leren_ho_toekomst.book Page 61 Tuesday, October 27, 2015 3:07 PM BIJLAGE 2 Hoe is het gesteld met de kwaliteit in het hoger onderwijs? Kwaliteit moet beter Die boodschap is enige jaren geleden door onder meer de commissie-Veerman stevig neergezet en door velen omarmd: “Hoger onderwijs en onderzoek zijn de pijlers onder onze kenniseconomie. Als Nederland tot de top 5 van de meest concurrerende economieën in de wereld wil behoren dan moet het hoger onderwijs veel beter: de studie-uitval is te hoog, talent wordt te weinig uitgedaagd en er is te weinig beweeglijkheid om de gevarieerde vraag van studenten en de arbeidsmarkt goed te bedienen. De kwaliteit en diversiteit moeten over de volle breedte van het hoger onderwijs omhoog” 1. Ook de SER heeft in zijn advies over het hoger onderwijs uit 2011 nadrukkelijk gewezen op de nadelen voor jongeren, samenleving en economie van de hoge studie-uitval, het hoge aantal verkeerde studiekeuzes en daarmee gepaard gaande studiewisselingen en het dientengevolge lang studeren (zie kader)2. SER over Strategische Agenda 2011 De basiskwaliteit in het hoger onderwijs moet omhoog. Een belangrijk aspect daarbij is de kwaliteit van de docenten, in het bijzonder in het hbo. Met een betere basiskwaliteit kunnen excellentieprogramma’s zich richten op toptalent in zowel wo als hbo. Er moet sterker worden ingezet om de juiste student op de juiste plaats te krijgen. Een betere inhoudelijke voorlichting door onderwijsinstellingen over studierichtingen en opleidingen, een betere voorbereiding door studenten, en selectie en matching gericht op het beter bij elkaar laten passen van student en opleiding. Bij zowel selectie als financiële maatregelen moet ervoor worden gewaakt dat dit niet ten koste gaat van de toegankelijkheid. De raad vraagt daarbij aandacht voor opleidingen die een rol kunnen spelen in het oplossen van arbeidsmarktknelpunten. Met de commissie-Veerman pleit de raad voor meer differentiatie in het hoger onderwijs, om studenten en de arbeidsmarkt beter te kunnen bedienen (een veelzijdig en efficiënt onderwijsaanbod, waaronder de associate degree en meer mogelijkheden tot excellentie in hbo en wo). Versnippering van het aanbod aan 1 2 Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel (2010) Differentiëren in drievoud. SER (2011) Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Wetenschap en Onderzoek. 61 leren_ho_toekomst.book Page 62 Tuesday, October 27, 2015 3:07 PM opleidingen moet daarentegen terug worden gedrongen op onderwijskundige en beroepsmatige of vaktechnische gronden. Wel moet er een duidelijk onderscheid blijven tussen hbo en wo. In de samenwerking tussen het georganiseerd bedrijfsleven en het hoger onderwijs, met name de hogescholen, is veel te winnen door te komen tot overleg op landelijk niveau. Verder dient aansluiting gezocht te worden bij de negen topsectoren. Bron: SER (2011) Advies Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap. Enkele zorgwekkende indicaties Op basis van onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs constateert de SER dat het diplomarendement nog steeds zorgwekkend laag ligt en in het hoger beroepsonderwijs een dalende trend vertoont (zie kader)3. Voor het eerst neemt de studie-uitval iets af, maar het aantal studiewisselingen blijft vooralsnog onverminderd hoog met percentages tussen de 20 (hbo) en 27 procent (wo) in 2012/2013. Het is nog te vroeg om te beoordelen of de effecten van de maatregelen uit de Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs er (onder meer) toe leiden dat studenten een juiste studiekeuze maken en al bij aanvang van de studie op de juiste plek terechtkomen. In het algemeen kan zeker gesteld worden dat investeren in goede studie(keuze)begeleiding dure ‘reparaties’ achteraf kan voorkomen. Meer informatie over diplomarendement, studiewisselingen en studie-uitval is opgenomen in bijlage 3. Hoe is het nu met de kwaliteit van het hoger onderwijs gesteld? Studiesucces is een belangrijke indicator van de prestaties van het onderwijs. De trend die de Inspectie van het Onderwijs de afgelopen jaren signaleerde in het hbo zet door: het diplomarendement van voltijd hbo-bacheloropleidingen is laag en neemt zelfs verder af. Van de studenten uit cohort 2008 heeft 60 procent na vijf jaar (de nominale studieduur plus een jaar) een diploma*. In het wo neemt het diploma * 3 62 Studenten die binnen het eerste jaar van opleiding veranderen of uitvallen, zijn hier buiten beschouwing gelaten. Dit komt overeen met de definitie van ‘herinschrijvers aan de instelling’ zoals gebruikt in de prestatieafspraken. Ook de reviewcommissie signaleert in haar midtermreview (Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek, 2014) dat bij een belangrijk deel van de instellingen weinig vooruitgang is geboekt of zelfs sprake is van een afname van het diplomarendement. Vermeld dient te worden dat bepaling van het diplomarendement met een ‘vertraging’ van 7 jaar wordt bepaald om de arbeidsmarkteffecten mee te kunnen wegen. leren_ho_toekomst.book Page 63 Tuesday, October 27, 2015 3:07 PM BIJLAGE 2 rendement de laatste vijf jaar toe en ligt het nu hoger dan in het hbo. Wanneer uitval en opleidingsswitch gedurende het eerste opleidingsjaar niet wordt meegerekend, heeft 65 procent van de studenten van het cohort 2009 na vier jaar een diploma aan de instelling behaald. Tussen opleidingen bestaat veel variatie in diplomarendement, waarbij de technische universiteiten gezamenlijk het laagste diplomarendement hebben. Het diplomarendement van de voltijd associate degree ligt laag: van de studenten die in 2010 een tweejarige AD zijn gestart is 27 procent binnen een jaar uitgevallen, 19 procent stapte over naar een andere opleiding en ruim een kwart heeft na drie jaar een diploma gehaald aan dezelfde instelling als waar ze hun studie begonnen. De Inspectie van het Onderwijs constateert verder dat de kwaliteit van de meeste opleidingen ten minste voldoende of goed is, gelet op de verleende accreditaties door de NVAO (Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie) en onderzoek naar het functioneren van examencommissies. In internationaal perspectief neemt het Nederlandse hoger onderwijs een stevige positie in**. Ook ontwikkelt de studenttevredenheid zich positief, maar met een duidelijk kritische kanttekening over de mate waarin docenten als inspirerend worden ervaren. Het hoger onderwijs moet steeds een goede balans zien te vinden tussen kwaliteit, studiesucces en toegankelijkheid voor een brede instroom. ** De Inspectie verwijst naar de bevindingen in de Education and Training Monitor van de Europese Commissie. Bron: Inspectie van het Onderwijs (2015) De staat van het onderwijs, Onderwijsverslag 2013/2014. De bovenstaande tegenvallende prestaties van het hoger onderwijs geven volgens de raad een indicatie dat de kwaliteit op dit moment nog niet in orde is. Ook andere aspecten van kwaliteit, zoals de studenttevredenheid, de internationale positie, de verleende accreditaties en de bevindingen uit onderzoek naar examencommissies (zie kader hierboven) laten zien dat de kwaliteit over het algemeen voldoende is, maar zeker niet zonder meer en over de hele linie goed is te noemen. Voeg daarbij de aanzienlijke uitdagingen die de komende jaren op het hoger onderwijs afkomen (zie hoofdstuk 2), dan moge helder zijn dat het verder bevorderen van de kwaliteit van het hoger onderwijs de hoogste prioriteit verdient. 63