ondernemingzin: sleutel tot levenskwaliteit

advertisement
Expertisecentrum
Ervaringsgericht
Onderwijs
KULeuven
Ondernemingszin
(h)erkennen
Prof. Dr. Ferre Laevers
Els Bertrands
Met de steun van de Vlaamse Gemeenschap
Departement Onderwijs en vorming
ESF: bijdragen tot de ontwikkeling van de werkgelegenheid
door het bevorderen van inzetbaarheid, ondernemerschap,
aanpasbaarheid en gelijke kansen, en door het investeren in
menselijke hulpbronnen.
1
KOLOFON
Het ontwikkelwerk voor dit materiaal gebeurde in het kader van het
Europees project STEP “ondernemingszin bevorderen in het
onderwijs “ dat liep in samenwerking met
- het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen (VIZO),
- de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO),
- de Hogeschool Gent
- de Vlaamse Dienst voor Beroepsopleiding en
Arbeidsbemiddeling (VDAB).
Het project werd medegefinancierd door Equal.
Voor de cofinanciering van het project konden we rekenen op de
steun van de Vlaamse Gemeenschap: departement Onderwijs.
2
Inleiding
Het thema ondernemingszin is de laatste jaren
Bijzonder weinig Vlamingen durven het aan om een
steeds meer in de aandacht. We kunnen zeggen
eigen zaak te beginnen, blijkt uit een internationale
studie. Het aantal starters ligt nergens lager dan in
dat het op dit moment wereldwijd erg hoog op
Vlaanderen.
de agenda staat ingeschreven.
(De Standaard 21-02-02)
Een sprekende indicatie daarvoor is het initiatief
van de Europese Gemeenschap om – o.m. in het
kader van het EQUAL programma - projecten aan te moedigen die
de ontwikkeling van ondernemingszin beogen.
In Vlaanderen staat de pers bol van uitspraken waarin politici en
bedrijfsleiders aangeven dat de toekomst van de economie afhangt
van het vermogen tot ondernemen. Dat we het er op dit vlak in
internationale vergelijkingen niet te best vanaf brengen verklaart de
ijver waarmee het thema aan de orde wordt gesteld.
“Vooral naar school gaan werkt dodelijk voor de
In het debat richt men de blik steevast naar het
onderwijs: daar lijkt wel de oorzaak te liggen voor ondernemingszin. Tot die vaststelling kwam Unizo
in een rondvraag bij 150 Vlaamse ondernemers.”
het gebrek aan ondernemingszin. De
De Morgen (13-09-02)
verwachtingen over wat onderwijs in dit opzicht
vermag zijn hooggespannen. Het valt daarbij op
dat men er zich van bewust is dat het ontwikkelen van
ondernemingszin iets is dat men op langere termijn moet zien. In
diverse citaten geeft men aan dat acties om het tij te keren in het
kleuteronderwijs moeten beginnen. Daar legt men de basis voor
latere entrepreneurs!
“Het is absoluut niet nodig dat iedereen
Economische motieven aan onderwijs verbinden
ondernemer wordt, maar het is duidelijk dat
is geen evidentie en zeker niet wanneer men over
ondernemingszin in het onderwijs niet echt wordt
jonge kinderen spreekt. De terughoudendheid is
gestimuleerd.”
begrijpelijk: men wil onderwijs niet vastzetten in
Kris Peeters (De Standaard, Job@ 18-11-02)
de rol van toeleverancier van geconditioneerd
werkvolk ‘om bedrijven winsten te helpen
binnenrijven’. Alleen een benadering vanuit een kader waarin
duidelijk wordt gemaakt dat ondernemingszin in de kern niets van
doen heeft met plat geldgewin, biedt de basis voor een dynamisch
partnerschap tussen onderwijs en het bedrijfsleven.
Dat conceptueel kader is er. Vanuit een onverdachte hoek: zonder
dat het economisch motief direct aan de
“Vlaanderen telt te weinig ondernemers, daar is de
oorsprong ervan stond, zijn in de context van het
innovatieproject ‘ErvaringsGericht Onderwijs’ het overheid zich duidelijk van bewust.
In een poging de ondernemingsdrift van de jeugd
voorbije decennium concepten en instrumenten
aan te zwengelen is het ontwikkelen van een
ontwikkeld die kunnen helpen de uitdaging met
ondernemersattitude vanaf dit schooljaar in de
succes aan te gaan: ondernemingszin de plaats
eindtermen van het onderwijs opgenomen.”
geven die het verdient in onderwijs en
(Financieel Economische Tijd 30-02-02)
maatschappij.
3
1. Het concept
Ondernemingszin. Sommigen linken het meteen aan geld en big
business. Wanneer we echter ruimer kijken naar het fenomeen
‘ondernemen’ dan brengt het ons verrassend genoeg bij een van de
meest essentiële disposities in de ontwikkeling van mensen. Dat
ontdekten we toen we ons bij de uitbouw van een ervaringsgerichte
onderwijspraktijk verdiepten in kinderen die op school niet gedijen.
Voor enkelen onder hen hielpen onze gebruikelijke ingrepen niet.
Ondersteunen van zelfvertrouwen, aanbieden van een stimulerend
milieu, vergroten van de keuzevrijheid, afstemmen van inhouden
op hun interesses, het leidde allemaal niet tot het resultaat dat we
wilden: geboeid bezig zijn en deep-level-learning. We begonnen ze
te herkennen en te begrijpen, de kinderen die niet kunnen kiezen.
Of die, éénmaal een keuze gemaakt, niet weten hoe aan hun spel te
beginnen. Die geen ‘scenario’s’ kunnen bedenken of uitvoeren. Die
er hulpeloos bijlopen en in alles door anderen worden bepaald. We
kwamen erachter dat ze in één competentie opvallend uitvielen: het
vermogen tot zelfsturing. Dat thema hebben we sindsdien niet meer
los gelaten! Zelfsturing is de hoeksteen van ons conceptueel model
rond ondernemingszin.
Wat we met die zelfsturing voor
ogen hebben komt duidelijk in
beeld in bijgevoegde observatie
van Karen.
Karen weet heel goed wat ze wil.
Binnen het aanbod kan ze keuzes maken en voor
zichzelf realistische doelen stellen.
Ze heeft voldoende wilskracht om te bereiken wat ze
wil. Ze kan afwerken, obstakels overwinnen,
doorzetten…
Scenario’s bedenken en uitvoeren geeft voor Karen
weinig problemen.
Ze bepaalt zelfs mee het traject van anderen. Ze neemt
vaak de leidersrol op zich, maar houdt rekening met de
feedback die ze krijgt.
Op zich misschien niet direct een
spectaculair verhaal, maar wel
heel bijzonder als men weet dat
Karen - geobserveerd in een
toevallig geselecteerde
kleuterklas - amper 3,5 jaar oud
is.
Zo’n manier van in het leven
staan spreekt tot de verbeelding. Je vindt die bij kinderen die van
aanpakken weten. Die weten wat ze willen. Die zich kunnen
organiseren. Die wegen vinden om obstakels te omzeilen. Die ook
kunnen doorzetten. Zijn ze sterk in afstand nemen en hebben ze
sociale competentie, dan sturen ze niet alleen zichzelf maar ook
anderen. Karen is een manager. Ze (be)stuurt niet alleen zichzelf
maar ook anderen. Dat maakt haar tot een leiderstype.
In onze analyse ontdekten we bij kinderen en volwassenen die
ondernemend zijn nog een tweede dimensie die in het
ondernemersprofiel niet kan ontbreken: creativiteit! Dat is de motor
achter het zien van kansen, van mogelijkheden die anderen niet
4
zien. Het barsten van ideeën voor mogelijke initiatieven, het vinden
van originele oplossingen en de situatie snel vanuit een ander
oogpunt kunnen inschatten zijn uitingen van een sterk creatief
vermogen. Het voegt iets toe aan zelfsturing: het maakt niet alleen
dat er wat in beweging komt, maar bovendien dat er daarbij iets
nieuws ontstaat, nieuwe werkwijzen, nieuwe realisaties en
ontwikkelingen.
Zo is de basis gelegd voor het
Ondernemingszin is…
hele concept: zelfsturing en
de krachtige mix van twee goed ontwikkelde disposities:
creativiteit maken samen
zelfsturing en creativiteit.
ondernemingszin.
ONDERNEMINGSZIN: EEN DISPOSITIE
Ondernemingszin verwijst naar de geneigdheid om iets (resp. veel)
te ondernemen.
Het woord ‘geneigdheid’ sluit nauw aan bij wat tegenwoordig
dispositie wordt genoemd. Zo kun je achtergronden en inzichten
hebben zonder de dispositie om ze te gebruiken (Katz: 1995). Een
dispositie is een ‘habit of mind’ (denkgewoonte) genoemd (Costa:
2001).
Het vraagt dat je een competentie
(of bekwaamheid) hebt en
Een dispositie is…
tegelijkertijd een gevoeligheid en
een tendens of neiging om frequent, bewust en vrijwillig
innerlijke drijfveer bezit om die
een gedrag te tonen dat gericht is op een breder doel. Het
bekwaamheid te gebruiken. Een
gaat over een gedragskwaliteit die van kennis,
dispositie maakt van een
vaardigheden, attitudes, motieven kan onderscheiden
competentie een ‘gewoonte’ alsof
worden. Je kiest haast spontaan voor dat bepaald gedrag,
je naar een bepaald (denk)gedrag
het is een gewoonte.
‘gezogen’ wordt.
5
2. Zelfsturing
In een verkenning van de literatuur rond zelfsturing belanden we
bij een serie verwante begrippen zoals: ‘self-discipline’ (Dodge
e.a., 1991), ‘self-control’ (Mahoney, 1980), ‘self-regulation’
(Meichenbaum, 1980), ‘self-monitoring’ (De boeck, 1993), ‘selforganisation’, ‘self-management’, ‘self-reliance’ and ‘autonomy’
(Lawhon, 1989).
Op het eerste gezicht lijkt zelfsturing veel te maken te hebben met
plichtsgevoel en discipline. ‘Self-discipline’ staat nogal centraal in
de commentaren met als concretisering de volgende kwaliteiten:
- ‘jezelf onder controle hebben’
- ‘de consequenties van je acties zien’
- ‘beheersing van impulsen’
- ‘bij een beslissing blijven, zaken afwerken’
- ‘onafhankelijk van anderen kunnen handelen’.
Behalve bij dat laatste is een moraliserend sfeertje is nooit veraf.
We pleiten ervoor de beschreven zelf-discipline in een breder kader
te plaatsen. Zelfsturing heeft namelijk ook een bevredigende, een
dynamische, een speelse kant. Het is genieten van het vermogen
om zelf het roer in handen te hebben, zelf te bepalen, zelf te
realiseren. Dat is wat we in onze definitie tot uitdrukking brengen.
Zelfsturing gaat over de kunst
van het 'beheren'. Het beheren
van de middelen en
mogelijkheden die je ter
beschikking staan. In dat
optimale ‘self-managen’ spelen
vier componenten een rol
(Laevers, F., 1997).
Zelfsturing is…
de dispositie om de beschikbare middelen in jezelf
(competenties en krachten) en in de menselijke en fysieke
omgeving op een wijze te beheren die de hoogst mogelijke
levenskwaliteit oplevert.
Zelfsturing is de kunst om te beheren, levenskunst.
DE WILSFACTOR
De eerste component is het vermogen om ‘te willen’. Dit verwijst
naar de mentale kracht om een wens of intentie vast te houden, zich
achter iets te zetten, zich in te spannen, door te zetten, weerstand te
bieden. Wilskracht komt naar voren in jezelf aanzetten tot
concentratie als dat nodig is, in vastberadenheid, in volhouden. A la
limite toont het zich in frustratietolerantie, offers kunnen brengen
om te bereiken wat je in je hoofd hebt. Het valt ook te linken aan
moedig zijn.
In beeldtaal verwijst het naar de kracht waarmee je als chauffeur
het stuur weet vast te houden ondanks hobbels op de weg, ondanks
de sporen waarnaar je wielen getrokken worden, ondanks
verwarrende prikkels en afleidingen naast de weg.
Je herkent de wilsfactor als iemand
6
-
een eigen wil toont, zich achter iets zet, ervoor gaat;
in staat is om af te werken wat hij/zij begon;
niet opgeeft ondanks obstakels en tegenslagen;
aan afleidingen kan weerstaan;
stappen zet die op zich niet leuk zijn, maar een verder gelegen
doel dienen.
KEUZES KUNNEN MAKEN
Wilskracht is op zich een lege doos. Wat erin zit heeft te maken
met de keuze van het doel. Waarvoor zal ik de kracht van mijn wil
inzetten?
We hebben het hier over het vermogen om eigen behoeften te
onderkennen, voor zichzelf te bepalen wat echt belangrijk is,
zichzelf doelen te stellen en beslissingen te nemen. Binnen de
metafoor van de bestuurder stel je jezelf de vraag: “waar wil ik
naartoe?”.
In het leven sta je voor een hele serie keuzes: te beginnen met wat
er wel of niet op je boterham komt, wat je met je vrije tijd doet,
welke studie je aanvat, voor welke job je solliciteert, met wie je
door het leven gaat...
Zelfsturing loopt mank als je, om te beginnen niet in de gaten hebt
dat je beslissingen kan nemen, dat je niet zomaar
aan de stroom van gebeurtenissen overgeleverd
In dezelfde geest omschrijft Dodge (1991)
zelfsturing of ‘self-discipline’ als:
bent. Als je dat al inziet, moet je ook nog in staat
“the ability to control one’s own behavior. People
zijn te 'voelen' wat je wil: alternatieven op een rij
who are self-disciplined make independent choices
kunnen zetten en afwegen wat voor jou echt
based on what they believe is right. They are able
belang heeft en wat niet. En dan is er de finishing
to balance their own needs with those of others.
touch: het voor jezelf uitmaken waar je naartoe
They can accept the results of their actions.”
wil en wat voor jou prioritair is en wat niet. Dat
‘kiezen’ kan ten dele impliciet gebeuren.
Belangrijk is dat er een duidelijk gevoel van richting is. Het
(innerlijke) kompas is afgesteld, het werkt, het geeft een richting
aan.
Als het met deze tweede component misloopt wórd je eigenlijk
geleefd. Je neemt geen initiatieven, laat kansen liggen om er wat
van te maken, leidt een vlak bestaan, blijft in situaties verwijlen die
niet goed voor je zijn en die je eigenlijk niet wil (of zou mogen
willen).
De component ‘doelen kiezen’ kun je waarnemen als iemand:
- weet wat hij/zij wil;
- eigen noden en interessen kan vertalen in concrete en haalbare
doelen;
- het onderscheid maakt tussen wat echt belangrijk is en wat
minder;
- zelfstandig keuzes weet te maken.
SCENARIO’S KUNNEN OPROEPEN EN IN HANDELEN OMZETTEN
De vorige componenten maken dat je een richtingsgevoel hebt. Je
weet waar je naartoe wil. Als bestuurder moet je vervolgens een
beeld hebben van de te volgen route om je bestemming te bereiken
7
en je moet tijdens het rijden het plan kunnen volgen. We spreken
dus in algemene zin over het vermogen om op mentaal niveau een
opeenvolging van handelingen (een scenario) op te roepen die tot
de realisatie van je doelen leiden. Daarnaast moet je het scenario op
een flexibele manier tot uitvoering brengen.
In het leven herken je dit wanneer de te zetten stappen je
gaandeweg voor ogen staan en je in staat bent die denkbeeldige
stappen in daden om te zetten. Het eerste luik gaat over de
‘strategie’ of het scenario, het tweede over de uitvoering.
In de praktijk hoeft dat niet per se een rationeel proces te zijn met
een uitgeschreven stappenplan, in drievoud als projectvoorstel
ingeleverd! Meestal heb je aan de ene kant een beeld van de grote
lijnen en een concreter startscenario. De verder gelegen stappen
krijgen pas later vorm, tijdens de uitvoering, rekening houdend met
wat zich concreet aandient.
Bij het zich verbeelden van hoe je tewerk zal gaan en bij de
‘uitvoeringsfase’ komt dus wel heel wat kijken. Falend
zelfsturingvermogen drukt zich hier uit in niet kunnen starten,
gebrek aan lijn in het handelen, ongeorganiseerd zijn, verward of
chaotisch overkomen, onoordeelkundig omgaan met middelen en
energie... We zien aspecten ervan bij kinderen die enthousiast naar
een activiteit vliegen, maar daar direct ook stilvallen. Ze kunnen
zich bijvoorbeeld niet voor de geest halen wat met de blokken, de
poppen, de plasticine... aan te vangen. Of bij kinderen die een - op
zich haalbare - opdracht niet kunnen uitvoeren. Het is niet moeilijk
om dit patroon ook bij volwassenen te herkennen: zij geraken niet
echt op dreef, zien niet wat nodig is om tot een resultaat te komen.
Mensen die goed scenario’s kunnen oproepen en in handelen
omzetten:
- gaan vlot van start nadat er gekozen is of een doel gesteld omdat
ze zich makkelijk mogelijke stappen voor ogen kunnen brengen;
- zijn in staat om de verschillende stappen in de actie vlot uit elkaar
te laten voortvloeien;
- hebben tijdens de uitvoering van het scenario aandacht voor wat
zich concreet voordoet;
- kunnen scenario’s vlot aanpassen wanneer obstakels tijdens de
uitvoering opduiken.
AFSTAND KUNNEN NEMEN
Met de vorige componenten zijn we al een heel eind op weg. Maar
een bijzonder goeie ‘manager’ van je eigen leven ben je pas als je
ook nog in de loop van het proces uit je traject kan stappen om het
geheel van op een afstand te aanschouwen. In het beeld van de
bestuurder vraag je je tijdig af of de weg nog wel naar je doel leidt.
Of je nog wel op tijd zal zijn – stel dat je in een file zit - en het wel
zin heeft verder te gaan. Of er inmiddels niet moet getankt worden.
Ja zelfs: of je met de keuze van de bestemming wel een goeie
beslissing hebt genomen.
8
Hier moet je dus uit je concentratie kunnen stappen om de bredere
omgeving in je op te nemen. Concreet: in de gaten krijgen dat je
stilaan in het tafelblad aan het zagen bent, of dat wat je doet
anderen stoort, of dat de tijd opgeraakt en het tempo opgedreven
moet...
Afstand nemen vergt heel wat, maar voegt ook veel toe aan de
zelfsturing. Omdat je geregeld evalueert en anticipeert en van
daaruit kan bijsturen zijn er meer garanties dat je de beschikbare
mogelijkheden goed benut. Je hebt daarbij heden, verleden en
toekomst in de gaten: hoe ging het tot nu… en waar mag ik mij
straks aan verwachten? De bredere horizon zien dus.
Dat is maar mogelijk als je op twee sporen kan denken en voelen.
Zoals tolken een zin beluisteren in de ene taal, terwijl ze de vorige
in een andere taal aan het uitspreken zijn. Of zoals een spreker die
tijdens het leiden van een workshop uiterst geconcentreerd is op de
inhoud en op de interactie… maar tegelijk geregeld uit die
betrokkenheid moet stappen om zich te realiseren hoeveel tijd er
nog is en of de loop van het gesprek niet tot een bijsturing van zijn
scenario noopt. Met deze dingen bezig zijn tijdens de actie getuigt
al van een heel gevorderde vorm van zelfsturing.
Afstand nemen herken je wanneer iemand:
- tijdens de uitvoering van een scenario elementen op de
achtergrond mee in de gaten houdt;
- tijdig opmerkt dat een handeling niet (meer) tot het doel leidt;
- het tijdpad steeds mee in het
oog houdt en bij de uitvoering
De vier componenten van zelfsturing:
daarmee rekening houdt;
(1) de wilsfactor (het vermogen om zich achter iets te
- op een activiteit kan
zetten),
terugblikken, de afgelegde
(2) het kunnen maken van keuzes (weten wat men wil,
weg kan reconstrueren;
wat vanuit de eigen basisbehoeften belangrijk is),
- het verband ziet tussen de
(3) het kunnen genereren en in de realiteit omzetten van
verschillende acties en het
scenario’s en
resultaat;
(4) afstand kunnen nemen (kunnen afwegen of men het
- regelmatig afweegt of het sop
doel aan het bereiken is, of de inspanning in verhouding
de kool waard is, de
staat tot het effect, leren uit ervaring).
inspanning in verhouding
staat tot het resultaat;
- een reeks acties op een langere termijn kan plannen;
- lering trekt uit ervaring en zo zijn/haar beheerskunst vergroot.
DE ZIN VAN ZELFSTURING
Zelfsturing is een competentie die boven de andere competenties
(intelligentie, sociale vaardigheden, technisch inzicht,
behendigheid...) staat. Het is de stuurcabine, het centrum van
waaruit men zijn leven organiseert. Zelfsturing heeft met meer te
maken dan met discipline. Een goed ontwikkelde
zelfsturingcapaciteit staat gelijk aan ‘levenskunst’. Iemand die op
een snikhete zomerdag de straat oversteekt om aan de beschaduwde
zijde verder te lopen ervaart meteen meer comfort. Het kost niets:
alleen de juiste ingeving hebben en tot handelen overgaan geeft je
9
die hogere kwaliteit.
Dit eenvoudige voorbeeld illustreert de kern van een goede
zelfsturing: gebruik maken van wat er ligt (in dit geval ‘schaduw’),
initiatief nemen, het zo aan boord leggen dat basisbehoeften beter
bevredigd worden.
Hoe meer men zich in de mogelijkheden van ‘zelfsturing’ verdiept
hoe meer men zich kan verbazen over het feit dat dit thema zo
weinig plaats krijgt in het onderwijs – en ook bij ons laat in het
vizier kwam.
Een verklaring is allicht dat zelfsturing niet gaat over een inhoud.
Je kan er strikt genomen geen les over geven. Het verwijst ook naar
iets abstracts: wat je ziet zijn de gevolgen van zelfsturing - iemand
die handelend bezig is - maar niet het moment waarop de beslissing
om net dat te doen wordt genomen! Management in bedrijven heeft
wel een gezicht: meer dan full-time jobs (‘managers’) zijn eraan
besteed en je ziet mensen vergaderen. Maar op het niveau van het
dagdagelijks functioneren van mensen ontsnapt het aan onze
aandacht.
In het onderwijs komen we het dichtst bij zelfsturing met de
aandacht die er is voor ‘leren leren’. Maar de inspanningen op dit
vlak zijn maar matig succesvol omdat ze te zeer op schoolse
contexten zijn gericht en te weinig op ‘life skills’ zijn geënt.
Men focust er te zeer op de vierde component – afstand nemen,
bewust plannen, terugblikken – terwijl keuzes maken, tot het besef
komen van wat je echt wil, nauwelijks aan de orde zijn. Het al
doende leren krijgt te weinig ruimte. Er wordt te veel op het
curriculum gefocust terwijl de dagdagelijkse werkelijkheid waarin
men zich zelfsturend gedraagt te weinig aan bod komt.
10
3. Creativiteit
Zelfsturing op zich maakt het voor mensen mogelijk in een
gegeven context behoorlijk te functioneren. Maar echt
ondernemend zijn ze daarom niet. Er is een tweede dispositie die
als het ware zelfsturing opwaardeert tot ondernemingszin. Die
dispositie is creativiteit. Entrepreneurschap is immers gebouwd op
het vermogen om ‘wat is’ te overstijgen, nieuwe mogelijkheden en
kansen waar te nemen, vindingrijkheid aan de dag te leggen bij het
oplossen van de problemen die zich bij elke vorm van pionierswerk
onvermijdelijk aandienen. Ondernemen betekent grenzen
verleggen.
EXPLORATIEVE INGESTELDHEID
Aan de basis van creativiteit ligt een bepaalde ingesteldheid: een
uitgesproken sterke exploratiedrang. Die openheid voor ervaringen,
die hoge aanspreekbaarheid drijft de persoon als het ware naar
momenten van intens ervaren, van hoge concentratie, een scherp in
zich opnemen van werkelijkheid, kortom, van maximale
betrokkenheid.
VERBEELDINGSKRACHT
Men kan begrijpen dat de intense mentale activiteit die eigen is aan
situaties waarin de betrokkenheid hoge toppen scheert, sporen
nalaat. Op die momenten zuigt het bewustzijn als het ware met
volle kracht op wat uit gegeven prikkels aan impressies opgedaan
kan worden. Dat vormt het voedsel voor het vermogen tot
‘representatie’, het opnieuw (re-), mentaal aanwezig stellen (present) van stukken realiteit die in feite niet hier en nu aanwezig
zijn. Verbeeldingskracht dus!
Verbeeldingskracht is de
Verbeeldingskracht is…
dispositie om ‘gevoelde
de capaciteit om zich in afwezigheid van de originele
betekenissen’ (‘felt senses’) te
genereren. Verbeeldingskracht is prikkels voorstellingen te maken, om zich dingen voor de
in wezen gewaarwordingskracht. geest te halen, betekenissen in zich wakker te roepen,
ervaringen vast te houden en op een intense manier in
Een sterke verbeeldingskracht
zich te laten spreken.
op zich vergroot bijv. de impact
van een verhaal omdat men als
het ware ten volle de voorgestelde realiteit in zich tot leven wekt.
De impressie – op basis van woorden en niet de realiteit zelf - is
diepgaand. Dit vermogen tot verbeelden beperkt zich niet tot
visuele voorstellingen van de werkelijkheid! De ‘representatie’
strekt zich uit over een breed gamma van ‘gewaarwordingen’,
afhankelijk van de ervaringsbron. Men kan zich klanken
verbeelden of visuele impressies, smaken en
lichaamsgewaarwordingen, emoties, intenties van anderen, maar
evenzeer fenomenen die in abstractere begrippen zijn vervat,
11
concepten (zich voor de geest roepen wat zwaartekracht is en hoe
dat op de maan anders is dan op aarde) en ideeën... Wie goed is in
het zich voor de geest halen van betekenissen is een goed
verstaander en staat cognitief sterk: hij of zij beschikt over wat
Aebli ‘Geistige Kraft’ noemt.
IDEEËN-VLOED
Mensen kunnen door een sterke verbeeldingskracht uitmunten,
maar ze zijn daarom nog niet ‘creatief’ te noemen. Voor creativiteit
is meer nodig, iets dat in de literatuur ‘ideational fluency’ wordt
genoemd! Letterlijk: de dispositie om op een vloeiende manier
beelden of gedachten te genereren.
Wat er op het mentale vlak gebeurt kunnen we beschrijven als een
onstuitbaar proces van verbindingen leggen tussen elementen die in
het brein zijn opgeslagen. Daarbij worden ver uit elkaar liggende
gegevenheden zinvol met elkaar verbonden tot een nieuw en
origineel idee. Zoals bij iemand die toevallig op kantoor
okkernoten heeft liggen, vergeefs zoekt hoe die te kraken, maar
wanneer zijn oog wat later op de nietjesmachine valt daar plots een
geschikt instrument in ziet. Het verband tussen okkernoten en
nietjesmachine is wel degelijk uniek.
Een belangrijk criterium voor creativiteit is niet alleen dat originele
combinaties worden gemaakt, maar dat dit geen toeval is. De echte
creatievelingen onderscheiden zich juist doordat ze na enkele
originele oplossingen doorgaan en bij eenzelfde probleem nog meer
unieke ideeën achter elkaar voortbrengen.
Dankzij de verbeeldingskracht zijn de bouwstenen of elementen
voor het creatief proces makkelijk op te roepen en beschikbaar.
Dankzij de ‘fluency’ is de verdere stap van linken leggen mogelijk.
Verbeeldingskracht op zich is dus statisch. Fluency brengt er
dynamiek in.
Die 'fluency' maakt dat een creatief iemand gewoon niet bij één
gegeven kàn blijven: een waarneming of gedachte volstaat om de
beeldentrein op gang te zetten; het ene beeld of de ene gedachte
roept meteen een volgend op. Dat gebeurt vaak 'aan' de persoon, in
een flits soms én ten dele op een ongecontroleerde manier. De
associaties worden niet gemaakt op basis van ‘logisch denken’.
Creativiteit staat dus in principe los van het traditionele IQ en heeft
meer met inspiratie en intuïtie te
Creativiteit is…
maken.
de dispositie om als antwoord op een (probleem)situatie
Dat zichzelf voortstuwende en
vele unieke ideeën te genereren op basis van
ongeplande vinden we bevestigd
verbeeldingskracht en het vermogen om ver uit elkaar
in studies waarin men het
liggende elementen met elkaar te associëren (‘ideational
loslaten, het de-focussen
fluency’).
aanduidt als een mogelijke
conditie om creatieve ideeën te
genereren. Dat is herkenbaar bij schrijvers die geregeld van hun
stoel opstaan om al rondstappend de gedachten de vrije loop te
geven. Niet zelden komen nieuwe oplossingen of nieuwe lijnen op
bij het wakker worden, in een toestand van half waken.
12
FUNCTIE
Uit het voorgaande kan de indruk ontstaan dat creativiteit zich in
het luchtledige afspeelt: een soort van 'freewheelen' is, waarbij men
maar lukraak z'n fantasie laat werken. Dat is een misvatting. Wie
een beroep doet op zijn of haar creativiteit, gaat ergens naartoe,
brengt iets voort dat aan bepaalde voorwaarden voldoet en blijft
zoeken tot het gewenste is bereikt. Die output moet men in een
brede zin opvatten. Het beperkt zich niet tot het utilitaire.
Creativiteit kan zich bijvoorbeeld uiten in humor, het bedenken van
grappige dingen bij één of andere waarneming - bijvoorbeeld bij
het passeren van een houthandel zien staan ‘Hout is onze
specialiteit’ en bedenken dat ‘Hout is onze tak’ (Le bois c’est notre
branche’) leuker zou zijn. Of achter een bestelwagen rijden van de
koerierdienst ‘Linx’ (met het prachtige logo van een linx) en de
ingeving krijgen dat ‘Linx you with the world’ een geschikte oneliner kan zijn.
In deze voorbeelden zien we aan de ene kant dat de ‘het probleem’
dat tot een creatieve oplossing vraagt niet per se expliciet wordt
gesteld; men is er zich nauwelijks van bewust, het wordt vanuit een
soort van impliciete gedrevenheid gedefinieerd. Aan de andere kant
zien we dat het creatief proces – zelfs als het alleen maar iets
plezierigs moet voortbrengen – niets van doen heeft met het proces
van ‘vrije associatie’. Het is een cognitief veeleisende activiteit
waarbij het product echt wel aan bepaalde voorwaarden moet
voldoen.
CREATIVITEIT IN VELE DOMEINEN
Creativiteit is een dispositie die zich een brede waaier van
domeinen laat zien, ook al zijn er aanwijzingen dat mensen die
creatief zijn dat niet per se in alle domeinen zijn.
Je kunt creatief zijn in taalgebruik bij het bedenken van
bijvoorbeeld een originele reclameslogan of in andere
expressievormen zoals beweging en dans, beeldende kunst,
muziek... Maar creativiteit beperkt zich niet tot de wereld van het
artistieke. Het speelt ook een rol bij het vinden van oplossingen
voor technische problemen (hoe voorkom je dat een raam altijd
weer dichtwaait?). Het is al even onmisbaar bij het vinden van
adequate uitwegen voor organisatorische problemen (hoe voorkom
je lange wachtrijen bij grote evenementen). Ook in het veld van
sociale interacties brengt creativiteit een meerwaarde (bij
onderhandelingen waar je voorstellen moet uitwerken waarin je de
ander meekrijgt zonder erbij te verliezen).
Bij het overschouwen van die domeinen zijn we veraf van de
gangbare opvatting die creativiteit verengt tot… goed kunnen
tekenen.
HET PROFIEL VAN DE CREATIEVE PERSOON
Bij mensen die in hoge mate creatief zijn, vinden we meerdere
kenmerken terug uit onderstaande lijst. Zij werpen een licht op het
13
wezen... en de gevolgen van creativiteit:
- explorerend ingesteld zijn: nieuwsgierig zijn, alert, zin hebben
om nieuwe dingen te beleven, aanspreekbaar zijn door allerlei
omgevingsstimuli en geneigd zijn om dingen indringend te
verkennen;
- een hekel hebben aan routine, van open situaties houden en
zoeken naar uitdagingen vanuit het vertrouwen dat de oplossing
al doende gevonden wordt;
- plezier beleven aan fantaseren en graag in ‘beelden’ denken,
bijv. metaforen bedenken, originele slogans vinden, sprekende
vergelijkingen maken, …
- gevoel voor humor: graag een loopje nemen met de
werkelijkheid, het niet kunnen laten om er iets anders van te
maken, het zich anders te verbeelden, wat alledaags is toch een
draai te geven zodat het nieuw of anders klinkt;
- een uitgesproken opinie hebben en zelf willen ontdekken van
dingen, liever dan de oplossing van anderen te krijgen;
- flexibel zijn: van het ene moment op het andere de situatie
vanuit een ander standpunt kunnen bekijken, zich de zaak
anders kunnen voorstellen (wat niet altijd door de omgeving
wordt geapprecieerd);
- een persoonlijke aanpak tonen, zich niet bewust zijn van
bepaalde conventies, een zekere eigenzinnigheid, nonconformisme en daardoor niet altijd ‘passen’ in een omgeving
waarin alles vastligt.
14
4. Ondernemingszin
Wat krijgen we wanneer we zelfsturing en creativiteit in verband
brengen met wat er over ondernemen en ondernemingszin
geschreven wordt?
DE DIMENSIE ‘ZELFSTURING’
Ondernemen steunt op zelfsturing.
Het gaat over de kwaliteit om een
opgezet initiatief tot een goed einde
te brengen. Daarvoor moet je je
werkzaamheden kunnen plannen,
uitvoeren, controleren en bijsturen.
Je moet de onderneming managen.
Ondernemingszin is de dispositie om in de situatie
waarin men zich bevindt, ideeën te genereren over
mogelijke doelen, daarbij initiatieven te bedenken en
door optimale inzet van beschikbare middelen acties
op te zetten die tot de realisatie van waargenomen
kansen leiden. Het is aanleiding tot het verleggen van
grenzen, het scheppen van iets nieuws, het creëren
van iets duurzaams dat tot kwaliteit van leven
bijdraagt.
Onstenk (2002) spreekt in dat
verband van:
“het vermogen van ondernemers om een set kennis, houdingen en
vaardigheden te benutten om concrete activiteiten op adequate
wijze te verrichten en daarbij om te gaan met de opgaven,
problemen, dilemma’s en tegenstrijdigheden die zich in de
ondernemende activiteit kunnen voordoen, op zodanige wijze dat
voldaan wordt aan bepaalde standaards en kwaliteitscriteria.”
DE DIMENSIE CREATIVITEIT
De essentie van creativiteit is dat de werkelijkheid of de
gegevenheid van de situatie overstegen wordt om iets nieuws voort
te brengen. Die eigenschap vinden we duidelijk terug bij Timmons
(1994) die door Driessen e.a.. terecht als een van de meest accurate
beschouwd wordt.
Voor Onstenk e.a. (2001) is
creativiteit onontbeerlijk bij een
startende ondernemer. Onder
creativiteit begrijpt men dan
“nieuwsgierigheid tonen, openstaan
voor nieuwe ideeën, overwegen van
nieuwe, onconventionele ideeën”.
Daarnaast wordt ook de kwaliteit
‘durven afwijken’ genoemd
omschreven als ‘afwijken van de
norm, voortdurend initiatieven
nemen, nek uitsteken, risico’s
nemen’. Ook Driesen e.a. (s.d.)
vermelden creativiteit en flexibiliteit
als essentiële karakteristieken voor
starters. Vesalainen en Pihkala
Entrepreneurship is…
“the ability tot create and build something from
practically nothing. It is initiating, doing, achieving and
building an enterprise or organisation, rather than just
watching, analysing or describing one. It is the knack
for sensing an opportunity where others see chaos,
contradiction and confusion. It is the ability to build a
‘founding team’ to complement your own skills and
talents. It is the know-how to find, marshal and control
resources (often owned by others) and to make sure
you don’t run out of money when you need it most.
Finally, it is the willingness to take calculated risk, - both
personal and financial – and then do everything
possible to get the odds in your favour”. (Timmons,
1994)
15
(s.d.) wijzen op het feit dat de mogelijkheid tot creativiteit een
belangrijke motiverende factor is bij personen die ondernemersintenties hebben. Hetzelfde lezen we in l’Echo (2002). Het belang
van creativiteit tenslotte vermelden Vandamme (2000), Onstenk
(2000) en diverse ervaringsdeskundigen (Vizie 2002:4).
Ook het concept ‘intrapreneurship’
onderstreept de relevantie van
creativiteit. Intrapreneurship gaat
over ‘ondernemerschap binnen de
onderneming’.
Cruciaal voor intrapreneurship is het
vernieuwend denken, creativiteit
m.a.w. Het is de motor van innovatie
binnen bedrijven (Ybeman, 1999).
‘Intrapreneurschip’ is…
“een proces waarbij een individu of een groep
individuen, afkomstig uit een bestaand bedrijf,
innovatie creëert in een organisatie, waaruit een nieuw
bedrijf ontstaat met behulp van de (financiële)
middelen van het bestaand bedrijf (het zogenaamde
moederbedrijf)” (Onstenk 2001:185).
DE KERN VAN HET ONDERNEMERSPROFIEL
Zelfsturing is het aanknopingspunt, daar begint het. Iemand die
zelfgestuurd is kan zijn plan trekken, weet wat hij wil en kan zijn
plannen in realiteit omzetten. Voegen we aan zelfsturing een dosis
creativiteit toe, dan spreken we van ondernemingszin. Het gaat
over het gat in de markt zien, creatief en vernieuwend zijn in het
lanceren van voorstellen, in het bedenken van oplossingen voor
problemen.
Naarmate ondernemingszin afstraalt op de omgeving en op anderen
komt leiderschap erbij.
Ondernemingszin is het vermogen om iets teweeg te brengen dat
vernieuwend en grensverleggend is. Ondernemers zien wat er nog
niet is. Ze hebben een neus voor kansen. Hierdoor maken ze het
verschil, brengen ze innovatie. Het gaat bijvoorbeeld over
kinderen/jongeren/volwassenen/werknemers/managers die met een
voorstel op de proppen (durven) komen, die signaleren dat dit of
dat anders zou kunnen… Met hun initiatief hebben ze impact op de
omgeving. De klasgenoten, de leerkracht, het schoolbeleid, de
collega’s, de beleidsverantwoordelijken kunnen er niet aan voorbij
gaan...
Ondernemingszin beperkt zich echter niet tot ideeën voorstellen.
Ideeën vragen om gerealiseerd te worden. Daarvoor moet je
doelgericht tot de actie kunnen overgaan. Je moet weten hoe je je
plannen zal waarmaken. Juist omdat het over een nieuw idee of
initiatief gaat, ben je genoodzaakt om in de omgeving op zoek te
gaan naar onverwachte combinaties en niet conventionele
oplossingen om je plannen waar te maken. Bovendien moet je de
beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk aanwenden. Soms
moet je dan iets van je fantasieën loslaten, zodat je plan toch
realiteit kan worden
ZELFSTURING EN CREATIVITEIT IN DE VIER COMPONENTEN
Kinderen en jongeren met ondernemingszin kan je herkennen aan
16
hun gedrevenheid om ‘iets’ te veranderen aan de omgeving, om in
actie te schieten. Ze kunnen het niet laten om ‘iets’ te doen.
Ondernemende mensen worden gemotiveerd door het besef dat ze
impact kunnen hebben op hun omgeving. Dit geeft hen een enorme
power. Ze lijken een vat vol energie. Deze energie toont zich ook in
hun doorzettingsvermogen. Eens ze van start gaan, geven ze niet
meteen op. Ondernemers kunnen frustratie verdragen en op hun
tanden bijten als dit hen dichter bij het doel brengt. Dat vermogen
om ‘zich pijn te doen’ moeten we niet geïsoleerd zien – we komen
anders in de buurt van masochisme. De frustratie wordt maar
opgebracht omdat en voorzover men de behoefte aan impact
bevredigt ziet. Als die voorwaarde niet meer vervuld is kan
demotivatie des te harder toeslaan.
Ondernemende mensen hebben een
duidelijk richtingsgevoel. Ze worden
door ‘iets’ bewogen. Dat ‘iets’ kan
ONDERNEMINGSZIN
een thema, een interessepunt zijn
maar ook een sociale bewogenheid of
een persoonlijke drijfveer zoals
Zelfsturing
Creativiteit
succes, sociale aanvaarding of
-beheren
-innoveren
zelfbehoud…
Vanuit deze bewogenheid en de
wil
wetenschap dat ze impact kunnen
richting
hebben, weten ze wat ze willen. Ze
kunnen richting geven aan hun leven
scenario
of aan een situatie. Ze kiezen zeer
afstand
gericht en persoonlijk. Komen ze in
een situatie dan zien ze meer dan
anderen: ze merken dat dingen anders
Leiderschap
kunnen en kunnen zich mogelijke
ingrepen meteen voor de geest halen.
Vanuit het adagio: ‘alles kan beter’.
Daardoor zijn ze innoverend. Ze
durven met een wild idee op de
proppen komen. Als iemand een voorstel doet, dan geven ze er een
persoonlijke kijk op en voegen er soms iets aan toe waar niemand
aan gedacht had. Met ondernemende mensen in de buurt krijg je
synergie – de ongerijmde wiskunde van 1+1=3.
Sterke ondernemingszin laat zich ook herkennen door het
vermogen om plannen te realiseren. Dat doen ondernemers niet per
se met een vooraf tot in detail uitgekiend werkschema. Ze stellen
zich werkdoelen en weten hoe ze aan de slag kunnen gaan.
Gaandeweg ontvouwt het werkproces zich. Dat stukje onzekerheid
durven ze best aan. Ondertussen blijven ze heel alert op de
omgeving en op het proces zodat ze indien nodig kunnen bijsturen.
Soms zien ze plots elementen die bruikbaar kunnen zijn en die
weten ze dan te integreren. Ondernemers houden tijdens de
uitvoering een breed vizier. Zo kunnen ze bijvoorbeeld met
meerdere taken tegelijkertijd rekening houden. Al doende
anticiperen ze op wat er kan gebeuren en sturen ze bij.
17
Afstand kunnen nemen betekent dat je even blijft stilstaan, jezelf
lostrekt uit waar je mee bezig bent om te kijken of je nog goed zit.
Afstand nemen is m.a.w. een bewuste bijsturing van je gedrag. Het
zorgt ervoor dat je jezelf niet vast rijdt en dat je bijleert. Afstand
nemen kan een aanvulling of correctie betekenen voor de
wilsfactor. Blijf je bijvoorbeeld te hardnekkig bezig of merk je
tijdig dat een bepaalde situatie niet veranderbaar is? Ook in het
kiezen van een richting kan het vermogen tot afstand nemen je
helpen bij de vraag ‘ben ik nog wel bezig met wat ik belangrijk
vind?’. Tijdens het bedenken en uitvoeren van scenario’s betekent
afstand nemen de vraag of deze werkwijze nu efficiënt is, of je het
gewenste resultaat bereikt.
DE MIX VAN ZELFSTURING EN CREATIVITEIT KAN VARIËREN
In bovenstaande beschrijving kan men bij elk van de aspecten de
inbreng van respectievelijk zelfsturing en creativiteit in het profiel
herkennen. In de praktijk is het aandeel van elk van die
componenten zeer variabel. Het is nuttig om dat bij het schetsen
van het profiel van een persoon mee te nemen. Zo kan men zich
mensen voorstellen die zeer sterk zijn in zelfsturing en zaken
uitstekend op een rij hebben en net voldoende verbeeldingskracht
aan de dag kunnen leggen om initiatieven tot een goed einde te
brengen. Zij zullen vooral goed inzetbaar zijn waar de grote lijnen
en de bredere doelen door anderen zijn uitgezet en waar het gaat
om het toepassen of implementeren van reeds uitgestippelde
strategieën. Op plotse veranderingen in de context zullen ze minder
adequaat reageren. In het andere profiel overweegt de creativiteit.
Dat kan zich vooral uiten in het ‘visionaire’, het zien van mogelijke
‘missions’. Dat kan verder een zeer sterk vermogen tot
improviseren opleveren, een grote wendbaarheid of flexibiliteit, het
zien van kansen en verrassende manieren om dingen aan te pakken.
In dit profiel liggen de zwaktes op het vlak van de uitvoering en de
organisatie en het overschouwen van de implicaties van concrete
acties.
Het is duidelijk dat waar zelfsturing en creativiteit in hun volle
capaciteit niet in één persoon aanwezig zijn, twee personen met een
complementair profiel een uitstekende combinatie kunnen vormen.
18
5. De steunende componenten
Met de kernelementen zelfsturing+creativiteit krijg je al een sterke
greep op het ondernemersprofiel. Maar het beeld is niet volledig
zonder dat we ‘ondernemingszin’ in verbinding brengen met andere
componenten in de persoon. Zij kunnen de ondernemingszin in al
zijn aspecten enorm beïnvloeden. Dat kan in de twee richtingen
gaan: hypothekeren van de mogelijkheden en aken dat zelfsturing
en creativiteit nauwelijks worden benut… of een echte
versterkende invloed hebben zodat de ondernemingszin zich in zijn
volle gedaante kan manifesteren.
Voor het in kaart brengen van die bijkomende componenten nemen
we vier invalshoeken:
- het fundament
- de energie en motieven
- de tools
- persoonlijkheid
Persoonlijkheid
ONDERNEMINGSZIN
Tools
Fundament
Het fundament: een gezonde emotionele basis
In het begrijpen van het functioneren van een persoon stoot men
vroeg of laat op de fundamenten, op ‘hoe iemand emotioneel in
mekaar zit’. Dat is zeker niet minder het geval in situaties waar
ondernemen aan de orde is. We hebben het over de ‘geestelijke
gezondheid’, over de mate waarin we van een gave emotionele
ontwikkeling kunnen spreken, over het al dan niet ‘goed in zijn vel’
zitten van een persoon.
ZELFVERTROUWEN
Een eerste indicatie voor die ‘gezonde emotionele basis’ vinden we
in zelfacceptatie (een positief en tegelijk realistisch zelfbeeld), een
19
Energie/motieven
positieve zelfwaardering (zelfrespect), een grote dosis
zelfvertrouwen en weerbaarheid (‘resilience’). Deze eigenschap uit
zich in het durven innemen van de ruimte die je toekomt, niet over
je heen laten stappen, respect afdwingen. Tegelijk ook in het zich
niet onnodig bedreigd voelen en daarom in een grote openheid voor
wat het leven of de omgeving te bieden hebben: “laat maar komen,
ik wil het allemaal wel ervaren, we zien wel wat het wordt, ik kan
het wel aan…”.
VOLFUNCTIONEREN
Een verdere uitdieping van die ‘gezonde emotionele band’ brengt
ons bij het Rogeriaanse begrip ‘volfunctioneren’: goed in mekaar
zitten, het goed in voeling zijn met zichzelf (de eigen gevoelens
doorleven), ingedaald zijn (met je bewustzijn toegang hebben tot
wat zich in je ‘ervaringsstroom’ afspeelt). Zo iemand reageert fris
en alert op situaties, krijgt vanuit zijn of haar behoeftensysteem
meteen de feedback die je nodig hebt om te weten of iets goed voor
je is of niet. Zo iemand voelt
zich blij of beledigd of boos ‘on
Irrationeel reageren:
the spot’ en niet een hele tijd na
- woedend reageren en zelfcontrole verliezen in een
het gebeuren. Hierbij hoort ook
situatie;
het niet overspoeld worden door
- met overdreven schuldgevoelens op een voorval
irrationele angsten of motieven.
reageren;
Irrationeel betekent: reageren op
- moeilijk met eigen irritaties en boos zijn omkunnen;
bepaalde situaties of
- op een overdreven manier sociaal zijn, niet ‘neen’ kunnen
gedragingen met een emotionele
zeggen, zich laten doen;
intensiteit die niet in verhouding
- zich onbewust afschermen door een ‘rationele’ opstelling
staat tot de aanleiding. Vaak is
en daardoor ongevoelig zijn, blind voor gevoelens van
dat omdat de situatie aan
anderen;
onverwerkte gevoelens
- overdreven principieel en radicaal denken;
appelleren.
- niet spontaan kunnen zijn in sociale situaties;
- geen affectie kunnen tonen, niet tegen aanraking kunnen;
Het goed in contact zijn met
- de behoefte hebben om anderen te domineren, te
jezelf geeft je een stevige bodem
bekritiseren, te kleineren…
om op te staan: innerlijke rust,
de capaciteit om pijnlijke
ervaringen goed te boven te komen (omdat je ze toelaat en niet
wegduwt), incasseringsvermogen.
HET BELANG VAN DE EERSTE LEVENSJAREN
Men kan zich voorstellen dat het leggen van het fundament iets is
dat zich vooral in de eerste levensjaren situeert. We weten dat
kinderen die er in de interactie met hun omgeving niet in slagen om
hun basisbehoeften te bevredigen in de gevarenzone komen en als
persoon schade dreigen op te lopen. Dat is de zone waarin
mechanismen ontketend worden die je van pijnlijke
gewaarwordingen afschermen maar waarvoor wel een prijs wordt
betaald: het verlies van contact met jezelf, loskoppeling van de
kern zelf van je persoon. Die zelfvervreemding of aliënatie
hypothekeert dan weer de latere kans op geluk. Werken aan
welbevinden maakt kinderen vitaal, vol zelfvertrouwen,
20
veerkrachtig en stevig ingedaald. Diezelfde kenmerken verhogen
dan weer de kans op welbevinden. Het resultaat is een mooi
gezicht, dat van opengebloeide, stralende mensen.
BETEKENIS VOOR ONDERNEMEN
Het is niet moeilijk de relevantie van een goede emotionele
ontwikkeling voor ondernemingszin te zien. Men kan zich immers
makkelijk voorstellen hoe een negatief zelfbeeld, weinig
zelfvertrouwen, emotionele problemen, faalangst iemand (tijdelijk
of chronisch) stuurloos kan maken.
In onze definitie van ‘ondernemingszin’ veronderstelt “in de
situatie waarin men zich bevindt ideeën
De veelvuldige verwijzing in de ondernemersliteratuur
genereren, initiatieven bedenken”, een zich
naar “risico’s durven nemen” is ook duidelijk te linken aan
open stellen voor de omgeving, voor nieuwe
de stevige emotionele basis die we hierboven beschreven.
ervaringen, ervoor durven gaan zonder dat je
We denken aan woorden als: ‘daadkracht,
afgeschrikt wordt door tegenslagen. Het
vastbeslotenheid, alertheid, durf tonen, zelfvertrouwen’
hoofd koel houden, niet in paniek geraken,
(zie Nandram 2001) en “initiatief nemen, risico tonen”
niet makkelijk van je stuk te brengen zijn,
(zie Van der Kuip 1998).
komen als eigenschappen goed van pas in
ondernemen en staan zeker niet los van
zelfvertrouwen. De wilsfactor – zo belangrijk
in zelfsturing – komt onder druk te staan indien men erg aan
zichzelf (en niet per se aan de onderneming op zich) twijfelt.
Energie en richting: motivatie, attitudes en ethiek
MOTIVATIE
Motivatie is de bundeling van energie (stuwkracht) die je in een
bepaalde richting doet bewegen.
Dit behoeftestelsel vormt een dynamisch geheel, waarbij nu eens de
ene, dan weer de andere behoefte
Geïnspireerd door de behoeftenpiramide van Maslow
sterk op de voorgrond komt. Het
onderscheiden we:
belet niet dat men in elke persoon
-lichamelijke behoeften;
wel een patroon aantreft in de
-behoefte aan affectie, warmte en tederheid;
‘behoeftehuishouding’. Sommige
-behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit;
basisbehoeften leveren heel veel
-behoefte aan erkenning en bevestiging door anderen;
stuwkracht, andere zijn eerder
sluimerend aanwezig en nauwelijks -behoefte om zichzelf als kundig te ervaren;
-behoefte aan zingeving en aan morele waarde.
‘beweegreden’ tot handelen.
Patronen kunnen verschillen in de
mate waarin bijv. de behoefte aan sociaal contact primeert op de
behoefte om zichzelf als competent te ervaren. Of de behoefte aan
(materieel) comfort op de behoefte aan affectie. Het is niet
uitgesloten dat de patronen die we aantreffen in zekere mate
geslachtsgebonden zijn zodat de basisbehoeften bij vrouwen en
mannen een wat verschillend gewicht hebben.
De bovenvermelde behoeften beschouwt men als ‘extrinsiek’, in
tegenstelling tot die ene intrinsieke behoefte die de exploratiedrang
21
is. Deze wordt intrinsiek genoemd omdat de werkelijkheid hier in
zijn eigenheid benaderd wordt en niet als een middel om iets anders
te bereiken.
Exploratiedrang is de dispositie om zich door
Een sterke exploratieve ingesteldheid
omgevingsstimuli op zo’n wijze aangesproken te
brengt met zich:
voelen (‘arousal’) dat daar een serie handelingen op
- een grote mate van
volgen (benaderen, bekijken, manipuleren, extra
aanspreekbaarheid voor alles wat
informatie zoeken...) die met grote betrokkenheid
zich in de realiteit aandient
gepaard gaan en in een scherpere voorstelling van
- een open ingesteldheid,
de betreffende realiteit uitmonden.
nieuwsgierigheid, alertheid, de
onweerstaanbare drang om nieuwe
dingen te beleven en te ervaren, zich
in nieuwe omgevingen te bevinden, zin voor avontuur
- aanstekelijkheid, in de betekenis van makkelijk in een toestand
van ‘arousal’ te brengen zijn, waarbij het hele bewustzijn op
scherp staat, klaar om op te slorpen en te (be)grijpen, klaar om
geboeid te worden.
De exploratiedrang kan men niet voldoende naar waarde schatten.
Het is de motor zelf van ontwikkeling. Het garandeert dat men
steeds weer uit is op ervaringen die zich aan de grens bewegen van
wat men reeds beheerst en begrijpt. Hoe sterker die intrinsieke
motivatiebron en hoe breder georiënteerd, des te groter de kans dat
er levenslang wordt geleerd. Belangrijker dus dan de overdracht
van een kennisbagage die soms op zo’n wijze verloopt dat de zin
om de werkelijkheid in zich op te nemen verpietert.
De exploratieve ingesteldheid is ook van direct belang voor
ondernemingszin. Het levert de basis voor verbeeldingskracht en
creativiteit. Maar op een directe manier garandeert het dat er
ondernomen wordt omdat waarnemingen van de werkelijkheid het
startpunt vormen voor grensverleggende ideeën.
ATTITUDES EN INTERESSES
De basisbehoeften geven de algemene stuwkracht weer en de
richtingen die deze kan uitgaan. Met attitudes en interesses
bewegen we ons op een concreter niveau. Zij leveren het meer
specifieke patroon van het geheel van situaties en objecten
waarvoor iemand aanspreekbaar is. Attitudes en interesses vormen
de concrete voelsprieten, de antennes, de facetten (van het oog), de
frequenties (van de radio), de kanalen (van het televisietoestel)…
die klaarzitten om binnenkomende signalen te capteren. Passeert er
een element dat relevant is dan krijg je meteen een affectieve
reactie (“hé, dit is iets!”) die naargelang de inhoud aanleiding geeft
tot een bepaald soort van gedragsreactie. Attitudes en interesses
werken dus als filters en tegelijk startknop. Ze hebben daardoor een
grote impact op wat we doen… en laten.
Zo onderscheiden we sociale attitudes: het al of niet graag met
anderen samenwerken, zich eerder op de achtergrond houden, zich
luisterbereid opstellen, veel aandacht van de anderen opeisen,
eerder volgend dan leidend zijn, makkelijk kritiek geven of niet,
22
een zorgende instelling hebben of eerder de positie innemend van
ontvanger van zorg en aandacht…
Als een concretisering van de behoefte om zichzelf als competent
te zien en de behoefte aan zingeving in het leven, hebben mensen
soms duidelijke verwachtingen over hun (toekomstig) beroep of
invulling van vrije tijdsbesteding: wat wil men worden, waar
droomt men van (piloot worden, acteur, kinderverzorgster,
diepzeeduiken)?
In verband met de exploratiedrang vindt men bij mensen duidelijke
voorkeuren voor bepaalde thema’s terwijl andere als saai en
oninteressant gelden: interesse voor alles wat met planten te maken
heeft, voor een bepaald tijdperk, een land…
Bij sommigen is er een zeer enge belangstelling, anderen zijn
nagenoeg door elk thema te boeien. Die persoonlijke interesse en
affiniteit voor bepaalde onderwerpen vormt vaak de
voedingsbodem voor het ondernemen. Mensen maken er hun
beroep van.
ETHISCHE DIMENSIE
In het overzicht van elementen die onder ‘richting’ thuishoren
komen we onvermijdelijk bij de ethische dimensie terecht. Deze
vormt eigenlijk de sluitsteen. Een mens kan zich immers door een
brede waaier van drijfveren laten leiden, het is pas met de ethische
dimensie dat de morele waarde wordt bepaald én het
maatschappelijk belang wordt verankerd.
De ontwikkeling van competenties
De ontwikkeling van een bepaalde ‘waardenoriëntatie’
op zich garandeert op dit vlak niets.
vormt de kern van de persoon. Het is het hart, het
Hoe succesvoller we zijn in het
'programma' dat bepaalt wat iemand écht belangrijk
ontwikkelen van competenties bij
vindt en wat niet, wat voor iemand telt en niet telt, wat
mensen, des te belangrijker wordt de je nastreeft en je onverschillig laat, wat de doorslag
waardenoriëntatie van de persoon.
geeft en wat je zonder verpinken negeert, waar je voor
De ‘onderneming’ van 11 september gaat en wat je niet zal raken.
mag men in zekere zin geniaal
noemen, maar op het morele vlak is
het wel een historisch dieptepunt. Zelfs de ontwikkeling van sociale
competentie, empathie, zich in anderen kunnen verplaatsen… is
geen garantie voor positieve omgang met anderen. Je kan die
sociale vaardigheden immers even goed inzetten om op een perfide
manier macht uit te oefenen, anderen op hun zwakke plek te
nemen, ze gewiekst tot dingen te bewegen die niet goed voor ze
zijn…
Waardenopvoeding, want daarover gaat het, opereert in het gebied
van het behoeftesysteem, in het weefsel waar motivatie vorm krijgt.
Waardenopvoeding houdt zich bezig met de ontwikkeling van
basisattitudes en wil langs die weg maken dat mensen ethische
motieven ontwikkelen en zichzelf in een moreel verantwoorde
richting sturen, hun capaciteiten voor de ‘juiste dingen’ inzetten.
Wat zijn dan die ‘juiste dingen’? Welke waarden moeten
23
richtinggevend zijn en de basisattituden 'dicteren'?
Gelukkig is het antwoord hierop globaal genomen makkelijk te
geven. In weerwil van grote cultuurverschillen, lijkt er zich wel
wereldwijd een consensus af te tekenen over wat uiteindelijk
belangrijk is. We moeten zò in mekaar zitten dat we geen obstakel
vormen voor het leven en de ontplooiing van anderen. Of nog
krachtiger: basisattitudes moeten maken dat de 'Rechten van de
mens' gevrijwaard worden en dat we ons in het verzekeren ervan
actief inzetten. Volwassenen moeten gevoelig zijn voor de 'Rechten
van het kind' en zich engageren om die waar te maken.
Voor de waardenoriëntatie die we hier schetsen vinden we
ruimschoots aanknopingspunten in de recente
ondernemersliteratuur.
ETHIEK EN ONDERNEMEN
Ondernemen vandaag heeft te maken met toenemende
globalisering, vormen van netwerken, hoog technologische
ontwikkelingen en meer kritische en meer bewuste consumenten
(ministerie van Vlaamse gemeenschap 2002). Meer en meer wordt
de ondernemer geconfronteerd met ethische vragen waarbinnen
hij/zij zichzelf moet positioneren. In het bewust zijn van het
‘ethisch ondernemen’ ligt een grote uitdaging om bij jongeren en in
het onderwijs ondernemerschap in een waarden-vol perspectief te
plaatsen en een appel te doen op het maatschappelijk engagement
dat bij ondernemen hoort. Ondernemen is essentieel voor de
werkgelegenheid maar heeft daarin ook een belangrijke
verantwoordelijkheid doordat het bijdraagt tot emancipatie en
integratie van minderheidsgroepen en sociaal achtergestelden
(Willems 2001, 25). Ondernemingszin leidt vaak impliciet tot het
oplossen van maatschappelijke problemen (we denken bijv. aan
diverse vormen van mantelzorg die op zelfstandige basis opgezet
worden).
Duurzame ontwikkeling is de notie die sedert de Wereldconferentie
in Johannesburg gebruikt wordt als toetssteen voor het ethisch
verantwoord bezig zijn van ondernemingen. Ondernemen moet
duurzame resultaten opleveren, gebaseerd zijn op respect voor
mens en milieu. Instaan voor een duurzame ontwikkeling
veronderstelt een dubbele vorm van inclusief denken. Om te
beginnen het meenemen van de positie van allen die op één of
andere wijze door het ondernemen worden geraakt, een houding
van internationale solidariteit. De tweede vorm van inclusief
denken strekt zich niet uit over de ruimte, maar over de tijd en
vraagt aandacht voor het welzijn van de toekomstige generaties.
BASISHOUDING VAN VERBONDENHEID
Wat het ervaringsgericht onderwijs nastreeft is een grondhouding
van “verbondenheid” met alles wat leeft, een ervaren van het deel
zijn van de geschiedenis, de kosmos, het 'overstijgende'. Die
beleving van verbondenheid maakt dat mensen zorg gaan dragen
voor zichzelf, de ander, de omgeving, de wereld. Van hieruit creëer
24
je respect en een band met het groter levensgeheel. Verbondenheid
als basisattitude is de meest fundamentele vorm van preventie voor
destructief en respectloos gedrag: “een voorwerp dat je dierbaar is,
zal je niet schenden; iemand of een omgeving die je respecteert en
voor wie je je mee verantwoordelijk voelt, zal je geen kwaad
berokkenen.” (Depuydt, 1993). Verbondenheid (of re-ligare, in de
breedste betekenis) staat haaks op de-linkwentie. De-link-wentie is
juist het ont-koppelen. Maar verbondenheid is meer dan preventie.
Het vormt tegelijk de basis voor ondernemen, voor het zich
verantwoordelijk voelen en voor een gedrevenheid die bij het
maatschappelijk engagement hoort.
De ‘tools’: competenties
Ondernemingszin heeft te maken met keuzes maken, juiste
beslissingen nemen, zich voor iets inspannen, het op een
behoorlijke manier aan boord leggen… Dit ‘managen’ of ‘beheren’
staat boven alle competenties. De competenties waarover iemand
beschikt behoren juist tot de dingen die door zelfsturing beheerd
worden.
Bij een goede zelfsturing benut je je sterke kanten en probeer je je
handicaps op één of andere manier te compenseren. Je kan het
vergelijken met een kaartspel: een goed beheer maakt dat je uit een
gegeven set van kaarten het maximum kan halen.
Eén en ander belet niet dat er bij zelfsturing en bij ondernemen
meer te bereiken valt als je op diverse vlakken over goed
ontwikkelde vaardigheden en inzichten beschikt. Dat zijn dan extra
troeven die het succes van ondernemen verhogen.
SOCIALE COMPETENTIE EN COMMUNICATIEVAARDIGHEID
Een hele waaier aan vaardigheden en inzichten die gewoonweg tot
de basisuitrusting van mensen zouden moeten behoren, krijgen in
de context van het ondernemen een extra gewicht. Het zijn lifeskills: ze moeten tot op zekere hoogte aanwezig zijn om zich in de
samenleving te kunnen handhaven.
We beginnen bij sociale competentie omdat ondernemen zich bijna
onvermijdelijk in een sociale context afspeelt en interactie met
anderen bijna onvermijdelijk is.
Sociale competentie is gebouwd op empathie: het vermogen om
het perspectief van de ander in te nemen en zich meer bepaald in
anderen te verplaatsen: in hun gevoelens, in hun percepties en
gedachten en in hun intenties en motieven. Dat intuïtief kunnen
vatten van het emotioneel beleven van mensen, van de manier
waarop ze de situatie bekijken en van wat hen kan motiveren maakt
het mogelijk om interacties tussen mensen in allerlei situaties te
begrijpen en gedragingen te voorspellen, rekening houdend met de
specifieke sociale en culturele context.
Om succesvol met anderen om te gaan moet je bovendien over een
breed gedragsrepertorium beschikken en goed kunnen aanvoelen
wat in een bepaalde situatie de meest effectieve tussenkomst is.
25
Sociale competentie komt op vele manieren in een effectieve
zelfsturing en bij het ondernemen een rol spelen.
Het begint al bij het inschatten van wat anderen kan interesseren en
waarvoor mensen aanspreekbaar zijn. Als je mensen wil bewegen –
in de commerciële of niet commerciële context – dan moet je heel
goed met hun ogen naar de wereld kunnen kijken: wat zijn hun
noden, wat kan hen boeien, waar liggen ze wel en niet wakker van?
Sociale competentie is heel sterk aanwezig in de directe
communicatie: hoe spreek je mensen aan, hoe vlot maak je contact,
hoe makkelijk stel je mensen op hun gemak, hoe snel zoom je in op
iemands’ bekommernissen? Iedereen heeft wel ervaringen waarin
je je als ‘cliënt’ op een ‘vierkante’ manier behandeld voelt,
genegeerd of op de kast gejaagd.
De link tussen sociale competentie en ondernemen is snel gelegd.
Alles wat onder de noemer van ‘klantgerichtheid’ komt te staan is
gebaseerd op het vermogen om het perspectief van de ander in te
nemen. Iemand kan als ondernemer sterker functioneren wanneer
hij/zij goed is in het leggen van contacten, het opbouwen van
relaties, netwerkvorming, onderhandelen,…
EXPRESSIEVERMOGEN EN ZIN VOOR VORMGEVING
Sociale competentie bepaalt wat je
Expressievaardigheid is…
zegt, maar niet hoe je het zegt. Een
de competentie om zich op een intense wijze bewust te
extra troef vormt daarbij natuurlijk
zijn van gewaarwordingen en betekenissen en de kunst
een sterk ontwikkeld
te beheersen om deze betekenissen door middel van
expressievermogen. Dan denken
woorden of symbolen op een krachtige manier te
we in de eerste plaats aan
articuleren.
taalvaardigheid. Het is het
Een goed communicator beheerst met grote
vermogen om taal te beheersen als
trefzekerheid het proces van voelen en uiten, van
‘instrument’ om iets wat je ervaart,
gewaarworden en uitdrukken, van fantaseren en
voelt of denkt op een trefzekere en
vertellen, van denken en overbrengen
indringende manier tot uitdrukking
te brengen (mondeling of
schriftelijk). Taalvaardigheid in de passieve zin, gaat over de
competentie om vlot te verstaan wat anderen verwoorden in allerlei
vormen (mondeling en schriftelijk), in allerlei situaties en via
allerlei media (krant, gebruiksaanwijzingen, gidsen, internet…).
Maar expressie moeten we verbreden naar alles wat op één of
andere manier met communicatie te maken heeft. Of je nu een
winkel of een school beheert, een cultureel centrum of een
brasserie, alles wat met vorm te maken heeft straalt iets uit, bevat
een boodschap, vertelt de ‘cliënt’ of ‘gebruiker’ wat voor ‘cultuur’
er in dat huis heerst. De kleur van de muren, het meubilair, de
manier waarop het uitstalraam is ingericht, de wijze waarop de
ruimte is verdeeld, waar de toog staat, het logo, zovele details als
de klink die je bij het binnengaan vastpakt, ze hebben een
onmiddellijke impact. Ze wekken bij het allereerste contact in een
fractie van een seconde een bepaald dominant gevoel. Ze zijn
uitnodigend, neutraal of afstotend. Ook hier zijn er voorbeelden te
26
over bij allerlei ondernemingen van absolute blindheid voor de
boodschap die men op deze manier uitzendt. Gebrek aan middelen
is daarbij niet altijd de hoofdoorzaak van falende communicatie!
INZICHT IN MAATSCHAPPELIJKE FENOMENEN
Je leven – of dat nu privé is of professioneel – leid je in een
maatschappelijke context. Competent omgaan met en je met succes
bewegen in de samenleving vereist goed geïnformeerd zijn, maar
nog meer, een (intuïtief) inzicht in allerlei aspecten van de
samenleving. Het gaat over het politiek bestel (hoe zit het beleid en
de besluitvorming in elkaar?), over alles wat met rechtspraak te
maken heeft (hoe probeert een samenleving zaken min of meer
geordend en ‘fair’ te doen verlopen?), over culturele
ontwikkelingen en manieren waarop mensen hun leven vorm
geven, over het economisch bestel.
Kijken we naar het ondernemen, dan is het oog hebben voor socioculturele fenomenen heel belangrijk. Het gaat hier over inzichten in
diverse factoren die spelen in de samenleving: oog hebben voor
belangrijke sociale en politieke gebeurtenissen, opvattingen, trends,
culturele verschijnselen die je onderneming kunnen beïnvloeden of
die aanleiding kunnen geven tot het opzetten van een onderneming.
Economie is…
Met het economische raken we natuurlijk een
andere centrale pijler van het ondernemen.
via optimale keuze tussen schaarse middelen
Waarover dit gaat begrijpen we direct als we
kunnen voorzien in behoeften van mensen in
zien hoe moeilijk het voor kinderen is om te
de samenleving, kunnen komen tot een
vatten waar geld vandaan komt, dat geld ‘op
hogere welvaart , een hoger welzijn …
een boekje’ toeneemt (hoe verloopt zo’n
vermenigvuldiging?), waarom eenzelfde
zonder de volgende generaties in gevaar te
flesje cola in de winkel minder kost dan in
brengen om ook in hun behoeften te voorzien
een café. Inzicht in het functioneren van de
economie gaat over goed kunnen inschatten
users.pandora.be/jvl-economie/Milieu.PDF
welke middelen nodig zijn om producten en
diensten voort te brengen, hoe je die middelen
het best beheert om je doelen te bereiken, over het begrijpen van
hoe een markt werkt, de rol van inflatie, de impact van schaarste op
prijzen…
MATHEMATISCHE VAARDIGHEDEN
In de marge van dit begrijpen van alles wat met het voortbrengen
van producten en met handel te maken heeft, spelen mathematische
vaardigheden een rol: bij ondernemen komen zowiezo financiële
aspecten kijken. Je hoeft daarvoor niet geen rekenwonder te zijn,
maar het min of meer vlot kunnen omgaan met cijfers is een
vaardigheid die je al in het beheer van je huishoudbudget moeilijk
kan missen. Die competentie speelt een nog grotere rol als er op
welk vlak dan ook ondernomen wordt: als consument of als
initiatiefnemer van grotere evenementen.
27
DOMEINSPECIFIEKE COMPETENTIES
Alle voorgaande rubrieken kunnen we beschouwen als
domeinoverstijgende competenties. Ze behoren tot wat de
basisuitrusting van elke persoon zou moeten zijn, en komen dan
ook voor in het basiscurriculum van het onderwijs. We noemen ze
daarom domeinoverstijgende competenties.
Met de domeinspecifieke competenties verwijzen we naar een set
van specifieke vaardigheden en inzichten die direct gelinkt zijn met
de activiteiten die in een onderneming centraal staan. Het gaat over
stielkennis, vakmanschap, meesterschap. Naarmate je als
ondernemer zelf heel dicht bij het ‘productieproces’ staat is een
grote specifieke deskundigheid een absolute troef: een fotograaf,
bakker, garagist, accountant, entertainer, leidinggevende in een
afdeling van een ziekenhuis, filiaalhouder van een restaurant,
directeur van een school, advocaat… hebben er alle belang bij zelf
een kei te zijn in hun vak. Die grote affiniteit met de inhoud van de
onderneming maakt het mogelijk dat er kwaliteit wordt afgeleverd
– wat uiteindelijk toch de kern is van de zaak.
Maar het is goed zich te realiseren dat we deze domeinspecifieke
competenties in de zijlijn plaatsen: het is op zich zeker geen
garantie voor succes. Het idee “als het maar goeie stielmannen /vrouwen worden, de rest komt later wel” is dan ook geen goed
uitgangspunt (we vinden het terug in bepaalde opleidingen die te
eenzijdig op het vakmanschap zijn gericht). Veel hangt immers af
van hoe met die competentie en intrinsieke kwaliteiten wordt
omgegaan. Bij gebrek aan een goeie zelfsturing en
ondernemingszin zien we uitstekende vakmensen maar al te vaak in
hun opzet mislukken.
Persoonlijkheid
De beschreven componenten zijn de bouwstenen waaruit een
persoon is samengesteld. Toch is die persoon meer dan de som van
die elementen. Bij wijze van spreken kan je twee personen hebben
die op alle dimensies hetzelfde profiel hebben, maar die je toch als
absoluut verschillend ervaart. Dat ‘meer’ of dat ‘andere’ benoemen
is niet zo eenvoudig.
Het uiterlijk is al een eerste gegeven. Hoe iemand er staat, mimiek
en expressie typeren de persoon. Verder gaat het over
karaktertrekken, temperament. En in de diepte is er in de
presentatie van een persoon ook de overdracht van ‘wat voor mens
dit is’.
Dit is een handvol kenmerken die helpen het portret te schetsen:
-introvert zijn (naar binnen gekeerd) of eerder extravert (heel open
en communicatief, contactnemend, spontaan, een open boek…)
-innemend zijn, toegankelijk, niet-bedreigend, lief, sympathie
wekkend of eerder afstandelijk, uit de hoogte, waar je geen vat op
hebt of je je niet veilig bij voelt?
-energiek, vol vitaliteit, stralend, met een directe stimulerende
impact op de omgeving, of eerder mat, somber, weinig
dynamisch…
-komt iemand over als betrouwbaar, als degelijk, als ‘uit één stuk’,
28
Psychologen verwijzen
naar een min of meer
stabiele onderliggende
structuur die het handelen
van een persoon kleurt
(Nandram 2000). Het gaat
voor ons over “de unieke
wijze waarop iemand
zichzelf realiseert”.
als authentiek, of eerder als onecht, manipulerend…
In het perspectief van ondernemen speelt de persoonlijkheid een
zeer grote rol. Die impact is des te ingrijpender als bij de
initiatieven die men neemt interactie met anderen aan de orde is. En
dat is toch bijna onvermijdelijk zo!
De globale schematische voorstelling
Persoonlijkheid
ONDERNEMINGSZIN
Tools
- Competenties
Zelfsturing
beheren
Creativiteit
innoveren
wil
richting
•sociale vaardigheden
•uitdrukkingsvermogen
•intellectuele
•mogelijkheden
•...
scenario
afstand
Leiderschap
Fundament
Gezonde emotionele basis
Laevers F. en E. Bertrands (2003)
(werd achteraan groot toegevoegd.
29
Energie en motieven
-
Motivatie
- Attitudes / interesses
- Ethische dimensie
De bibliografie
Aebli, H. (1963). Uber die Geistige Entwicklung des Kindes, Stuttgart, Klett.
Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action, A social cognitive
theory, Engelwood Cliffs, NJ Prentice Hall
Bertrands, E., (red) (2003), Themanummer ondernemingszin, Kleuters en ik, jg
19 nr 4.
Bertrands, E., (2003), Kinderen en economie, Ego-echo, jg 6 nr 1.
Bouffard-bouchard, T., Parent, S.,&Larivée, S. (1991). Influence of self-efficacy
on self-regulation and performance among junior an senior high-school age
students. International Journal of Behavioral Development, 14 (2), 153-164.
Center for Education and Industry. (2001). Independent research into learning
for enterprise and entrepreneurship. University of Warwick.
http://www.dti.gov.uk/enterpiseguide/research/final_report.pdf
Csikszentmihalyi, M. (1999). Creativiteit. Over flow, schepping en ontdekking.
(H. Moerdijk, vert.) Amsterdam: Boom. (oorspronkelijke uitgave 1996)
Clarysse B., Crijns H., Goossens H., & Manigaert, S. (2001) The General
Entrepreneurship Monitor 2000, Leuven – Gent, Vlerick Leuven Gent
Management School.
Costa, A. & Kallick ,B. (2002). Kinderen denken leren, MENU-groep,
www.kinderen-denken-leren.nl
Crijns, H. (2003). Icarus achterna ? Essay voor de toekomst: ondernemerschap
in Vlaanderen, Leuven, Vanhalewyck
Declercq, B. (2003). Juf, ondernemen wat is dat ? Tips om zelfsturing en
creativiteit bij kleuters te stimuleren, Kleuters en ik, jg 19 nr 4.
Declercq, B., Ondernemen waarmaken, prikkels om zelfsturing en creativiteit bij
leerlingen te stimuleren, Ego-echo jg 6 nr 1 pp. 23-28.
De Morgen, Naar school gaan is dodelijk voor ondernemingszin, 13-09-02
Dieleman, A.J., Meijers, F., Ter Bogt, T., van Daalen, R., & van der Lans, J.
(1999). Heft in eigen handen: zelfsturing en sociale betrokkenheid bij jongeren.
Assen: Van Gorcum.
Driessen, M.P., & Zwart, P.S. (s.d.) The role of the entrepreneur in smaal
business succes: the Entrepreneurship Scan. University of Gronigen, the
Netherlands.
Dodge, D.T., Dombro, A.L., & Koralek, D.G. (1991). Caring for infants and
Toddlers: A supervised Self-Instructional Training Program. Volume II.
Washington: Teaching Strategies.
Fayolle, A. (1999) L’enseignement de l’entrepreneuriat dans les universités
francaises: analyse de l’existant et propositions pour en faciliter le
développement. Lyon, E.M., Rapport Ministère de l’Education Nationale de la
Recherche et de la Technologie.
Gils, A., & Van Gorp, K. (2001). Zelfsturing als basiscompetentie, bijdrage tot
de ontwikkeling van een meetinstrument voor kleuters en leerlingen. Niet
gepubliceerde licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven.
30
Kickul, J., & Zaper,J.A. (s.d.) Untying the Knot: Do Personal and
Organizational Determinants Influence Entrepreneurial Intentions? , Chicago,
DePaul University, Department of Management
Laevers, F., Het ervaringsgericht onderwijs wil iets teweegbrengen, Uitdagingen
voor het nieuwe millenium. Janssen-Vos, Tien jaar Basisontwikkeling het maakt
verschil, jubileumbundel, maart , p. 30-42.
Laevers, F. (1997). Onderwijs moet iets teweegbrengen, deel 1: zelfsturing of
levenskunst. Kleuters @ ik, Jg 16, nr 2, pp. 6-7
Laevers, F.(1998) Understandig the wordl of objects and of people: Intuïtion al
the core element of deel level learning, International Journal of Educational
Research 29, pp. 69-86.
Laevers, F. (1998). Onderwijs moet iets teweegbrengen, deel 2a: psychosociale
competentie op de kunst van het omgaan I Kleuters @ ik, Jg 17, nr 1.
Laevers, F. (1998). Onderwijs moet iets teweegbrengen, deel 2b: psychosociale
competentie op de kunst van het omgaan II Kleuters @ ik, Jg 17, nr 2.
Laevers, F. (1998). Onderwijs moet iets teweegbrengen, deel 3: Creativiteit:
overstijgen wat is! Kleuters @ ik, Jg 17, nr 4, pp 4-6..
Laevers, F. (1998). Is het kind (nog) in ontwikkeling? Welbevinden en
betrokkenheid maken het verschil ! E.G.O.-Echo, jg 1, nr. 1.
Laevers, F. (1999). Construcivisme: het ‘nieuwe’ pardigma? Egoscoop, 3 (4),
pp. 2-3.
Laevers, F. (2001) Ervaringsgericht werken in de basisschool, Leuven, C.E.G.O.
Laevers, F. (2001) De toekomst is maakbaar, Ego-echo,1(4) pp. 26-30.
Laevers, F. (2002). Het oog van de meester, Een repliek. De
wereld van het jonge kind, sept. pp 26-27.
Laevers, F. & E. Bertrands (2003) De ondernemers uit je klas, wie zijn ze, wat
doen ze? Ego-echo, jg 6, nr 1, pp. 19-21.
Laevers, F & E. Bertrands (2003) De vernieuwers, managers, leiders en
avonturiers uit je klas, kleuters met ondernemingszin. Kleuters en ik, jg 19 nr 4
pp. 2-5.
Katz, L.J. (1995) Talks with Teachers of young Children: A collection, New
Jersey: Alex Publiching Corporation.
L’Echo, Créer une entreprise en Wallonie: possible, L’Echo, 24-04-02, p. 8.
Lawhon, T., (1989). Techniques for nurturing the Rudiments of Self Reliance in
Children from birth to Age Three. Atlanta: Paper presented at the annual
Meeting of the National Association for the Education of Young Children.
Lens, W., & Depreeuw. E.(1998). Studiemotivatie nader bekeken: tussen kunnen
en moeten staat willen, Leuven, Universitaire Pers Leuven
Lewis, A., P Webley & A. Furnham, (1995). The New Economic Mind : The
Social Psychology of Economic Behaviour. New York, Wheatsheaf.
Martinez-Pons, M. (1996). est of a model of parental iducement of academic
self-regulation. The journal of experemental education, 64(3), 213-227.
Mednick, S.A. (1992). The associative basis of the creative process.
31
Psychological review, 69, 220-232.
Meichenbaum, D., Koekoek, A.J., & Donker, F.S.J., (1981). Cognitievegedragsmodificatie: een integrale benadering. Deventer: Van Loghum Slaterus.
Michielsen, S. (2002) Vlaming is niet ondernemend. De Standaard. 21-03-02, p.
1.
Ministerie van Vlaamse gemeenschap. (2002) Ondernemen in 2020, Kleurrijk
Vlaanderen, april 2002. Brussel. http://www.kleurrijkvlaanderen.be
Mischel, W. (1993). Introduction to personality. Fort Worth (Texas): Harcourt
brace College.
Mischel, W., (1996). Grom good intentions to willpower. In P.M. Gollwitzer &
J.A. Bargh (Eds.), The psychology of action: Linking cognition and motivation to
behavior (pp. 197 – 218), New York – London, Guilford Press.
Nandram, S.S.,& Samsom, K.J. (2000). Succesvol Ondernemen: eerder een
kwestie van karakter dan van Kennis, een onderzoeksrapportage. Breukelen:
Universiteit Nyenrode, Center for Entrepreneurship.
http://www.lerenondernemen.nl.
Ninness, H.A.C., Glenn, SS, & Ellis, J. (1993). Assessment an treatment of
emotional of behavioral disorder. Westport (Conn.): Praeger.
Onstenk, J. (2000). Onderwijs en ondernemerschap, i.s.m. CINOP en SLO,
Ministerie van Econcomische zaken. http://www.lerenondernemen.nl.
Rombouts, G. (1998) Algemene economie, krachtlijnen en relaties, Oostmalle,
De Sikkel.
Samyn, S. (2002). Leren ondernemen: VS als schoolvoorbeeld. FinancieelEconomische Tijd, bijlage 30-08-02, p. 1.
Schmitt-Rodermund, E. (s.d.). Wer hat das Zeug zum Unternehmer?
Psychologische Vorläufer für unternehmerischen Erfolg. Universität Jena,
Institut für Psychologie.
Sewell, A.M., & St George, A.M. (1997). Self-efficacy in th classroom:
developing the skills of citizenship. Childrens’s social and economics
education, 2, 136-144.
Smith, G.J.W. & Carlsson, I.M. (1990). The creative process: A functional
model based on empirical studies from early childhood to middle age
(Psychological Issues Monograph n° 57). Madison: International universities
press.
Sonuga-Barke, E.J.S. (1996). Debate and argument: When ‘Impulsiveness’ is
delay aversion; a reply to Schweitzer and Sulzer-Azaroff (1995). Journal of
child pychology and psychiatry, 37, 1023-1025.
Sternberg, R., J. (1999). The theory of successful intelligence. Review of
General Psychology, 3, (4), 292-316.
Sternberg R.J. & Lubart, T.I. (1995). Defying the crowd. Cultivating creativity
in an culture of conformity. New York: The Free Press.
Sternberg, R.J. & Lubart, T.I. (1996). Investing in creativity. Journal of the
American Psychological association, 51 (7), 677-688.
Thornton, S.(1995). Children solving problems. Londen: Harvard University
Press.
32
Torrance, E.P. (1998). The nature of creativity as manifest in its testing. In R.J.
Sternberg (ed.), The nature of creativity. Contempory psychological perspectives
(pp. 43-75), Cambridge University Press.
Van Dievel, K. (1995). Zelfsturing bij kleuters. Verkenning van het concept en
ontwikkeling van een observatielijst op basis van theoretisch en empirisch
onderzoek. Niet gepubliceerde licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit
Leuven.
Vesalainen, J.,& Pihkala, T. (s.d). Motivation Structur and Entrepreneurial
Intentions, University of Vaasa, Finland.
Van Damme, H. (2000) Starterscoach, handleiding + CD-rom, Brussel, UNIZOstartersservice.
Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen. (2002). Wat “heeft” de
geslaagde ondernemer?, benjispringer of cijferaar. Vizie., nr 25, pp. 4-7.
Vloebergh, W & B Verstraeten, (2003) Met grote onderscheiding, Laureaten
ondernemende school, UNIZO-vorming
White, R.W. (1959). Motivation reconsidered: The concept op competence.
Psychological Review, 66, pp 297-333
Willems V. (2001), KMO en Onderwijs, Unizo-onderzoek en actieplan, KMO
Cahier 12, Brussel, studiedienst UNIZO.
Ybeman, G. (1999). De ondernemende samenleving, meer kansen, minder
belemmeringen voor ondernemerschap. Nota aangeboden door de
staatssecretaris van economische zaken Nederland.
http://www.lerenondernemen.nl.
33
Bijlage
(zie apart aangeleverd bestand)
34
ACHTERFLAP TEKST
In de potentiële, nog niet ontwikkelde 'ondernemingszin' ligt een
gigantisch maatschappelijk kapitaal dat nog onvoldoende naar
waarde wordt geschat. Een potentieel dat - in tegenstelling tot
andere meer materiële condities zoals ligging en het al dan niet
beschikken over natuurlijke rijkdommen - elke samenleving als
grondstof ter beschikking heeft en kan ontsluiten. Het mooie aan
ondernemingszin is immers dat het op zich geen geld kost noch
energie verslindt: het is wat er aan mogelijkheden ligt, gewoon
beter benutten. Ondernemen hebben we hard nodig indien we
kwaliteit in ons leven willen en … de wereld beter willen maken.
Ondernemingszin ontginnen vereist een lange termijn denken, een
opdracht die reeds bij de jongste kinderen, moet en kan beginnen
en doorheen alle niveaus van onderwijs moet gekoesterd worden.
35
Persoonlijkheid
ONDERNEMINGSZIN
Tools
- Competenties
Zelfsturing
beheren
Creativiteit
innoveren
wil
richting
•sociale vaardigheden
•uitdrukkingsvermogen
•intellectuele
•mogelijkheden
•...
scenario
afstand
Leiderschap
Fundament
Gezonde emotionele basis
Laevers & Bertrands 2003
36
Energie en motieven
-
Motivatie
- Attitudes / interesses
- Ethische dimensie
Download