Expertisecentrum Ervaringsgericht Onderwijs KULeuven Ondernemingszin (h)erkennen Prof. Dr. Ferre Laevers Els Bertrands Met de steun van de Vlaamse Gemeenschap Departement Onderwijs en vorming ESF: bijdragen tot de ontwikkeling van de werkgelegenheid door het bevorderen van inzetbaarheid, ondernemerschap, aanpasbaarheid en gelijke kansen, en door het investeren in menselijke hulpbronnen. 1 KOLOFON Het ontwikkelwerk voor dit materiaal gebeurde in het kader van het Europees project STEP “ondernemingszin bevorderen in het onderwijs “ dat liep in samenwerking met - het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen (VIZO), - de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), - de Hogeschool Gent - de Vlaamse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling (VDAB). Het project werd medegefinancierd door Equal. Voor de cofinanciering van het project konden we rekenen op de steun van de Vlaamse Gemeenschap: departement Onderwijs. 2 Inleiding Het thema ondernemingszin is de laatste jaren Bijzonder weinig Vlamingen durven het aan om een steeds meer in de aandacht. We kunnen zeggen eigen zaak te beginnen, blijkt uit een internationale studie. Het aantal starters ligt nergens lager dan in dat het op dit moment wereldwijd erg hoog op Vlaanderen. de agenda staat ingeschreven. (De Standaard 21-02-02) Een sprekende indicatie daarvoor is het initiatief van de Europese Gemeenschap om – o.m. in het kader van het EQUAL programma - projecten aan te moedigen die de ontwikkeling van ondernemingszin beogen. In Vlaanderen staat de pers bol van uitspraken waarin politici en bedrijfsleiders aangeven dat de toekomst van de economie afhangt van het vermogen tot ondernemen. Dat we het er op dit vlak in internationale vergelijkingen niet te best vanaf brengen verklaart de ijver waarmee het thema aan de orde wordt gesteld. “Vooral naar school gaan werkt dodelijk voor de In het debat richt men de blik steevast naar het onderwijs: daar lijkt wel de oorzaak te liggen voor ondernemingszin. Tot die vaststelling kwam Unizo in een rondvraag bij 150 Vlaamse ondernemers.” het gebrek aan ondernemingszin. De De Morgen (13-09-02) verwachtingen over wat onderwijs in dit opzicht vermag zijn hooggespannen. Het valt daarbij op dat men er zich van bewust is dat het ontwikkelen van ondernemingszin iets is dat men op langere termijn moet zien. In diverse citaten geeft men aan dat acties om het tij te keren in het kleuteronderwijs moeten beginnen. Daar legt men de basis voor latere entrepreneurs! “Het is absoluut niet nodig dat iedereen Economische motieven aan onderwijs verbinden ondernemer wordt, maar het is duidelijk dat is geen evidentie en zeker niet wanneer men over ondernemingszin in het onderwijs niet echt wordt jonge kinderen spreekt. De terughoudendheid is gestimuleerd.” begrijpelijk: men wil onderwijs niet vastzetten in Kris Peeters (De Standaard, Job@ 18-11-02) de rol van toeleverancier van geconditioneerd werkvolk ‘om bedrijven winsten te helpen binnenrijven’. Alleen een benadering vanuit een kader waarin duidelijk wordt gemaakt dat ondernemingszin in de kern niets van doen heeft met plat geldgewin, biedt de basis voor een dynamisch partnerschap tussen onderwijs en het bedrijfsleven. Dat conceptueel kader is er. Vanuit een onverdachte hoek: zonder dat het economisch motief direct aan de “Vlaanderen telt te weinig ondernemers, daar is de oorsprong ervan stond, zijn in de context van het innovatieproject ‘ErvaringsGericht Onderwijs’ het overheid zich duidelijk van bewust. In een poging de ondernemingsdrift van de jeugd voorbije decennium concepten en instrumenten aan te zwengelen is het ontwikkelen van een ontwikkeld die kunnen helpen de uitdaging met ondernemersattitude vanaf dit schooljaar in de succes aan te gaan: ondernemingszin de plaats eindtermen van het onderwijs opgenomen.” geven die het verdient in onderwijs en (Financieel Economische Tijd 30-02-02) maatschappij. 3 1. Het concept Ondernemingszin. Sommigen linken het meteen aan geld en big business. Wanneer we echter ruimer kijken naar het fenomeen ‘ondernemen’ dan brengt het ons verrassend genoeg bij een van de meest essentiële disposities in de ontwikkeling van mensen. Dat ontdekten we toen we ons bij de uitbouw van een ervaringsgerichte onderwijspraktijk verdiepten in kinderen die op school niet gedijen. Voor enkelen onder hen hielpen onze gebruikelijke ingrepen niet. Ondersteunen van zelfvertrouwen, aanbieden van een stimulerend milieu, vergroten van de keuzevrijheid, afstemmen van inhouden op hun interesses, het leidde allemaal niet tot het resultaat dat we wilden: geboeid bezig zijn en deep-level-learning. We begonnen ze te herkennen en te begrijpen, de kinderen die niet kunnen kiezen. Of die, éénmaal een keuze gemaakt, niet weten hoe aan hun spel te beginnen. Die geen ‘scenario’s’ kunnen bedenken of uitvoeren. Die er hulpeloos bijlopen en in alles door anderen worden bepaald. We kwamen erachter dat ze in één competentie opvallend uitvielen: het vermogen tot zelfsturing. Dat thema hebben we sindsdien niet meer los gelaten! Zelfsturing is de hoeksteen van ons conceptueel model rond ondernemingszin. Wat we met die zelfsturing voor ogen hebben komt duidelijk in beeld in bijgevoegde observatie van Karen. Karen weet heel goed wat ze wil. Binnen het aanbod kan ze keuzes maken en voor zichzelf realistische doelen stellen. Ze heeft voldoende wilskracht om te bereiken wat ze wil. Ze kan afwerken, obstakels overwinnen, doorzetten… Scenario’s bedenken en uitvoeren geeft voor Karen weinig problemen. Ze bepaalt zelfs mee het traject van anderen. Ze neemt vaak de leidersrol op zich, maar houdt rekening met de feedback die ze krijgt. Op zich misschien niet direct een spectaculair verhaal, maar wel heel bijzonder als men weet dat Karen - geobserveerd in een toevallig geselecteerde kleuterklas - amper 3,5 jaar oud is. Zo’n manier van in het leven staan spreekt tot de verbeelding. Je vindt die bij kinderen die van aanpakken weten. Die weten wat ze willen. Die zich kunnen organiseren. Die wegen vinden om obstakels te omzeilen. Die ook kunnen doorzetten. Zijn ze sterk in afstand nemen en hebben ze sociale competentie, dan sturen ze niet alleen zichzelf maar ook anderen. Karen is een manager. Ze (be)stuurt niet alleen zichzelf maar ook anderen. Dat maakt haar tot een leiderstype. In onze analyse ontdekten we bij kinderen en volwassenen die ondernemend zijn nog een tweede dimensie die in het ondernemersprofiel niet kan ontbreken: creativiteit! Dat is de motor achter het zien van kansen, van mogelijkheden die anderen niet 4 zien. Het barsten van ideeën voor mogelijke initiatieven, het vinden van originele oplossingen en de situatie snel vanuit een ander oogpunt kunnen inschatten zijn uitingen van een sterk creatief vermogen. Het voegt iets toe aan zelfsturing: het maakt niet alleen dat er wat in beweging komt, maar bovendien dat er daarbij iets nieuws ontstaat, nieuwe werkwijzen, nieuwe realisaties en ontwikkelingen. Zo is de basis gelegd voor het Ondernemingszin is… hele concept: zelfsturing en de krachtige mix van twee goed ontwikkelde disposities: creativiteit maken samen zelfsturing en creativiteit. ondernemingszin. ONDERNEMINGSZIN: EEN DISPOSITIE Ondernemingszin verwijst naar de geneigdheid om iets (resp. veel) te ondernemen. Het woord ‘geneigdheid’ sluit nauw aan bij wat tegenwoordig dispositie wordt genoemd. Zo kun je achtergronden en inzichten hebben zonder de dispositie om ze te gebruiken (Katz: 1995). Een dispositie is een ‘habit of mind’ (denkgewoonte) genoemd (Costa: 2001). Het vraagt dat je een competentie (of bekwaamheid) hebt en Een dispositie is… tegelijkertijd een gevoeligheid en een tendens of neiging om frequent, bewust en vrijwillig innerlijke drijfveer bezit om die een gedrag te tonen dat gericht is op een breder doel. Het bekwaamheid te gebruiken. Een gaat over een gedragskwaliteit die van kennis, dispositie maakt van een vaardigheden, attitudes, motieven kan onderscheiden competentie een ‘gewoonte’ alsof worden. Je kiest haast spontaan voor dat bepaald gedrag, je naar een bepaald (denk)gedrag het is een gewoonte. ‘gezogen’ wordt. 5 2. Zelfsturing In een verkenning van de literatuur rond zelfsturing belanden we bij een serie verwante begrippen zoals: ‘self-discipline’ (Dodge e.a., 1991), ‘self-control’ (Mahoney, 1980), ‘self-regulation’ (Meichenbaum, 1980), ‘self-monitoring’ (De boeck, 1993), ‘selforganisation’, ‘self-management’, ‘self-reliance’ and ‘autonomy’ (Lawhon, 1989). Op het eerste gezicht lijkt zelfsturing veel te maken te hebben met plichtsgevoel en discipline. ‘Self-discipline’ staat nogal centraal in de commentaren met als concretisering de volgende kwaliteiten: - ‘jezelf onder controle hebben’ - ‘de consequenties van je acties zien’ - ‘beheersing van impulsen’ - ‘bij een beslissing blijven, zaken afwerken’ - ‘onafhankelijk van anderen kunnen handelen’. Behalve bij dat laatste is een moraliserend sfeertje is nooit veraf. We pleiten ervoor de beschreven zelf-discipline in een breder kader te plaatsen. Zelfsturing heeft namelijk ook een bevredigende, een dynamische, een speelse kant. Het is genieten van het vermogen om zelf het roer in handen te hebben, zelf te bepalen, zelf te realiseren. Dat is wat we in onze definitie tot uitdrukking brengen. Zelfsturing gaat over de kunst van het 'beheren'. Het beheren van de middelen en mogelijkheden die je ter beschikking staan. In dat optimale ‘self-managen’ spelen vier componenten een rol (Laevers, F., 1997). Zelfsturing is… de dispositie om de beschikbare middelen in jezelf (competenties en krachten) en in de menselijke en fysieke omgeving op een wijze te beheren die de hoogst mogelijke levenskwaliteit oplevert. Zelfsturing is de kunst om te beheren, levenskunst. DE WILSFACTOR De eerste component is het vermogen om ‘te willen’. Dit verwijst naar de mentale kracht om een wens of intentie vast te houden, zich achter iets te zetten, zich in te spannen, door te zetten, weerstand te bieden. Wilskracht komt naar voren in jezelf aanzetten tot concentratie als dat nodig is, in vastberadenheid, in volhouden. A la limite toont het zich in frustratietolerantie, offers kunnen brengen om te bereiken wat je in je hoofd hebt. Het valt ook te linken aan moedig zijn. In beeldtaal verwijst het naar de kracht waarmee je als chauffeur het stuur weet vast te houden ondanks hobbels op de weg, ondanks de sporen waarnaar je wielen getrokken worden, ondanks verwarrende prikkels en afleidingen naast de weg. Je herkent de wilsfactor als iemand 6 - een eigen wil toont, zich achter iets zet, ervoor gaat; in staat is om af te werken wat hij/zij begon; niet opgeeft ondanks obstakels en tegenslagen; aan afleidingen kan weerstaan; stappen zet die op zich niet leuk zijn, maar een verder gelegen doel dienen. KEUZES KUNNEN MAKEN Wilskracht is op zich een lege doos. Wat erin zit heeft te maken met de keuze van het doel. Waarvoor zal ik de kracht van mijn wil inzetten? We hebben het hier over het vermogen om eigen behoeften te onderkennen, voor zichzelf te bepalen wat echt belangrijk is, zichzelf doelen te stellen en beslissingen te nemen. Binnen de metafoor van de bestuurder stel je jezelf de vraag: “waar wil ik naartoe?”. In het leven sta je voor een hele serie keuzes: te beginnen met wat er wel of niet op je boterham komt, wat je met je vrije tijd doet, welke studie je aanvat, voor welke job je solliciteert, met wie je door het leven gaat... Zelfsturing loopt mank als je, om te beginnen niet in de gaten hebt dat je beslissingen kan nemen, dat je niet zomaar aan de stroom van gebeurtenissen overgeleverd In dezelfde geest omschrijft Dodge (1991) zelfsturing of ‘self-discipline’ als: bent. Als je dat al inziet, moet je ook nog in staat “the ability to control one’s own behavior. People zijn te 'voelen' wat je wil: alternatieven op een rij who are self-disciplined make independent choices kunnen zetten en afwegen wat voor jou echt based on what they believe is right. They are able belang heeft en wat niet. En dan is er de finishing to balance their own needs with those of others. touch: het voor jezelf uitmaken waar je naartoe They can accept the results of their actions.” wil en wat voor jou prioritair is en wat niet. Dat ‘kiezen’ kan ten dele impliciet gebeuren. Belangrijk is dat er een duidelijk gevoel van richting is. Het (innerlijke) kompas is afgesteld, het werkt, het geeft een richting aan. Als het met deze tweede component misloopt wórd je eigenlijk geleefd. Je neemt geen initiatieven, laat kansen liggen om er wat van te maken, leidt een vlak bestaan, blijft in situaties verwijlen die niet goed voor je zijn en die je eigenlijk niet wil (of zou mogen willen). De component ‘doelen kiezen’ kun je waarnemen als iemand: - weet wat hij/zij wil; - eigen noden en interessen kan vertalen in concrete en haalbare doelen; - het onderscheid maakt tussen wat echt belangrijk is en wat minder; - zelfstandig keuzes weet te maken. SCENARIO’S KUNNEN OPROEPEN EN IN HANDELEN OMZETTEN De vorige componenten maken dat je een richtingsgevoel hebt. Je weet waar je naartoe wil. Als bestuurder moet je vervolgens een beeld hebben van de te volgen route om je bestemming te bereiken 7 en je moet tijdens het rijden het plan kunnen volgen. We spreken dus in algemene zin over het vermogen om op mentaal niveau een opeenvolging van handelingen (een scenario) op te roepen die tot de realisatie van je doelen leiden. Daarnaast moet je het scenario op een flexibele manier tot uitvoering brengen. In het leven herken je dit wanneer de te zetten stappen je gaandeweg voor ogen staan en je in staat bent die denkbeeldige stappen in daden om te zetten. Het eerste luik gaat over de ‘strategie’ of het scenario, het tweede over de uitvoering. In de praktijk hoeft dat niet per se een rationeel proces te zijn met een uitgeschreven stappenplan, in drievoud als projectvoorstel ingeleverd! Meestal heb je aan de ene kant een beeld van de grote lijnen en een concreter startscenario. De verder gelegen stappen krijgen pas later vorm, tijdens de uitvoering, rekening houdend met wat zich concreet aandient. Bij het zich verbeelden van hoe je tewerk zal gaan en bij de ‘uitvoeringsfase’ komt dus wel heel wat kijken. Falend zelfsturingvermogen drukt zich hier uit in niet kunnen starten, gebrek aan lijn in het handelen, ongeorganiseerd zijn, verward of chaotisch overkomen, onoordeelkundig omgaan met middelen en energie... We zien aspecten ervan bij kinderen die enthousiast naar een activiteit vliegen, maar daar direct ook stilvallen. Ze kunnen zich bijvoorbeeld niet voor de geest halen wat met de blokken, de poppen, de plasticine... aan te vangen. Of bij kinderen die een - op zich haalbare - opdracht niet kunnen uitvoeren. Het is niet moeilijk om dit patroon ook bij volwassenen te herkennen: zij geraken niet echt op dreef, zien niet wat nodig is om tot een resultaat te komen. Mensen die goed scenario’s kunnen oproepen en in handelen omzetten: - gaan vlot van start nadat er gekozen is of een doel gesteld omdat ze zich makkelijk mogelijke stappen voor ogen kunnen brengen; - zijn in staat om de verschillende stappen in de actie vlot uit elkaar te laten voortvloeien; - hebben tijdens de uitvoering van het scenario aandacht voor wat zich concreet voordoet; - kunnen scenario’s vlot aanpassen wanneer obstakels tijdens de uitvoering opduiken. AFSTAND KUNNEN NEMEN Met de vorige componenten zijn we al een heel eind op weg. Maar een bijzonder goeie ‘manager’ van je eigen leven ben je pas als je ook nog in de loop van het proces uit je traject kan stappen om het geheel van op een afstand te aanschouwen. In het beeld van de bestuurder vraag je je tijdig af of de weg nog wel naar je doel leidt. Of je nog wel op tijd zal zijn – stel dat je in een file zit - en het wel zin heeft verder te gaan. Of er inmiddels niet moet getankt worden. Ja zelfs: of je met de keuze van de bestemming wel een goeie beslissing hebt genomen. 8 Hier moet je dus uit je concentratie kunnen stappen om de bredere omgeving in je op te nemen. Concreet: in de gaten krijgen dat je stilaan in het tafelblad aan het zagen bent, of dat wat je doet anderen stoort, of dat de tijd opgeraakt en het tempo opgedreven moet... Afstand nemen vergt heel wat, maar voegt ook veel toe aan de zelfsturing. Omdat je geregeld evalueert en anticipeert en van daaruit kan bijsturen zijn er meer garanties dat je de beschikbare mogelijkheden goed benut. Je hebt daarbij heden, verleden en toekomst in de gaten: hoe ging het tot nu… en waar mag ik mij straks aan verwachten? De bredere horizon zien dus. Dat is maar mogelijk als je op twee sporen kan denken en voelen. Zoals tolken een zin beluisteren in de ene taal, terwijl ze de vorige in een andere taal aan het uitspreken zijn. Of zoals een spreker die tijdens het leiden van een workshop uiterst geconcentreerd is op de inhoud en op de interactie… maar tegelijk geregeld uit die betrokkenheid moet stappen om zich te realiseren hoeveel tijd er nog is en of de loop van het gesprek niet tot een bijsturing van zijn scenario noopt. Met deze dingen bezig zijn tijdens de actie getuigt al van een heel gevorderde vorm van zelfsturing. Afstand nemen herken je wanneer iemand: - tijdens de uitvoering van een scenario elementen op de achtergrond mee in de gaten houdt; - tijdig opmerkt dat een handeling niet (meer) tot het doel leidt; - het tijdpad steeds mee in het oog houdt en bij de uitvoering De vier componenten van zelfsturing: daarmee rekening houdt; (1) de wilsfactor (het vermogen om zich achter iets te - op een activiteit kan zetten), terugblikken, de afgelegde (2) het kunnen maken van keuzes (weten wat men wil, weg kan reconstrueren; wat vanuit de eigen basisbehoeften belangrijk is), - het verband ziet tussen de (3) het kunnen genereren en in de realiteit omzetten van verschillende acties en het scenario’s en resultaat; (4) afstand kunnen nemen (kunnen afwegen of men het - regelmatig afweegt of het sop doel aan het bereiken is, of de inspanning in verhouding de kool waard is, de staat tot het effect, leren uit ervaring). inspanning in verhouding staat tot het resultaat; - een reeks acties op een langere termijn kan plannen; - lering trekt uit ervaring en zo zijn/haar beheerskunst vergroot. DE ZIN VAN ZELFSTURING Zelfsturing is een competentie die boven de andere competenties (intelligentie, sociale vaardigheden, technisch inzicht, behendigheid...) staat. Het is de stuurcabine, het centrum van waaruit men zijn leven organiseert. Zelfsturing heeft met meer te maken dan met discipline. Een goed ontwikkelde zelfsturingcapaciteit staat gelijk aan ‘levenskunst’. Iemand die op een snikhete zomerdag de straat oversteekt om aan de beschaduwde zijde verder te lopen ervaart meteen meer comfort. Het kost niets: alleen de juiste ingeving hebben en tot handelen overgaan geeft je 9 die hogere kwaliteit. Dit eenvoudige voorbeeld illustreert de kern van een goede zelfsturing: gebruik maken van wat er ligt (in dit geval ‘schaduw’), initiatief nemen, het zo aan boord leggen dat basisbehoeften beter bevredigd worden. Hoe meer men zich in de mogelijkheden van ‘zelfsturing’ verdiept hoe meer men zich kan verbazen over het feit dat dit thema zo weinig plaats krijgt in het onderwijs – en ook bij ons laat in het vizier kwam. Een verklaring is allicht dat zelfsturing niet gaat over een inhoud. Je kan er strikt genomen geen les over geven. Het verwijst ook naar iets abstracts: wat je ziet zijn de gevolgen van zelfsturing - iemand die handelend bezig is - maar niet het moment waarop de beslissing om net dat te doen wordt genomen! Management in bedrijven heeft wel een gezicht: meer dan full-time jobs (‘managers’) zijn eraan besteed en je ziet mensen vergaderen. Maar op het niveau van het dagdagelijks functioneren van mensen ontsnapt het aan onze aandacht. In het onderwijs komen we het dichtst bij zelfsturing met de aandacht die er is voor ‘leren leren’. Maar de inspanningen op dit vlak zijn maar matig succesvol omdat ze te zeer op schoolse contexten zijn gericht en te weinig op ‘life skills’ zijn geënt. Men focust er te zeer op de vierde component – afstand nemen, bewust plannen, terugblikken – terwijl keuzes maken, tot het besef komen van wat je echt wil, nauwelijks aan de orde zijn. Het al doende leren krijgt te weinig ruimte. Er wordt te veel op het curriculum gefocust terwijl de dagdagelijkse werkelijkheid waarin men zich zelfsturend gedraagt te weinig aan bod komt. 10 3. Creativiteit Zelfsturing op zich maakt het voor mensen mogelijk in een gegeven context behoorlijk te functioneren. Maar echt ondernemend zijn ze daarom niet. Er is een tweede dispositie die als het ware zelfsturing opwaardeert tot ondernemingszin. Die dispositie is creativiteit. Entrepreneurschap is immers gebouwd op het vermogen om ‘wat is’ te overstijgen, nieuwe mogelijkheden en kansen waar te nemen, vindingrijkheid aan de dag te leggen bij het oplossen van de problemen die zich bij elke vorm van pionierswerk onvermijdelijk aandienen. Ondernemen betekent grenzen verleggen. EXPLORATIEVE INGESTELDHEID Aan de basis van creativiteit ligt een bepaalde ingesteldheid: een uitgesproken sterke exploratiedrang. Die openheid voor ervaringen, die hoge aanspreekbaarheid drijft de persoon als het ware naar momenten van intens ervaren, van hoge concentratie, een scherp in zich opnemen van werkelijkheid, kortom, van maximale betrokkenheid. VERBEELDINGSKRACHT Men kan begrijpen dat de intense mentale activiteit die eigen is aan situaties waarin de betrokkenheid hoge toppen scheert, sporen nalaat. Op die momenten zuigt het bewustzijn als het ware met volle kracht op wat uit gegeven prikkels aan impressies opgedaan kan worden. Dat vormt het voedsel voor het vermogen tot ‘representatie’, het opnieuw (re-), mentaal aanwezig stellen (present) van stukken realiteit die in feite niet hier en nu aanwezig zijn. Verbeeldingskracht dus! Verbeeldingskracht is de Verbeeldingskracht is… dispositie om ‘gevoelde de capaciteit om zich in afwezigheid van de originele betekenissen’ (‘felt senses’) te genereren. Verbeeldingskracht is prikkels voorstellingen te maken, om zich dingen voor de in wezen gewaarwordingskracht. geest te halen, betekenissen in zich wakker te roepen, ervaringen vast te houden en op een intense manier in Een sterke verbeeldingskracht zich te laten spreken. op zich vergroot bijv. de impact van een verhaal omdat men als het ware ten volle de voorgestelde realiteit in zich tot leven wekt. De impressie – op basis van woorden en niet de realiteit zelf - is diepgaand. Dit vermogen tot verbeelden beperkt zich niet tot visuele voorstellingen van de werkelijkheid! De ‘representatie’ strekt zich uit over een breed gamma van ‘gewaarwordingen’, afhankelijk van de ervaringsbron. Men kan zich klanken verbeelden of visuele impressies, smaken en lichaamsgewaarwordingen, emoties, intenties van anderen, maar evenzeer fenomenen die in abstractere begrippen zijn vervat, 11 concepten (zich voor de geest roepen wat zwaartekracht is en hoe dat op de maan anders is dan op aarde) en ideeën... Wie goed is in het zich voor de geest halen van betekenissen is een goed verstaander en staat cognitief sterk: hij of zij beschikt over wat Aebli ‘Geistige Kraft’ noemt. IDEEËN-VLOED Mensen kunnen door een sterke verbeeldingskracht uitmunten, maar ze zijn daarom nog niet ‘creatief’ te noemen. Voor creativiteit is meer nodig, iets dat in de literatuur ‘ideational fluency’ wordt genoemd! Letterlijk: de dispositie om op een vloeiende manier beelden of gedachten te genereren. Wat er op het mentale vlak gebeurt kunnen we beschrijven als een onstuitbaar proces van verbindingen leggen tussen elementen die in het brein zijn opgeslagen. Daarbij worden ver uit elkaar liggende gegevenheden zinvol met elkaar verbonden tot een nieuw en origineel idee. Zoals bij iemand die toevallig op kantoor okkernoten heeft liggen, vergeefs zoekt hoe die te kraken, maar wanneer zijn oog wat later op de nietjesmachine valt daar plots een geschikt instrument in ziet. Het verband tussen okkernoten en nietjesmachine is wel degelijk uniek. Een belangrijk criterium voor creativiteit is niet alleen dat originele combinaties worden gemaakt, maar dat dit geen toeval is. De echte creatievelingen onderscheiden zich juist doordat ze na enkele originele oplossingen doorgaan en bij eenzelfde probleem nog meer unieke ideeën achter elkaar voortbrengen. Dankzij de verbeeldingskracht zijn de bouwstenen of elementen voor het creatief proces makkelijk op te roepen en beschikbaar. Dankzij de ‘fluency’ is de verdere stap van linken leggen mogelijk. Verbeeldingskracht op zich is dus statisch. Fluency brengt er dynamiek in. Die 'fluency' maakt dat een creatief iemand gewoon niet bij één gegeven kàn blijven: een waarneming of gedachte volstaat om de beeldentrein op gang te zetten; het ene beeld of de ene gedachte roept meteen een volgend op. Dat gebeurt vaak 'aan' de persoon, in een flits soms én ten dele op een ongecontroleerde manier. De associaties worden niet gemaakt op basis van ‘logisch denken’. Creativiteit staat dus in principe los van het traditionele IQ en heeft meer met inspiratie en intuïtie te Creativiteit is… maken. de dispositie om als antwoord op een (probleem)situatie Dat zichzelf voortstuwende en vele unieke ideeën te genereren op basis van ongeplande vinden we bevestigd verbeeldingskracht en het vermogen om ver uit elkaar in studies waarin men het liggende elementen met elkaar te associëren (‘ideational loslaten, het de-focussen fluency’). aanduidt als een mogelijke conditie om creatieve ideeën te genereren. Dat is herkenbaar bij schrijvers die geregeld van hun stoel opstaan om al rondstappend de gedachten de vrije loop te geven. Niet zelden komen nieuwe oplossingen of nieuwe lijnen op bij het wakker worden, in een toestand van half waken. 12 FUNCTIE Uit het voorgaande kan de indruk ontstaan dat creativiteit zich in het luchtledige afspeelt: een soort van 'freewheelen' is, waarbij men maar lukraak z'n fantasie laat werken. Dat is een misvatting. Wie een beroep doet op zijn of haar creativiteit, gaat ergens naartoe, brengt iets voort dat aan bepaalde voorwaarden voldoet en blijft zoeken tot het gewenste is bereikt. Die output moet men in een brede zin opvatten. Het beperkt zich niet tot het utilitaire. Creativiteit kan zich bijvoorbeeld uiten in humor, het bedenken van grappige dingen bij één of andere waarneming - bijvoorbeeld bij het passeren van een houthandel zien staan ‘Hout is onze specialiteit’ en bedenken dat ‘Hout is onze tak’ (Le bois c’est notre branche’) leuker zou zijn. Of achter een bestelwagen rijden van de koerierdienst ‘Linx’ (met het prachtige logo van een linx) en de ingeving krijgen dat ‘Linx you with the world’ een geschikte oneliner kan zijn. In deze voorbeelden zien we aan de ene kant dat de ‘het probleem’ dat tot een creatieve oplossing vraagt niet per se expliciet wordt gesteld; men is er zich nauwelijks van bewust, het wordt vanuit een soort van impliciete gedrevenheid gedefinieerd. Aan de andere kant zien we dat het creatief proces – zelfs als het alleen maar iets plezierigs moet voortbrengen – niets van doen heeft met het proces van ‘vrije associatie’. Het is een cognitief veeleisende activiteit waarbij het product echt wel aan bepaalde voorwaarden moet voldoen. CREATIVITEIT IN VELE DOMEINEN Creativiteit is een dispositie die zich een brede waaier van domeinen laat zien, ook al zijn er aanwijzingen dat mensen die creatief zijn dat niet per se in alle domeinen zijn. Je kunt creatief zijn in taalgebruik bij het bedenken van bijvoorbeeld een originele reclameslogan of in andere expressievormen zoals beweging en dans, beeldende kunst, muziek... Maar creativiteit beperkt zich niet tot de wereld van het artistieke. Het speelt ook een rol bij het vinden van oplossingen voor technische problemen (hoe voorkom je dat een raam altijd weer dichtwaait?). Het is al even onmisbaar bij het vinden van adequate uitwegen voor organisatorische problemen (hoe voorkom je lange wachtrijen bij grote evenementen). Ook in het veld van sociale interacties brengt creativiteit een meerwaarde (bij onderhandelingen waar je voorstellen moet uitwerken waarin je de ander meekrijgt zonder erbij te verliezen). Bij het overschouwen van die domeinen zijn we veraf van de gangbare opvatting die creativiteit verengt tot… goed kunnen tekenen. HET PROFIEL VAN DE CREATIEVE PERSOON Bij mensen die in hoge mate creatief zijn, vinden we meerdere kenmerken terug uit onderstaande lijst. Zij werpen een licht op het 13 wezen... en de gevolgen van creativiteit: - explorerend ingesteld zijn: nieuwsgierig zijn, alert, zin hebben om nieuwe dingen te beleven, aanspreekbaar zijn door allerlei omgevingsstimuli en geneigd zijn om dingen indringend te verkennen; - een hekel hebben aan routine, van open situaties houden en zoeken naar uitdagingen vanuit het vertrouwen dat de oplossing al doende gevonden wordt; - plezier beleven aan fantaseren en graag in ‘beelden’ denken, bijv. metaforen bedenken, originele slogans vinden, sprekende vergelijkingen maken, … - gevoel voor humor: graag een loopje nemen met de werkelijkheid, het niet kunnen laten om er iets anders van te maken, het zich anders te verbeelden, wat alledaags is toch een draai te geven zodat het nieuw of anders klinkt; - een uitgesproken opinie hebben en zelf willen ontdekken van dingen, liever dan de oplossing van anderen te krijgen; - flexibel zijn: van het ene moment op het andere de situatie vanuit een ander standpunt kunnen bekijken, zich de zaak anders kunnen voorstellen (wat niet altijd door de omgeving wordt geapprecieerd); - een persoonlijke aanpak tonen, zich niet bewust zijn van bepaalde conventies, een zekere eigenzinnigheid, nonconformisme en daardoor niet altijd ‘passen’ in een omgeving waarin alles vastligt. 14 4. Ondernemingszin Wat krijgen we wanneer we zelfsturing en creativiteit in verband brengen met wat er over ondernemen en ondernemingszin geschreven wordt? DE DIMENSIE ‘ZELFSTURING’ Ondernemen steunt op zelfsturing. Het gaat over de kwaliteit om een opgezet initiatief tot een goed einde te brengen. Daarvoor moet je je werkzaamheden kunnen plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen. Je moet de onderneming managen. Ondernemingszin is de dispositie om in de situatie waarin men zich bevindt, ideeën te genereren over mogelijke doelen, daarbij initiatieven te bedenken en door optimale inzet van beschikbare middelen acties op te zetten die tot de realisatie van waargenomen kansen leiden. Het is aanleiding tot het verleggen van grenzen, het scheppen van iets nieuws, het creëren van iets duurzaams dat tot kwaliteit van leven bijdraagt. Onstenk (2002) spreekt in dat verband van: “het vermogen van ondernemers om een set kennis, houdingen en vaardigheden te benutten om concrete activiteiten op adequate wijze te verrichten en daarbij om te gaan met de opgaven, problemen, dilemma’s en tegenstrijdigheden die zich in de ondernemende activiteit kunnen voordoen, op zodanige wijze dat voldaan wordt aan bepaalde standaards en kwaliteitscriteria.” DE DIMENSIE CREATIVITEIT De essentie van creativiteit is dat de werkelijkheid of de gegevenheid van de situatie overstegen wordt om iets nieuws voort te brengen. Die eigenschap vinden we duidelijk terug bij Timmons (1994) die door Driessen e.a.. terecht als een van de meest accurate beschouwd wordt. Voor Onstenk e.a. (2001) is creativiteit onontbeerlijk bij een startende ondernemer. Onder creativiteit begrijpt men dan “nieuwsgierigheid tonen, openstaan voor nieuwe ideeën, overwegen van nieuwe, onconventionele ideeën”. Daarnaast wordt ook de kwaliteit ‘durven afwijken’ genoemd omschreven als ‘afwijken van de norm, voortdurend initiatieven nemen, nek uitsteken, risico’s nemen’. Ook Driesen e.a. (s.d.) vermelden creativiteit en flexibiliteit als essentiële karakteristieken voor starters. Vesalainen en Pihkala Entrepreneurship is… “the ability tot create and build something from practically nothing. It is initiating, doing, achieving and building an enterprise or organisation, rather than just watching, analysing or describing one. It is the knack for sensing an opportunity where others see chaos, contradiction and confusion. It is the ability to build a ‘founding team’ to complement your own skills and talents. It is the know-how to find, marshal and control resources (often owned by others) and to make sure you don’t run out of money when you need it most. Finally, it is the willingness to take calculated risk, - both personal and financial – and then do everything possible to get the odds in your favour”. (Timmons, 1994) 15 (s.d.) wijzen op het feit dat de mogelijkheid tot creativiteit een belangrijke motiverende factor is bij personen die ondernemersintenties hebben. Hetzelfde lezen we in l’Echo (2002). Het belang van creativiteit tenslotte vermelden Vandamme (2000), Onstenk (2000) en diverse ervaringsdeskundigen (Vizie 2002:4). Ook het concept ‘intrapreneurship’ onderstreept de relevantie van creativiteit. Intrapreneurship gaat over ‘ondernemerschap binnen de onderneming’. Cruciaal voor intrapreneurship is het vernieuwend denken, creativiteit m.a.w. Het is de motor van innovatie binnen bedrijven (Ybeman, 1999). ‘Intrapreneurschip’ is… “een proces waarbij een individu of een groep individuen, afkomstig uit een bestaand bedrijf, innovatie creëert in een organisatie, waaruit een nieuw bedrijf ontstaat met behulp van de (financiële) middelen van het bestaand bedrijf (het zogenaamde moederbedrijf)” (Onstenk 2001:185). DE KERN VAN HET ONDERNEMERSPROFIEL Zelfsturing is het aanknopingspunt, daar begint het. Iemand die zelfgestuurd is kan zijn plan trekken, weet wat hij wil en kan zijn plannen in realiteit omzetten. Voegen we aan zelfsturing een dosis creativiteit toe, dan spreken we van ondernemingszin. Het gaat over het gat in de markt zien, creatief en vernieuwend zijn in het lanceren van voorstellen, in het bedenken van oplossingen voor problemen. Naarmate ondernemingszin afstraalt op de omgeving en op anderen komt leiderschap erbij. Ondernemingszin is het vermogen om iets teweeg te brengen dat vernieuwend en grensverleggend is. Ondernemers zien wat er nog niet is. Ze hebben een neus voor kansen. Hierdoor maken ze het verschil, brengen ze innovatie. Het gaat bijvoorbeeld over kinderen/jongeren/volwassenen/werknemers/managers die met een voorstel op de proppen (durven) komen, die signaleren dat dit of dat anders zou kunnen… Met hun initiatief hebben ze impact op de omgeving. De klasgenoten, de leerkracht, het schoolbeleid, de collega’s, de beleidsverantwoordelijken kunnen er niet aan voorbij gaan... Ondernemingszin beperkt zich echter niet tot ideeën voorstellen. Ideeën vragen om gerealiseerd te worden. Daarvoor moet je doelgericht tot de actie kunnen overgaan. Je moet weten hoe je je plannen zal waarmaken. Juist omdat het over een nieuw idee of initiatief gaat, ben je genoodzaakt om in de omgeving op zoek te gaan naar onverwachte combinaties en niet conventionele oplossingen om je plannen waar te maken. Bovendien moet je de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk aanwenden. Soms moet je dan iets van je fantasieën loslaten, zodat je plan toch realiteit kan worden ZELFSTURING EN CREATIVITEIT IN DE VIER COMPONENTEN Kinderen en jongeren met ondernemingszin kan je herkennen aan 16 hun gedrevenheid om ‘iets’ te veranderen aan de omgeving, om in actie te schieten. Ze kunnen het niet laten om ‘iets’ te doen. Ondernemende mensen worden gemotiveerd door het besef dat ze impact kunnen hebben op hun omgeving. Dit geeft hen een enorme power. Ze lijken een vat vol energie. Deze energie toont zich ook in hun doorzettingsvermogen. Eens ze van start gaan, geven ze niet meteen op. Ondernemers kunnen frustratie verdragen en op hun tanden bijten als dit hen dichter bij het doel brengt. Dat vermogen om ‘zich pijn te doen’ moeten we niet geïsoleerd zien – we komen anders in de buurt van masochisme. De frustratie wordt maar opgebracht omdat en voorzover men de behoefte aan impact bevredigt ziet. Als die voorwaarde niet meer vervuld is kan demotivatie des te harder toeslaan. Ondernemende mensen hebben een duidelijk richtingsgevoel. Ze worden door ‘iets’ bewogen. Dat ‘iets’ kan ONDERNEMINGSZIN een thema, een interessepunt zijn maar ook een sociale bewogenheid of een persoonlijke drijfveer zoals Zelfsturing Creativiteit succes, sociale aanvaarding of -beheren -innoveren zelfbehoud… Vanuit deze bewogenheid en de wil wetenschap dat ze impact kunnen richting hebben, weten ze wat ze willen. Ze kunnen richting geven aan hun leven scenario of aan een situatie. Ze kiezen zeer afstand gericht en persoonlijk. Komen ze in een situatie dan zien ze meer dan anderen: ze merken dat dingen anders Leiderschap kunnen en kunnen zich mogelijke ingrepen meteen voor de geest halen. Vanuit het adagio: ‘alles kan beter’. Daardoor zijn ze innoverend. Ze durven met een wild idee op de proppen komen. Als iemand een voorstel doet, dan geven ze er een persoonlijke kijk op en voegen er soms iets aan toe waar niemand aan gedacht had. Met ondernemende mensen in de buurt krijg je synergie – de ongerijmde wiskunde van 1+1=3. Sterke ondernemingszin laat zich ook herkennen door het vermogen om plannen te realiseren. Dat doen ondernemers niet per se met een vooraf tot in detail uitgekiend werkschema. Ze stellen zich werkdoelen en weten hoe ze aan de slag kunnen gaan. Gaandeweg ontvouwt het werkproces zich. Dat stukje onzekerheid durven ze best aan. Ondertussen blijven ze heel alert op de omgeving en op het proces zodat ze indien nodig kunnen bijsturen. Soms zien ze plots elementen die bruikbaar kunnen zijn en die weten ze dan te integreren. Ondernemers houden tijdens de uitvoering een breed vizier. Zo kunnen ze bijvoorbeeld met meerdere taken tegelijkertijd rekening houden. Al doende anticiperen ze op wat er kan gebeuren en sturen ze bij. 17 Afstand kunnen nemen betekent dat je even blijft stilstaan, jezelf lostrekt uit waar je mee bezig bent om te kijken of je nog goed zit. Afstand nemen is m.a.w. een bewuste bijsturing van je gedrag. Het zorgt ervoor dat je jezelf niet vast rijdt en dat je bijleert. Afstand nemen kan een aanvulling of correctie betekenen voor de wilsfactor. Blijf je bijvoorbeeld te hardnekkig bezig of merk je tijdig dat een bepaalde situatie niet veranderbaar is? Ook in het kiezen van een richting kan het vermogen tot afstand nemen je helpen bij de vraag ‘ben ik nog wel bezig met wat ik belangrijk vind?’. Tijdens het bedenken en uitvoeren van scenario’s betekent afstand nemen de vraag of deze werkwijze nu efficiënt is, of je het gewenste resultaat bereikt. DE MIX VAN ZELFSTURING EN CREATIVITEIT KAN VARIËREN In bovenstaande beschrijving kan men bij elk van de aspecten de inbreng van respectievelijk zelfsturing en creativiteit in het profiel herkennen. In de praktijk is het aandeel van elk van die componenten zeer variabel. Het is nuttig om dat bij het schetsen van het profiel van een persoon mee te nemen. Zo kan men zich mensen voorstellen die zeer sterk zijn in zelfsturing en zaken uitstekend op een rij hebben en net voldoende verbeeldingskracht aan de dag kunnen leggen om initiatieven tot een goed einde te brengen. Zij zullen vooral goed inzetbaar zijn waar de grote lijnen en de bredere doelen door anderen zijn uitgezet en waar het gaat om het toepassen of implementeren van reeds uitgestippelde strategieën. Op plotse veranderingen in de context zullen ze minder adequaat reageren. In het andere profiel overweegt de creativiteit. Dat kan zich vooral uiten in het ‘visionaire’, het zien van mogelijke ‘missions’. Dat kan verder een zeer sterk vermogen tot improviseren opleveren, een grote wendbaarheid of flexibiliteit, het zien van kansen en verrassende manieren om dingen aan te pakken. In dit profiel liggen de zwaktes op het vlak van de uitvoering en de organisatie en het overschouwen van de implicaties van concrete acties. Het is duidelijk dat waar zelfsturing en creativiteit in hun volle capaciteit niet in één persoon aanwezig zijn, twee personen met een complementair profiel een uitstekende combinatie kunnen vormen. 18 5. De steunende componenten Met de kernelementen zelfsturing+creativiteit krijg je al een sterke greep op het ondernemersprofiel. Maar het beeld is niet volledig zonder dat we ‘ondernemingszin’ in verbinding brengen met andere componenten in de persoon. Zij kunnen de ondernemingszin in al zijn aspecten enorm beïnvloeden. Dat kan in de twee richtingen gaan: hypothekeren van de mogelijkheden en aken dat zelfsturing en creativiteit nauwelijks worden benut… of een echte versterkende invloed hebben zodat de ondernemingszin zich in zijn volle gedaante kan manifesteren. Voor het in kaart brengen van die bijkomende componenten nemen we vier invalshoeken: - het fundament - de energie en motieven - de tools - persoonlijkheid Persoonlijkheid ONDERNEMINGSZIN Tools Fundament Het fundament: een gezonde emotionele basis In het begrijpen van het functioneren van een persoon stoot men vroeg of laat op de fundamenten, op ‘hoe iemand emotioneel in mekaar zit’. Dat is zeker niet minder het geval in situaties waar ondernemen aan de orde is. We hebben het over de ‘geestelijke gezondheid’, over de mate waarin we van een gave emotionele ontwikkeling kunnen spreken, over het al dan niet ‘goed in zijn vel’ zitten van een persoon. ZELFVERTROUWEN Een eerste indicatie voor die ‘gezonde emotionele basis’ vinden we in zelfacceptatie (een positief en tegelijk realistisch zelfbeeld), een 19 Energie/motieven positieve zelfwaardering (zelfrespect), een grote dosis zelfvertrouwen en weerbaarheid (‘resilience’). Deze eigenschap uit zich in het durven innemen van de ruimte die je toekomt, niet over je heen laten stappen, respect afdwingen. Tegelijk ook in het zich niet onnodig bedreigd voelen en daarom in een grote openheid voor wat het leven of de omgeving te bieden hebben: “laat maar komen, ik wil het allemaal wel ervaren, we zien wel wat het wordt, ik kan het wel aan…”. VOLFUNCTIONEREN Een verdere uitdieping van die ‘gezonde emotionele band’ brengt ons bij het Rogeriaanse begrip ‘volfunctioneren’: goed in mekaar zitten, het goed in voeling zijn met zichzelf (de eigen gevoelens doorleven), ingedaald zijn (met je bewustzijn toegang hebben tot wat zich in je ‘ervaringsstroom’ afspeelt). Zo iemand reageert fris en alert op situaties, krijgt vanuit zijn of haar behoeftensysteem meteen de feedback die je nodig hebt om te weten of iets goed voor je is of niet. Zo iemand voelt zich blij of beledigd of boos ‘on Irrationeel reageren: the spot’ en niet een hele tijd na - woedend reageren en zelfcontrole verliezen in een het gebeuren. Hierbij hoort ook situatie; het niet overspoeld worden door - met overdreven schuldgevoelens op een voorval irrationele angsten of motieven. reageren; Irrationeel betekent: reageren op - moeilijk met eigen irritaties en boos zijn omkunnen; bepaalde situaties of - op een overdreven manier sociaal zijn, niet ‘neen’ kunnen gedragingen met een emotionele zeggen, zich laten doen; intensiteit die niet in verhouding - zich onbewust afschermen door een ‘rationele’ opstelling staat tot de aanleiding. Vaak is en daardoor ongevoelig zijn, blind voor gevoelens van dat omdat de situatie aan anderen; onverwerkte gevoelens - overdreven principieel en radicaal denken; appelleren. - niet spontaan kunnen zijn in sociale situaties; - geen affectie kunnen tonen, niet tegen aanraking kunnen; Het goed in contact zijn met - de behoefte hebben om anderen te domineren, te jezelf geeft je een stevige bodem bekritiseren, te kleineren… om op te staan: innerlijke rust, de capaciteit om pijnlijke ervaringen goed te boven te komen (omdat je ze toelaat en niet wegduwt), incasseringsvermogen. HET BELANG VAN DE EERSTE LEVENSJAREN Men kan zich voorstellen dat het leggen van het fundament iets is dat zich vooral in de eerste levensjaren situeert. We weten dat kinderen die er in de interactie met hun omgeving niet in slagen om hun basisbehoeften te bevredigen in de gevarenzone komen en als persoon schade dreigen op te lopen. Dat is de zone waarin mechanismen ontketend worden die je van pijnlijke gewaarwordingen afschermen maar waarvoor wel een prijs wordt betaald: het verlies van contact met jezelf, loskoppeling van de kern zelf van je persoon. Die zelfvervreemding of aliënatie hypothekeert dan weer de latere kans op geluk. Werken aan welbevinden maakt kinderen vitaal, vol zelfvertrouwen, 20 veerkrachtig en stevig ingedaald. Diezelfde kenmerken verhogen dan weer de kans op welbevinden. Het resultaat is een mooi gezicht, dat van opengebloeide, stralende mensen. BETEKENIS VOOR ONDERNEMEN Het is niet moeilijk de relevantie van een goede emotionele ontwikkeling voor ondernemingszin te zien. Men kan zich immers makkelijk voorstellen hoe een negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, emotionele problemen, faalangst iemand (tijdelijk of chronisch) stuurloos kan maken. In onze definitie van ‘ondernemingszin’ veronderstelt “in de situatie waarin men zich bevindt ideeën De veelvuldige verwijzing in de ondernemersliteratuur genereren, initiatieven bedenken”, een zich naar “risico’s durven nemen” is ook duidelijk te linken aan open stellen voor de omgeving, voor nieuwe de stevige emotionele basis die we hierboven beschreven. ervaringen, ervoor durven gaan zonder dat je We denken aan woorden als: ‘daadkracht, afgeschrikt wordt door tegenslagen. Het vastbeslotenheid, alertheid, durf tonen, zelfvertrouwen’ hoofd koel houden, niet in paniek geraken, (zie Nandram 2001) en “initiatief nemen, risico tonen” niet makkelijk van je stuk te brengen zijn, (zie Van der Kuip 1998). komen als eigenschappen goed van pas in ondernemen en staan zeker niet los van zelfvertrouwen. De wilsfactor – zo belangrijk in zelfsturing – komt onder druk te staan indien men erg aan zichzelf (en niet per se aan de onderneming op zich) twijfelt. Energie en richting: motivatie, attitudes en ethiek MOTIVATIE Motivatie is de bundeling van energie (stuwkracht) die je in een bepaalde richting doet bewegen. Dit behoeftestelsel vormt een dynamisch geheel, waarbij nu eens de ene, dan weer de andere behoefte Geïnspireerd door de behoeftenpiramide van Maslow sterk op de voorgrond komt. Het onderscheiden we: belet niet dat men in elke persoon -lichamelijke behoeften; wel een patroon aantreft in de -behoefte aan affectie, warmte en tederheid; ‘behoeftehuishouding’. Sommige -behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit; basisbehoeften leveren heel veel -behoefte aan erkenning en bevestiging door anderen; stuwkracht, andere zijn eerder sluimerend aanwezig en nauwelijks -behoefte om zichzelf als kundig te ervaren; -behoefte aan zingeving en aan morele waarde. ‘beweegreden’ tot handelen. Patronen kunnen verschillen in de mate waarin bijv. de behoefte aan sociaal contact primeert op de behoefte om zichzelf als competent te ervaren. Of de behoefte aan (materieel) comfort op de behoefte aan affectie. Het is niet uitgesloten dat de patronen die we aantreffen in zekere mate geslachtsgebonden zijn zodat de basisbehoeften bij vrouwen en mannen een wat verschillend gewicht hebben. De bovenvermelde behoeften beschouwt men als ‘extrinsiek’, in tegenstelling tot die ene intrinsieke behoefte die de exploratiedrang 21 is. Deze wordt intrinsiek genoemd omdat de werkelijkheid hier in zijn eigenheid benaderd wordt en niet als een middel om iets anders te bereiken. Exploratiedrang is de dispositie om zich door Een sterke exploratieve ingesteldheid omgevingsstimuli op zo’n wijze aangesproken te brengt met zich: voelen (‘arousal’) dat daar een serie handelingen op - een grote mate van volgen (benaderen, bekijken, manipuleren, extra aanspreekbaarheid voor alles wat informatie zoeken...) die met grote betrokkenheid zich in de realiteit aandient gepaard gaan en in een scherpere voorstelling van - een open ingesteldheid, de betreffende realiteit uitmonden. nieuwsgierigheid, alertheid, de onweerstaanbare drang om nieuwe dingen te beleven en te ervaren, zich in nieuwe omgevingen te bevinden, zin voor avontuur - aanstekelijkheid, in de betekenis van makkelijk in een toestand van ‘arousal’ te brengen zijn, waarbij het hele bewustzijn op scherp staat, klaar om op te slorpen en te (be)grijpen, klaar om geboeid te worden. De exploratiedrang kan men niet voldoende naar waarde schatten. Het is de motor zelf van ontwikkeling. Het garandeert dat men steeds weer uit is op ervaringen die zich aan de grens bewegen van wat men reeds beheerst en begrijpt. Hoe sterker die intrinsieke motivatiebron en hoe breder georiënteerd, des te groter de kans dat er levenslang wordt geleerd. Belangrijker dus dan de overdracht van een kennisbagage die soms op zo’n wijze verloopt dat de zin om de werkelijkheid in zich op te nemen verpietert. De exploratieve ingesteldheid is ook van direct belang voor ondernemingszin. Het levert de basis voor verbeeldingskracht en creativiteit. Maar op een directe manier garandeert het dat er ondernomen wordt omdat waarnemingen van de werkelijkheid het startpunt vormen voor grensverleggende ideeën. ATTITUDES EN INTERESSES De basisbehoeften geven de algemene stuwkracht weer en de richtingen die deze kan uitgaan. Met attitudes en interesses bewegen we ons op een concreter niveau. Zij leveren het meer specifieke patroon van het geheel van situaties en objecten waarvoor iemand aanspreekbaar is. Attitudes en interesses vormen de concrete voelsprieten, de antennes, de facetten (van het oog), de frequenties (van de radio), de kanalen (van het televisietoestel)… die klaarzitten om binnenkomende signalen te capteren. Passeert er een element dat relevant is dan krijg je meteen een affectieve reactie (“hé, dit is iets!”) die naargelang de inhoud aanleiding geeft tot een bepaald soort van gedragsreactie. Attitudes en interesses werken dus als filters en tegelijk startknop. Ze hebben daardoor een grote impact op wat we doen… en laten. Zo onderscheiden we sociale attitudes: het al of niet graag met anderen samenwerken, zich eerder op de achtergrond houden, zich luisterbereid opstellen, veel aandacht van de anderen opeisen, eerder volgend dan leidend zijn, makkelijk kritiek geven of niet, 22 een zorgende instelling hebben of eerder de positie innemend van ontvanger van zorg en aandacht… Als een concretisering van de behoefte om zichzelf als competent te zien en de behoefte aan zingeving in het leven, hebben mensen soms duidelijke verwachtingen over hun (toekomstig) beroep of invulling van vrije tijdsbesteding: wat wil men worden, waar droomt men van (piloot worden, acteur, kinderverzorgster, diepzeeduiken)? In verband met de exploratiedrang vindt men bij mensen duidelijke voorkeuren voor bepaalde thema’s terwijl andere als saai en oninteressant gelden: interesse voor alles wat met planten te maken heeft, voor een bepaald tijdperk, een land… Bij sommigen is er een zeer enge belangstelling, anderen zijn nagenoeg door elk thema te boeien. Die persoonlijke interesse en affiniteit voor bepaalde onderwerpen vormt vaak de voedingsbodem voor het ondernemen. Mensen maken er hun beroep van. ETHISCHE DIMENSIE In het overzicht van elementen die onder ‘richting’ thuishoren komen we onvermijdelijk bij de ethische dimensie terecht. Deze vormt eigenlijk de sluitsteen. Een mens kan zich immers door een brede waaier van drijfveren laten leiden, het is pas met de ethische dimensie dat de morele waarde wordt bepaald én het maatschappelijk belang wordt verankerd. De ontwikkeling van competenties De ontwikkeling van een bepaalde ‘waardenoriëntatie’ op zich garandeert op dit vlak niets. vormt de kern van de persoon. Het is het hart, het Hoe succesvoller we zijn in het 'programma' dat bepaalt wat iemand écht belangrijk ontwikkelen van competenties bij vindt en wat niet, wat voor iemand telt en niet telt, wat mensen, des te belangrijker wordt de je nastreeft en je onverschillig laat, wat de doorslag waardenoriëntatie van de persoon. geeft en wat je zonder verpinken negeert, waar je voor De ‘onderneming’ van 11 september gaat en wat je niet zal raken. mag men in zekere zin geniaal noemen, maar op het morele vlak is het wel een historisch dieptepunt. Zelfs de ontwikkeling van sociale competentie, empathie, zich in anderen kunnen verplaatsen… is geen garantie voor positieve omgang met anderen. Je kan die sociale vaardigheden immers even goed inzetten om op een perfide manier macht uit te oefenen, anderen op hun zwakke plek te nemen, ze gewiekst tot dingen te bewegen die niet goed voor ze zijn… Waardenopvoeding, want daarover gaat het, opereert in het gebied van het behoeftesysteem, in het weefsel waar motivatie vorm krijgt. Waardenopvoeding houdt zich bezig met de ontwikkeling van basisattitudes en wil langs die weg maken dat mensen ethische motieven ontwikkelen en zichzelf in een moreel verantwoorde richting sturen, hun capaciteiten voor de ‘juiste dingen’ inzetten. Wat zijn dan die ‘juiste dingen’? Welke waarden moeten 23 richtinggevend zijn en de basisattituden 'dicteren'? Gelukkig is het antwoord hierop globaal genomen makkelijk te geven. In weerwil van grote cultuurverschillen, lijkt er zich wel wereldwijd een consensus af te tekenen over wat uiteindelijk belangrijk is. We moeten zò in mekaar zitten dat we geen obstakel vormen voor het leven en de ontplooiing van anderen. Of nog krachtiger: basisattitudes moeten maken dat de 'Rechten van de mens' gevrijwaard worden en dat we ons in het verzekeren ervan actief inzetten. Volwassenen moeten gevoelig zijn voor de 'Rechten van het kind' en zich engageren om die waar te maken. Voor de waardenoriëntatie die we hier schetsen vinden we ruimschoots aanknopingspunten in de recente ondernemersliteratuur. ETHIEK EN ONDERNEMEN Ondernemen vandaag heeft te maken met toenemende globalisering, vormen van netwerken, hoog technologische ontwikkelingen en meer kritische en meer bewuste consumenten (ministerie van Vlaamse gemeenschap 2002). Meer en meer wordt de ondernemer geconfronteerd met ethische vragen waarbinnen hij/zij zichzelf moet positioneren. In het bewust zijn van het ‘ethisch ondernemen’ ligt een grote uitdaging om bij jongeren en in het onderwijs ondernemerschap in een waarden-vol perspectief te plaatsen en een appel te doen op het maatschappelijk engagement dat bij ondernemen hoort. Ondernemen is essentieel voor de werkgelegenheid maar heeft daarin ook een belangrijke verantwoordelijkheid doordat het bijdraagt tot emancipatie en integratie van minderheidsgroepen en sociaal achtergestelden (Willems 2001, 25). Ondernemingszin leidt vaak impliciet tot het oplossen van maatschappelijke problemen (we denken bijv. aan diverse vormen van mantelzorg die op zelfstandige basis opgezet worden). Duurzame ontwikkeling is de notie die sedert de Wereldconferentie in Johannesburg gebruikt wordt als toetssteen voor het ethisch verantwoord bezig zijn van ondernemingen. Ondernemen moet duurzame resultaten opleveren, gebaseerd zijn op respect voor mens en milieu. Instaan voor een duurzame ontwikkeling veronderstelt een dubbele vorm van inclusief denken. Om te beginnen het meenemen van de positie van allen die op één of andere wijze door het ondernemen worden geraakt, een houding van internationale solidariteit. De tweede vorm van inclusief denken strekt zich niet uit over de ruimte, maar over de tijd en vraagt aandacht voor het welzijn van de toekomstige generaties. BASISHOUDING VAN VERBONDENHEID Wat het ervaringsgericht onderwijs nastreeft is een grondhouding van “verbondenheid” met alles wat leeft, een ervaren van het deel zijn van de geschiedenis, de kosmos, het 'overstijgende'. Die beleving van verbondenheid maakt dat mensen zorg gaan dragen voor zichzelf, de ander, de omgeving, de wereld. Van hieruit creëer 24 je respect en een band met het groter levensgeheel. Verbondenheid als basisattitude is de meest fundamentele vorm van preventie voor destructief en respectloos gedrag: “een voorwerp dat je dierbaar is, zal je niet schenden; iemand of een omgeving die je respecteert en voor wie je je mee verantwoordelijk voelt, zal je geen kwaad berokkenen.” (Depuydt, 1993). Verbondenheid (of re-ligare, in de breedste betekenis) staat haaks op de-linkwentie. De-link-wentie is juist het ont-koppelen. Maar verbondenheid is meer dan preventie. Het vormt tegelijk de basis voor ondernemen, voor het zich verantwoordelijk voelen en voor een gedrevenheid die bij het maatschappelijk engagement hoort. De ‘tools’: competenties Ondernemingszin heeft te maken met keuzes maken, juiste beslissingen nemen, zich voor iets inspannen, het op een behoorlijke manier aan boord leggen… Dit ‘managen’ of ‘beheren’ staat boven alle competenties. De competenties waarover iemand beschikt behoren juist tot de dingen die door zelfsturing beheerd worden. Bij een goede zelfsturing benut je je sterke kanten en probeer je je handicaps op één of andere manier te compenseren. Je kan het vergelijken met een kaartspel: een goed beheer maakt dat je uit een gegeven set van kaarten het maximum kan halen. Eén en ander belet niet dat er bij zelfsturing en bij ondernemen meer te bereiken valt als je op diverse vlakken over goed ontwikkelde vaardigheden en inzichten beschikt. Dat zijn dan extra troeven die het succes van ondernemen verhogen. SOCIALE COMPETENTIE EN COMMUNICATIEVAARDIGHEID Een hele waaier aan vaardigheden en inzichten die gewoonweg tot de basisuitrusting van mensen zouden moeten behoren, krijgen in de context van het ondernemen een extra gewicht. Het zijn lifeskills: ze moeten tot op zekere hoogte aanwezig zijn om zich in de samenleving te kunnen handhaven. We beginnen bij sociale competentie omdat ondernemen zich bijna onvermijdelijk in een sociale context afspeelt en interactie met anderen bijna onvermijdelijk is. Sociale competentie is gebouwd op empathie: het vermogen om het perspectief van de ander in te nemen en zich meer bepaald in anderen te verplaatsen: in hun gevoelens, in hun percepties en gedachten en in hun intenties en motieven. Dat intuïtief kunnen vatten van het emotioneel beleven van mensen, van de manier waarop ze de situatie bekijken en van wat hen kan motiveren maakt het mogelijk om interacties tussen mensen in allerlei situaties te begrijpen en gedragingen te voorspellen, rekening houdend met de specifieke sociale en culturele context. Om succesvol met anderen om te gaan moet je bovendien over een breed gedragsrepertorium beschikken en goed kunnen aanvoelen wat in een bepaalde situatie de meest effectieve tussenkomst is. 25 Sociale competentie komt op vele manieren in een effectieve zelfsturing en bij het ondernemen een rol spelen. Het begint al bij het inschatten van wat anderen kan interesseren en waarvoor mensen aanspreekbaar zijn. Als je mensen wil bewegen – in de commerciële of niet commerciële context – dan moet je heel goed met hun ogen naar de wereld kunnen kijken: wat zijn hun noden, wat kan hen boeien, waar liggen ze wel en niet wakker van? Sociale competentie is heel sterk aanwezig in de directe communicatie: hoe spreek je mensen aan, hoe vlot maak je contact, hoe makkelijk stel je mensen op hun gemak, hoe snel zoom je in op iemands’ bekommernissen? Iedereen heeft wel ervaringen waarin je je als ‘cliënt’ op een ‘vierkante’ manier behandeld voelt, genegeerd of op de kast gejaagd. De link tussen sociale competentie en ondernemen is snel gelegd. Alles wat onder de noemer van ‘klantgerichtheid’ komt te staan is gebaseerd op het vermogen om het perspectief van de ander in te nemen. Iemand kan als ondernemer sterker functioneren wanneer hij/zij goed is in het leggen van contacten, het opbouwen van relaties, netwerkvorming, onderhandelen,… EXPRESSIEVERMOGEN EN ZIN VOOR VORMGEVING Sociale competentie bepaalt wat je Expressievaardigheid is… zegt, maar niet hoe je het zegt. Een de competentie om zich op een intense wijze bewust te extra troef vormt daarbij natuurlijk zijn van gewaarwordingen en betekenissen en de kunst een sterk ontwikkeld te beheersen om deze betekenissen door middel van expressievermogen. Dan denken woorden of symbolen op een krachtige manier te we in de eerste plaats aan articuleren. taalvaardigheid. Het is het Een goed communicator beheerst met grote vermogen om taal te beheersen als trefzekerheid het proces van voelen en uiten, van ‘instrument’ om iets wat je ervaart, gewaarworden en uitdrukken, van fantaseren en voelt of denkt op een trefzekere en vertellen, van denken en overbrengen indringende manier tot uitdrukking te brengen (mondeling of schriftelijk). Taalvaardigheid in de passieve zin, gaat over de competentie om vlot te verstaan wat anderen verwoorden in allerlei vormen (mondeling en schriftelijk), in allerlei situaties en via allerlei media (krant, gebruiksaanwijzingen, gidsen, internet…). Maar expressie moeten we verbreden naar alles wat op één of andere manier met communicatie te maken heeft. Of je nu een winkel of een school beheert, een cultureel centrum of een brasserie, alles wat met vorm te maken heeft straalt iets uit, bevat een boodschap, vertelt de ‘cliënt’ of ‘gebruiker’ wat voor ‘cultuur’ er in dat huis heerst. De kleur van de muren, het meubilair, de manier waarop het uitstalraam is ingericht, de wijze waarop de ruimte is verdeeld, waar de toog staat, het logo, zovele details als de klink die je bij het binnengaan vastpakt, ze hebben een onmiddellijke impact. Ze wekken bij het allereerste contact in een fractie van een seconde een bepaald dominant gevoel. Ze zijn uitnodigend, neutraal of afstotend. Ook hier zijn er voorbeelden te 26 over bij allerlei ondernemingen van absolute blindheid voor de boodschap die men op deze manier uitzendt. Gebrek aan middelen is daarbij niet altijd de hoofdoorzaak van falende communicatie! INZICHT IN MAATSCHAPPELIJKE FENOMENEN Je leven – of dat nu privé is of professioneel – leid je in een maatschappelijke context. Competent omgaan met en je met succes bewegen in de samenleving vereist goed geïnformeerd zijn, maar nog meer, een (intuïtief) inzicht in allerlei aspecten van de samenleving. Het gaat over het politiek bestel (hoe zit het beleid en de besluitvorming in elkaar?), over alles wat met rechtspraak te maken heeft (hoe probeert een samenleving zaken min of meer geordend en ‘fair’ te doen verlopen?), over culturele ontwikkelingen en manieren waarop mensen hun leven vorm geven, over het economisch bestel. Kijken we naar het ondernemen, dan is het oog hebben voor socioculturele fenomenen heel belangrijk. Het gaat hier over inzichten in diverse factoren die spelen in de samenleving: oog hebben voor belangrijke sociale en politieke gebeurtenissen, opvattingen, trends, culturele verschijnselen die je onderneming kunnen beïnvloeden of die aanleiding kunnen geven tot het opzetten van een onderneming. Economie is… Met het economische raken we natuurlijk een andere centrale pijler van het ondernemen. via optimale keuze tussen schaarse middelen Waarover dit gaat begrijpen we direct als we kunnen voorzien in behoeften van mensen in zien hoe moeilijk het voor kinderen is om te de samenleving, kunnen komen tot een vatten waar geld vandaan komt, dat geld ‘op hogere welvaart , een hoger welzijn … een boekje’ toeneemt (hoe verloopt zo’n vermenigvuldiging?), waarom eenzelfde zonder de volgende generaties in gevaar te flesje cola in de winkel minder kost dan in brengen om ook in hun behoeften te voorzien een café. Inzicht in het functioneren van de economie gaat over goed kunnen inschatten users.pandora.be/jvl-economie/Milieu.PDF welke middelen nodig zijn om producten en diensten voort te brengen, hoe je die middelen het best beheert om je doelen te bereiken, over het begrijpen van hoe een markt werkt, de rol van inflatie, de impact van schaarste op prijzen… MATHEMATISCHE VAARDIGHEDEN In de marge van dit begrijpen van alles wat met het voortbrengen van producten en met handel te maken heeft, spelen mathematische vaardigheden een rol: bij ondernemen komen zowiezo financiële aspecten kijken. Je hoeft daarvoor niet geen rekenwonder te zijn, maar het min of meer vlot kunnen omgaan met cijfers is een vaardigheid die je al in het beheer van je huishoudbudget moeilijk kan missen. Die competentie speelt een nog grotere rol als er op welk vlak dan ook ondernomen wordt: als consument of als initiatiefnemer van grotere evenementen. 27 DOMEINSPECIFIEKE COMPETENTIES Alle voorgaande rubrieken kunnen we beschouwen als domeinoverstijgende competenties. Ze behoren tot wat de basisuitrusting van elke persoon zou moeten zijn, en komen dan ook voor in het basiscurriculum van het onderwijs. We noemen ze daarom domeinoverstijgende competenties. Met de domeinspecifieke competenties verwijzen we naar een set van specifieke vaardigheden en inzichten die direct gelinkt zijn met de activiteiten die in een onderneming centraal staan. Het gaat over stielkennis, vakmanschap, meesterschap. Naarmate je als ondernemer zelf heel dicht bij het ‘productieproces’ staat is een grote specifieke deskundigheid een absolute troef: een fotograaf, bakker, garagist, accountant, entertainer, leidinggevende in een afdeling van een ziekenhuis, filiaalhouder van een restaurant, directeur van een school, advocaat… hebben er alle belang bij zelf een kei te zijn in hun vak. Die grote affiniteit met de inhoud van de onderneming maakt het mogelijk dat er kwaliteit wordt afgeleverd – wat uiteindelijk toch de kern is van de zaak. Maar het is goed zich te realiseren dat we deze domeinspecifieke competenties in de zijlijn plaatsen: het is op zich zeker geen garantie voor succes. Het idee “als het maar goeie stielmannen /vrouwen worden, de rest komt later wel” is dan ook geen goed uitgangspunt (we vinden het terug in bepaalde opleidingen die te eenzijdig op het vakmanschap zijn gericht). Veel hangt immers af van hoe met die competentie en intrinsieke kwaliteiten wordt omgegaan. Bij gebrek aan een goeie zelfsturing en ondernemingszin zien we uitstekende vakmensen maar al te vaak in hun opzet mislukken. Persoonlijkheid De beschreven componenten zijn de bouwstenen waaruit een persoon is samengesteld. Toch is die persoon meer dan de som van die elementen. Bij wijze van spreken kan je twee personen hebben die op alle dimensies hetzelfde profiel hebben, maar die je toch als absoluut verschillend ervaart. Dat ‘meer’ of dat ‘andere’ benoemen is niet zo eenvoudig. Het uiterlijk is al een eerste gegeven. Hoe iemand er staat, mimiek en expressie typeren de persoon. Verder gaat het over karaktertrekken, temperament. En in de diepte is er in de presentatie van een persoon ook de overdracht van ‘wat voor mens dit is’. Dit is een handvol kenmerken die helpen het portret te schetsen: -introvert zijn (naar binnen gekeerd) of eerder extravert (heel open en communicatief, contactnemend, spontaan, een open boek…) -innemend zijn, toegankelijk, niet-bedreigend, lief, sympathie wekkend of eerder afstandelijk, uit de hoogte, waar je geen vat op hebt of je je niet veilig bij voelt? -energiek, vol vitaliteit, stralend, met een directe stimulerende impact op de omgeving, of eerder mat, somber, weinig dynamisch… -komt iemand over als betrouwbaar, als degelijk, als ‘uit één stuk’, 28 Psychologen verwijzen naar een min of meer stabiele onderliggende structuur die het handelen van een persoon kleurt (Nandram 2000). Het gaat voor ons over “de unieke wijze waarop iemand zichzelf realiseert”. als authentiek, of eerder als onecht, manipulerend… In het perspectief van ondernemen speelt de persoonlijkheid een zeer grote rol. Die impact is des te ingrijpender als bij de initiatieven die men neemt interactie met anderen aan de orde is. En dat is toch bijna onvermijdelijk zo! De globale schematische voorstelling Persoonlijkheid ONDERNEMINGSZIN Tools - Competenties Zelfsturing beheren Creativiteit innoveren wil richting •sociale vaardigheden •uitdrukkingsvermogen •intellectuele •mogelijkheden •... scenario afstand Leiderschap Fundament Gezonde emotionele basis Laevers F. en E. Bertrands (2003) (werd achteraan groot toegevoegd. 29 Energie en motieven - Motivatie - Attitudes / interesses - Ethische dimensie De bibliografie Aebli, H. (1963). Uber die Geistige Entwicklung des Kindes, Stuttgart, Klett. Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action, A social cognitive theory, Engelwood Cliffs, NJ Prentice Hall Bertrands, E., (red) (2003), Themanummer ondernemingszin, Kleuters en ik, jg 19 nr 4. Bertrands, E., (2003), Kinderen en economie, Ego-echo, jg 6 nr 1. Bouffard-bouchard, T., Parent, S.,&Larivée, S. (1991). Influence of self-efficacy on self-regulation and performance among junior an senior high-school age students. International Journal of Behavioral Development, 14 (2), 153-164. Center for Education and Industry. (2001). Independent research into learning for enterprise and entrepreneurship. University of Warwick. http://www.dti.gov.uk/enterpiseguide/research/final_report.pdf Csikszentmihalyi, M. (1999). Creativiteit. Over flow, schepping en ontdekking. (H. Moerdijk, vert.) Amsterdam: Boom. (oorspronkelijke uitgave 1996) Clarysse B., Crijns H., Goossens H., & Manigaert, S. (2001) The General Entrepreneurship Monitor 2000, Leuven – Gent, Vlerick Leuven Gent Management School. Costa, A. & Kallick ,B. (2002). Kinderen denken leren, MENU-groep, www.kinderen-denken-leren.nl Crijns, H. (2003). Icarus achterna ? Essay voor de toekomst: ondernemerschap in Vlaanderen, Leuven, Vanhalewyck Declercq, B. (2003). Juf, ondernemen wat is dat ? Tips om zelfsturing en creativiteit bij kleuters te stimuleren, Kleuters en ik, jg 19 nr 4. Declercq, B., Ondernemen waarmaken, prikkels om zelfsturing en creativiteit bij leerlingen te stimuleren, Ego-echo jg 6 nr 1 pp. 23-28. De Morgen, Naar school gaan is dodelijk voor ondernemingszin, 13-09-02 Dieleman, A.J., Meijers, F., Ter Bogt, T., van Daalen, R., & van der Lans, J. (1999). Heft in eigen handen: zelfsturing en sociale betrokkenheid bij jongeren. Assen: Van Gorcum. Driessen, M.P., & Zwart, P.S. (s.d.) The role of the entrepreneur in smaal business succes: the Entrepreneurship Scan. University of Gronigen, the Netherlands. Dodge, D.T., Dombro, A.L., & Koralek, D.G. (1991). Caring for infants and Toddlers: A supervised Self-Instructional Training Program. Volume II. Washington: Teaching Strategies. Fayolle, A. (1999) L’enseignement de l’entrepreneuriat dans les universités francaises: analyse de l’existant et propositions pour en faciliter le développement. Lyon, E.M., Rapport Ministère de l’Education Nationale de la Recherche et de la Technologie. Gils, A., & Van Gorp, K. (2001). Zelfsturing als basiscompetentie, bijdrage tot de ontwikkeling van een meetinstrument voor kleuters en leerlingen. Niet gepubliceerde licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven. 30 Kickul, J., & Zaper,J.A. (s.d.) Untying the Knot: Do Personal and Organizational Determinants Influence Entrepreneurial Intentions? , Chicago, DePaul University, Department of Management Laevers, F., Het ervaringsgericht onderwijs wil iets teweegbrengen, Uitdagingen voor het nieuwe millenium. Janssen-Vos, Tien jaar Basisontwikkeling het maakt verschil, jubileumbundel, maart , p. 30-42. Laevers, F. (1997). Onderwijs moet iets teweegbrengen, deel 1: zelfsturing of levenskunst. Kleuters @ ik, Jg 16, nr 2, pp. 6-7 Laevers, F.(1998) Understandig the wordl of objects and of people: Intuïtion al the core element of deel level learning, International Journal of Educational Research 29, pp. 69-86. Laevers, F. (1998). Onderwijs moet iets teweegbrengen, deel 2a: psychosociale competentie op de kunst van het omgaan I Kleuters @ ik, Jg 17, nr 1. Laevers, F. (1998). Onderwijs moet iets teweegbrengen, deel 2b: psychosociale competentie op de kunst van het omgaan II Kleuters @ ik, Jg 17, nr 2. Laevers, F. (1998). Onderwijs moet iets teweegbrengen, deel 3: Creativiteit: overstijgen wat is! Kleuters @ ik, Jg 17, nr 4, pp 4-6.. Laevers, F. (1998). Is het kind (nog) in ontwikkeling? Welbevinden en betrokkenheid maken het verschil ! E.G.O.-Echo, jg 1, nr. 1. Laevers, F. (1999). Construcivisme: het ‘nieuwe’ pardigma? Egoscoop, 3 (4), pp. 2-3. Laevers, F. (2001) Ervaringsgericht werken in de basisschool, Leuven, C.E.G.O. Laevers, F. (2001) De toekomst is maakbaar, Ego-echo,1(4) pp. 26-30. Laevers, F. (2002). Het oog van de meester, Een repliek. De wereld van het jonge kind, sept. pp 26-27. Laevers, F. & E. Bertrands (2003) De ondernemers uit je klas, wie zijn ze, wat doen ze? Ego-echo, jg 6, nr 1, pp. 19-21. Laevers, F & E. Bertrands (2003) De vernieuwers, managers, leiders en avonturiers uit je klas, kleuters met ondernemingszin. Kleuters en ik, jg 19 nr 4 pp. 2-5. Katz, L.J. (1995) Talks with Teachers of young Children: A collection, New Jersey: Alex Publiching Corporation. L’Echo, Créer une entreprise en Wallonie: possible, L’Echo, 24-04-02, p. 8. Lawhon, T., (1989). Techniques for nurturing the Rudiments of Self Reliance in Children from birth to Age Three. Atlanta: Paper presented at the annual Meeting of the National Association for the Education of Young Children. Lens, W., & Depreeuw. E.(1998). Studiemotivatie nader bekeken: tussen kunnen en moeten staat willen, Leuven, Universitaire Pers Leuven Lewis, A., P Webley & A. Furnham, (1995). The New Economic Mind : The Social Psychology of Economic Behaviour. New York, Wheatsheaf. Martinez-Pons, M. (1996). est of a model of parental iducement of academic self-regulation. The journal of experemental education, 64(3), 213-227. Mednick, S.A. (1992). The associative basis of the creative process. 31 Psychological review, 69, 220-232. Meichenbaum, D., Koekoek, A.J., & Donker, F.S.J., (1981). Cognitievegedragsmodificatie: een integrale benadering. Deventer: Van Loghum Slaterus. Michielsen, S. (2002) Vlaming is niet ondernemend. De Standaard. 21-03-02, p. 1. Ministerie van Vlaamse gemeenschap. (2002) Ondernemen in 2020, Kleurrijk Vlaanderen, april 2002. Brussel. http://www.kleurrijkvlaanderen.be Mischel, W. (1993). Introduction to personality. Fort Worth (Texas): Harcourt brace College. Mischel, W., (1996). Grom good intentions to willpower. In P.M. Gollwitzer & J.A. Bargh (Eds.), The psychology of action: Linking cognition and motivation to behavior (pp. 197 – 218), New York – London, Guilford Press. Nandram, S.S.,& Samsom, K.J. (2000). Succesvol Ondernemen: eerder een kwestie van karakter dan van Kennis, een onderzoeksrapportage. Breukelen: Universiteit Nyenrode, Center for Entrepreneurship. http://www.lerenondernemen.nl. Ninness, H.A.C., Glenn, SS, & Ellis, J. (1993). Assessment an treatment of emotional of behavioral disorder. Westport (Conn.): Praeger. Onstenk, J. (2000). Onderwijs en ondernemerschap, i.s.m. CINOP en SLO, Ministerie van Econcomische zaken. http://www.lerenondernemen.nl. Rombouts, G. (1998) Algemene economie, krachtlijnen en relaties, Oostmalle, De Sikkel. Samyn, S. (2002). Leren ondernemen: VS als schoolvoorbeeld. FinancieelEconomische Tijd, bijlage 30-08-02, p. 1. Schmitt-Rodermund, E. (s.d.). Wer hat das Zeug zum Unternehmer? Psychologische Vorläufer für unternehmerischen Erfolg. Universität Jena, Institut für Psychologie. Sewell, A.M., & St George, A.M. (1997). Self-efficacy in th classroom: developing the skills of citizenship. Childrens’s social and economics education, 2, 136-144. Smith, G.J.W. & Carlsson, I.M. (1990). The creative process: A functional model based on empirical studies from early childhood to middle age (Psychological Issues Monograph n° 57). Madison: International universities press. Sonuga-Barke, E.J.S. (1996). Debate and argument: When ‘Impulsiveness’ is delay aversion; a reply to Schweitzer and Sulzer-Azaroff (1995). Journal of child pychology and psychiatry, 37, 1023-1025. Sternberg, R., J. (1999). The theory of successful intelligence. Review of General Psychology, 3, (4), 292-316. Sternberg R.J. & Lubart, T.I. (1995). Defying the crowd. Cultivating creativity in an culture of conformity. New York: The Free Press. Sternberg, R.J. & Lubart, T.I. (1996). Investing in creativity. Journal of the American Psychological association, 51 (7), 677-688. Thornton, S.(1995). Children solving problems. Londen: Harvard University Press. 32 Torrance, E.P. (1998). The nature of creativity as manifest in its testing. In R.J. Sternberg (ed.), The nature of creativity. Contempory psychological perspectives (pp. 43-75), Cambridge University Press. Van Dievel, K. (1995). Zelfsturing bij kleuters. Verkenning van het concept en ontwikkeling van een observatielijst op basis van theoretisch en empirisch onderzoek. Niet gepubliceerde licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven. Vesalainen, J.,& Pihkala, T. (s.d). Motivation Structur and Entrepreneurial Intentions, University of Vaasa, Finland. Van Damme, H. (2000) Starterscoach, handleiding + CD-rom, Brussel, UNIZOstartersservice. Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen. (2002). Wat “heeft” de geslaagde ondernemer?, benjispringer of cijferaar. Vizie., nr 25, pp. 4-7. Vloebergh, W & B Verstraeten, (2003) Met grote onderscheiding, Laureaten ondernemende school, UNIZO-vorming White, R.W. (1959). Motivation reconsidered: The concept op competence. Psychological Review, 66, pp 297-333 Willems V. (2001), KMO en Onderwijs, Unizo-onderzoek en actieplan, KMO Cahier 12, Brussel, studiedienst UNIZO. Ybeman, G. (1999). De ondernemende samenleving, meer kansen, minder belemmeringen voor ondernemerschap. Nota aangeboden door de staatssecretaris van economische zaken Nederland. http://www.lerenondernemen.nl. 33 Bijlage (zie apart aangeleverd bestand) 34 ACHTERFLAP TEKST In de potentiële, nog niet ontwikkelde 'ondernemingszin' ligt een gigantisch maatschappelijk kapitaal dat nog onvoldoende naar waarde wordt geschat. Een potentieel dat - in tegenstelling tot andere meer materiële condities zoals ligging en het al dan niet beschikken over natuurlijke rijkdommen - elke samenleving als grondstof ter beschikking heeft en kan ontsluiten. Het mooie aan ondernemingszin is immers dat het op zich geen geld kost noch energie verslindt: het is wat er aan mogelijkheden ligt, gewoon beter benutten. Ondernemen hebben we hard nodig indien we kwaliteit in ons leven willen en … de wereld beter willen maken. Ondernemingszin ontginnen vereist een lange termijn denken, een opdracht die reeds bij de jongste kinderen, moet en kan beginnen en doorheen alle niveaus van onderwijs moet gekoesterd worden. 35 Persoonlijkheid ONDERNEMINGSZIN Tools - Competenties Zelfsturing beheren Creativiteit innoveren wil richting •sociale vaardigheden •uitdrukkingsvermogen •intellectuele •mogelijkheden •... scenario afstand Leiderschap Fundament Gezonde emotionele basis Laevers & Bertrands 2003 36 Energie en motieven - Motivatie - Attitudes / interesses - Ethische dimensie