmacht. "Vroeger was ik net als jij", zegt hij tegen Chaja. "Mensen als generaal Morgan hebben een jood van me gemaakt." Maar de oude man vergist zich natuurlijk,
want ook al bidt Chaja niet, al heeft ze geen mezoeze aan haar deurpost en al weet
ze het zelf nog niet: ze is even joods aan het worden als hij en wel om precies dezelfde redenen. Niet alleen stuit ze in de joodse wijk van Antwerpen, het kleine Warschau waar ze is opgegroeid en waar ze tijdens haar studie terugkeert als kindermeisje in een chassidisch gezin, op venijnig antisemitisme, ook maakt ze mee hoe
de oorlog haar ouder wordende vader tot toenemende waanzin drijft. Terwijl haar
moeder Auschwitz poogt te begraven onder zelfgebakken taarten en andere produkten van huiselijke gezelligheid, is de vader als een gek bezig de oorlog letterlijk
op te delven door op zoek te gaan naar twee koffers die hij tijdens zijn onderduik
ergens in Antwerpen heeft begraven. Er zijn talrijke manieren waarop oorlogsslachtoffers met hun ervaringen proberen te leven en geen van alle brengt verlichting. Friedman beschrijft de slachtoffers en hun wanhoop met een groot inlevingsvermogen en met hetzelfde mededogen waarover ze in Tralievader al bleek te
beschikken. De oude bovenbuurman is van de ene op de andere dag een vrome
jood geworden, Chaja's tante heeft zelfmoord gepleegd en haar moeder stort zich op
onnozelheden als cakerecepten, als ultieme ontkenning van het feit dat ze op haar
twintigste in Auschwitz als een ezel voor een kar met aardappels was gespannen.
"Kijk mij eens, scheen ze ermee te willen zeggen, ik kan het mij veroorloven over
trivialiteiten te praten, met mij is niets aan de hand."
Net als in Tralievader trekt de vertelster het meest naar de vader. Het gespit in het
verleden, gesymboliseerd door het dwangmatige graven naar twee vergane koffers,
drijft de ouders uit elkaar. De moeder begrijpt haar echtgenoot niet meer, of is bang
om hem te begrijpen. 'Hij denkt dat die koffers hem terug kunnen geven wat de
oorlog kapot heeft gemaakt. Berlijn, zijn jeugd, zijn vader en moeder, alles wat hij
toen had en was. Niet zijn koffers maar hij is in die rotoorlog zoek geraakt. We zijn
21
allemaal vermist'. Ze huilde. 'O God', zei ze, 'hij staat bij een hitte van dertig graden
te spitten naar zichzelf!' "
Carl Friedman en haar hoofdpersonen in Tralievader en Twee koffers vol zeulen de
Tweede Wereldoorlog en de nazivervolging met zich mee als hun eigen persoonlijke
geschiedenis, die ze evenzeer haten als koesteren. Tralievader was het verslag van
een tweede-generatieslachtoffer en Twee koffers vol vertelt het verhaal van een
zoektocht naar de eigen identiteit. Friedman doet dat opnieuw sober en zonder valse
dramatiek. Met dit boek bewijst ze zich opnieuw als een van de weinige Nederlandse schrijvers die de problemen van de kinderen van oorlogsslachtoffers aandurven en aankunnen. Maar hoewel Twee koffers vol een geslaagde roman is, hoop ik
toch dat Friedman in de toekomst door zal gaan met poëzie die ze eerder in De Gids
en in Maatstaf publiceerde, en met autobiografische geschriften als Tralievader. De
virtuositeit en de spanning van haar eerste boek, dat bij mij onmiddellijk associaties
opriep met het werk van Primo Levi, evenaart ze met dit tweede nog niet.
Bron: http://www.knipselkranten.nl/literom/
Geraadpleegde bronnen
Kruse, Lucas, Samenvatting en interpretatie/analyse, op www.knipselkranten.nl, z.j.
URL: http://www.knipselkranten.nl/uittreksels/ (gezien op 22-11-2012)
Hockx, Frank, Biografische gegevens, op www.knipselkranten.nl, z.j.
URL: http://www.knipselkranten.nl/uittreksels/ (gezien op 22-11-2012)
Etty, Elsbeth, ‘Spitten naar zichzelf’, in: NRC Handelsblad, 23 april 1993 (via Literom)
22
Download